UNIVERSITEIT MAASTRICHT FACULTEIT DER CULTUUR- EN MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN
Master Kunst- & Cultuurwetenschappen track Kunst, Cultuur en Erfgoed Onderwijs- en examenregeling & Regels en Richtlijnen
Academisch jaar 2013/14
Index
Paginanummer
Inleiding 1.
Onderwijs- en examenregeling Paragraaf 1 Paragraaf 2 Paragraaf 3 Paragraaf 4 Paragraaf 5 Paragraaf 6
2.
2
3 3-10
Algemene bepalingen Opbouw van de opleiding Tentamens en examens Toelating Studiebegeleiding Overgangs- en slotbepalingen
Rules and Regulations
3 4 5 8 9 10 11-14
Bijlage I
Reglement stage
15
Bijlage II
Reglement project(en)
16
Bijlage III Reglement scriptie
17
Bijlage IV Reglement van orde bij toetsen
18
Master Kunst- & Cultuurwetenschappen: Kunst, Cultuur en Erfgoed
Inleiding De masteropleiding Kunst- & Cultuurwetenschappen bestaat uit drie tracks: ‘Kunst, Literatuur en Samenleving’ en ‘Politiek en Samenleving’, en ‘Kunst, Cultuur en Erfgoed’. De eerste twee tracks ‘Kunst, Literatuur en Samenleving’ en ‘Politiek en Samenleving’ van deze master zijn een doorstroommaster; de derde track ‘Kunst, Cultuur en Erfgoed’ betreft een selectieve masteropleiding. Om onderscheid te maken tussen enerzijds de doorstroomtracks ‘Kunst, Literatuur en Samenleving’ (KLS) en ‘Politiek en Samenleving’ (PS), en anderzijds de selectieve track ‘Kunst, Cultuur en Erfgoed’, wordt de Onderwijs- en Examenregeling van de Master Kunsten Cultuurwetenschappen in twee aparte documenten weergegeven. Dit boekje betreft de regeling voor de selectieve track ‘Kunst, Cultuur en Erfgoed’; de regeling voor de twee doorstroomtracks wordt in een apart document gepresenteerd.
1. Onderwijs- en Examenregeling Onderwijs- en Examenregeling van de masteropleiding Kunst- & Cultuurwetenschappen: track ‘Kunst, Cultuur en Erfgoed’, verder te noemen de opleiding. De regeling is vastgesteld door het bestuur van de faculteit na verkregen advies van de opleidingscommissie en na verkregen instemming c.q. gehoord de faculteitsraad, en geldt met ingang van 1 september 2013 voor het studiejaar 2013/14.
Paragraaf 1
Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Toepasselijkheid van de regeling Deze regeling is van toepassing op het onderwijs en de examens van de opleiding. De opleiding wordt verzorgd door de Faculteit der Cultuur- en Maatschappijwetenschappen, verder te noemen: de faculteit. Artikel 1.2 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek; b. student: hij/zij die is ingeschreven aan de masteropleiding voor het volgen van het onderwijs en/of het afleggen van de tentamens en de examens, en die in overeenstemming met artikel 7.34 lid 1 sub b van de Wet gerechtigd is deel te nemen aan de tentamens en examens van de opleiding waarvoor hij/zij ingeschreven is; c. studiejaar: de periode van 1 september van een kalenderjaar tot en met 31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar, bestaande uit 2 semesters; d. semester: deel van het studiejaar, het eerste beginnend op 1 september en eindigend eind januari/begin februari daaropvolgend, het tweede beginnend direct na afloop van het eerste en eindigend op 31 augustus; e. opleiding: de masteropleiding genoemd in artikel 1.1 van deze regeling; f. blok: een onderwijseenheid van de opleiding als bedoeld in de wet; g. practicum: de oefening als bedoeld in artikel 7.13 lid 2 onder d van de wet in de vorm van: bibiotheek technieken; academisch schrijven; presentatie vaardigheden; interview training; participant observatie; kwantitatieve analyse; historische analyse; retorische analyse. h. module: een onderwijsonderdeel van het programma (bijvoorbeeld blok, practicum en schrifteljik werkstuk);. i. docent-studentbeoordeling: een beoordeling door de docent op basis van aanwezigheid, participatie en inhoudelijke inbreng tijdens de onderwijsgroepsbijeenkomsten; j. tentamen: een onderdeel van het examen als bedoeld in artikel 7.10 van de wet; k. studiepunt: eenheid uitgedrukt in ECTS, waarbij een studiepunt gelijk staat aan 28 studie; l. examen: het afsluitend masterexamen van de opleiding; 3
Master Kunst- & Cultuurwetenschappen: Kunst, Cultuur en Erfgoed
m. n. o. p. q. r.
s. t. u.
examinator: de door de Examencommissie aangewezen persoon die belast is met het afnemen van de tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan; Examencommissie: de Examencommissie als bedoeld in artikel 7.12 van de wet; College van Beroep: het College van Beroep voor de Examens als bedoeld in artikel 7.60 van de wet; Faculteitsbestuur: het bestuur van de faculteit als bedoeld in artikel 9.12 van de wet; UM: Maastricht University (Universiteit Maastricht); regels en richtlijnen: de door de Examencommissie vastgestelde regels met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens de tentamens, respectievelijk de richtlijnen met betrekking tot het beoordelen van de afgelegde tentamens en het vaststellen van de uitslag van de tentamens en de examens als bedoeld in artikel 7.12 van de wet. een student heeft altijd minimaal twee inschrijvingen: een voor zijn master programma, en een voor de opleiding “extracurricular courses”; het Faculteitsbestuur, de Examencommissie en de examinatoren kunnen bij het onderwijs en de examinering gebruik maken van internet en email; Email communicatie met ingeschreven studenten vindt via het UM e-mail adres; ingeval van papieren correspondentie gebruikt de UM het correspondentieadres zoals door de student in Studielink aangegeven,, bij ontbreken daarvan het standaardadres.
De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent. Artikel 1.3 Doel van de opleiding Doel van de opleiding is om de studenten de theorie en praktijk van kunst-, cultuur- en erfgoedbeleid, -management en –educatie te leren begrijpen, zowel in Nederland als daarbuiten. De opleiding is interdisciplinair, waarbij kunst- en cultuurgeschiedenis, cultuursociologie, museologie, economie van de kunsten en heritage studies de belangrijkste voedende disciplines zijn. De opleiding verbindt de bestudering van theoretische inzichten met analyse van de professionele praktijk. De opleiding beoogt – voortbouwend op bachelorniveau – de studenten zodanige kennis, vaardigheden en inzichten bij te brengen met betrekking tot belangrijke wetenschappelijke en beroepsmatige vragen en thema’s rond kunst-, cultuur- en erfgoedbeleid, -management en –educatie dat zij in staat zijn tot: zelfstandig denken, oordelen, handelen en leren; het hanteren van de verworven wetenschappelijke kennis en inzichten in een brede maatschappelijk, vaak complexe context; het helder communiceren van conclusies en argumenten aan specialisten en niet-specialisten. De opleiding bereidt voor op beroepsuitoefening binnen de kunst-, cultuur- en erfgoedsectoren. Artikel 1.4 Vorm van de opleiding De opleiding start een keer per jaar in september en is een voltijds programma. Paragraaf 2
Opbouw van de opleiding
Artikel 2.1 Studielast De opleiding heeft een studielast van 60 studiepunten, waarbij een studiepunt gelijk staat aan 28 uur studeren. Artikel 2.2 Programma Het programma bestaat uit 2 verplichte modules van 12 studiepunten, 1 verplichte module van 6 studiepunten, 1 module keuzeonderwijs van tenminste 12 studiepunten en een project en/of scriptie van 12 of 18 studiepunten. Artikel 2.3 Samenstelling programma 1. Het programma omvat de volgende verplichte onderdelen met de daarbij vermelde studielast: - Module 1: Kunst en cultuur: beleid en behoud (8 weken, 12 studiepunten), bestaande uit: ∙ Werkgroep Kunst en Cultuur: beleid en behoud (introductie en verdieping algemene thematiek van de opleiding; de waardering van kunst- en 4
Master Kunst- & Cultuurwetenschappen: Kunst, Cultuur en Erfgoed
∙ ∙
cultuuruitingen uit en in heden en verleden; betekenis, functie en gebruik van cultureel erfgoed; cultuurbeleid) (5 studiepunten) Seminar Kunst- en cultuurgeschiedenis I (2 studiepunten) Seminar Cultuurbeleid en beleidsanalyse (5 studiepunten)
-
Module 2: Werkgroep Kunst en cultuur: overdracht en management (8 weken, 12 studiepunten), bestaande uit: ∙ Werkgroep Actuele debatten in kunst en cultuur (thema’s uit de complexe culturele praktijk zoals bijvoorbeeld de verhouding tussen kunstenaars, publiek en instellingen, canon en selectie; interculturalisatie, curatorschap en cultuureducatie; paradigma’s uit onder andere cultural studies, actor network- en educatietheorieën, performance studies. (6 studiepunten) ∙ Seminar Kunst- en cultuurgeschiedenis II (2 studiepunten) ∙ Seminar: Marketing en management van kunst en cultuur (4 studiepunten)
-
Module 3 (4 weken, 6 studiepunten): Twee tutorials (van elk 3 studiepunten): te kiezen uit een lijst van 10 tutorials (Engels en Nederlands). o Module 3/4: Research and Writing Skills Training (12 weeks, 1 studiepunt). o Module 4: (8 weeks, 11 credits): - Eén (11 studiepunten) te kiezen uit een lijst van 10 tutorials; of - Een stage (minimaal 11 studiepunten); of - Een project (11 studiepunten). o Module 5/6: scriptie en/of project inclusief een project rapport (12 weken, 12 of 18 studiepunten).
Artikel 2.4 Het examen Het examen bestaat uit het met voldoende resultaat behalen van de onderstaande onderdelen, met een totaal van minimaal 60 studiepunten: o Het totaaltentamen (inclusief actieve participatie) van module 1 (totaal 12 studiepunten); o Het totaaltentamen(inclusief actieve participatie) van module 2 (totaal 12 studiepunten); o De tentamens van de twee tutorials van module 3 (6 studiepunten); o Het tentamen van de skills training van module 3-4 (1 studiepunt); o Het tentamen van de tutorial, de stage of het project van module 4 (totaal minimaal 11 studiepunten); o De projectbeoordeling (18 studiepunten) en/of scriptie van module 5/6 (totaal 12 of 18 studiepunten). Artikel 2.5 Voertaal Het onderwijs en de tentaminering vinden plaats in het Nederlands en/of het Engels. Paragraaf 3
Tentamens en examens
Artikel 3.1 Examinator, tentaminering en herkansing 1. De examinator van een tentamen wordt door de Examencommissie aangewezen. In de regel is dat de coördinator van de desbetreffende onderwijsactiviteit. 2. Een tentamen van een module heeft betrekking op de onderwerpen die in het onderwijs van dat betreffende blok aan de orde zijn gesteld. 3. Toets- en herkansingsdata worden aangekondigd in de kalender/het rooster. De kalender en verdere details over toetsing (inschrijving, plaats en tijd) worden gepubliceerd op FASoS Intranet. 4. Wijziging van een toets- of herkansingsdatum wordt uiterlijk acht weken voor de oorspronkelijke toetsdatum bekend gemaakt. 5
Master Kunst- & Cultuurwetenschappen: Kunst, Cultuur en Erfgoed
Artikel 3.2 Vorm 1. De tentamens worden afgenomen op de wijze als bedoeld in de artikelen 19, 21, 22 en 23. 2. Op verzoek van een student kan de Examencommissie bepalen dat een tentamen op een andere wijze wordt afgelegd. 3. Aan studenten met een functiebeperking wordt op aanvraag bij de Examencommissie de gelegenheid geboden de tentamens op een zoveel mogelijk aan hun individuele functiebeperking aangepaste wijze af te leggen. De Examencommissie wint zo nodig deskundig advies in alvorens te beslissen. Artikel 3.3 Tentamen van een module 1. Tot het afleggen van tentamens wordt tweemaal per jaar op een door de examencommissie te bepalen tijdstippen de gelegenheid gegeven: eenmaal tijdens danwel direct na afloop van de blokperiode (de toets), en eenmaal in de loop van het studiejaar (de herkansing). 2. In bijzondere gevallen kan de Examencommissie besluiten tot het afnemen van een tentamen op een ander moment dan de ingevolge het eerste lid vastgelegde gelegenheden. 3, Een student is ingeschreven voor modules inclusief de eerste toetskans. Indien de student niet deelneemt aan de toets van een module, of zijn laatste werk (scriptie of stage-/projectverslag en reflexief verslag) niet voor de eerste deadline inlevert, ontvangt hij/zij hiervoor een No Grade die een Cum Laude afstuderen onmogelijk maakt. 4. Tentamens worden in beginsel schriftelijk afgenomen. Onder schriftelijk afleggen wordt mede verstaan het afleggen van een tentamen per computer. De examinator kan wegens het geringe aantal studenten of de aard of inhoud van een module bepalen dat een tentamen mondeling wordt afgenomen of dat een tentamen (mede) uit een of meer, al dan niet mondeling toe te lichten schriftelijke werkstukken bestaat. Hiervan doet de examinator uiterlijk twee weken voorafgaand aan de geplande tentamendatum mededeling. 5. Het tentamen wordt beoordeeld met een cijfer (van 1 tot 10 conform de Nederlandse 10punts schaal) danwel met een excellent/voldoende/onvoldoende beoordeling. Voor meer informatie over de “Dutch grading scale”: zie FASoS Intranet. Artikel 3.4 Mondelinge tentamens 1) Bij een mondeling tentamen wordt niet méér dan een persoon tegelijk getentamineerd. 2) De Examencommissie kan op een gemotiveerd verzoek van de examinator van het betreffende tentamen en/of van de te examineren student besluiten om af te wijken van het bepaalde in lid 1. Artikel 3.5 Actieve participatie Actieve participatie in onderwijsactiviteiten ter voorbereiding op tentamens, conform de door de Examencommissie vast te stellen beoordelingscriteria (zie art.4 Regels en Richtlijnen), is een onderdeel bij de vaststelling van het eindcijfer voor de modules (zoals beschreven in art. 2.4). Artikel 3.6 Eindwerk van de opleiding: scriptie en/of project (module 5) Het eindwerk van de opleiding bestaat uit een scriptie en/of een project. De scriptie wordt beoordeeld door twee facultaire examinatoren. Het project wordt eveneens door twee facultaire examinatoren beoordeeld. Zie bijlage II en III Regels en Richtlijnen. Artikel 3.6.1 Stage (module 4) De student kan een stage lopen bij een bedrijf of instelling, met inachtneming van het bepaalde daar omtrent in het reglement (zie bijlage I Regels en Richtlijnen). Artikel 3.6.2 Project (module 4) De student kan deelnemen aan een of twee projecten, met inachtneming van het bepaalde daar omtrent in het reglement (zie bijlage II Regels en Richtlijnen). Artikel 3.7 Geldigheidsduur 6
Master Kunst- & Cultuurwetenschappen: Kunst, Cultuur en Erfgoed
1. 2.
3.
De behaalde tentamens hebben een geldigheidsduur van zes jaar. De Examencommissie kan op verzoek van de student(e) de geldigheidsduur van een gehaald tentamen verlengen met een door haar te bepalen termijn. In afwijking hiervan kan de Examencommissie voor een tentamen dat langer dan zes jaar geleden is behaald, een aanvullend danwel een vervangend tentamen of tentamenonderdeel opleggen. Deelresultaten van een module behouden hun geldigheid gedurende het haar waarin ze zijn behaald (t) en het jaar erna (t+1). Indien een student er na twee jaar niet in geslaagd is een module met een voldoende eindresultaat af te ronden, zijn deze deelresultaten niet langer geldig.
Artikel 3.8 Vaststelling en bekendmaking uitslag 1) Binnen vijftien werkdagen na de dag waarop een tentamen is afgelegd, wordt de uitslag door de examinator vastgesteld en door het Bureau Onderwijs bekendgemaakt en wordt de student gewezen op het inzagerecht als bedoeld in artikel 3.10 en op de beroepsmogelijkheid als bedoeld in artikel 3.11. 2) De examinatoren stellen na het afnemen van een mondeling tentamen nog dezelfde dag de uitslag vast en delen deze schriftelijk mee aan de student. Artikel 3.9 Inzagerecht 1) Gedurende een termijn van twee weken, die aanvangt op de dag van de bekendmaking van de uitslag, kan degene die heeft deelgenomen aan een tentamen op één of verschillende door de Examencommissie vast te stellen tijd(en) en plaats(en) inzage verkrijgen in zijn beoordeelde werk. 2) Op verzoek kunnen de schriftelijke werkstukken na de correctie, voorzien van kanttekeningen van de examinator en van een motivering van de beoordeling, aan de student worden teruggegeven. 3) Gedurende de in lid 1 genoemde termijn kan degene die heeft deelgenomen aan een tentamen kennis nemen van vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede zo mogelijk van de normen aan de hand van waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden. Artikel 3.10 Beroepsgang 1. Binnen twee weken na het verstrijken van de inzagetermijn kunnen bedenkingen tegen de uitslag worden ingediend bij de Examencommissie van de faculteit. 2. Bij bekendmaking van het besluit van de examinator en de Examencommissie aan de student wordt de student gewezen op de mogelijkheid van het indienen van beroep bij het College van Beroep voor de Examens binnen zes weken na bekendmaking van het besluit. Artikel 3.11 Vrijstelling De Examencommissie kan de student op diens verzoek vrijstelling verlenen van het afleggen van een tentamen, indien de student tot genoegen van de Examencommissie schriftelijk aantoont dat hij reeds eerder: 1. hetzij een qua inhoud en niveau overeenkomstig tentamen van een universitaire of beroepsopleiding met goed gevolg heeft afgelegd; 2. hetzij aantoont door werk – c.q. beroepservaring over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken m.b.t. het desbetreffende tentamen. 3. De Examencommissie verleent geen vrijstelling op grond van tentamens die door een student zijn behaald buiten de opleiding in de periode waarin de student door de Examencommissie was uitgesloten van deelname aan tentamens van de opleiding als gevolg van fraude. Artikel 3.12 Fraude 1. Onder fraude, waaronder ook plagiaat wordt begrepen, wordt verstaan het handelen of nalaten van een student waardoor een juist oordeel over zijn of haar kennis, inzicht en vaardigheden geheel of gedeeltelijk onmogelijk wordt. 2. Onder plagiaat wordt verstaan de presentatie van ideeën of woorden uit eigen of andermans bronnen, zonder correcte bronvermelding. 7
Master Kunst- & Cultuurwetenschappen: Kunst, Cultuur en Erfgoed
3. 4. 5.
Indien de Examencommissie vaststelt dat een student bij een tentamen fraude heeft gepleegd, kan de Examencommissie passende maatregelen opleggen. De Examencommissie kan in ernstige gevallen van fraude het College van Bestuur voorstellen om de inschrijving van de betrokken student(en) voor de opleiding definitief te beëindigen. In de Regels en Richtlijnen (RR) wordt nader uitgewerkt wat onder fraude wordt verstaan en welke maatregelen de Examencommissie kan opleggen.
Artikel 3.13 Examen 1. De Examencommissie stelt de uitslag van het examen vast, zodra de student alle tentamens van de opleiding met goed gevolg heeft afgelegd. 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de Examencommissie, alvorens de uitslag van het examen vast te stellen, zelf een onderzoek instellen naar de kennis en/of vaardigheden van de student met betrekking tot een of meer onderdelen van de opleiding, indien en voor zover de uitslagen van de desbetreffende tentamens haar daartoe aanleiding geven (confrom artikel 7.10 sub1 van de Wet). 3. Indien de student zijn afstuderen wil uitstellen dient hij hiertoe een verzoek bij de Examencommissie in te dienen voordat hij de laatste toetsen aflegt (zie volgend artikel). Artikel 3.14 Graad; getuigschrift 1. Aan diegene die het examen met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de graad ‘Master of Arts’ verleend. 2. Ten bewijze dat het examen met goed gevolg is afgelegd, wordt door de Examencommissie een getuigschrift uitgereikt, nadat door of namens het College van Bestuur van de UM is verklaard dat aan de procedurele eisen voor afgifte is voldaan. Het getuigschrift is gebaseerd op het model dat het College van bestuur van de UM heeft vastgesteld. Per opleiding wordt één getuigschrift uitgereikt. 3. Op het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd examen wordt vermeld: a. de naam van de instelling, b. de naam van de opleiding, c. de onderdelen van et examen, d. de verleende graad, e. de datum waarop de opleiding voor het laatst is geaccrediteerd danwel de toets nieuwe opleiding heeft ondergaan. 4. Degene die aanspraak heeft op uitreiking van een getuigschrift, kan onder opgave va reden de Examencommissie verzoeken daartoe nog niet over te gaan. 5. Het getuigschrift wordt ondertekend door de voorzitter van de Examencommissie en de decaan van de faculteit. 6. De uitreiking van het getuigschrift geschiedt in het openbaar, tenzij de Examencommissie in bijzondere gevallen anders bepaalt. 7. Bij het getuigschrift wordt een lijst examenonderdelen gevoegd. 8. Bij het getuigsschrift voegt de Examencommissie een diplomasupplement toe zoals bedoeld in artikel 7.11, lid 4 van de wet, dat gebasserd is op het door het College van Bestuur van de UM vastgestld model, dat voldoet aan het overeengekomen Europese standaardformaat. 9. De Examencommissie kan het judicium ‘Cum Laude’ verlenen overeenkomstig het bepaalde in de Regels en Richtlijnen. Paragraaf 4
Toelating
Artikel 4.1 Toelating Toelaatbaar tot de opleiding is degene die voldoet aan de in artikel 4.2 sub a bedoelde eisen en aan wie een bewijs van toelating is uitgereikt. Artikel 4.2 Bewijs van toelating Het bewijs van toelating als bedoeld in art. 4.1 wordt verstrekt indien: a) Betrokkene tenminste voldoet aan de volgende eisen: 8
Master Kunst- & Cultuurwetenschappen: Kunst, Cultuur en Erfgoed
b) c)
o Een relevant academisch bachelordiploma of van een equivalent opleidingsniveau of werkervaring. o Kandidaten uit een niet-Nederlandstalig land dienen te voldoen aan de zogeheten NT2 toets (the national exam in Dutch as a second language). Omdat er een deel van het onderwijs of lesmateriaal ook in het Engels aangeboden kan worden, is een goede beheersing van het Engels aanbevolen. Kandidaten uit een nietEngelstalig land die zich aanmelden voor de Engelstalige stroom van de opleiding dienen te voldoen aan de zogeheten proof of proficiency in the English language (zie corresponderend artikel in de Teaching and Examination Regulations of the Master Arts & Culture: track Arts and Heritage: Policy, Management and Education). o Overleggen van een motivatiebrief waarin de volgende zaken worden uitgewerkt: a) uitleg waarom hij/zij kiest voor de opleiding; b) overtuig de toelatingscommissie van het feit dat u de intellectuele capaciteiten en persoonlijke vaardigheden beschikt om de masteropleiding succesvol af te ronden. Het aantal ten hoogste voor de opleiding in te schrijven personen niet wordt overschreden. Op basis van de hierboven onder a) en b) genoemde criteria, de motivatie en cijfers mede in overweging nemend, prioriteert de toelatingscommissie de toelaatbare kandidaten.
Artikel 4.3 Capaciteitsbeperking 1) De decaan doet tenminste twee maanden voor de in art. 4.5 genoemde sluitingsdatum een voorstel aan het College van Bestuur voor het maximum aantal studenten, dat zal worden toegelaten tot de opleiding. 2) De toelatingscommissie brengt een rangorde aan tussen de ingediende verzoeken van de toelaatbare kandidaten als bedoeld in artikel 4.1. De toelatingscommissie willigt de verzoeken tot toelating in volgens de door haar vastgestelde rangorde. Artikel 4.4 Toelatingscommissie 1) De beoordeling van de toelaatbaarheid en het verstrekken van het bewijs van toelating tot de opleiding is opgedragen aan de toelatingscommissie van de opleiding. 2) De leden van de toelatingscommissie worden benoemd door de decaan, in principe voor een periode van twee jaar, na advies van de coördinator van de opleiding. 3) De opleidingscoördinator van de opleiding is altijd lid van de toelatingscommissie. Artikel 4.5 Tijdstippen toelatingsonderzoek 1) Het toelatingsonderzoek vindt eenmaal per jaar plaats. 2) Een verzoek tot toelating van een opleiding wordt voor de betreffende deadline ingediend bij de toelatingscommissie. Voor niet-EU/EER studenten uit visumplichtige landen geldt een deadline van 1 april; voor EU/EER studenten en voor niet-EU/EER studenten uit niet-visumplichtige landen geldt een deadline van 1 juni. 3) De toelatingscommissie kan in bijzondere gevallen een na de in het tweede lid genoemde sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen. 4) De toelatingscommissie beslist voor 15 april (voor aanmeldingen voor de 1 april deadline) of 15 juni (voor aanmeldingen voor de 1 juni deadline) over het verzoek 5) De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op de betreffende begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in artikel 4.2 gestelde eisen t.a.v. kennis, inzicht en vaardigheden, zoals die blijken uit getuigschriften van door hem gevolgde opleidingen. Paragraaf 5
Studiebegeleiding
Artikel 5.1 Studievoortgangsadministratie 1) De faculteit registreert de individuele studieresultaten van de studenten. 2) Zij verschaft elke student tenminste eenmaal per jaar een overzicht van de door hem behaalde studieresultaten. 9
Master Kunst- & Cultuurwetenschappen: Kunst, Cultuur en Erfgoed
Artikel 5.2 Studiebegeleiding De faculteit draagt zorg voor de introductie en de studiebegeleiding van de studenten, die voor de opleiding zijn ingeschreven. Paragraaf 6
Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 6.1 Wijziging 1. Wijzigingen van deze regeling worden door het Faculteitsbestuur, na advies van de opleidingscommissie en na verkregen instemming c.q. gehoord de Faculteitsraad, bij afzonderlijk besluit vastgesteld. 2. Een wijziging van deze regeling heeft geen betrekking op het lopende studiejaar, tenzij de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad. 3. Een wijziging kan voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op een beslissing die krachtens deze regeling door de Examencommissie is genomen ten aanzien van een student. Artikel 6.2 Bekendmaking 1. Het Faculteitsbestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling, van de regels en richtlijnen die door de Examenncommissie zijn vastgesteld, alsmede van elke wijziging van deze stukken, ondermeer door opneming op FASoS Intranet. 2. Elke belanghebbende kan bij het faculteitsbureau een exemplaar van de in het eerste lid bedoelde stukken verkrijgen. Artikel 6.3 Onvoorziene gevallen 1. In die gevallen waarin deze regeling niet voorziet, of niet duidelijk voorziet, wordt door of namen het Faculteitsbestuur beslist beslist, na de Examencommissie te hebben gehoord. 2. De Examencommissie is bevoegd in individuele gevallen waarin toepassing van de Onderwijs- en Examenregeling met uitzondering van de regels rondom het studieadvies tot kennelijk onredelijke uitkomsten leidt, ten gunste van de student af te wijken van de vastgestelde regeling. Artikel 6.4 Inwerkingtreding Deze gewijzigde regeling treedt in werking op 1 september 2013 en geldt voor het studiejaar 2013/14. Paragraaf 4 “Toelating” treedt in werking op 1 april 2013.
10
Master Kunst- & Cultuurwetenschappen: Kunst, Cultuur en Erfgoed
2. Regels en Richtlijnen Regels en Richtlijnen als bedoeld in artikel 7.12.4 WHW vastgesteld door de Examencommissie van de masteropleiding Kunst- & Cultuurwetenschappen: track ‘Kunst, Cultuur en Erfgoed’ voor het studiejaar 2013/14. Artikel 1 Examen De Examencommissie treedt op als commissie ten behoeve van het afnemen van het masterexamen. Artikel 2 Master examen De studielast van het master examen bedraagt 60 studiepunten. Artikel 3 Vorm 1) Een examen representeert de onderwijsdoelen naar inhoud en vorm. 2) De vragen en opgaven zijn zo evenwichtig mogelijk gespreid over de examenstof. De duur van de examenonderdelen die schriftelijk worden afgenomen is zodanig dat de student, naar redelijke maatstaven gemeten, voldoende tijd heeft deze af te leggen. De examenonderdelen die schriftelijk worden afgenomen worden door de student onder vermelding van studentnummer bij de Examencommissie ingeleverd. Artikel 4 Actieve participatie Een actieve participatie betekent dat de student voldoende heeft geparticipeerd in onderwijsactiviteiten ter voorbereiding op de tentamens. Deze beoordeling bestaat uit diverse aspecten die relevant worden geacht voor effectieve onderwijsgroepsbijeenkomsten (zoals deelnemen aan discussies, het stellen van verklaren vragen) zoals aan het begin van de modules zal worden uiteengezet. Artikel 5 Schriftelijk werkstukken Elk schriftelijk werkstuk dient elektronisch ingeleverd te worden. Indien een student een werkstuk niet elektronisch inlevert, wordt het niet beoordeeld en zal geen cijfer toegekend worden. Artikel 6 Herkansing De student kan slechts eenmaal de tentamens van de modules herkansen met dien verstande dat een cijfer groter dan of gelijk aan zes niet wordt herkanst. Artikel 7 Bekendmaking resultaten Binnen vijftien werkdagen na afloop van een examenonderdeel wordt de resultaten door het Bureau Onderwijs bekendgemaakt. Artikel 8 Nabespreking Gedurende een termijn van twee weken, die aanvangt op de dag na de bekendmaking van de uitslag dan wel op de dag na de collectieve nabespreking, kan de student die een examenonderdeel schriftelijk heeft afgelegd de Examencommissie dan wel de examinator om een nabespreking verzoeken. De nabespreking geschiedt op een door de Examencommissie dan wel examinator te bepalen wijze. Artikel 9 Afstuderen De Examencommissie stelt de uitslag van het examen vast nadat de student alle modules van de opleiding heeft behaald en nadat het College van bestuur of daartoe aangewezen afdelingen hebben verklaard dat aan alle procedurele eisen voor afgifte is voldaan. Alle modules die opgenomen zijn binnen de masteropleiding worden meegenomen bij de beoordeling van het examen. Modules die een student wil toevoegen aan of weglaten uit zijn programma moeten worden “omgeboekt” naar de masteropleiding of naar de opleiding “extra-curricular courses”. Nadat deelname aan de laatste toetsen staat het programma van de student vast; de student kan dan niet langer modules omboeken van zijn master naar de opleiding “extra-currricular courses”. De afstudeerdatum wordt altijd op de laatste dag van de 11
Master Kunst- & Cultuurwetenschappen: Kunst, Cultuur en Erfgoed
maand vastgesteld waarin de student aan alle vereisten van de masteropleiding en – inschrijving voldoet. De student die zijn afstuderen wil uitstellen dient hiertoe een verzoek in bij de Examencommissie voordat hij aan de laatste toetsen van de opleiding deelneemt. Nadat uitstel van zijn afstuderen is goedgekeurd, dient hij zelf bij de Examencommissie een verzoek tot afstuderen in te dienen voor de 15de van de maand waarin hij wil afstuderen. Artikel 10 Judicium ‘cum laude’ 1) Aan het masterexamen wordt het judicium ‘cum laude’ gehecht indien de student tijdens het afleggen van het examen blijk heeft gegeven van uitzonderlijke bekwaamheid. 2) Van uitzonderlijke bekwaamheid als bedoeld in het voorgaande lid is bedoeld dat: · Project en/of scriptie van module 5/6 beoordeeld is met minimaal een acht en een half; · alle tentamens zonder herkansing zijn behaald; · het niet-afgeronde gewogen gemiddelde voor de opleiding acht of hoger is, waarbij geen cijfer lager is dan een zes. 3. Indien de student niet deelneemt aan een tentamen van een module of zijn laatste werk (hetzij thesis, danwel reflexief verslag en verslag van stage/(artistiek) project) niet voor de eerste toetskans inlevert, krijgt hij/zij een No Grade, hetgeen een Cum Laude afstuderen onmogelijk maakt. Artikel 11 Grade Point Average en Progress Rate Er worden in SLM twee waardes bepaald die zowel live berekend kunnen worden als opgeslagen kunnen worden: · Het Opleidings GPA · De Progress Rate Opleidings GPA Elk academisch jaar, na afloop van het eenjarig master programma, bepaalt de Examencommissie het zogeheten opleidings Grade Point Average (GPA) van iedere student van de faculteit en slaat dit als vaste waarde op. De Examencommissie kan studenten een verklaring over hun opgeslagen GPA verstrekken indien zij hiertoe een gemotiveerd verzoek indienen (bijvoorbeeld voor een aanmelding voor een ander master programma). Uitgangspunt (zie toelichting): · Het opleidings GPA wordt berekend over de aan de UM behaalde onderdelen van de eigen opleiding. · Onvoldoendes voor programma modules (dus waarvoor geen credits zijn toegekend in SLM) tellen wel mee in het opleidings GPA. · Als er meer dan 1 resultaat is vastgelegd (door herkansingen bijvoorbeeld) telt het hoogste cijfer mee. Het GPA wordt als volgt berekend: ((Cijfer * Aantal te behalen credits van modules van de opleiding waaraan is deelgenomen of waarvan toets is gedaan) + (Cijfer * Aantal te behalen credits van modules van de opleiding waaraan is deelgenomen of waarvan toets is gedaan) + …) / Totaal aantal te behalen credits voor modules van de opleiding waaraan is deelgenomen/ of waarvan toets is gedaan. Toelichting. · Resultaten van modules die buiten de UM behaald zijn tellen nooit mee in het GPA. · Resultaten van modules van buiten de eigen opleiding tellen niet mee in het GPA. Hieronder vallen ook minors of modules van andere UM faculteiten, tenzij deze expliciet worden aangeboden als onderdeel van het programma, bijvoorbeeld als keuzeonderdelen van de bachelorprogramma´s. · Indien een student modules binnen de UM volgt die geen onderdeel van het programma zijn (bijvoorbeeld minors of vakken van andere UM faculteiten) dan vormen deze onderdeel van de opleiding “extracurricular courses” en deze resultaten worden niet meegenomen in het opleidings GPA. 12
Master Kunst- & Cultuurwetenschappen: Kunst, Cultuur en Erfgoed
·
Indien een student zulke minor of modules wil opnemen in zijn bachelor of master programma (bijvoorbeeld als keuzeonderdelen van het programma), dan zal hij een verzoek bij de Examencommissie moeten indienen. Als deze het verzoek honoreert, zullen deze modules worden opgenomen in het programma waarna deze ook deel zullen uitmaken van het opleidings GPA.
Progress Rate Aantal behaalde credits binnen het eigen curriculum van de opleiding / nominaal aantal te behalen credits binnen het eigen curriculum van de opleiding. Artikel 12 Orde Gedragsregels die gelden tijdens het afnemen van toetsen zijn uiteengezet in het Reglement van orde bij toetsen (zie Appendix IV van de Regels in Richtlijnen). Artikel 13 Fraude, waaronder ook plagiaat wordt begrepen 1. Indien de Examencommissie vaststelt dat een student bij enig tentamen of tentamenonderdeel: a. ongeoorloofde hulpmiddelen, teksten of aantekeningen voor handen heeft gehad, dan wel gebruik heeft gemaakt van ongeoorloofde elektronische hulpmiddelen en/of communicatiemiddelen; b. verbaal of door middel van gebaren zonder toestemming van een surveillant, examinator of lid van de Examencommissie heeft gecommuniceerd of getracht te communiceren met een medestudent; c. heeft afgekeken of heeft getracht af te kijken, dan wel de gelegenheid tot afkijken heeft gegeven; d. zich heeft uitgegeven dan wel laten uitgeven voor iemand anders; e. de Examencommissie, corrector, examinator dan wel surveillant ten aanzien van de tentaminering opzettelijk heeft misleid, althans heeft getracht te misleiden of de gelegenheid daartoe heeft gegeven; f. heeft hetzelfde paper, of een substantieel deel daarvan, voor meer dan een module ingediend, kan de Examencommissie een maatregel opleggen als genoemd in lid 4 van dit artikel. 2. Indien de Examencommissie vaststelt dat een student bij enig tentamen of tentamenonderdeel plagiaat heeft gepleegd, waaronder onder andere wordt begrepen indien de student: a. gebruik heeft gemaakt dan wel heeft overgenomen van eigen of andermans teksten, gegevens, ideeën of gedachten zonder correcte bronvermelding; b. de structuur dan wel het centrale gedachtegoed uit bronnen van derden als eigen werk of eigen gedachten heeft gepresenteerd; c. niet duidelijk heeft aangegeven in de tekst, bijvoorbeeld via aanhalingstekens of een bepaalde vormgeving, dat letterlijke of bijna letterlijke citaten werden overgenomen; d. de inhoud van eigen of andermans teksten heeft geparafraseerd zonder correcte bronvermelding; e. beeld-, geluids- of testmateriaal, software en programmacodes heeft overgenomen van anderen zonder correcte bronverwijzing en het zodoende heeft laten doorgaan voor eigen werk; f. werk heeft overgenomen van medestudenten en dit heeft laten doorgaan voor eigen werk; g. werk(stukken) heeft ingediend die verworven zijn van een derde of die –al dan niet tegen betaling- door iemand anders zijn geschreven en dit heeft laten doorgaan voor eigen werk; h. het systematisch gebruik van “mixed unicode-scripts” of andere manipulaties van de tekst van een werkstuk die elektronische detective van gekopieerde tekstfragmenten belemmeren; het gebruik van een verdoezelingsmethode zal worden gezien als fraude/plagiaat, kan de Examencommissie een maatregel opleggen als genoemd in lid 4 van dit artikel. 3. Indien de Examencommissie vaststelt dat een student bij enig tentamen of tentamenonderdeel zich anderszins aan fraude heeft schuldig gemaakt, kan de Examencommissie een maatregel opleggen als genoemd in lid 4 van dit artikel. 13
Master Kunst- & Cultuurwetenschappen: Kunst, Cultuur en Erfgoed
4. In de onder lid 1, lid 2 en of lid 3 bedoelde gevallen kan de Examencommissie het resultaat van het desbetreffende tentamen ongeldig verklaren en voorts de volgende maatregelen opleggen: berisping; uitsluiting van (verdere) deelname aan een of meer tentamens van de opleiding voor een periode van ten hoogste één jaar. De Examencommissie kan in ernstige gevallen van fraude het College van Bestuur voorstellen om de inschrijving van de betrokken student(en) voor de opleiding definitief te beëindigen. 5. Alvorens de Examencommissie een passende maatregel neemt, wordt betrokken student in de gelegenheid gesteld terzake te worden gehoord. 6. Indien fraude is vastgesteld, wordt dit opgenomen in het dossier van betrokken student. 7. Indien na onderzoek uiteindelijk wordt vastgesteld dat betrokken student zich niet schuldig heeft gemaakt aan fraude, wordt de student hiervan in kennis gesteld waarna alle correspondentie over de vermeende fraude wordt opgenomen in het dossier van betrokken student. 8. De Examencommissie verleent geen vrijstelling op grond van buiten de eigen opleiding behaalde onderwijsresultaten, behaald in de periode waarvoor de student op basis van gepleegde fraude was uitgesloten van deelname aan tentamens van de opleiding. Artikel 14 Wijziging regels en richtlijnen Een voorwaarde voor het tussentijds wijzigen van de regels en richtlijnen is dat hierdoor de belangen van de studenten redelijkerwijs niet worden geschaad. Artikel 15 Hardheidsclausule De Examencommissie is bevoegd in individuele gevallen van deze regeling af te wijken, indien onverkorte toepassing naar haar mening gezien de bijzondere omstandigheden zal leiden tot onbillijkheden van overwegende aard. Artikel 16 Inwerkingtreding De Regels en Richtlijnen treden in werking op 1 september 2013.
14
Master Kunst- & Cultuurwetenschappen: Kunst, Cultuur en Erfgoed
Bijlage I, Reglement stage
1.
De student kan een stage lopen bij een bedrijf of instelling, met inachtneming van het bepaalde daaromtrent in het reglement.
2.
De student doet een voorstel ten aanzien van de stageplaats, stage-inhoud en facultair begeleider en legt dit ter goedkeuring voor aan de mastercoördinator.
3.
De student legt contact met de stage-instelling (instellingsbegeleider) en verzoekt de docent op te treden als facultaire begeleider. De student overlegt met beide begeleiders over de inhoud en duur van de stage.
4.
Voor elke stage wordt een stagecontract opgesteld, waarin afspraken worden vastgelegd tussen de stage-instelling, de facultaire begeleider en de student. Hierin worden tenminste de volgende zaken geregeld: o de formulering van de stagedoelstellingen; o tijd en duur van de stage; o tijdsplanning en wijze van verslaglegging en/of beoordeling; o de rollen van de instellingsbegeleider en de facultaire begeleider; o de frequentie van het contact met de instellingsbegeleider en de facultaire o begeleider. o Dit stagecontract wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de mastercoördinator.
5.
De beoordeling van de stage (met een studielast van minimaal 11 studiepunten) bestaat uit twee elementen: o een beoordeling door de instellingsbegeleider op basis van participatie stage en o een beoordeling door de facultaire begeleider op basis van het stageverslag, gehoord de instellingsbegeleider. De eindbeoordeling wordt door de facultaire begeleider bepaald.
15
Master Kunst- & Cultuurwetenschappen: Kunst, Cultuur en Erfgoed
Bijlage II, Reglement project(en)
1.
De student of een groep studenten kan in het kader van het master examen deelnemen aan een of twee projecten, met inachtneming van het bepaalde daaromtrent in het reglement.
2.
Een projectgroep bestaat uit maximaal 4 studenten.
3.
Voor elk project wordt een standaard(project)contract opgesteld tussen de student(en) en een facultaire begeleider, en indien van toepassing, een begeleider van een bedrijf of instelling. Het contract en het voorstel voor de facultair begeleider wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de mastercoördinator. Het contract met daartoe behorende bijlagen omvat o.a.: o de na(a)m(en) van de student(en), de naam van de facultaire begeleider, en indien van toepassing, de naam van de instellingsbegeleider; o de periode waarin het project uitgevoerd zal worden; o een beschrijving van de inhoudelijke doelstellingen en van de aard van het eindproduct en het eindverslag van het project; o een beschrijving van de taakverdeling tussen de aan het project deelnemende studenten; o de aard en frequentie van de begeleiding o de wijze van toetsen en beoordelen indien het een project gedurende module 4 betreft.. Het contract dient na goedkeuring aan de mastercoördinator te worden gestuurd.
4.
Een project tijdens module 4 omvat 11 studiepunten en wordt beoordeeld door een facultaire begeleider/examinator, en indien van toepassing gehoord de instellingsbegeleider.
5.
Een project tijdens de module 5/6 vertegenwoordigt het eindwerk van de opleiding en omvat 18 studiepunten. Het project wordt beoordeeld door de facultaire begeleider/examinator, indien van toepassing gehoord de instellingsbegeleider, en door een tweede facultaire examinator.
6.
De student(en) levert het projectverslag in via SafeAssign.
16
Master Kunst- & Cultuurwetenschappen: Kunst, Cultuur en Erfgoed
Bijlage III, Reglement scriptie
1.
Een scriptie wordt door een student individueel geschreven. Wanneer de volledige periode 5/6 wordt gebruikt voor het schrijven van het werkstuk geldt als richtlijn voor de omvang 12.000 à 16.000 woorden. Indien een student minimaal 18 studiepunten heeft behaald voor een stage kan deze kiezen voor een korte scriptie (van 12 studiepunten) met als richtlijn voor de omvang 10.000 woorden.
2.
De student legt de mastercoördinator ter goedkeuring een voorstel voor het afsluitende werkstuk en de facultaire begeleider voor.
3.
Bij de beoordeling wordt onder meer gelet op: o probleemstelling o opbouw o argumentatie o stijl o originaliteit
4.
De scriptie vertegenwoordigt het eindwerk van de opleiding en wordt beoordeeld door twee facultaire examinatoren.
5.
De student levert de scriptie in via SafeAssign.
17
Master Kunst- & Cultuurwetenschappen: Kunst, Cultuur en Erfgoed
Bijlage IV, Reglement van orde bij toetsen
Reglement van Orde bij Toetsen Dit Reglement van orde is van toepassing op alle schriftelijke toetsen die worden afgenomen op daartoe door of namens de Examencommissie van de Faculteit of School die de toets aanbiedt, aangewezen locaties. Het Reglement dat vanaf september 2013 van toepassing is wordt voor aanvang van het academisch jaar 2013/14 op FASoS Intranet gepubliceerd. Vanaf 2011-2012 worden besluiten over examendata en toetstijden niet langer op facultair niveau genomen maar UM-breed vastgelegd. Dat betekent dat toetsen kunnen plaatsvinden van maandag t/m vrijdag van de laatste week van een periode en dat avondtoetsen niet kunnen worden uitgesloten.
18
Master Kunst- & Cultuurwetenschappen: Kunst, Cultuur en Erfgoed