UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Marketing van voeding in de schoolomgeving Een onderzoek naar de reputatie en verwachtingen van maaltijden in de lagere school
Beleidsrapport Aantal woorden: 18.304
PANCKOUCKE VALENTINE
MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN afstudeerrichting COMMUNICATIEMANAGEMENT
PROMOTOR: PROF. DR. VERLEYE COMMISSARIS: ERLINDE CORNELIS COMMISSARIS: KATARINA PANIC
ACADEMIEJAAR 2010 - 2011
DANKWOORD Beste lezer,
Alvorens u begint met het lezen van mijn masterproef, wil ik graag nog enkele mensen in de schijnwerpers stellen. Studeren, op kot gaan, de wereld verkennen, nieuwe vrienden ontmoeten en vele belevenissen ervaren. Als student ontgroei je de jeugdige, deugdelijke naïviteit. Je zoekt je weg in een wereld van mogelijkheden, tot je een punt hebt bereikt waar je tevreden bent met jezelf. Het schrijven van een eindwerk betekent dat het einde van de zoektocht naar jezelf is genaderd, een eindpunt dat tevens het begin betekent van een nieuw leven. Zonder de steun van mijn ouders en mijn broers had ik dit eindpunt nooit gehaald. Ze hebben mij jaar na jaar de kans gegeven om te studeren en om vele dromen te verwezenlijken. Mijn dankbaarheid gaat ook uit naar de hechte vriendschap met Björn Demeyere, voor de motivatie die hij mij telkens opnieuw gaf om deze masterproef tot een goed eind te brengen. Ik wil ook graag Katrien, Mérième, Griet, Kris en Brecht bedanken om de tijd en moeite te nemen om mijn werk na te lezen. Ook mijn promotor, prof. Dr. Verleye wil ik bedanken voor de tijd die hij nam om mijn werk te begeleiden. Zonder deze mensen zou mijn masterproef niet geworden zijn tot wat ze nu is. Dank ook aan Vicora Catering voor de samenwerking en aan mevrouw Rita Buggenhout, dhr. Johan Raes, dhr. Dirk van Nuffel en dhr. Guido De Cock. Dit zijn de directeurs van de scholen die bereid waren om deel te nemen aan mijn praktijkonderzoek.
Veel leesplezier, Valentine Panckoucke
INHOUDSTABEL
INHOUDSTABEL................................................................................................................................. 7 EXECUTIVE SUMMARY .................................................................................................................... 11 INLEIDING ....................................................................................................................................... 15 OBJECTIEVEN .................................................................................................................................. 17 THEORETISCH LUIK ......................................................................................................................... 19 1
2
VOEDINGSPATROON VAN KINDEREN EN SCHOOLMAALTIJDEN............................................. 19 1.1
Voedingspatroon van kinderen en jongeren ............................................................................19
1.2
Sturend beleid.......................................................................................................................................21
1.2.1
World Health Organisation..................................................................................... 21
1.2.2
Vlaanderen.............................................................................................................. 21
1.3
Wat kan de school doen? ..................................................................................................................23
1.4
Schoolmaaltijden .................................................................................................................................24
1.5
BESLUIT...................................................................................................................................................27
MARKETING EN COMMUNICATIE ........................................................................................... 29 2.1
Inleiding ..................................................................................................................................................29
2.2
Reclame voor kinderen .....................................................................................................................29
2.3
Reclame voor gezonde voeding .....................................................................................................31
2.4
Mogelijkheden binnen de omgeving van de school ...............................................................32
2.5
BESLUIT...................................................................................................................................................33
PRAKTISCH LUIK .............................................................................................................................. 35 3
METHODOLOGIE ..................................................................................................................... 35 7
4
3.1
Onderzoeksvraag .................................................................................................................................35
3.2
Verduidelijking van de onderzoeksvraag: blow up methode ............................................35
3.3
Onderzoekshypothesen ....................................................................................................................35
3.4
Onderzoek ..............................................................................................................................................36
3.4.1
Vragenlijst .............................................................................................................. 36
3.4.2
Selectie van de eenheden ........................................................................................ 37
3.4.3
Vicora Catering ...................................................................................................... 38
ANALYSE VAN DE RESULTATEN VAN HET PRAKTIJKONDERZOEK ........................................... 39 4.1
Datacontrole en hercodering ..........................................................................................................39
4.2
Beschrijving van de gegevens .........................................................................................................40
4.3
Hypothesetoetsen................................................................................................................................43
CONCLUSIES .................................................................................................................................... 51 AANBEVELINGEN ............................................................................................................................ 55 LITERATUURLIJST ............................................................................................................................ 61 BIJLAGEN ......................................................................................................................................... 65 TABELLEN ........................................................................................................................................ 79
9
EXECUTIVE SUMMARY Dit beleidsrapport is tot stand gekomen in opdracht van Vicora Catering, een cateringbedrijf uit Gent. Er werd een consumentenonderzoek gevoerd om te peilen naar de klantentevredenheid. Op basis van deze resultaten konden we aanbevelingen maken op vlak van communicatie voor het bedrijf. We zijn ook een stap verder gegaan, en hebben het ganse beleid omtrent schoolmaaltijden onder de loep genomen, om zo ook de mogelijkheden voor de scholen en de Vlaamse overheid uit te pluizen. Om de aanbevelingen naar de betrokken actoren tot stand te brengen, werd eerst een literatuurstudie gevoerd. Op basis van de literatuur stelden we een vragenlijst op, die verdeeld werd in acht klassen van het vijfde en zesde leerjaar. Vier scholen werden geselecteerd uit het klantenbestand van Vicora, waar we telkens twee klassen uitgekozen hebben. De leerlingen blijken goed op de hoogte te zijn van wat gezonde voeding is, en hebben er geen afkeer van, ze geven zelfs aan graag groenten en fruit te eten. We kunnen het product van Vicora dus zonder problemen als gezond profileren. Uit de studie naar de invloedsfactoren op voedingskeuze, is gebleken dat kinderen zich in grote mate laten beïnvloeden door media en leeftijdsgenoten. Ons onderzoek spreekt dit laatste echter tegen, want praktisch alle leerlingen beweren zich niet te laten beïnvloeden door vrienden. De overheid speelt wel in op de beïnvloeding door media, door haar gezondheidsbeleid in de kijker te stellen. Er zijn enkele succesvolle acties lopende op de scholen. Dit zijn vooral acties rond gezonde tussendoortjes en acties ter promotie van een actieve levensstijl. Daarnaast is de Vlaamse overheid een overeenkomst aangegaan met de voedingssector opdat die correct zouden communiceren en heldere productinformatie zouden geven. De media werkt hier ook aan mee door voeding en beweging op een correcte manier in beeld te brengen. Scholen zijn belangrijke socialisatieagenten voor het gedrag van kinderen en jongeren. Wanneer de school een afgewogen visie heeft op een maatschappelijk thema, kan ze de levensstijl van kinderen in die bepaalde richting sturen. Op vlak van gezonde voeding kan de school ervoor kiezen om tussendoortjes en voedingsmiddelen met hoge vet- en suikerwaarden te beperken. Ze kunnen een stuk fruit aanbieden als oplossing voor het overmatige gebruik van suikerhoudende producten. Scholen kunnen dus een algemeen gezondheidsbeleid uitstippelen voor hun kinderen. We weten helaas niet in welke mate dit reeds toegepast werd in de scholen waar ons onderzoek liep. Verschillende overheidsinstanties delen aan de scholen reeds lesbundels uit die aansluiten bij bepaalde educatieve en informatieve thema’s. We merken in de literatuur voldoende acties en initiatieven om kinderen op te leiden tot bewuste consumenten op vlak van voeding. Schoolmaaltijden hebben een slechte reputatie door de kille, lawaaierige eetzalen, die in schril contrast staan met de gezelligheid die een kind ervaart wanneer hij thuis eet. De sfeer in de refter en indeling ervan worden door de meerderheid van onze respondenten nochtans goed bevonden. Hoe beter deze
11
elementen beoordeeld worden, hoe beter de kwaliteit van het eten gepercipieerd wordt. Daarom is het ook voor de traiteur belangrijk dat scholen aandacht besteden aan hun eetzalen. Gezelligheid en familiariteit zijn volgens de literatuur namelijk belangrijke elementen om de lunchervaring aangenamer te maken. Daarnaast merken we ook dat de medewerking van de scholen op vlak van communicatie soms nog iets te laag ligt. Menu’s worden niet tijdig doorgegeven of er is te weinig flexibiliteit om eten te bestellen. De scholen moeten warm gemaakt worden om hier meer aandacht aan te besteden. Indien men hiertoe niet bereid is, kan Vicora haar communicatie rechtstreeks op de ouders en leerlingen richten. Deze mogelijkheid wordt verder uitgebreid besproken. De Vlaamse instanties wijzen op het belang van schoolmaaltijden en de verantwoordelijkheden van cateringbedrijven. Helaas zijn er tot op de dag van vandaag geen maatregelen getroffen in die richting. Vergelijkende studies tonen aan dat België achter loopt op dit thema. Scandinavische landen bieden bijvoorbeeld gratis maaltijden over de middag, en dit aan alle leerlingen. Andere landen gaan hierin minder ver, de prijs van de maaltijden wordt dan opgemaakt afhankelijk van de behoeften van de leerlingen. Voorstanders om kinderen een warme maaltijd op school te laten eten, melden dat kinderen op school alles leren eten. Ze ontwikkelen een breder smakenpallet en dragen dit voor de rest van hun leven mee. De tegenstanders maken opmerkingen over te hoge zout- en vetgehaltes en de te lage voedingswaarden van de maaltijden. Deze opmerkingen zijn ons inziens verouderd, gezien dankzij nieuwe kooktechnieken de maaltijden veel gezonder kunnen bereid worden. Daarom geven we de raad aan de FOD Volksgezondheid om minimumstandaarden vast te leggen voor de schoolmaaltijden. Kwaliteitslabels geven een garantie aan de klant en bieden een houvast voor de concurrentie. Wanneer deze kwaliteit het gewenste niveau heeft bereikt, kan de overheid de schoolmaaltijden promoten in functie van het gezondheidsbeleid. Andere steunmaatregelen kunnen van financiële aard zijn, zoals budgetten voor de aanpassing van de infrastructuur, of budgetten voor leerlingen die de maaltijden niet kunnen aankopen. Het tweede deel van de literatuurstudie handelde over de mogelijke communicatietechnieken die kunnen gebruikt worden. Om een communicatieplan op te stellen doorlopen we best het DAGMARmodel, dat opgesteld werd door Colley. Dit is een klassiek plan dat gericht is op marketingcommunicatie. Reclame die zich richt op kinderen moet vooral een factor van plezier bevatten, enkel zo kan het product in de gunst van het kind vallen. Verder is het ook belangrijk rekening te houden met de cognitieve vermogens van het kind en zijn of haar aspiratieleeftijd. Een kind kijkt namelijk op naar de oudere kinderen in zijn omgeving. Wanneer we ons product willen profileren als een gezond product, dienen we verder ook rekening te houden met de gangbare sociale marketingtechnieken. Dit is iets omzichtiger dan zuiver commerciële reclame, omwille van de maatschappelijke gevoeligheid van deze thema’s. Sociale marketing probeert veelal een bepaald geïnterneerd gedrag te wijzigen, dit is iets maar mensen vrij vaak weigerachtig
12
tegenover staan. Het aangereikte gedachtegoed wordt niet zomaar aanvaard. De interesse en aandacht van het doelpubliek moet dus extra opgewekt worden. Sociale marketingcampagnes slaan wel het beste aan wanneer ze zoveel mogelijk gelijken op een commerciële reclame. Binnen de schoolomgeving is het gemakkelijker om een sociaal gedachtegoed te promoten dan een commercieel product. Vandaar dat we voor deze profilering willen kiezen. De mogelijkheden om binnen een school reclame te maken zijn vrij ruim. Er zijn wel enkele basisregels die moeten in acht genomen worden: de directie en leerkrachten moeten enthousiast zijn, de boodschap mag niet te commercieel overgebracht worden, er moet voldoende educatieve inhoud aan verbonden zijn en de voordelen voor beide partijen moeten nauwlettend in het oog gehouden worden. Van alle technieken lijkt het invoeren van competitie en concurrente het meest effectief te zijn voor onze doelgroep (9 tot 12-jarigen). De respondenten reageren in het algemeen neutraal over de kwaliteit van het eten. Ze vinden het niet extreem slecht of extreem lekker, en ook de kansen op eerste aanschaf of herhalingsaanschaf zijn niet heel hoog of laag. Wel is de kans op herhalingsaanschaf groter dan de kans op een eerste aanschaf. We merken ook op dat er duidelijke verschillen zijn tussen de verschillende scholen, maar vinden hiervoor geen duidelijke oorzaak. We weten in feite niet hoe de kwaliteit van ons product gewaardeerd wordt in vergelijking met de concurrentie, hiervoor zijn verdere studies nodig. Deze neutrale perceptie is uiteraard niet slecht, maar goed is het ook niet. Daarom is het nodig dat hieraan gewerkt wordt. Om de kwaliteitsperceptie op te drijven, kan het product bijvoorbeeld gelinkt worden met merknamen van maaltijdcomponenten die wel een goede reputatie bezitten, of met andere relevante merknamen, dit noemen we co-branding. Verder kan aan de wensen van leerlingen en ouders tegemoet gekomen worden door de samenstelling van de menu’s aan te passen. Omdat het aanbieden van een keuzemenu volgens de literatuur geen goede optie is, moeten we ook hier creatief zijn. We kunnen themaweken invoeren waarbij bepaalde maaltijdcomponenten of seizoensgroenten in het licht gesteld worden. Voorafgaand is uiteraard een goede communicatiecampagne nodig. Menu’s kunnen in samenspraak met klassen opgesteld worden, of het maken ervan kan geïntegreerd worden in een ruimer educatief project. Hierbij kunnen we het nodige lesmateriaal aanmaken over gezonde voeding, waarbij de leerlingen aan het einde van de lessenreeks een weekmenu opstellen in competitie met elkaar. Als beloning zouden we de winnende klas in die week gratis maaltijden kunnen aanbieden. Uit het onderzoek blijkt ook dat Vicora Catering op vlak van communicatie nog tekort schiet. Ouders zijn minder dan hun kinderen op de hoogte van de bezigheden van het bedrijf. Eén derde van de ouders geeft nochtans aan graag een nieuwsbrief te willen krijgen. We zouden ouders hiervoor kunnen laten intekenen bij het begin van het schooljaar. Om ook de ouders aan te trekken die in eerste
13
instantie geen interesse hebben, kunnen we de nieuwsbrief in een ruimer kader te plaatsen. In dat geval wordt niet enkel de maandmenu verstuurd per mail, maar krijgt men ook algemene tips rond gezonde voeding en fysieke activiteit. Aangezien leerlingen ook bereikbaar zijn per e-mail, kan deze – of een op maat gemaakte – nieuwsbrief ook naar de leerlingen zelf verstuurd worden. Leerlingen maken namelijk heel wat keuzes zelf, en ze kiezen volgens ons onderzoek meestal zelf of in samenspraak met hun ouders wat ze eten over de middag. Om het gemak te vergroten wanneer ouders een maaltijd willen bestellen voor hun kinderen, kan een online bestelapplicatie in de scholen geïmplementeerd worden. Zo kan een maaltijd besteld worden tot op het laatste moment, zonder dat de school hiervoor moet tussenkomen. Overleg met de scholen is hier wel noodzakelijk. Verder onderzoek is nodig om duidelijkheid te scheppen in de verschillen tussen het katholieke net en gemeenschapsscholen. De resultaten zouden ook getest kunnen worden aan gelijkaardig onderzoek bij klanten van een andere traiteur en diepte-interviews zijn nodig om de echte motivaties bloot te leggen.
14
INLEIDING Jongeren worden tegenwoordig geconfronteerd met een grote variëteit aan voedingsmiddelen zoals fast-food, etnische keuken en verfijnde gastronomie. Voor de schoolkeukens of cateringbedrijven is op deze manier een praktisch probleem ontstaan, omdat kinderen alsmaar meer verwachten van de lunch op school (Meyer & Conklin, 1998). Deze hoge verwachtingen zijn moeilijk in te lossen door de traditionele keuken, waardoor schoolmaaltijden – hoewel ze steeds gezonder en gevarieerder worden – toch alsmaar meer aan populariteit verliezen. Kinderen en jongeren zijn een belangrijke doelgroep geworden voor marketeers, omdat ze een drieledige rol vervullen in het gezin: die van consument, stimulator tot aankopen en voorlichter (Europese Commissie, 2003). De laatste jaren is een vorm van morele paniek ontstaan rond de meer sedentaire levensstijl en het fast-food-dieet van kinderen. Dit kan gezien worden in een bredere context van de “risk society”. Kline (2005) beweert dat dit ertoe leidt dat beweert dat kinderen moeten opgevoed worden over de rol van marketing in hun leven en de lange termijn risico’s die gepaard gaan met hun consumentenkeuzes. Om de consumentenbehoeftes op vlak van voeding van de kinderen te begrijpen, worden eerst de belangrijkste factoren die het voedingspatroon beïnvloeden onderzocht. Deze factoren sturen een kind namelijk naar een bepaalde keuze toe. Verschillende overheidsorganisaties kunnen deze keuzes ook in de juiste richting sturen, daarom bespreken we in het tweede luik de initiatieven van de Vlaamse overheid, die gestoeld zijn op een nota van de World Health Organisation. Een trapje lager dan de overheid staan de scholen, die ook een grote invloed hebben op de ontwikkeling van kinderen. Het zijn een belangrijke instanties om kinderen op te voeden over de toenemende rol en invloed van marketing in hun leven. Scholen kunnen informatie geven over voedingsmiddelen, ze kunnen bepalen wat een kind door de dag heen wel of niet mag eten en kunnen het lunchaanbod reguleren. Hoewel er in Vlaanderen heel wat acties zijn rond gezonde voeding en fysieke gezondheid, merken we dat er in vergelijking met andere landen nog heel wat kan gedaan worden rond schoolmaaltijden. Vooral van Groot-Brittanië kunnen we nog veel leren. We bespreken de voornaamste resultaten van enkele landenstudies, en sluiten af met de voor- en nadelen voor een kind wanneer hij op school een warme maaltijd eet. In het tweede deel onderzoeken we wat de literatuur vertelt over kinderreclame en sociale marketing. Omdat kinderen een niche publiek zijn is het namelijk belangrijk om rekening te houden met bepaalde factoren zoals leeftijd, cognitief vermogen en hun verlangens. Vooral plezier blijkt een belangrijke factor te zijn bij kinderreclame.
15
Vele reclames zijn erop gericht om consumenten verkeerde keuzes te laten maken, zoals het kiezen van eten met te hoge verhouding aan verzadigde vetten of suikers. Wij willen een stapje verder gaan en bespreken reclametechnieken voor gezonde producten. Hiervoor moet je de denkwijze van je potentiële klant volledig beïnvloeden, daarom hoort gezonde voeding onder het thema sociale marketing. Uit de literatuur zal blijken dat sociale thema’s best op dezelfde manier vermarkt worden als commerciële producten. Het laatste deel van de literatuurstudie bespreekt de mogelijkheden om binnen de school te adverteren. Hier ligt de moeilijkheid er vooral in dat het belangrijk is om rekening te houden met een grote groep actoren en gatekeepers: leerkrachten, directies, leerlingen en ouders moeten zich kunnen vinden in je boodschap. Op basis van deze literatuur werden een vragenlijst opgemaakt die we hebben uitgedeeld in acht klassen van het vijfde en zesde leerjaar. De vragen peilen naar het eetpatroon van de leerlingen, maar vooral naar hun ervaring met de lunch op school. We vroegen ondermeer wat ze meestal eten over de middag, wie deze keuzes maakt en waarom, en wat ze vinden van het warm middagmaal op school. De antwoorden worden statistisch verwerkt en geanalyseerd. Op basis van de antwoorden en de besproken literatuur, worden drieledige aanbevelingen gedaan. De eerste aanbevelingen gaan uit naar de het cateringbedrijf waarmee we samenwerken. We bespreken welke acties het bedrijf kan ondernemen om de kwaliteit en kwaliteitsperceptie van hun dienst te verhogen. Aanbevelingen worden onder andere gedaan op vlak van aanpassingen in de samenwerking met de scholen en communicatie. Alle tips die aangereikt worden zijn gemakkelijk te implementeren met een laag budget. Een tweede reeks aanbevelingen gaat uit de scholen en scholengemeenschappen. We reiken enkele mogelijkheden aan om de lunchervaring aangenamer en huiselijker te maken voor de kinderen. De derde en laatste reeks tips zijn gericht naar de Vlaamse overheid, meer bepaald naar de FOD Volksgezondheid. We bespreken enkele mogelijkheden om de consumptie van schoolmaaltijden te verhogen in functie van de gestelde gezondheidsdoelstellingen.
16
OBJECTIEVEN Dit beleidrapport werd geschreven in opdracht van Vicora Catering, een cateringbedrijf uit Gent dat een consumentenonderzoek wou laten voeren. De bedrijfsleiding wenste namelijk te weten hoe de leerlingen en hun ouders staan ten opzichte van hun product en welke aanpassingen men kon doen.. Het onderzoek werd geplaatst in een ruimer kader van gezonde voeding en gezondheidsvoorlichting, en zal samen met de literatuurstudie een antwoord geven op enkele problemen. De antwoorden zijn niet alleen gericht naar Vicora Catering, maar naar de volledige cateringsector, de scholen en de overheid. Om schoolmaaltijden een flitsend en gezond imago te geven is namelijk een ruimere samenwerking nodig. Op basis van een literatuurstudie werd een vragenlijst opgesteld voor de leerlingen die school lopen waar Vicora Catering de lunch verzorgt. De antwoorden van deze vragenlijsten zullen ons een overzicht geven van de klantentevredenheid, maar ook van de hiaten in de communicatie van het bedrijf en van de overheid. De resultaten van het onderzoek worden gebruikt om aanbevelingen te schrijven op vlak van kwaliteit, menusamenstelling en communicatie van Vicora Catering. Voor de scholen willen we vooral aanbevelingen doen omtrent acties die binnen de school kunnen gevoerd worden, campagnes dus. Naar de overheid roepen we op voor een betere ondersteuning van de sector, zodat schoolmaaltijden naar waarde geschat worden bij ouders en leerlingen.
17
THEORETISCH LUIK
1 VOEDINGSPATROON VAN KINDEREN EN SCHOOLMAALTIJDEN
1.1 Voedingspatroon van kinderen en jongeren Het voedingspatroon van een persoon is hetgeen die persoon gewoon is om te eten en de manier waarop dat wordt gedaan. Wat iemand eet heeft een invloed op zijn of haar gemoedsgesteldheid, maar heeft ook een reden en oorsprong. Het voedingspatroon is namelijk van verschillende factoren afhankelijk, zoals onder andere maatschappelijke trends, invloed van ouders, broers, zussen en peers, fysiologische noden, media en reclame, smaakvoorkeuren, gelegenheid en beschikbaarheid, socioeconomische status en cultuur (Verdegem, 2002). Simone French (French, 2003) geeft aan dat de drie voornaamste factoren voor voedselkeuze smaak, waargenomen waarde en waargenomen voedingswaarde zijn. De waargenomen waarde uit zich in de verhouding tussen de kostprijs en grootte van de portie. De keuze voor een bepaald product wordt volgens French afgewogen op basis van deze drie variabelen. De belangrijkste invloedsfactoren voor ons onderzoek worden hierna besproken. We baseren ons op de verhandeling van Verdegem, maar ook op recentere literatuur. Kinderen hebben een evolutionair bepaalde voorkeur voor zoete voedingsproducten (Birch, 1980) doordat dit een van hun grootste fysiologische behoeften is. Een andere factor in voedselvoorkeur die volgens Birch op de tweede plaats komt is familiariteit. Kinderen verkiezen eten waar ze het meest familiair mee zijn (Stratton, 1997). Ze verkiezen niet alleen eten dat ze al geproefd hebben, blootstelling op zich is al een voldoende determinant om voorkeur te ontwikkelen. Veranderingen in het werk- en leefpatroon heeft er toe geleid dat families anders denken over voeding en koken. Wijzigingen in de familiestructuur, het werkpatroon van de vrouwen en andere maatschappelijke factoren hebben ervoor gezorgd dat jongeren meer zelfstandig zijn geworden (Kraak & Pelletier, 1998). Het gezin is geëvolueerd van een hiërarchische structuur naar een democratisch geheel waar kinderen dezelfde kennis en vaardigheden kunnen hebben als hun ouders. De koopkracht is sterk gestegen, kinderen beheren hun eigen tijd en geld waardoor ze meer zelfstandige beslissingen maken. Dit zorgt er op zijn beurt voor dat jongeren de familie-uitgaven beïnvloeden in de meeste domeinen, inclusief deze voor voeding (Kraak & Pelletier, 1998; Zollo, 1995; Lang, 1997). Een kind ontwikkelt een bepaalde voorkeur niet zomaar, het wordt beïnvloed door ouders, broers en zussen, peers (dit zijn leeftijdsgenoten en vrienden van het kind), leerkrachten, beroemde personen en
19
andere volwassenen die fungeren als rolmodel (Rozin, 1990). Kinderen ontwikkelen vaardigheden, kennis en attitudes door een proces van socialisatie (Ward, 1974). Familie is hierin de belangrijkste factor, omdat kinderen andere leden van het gezin gaan imiteren vanaf heel jonge leeftijd. Zo leren ze producten kennen en creëren ze voorkeuren. Verder zijn de ouders, en voornamelijk de moeders, ook belangrijk als gatekeeper die determineert welke voedingsmiddelen het huis al dan niet binnen komen (Davis & White, 2006). Naast de invloed van de ouders, beïnvloedt ook hun fysieke activiteit het beeld van een kind op algemene gezondheid en gezonde voeding (Dority, McGarvey, & Kennedy, 2010). De maaltijden die geconsumeerd worden in familieverband vormen belangrijke factor in het socialisatieproces rond voeding. Zo leren kinderen wat een ‘deftige maaltijd’ inhoudt en kunnen volwassenen hen de sociale codes met betrekking tot tafelmanieren aanleren (Marshall & O'Donohoe, 2010). Het tafelmoment is in de meeste culturen een belangrijk moment van de dag, gesprekken worden er gevoerd en de opvoeding van kinderen krijgt vorm. Samen tafelen staat voor gezelligheid en familiariteit (Stratton, 1997). Op latere leeftijd spelen peers een belangrijke rol bij de voedingskeuze van jongeren. Ze zijn vooral belangrijk vanaf het middelbaar onderwijs, maar reeds in de lagere school wil het kind zich lid voelen van een bepaalde groep (Roy, 1993). Onderzoek heeft aangetoond dat zelfs kleuters al kunnen overtuigd worden om een andere groentekeuze te maken als ze in de aanwezigheid zijn van peergroepen met een andere voorkeur dan de eigen smaak (Birch, 1980). De rol van reclame in het vormen van veranderingen in eetgewoontes is niet zo gemakkelijk aan te tonen (Stanbrook, 1997). De vele reclameboodschappen over diëten, samen met aanbevelingen van de overheid, hebben zo goed als zeker meer invloed gehad op de algemene eetgewoontes dan reclame rond voeding, gezien deze laatste meer gericht is op de promotie en verkoop van individuele merken. Omwille van deze redenen acht Stanbrook het belangrijk om kinderen educatieve sessies te geven over het commercieel leven. Hij heeft het dus niet zozeer over voeding, maar wel over een instructie in sociale economie, zodat de kinderen de kennis bezitten en voor zichzelf een onafhankelijke mening kunnen vormen over het al dan niet aanschaffen van goederen of diensten. Hoewel anderen de gezondheidsvoorlichting aan restricties willen onderwerpen, is hij voorstander van het ondersteunen, aanmoedigen en uitbreiden van deze manier van opvoeden. De Europese commissie bevestigt dit standpunt door aan te nemen dat er van overheidswege meer informatie en voorlichting moet komen over voeding, en dit vooral in het onderwijs (Europese Commissie, 2003). De factoren die hierboven besproken werden, hebben geleid tot een specifiek consumptiepatroon en meer bepaald ook een voedingspatroon van de jongeren.
20
1.2 Sturend beleid Omdat de gezondheidsproblemen van de bevolking tot grote kosten kunnen leiden voor de overheid en de algemene bezorgdheid rond gezondheid groter wordt, wordt het beleid in die richting gestuurd zodat mensen een gezond eet- en leefpatroon zouden aannemen. We bespreken hieronder de belangrijkste ingrepen van de overheid. 1.2.1
World Health Organisation
De World Health Assambly, het beslissende orgaan van de Wereldhandelsorganisatie (WHO), heeft een plan uitgeschreven met betrekking tot een globale strategie over voeding, fysieke activiteit en gezondheid (WHA, 2004). Hierin wordt onder andere benadrukt dat nationale strategieën en acties een breed ondersteuningsvlak nodig hebben. Een ander punt dat van belang is, is dat overheden accurate en gebalanceerde informatie moeten voorzien over voeding, zodat consumenten snel en gemakkelijk gezonde keuzes kunnen maken. De prioriteiten hierbij zijn educatie, communicatie en publieke awareness. Scholen worden gezien als de ideale locatie om eetgedrag te beïnvloeden. Niet alleen kinderen moeten hierover geïnformeerd worden, ook ouders moeten bewust worden wat gezond leven inhoudt. Een derde richtlijn van de WHA is dat reclameboodschappen rond voeding niet misleidend mogen zijn en de naïviteit van kinderen niet mogen uitbuiten. De overheid moet hiervoor een plan ontwikkelen zodat reclame correcte boodschappen bevat, en reclame voor ongezonde producten moet zoveel mogelijk geweerd worden. Verder moet de overheid ook waken over de productlabels opdat die eenvormig en duidelijk zouden zijn voor de consument. 1.2.2
Vlaanderen
Voeding en gezondheid behoren in België tot de taken van de Vlaamse overheid. Het gezondheidsbeleid wordt gevoerd door de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, en word in samenwerking met enkele partners bewaakt. Deze partners zijn voornamelijk actief in preventief voedingsbeleid. Een eerste belangrijke organisatie is Kind en Gezin, die voornamelijk bij jonge kinderen en hun gezin toezicht houden op de gezondheidstoestand (Vlaams Agentschap voor Zorg en Beweging, 2008). Als tweede wordt door het Agentschap Zorg en Beweging het VIGEZ opgenoemd, dit is het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie en Ziektepreventie. Zoals de naam al laat vermoeden, is het VIGEZ voornamelijk verantwoordelijk voor communicatie. We lezen op de website dat VIGEZ zich als expertisecentrum niet rechtstreeks naar het brede publiek richt, maar wel naar professionele intermediairs, de overheid, de media en het bedrijfsleven. Een derde organisatie zijn de Logo’s, dit zijn samenwerkingsverbanden voor locoregionaal gezondheidsoverleg en –organisatie. Logo’s werken vooral samen met de preventieorganisaties in hun regio, zoals de Centra voor Leerlingenbegeleiding
(CLB’s),
huisartsenkringen
en
lokale
besturen,
om
de
Vlaamse
gezondheidsdoelstellingen te realiseren. Verder worden ook de eetexperten en de huisartsen genoemd als belangrijke schakels in de preventieve gezondheidszorg.
21
Rond het thema van schoolmaaltijden worden tot op de dag van vandaag geen specifieke acties ondernomen. Wel zijn de verschillende partners en organisaties zich bewust van het feit dat scholen belangrijke doelgroepen zijn. In het kader van het gezondheidsbeleid worden dan ook, naast de algemene projecten, projecten uitgeschreven rond gezondheidsbeleid op school (Vlaams Agentschap voor Zorg en Beweging, 2010). De algemene gezondheidsdoelstellingen bevatten onder meer doelen om de fysieke activiteit te verhogen, een gezond gewicht te behouden of te krijgen en om meer mensen aan te zetten om gezond te eten (Vlaams Agentschap voor Zorg en Beweging, 2010). Om deze doelen te bereiken heeft het Agentschap voor Zorg en Beweging een Vlaams Actieplan Voeding en Beweging gemaakt voor de periode 2009-2015. Hierin worden zes strategieën beschreven opdat tegen 2015 de bevolking een stuk gezonder zou zijn. Eén van deze strategieën is de schoolomgeving, een tweede strategie is communicatie en informatie. Het actieplan heeft in 2008 enkele acties omschreven voor korte en lange termijn. We beschrijven hierbij enkel de acties die relevant zijn voor ons onderzoek en die dus betrekking hebben op de strategieën in de scholen of de strategie omtrent communicatie. Scholen In de scholen wil men vooral voldoende bewegen en evenwichtig eten aanmoedigen door het versterken van het organisatorisch kader. De begeleidingsstructuur moet versterkt worden om scholen te ondersteunen bij hun opdracht om leerlingen evenwichtiger te leren eten en meer te doen bewegen (Vlaams Agentschap voor Zorg en Beweging, 2008). Een eerste schoolactie op korte termijn is de actie ‘EU Schoolfruit’. De Europese Unie wil hiermee een beleids- en financieringskader bieden aan nationale initiatieven om de consumptie van groenten en fruit te verhogen. Zo kan men het voedingspatroon van kinderen duurzaam beïnvloeden in een levensfase waarin hun eetgewoonten worden bepaald (Vlaams Agentschap voor Zorg en Beweging, 2008). Vlaanderen heeft echter al jaren een voorloper van dit project, zijnde Tutti Frutti. Dit project werd goed geëvalueerd op effectiviteit, zodoende is het ook logisch dat Vlaanderen ook deelneemt aan het EU-project. Daarnaast werd ook een actieplan opgesteld om scholen een methodiek aan te reiken om een geïntegreerd voedings- en bewegingsbeleid uit te bouwen, het ‘Fitte School’ programma. Dit programma loopt al sinds 2005 in samenwerking met de Stichting Vlaamse Schoolsport (SVS) en het toenmalige VIG (nu VIGEZ). Ook voor middellange termijn werden acties uitgeschreven. Deze dienen te worden uitgevoerd in de periode 2010-2012. Een eerste actie is ‘De gezonde klas’ voor 9- tot 14-jarigen, waarbij klassen zich engageren om gezond te eten en voldoende te bewegen. Het actieplan omschrijft echter geen concrete te nemen maatregelen hiervoor. Er wordt wel bemerkt dat de methodiek zorgvuldig dient geëvalueerd te worden, zodat eetstoornissen niet in de hand gewerkt worden (Vlaams Agentschap voor Zorg en Beweging, 2008). Een tweede actie op lange termijn is het uitwerken van een actieplan voor
22
hogescholen en universiteiten, omdat studenten een zeer moeilijk te bereiken doelgroep zijn. Ook hier worden geen concrete maatregelen omschreven. Communicatie Op het vlak van informatie en communicatie, laat de FOD Volksgezondheid in samenspraak met de voedingssector een langlopende massamediacampagne uitvoeren om de beeldvorming rond gezonde voeding en beweging te beïnvloeden (Vlaams Agentschap voor Zorg en Beweging, 2008). Hierbij zijn uiteraard acties op lange termijn aanbevolen. Toch werd in 2008 reeds een actie op korte termijn opgezet. Het betreft een collectieve gezondheidsovereenkomst (CGO) tussen de Vlaamse regering en één of meerdere organisaties die een bijdrage kunnen leveren aan het preventieve gezondheidsbeleid. De CGO werd opgesteld met de Federatie van de Voedingsindustrie (FEVIA). Op basis van deze overeenkomst wordt de sector geëngageerd tot het geven van correcte communicatie en heldere productinformatie. Daarnaast werd ook een collectieve gezondheidsovereenkomst aan gegaan met de media, waarbij deze laatste opgeroepen worden om zich in te zetten om voeding en beweging op een correcte manier in beeld te brengen. Voor de acties op middellange termijn heeft men ervoor gekozen om een lang lopende en goed herkenbare campagne op te starten. Deze campagne werd opgestart zodat correcte en toegankelijke informatie verspreid wordt in verband met voeding en beweging, en om de mensen op de hoogte te brengen van de andere lopende acties omtrent gezonde voeding.
1.3 Wat kan de school doen? Scholen zijn – zoals al eerder vermeld – een belangrijke omgeving om kinderen een gezond voedingspatroon aan te leren. Naast de groepsdruk van medeleerlingen (zie hoofdstuk 1), telt ook het beleid van de school als een belangrijke factor. Onderzoek heeft aangetoond dat, wanneer kinderen de keuze hebben tussen meerdere menu’s over de middag, ze hogere caloriewaarden in de vorm van (verzadigde) vetten opnemen doordat ze consequent kiezen voor de meer vetrijke producten (Kubik, 2003). Het heeft ons inziens dan ook weinig nut om dagelijks een keuzemenu aan te bieden. In het onderzoek van Neumark-Sztainer (Neumark-Sztainer, 2005) werd aangetoond dat in scholen waar een strakker beleid rond gezonde voeding heerst, er minder voeding met veel vet en suikers werden verbruikt en gekocht. Ze benadrukken er hier ook op dat scholen de toegang tot voedingsmiddelen met een lage voedingswaarde en hoge vet- en suikerwaarden moeten beperken. Dit zijn elementen die de school kan afspreken met de cateringservice, maar ook individueel kan de school een beleid implementeren.
23
Het aanbieden van een stuk fuit als tussendoortje, biedt een oplossing voor het overmatige gebruik van suikerhoudende producten. Vele scholen waren zich hiervan bewust dankzij het Tutti Frutti project dat hierboven werd beschreven. Dit project was dan ook een gigantisch succes. In het vorige hoofdstuk werd het belang van een sturend beleid van de overheid reeds toegelicht. Sinds september 2007 werd in Vlaanderen voor de scholen een kader ontworpen waarbinnen ze een gezondheidsbeleid kunnen uitstippelen. Er werd van elke school verwacht dat ze hieraan deelnamen. Ze werden hierbij geholpen en ondersteund door de Logo’s en het VIGEZ (LOGO West-Vlaanderen, 2007). Het VIGEZ reikt ondermeer zelftests aan voor de scholen en leerkrachten, en testen voor de leerlingen over hun kennis van gezonde voeding en gezond leven. De steun van de Logo’s bestaat uit verschillende lesbundels over uiteenlopende thema’s. Deze projecten sluiten nauw aan bij de educatie en informatie voor kinderen. De vraag rijst wie verantwoordelijk is om de kinderen gezond te leren eten op school. Leerkrachten verwachten dat de leerlingen over de middag hun sociale vaardigheden kunnen oefenen zoals spreken, luisteren en tafelmanieren aanleren. Ze verwachten echter niet dat leerlingen daar leren wat gezonde voeding is, want dat zouden ze voldoende leren in de lessen. Daartegenover acht het lunchpersoneel het als hun taak om het welzijn van de kinderen in de gaten te houden (Pike, 2010).
1.4 Schoolmaaltijden Bij elk van de bovenstaande beleidsmaatregelen rond gezonde voeding en gezondheid op school, wordt nergens een klemtoon gelegd op het belang van de schoolmaaltijden. Waar men het heeft over een gezond leven voor kinderen, handelt dit voornamelijk over gezonde tussendoortjes en kennis van de maaltijdcomponenten. In dit deel bespreken we de problematiek van de financiering en vergelijken we die met andere landen. Daarna bespreken we enkele voor- en nadelen van de schoolmaaltijden: kinderen leren alles eten, maar de maaltijden hebben een slechte reputatie en zijn vaak erg prijsgebonden. Onderzoek door InSites heeft aangetoond dat Belgen 1 maaltijd op vier buitenshuis nemen (De Geeter, 2010). Schoolkinderen vormen hier een belangrijk aandeel. Het aanbod van schoolmaaltijden is ontstaan om tegemoet te komen aan de nutritionele en energetische noden van kinderen en adolescenten (Meyer & Conklin, 1998). Onder deze noemer valt het ganse gamma van voedingsmiddelen dat de school in de lunchpauze aanbiedt aan haar leerlingen. Dit kan variëren naargelang het type school, het aantal leerlingen en de afspraken binnen de scholengroepen. Om aan de noden van de schoolkinderen tegemoet te komen, is het essentieel dat ze participeren in het aanbod van de school. We willen in deze paragraaf een overzicht geven van de literatuur omtrent schoolmaaltijden. Belgisch onderzoek hieromtrent is erg beperkt, we zullen dan ook vaak verwijzen naar onderzoeken die gevoerd werden door de Britse School Food Trust. Deze stichting is
24
gespecialiseerd in het geven van advies aan de regering over schoolmaaltijden, voeding van kinderen en gerelateerde onderwerpen. In Vlaanderen zijn er tot op de dag van vandaag, naast de projecten die lopen rond gezonde tussendoortjes, geen rechtstreekse projecten of financieringsmiddelen voor de ondersteuning van het middagaanbod van de scholen. Wanneer we naar een aantal andere landen kijken (Pike, 2010; School Food Trust, 2011), zien we dat wel. In bepaalde landen kunnen kinderen gratis of goedkoper blijven eten, afhankelijk van hun behoeften. Sommige landen voorzien zelfs in een volledig gratis aanbod voor alle leerlingen die onder de leerplicht vallen (Zweden en Finland). De gratis maaltijden zorgen ervoor dat in deze landen 85 tot 95% van de leerlingen op school blijft eten. Een andere manier van financiële steun is steun om de standaarden hoger te leggen en om kinderen te overtuigen om meer een warme maaltijd te nuttigen (Engeland, Schotland en Italië). Naast rechtstreekse financiering, is er vaak ook werk aan het interieur van de eetzaal. Sommige scholen hebben helemaal geen plaats om al hun leerlingen te laten eten. Dan moet men in shifts eten, of krijgt de sporthal of het parochiezaaltje naast de school een nieuwe functie. Dit is een groot verschil wanneer we vergelijken met Italië, waar de leerlingen aan ronde tafels met een tafellaken zitten, en er hun eigen bestek en bord hebben om de maaltijdervaring huiselijker en zo ook beter te maken. Al deze maatregelen zorgen ervoor dat kinderen het leuker vinden om op school te blijven eten, en dat ook de ouders sneller de overweging maken. Wanneer een kind op school de hoofdmaaltijd van de dag verbruikt, zijn hier uiteraard voor- en nadelen aan verbonden. Eén van de voordelen is dat de kinderen op school alles leren eten. Mensen die moeilijk eten, zijn dit gedrag namelijk van kinds af geleerd. Het gaat vooral om psychologische associaties van voedingsmiddelen die ze niet lusten en de “zwarte” lijst wordt ook alsmaar groter (MediqApotheek, 2010). Dit wordt door voedingsexperts omschreven als een eetstoornis en kan leiden tot ernstige vitaminetekorten. Volgens Britse onderzoekers kan dit probleem snel opgelost worden, hun remedie: laat je kind ’s middags een schoolmaaltijd eten (School Food Trust, 2010). Hierdoor leren ze meer gevarieerd eten en ontwikkelen ze een ruimer smakenpallet. Veel ouders staan weigerachtig tegenover de maaltijden van de school omwille van assumpties over het zout- en vetgehalte. Maar uit onderzoek bij 1000 ouders, blijkt dat kinderen net door die maaltijden beter leren proeven en minder kieskeurig worden in hun voeding. Vier op de vijf kinderen die op school een warme maaltijd eten, proeven daar gerechten die ze thuis niet krijgen. Deze maaltijden zijn vaak gevarieerder dan wat ze thuis krijgen, zodat ze nieuwe dingen leren kennen. Schoolmaaltijden hebben een slechte reputatie door de kille, lawaaierige eetzalen. Het eten wordt lang op voorhand klaar gemaakt en warm gehouden, wat nefast kan zijn voor de voedingswaarde en smaak ervan (Gezondheid.be, 2005). Toch zijn de laatste jaren de mogelijkheden om groenten en vlees warm en aantrekkelijk te houden met behoud van hun waardevolle voedingsstoffen sterk verbeterd. Een andere mogelijkheid is om over te schakelen op een distributiesysteem met gekoelde, vacuüm verpakte
25
maaltijden. Deze worden koel bewaard en net voor het verbruiken opgewarmd in een heteluchtoven. Hierdoor wordt de smaak en voedingswaarde perfect behouden, en is het transport niet aan een bepaald tijdstip gebonden. Grootkeukenmaaltijden werden vroeger op smaak gebracht door veel vet en zout toe te voegen, maar dankzij het grote assortiment aan kruiden en specerijen is dit tegenwoordig niet meer nodig (De Geeter, 2010). Een ander probleem dat zich stelt, is dat leveranciers van schoolmaaltijden hun producten aan enorm lage prijzen moeten verkopen. In basisscholen bedraagt de gemiddelde verkoopprijs 2,50 à 3 euro, in secundaire scholen is dat 3,50 à 4 euro (De Geeter, 2010). Aanbieders wijzen er op dat ze vaak onder de ideale verkoopprijs verkopen, omdat ze anders dreigen klanten te verliezen. Hun klant is namelijk de overheid, en deze selecteert na een aanbestedingsprocedure meestal de goedkoopste aanbieder. Wanneer producenten onder de prijs moeten werken, kan dit leiden tot een afname van de kwaliteit van de maaltijden. Onderzoek (French, 2003) heeft aangetoond dat een prijsdaling van gezonde producten tegenover minder gezonde producten, de verkoop kan laten stijgen van 9 tot 93%. Mensen zijn dus bereid om gezonde producten te kopen, zolang die niet duurder zijn dan de gangbare versie van het product. Voedingsconsulent Frank Fol (2006) wees hier enkele jaren terug ook op toen hij pleitte voor grotere budgetten van de overheid, die de cateraars meer ruimte zouden geven in de samenstelling van hun menu. Volgens Fol zou deze investering zichzelf terugbetalen, “want dankzij een gezondere schoolmaaltijd kweken kinderen betere eetgewoonten en die leiden tot minder kosten voor de gezondheidszorg”. Deze uitspraak deed hij nadat Jamie Oliver met een schokkende televisiereeks op het Britse Channel 4 de overheid kon overhalen om meer geld (£220 miljoen voor 2007-2008 en £240 miljoen voor de periode 2009-2011) uit te trekken voor gezonde voeding op school (Naik, 2008). Als laatste dienen we ook nog te vermelden dat het personeel dat ’s middags toezicht houdt in de refter geen leerkrachten zijn, en daardoor in vele gevallen weinig tot geen respect en discipline kan afdwingen. Dit zijn twee elementen die onmisbaar zijn om een grote groep leerlingen in een ordelijke omgeving te laten lunchen. Een andere visie is dat er over de middag geen discipline nodig is, wegens de familiaire band van het middagpersoneel met de kinderen. Daarnaast heeft het lunchpersoneel ook een andere manier om discipline te kweken, namelijk meer door onderhandeling in plaatst van openlijke machtsstrategieën (Pike, 2010). Kinderen ervaren de belevenis om op school te blijven eten elk op een andere manier. Meyer & Conklin (Meyer & Conklin, 1998) onderzochten welke variabelen het meeste invloed hebben op de tevredenheid van de leerlingen. Volgens hun onderzoek is dit de variatie van het aangeboden eten, de smaak en aantrekkelijkheid ervan, de vriendelijkheid en hoffelijkheid van het personeel, de kwaliteit van de ingrediënten en het feit of het eten tegemoetkomt aan culturele en etnische preferenties.
26
1.5 BESLUIT Dit hoofdstuk schept een licht op het voedingspatroon en eetgedrag van kinderen en jongeren. Dit kan gezien worden als een vorm van consumentengedrag waarbij verschillende factoren invloed hebben op de gemaakte keuzes. Uit bezorgdheid voor de gezondheid van haar burgers, probeert de overheid de keuzes van de mensen in een gezonde richting te sturen. De World Health Organisation ziet educatie en informatie als een belangrijke peiler om het eetgedrag van mensen te sturen. Scholen zijn hierbij een belangrijke doelgroep en worden in alle literatuur vermeld. Op basis van deze aanbevelingen is het Vlaamse beleid gestoeld. Het gezondheidsbeleid wordt door verschillende partners van de overheid bewaakt, in scholen is dat door het CLB. We bespraken twee strategieën die Vlaanderen vooropgesteld heeft binnen de algemene gezondheidsdoelstellingen. In de scholen wil men het gezond bewegen en evenwichtiger eten aanmoedigen door het versterken van een bovenschools organisatorisch kader. Verder wil men de beeldvorming rond gezonde voeding en beweging beïnvloeden door uitgebreide informatie en communicatie met en door de voedingssector. De school is naast informatiemedium ook de ideale locatie om kinderen voedingsgewoontes aan te leren. Scholen kunnen kinderen fruit of melk aanbieden in de pauze’s, of kiezen voor een gezondheidsbeleid op fysiek vlak. Ze kunnen ook de kinderen over de middag in de gaten houden en bewust kiezen voor gezonde en evenwichtige middagmalen. Op vlak van schoolmaaltijden kunnen we nog veel leren van Groot-Brittannië. In Vlaanderen zijn namelijk geen projecten lopende noch budgetten voorhanden. Kinderen die een warme maaltijd op school eten, leren er alles eten en worden minder kieskeurig. De kwaliteit en smaak van de maaltijden is de laatste jaren ook sterk verbeterd en er zijn moderne technologieën voorhanden om nog meer aan voedingswaarde en smaak tegemoet te komen. Ouders vinden helaas dat een maaltijd behoorlijk duur is, terwijl de traiteur in het nauw gedreven wordt door concurrentie en hierdoor vaak onder kostprijs moet produceren. Financiële steun aan de scholen zou het prijskaartje kunnen verlagen en de kwaliteit verhogen. De dag van vandaag is het namelijk niet voldoende om smakelijk eten te presenteren, de leerlingen worden wereldser en kennen op jonge leeftijd al een grote variatie aan smaken. Hun kennis en ervaring gebruiken ze om de schoolmaaltijden te evalueren. Om die evaluatie hoog te houden (of hoog te krijgen) zijn programma’s nodig om de service aan te passen naar de wensen van de leerlingen. Dit moet niet alleen gebeuren op basis van smaak en inhoud van de gerechten, maar ook marketing is een belangrijk deel in het strategisch plan om deelname in het aanbod te verhogen.
27
2 MARKETING EN COMMUNICATIE
2.1 Inleiding Wanneer reclame gemaakt wordt is het belangrijk nauw te letten op de doelstellingen ervan. Consumenten moeten het merk of product zien als hét antwoord op hun wensen en behoeften. Het DAGMAR-model (Colley, 1961) geeft hiervoor een uitstekende planningsmatrix weer. Daarom geven we in dit hoofdstuk eerst een korte inleiding over hoe een communicatieplan doelgericht kan opgesteld worden. Daarna geven we een overzicht van de literatuur rond reclame voor kinderen en reclame voor voeding. Als laatste geven we een beeld van de mogelijkheden die er zijn om binnen de schoolomgeving reclame te maken.
2.2 Reclame voor kinderen Volgens het DAGMAR-model (Colley, 1961) vinden negen effecten plaats, negen fasen die moeten doorlopen worden om een consument een product (meer) te laten aankopen. Ten eerste moet een categoriebehoefte ontwikkeld worden als men zich op niet-gebruikers wil richten. Daarna moet merkbekendheid gecreëerd worden met daarin merkherinnering en -herkenning. Als derde wil de marketeer dat zijn potentiële klant merkkennis bezit. Dit betekent dat de doelklanten zich bewust zijn van de belangrijkste eigenschappen van het merk. Ook de merkattitude, de waargenomen waarde van een merk, is een belangrijke factor om de keuze van mensen te bepalen. Daarna volgt het benadrukken van de koopintentie, het bieden van koopondersteuning. Uiteindelijk gaat de potentiële klant over tot aanschaf van het product. Na de aanschaf zorgen tevreden klanten voor mond-tot-mondreclame en worden ze loyaal aan een merk, wat leidt tot een herhalingsaankoop (De Pelsmacker, Geuens, & Van den Bergh, 2008). Reclame voor kinderen wordt vaak omschreven als manipulatief en verstorend voor de ouderkindrelatie (Spungin, 2004). Veel voedingsreclames lijken namelijk ongezonde producten (met te veel suiker, vet of zout) te promoten. Hierdoor hebben advertenties voor kinderen lang een slechte reputatie gehad en ouders maken zich er zorgen over (Grossbart & Crosby, 1984). Kinderen worden beschouwd als kwetsbaar zouden niet de cognitieve vermogens bezitten om advertenties te begrijpen. Toch wordt algemeen aanvaard dat ze vanaf een leeftijd van vijf jaar het verschil begrijpen tussen een televisieprogramma en een commercial, en vanaf acht jaar begrijpen ze ook de commerciële bedoeling van de commercial (Bulmer, 2001). Hierna bespreken we reclametechnieken die gericht zijn op deze kwetsbare doelgroep. Kinderen worden vaak gezien als nichegroep, en worden daarom soms genegeerd door marketeers. Adverteren naar een nichegroep brengt namelijk hoge kosten met zich mee. Kinderreclame is echter
29
een goede strategie omdat het werkt als multiplicator dankzij enkele voordelen. Kinderen hebben tegenwoordig geld te spenderen, ze beïnvloeden de familie-aankopen en ze zijn de consumenten van de toekomst (McNeal J.U., 1992). Ze komen thuis met het verhaal en daardoor ligt het aantal contacten tussen het merk en de potentiële consument veel hoger dan alleen het bereik van de kinderen. De groep die bereikt wordt is dus veel groter dan de effectieve doelgroep (Bottelbergs , 2007). Kinderen worden volgens het onderzoek van Stratton (1997) in relatief grote mate betrokken in het beslissingsproces. De beïnvloeding is quasi gelijk verdeeld tussen ouders, kinderen en externe factoren en/of personen (Stratton, 1997). Omdat het belangrijk is te weten welke boodschappen een kind op een bepaalde leeftijd al of niet kan begrijpen, raadplegen we de literatuur over de ontwikkeling van het kind. Pionier in dit onderzoek was Jean Piaget die in zijn onderzoeken vond dat de cognitieve ontwikkeling van een kind positief gecorreleerd is met de leeftijd (Piaget, 1952; Piaget, 1970). Ze interpreteren boodschappen op een andere manier, eerst actie-gebaseerd en later meer complex en geestelijk gebaseerd, afhankelijk van hun leeftijd. Dit doen ze op basis van de hoeveelheid en kwaliteit van de informatie. Piaget deelde kinderen op in vier stadia: het sensorimotorische, pre-operationele, concreet-operationele en formeeloperationele stadium. In ons onderzoek gebruiken we leeftijd, en meer bepaald het leerjaar waar de kinderen zich in bevinden, als selectie-element. Onze doelgroep zijn kinderen van het vijfde en zesde leerjaar, die zijn 9 tot 12 jaar oud. Zij worden verondersteld reeds geëvolueerd te zijn tot het concreetoperationeel stadium. Ze zijn in staat om logisch te denken en maken gebruik van meerdere dimensies zoals percepties, functies of hun eigen ideeën bij het verwerken van informatie. Kinderen in het concreet-operationeel stadium volgen het autonome denken (Nobes & Chris, 2003; Piaget, 1970; Ruffy, 1981). Ze beseffen dat er regels zijn binnen een sociale conventie en bezitten bijgevolg ook een morele verantwoordelijkheid. Dit staat tegenover het heteronome denken waar regels en conventies een rigiditeit zijn. Wanneer een boodschap gericht is op kinderen, is het belangrijk rekening te houden met de aspiratieleeftijd, dat is zo’n vier jaar ouder dan hun werkelijke leeftijd. Kinderen willen ook graag een verhaaltje horen, ze willen verrast en entertaint worden. Ook moet de adverteerder rekening houden met de ouders, want het zijn zij die tot aanschaf overgaan (De Pelsmacker et al., 2008). Een belangrijk element in de kinderreclame is de fun-factor van een product. Als we denken aan bijvoorbeeld snoepgoed, zien we snel de grens tussen de kinderwereld en die van volwassenen. Namen zoals “muisjes”, die plezier weerspiegelen, geven al aan dat het gaat om percepties van en voor kinderen (James, 1982). Andere voedselcategorieën hebben dat thema overgenomen, met McDonalds’ “Happy Meal” op kop sinds 1977. Plezier wordt, naast de naam van het product, ook weerspiegeld in de vormgeving van product en verpakking. Het gebruik van primaire kleuren, tekeningen met bekende karakters of cartoons en foto’s van kinderen in een actieve situatie onderscheidt het product van andere
30
producten. Een andere manier om happiness te creëren is volgens Joeri Van den Bergh van InSites het uitdagen van je doelgroep (Vandersmissen, 2011). De fun-factor van een voedingsmiddel refereert naar de beloning van goed gedrag, waardoor de voedingswaarde praktisch betekenisloos en onbelangrijk wordt (Marshall & O'Donohoe, 2010). Enkele voorbeelden van fun foods zijn Kinder Surprise, Kellogg’s Mickey’s Magics ontbijtgranen, …
2.3 Reclame voor gezonde voeding Om processen rond voedingskeuze beter te begrijpen, is het noodzakelijk te weten waar en wanneer een bepaalde keuze gemaakt wordt. Enkel wanneer je die informatie hebt, kan je ook weten op welk moment in het beslissingsproces een bepaalde invloed effect zal hebben (Stratton, 1997). Volgens deze auteur zijn er drie grote moeilijkheden om een voedingskeuze te beïnvloeden: ten eerste moet de voedselvoorziening in een familie voldoende zijn en iedereen kunnen bekoren. Ten tweede kan het punt van maximale beïnvloeding door reclame ver weg staan van het punt waar de beslissing gemaakt wordt en als laatste is veel gedrag, vooral geïnterneerd gedrag, moeilijk te beïnvloeden. Reclame voor voeding verstopt zich tussen alle andere marketingcampagnes en gaat veel verder dan de traditionele spotjes op televisie. De gebruikte marketingtechnieken zijn onder andere brand licensing, product placement, het invoeren van wedstrijden, het geven van promoties, cross-branding en marketing op school (Linn & Novosat, 2008). Waar voedingsreclame gebruik maakt van deze verregaande strategieën, dient reclame voor gezonde voeding daarenboven ook terug te vallen op de sociale marketingtechnieken.
Sociale
marketing
wordt
gedefinieerd
als
“Het
gebruik
van
die
marketingprincipes en –technieken die de verspreiding van een sociale zaak, een sociaal idee of een sociale praktijk bevorderen.” (Kotler & Zaltman, 1971). Uit de vele literatuur die veronderstelt dat media een significante invloed hebben op de vraag van kinderen naar fast-food, kunnen we afleiden dat het even belangrijk is om diezelfde media te gebruiken om kinderen gezonder te doen eten. Sociale marketing is reeds effectief gebleken bij de preventie en controle van tabaksgebruik, het opdrijven van de fysieke activiteit en de promotie van condoomgebruik (Evans, 2008). Voor het vermarkten van een sociaal gedachtegoed zijn in de meeste gevallen lagere budgetten voorhanden dan voor commerciële campagnes. Toch is het belangrijk om zo veel mogelijk te gelijken op een campagne
voor
een
commercieel
product,
want
hoe
meer
gelijkenissen
de
sociale
veranderingscampagne vertoont met een commerciële campagne, hoe succesvoller ze zal zijn (Wiebe, 1951). Sociale veranderingscampagnes zijn echter wel moeilijker te verkopen dan commerciële product campagnes. De moeilijkheid bij voorlichtingscampagnes zit hem in het geïnterneerd gedrag van het doelpubliek. Er is altijd een harde kern van chronische niet-weters, die je niet kan bereiken. Daarnaast zijn vaak weinig mensen geïnteresseerd in het gedachtegoed dat wordt aangereikt, deze lage
31
betrokkenheid leidt tot een ongunstige kosten-baten-verhouding voor de marketeer (Rothschild, 1979). De waarschijnlijkheid dat een individu ontvankelijk zal zijn voor nieuwe informatie, neemt dan ook toe naarmate de informatie overeenstemt met vroegere attituden van het publiek. Naast de attituden zijn ook de waarden en opvattingen van het doelpubliek belangrijk, want afhankelijk daarvan interpreteren mensen de ontvangen informatie op een verschillende manier (Hyman & Sheatsley, 1947). Rothschild (1979) vat dit samen door te zeggen dat het succes van een sociale campagne afhankelijk is van de bereidheid van een samenleving om een bepaalde doelstelling of verandering te aanvaarden. Evans (2008) rapporteert over vijf strategieën die gebruikt worden in sociale marketing campagnes. Het is ten eerste belangrijk om een goede publiekssegmentatie te hebben, dit kan op basis van dezelfde data die gebruikt wordt door commerciële marketeers en op die manier kan men betere gedragsvoorspellers opstellen. Dankzij deze segmentatie is het gemakkelijker om verschillende, op maat gemaakte berichten, te plaatsen voor specifieke groepen. Daarnaast kan een sociaal product ook aan co-branding doen, waarbij een boodschap gelinkt wordt aan een ander, vertrouwd merk. Het is ook belangrijk om alle technologie te gebruiken die voorhanden is zodat de zogenaamde viral marketing (mond-tot-mond-reclame) zijn werk kan doen. Als laatste strategie kan men gebruik maken van sociale netwerken en zo hopen op een sociale diffusie van de gebrachte boodschap.
2.4 Mogelijkheden binnen de omgeving van de school Marketing naar kinderen wordt niet enkel gedaan in de media, scholen zijn een groeiende industrie voor deze markt. Bedrijven vinden marketing in scholen erg effectief omdat leerlingen een interessant publiek zijn en ze commerciële boodschappen moeilijk kunnen negeren. Voorbeelden van dergelijke acties zijn drankmachines, gesponsord leermateriaal of hoezen voor de boeken, fondsenwerving, incentive-programma’s of direct advertising in de school (Linn & Novosat, 2008). Voor wat in de Angelsaksische literatuur blijkbaar dagelijkse praktijk is, merken we dat in Belgie reclamecampagnes op scholen niet echt voor de hand liggen, dit is logisch omdat dit vaak haaks staat op de leerdoelen. De enige uitzonderingen die we zien, is dat vooral in middelbare scholen veel dranken snoepautomaten zijn. Toch bestaat in sommige gevallen wel de mogelijkheid om via scholen kinderen te benaderen met een commerciële boodschap. Bottelberghs (2007) geeft enkele richtlijnen om marketingcampagnes in scholen aan te pakken. Als eerste benadrukt ze het belang van de directie en het enthousiasme van de leerkrachten. Zij zijn de gatekeepers die de informatie moeten doorspelen naar de leerlingen en zonder hun steun sta je als marketeer nergens. Verder mag de boodschap vooral niet commercieel overgebracht worden, en moet er voldoende educatieve inhoud aan verbonden zijn. Ook is het belangrijk om de voordelen voor beide partijen – de school en het merk of bedrijf – nauwlettend in het oog te houden.
32
Er zijn mogelijkheden genoeg om je programma te verkopen: je kan financiële steun bieden aan educatieve projecten, partnerships aangaan met overheidsorganisaties, adverteren in magazines voor leerkrachten of in de massamedia, zelf onderwijsmateriaal opstellen, … (Levine, 1999). Bij het opstellen van onderwijsmateriaal moet wel in rekening gebracht worden dat marketing in de vorm van pure educatie bijna altijd faalt (Stratton, 1997) wegens de gepercipieerde saaiheid van dergelijke projecten. Zoals eerder al vermeld, mag de fun-factor nooit uit het ook verloren worden. Als bedrijf kan je ook adverteren in een school door middel van incentives, beloftes of competities (Raju, Rajagopal, & Gilbride, 2010). Dit kan ook gebeuren door de school zelf, of door de school samen met het bedrijf. Incentives zijn positieve prikkels die de kinderen krijgen zoals een beloning van goed gedrag. Een belofte wordt door de auteurs gedefinieerd als “een plechtige belofte of overeenkomst om iets al of niet te doen”. In onze context kan dit geïnterpreteerd worden als de belofte om gezonder en evenwichtiger te gaan eten of het eten van ongezond voedsel te vermijden. Wanneer mensen een belofte maken zullen ze dat gedrag sneller naleven omdat een belofte de betrokkenheid van een bepaalde situatie verhoogt. In een competitie wordt door individuen of groepen gestreden voor een beloning. Het krijgen van die beloning houdt een erkenning in van je kwaliteiten. Mensen zijn meer gemotiveerd om goed te presteren wanneer ze zich in situaties bevinden waar ze hun prestaties kunnen meten met die van een ander individu of groep (Hinsz, 2005). Onderzoek door Raju, Rajagopal & Gilbride (2010) naar het effect van cognitieve ontwikkeling op de relatieve effectiviteit van incentives, beloftes en competitieve interventies op de gezonde voedingskeuzes van schoolkinderen, toonde aan dat alle kinderen, ongeacht de leeftijdsgroep, meer fruit en groenten kiezen bij alle drie de interventies. De jongste kinderen toonden de grootste gedragsverandering. Bij de oudere kinderen (die in het concreet-operationeel stadium zitten en dus tot onze doelgroep behoren) bleek competitie en concurrentie de grootste stimulans te zijn om het gezond eten te motiveren. Ook het maken van beloftes werkt iets beter in de oudste groep. Indien gekozen wordt voor het maken van beloftes, dan heeft een zichtbare herinnering aan deze belofte een positieve invloed op de keuze van het eten.
2.5 BESLUIT In het tweede hoofdstuk werd dieper ingegaan op de mogelijke marketingtechnieken. Om een korte inleiding over marketingcommunicatie te geven, werd het DAGMAR-model van Colley besproken. Daarna bespraken we de literatuur over reclame gericht op kinderen. Hieruit blijkt dat er zowel voorals tegenstanders zijn die elk hun recht van spreken hebben. Bij deze reclame is het belangrijk te letten op de leeftijd, de cognitieve vaardigheden en de aspiratieleeftijd van de kinderen. Verder bleek ook uit de literatuur dat er een soort onderscheidende voedingscultuur is voor kinderen, gecentreerd rond plezier.
33
Stratton besprak de moeilijkheden om voedselkeuze te bepalen. Daarnaast krijgen we te maken met een extra moeilijkheid, namelijk het thema gezonde voeding. Dit is een sociaal probleem, en mensen zijn meestal weigerachtig om hun gewoontes te veranderen. Opdat een sociale veranderingscampagne zo succesvol mogelijk zou zijn, lijkt ze volgens studies het best zoveel mogelijk aan een commerciële reclame. Uit de studie van Evans konden we vijf strategieën halen om een sociale veranderingscampagne op te stellen: hij wijst op het belang van een goede publiekssegmentatie, op maat gemaakte berichten, co-branding, viral marketing en het gebruik van sociale netwerken. Het laatste deel in dit hoofdstuk besprak de mogelijkheden die er zijn om binnen de schoolomgeving aan marketing te doen. Scholen blijken in de Verenigde Staten meer het doel te zijn van marketeers dan bij ons. Het doel van reclamemakers in een schoolomgeving bestaat erin om de voordelen van de macht van marketing te benutten, samen met het voordeel van educatie. Een succesvolle marketingcampagne bezit een educatieve waarde die de leerkrachten helpt met hun job, bespaart de scholen en hun directie geld, maakt kinderen enthousiast en ouders gelukkig terwijl de strategische doelen van het merk behaald worden. Een effectieve manier van adverteren in scholen is volgens Raju, Rajagopal & Gilbride het uitschrijven van competities of het maken van expliciete beloftes aan de leerlingen. We dienen verder nog te vermelden dat het marketingproces gericht op kinderen erg delicaat is en stresserend kan zijn voor het familieleven. Ouders hebben namelijk moeite om limieten te stellen, bedrijven kunnen zo de autoriteit van de ouders ondermijnen.
34
PRAKTISCH LUIK
3 METHODOLOGIE
3.1 Onderzoeksvraag Wat is de perceptie bij leerlingen over schoolmaaltijden en hoe kan die aangepast worden vanuit een samenwerkingsperspectief door alle betrokken actoren?
3.2 Verduidelijking van de onderzoeksvraag: blow up methode Perceptie: Welke reputatie genieten schoolmaaltijden de dag van vandaag? De literatuur ter zake geeft aan dat verschillende factoren deze perceptie beïnvloeden: voedingsgewoontes van kinderen, de smaak en prijs van voeding, invloed van peers en de sfeer in de refter. Hoe denken leerlingen hierover? Wat zijn de gevolgen van deze reputatie? Worden ze verplicht om alles op te eten? Krijgen de kinderen een afkeer van schoolmaaltijden? Wie kiest er wel voor om een maaltijd te kopen op school, en waarom doen ze dat? Wat zijn schoolmaaltijden? Welke mogelijkheden zijn er voor kinderen om op school te eten, welke worden het meest benut en waarom? Hoe kan de perceptie en reputatie aangepast worden? De literatuur geeft aan dat een algemeen marketingplan hiervoor nodig is, inclusief communicatieplan en –strategieën. Maar staan kinderen en hun ouders hier wel voor open, of verlangen ze eerder een aanpassing van de menu-inhoud of van de accommodaties? Met betrokken actoren bedoelen we de actoren die in de literatuur werden vermeld. We noemen ze op in grootteorde: de overheid, de cateringsector, de scholen en de individuele traiteur.
3.3 Onderzoekshypothesen Dit consumentenonderzoek wil in eerste instantie de perceptie van de klanten evalueren. Welke elementen vinden ze goed of minder goed, waar is verbetering nodig? We willen ook enkele groepen vergelijken: zijn er verschillen tussen de vier ondervraagde scholen? Zijn er verschillen tussen ouders en leerlingen? Zijn er verschillen tussen leerlingen die nog nooit een warme maaltijd geproefd hebben en zij die dat wel al deden?
35
Daarnaast willen we hieruit prescriptieve kennis deduceren. We willen beleidsaanbevelingen doen gericht aan het cateringbedrijf en de –sector, aan scholen en aan de overheid. Dit zijn de onderzoekshypothesen die we kunnen afleiden uit de literatuur: 1. Wie zelf kiest om op school te eten, vindt het eten lekkerder dan wie er niet zelf voor kiest. 2. Peer pressure: a.
Kinderen uit klassen waar velen warm eten, zijn sneller geneigd om dat ook te doen.
b. Wie het lekker vindt, gaat het eten ook aanraden aan vrienden en gaat nog eens op school eten. 3. Kinderen eten bijna altijd op school a. Kinderen uit éénoudergezinnen eten vaker op school b. Kinderen uit grote gezinnen eten vaker op school 4. Leerlingen die al eens een warme maaltijd gegeten hebben, zijn beter op de hoogte van de informatie die aangereikt wordt door de traiteur. 5. Als de sfeer en indeling in de refter beter is, eet men meer op school (algemeen, niet alleen warm). 6. De dienst en het product worden beter geëvalueerd door leerlingen die wel al een warme maaltijd gegeten hebben. 7. Er zijn verschillen in perceptie tussen de scholen onderling, dit op basis van externe criteria. 8. De kans op herhalingsaanschaf is groter dan de kans op eerste aanschaf. 9. Ouders a. Gaan ervan uit dat hun kind op school alles leert eten b. Zijn niet geïnteresseerd in het aangereikte gedachtegoed
3.4 Onderzoek 3.4.1
Vragenlijst
Aan de hand van een enquête gaan we na hoe leerlingen en hun ouders het imago en de kwaliteit van het product (schoolmaaltijden) ervaren. Het onderzoek richt zich op gebruikers en niet-gebruikers, omdat ook de niet-gebruikers een mening kunnen hebben over het product, dit door sociale beïnvloeding of omdat ze er wel mee in contact komen, ze horen bijvoorbeeld van vrienden hoe het eten is, of ze zien de maaltijden elke middag wanneer ze zelf hun boterhammen opeten. We kiezen voor een gestandaardiseerde zelf-in-te-vullen vragenlijst. Deze methode heeft als voordeel dat het onderzoek snel kan gaan en een lage kostprijs heeft. De respondenten kunnen ook zelf kiezen wanneer ze de vragen beantwoorden, en dat kan anoniem gebeuren (Billiet & Waege, 2006).
36
De vragenlijst is opgedeeld in vier delen: de voedingsgewoonten van de kinderen en de algemene verwachting van voeding, het eten op school, persoonlijke informatie en als laatste enkele vragen voor de ouders. Het eerste deel sluit aan bij het eerste hoofdstuk van onze literatuurstudie. We peilen naar de algemene kennis rond gezonde voeding van de kinderen en hun eetgedrag. In het tweede deel worden vragen gesteld rond het eten dat ze meenemen of kopen op school en de motivaties voor de keuzes die ze maken voor de lunch. In dit deel komen ook de vragen aan bod over de kwaliteitsperceptie van het warm middagmaal op school. Voor kinderen die nog nooit een warme maaltijd geproefd hebben, zijn andere vragen voorzien. De persoonlijke informatie die gevraagd wordt in het derde deel kan van belang zijn om te weten of het geloof, de gezinsgrootte of de gezinssituatie een rol speelt bij de keuzes die gemaakt worden. In het vierde en laatste deel van de vragenlijst, vragen we de ouders welk soort informatie ze graag willen krijgen van de traiteur en waarom bepaalde keuzes rond het eten van hun kinderen gemaakt worden. In de vragenlijst zitten ook enkele vragen verwerkt uit het Marketing Scales Handboek. Deze vragen staan op een 5- of 7-puntenlikertschaal en bevatten enkele onderdelen die naar hetzelfde peilen. Hiervoor maken we in ons datafile nieuwe variabelen aan. Het betreft de vragen 15 (situational involvement), 17 (attitude towards the brand: status), 19 (product evaluation of food), 21 (behavioral intention: First purchase), 22 en 27 (service evaluation), 23 (behavioural intention: return) en vraag 24 (product evaluation of food). Door de antwoorden op deze vragen per respondent samen te rekenen, bekomen we de gemiddelden per variabele. De volledige vragenlijst kunt u raadplegen in Bijlage 1. 3.4.2
Selectie van de eenheden
De enquête bevat vragen voor zowel de leerlingen als de ouders. De ouders hoeven we niet rechtstreeks te selecteren want die krijgen de vragenlijst van hun zoon of dochter. De leerlingen worden geselecteerd op klasniveau. Omdat we enkele elementen constant willen houden, selecteren we scholen die aan hetzelfde cateringbedrijf (Vicora Catering) hun maaltijden aankopen. We houden er rekening mee dat dit bedrijf verschillende productielocaties heeft. Daarom kiezen we voor scholen die eten geleverd krijgen uit dezelfde locatie, de afdeling in Gent. Zo blijven onder andere smaak, zicht en kwaliteit van het eten gelijk. We wilden vier scholen bereiken om dan per school twee klassen te selecteren: een klas van het vijfde en een klas van het zesde leerjaar, dit zijn kinderen van negen tot twaalf jaar. Wanneer we ervan uitgaan dat de gemiddelde klas twintig leerlingen heeft, verwachten we dus om 160 vragenlijsten uit te delen.
37
We selecteren uit de klantenlijst van de Gentse afdeling willekeurig enkele scholen die we opbellen. Het doel was om vier scholen te bereiken die wilden meewerken. De scholen werden in eerste instantie opgebeld om te peilen naar hun interesse. In tweede instantie kreeg de directie een e-mail met wat meer informatie (Bijlage 2). We contacteerden zeven scholen in deze volgorde: Vrije Basisschool Gravenbos, Gravenbosstraat 4-6, 8470 Gistel 059/276363, Mevr. Christine Vandenbroele Vrije Basisschool Immerzeel, Immerzeeldreef 112, 9300 Aalst 053/774826, Dhr. Johan Raes Vrije Lagere School Heilige Familie, Van Britsomstraat 1, 9100 Sint-Niklaas 03/7778282, Mevr. Anne Heyndrickx Vrije Basisschoool Sint-Salvator, Sint Salvatorstraat 14A, 9000 Gent 09/2236844, Mevr. Tamara Sinia Vrije Basisschool Sint-Vincentius, Kerkstraat (Sas 38), 9200 Dendermonde 052/222816, Mevr. Rita Buggenhout Sint-Maartensinstituut lagere school, Esplanadeplein 6, 9300 Aalst 053/211644, Dhr. Dirk van Nuffel Gemeentelijke lagere en kleuterschool, Kerkstraat 49-51, 9250 Waasmunster 052/461701, Dhr. Guido De Cock,
[email protected] Eén school (Gravenbos Gistel) was niet bereid om mee te werken omdat ze al teveel onderzoeken gehad hebben dit schooljaar. Op twee andere scholen was de directie op het moment dat we telefoneerden niet aanwezig (Heilige Familie Sint-Niklaas en Sint-Salvator Gent). De scholen die wel meewerkten waren Immerzeel te Aalst, Sint-Vincentius te Dendermonde, Sint-Maartensinstituut te Aalst en de gemeentelijke lagere school te Waasmunster. Er werden in totaal 149 enquêtes uitgedeeld, en we kregen er 106 terug. Twee vragenlijsten waren enkel op de eerste pagina ingevuld en werden onbruikbaar bevonden. We hebben dus 104 bruikbare vragenlijsten terug gekregen, wat betekent dat we een responsgraad hebben van 69.8 %. 3.4.3
Vicora Catering
Zoals eerder al vermeld werd voor de selectie van de respondenten samengewerkt met een cateringbedrijf. Vicora Catering is een familiebedrijf te Gent die als hoofdactiviteit dagelijks warme maaltijden levert aan een honderdtal scholen in de regio Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, Antwerpen en Brussel. Naast scholen, krijgen ook rusthuizen, bedrijven en individuele klanten
38
dagelijks hun warme dagschotel aan huis geleverd en heeft Vicora een afdeling die maaltijden in koude lijn verpakt en vervoert. Het verzorgen van feesten en evenementen is de derde peiler van het bedrijf. De budgetten voor communicatie en reclame zijn erg beperkt, aangezien we over een middelgroot familiebedrijf spreken. De enige vorm van communicatie die de leerlingen ontvangen, is de maandmenu die geafficheerd wordt in de scholen. Hiervoor heeft Vicora pamfletten laten ontwerpen, zodat de maandmenu’s enige zichtbaarheid krijgen. Het is wel onduidelijk in welke mate de scholen hiervan gebruik maken. De maandmenu’s staan ook altijd op de website (http://www.vicora.be). We weten echter niet of de scholen dit doorgeven aan de ouders. We weten wel dat sommige scholen een link vermelden op hun eigen website. Van de scholen waar ons onderzoek liep, zien we dat enkel de Gemeentelijke Basisschool Waasmunster de maandmenu op haar website heeft geplaatst (http://www.gbswaasmunster.be/).
4 ANALYSE VAN DE RESULTATEN VAN HET PRAKTIJKONDERZOEK
4.1 Datacontrole en hercodering Bij de datacontrole werden enkele onmogelijke waarden opgemerkt die vervangen werden door missings (99). We merkten ook op dat de respondenten bij vraag 11 “Wie maakt de keuze over jouw lunch?”, meerdere malen hetzelfde antwoord gaven bij de open antwoordoptie. De mogelijke antwoorden waren: ikzelf, mijn ouders, of iemand anders. Bij de derde mogelijkheid werd vaak geantwoord “beide”. Hiervoor hebben we een vierde antwoordcategorie aangemaakt in SPSS. Zoals eerder vermeld werd ook gebruik gemaakt van een aantal gestandaardiseerde likert-schaal-items. Deze werden gecontroleerd op hun betrouwbaarheid door middel van Chronbach’s α. De Chronbach’s α lagen voor de meeste variabelen voldoende hoog. Bij vraag 15, die peilt naar de variabele situationele betrokkenheid, zijn de items betrouwbaar met een α van 0,96. De gemiddelden van deze schaal kennen er erg kleine variantie, ze variëren namelijk slechts voor 0,54 punten: van 1,84 tot 2,38 op een 7-puntenschaal (Tabel 1). De tweede likert schaal in vraag 17, die de status van het merk bevraagt, heeft een α van 0,78 (Tabel 2). Hierbij dienen we op te merken dat α verhoogt tot 0,84 wanneer het tweede item zou weggelaten worden. Dit is het item “Het eten is volgens mij zijn geld waard … zijn geld niet waard”. Een mogelijke verklaring van de hogere alfa kan zijn dat het item in de vragenlijst omgekeerd geschaald was ten opzichte van de andere twee items. Bij het coderen viel wel op dat soms driemaal de meest rechtse antwoordmogelijkheid gekozen werd Dit kan verklaard worden door onoplettendheid van de respondent, die dus niet merkte dat deze antwoordmogelijkheid omgekeerd geschaald was. Het item
39
werd in het SPSS file nochtans correct omgeschaald, zo zien we als we de vragenlijsten er opnieuw bijnemen. We beslissen om deze variabele niet weg te laten, omdat een waarde van 0,78 voor Chronbachs α hoog genoeg is. De Chronbachs α van vraag 21 (gedragsintentie eerste aanschaf) en vraag 23 (gedragsintentie terugkeer) zijn respectievelijk 0,86 en 0,96 (Tabel 4 en Tabel 7). Wanneer we de items van vraag 22 en 27 samen nemen, de vragen naar “evaluatie van de dienst”, zien we dat bij de respondenten die nog nooit een warme maaltijd gegeten hebben (vraag 22), de chronbachs α 0,67 is. Bij de tweede groep, die wel al eens een warme maaltijd gegeten heeft (vraag 27), is dit 0,57. In eerste instantie wilden we de schaal voor de eerste groep behouden, omdat ze net hoog genoeg is. Voor de vergelijkbaarheid van beide items is het echter noodzakelijk om ze allebei aan te passen. Daarom laten we het item sfeer weg, zodat zicht en selectie van de maaltijden nu deze schaal vormen. Bij weglating van dit item zijn de alfas voor dienstevaluatie respectievelijk 0,77 en 0,75 (Tabel 5 en Tabel 6). Omdat de eerste reeks vragen erg veel vraagjes bevatte over gezonde voeding en de kennis ervan van de kinderen, hadden we verwacht om hier een aantal factoren in terug te vinden op basis van een factoranalyse. Enkele items werden omgeschaald vooraleer we de factoranalyse hierop toepasten. We vonden 10 factoren die 72 % van de variantie verklaarden. Bij verdere bestudering van de aard van de vragen van samengaande items, werd echter niets gevonden wat er zou kunnen op wijzen dat de elementen samen horen. Om deze reden, en ook omdat 10 factoren op een set van 27 vragen erg veel is, werden de factoren niet verder gebruikt.
4.2 Beschrijving van de gegevens In deze eerste paragraaf van de analyse volgt een beschrijving van de gegevens die te lezen waren uit de data. Hier zijn nog geen proeven toegepast, dit zin louter beschrijvende gegevens, afgeleid uit de frequentietabellen en grafieken. 1. Demografisch De respondenten bestaan voor 38.5% uit jongens tegenover 54.8% meisjes. 49% zit in het vijfde leerjaar, 45.2 % in het zesde, 6% vulde geen jaar in. 4.8% is geboren in 1998, 47.1% in 1999 en 40.4% in 2000. 67% van de respondenten woont bij hun beide ouders. 19% geeft aan bij 1 ouder te wonen, 14% geeft aan bij een ouder en een nieuwe partner te wonen. In de vragenlijst was ook de optie “anders” mogelijk. Dit werd vaak aangekruist met een specificatie dat ze aan co-ouderschap doen of wekelijks op bezoek gaan bij de andere ouder. Al deze mogelijkheden werden gecodeerd als “ik woon bij 1 van mijn ouders”. 8.7 % heeft geen broers of zussen, De meerderheid (48.1%) heeft 1 broer of zus, gevolgd door 2 met 25%. 14.4% heeft 3 of meer broers en zussen.
40
62.5% van de leerlingen geeft aan gelovig te zijn. 53.8% is Christelijk, Katholiek of gelooft in God. 4 van de respondenten zijn Islamiet (4.8%), 2 waren orthodox (1.9%), 1 is Boeddhistisch (1%) en een laatste behoort tot de getuigen van Jehova (1%). 2. Algemeen: kennis en gedrag over gezonde voeding De meeste leerlingen denken dat hun voeding gezond is. Smaak is een heel belangrijke factor. Leerlingen zijn het niet eens over het belang van tussendoortjes, maar die kiezen ze wel bijna allemaal zelf. De meerderheid eet graag fruit en groenten. Ze geloven dat wat ze thuis eten gezond is, vinden het lekker, en hebben zelf veel inspraak in die keuze. Ook het eten dat ze op school eten vindt de meerderheid gezond. Ze laten zich niet beïnvloeden door media en vrienden, toch houden ze van het eten dat ze eten als ze op stap zijn met vrienden. Wel weet 50% niet of het gezond is wat ze dan eten, 30% beweert dat ze wel gezonde voeding eten met vrienden. Smaak en gezondheid zijn twee even belangrijke factoren bij de keuze van eten. 3. Maaltijdpatroon 80% van de bevraagde leerlingen eet bijna dagelijks een warme maaltijd, de helft eet 1 of meer keer per week 2 warme maaltijden per dag. Velen eten tijdens de week 1 à 3 warme maaltijden buitenshuis, toch geeft de meerderheid aan van dit nooit te doen. Tijdens het weekend eet meer dan 50% wel 1 of 2 keer buitenshuis. De meeste leerlingen (81%) nemen dagelijks een ontbijt. Slechts enkelen doen dat niet of sporadisch. In het weekend neemt 85% twee keer een ontbijt, 7.7% doet dat op 1 van de twee dagen. 50% van de leerlingen eet 1 keer per week fast-food. Bijna 60% eet dagelijks op school, en wat ze eten kiezen ze in de meeste gevallen zelf of samen met hun ouders. De leerlingen vinden het absoluut niet belangrijk om hetzelfde te eten als hun vrienden. 4. Eten op school 60% van de bevraagde leerlingen blijft bijna dagelijks op school eten, de meesten hiervan (85%) eet boterhammen of iets anders dat ze meebrengen van thuis. 19.2% geeft aan af en toe een warme maaltijd te nemen, 18.3% koopt soms een broodje in de winkel. Niemand koopt een broodje op school, die mogelijkheid bestaat namelijk niet bij de traiteur. Enkelingen eten soms ook iets anders, zijnde soep die ze kopen op school. De leerlingen kiezen voornamelijk zelf of in samenspraak met hun ouders wat ze die middag gaan eten. In 28.8% van de gevallen zijn het de ouders die beslissen wat er gegeten wordt.
41
5. Warme maaltijden op school 70% van de ondervraagde leerlingen heeft al eens een warme maaltijd gegeten op school. De meningen over smaak en of het zijn geld waard is zijn verdeeld, de kwaliteit wordt gemiddeld net iets te laag bevonden. De meerderheid weet niet wie het eten maakt. Ze weten wel waar je de maandmenu kan vinden en wat er dagelijks op het menu staat. 50/50 is op de hoogte van de kostprijs van het eten. Bij de ouders zien we voor dezelfde vragen andere resultaten. Zij weten meestal niet wie het eten maakt of wat er op het menu staat. Slechts de helft van de ouders weet waar de maandmenu te vinden is, en 70% van de ouders is op de hoogte van de kostprijs van de warme maaltijd. De meerderheid van de leerlingen is van oordeel dat het eten redelijk tot zeer voedzaam en gezond is. Over de houdbaarheid en de snelheid waarmee het eten bederft, zijn ze de meningen verspreid. Deze factoren verklaren de variabele “product evaluatie voeding”. Het gemiddelde van deze variabele is 4 op 7, dus dit is een neutrale evaluatie. a. Wie nog nooit een warme maaltijd gegeten heeft De kans dat iemand die nog nooit een warme maaltijd gegeten heeft, dat wel eens zou doen, is eerder klein. Hoewel de meesten aangeven dat de kans helemaal bestaat, en dat het zeker wel kan gebeuren, is het toch onmogelijk en onwaarschijnlijk dat ze het zouden doen. Om hier ons oordeel over uit te spreken moeten de zes variabelen tot 1 variabele samengevoegd worden. Dit is de variabele “Behavioral intention: first purchase”. Het gemiddelde op deze variabele is 3,47 op 7, dit betekent dat de meerderheid van de leerlingen geen warme maaltijd zou kopen op school. Deze leerlingen zijn wel tevreden van het zicht en de selectie van de maaltijden. Over de sfeer tijdens het eten hebben ze niet echt een mening. Wanneer we deze drie elementen samenvoegen tot één variabele, komen we op een gemiddelde van 4,20. Dit is een score tussen de antwoordopties “neutraal” en “goed”. b. Wie wel al een warme maaltijd gegeten heeft Over het toekomstig gedrag van de leerlingen die wel al een maaltijd gegeten hebben, lopen de meningen ver uiteen. De twee extremen zijn in alle gevallen de grootste balken. Al geven de leerlingen wel aan dat het wel mogelijk is. Bij samenvoeging van deze drie variabelen vinden we een gemiddelde van 4,15 op 7. Dit betekent dat leerlingen neutraal blijven over de vraag. Ook over de factoren smaak, aantrekkelijkheid, wenselijkheid en kwaliteit lopen de meningen ver uiteen. Al is hier wel een negatieve trend zichtbaar. De helft van deze leerlingen zegt dat ze nog een warm middagmaal zouden eten op school, maar slechts 35% zou het aanraden aan zijn vrienden.
42
De hoeveelheid die men krijgt om te eten wordt algemeen goed beschouwd. Het zicht van de maaltijden kan ermee door, maar is niet unaniem positief. Ook de selectie van de maaltijden kan beter, aangezien de meesten hier neutraal over zijn, maar toch vinden velen dit goed. De service evaluation, het waargenomen niveau van kwaliteit van het product, ligt iets hoger bij wie nog nooit een warme maaltijd gegeten heeft. We kunnen ook besluiten dat de kans op terugkeer iets groter is dan de kans op een eerste aanschaf, hoewel beide kansen vrij laag zijn. 6. Ouders Hierboven werd reeds aangekaart dat de ouders minder op de hoogte zijn van de menu dan hun kinderen, en meer van de kostprijs. Iets minder dan de helft van de ouders geeft aan de maandmenu graag te willen, 20% zegt dat ze deze krijgt via de school. 35% is er niet in geïnteresseerd. 30% van de ouders zou graag de samenstelling van de maaltijden (kcal – vet – eiwit – koolh) krijgen. 10% beweert dat ze dit krijgen, maar dit wordt niet gegeven door de traiteur. 25% zou graag een factuur krijgen rechtstreeks van de traiteur. 7% zegt dit te krijgen, maar dit wordt nog niet gegeven in deze scholen. 30% zou graag een nieuwsbrief per mail ontvangen, 20% zou die graag ontvangen per post. Ook hier geven mensen aan dat ze die krijgen, maar misschien loopt daar verwarring met de nieuwsbrief van de scholen zelf. Hierbij dient ook vermeld te worden dat een grote meerderheid van de ouders geen interesse toont in de activiteiten van de traiteur. Eén respondent vernoemt onderaan de vragenlijst dat alles doorgegeven wordt via de school en er dus niet meer informatie rechtstreeks moet komen. 30% van de ouders is op de hoogte van de kostprijs van de maaltijden en 25% geeft aan die prijs te willen, 45% is niet geïnteresseerd. Eén vijfde van de ouders zou graag de mogelijkheid krijgen om alternatieve maaltijden te bestellen. In de vragenlijst werd hierbij het voorbeeld gegeven van halal of kosher vlees, koude schotels, vegetarisch of dieetvoeding. De vraag was naar de ouders echter niet gespecificeerd dus we kunnen niet zeggen welke voeding ze verkiezen.
4.3 Hypothesetoetsen 4.3.1
Is er een verschil in product evaluatie tussen leerlingen die zelf kiezen om op school te eten en leerlingen die dat moeten van hun ouders.
H0: Er is geen verschil We voeren hiervoor een Mann-Whitney test uit met de variabelen “Wie kiest” en “Product Evaluatie”. We kunnen geen besluiten trekken want we bekomen geen significante verschillen en dienen dus de nulhypothese te aanvaarden (zie Tabel 8).
43
4.3.2
Peer pressure
H0: Er is geen samenhang tussen herhalingsaanschaf en aanraden aan vrienden De spearman rangcorrelatiecoëfficiënt tussen vraag 25 en 26 is 0,648 op een 0,01 significantieniveau. Dit zijn de vragen of men nog eens op school zou eten en of met het eten zou aanraden aan vrienden. We kunnen dus zeggen dat er een sterk positief verband is tussen deze variabelen (zie Tabel 9). H0: De kans op eerste aanschaf en herhalingsaanschaf wordt niet beïnvloed door de klas waartoe men behoort. Uit een ANOVA-test leren we dat er significante verschillen voor herhalingsaanschaf, wanneer we de leerlingen groeperen per klas. We weten niet welke groepen significant verschillen, omdat de post hoc tests niet uitgevoerd worden doordat er groepen zijn met minder dan twee cases. Daarom doen we ook een ANOVA-test voor herhalingsaanschaf op school niveau. Hier zien we dat er maar één significant verschil is op 0,05 niveau, dit is tussen de school in Waasmunster en de basisschool Immerzeel. We zien ook bij de klasvergelijking dat de leerlingen uit Immerzeel meer geneigd zijn om nog eens op school te eten (zie Tabel 10). 4.3.3
Hebben gezinsgrootte en –samenstelling een invloed op hoeveel de kinderen op school eten?
H0: Er is geen verband tussen gezinsgrootte en het aantal keer dat men op school blijft eten We deden een correlatietest met de vragen “hoeveel broers en/of zussen heb je” en de vraag “hoe vaak blijf je op school eten?”. Er is absoluut geen correlatie tussen gezinsgrootte en de vraag hoeveel de kinderen op school eten. Spearmans rho bedraagt slechts 0,111 en is niet significant (Tabel 11). H0: Er is geen verband tussen de gezinssituatie en het aantal keer dat men op school blijft eten Ook deze nulhypothese moeten we aanvaarden. Omdat gezinssituatie een nominale variabele is, toetsen we deze hypothese aan de hand van een chi-kwadraattoets. We vinden geen significante verschillen. We zien wel in de kruistabel dat 20,9% van de leerlingen die bij hun beide ouders wonen dagelijks thuis gaan eten. Bij éénoudergezinnen is dat 15,8% en bij nieuw samengestelde gezinnen is dat 7,1%. Hoewel deze resultaten niet significant zijn, is het toch opmerkelijk dat leerlingen uit een traditioneel gezin veel vaker thuis gaan eten dan leerlingen uit niet-traditionele gezinnen (zie Tabel 12).
44
4.3.1
Is er een lineair verband tussen de factoren hoeveelheid eten, indeling van de refter, sfeer tijdens het eten en de tijd die men krijgt om te eten voor de service evaluatie?
H0: Er is geen verband tussen de hoeveelheid eten die men krijgt en de service evaluatie Bij het uitvoeren van een correlatie-analyse bekomen we een Spearman’s rho van 0,471, significant op 0,01 niveau. Dit betekent dat er een matige positieve correlatie is. Wanneer men de hoeveelheid eten voldoende vindt, vindt men de dienst ook beter en omgekeerd. H0: Er is geen verband tussen de indeling en sfeer van de refter en de service evaluatie We moeten ook deze nulhypothese verwerpen. Bij een correlatie-analyse van sfeer en service evaluatie, krijgen we een Spearman’s rho van 0,683, wat wijst op een sterke correlatie. Hoewel sfeer de Chronbach’s α van de variabele service evaluatie verlaagde, blijkt het toch een correlatie-effect te hebben met deze variabele. Ook de indeling van de refter is positief gecorreleerd met service evaluatie, dit met een correlatiecoëfficiënt van 0,394. 4.3.2
Zijn er verschillen tussen leerlingen die wel al eens en nog nooit een warme maaltijd gegeten hebben?
H0: De diensten van de traiteur worden door iedereen gelijk gewaardeerd Hiervoor voeren we een T-test uit van de twee variabelen van service evaluatie. Wie nog nooit een warme maaltijd geproefd heeft, evalueert de service significant beter dan wie wel al eens een warme maaltijd heeft gegeten. Op een 7-puntenschaal evalueert de eerste groep de dienst net boven gemiddeld (4,26) en de tweede groep net onder gemiddeld (3,88). Deze evaluatie geldt voor het zicht en de selectie van de maaltijden (Tabel 13). H0: De producten van de traiteur worden door iedereen gelijk gewaardeerd Wanneer we de product evaluatie testen met een ANOVA krijgen we dezelfde resultaten: wie nog nooit een warme maaltijd gegeten heeft, heeft significant een betere indruk van het product dan wie wel al een warme maaltijd gegeten heeft. Ook hier liggen de gemiddelden net boven en onder de middelste waarde van 4 op 7. De eerste groep scoort 4,69 en de tweede groep scoort 3,87 (Tabel 14).
H0: De kans op eerste aanschaf en kans op terugkeer zijn even groot Hoewel de vragen die gesteld werden aan beide groepen over gedragsintentie niet helemaal gelijk waren, achten we de twee variabelen hierover toch vergelijkbaar. De vragen voor leerlingen die nog nooit op school gegeten hadden waren iets uitgebreider dan voor de andere groep. Beide zijn wel een 7-puntenschaal en peilen naar gedragsintentie.
45
We zien dat leerlingen eerder zouden overgaan tot herhalingsaanschaf dan tot een eerste aankoop. Deze resultaten zijn volgens de T-test significant op 0,00 niveau. De kans op herhalingsaanschaf is met een gemiddelde van 4,15 groter dan het gemiddelde van 3,48 voor eerste aanschaf (Tabel 15). H0: Iedereen is even goed op de hoogte van wie het eten maakt, wat op het menu staat, waar je het menu kan vinden en wat het eten kost (vraag 18) De enige manier om deze hypothese te toetsen, is als we de antwoordcategorieën als ordinaal beschouwen en hier een Mann-Whitney test op uitvoeren. We moeten dan wel rekening houden met de antwoordopties: een 1 staat voor “JA” en een 2 staat voor “NEE”. Een hogere score zal dus betekenen dat men minder op de hoogte is van de diensten van de traiteur. Als groeperingsvariabele nemen we de variabele uit vraag 16, of men al of niet al eens een warme maaltijd gegeten heeft. Voor de eerste variabele zijn er geen verschillen, de twee groepen weten even goed wie de traiteur van de school is. Voor de andere drie variabelen zijn er wel significante verschillen. De leerlingen die wel een warme maaltijd eten op school hebben een lagere score, en hebben dus meer “JA” geantwoord op de vragen. Ze zijn beter op de hoogte van de menu, waar de menu te vinden is en wat het eten kost (Tabel 16). Wanneer we diezelfde test toepassen op dezelfde vraag die aan de ouders gesteld werd, opnieuw gegroepeerd op vraag 16, vinden we dezelfde resultaten: ouders van wie hun kinderen een warme maaltijd eten op school, zijn van alle informatie beter op de hoogte (Tabel 17). 4.3.3
Zijn leerlingen en hun ouders van alle informatie gelijk op de hoogte?
H0: Er is geen verschil tussen ouders en leerlingen. Hiervoor dienen we vraag 18 van de leerlingen en vraag 1 van de ouders te vergelijken met een kruistabel en chi-kwadraattoets. Aangezien het telkens vier deelvragen betreft, voeren we vier gelijke toetsen uit. Er zijn geen significante verschillen wat betreft de vraag wie het eten maakt, de leerlingen en hun ouders zijn hier even goed van op de hoogte. Leerlingen weten significant beter wat op het menu staat (67 % van de leerlingen is hiervan op de hoogte tegenover 30% van de ouders) en waar ze die menu kunnen vinden (65,3% versus 47,3%). De ouders kennen wel de beter de kostprijs: 69,6% van de ouders kent de kostprijs van het eten en slechts 48% van de leerlingen is hiervan op de hoogte. Deze resultaten zijn te zien in Tabel 18, Tabel 19, Tabel 20, en Tabel 21.
46
4.3.4
Zijn er verschillen tussen de scholen?
Om de vier scholen te vergelijken op basis van andere variabelen, voeren we een ANOVA test uit. We voeren de ANOVA uit voor de variabelen attitude van het merk: status, evaluatie van de dienst, productevaluatie, situationele betrokkenheid, gedragsintentie voor eerste aanschaf en gedragsintentie voor terugkeer. H0: De status van het product wordt in alle scholen gelijk gepercipieerd. De eerste significante verschillen werden gevonden voor de perceptie van de status van het product. De school in Waasmunster verschil van zowel Immerzeel te Aalst als van de school in Dendermonde, maar niet van het Sint-Maartensinstituut te Aalst. De school in Dendermonde verschilt wel van het Sint-Maartensinstituut. Wanneer we de explorerende data opvragen van deze variabele, gegroepeerd per school, zien we dat de leerlingen van Waasmunster de status van het product het laagst inschatten met een gemiddelde van 2,37 op een vijfpuntenschaal. Ze worden gevolgd door het SintMaartensinstituut met een gemiddelde score 2,48, daarna komt Immerzeel die een gemiddelde score geeft van 3,39. De basisschool Sint-Vincentius geeft de hoogste score voor status, zijnde 3,48. Deze resultaten zijn terug te vinden in Tabel 22. H0: De evaluatie van de dienst is in alle scholen gelijk. De leerlingen die nog nooit een warme maaltijd gegeten hebben op school, hebben dezelfde mening over de dienst van de traiteur. Hier moeten we dus de nulhypothese aanvaarden (Tabel 23). De leerlingen die wel al eens een warme maaltijd gegeten hebben, verschillen wel in mening volgens de school waartoe ze behoren (Tabel 24). De enige significante resultaten hier vinden we tussen de basisschool Immerzeel en de school in Waasmunster. Ook hier vragen we – net zoals bij de vorige hypothese – de gemiddelden op. Daaruit blijkt dat Waasmunster met een gemiddelde van 3,77 op 7 lager ligt dan Immerzeel, dat een score heeft van 4,35. Ook hier heeft Waasmunster de laagste score van de vier scholen. H0: De productevaluatie is in alle scholen gelijk. Een ANOVA-test met daaropvolgende exploratie van het item productevaluatie, brengt dezelfde resultaten zoals bij de vorige hypothesen. Het gemiddelde van Waasmunster (3,38 op 7) ligt significant lager dan bij Immerzeel (4,98) en de basisschool Sint-Vincentius (4,84). Zie Tabel 25. H0: De situationele betrokkenheid is in alle scholen gelijk. Deze schaal voorspelt de afhankelijkheid van beslissingen van vrienden. We vinden geen significante resultaten dus we aanvaarden de nulhypothese (Tabel 26). We vermelden hierbij ook dat de gemiddelden op deze set vragen erg laag liggen, ze variëren van 1,82 tot 2,82 op een
47
zevenpuntenschaal. Dit wijst erop dat de leerlingen het niet belangrijk vinden om hetzelfde te eten als hun vrienden over de middag. H0: Gedragsintentie is in alle scholen gelijk. De gedragsintentie voor eerste aanschaf verschilt met een significantie van 0,80 (Tabel 27). Dit is net te laag om de nulhypothese te verwerpen. De nulhypothese voor gedragsintentie terugkeer kunnen we wel aanvaarden, Immerzeel verschilt namelijk van de school in Waasmunster met een significantie van 0,05 (Tabel 28). De eerste school heeft een gemiddelde score van 5,53 op 7, de tweede slechts 3,52. De leerlingen van Immerzeel zullen dus sneller een herhalingsaankoop doen dan de leerlingen van Waasmunster. H0: De verschillen zijn niet te verklaren door externe factoren. We onderzoeken hoe de verschillen tussen de vier scholen zouden kunnen verklaard worden aan de hand van enkele variabelen die de school zelf in de hand heeft: de sfeer tijdens het eten, de indeling van de refter en de tijd die leerlingen krijgen om te eten. We beschouwen “hoeveelheid” ook als externe variabele, omdat we weten dat bepaalde scholen bewust minder maaltijden bestellen dan nodig, om de prijs te drukken. Hoewel we na de vorige resultaten zouden verwachten dat Waasmunster ook hier het slechtst scoort, blijkt dit niet zo te zijn. Het enige significante verschil dat de ANOVA-test hier oplevert, is de evaluatie van de sfeer in de refter, door leerlingen die nog nooit een warme maaltijd gegeten hebben. Het is zo dat de school in Dendermonde voor sfeer een gemiddelde score geeft van 2 op 7, terwijl de andere twee scholen net boven de helft scoren met 4,29 en 4,40 op 7 (Tabel 29). In de vierde school, het Sint-Maartensinstituut, heeft niemand de enquête ingevuld die nog nooit een warme maaltijd gegeten heeft. Vandaar dat de school in deze berekeningen niet werd opgenomen. 4.3.5
Zijn er verschillen tussen meisjes en jongens?
Om de verschillen tussen twee groepen te onderzoeken, gebruiken we een T-toets. We voerden de Ttoets uit op alle variabelen van de vorige paragraaf, maar de groeperingsvariabele is nu geslacht in plaats van school. We vinden hiervoor gen enkel significant resultaat, wat betekent dat de antwoorden van jongens en meisjes op geen enkele van deze variabelen significant verschillen. Zie Tabel 30. 4.3.6
Wie de dienst beter evalueert, zal sneller overgaan tot aanschaf
Om het lineair verband van twee metrische variabelen te testen, gebruiken we een Pearson correlatie. We doen dit voor de variabelen “Service Evaluation 1” en “Behavioral Intention 1”. We vinden hiervoor een significante correlatie op 0,05 niveau. Er is een Pearson correlatie van 0,86, wat betekent dat er een hoge correlatie is tussen deze twee items. Wie de dienst louter op zicht beter evalueert, is
48
dus sneller en meer van plan om het product een eerste maal aan te schaffen. Ook voor herhalingsaanschaf vinden we een significante positieve correlatie van 0,312. We kunnen zeggen dat hier een zwak verband aanwezig is. Hoewel we geen significante correlatie vinden tussen de evaluatie van de service en de product evaluatie bij wie nog nooit een maaltijd geproefd heeft, vinden we deze correlatie wel bij de respondenten die wel al eens een warme maaltijd gegeten hebben. Daar is namelijk sprake van een correlatie van een hoge correlatie, zijnde 0,736. 4.3.7
Ouders
Om de vragen over de ouders te beantwoorden, hebben we eigenlijk te weinig informatie vanuit de vragenlijst. Eén vierde van de ouders hebben de vragen niet ingevuld, anderen geven snel aan niet geïnteresseerd te zijn. We zien dat de belangrijkste factoren voor de keuze in verband met het middageten zijn dat de ouders zelf koken, en dat ze liever controle hebben op het eten van hun kind. De meeste leerlingen eten dan ook niet dagelijks een warme maaltijd. Slechts 10,6% van de ouders geeft aan tevreden te zijn van de diensten van de traiteur. 48,1% weet het niet en 17,3% is niet tevreden. We lieten open ruimte voor de ouders om hun keuze toe te lichten. De positieve opmerkingen gaan vooral over de variëteit van het eten en de lekkere soep. Ouders geven ook aan dat hun kind enkel de donderdag warm eet, omdat er dan frietjes zijn. De neutrale evaluatie van de dienstverlening komt meestal van ouders van wie hun kinderen enkel boterhammen eten. Eén moeder geeft aan dat haar dochter nooit iets zegt over het eten dat ze krijgt op school, en dat ze dus geen evaluatie kan geven. Een andere moeder is kritisch ten opzichte van haar eigen kinderen, en meldt dat hun negatieve feedback over het eten erg moeilijk te plaatsen is omdat het moeilijke eters zijn. De ouders die ontevreden zijn van de diensten van de traiteur, merken op dat het eten niet lekker is, weinig smaak bevat en de belangrijkste voedingsstoffen verliest door de lange tijd tussen het klaarmaken en opeten. “Alle belangrijke voedingselementen zijn uit de voeding door de lange tijd tussen het klaarmaken en opeten. Een catering uit Waasmunster zelf zou beter zijn.”(Ouder uit de gemeenteschool Waasmunster) Verder lezen we ook dat de leerlingen niet echt kunnen kiezen wanneer ze op school eten, omdat de menu niet gekend is op het moment dat de keuze moet gemaakt worden, of dat het niet mogelijk is om dagelijks te kiezen. “Ik vraag al jaren een maandmenu op school. Ze willen het niet geven, omdat, als er spaghetti of frietjes zijn, er dan veel meer kinderen willen blijven eten.” (Ouder uit de basisschool Immerzeel)
49
CONCLUSIES Voorgaande interpretaties van de analyses die werden uitgevoerd met SPSS, leiden tot een aantal conclusies met betrekking tot het onderzoek. De meeste leerlingen denken dat ze een gezond voedingspatroon aanhouden. Ze eten graag groenten en fruit, en ze vinden de voeding die ze thuis krijgen gezond. Leerlingen vinden de voeding die ze op school krijgen gezond, dit zijn zowel de lunches die ze zelf meebrengen als hetgeen geserveerd wordt in de refter. Ze eten dagelijks een warme maaltijd, slechts een minderheid eet af en toe twee warme maaltijden per dag. Tachtig procent van de respondenten eet dagelijks een ontbijt en de helft eet één keer per week fast-food. Meer dan de helft van de leerlingen blijft dagelijks op school eten. De meesten eten boterhammen die ze van thuis meebrengen. Zeventig procent heeft al eens een warme gegeten op school. De scores voor kwaliteitsevaluatie en –perceptie van het warm eten zijn neutraal. Bij de beschrijvende gegevens zagen we reeds een sterke trend dat kinderen beweren zich niet te laten beïnvloeden door het eetgedrag van hun vrienden. Toch zien we dat de kans op herhalingsaanschaf beïnvloed wordt door de klas waartoe men behoort. Ook tussen de vier scholen onderling ligt er een verschil in kans op herhalingsaanschaf. Leerlingen die de diensten van de traiteur beter evalueren, zowel op afstand als uit ervaring, zullen sneller overgaan tot (herhalings)aanschaf. Er is ook een sterk positief verband tussen de intentie tot herhalingsaanschaf en het aanraden aan vrienden. Toch merken we op dat de helft van de leerlingen zegt dat ze nog eens een warm middagmaal zouden eten op school, maar slechts 35% zou het aanraden aan zijn vrienden. De leerlingen stellen dus strengere eisen als ze een product aanraden aan vrienden. De literatuur gaf aan dat Belgen 1 maaltijd op vier buitenshuis nemen. We zien dat 60% van de leerlingen bijna dagelijks op school blijft eten. De meeste leerlingen eten echter nooit een warme maaltijd buitenshuis. Er was geen significant verband tussen gezinsgrootte en het aantal keer dat men op school blijft eten, toch merken we dat leerlingen uit een traditioneel gezin vaker thuis eten over de middag dan leerlingen uit een nieuw samengesteld gezin of leerlingen die bij één van hun ouders wonen. Dit bevestigt de literatuur dat wijzigingen in familiestructuur ervoor zorgen dat kinderen meer voor zichzelf moeten zorgen. We zijn ook geïnteresseerd of alle leerlingen even goed op de hoogte zijn van de informatie die aangereikt wordt door de traiteur. Leerlingen hebben de mogelijkheid om te weten wie het eten levert, wat op het menu staat, waar ze die menu kunnen vinden en wat de kostprijs is van het eten. Alle leerlingen weten even goed wie het eten levert op school. De leerlingen die wel al eens een warme maaltijd gegeten hebben op school, zijn wel significant beter op de hoogte van de andere variabelen.
51
Ze weten beter wat op de menu staat, waar ze de menu kunnen vinden en wat het eten kost. Bij de ouders vinden we gelijkaardige resultaten: ze zijn ook beter op de hoogte van deze informatie wanneer hun kind al eens een warme maaltijd genomen heeft op school. Wanneer we de antwoorden op deze vragen vergelijken tussen de ouders en de leerlingen, zien we dat de leerlingen beter op de hoogte zijn dan hun ouders van wat op het menu staat en waar ze die informatie kunnen vinden. Ouders en leerlingen weten evengoed wie het eten maakt, maar de ouders weten het best hoeveel het eten kost. De communicatie naar de ouders toe schiet dus tekort. Sommige ouders vermelden dit probleem zelf, ze zeggen dat de school hen geen maandmenu wil geven of dat ze er niet op tijd van op de hoogte zijn. Het kan ook zijn dat ouders er niets van weten omdat ze niet geïnteresseerd zijn, zoals ze soms zelf aangeven op de vragenlijsten. De informatie wordt dus systematisch genegeerd omdat de familie er geen behoefte aan heeft. We zien wel dat er meer ontevreden ouders zijn dan tevreden ouders. Ze vinden het eten te vet of te laag in voedingswaarde, ze horen van hun kinderen dat er niet genoeg smaak in zit en dat het eten er niet lekker uit ziet. Toch geloven de ouders ook niet alles wat hun kinderen zeggen, omdat de feedback van kinderen soms moeilijk te plaatsen is en dat de menu’s wel gevarieerd zijn en er lekker uit zien. In de literatuur werd meermaals het belang van de sfeer en indeling van de refter aangekaart. We vonden een sterke correlatie tussen de sfeer in de refter en de service evaluatie. Wanneer leerlingen vinden dat er een goede sfeer heerst over de middag, ligt de evaluatie van de service dus ook hoger. Ook de indeling van de refter blijkt een invloed te hebben op de evaluatie van de diensten van de traiteur. Leerlingen die nog nooit een warme maaltijd geproefd hebben, geven een hogere product- en dienstevaluatie dan leerlingen die wel al een warme maaltijd gegeten hebben. Dit is een merkwaardige bevinding waaruit we kunnen besluiten dat leerlingen die nog nooit een warme maaltijd gegeten hebben, er wel nieuwsgierig naar zijn. Toch geven ze aan dat de kans dat ze het ooit eens zouden doen erg laag ligt. De kans op eerste aankoop is ook significant lager dan de kans op herhalingsaankoop. Hoewel de leerlingen die al eens een maaltijd gegeten hebben deze dus lager beoordelen dan de andere groep, is de kans dat ze het nog eens zouden doen wel groter. Dit is te verklaren doordat ze reeds vertrouwd zijn met het product en geen moeilijke keuzes meer moeten maken om tot aanschaf over te gaan. Leerlingen die nog nooit een warme maaltijd gegeten hebben zijn minder geneigd om dit te doen omdat dit een gedragsverandering inhoudt. Toch merken we op dat de kans op herhalingsaanschaf net boven het middenpunt ligt en dus bijzonder laag is. Naast de verschillen tussen leerlingen die het eten wel of niet geproefd hebben, kunnen ook de verschillen tussen de scholen hoog oplopen. Zo blijkt op bijna alle testen dat de gemeenteschool in Waasmunster minst tevreden is, van zowel status van het product, evaluatie van de dienst als productevaluatie. De basisschool Immerzeel geeft telkens de hoogste scores, gevolgd door het Sint-
52
Vincentiusinstituut. Het Sint-Maartensinstituut blijft bijzonder neutraal tegenover de andere scholen. De situationele betrokkenheid (beïnvloeding door vrienden) en gedragsintentie zijn wel in alle scholen gelijk. Wanneer we verder onderzoeken of er andere factoren meespelen in deze evaluatie, valt op dat het Sint-Vincentiusinstituut, dat anders een positieve evaluatie geeft over de maaltijden, zeer ontevreden is over de sfeer in de eetzaal. We kunnen uit ons onderzoek echter niet afleiden waar deze verschillen wel zijn ontstaan. We kunnen ervan uitgaan dat het feit dat Waasmunster een gemeenteschool is, ertoe leidt dat ze zo ver afwijkt van de andere scholen, die tot het katholieke net behoren. Het zou verkeerd zijn om deze stelling te geloven, maar we vinden het toch belangrijk om dit te vermelden. Verder onderzoek zou kunnen duidelijk maken of er verschillen zijn in lunchervaring tussen de leerlingen in scholen van het katholieke net en leerlingen in het gemeenschapsonderwijs. Een andere beperking in ons onderzoek is het feit dat we bewust hebben gekozen om scholen te onderzoeken die met dezelfde traiteur werken. Op die manier konden we een factor constant houden. Indien hetzelfde onderzoek zou volbracht worden in scholen die een andere leverancier hebben, zouden we beter weten of het eten echt zo onsmakelijk is als het bevonden wordt. We zijn er namelijk van overtuigd dat het imago van schoolmaaltijden veel ruimer moet gezien worden, en dat heel wat negatieve connotaties tot deze slechte evaluatie geleid hebben. Een laatste beperking voor het onderzoek was de leeftijd van de respondenten. We kozen voor het vijfde en zesde leerjaar, omdat jongere leerlingen moeilijker te bevragen zijn met een enquête. Het zou misschien interessanter zijn om ook de mening van jongere kinderen te horen. Want als we kinderen vanaf het eerste leerjaar kunnen aanleren om een warme maaltijd te eten op school, zullen ze dat de jaren nadien ook blijven doen en is het effect van de actie veel duurzamer.
53
AANBEVELINGEN De resultaten van het onderzoek gebruiken we om aanbevelingen op te stellen op vlak van kwaliteit, menusamenstelling en communicatie van Vicora Catering. Voor de scholen willen we vooral aanbevelingen doen omtrent acties die binnen de school kunnen gevoerd worden, campagnes dus. Naar de overheid roepen we op voor een betere ondersteuning van de sector, zodat schoolmaaltijden naar waarde geschat worden door ouders en leerlingen. Wanneer we de gedragsintenties van de leerlingen bestuderen, zien we dat slechts een kleine groep geneigd is om vrijwillig over te gaan tot herhalingsaanschaf. Ook op alle andere parameters wordt bijzonder laag gescoord. Leerlingen blijven eerder neutraal over smaak, en geven nooit een gemiddelde score die hoger ligt dan 5 op 7.
1. Vicora Als cateringbedrijf zijn we met deze resultaten behoorlijk tevreden. Leerlingen geven niet aan dat ze een afkeer hebben van het eten en het kan er al met al mee door. Gezien de reputatie van schoolmaaltijden hadden we deze resultaten lager ingeschat. Uiteraard is het belangrijk om de klantentevredenheid op te drijven. Op basis van de literatuur zouden we veronderstellen dat het opdrijven van klantentevredenheid automatisch meer leerlingen zou aansporen om op school te blijven eten, doordat de leerlingen elkaar overhalen en beïnvloeden. We besloten ook dat tevreden leerlingen eerder hun vrienden zouden aanraden om ook een warme maaltijd te eten. Toch dienen we hierbij te vermelden dat de respondenten unaniem zijn over het feit dat ze zich niet laten beïnvloeden door wat vrienden eten. We moeten eventuele acties dus richten op zowel de huidige als de potentiële klanten. Kwaliteit Leerlingen percipiëren de kwaliteit van het product eerder laag. Aan deze perceptie kan gewerkt worden puur op basis van communicatie. Dit zou men kunnen doen door het eigen product te linken aan een product met een hoge kwaliteitsperceptie, door bijvoorbeeld bepaalde maaltijdcomponenten in het licht te stellen. Een voorbeeld kan zijn dat op de maandmenu vermeld wordt dat er uitsluitend met kwaliteitsproducten gewerkt wordt. Indien men echt specifiek wil gaan kan je ook de afkomst van je maaltijdcomponenten vermelden, bijvoorbeeld “spaghetti van Soubry”. Op dagen dat de desserts van een merk zijn, kan dat ook vermeld worden, bijvoorbeeld “Inex yoghurt”. We ontkennen niet dat sommige maaltijden aan kwaliteit tekort schieten. Soms wordt een maaltijdcomponent verkeerd geleverd, en dat ontgaat de kinderen niet. Aangezien alle geleverde producten onmiddellijk na levering verwerkt worden, is er helaas geen tijd om product van hogere
55
kwaliteit te gaan zoeken en moet dat product in de maaltijden verwerkt worden. Indien dergelijke gevallen zich voordoen, excuseert Vicora zich steeds naar de directie toe. Deze tekortkomingen kunnen moeilijk naar de kinderen gecommuniceerd worden en het lijkt ons ook irrelevant om dat te doen. Menusamenstelling Om aan de wensen van de leerlingen tegemoet te komen, kan er nog gewerkt worden aan de samenstelling van de menu’s. Uit de literatuur blijkt dat het aanbieden van een keuzemenu geen optie is, omdat leerlingen dan systematisch kiezen voor vetrijkere producten. Om leerlingen te laten kennis maken met het product, denken we eraan om themaweken in te lassen. We denken aan populaire thema’s zoals “Italië”, of thema’s die afgestemd worden op het seizoen. We stellen dat, als we één keer per semester een themaweek inlassen met de nodige voorafgaande communicatie, we meer leerlingen kunnen overhalen om een warme maaltijd te nemen. Aangezien de maaltijden gekaderd worden in een evenement, zal de ervaring voor de kinderen veel leuker zijn. De thema’s kunnen, indien gewenst, overlegd worden met de scholen. Zo kunnen scholen hun lessen hierop afstemmen, of kan de menu afgestemd worden op de lessen die op dat moment gegeven worden. We kunnen de kinderen ook zelf een menu laten samenstellen. De literatuur vermeldt dat onze doelgroep erg prikkelbaar is voor competitie en concurrentie. Als cateringbedrijf kan je lesbundels opstellen rond evenwichtige voeding. Deze lesbundels helpen de leerkrachten vooruit in hun lessen en zullen door de directies toegelaten worden op de scholen. Er zijn namelijk voor zowel de school als het bedrijf voordelen aan verbonden. Er moet een grondige afweging gemaakt worden tussen de commercialiteit van het lesmateriaal en het educatief niveau. Om de kinderen te enthousiasmeren mag het educatief niveau namelijk niet te hoog liggen, want het moet plezant blijven. Wanneer de lessenreeks volbracht is, kunnen de kinderen uitgedaagd worden om zelf een evenwichtig weekmenu op te stellen voor de school. Als beloning zouden we de winnende klas in die week gratis maaltijden kunnen aanbieden. De literatuur vermeldt dat het financieel interessant is om rekening te houden met seizoensproducten. We weten niet in welke mate Vicora dat nu toepast, maar we kunnen hieromtrent wel ruimer advies geven. Aangezien de kennis van seizoensproducten bij de leerlingen bijzonder laag is, kan daar ook rond gecommuniceerd worden. Dit kan men doen door bovengenoemde themaweken. Een andere optie is om affiches in de scholen te hangen met de seizoensgroenten en het seizoensfruit van het moment.
56
Communicatie Kinderen zijn bezorgd om hun voeding en weten wat gezond is. Ze beweren dat ze graag groenten en fruit eten en gezonde voeding lekker vinden. Het zou dus geen schande zijn om de maaltijden te profileren als zijnde gezond. Dertig procent van de ouders geeft aan dat ze graag een nieuwsbrief willen krijgen. Omdat een groot aandeel van de ouders niet geïnteresseerd is in de diensten van de traiteur, kan het interessant zijn om bij het begin van het schooljaar de ouders de kans te geven om in te tekenen op een elektronische nieuwsbrief. We willen natuurlijk ook de interesse opwekken van ouders die tot op vandaag niet geïnteresseerd zijn in het aanbod. Dit kunnen we doen door de nieuwsbrief in een ruimer kader te plaatsen, en hier niet enkel de maandmenu in te zetten, maar ook algemene tips rond gezonde voeding en fysieke activiteit. We kunnen hierbij ook vermelden dat deze nieuwsbrief, of een op maat gemaakte nieuwsbrief, ook naar de leerlingen kan verstuurd worden. Leerlingen maken namelijk heel wat keuzes zelf, en ze kiezen volgens ons onderzoek meestal zelf wat ze eten over de middag. Ze beschikken over een eigen e-mailadres en zijn dus rechtstreeks toespreekbaar. Waar ouders klagen over te weinig informatie van de school, kan Vicora via nieuwsbrieven de ouders rechtstreeks informeren. Vicora heeft ook reeds voor bepaalde scholengroepen een online tool ontwikkeld waarbij ouders van thuis uit de maaltijd voor hun kinderen kunnen reserveren. De ouders weten zo meteen welke maaltijd hun kinderen die dag krijgen, en de factuur kan rechtstreeks verstuurd worden naar het thuisadres van het kind.
2. Scholen De school heeft een grote invloed in het socialisatieproces van kinderen wat betreft voeding. Scholen kunnen beperkingen opleggen aan hun leerlingen over de tussendoortjes en drank die ze mogen meebrengen en ze kunnen richtlijnen geven over de inhoud van de boterhamdoos. Scholen zouden meer aandacht moeten besteden aan de aankleding van hun eetzaal en de sfeer die er heerst. Deze aanbeveling doen we vooral naar de basisschool Sint-Vincentius, maar ook andere scholen kunnen deze tips gebruiken. Gezelligheid en familiariteit tijdens het eten zijn erg belangrijk voor kinderen. Om lawaaierigheid te beperken kunnen scholen maatregelen nemen om de akoestiek van de zaal te verbeteren, zoals gordijnen hangen of tafelkleden gebruiken. We gaven een extreem voorbeeld in onze literatuurstudie: in Italië eten de leerlingen aan ronde tafels met een tafelkleed, en hebben er hun eigen bord en bestek. We beseffen dat voor infrastructuur bijzonder weinig budget is en verwijzen dan ook door naar de aanbevelingen voor de overheid.
57
De leerlingen zijn tevreden over de tijd die ze krijgen om te eten. We merken wel in het onderzoek dat scholen het moeilijk hebben om flexibiliteit te bieden naar de leerlingen en ouders wat betreft het bestellen van de schoolmaaltijden. Ouders en leerlingen zijn niet tijdig op de hoogte van de menu en kunnen daardoor niet gericht maaltijden bestellen. Als Vicora haar communicatie uitbreidt naar ouders, kan ze dit zoals hoger vermeld rechtstreeks via de ouders doen. Een andere optie is dat scholen nog steeds als tussenpersoon fungeren, maar dan moeten ze wel mee op de kar springen en alle informatie voldoende doorgeven aan de ouders en leerlingen.
3. Vlaamse overheid De overheid is een zeer belangrijke actor om mensen op weg te zetten naar een gezonde levensstijl. Ze kan beperkingen opleggen en regels geven voor reclame en beeldvorming, zoals nu reeds gebeurt. Er is in Vlaanderen namelijk een overeenkomst van de overheid met de voedingssector en de media, om een correcte beeldvorming te voorzien rond voeding. De overheidsdienst volksgezondheid doet er alles aan om gezond bewegen en evenwichtig eten aan te moedigen, en ook in de scholen zijn er enkele maatregelen, zoals “De gezonde klas”, waarbij leerlingen zich engageren om gezonder te leven, of “Tutti Frutti” en “EU Schoolfruit”. Uiteraard is het een positieve evolutie als kinderen de gewoonte aanleren om dagelijks een stuk fruit te eten, en deze acties bleken bijzonder effectief te zijn, maar wij vinden ze te niet verregaand genoeg. Hierboven werd reeds vermeld dat de Vlaamse scholen dringend budgetten nodig hebben om hun infrastructuur aan te passen aan het stijgende leerlingenaantal en aan hun verhoogde wensen. Financiële steun kan ook gegeven worden om de aankoop van schoolmaaltijden te bekostigen, zodat de aankoopprijs voor de ouders verlaagt. Prijsdaling voor de leerlingen kan geïmplementeerd worden afhankelijk van hun behoeften. Nationale campagnes over gezonde tussendoortjes zijn effectief gebleken, daarom is het nu tijd om iets verder te gaan en campagnes te implementeren om leerlingen aan te sporen om gebruik te maken van het aanbod van de scholen. Een eerste stap is om de gezondheid en evenwichtigheid van de schoolmaaltijden te garanderen. Hiervoor kan de overheid kwaliteitslabels opstellen, zodat de standaarden hoger komen te liggen. Enkel op die manier is men zeker dat de campagne de gezondheid van de kinderen ondersteunt, en niet zuiver een verkoopstijging oplevert voor de traiteurs. De voordelen van een gezond en gevarieerd voedingspatroon zijn groot genoeg opdat hier werk zou van gemaakt worden. We vermeldden ze reeds in de literatuur: leerlingen leren gezond en gevarieerd eten en ontwikkelen zo een breder smakenpallet. Dit smakenpallet dragen ze voor de rest van hun leven mee. Gezonde gewoontes moeten van jongs af aangeleerd worden, zo krijgt men de grootste effecten op vlak van gezondheid. Een gezonder voedingspatroon brengt namelijk ook lagere kosten voor de gezondheidszorg met zich mee.
58
4. Toekomstig onderzoek Verdere onderzoeken zijn nodig om dit onderzoek beter te kunnen kaderen. Zo is het nog onduidelijk of het net waartoe een school behoort een invloed heeft op de lunchervaring van de leerlingen. De resultaten zouden ook getest kunnen worden aan gelijkaardig onderzoek bij klanten van een andere traiteur en diepte-interviews zijn nodig om de echte motivaties bloot te leggen.
59
LITERATUURLIJST Frank Fol: "Schoolmaaltijden moeten duurder". (4-9-2006). Vlaams Infocentrum voor Land- en Tuinbouw . Billiet, J. & Waege, H. (2006). Een samenleving onderzocht: Methoden van sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Antwerpen: Uitgeverij De Boeck. Birch, L. (1980). Effects of peer model's food choices and eating behaviours on preschoolers' food preferences. Child Development, 51, 489-496. Bottelbergs , I. (2007). Consumensjes: over kinderen, reclame en communicatie. Leuven: Lannoo Campus. Bulmer, S. L. (2001). Childrens perceptions of advertising. Massey University, Auckland. Colley, R. H. (1961). Defining Advertising Goals for Measured Advertising Results. New York: Association of National Advertisers. Davis, T. and White, L. (2006). Children and snack foods: is there a relationship between television viewing habits and nutritional knowledge and product choice? Asia-Pacific Advances in Consumer Research. De Geeter, H. (2010). Gezond eten buitenshuis, vanzelfsprekend of niet? Nutrinews, 2, 16-19. De Pelsmacker, P., Geuens, M., & Van den Bergh, J. (2008). Marketingcommunicatie. (3 ed.) Amsterdam: Pearson Education Benelux. Dority, B. L., McGarvey, M. G., & Kennedy, P. F. (2010). Marketing Foods and Beverages in Schools: The Effect of School Food Policy on Students' Overweight Measures. Journal of Public Policy & Marketing, 29, 204-218. Europese Commissie, D. G. e. C. (2003). Voortgangsverslag over de werkzaamheden van de Europese Commissie op voedingsgebied Belgium: Europese Gemeenschappen. Evans, W. D. (2008). Social Marketing Campaigns and Children's Media Use. The Future of Children, 18, 181-203. French, S. A. (2003). Pricing effects on food choices. Journal of Nutrition, 133, 841S-843S. Gezondheid.be. (25-8-2005). Lekker eten op school en bedrijf. Grossbart, S. L. and Crosby, L. A. (1984). Understanding the bases of parental concern and reaction to children's food advertising. Journal of Marketing, 48(3), 79-92.
61
Hinsz, Verlin B. (2005). The influences of social aspects of competition in goal-setting situations. Current Psychology: Developmental, Learning, Personality, Social, 24, 258-273. Hyman, H. H. and Sheatsley, P. B. (1947). Some Reasons Why Information Campaigns Fail. Public Opinion Quarterly, 2, 412-423. Kline, S. (2005). Children and their money. European advances in consumer research, 7, 327-332. Kotler, P. and Zaltman, G. (1971). Social Marketing: An approach to Planned Social Change. Journal of Marketing, 35, 3-12. Kraak, V. and Pelletier, D. L. (1998). The influence of commercialism on the food purchasing behavior of children and teenage youth. Family Economics and Nutrition Review, 11, 15-24. Kubik, M. Y. Lytle L. A. Hannan P. J. Perry L. C. Story M. (2003, July). The association of the school food environment with dietary behaviors of youn adolescents. American Journal of Public Health, 93/7, 1168-1173. Lang, S. (1997). Why tastes change. In G.Smith (Ed.), Children's Food: Marketing and Innovation (pp. 49-68). London: Blackie Academic & Professional. Levine, J. (1999). Food industry marketing in elementary schools: Implications for school health professionals. Journal of School Health, 69, 290-291. Linn, S. and Novosat, C. L. (2008). Calories for Sale: Food Marketing to Children in the Twenty-first Century. The ANNALS of the American Academy of Political and Social Science, 615, 133-155. LOGO
West-Vlaanderen.
(2007).
Gezondheidsbeleid
op
school.
http://www.logowvl.be/site/pages/project.aspx?pId=0&prId=62 . Marshall, D. & O'Donohoe, S. (2010). Children and Food. In D.Marshall (Ed.), Understanding Children as Consumers (pp. 167-182). London: SAGE Publications. McNeal J.U. (1992). Kids as customers: A handbook of marketing to children. Mass: Lexington Books. MediqApotheek. (8-9-2010). Schoolmaaltijden: leren eten doet eten. Meyer, M. K. & Conklin, M. T. (1998). Variables affecting high school students' perceptions of school foodservice. Journal of the American Dietetic Association, 98, 1424-+. Naik, A. (2008). Did Jamie Oliver Really Put School Dinners on the Agenda ? An Examination of the role of the Media in Policy Making. Political Quarterly, 79, 426-433.
62
Neumark-Sztainer, D. et al. (2005, October 6). School lunch and snacking patterns among high school students: Associations with school food environment and policies. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity, 2, 14-21. Nobes, G. and Chris, P (2003). Children's Understanding of Social Rules and Social Status. MerillParlmer Quarterly, 49, 77-99. Piaget, J. (1952). The Origins of Intelligence in Children. Oxford: International Universities Press. Piaget, J. (1970). Science of Education and the Psychology of the Child. New York: The Viking Press. Pike, J. (2010). 'I don't have to listen to you! You're just a dinner lady!': power and resistance at lunchtimes in primary schools. Childrens Geographies, 8, 275-287. Raju, S., Rajagopal, P., & Gilbride, T. J. (2010). Marketing Healthful Eating to Children: The Effectiveness of Incentives, Pledges, and Competitions. Journal of Marketing, 74, 93-106. Rothschild, M. L. (1979). Marketing Communiciations in Non-business Situations or Why It's So Hard to Sell Brotherhood Like Soap. Journal of Marketing, 43, 11-20. Roy, P. (1993). Marketing-Strategieën gericht op kinderen. Rijksuniversiteit Gent, Gent. Rozin, P. (1990). Development in the food domain. Developmental Psychology, 26, 555-562. Ruffy, M. (1981). Influence of Social Factors in the Development of the Young Child's Moral Judgment. European Journal of Social Psychology, 11, 61-75. School Food Trust. (2-9-2010). Schoolmaaltijd geeft kinderen beter smakenpallet. School Food Trust (2011). The provision of school food in 18 countries. Spungin, P. (2004). Parent power, not pester power. International Journal of Advertising and Marketing to Children, 5(3), 37-40. Stratton, P. (1997). Influences on food choice within the family. In G.Smith (Ed.), Children's Food: Marketing and Innovation (pp. 1-19). London: Blackie Academic & Professional. Vandersmissen, M. (2011, February 26). Het Interview: Joeri van den Bergh (Insites) schreef boek over Generatie Y. De Standaard. Verdegem, C. (2002). Impact van reclame op voedingskeuze van jongeren. Universiteit Gent, Faculteit Economie en Bedrijfskunde, Gent.
63
Vlaams Agentschap voor Zorg en Beweging (2008). Vlaams Actieplan Voeding en Beweging 20092015. Vlaams Agentschap voor Zorg en Beweging. (15-3-2010). Gezondheidsdoelstelling voeding en beweging. Ward, S. (1974). Consumer socialization. Journal of Consumer Researc, 1, 1-16. WHA (2004). Global strategy on diet, physical activity and health. Wiebe, G. D. (1951). Merchandising Commodities and Citizenship on Television. Public Opinion Quarterly, 15, 679-691. Zollo, P. (1995). Wise up to teens - Insight into marketing and advertising to teenagers. New York: New Strategist Publications.
64
BIJLAGEN Bijlage 1
Vragenlijst ......................................................................................................................... 65
Bijlage 2
E-mail naar de directie van de geïnteresseerde scholen .................................................... 77
Bijlage 1 Vragenlijst Beste leerlingen, In het kader van mijn masterproef aan de Universiteit van Gent, wil ik jullie vragen om deze vragenlijst in te vullen. Het invullen ervan zal ongeveer een kwartiertje duren. Met je antwoorden kan je ons helpen om inzicht te krijgen in wat jullie zoal graag eten en wat jullie vinden over het eten op school en de sfeer in de refter. Het kan soms zijn dat je een woord niet begrijpt, vraag dan even uitleg aan je ouders, zij zullen je vast wel kunnen helpen. Lees ook aandachtig elke vraag, je mag telkens maar één antwoord invullen, tenzij het anders gezegd wordt. Als je een vraag dan nog niet begrijpt, of je weet het antwoord niet, dat is het beter om het niet in te vullen dan om zomaar ergens een kruisje te zetten. Op de laatste pagina staan nog enkele vraagjes voor jullie ouders. Ik wil graag vragen aan hen om dat ook in te vullen, het zou een grote hulp zijn voor mijn onderzoek. Je antwoorden zullen enkel door mij bekeken worden. Het is niet nodig om je naam en voornaam op de vragenlijst te schrijven. Als je de vragenlijst ingevuld hebt, kan je die afgeven aan je leerkracht. Alvast heel erg bedankt voor je medewerking.
Valentine Panckoucke Master Communicatiewetenschappen Universiteit Gent
DEEL 1: Algemene verwachting van voeding VRAAG 1: In welke mate ben jij akkoord met elk van volgende uitspraken? Het is belangrijk dat je elke uitdrukking zorgvuldig leest. Je kan slechts 1 vakje aankruisen per uitdrukking. helemaal niet akkoord
Niet akkoord
Noch akkoord, noch niet akkoord
akkoord
helemaal akkoord
Ik denk dat mijn voeding gezond is. De smaak van een voedingsmiddel is erg belangrijk voor mij. Tussendoortjes zijn een noodzaak in een gezonde voeding. Ik eet graag fruit en groenten. Ik heb de neiging te eten wat mijn vrienden eten.
65
Eten dat ik thuis eet is gezond. Ik kies zelf mijn tussendoortjes. Ik hou van het eten dat ik eet wanneer ik op stap ben met mijn vrienden. De smaak van eten is belangrijker voor mij dan hoe gezond het is. Ik probeer vaak voedingsmiddelen uit die ik in de media heb gezien (TV, tijdschriften....). Een vetrijk voedingsmiddel smaakt beter dan de vetarme versie. Voeding die ik op school eet (in de refter) is gezond. Ik sla vaak het ontbijt over. Gezonde voedingsmiddelen vullen mij niet. De meeste tussendoortjes die ik eet, zijn gezond. Ik ben goed geïnformeerd over wat gezonde voedingsmiddelen zijn. De meeste gezonde voedingsmiddelen smaken niet goed. Ik heb weinig keuze over wat ik thuis eet. Ik maak me zorgen over wat ik eet omdat ik niet in gewicht wil toenemen. Producten met verminderd suikergehalte smaken beter dan de "gewone" versies. Ik vind het voedsel dat mijn ouders voor me klaarmaken lekker. Als ik een vetarme versie kan kiezen van een voedingsmiddel, dan zal ik het ook kiezen. Wat ik nu eet, zal een belangrijke invloed hebben op mijn toekomstige gezondheid. Het eten dat ik eet als ik op stap ben met mijn vrienden is gezond. Ik eet het eten dat in de schoolrefter bereid is graag. Als ik een volkoren versie van een product kan kiezen, dan kies ik die. Het is moeilijk om informatie met betrekking tot gezonde voeding in praktijk om te zetten.
66
VRAAG 2: Hoe vaak gebeurt het TIJDENS DE WEEK (maandag tot en met vrijdag) dat je een ontbijt eet? Nooit 1 keer per week 2 of 3 keer per week 4 of meer keer per week
VRAAG 3: Hoe vaak gebeurt het TIJDENS HET WEEKEND (zaterdag en zondag) dat je een ontbijt eet? Nooit 1 keer per weekend 2 keer per weekend Meer
VRAAG 4: Hoe vaak eet je een warme maaltijd? (Met een warme maaltijd bedoelen we een volle maaltijd: aardappelen, rijst of pasta, groenten en vlees, vis of een vleesvervanger. Soep met brood is dus geen warme maaltijd.) Nooit 1 keer per week 2 of 3 keer per week 4 of meer keer per week VRAAG 5: Gebeurt het soms dat je 2 warme maaltijden per dag eet? (Met een warme maaltijd bedoelen we een volle maaltijd: aardappelen, rijst of pasta, groenten en vlees, vis of een vleesvervanger. Soep met brood is dus geen warme maaltijd.) Nooit 1 keer per week 2 of 3 keer per week 4 of meer keer per week
67
VRAAG 6: Hoe vaak gebeurt het TIJDENS DE WEEK dat je een warme maaltijd buitenshuis eet? (Met buitenshuis bedoelen we op school, werk of op restaurant. Als je soms gaat eten bij je oma of tante, wordt dit niet gezien als buitenshuis.) Nooit 1 keer per week 2 of 3 keer per week 4 of meer keer per week
VRAAG 7: Hoe vaak gebeurt het TIJDENS HET WEEKEND dat je een warme maaltijd buitenshuis eet? (Met buitenshuis bedoelen we op school, werk of op restaurant. Als je soms gaat eten bij je oma of tante, wordt dit niet gezien als buitenshuis.) Nooit 1 keer per weekend 2 keer per weekend Meer
VRAAG 8: Hoe vaak eet je fast-food? Hiermee bedoelen we een hamburger van een fastfoodrestaurant, of een pitta, een aangekochte pizza, pasta, … Het kan ook zijn dat je ouders dat meebrengen, dat mag je ook meetellen. Nooit 1 keer per week 2 of 3 keer per week 4 of meer keer per week
DEEL 2: Het eten op school VRAAG 9: Hoe vaak blijf jij op school eten? Nooit 1 keer per week 2 of 3 keer per week 4 of meer keer per week
68
VRAAG 10: Als je op school blijft eten over de middag, wat eet je dan? Kruis aan wat van jou op toepassing is. Je mag meer dan 1 kruisje zetten. Mijn eigen boterhammen, broodje, pasta of salade van thuis Een broodje dat ik gekocht heb in een winkel Een broodje dat ik gekocht heb in de schoolkantine Een warme maaltijd die ik gekocht heb in de schoolkantine. Iets anders: ……………………………………………………………………………………… Ik eet niet op school
VRAAG 11: Wie maakt deze keuze? Ikzelf Mijn ouders Iemand anders: …………………………………………………………………………………..
VRAAG 12: Als je zelf deze keuze maakt, kan je zeggen waarom je zo gekozen hebt? (Omdat je vrienden hetzelfde eten, omdat je het eten op school wel of net niet lekker vindt, je wilt diëten, …) ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… VRAAG 13: Als je ouders of iemand anders kiezen voor je, waarom denk je dat ze deze keuzen maken? (Ze hebben zelf geen tijd om te koken, of koken net wel elke dag, ze vinden dat je alles moet leren eten, ze vinden het eten op school te duur, … .) ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………
VRAAG 14: Als je ouders of iemand anders deze keuze maken, ga jij akkoord met hun keuze? JA NEE Ik mag zelf kiezen
69
VRAAG 15: Hoe leuk of belangrijk vind je het om hetzelfde te eten als je vrienden over de middag? Zet een kruisje waar jouw mening het dichtst bij aanleunt. Onbelangrijk
Belangrijk
Maak ik mij geen zorgen over
Ben ik wel bezorgd om
Dat heeft geen invloed
Heeft wel invloed
Betekent niets voor mij
Betekent veel voor mij
Waardeloos
Waardevol
Maakt niet uit
Telt wel voor mij
Niet noodzakelijk
Noodzakelijk
Onbelangrijk
Belangrijk
De volgende vragen gaan over de warme maaltijden in de schoolkantine. VRAAG 16: Heb je al eens een warme maaltijd gegeten op school? JA NEE
VRAAG 17: Zet een kruisje waar je mening het dichtste bij aanleunt. Je mag slechts één kruisje per lijn zetten. Je moet dus drie kruisjes hebben in de tabel. Vul deze zin aan: “Het eten op school is volgens mij …”. Slecht
Goed
Zijn geld waard
Zijn geld niet waard
Lage kwaliteit
Hoge kwaliteit
VRAAG 18: Ben je op de hoogte van de volgende zaken? Zet een kruisje bij het juiste antwoord: JA Wie het eten maakt Wat op het menu staat Waar je het menu kan vinden Wat het eten kost
70
NEE
VRAAG 19: In welke mate ga je akkoord met volgende stellingen? Het warm middagmaal op school is … Wellicht niet voedzaam
Wellicht voedzaam
Waarschijnlijk niet gezond
Waarschijnlijk wel gezond
Smaakt waarschijnlijk zuur
Smaakt waarschijnlijk pittig
Blijft waarschijnlijk niet lang houdbaar
Blijft waarschijnlijk houdbaar
Ik denk dat het snel bederft
Ik denk dat het lang vers blijft
wel
lang
VRAAG 20: Praat je soms over het eten met vriendjes? Wat wordt dan gezegd? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… Deze vragen zijn enkel voor wie nog nooit een warme maaltijd op school gegeten heeft. Als je wel al een warme maaltijd gegeten hebt, ga dan naar vraag 23 .
VRAAG 21: Als je nog nooit een warme maaltijd op school gegeten hebt, hoe groot is de kans dat je dat wel eens zou doen?
Onwaarschijnlijk
Waarschijnlijk
De kans bestaat niet
De kans bestaat
Onmogelijk
Mogelijk
Het kan gebeuren
Het kan niet gebeuren
Onzeker
Zeker
Ik zou het zeker niet doen
Ik zou het zeker wel doen
VRAAG 22: Als je de warme maaltijden ziet, wat vind je dan van … (Als je nog nooit de maaltijden gezien hebt, moet je deze vraag niet beantwoorden) Heel slecht Het zicht maaltijden?
van
erg Heel slecht
Slecht
Neutraal
Goed
Heel goed
Heel goed
erg
de
71
De selectie van de maaltijden? (de afwisseling, de keuze van het eten) De sfeer tijdens het eten?
De volgende vragen zijn enkel voor wie al 1 of meerdere keren een warme maaltijd gegeten heeft op school. Als je nog nooit een warme maaltijd gegeten hebt op school, ga dan naar DEEL 3. VRAAG 23: Hoe groot schat je de kans dat je in de toekomst nog eens zou op school eten? Geen kans
De kans is groot
Onwaarschijnlijk
Waarschijnlijk
Niet mogelijk
Wel mogelijk
VRAAG 24: Wat vind je van het warm eten op school? Helemaal niet
Niet
Een beetje niet
Neutraal
Een beetje wel
Wel
Aantrekkelijk Lekker Zoals gewenst Hoge kwaliteit Smakelijk
VRAAG 25: Zou je nog een warm middagmaal eten op school? JA NEE
VRAAG 26: Zou je je vrienden aanraden om een warm middagmaal te eten op school? JA NEE
72
Helemaal wel
VRAAG 27: Als je op school aan het eten bent, wat vind je dan van … Heel erg slecht
Heel slecht
Slecht
Neutraal
Goed
Heel goed
Heel erg goed
Het zicht van de maaltijden? De selectie van de maaltijden? (de afwisseling, de keuze van het eten) De hoeveelheid die je krijgt? De sfeer tijdens het eten? De indeling van de refter? De tijd die je krijgt om te eten?
DEEL 3: Informatie over jezelf 1) 2) 3) 4)
Ik ben een JONGEN / MEISJE. (schrap wat niet past) Ik zit in het VIJFDE / ZESDE leerjaar In welk jaar ben je geboren? ……. Hoe ziet je gezin er uit? Ik woon bij mijn beide ouders Ik woon bij 1 van mijn ouders Ik woon bij 1 van mijn ouders met een nieuwe partner Anders: ……………………………………………………………………………………
5) Heb je nog broers en/of zussen? NEE Ja, 1 Ja, 2 Ja, 3 Ja, meer dan 3
6) Ben je gelovig? Zo ja, welke godsdienst? ………. Heel erg dank voor je medewerking! Op het volgende blad staan de vraagjes voor je ouders.
73
Geachte ouders, Zoals u in de inleiding van deze enquête, op pagina 1, kunt lezen, gaat deze vragenlijst over de voedingsgewoonten van uw kind, en de motivaties om al of niet op school te blijven eten. Als ouder bent u daarin erg betrokken, daarom willen we ook u niet uitsluiten bij dit onderzoek. Het onderzoek wordt gevoerd in samenwerking met de traiteur van de school, zodat zij eventueel haar dienstverlening kan aanpassen naar uw noden en wensen. Ook als uw kind niet op school blijft eten, wil ik u graag vragen om deze vraagjes in te vullen. Ik wil er nog eens op wijzen dat de vragenlijst volledig anoniem is, u hoeft dus nergens uw naam in te vullen.
Alvast bedankt voor uw medewerking, Vriendelijke groeten, Valentine Panckoucke
VRAAG 1: Bent u op de hoogte van de volgende zaken? Zet een kruisje bij het juiste antwoord: JA
NEE
Wie het eten op school maakt Wat op het menu staat Waar je het menu kan vinden Wat het eten kost
VRAAG 2: Hieronder staan een aantal voorbeelden van diensten die u als ouder kan ontvangen van de traiteur. Geef aan met een kruisje welke u reeds ontvangt, en welke u wenst te ontvangen. Meerdere antwoorden zijn mogelijk. Krijg ik Maandmenu Samenstelling van de maaltijden (kcal – vetten –eiwitten – koolhydraten) Factuur rechtstreeks van de traiteur (op naam van uw kind) Nieuwsbrief per mail Nieuwsbrief per post Kostprijs Alternatieve maaltijden (vegetarisch, halal, kosher, dieetvoeding, …) Andere…………………………………………………………………………………
74
Wil ik
VRAAG 3: Bent u tevreden van de diensten van de traiteur? Zet een kruisje bij het juiste antwoord. Kunt u ook aangeven waarom? X
REDEN: JA
IK WEET HET NIET
NEEN
VRAAG 4: Wat zijn voor u de belangrijkste factoren om uw kind al of niet op school te laten eten? Geef uw top 3. Bij de belangrijkste factor zet u een 1, de volgende een 2 en dan een 3.
Samenstelling menu’s Afstand thuis - school De prijs
Ik eet ook warm op het werk Ik heb geen tijd om te koken Ik kook zelf ‘s avonds
Mijn kind leert alles eten als hij op school eet Anders: ……………………………………………. Anders: …………………………………………….
Ik heb liever zelf controle op wat mijn kind eet Anders: ……………………………………………. Anders: …………………………………………….
Heeft u nog een persoonlijke boodschap voor de traiteur of onderzoeker? Wij horen het graag!
…………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………
Bedankt voor uw medewerking!
75
Bijlage 2 E-mail naar de directie van de geïnteresseerde scholen
Geachte directie, Ik heb zonet uw school gecontacteerd met de vraag om mee te werken aan mijn thesisonderzoek. Hierbij ontvangt u wat meer concrete informatie over het onderzoek. Ik ben masterstudente communicatiewetenschappen aan de Universiteit van Gent, en werk in samenwerking met Vicora aan een thesisonderzoek rond gezonde voeding bij kinderen. Centraal hierin staan de motivaties om al of niet op school te blijven eten. Ik vroeg mij af of uw school zou bereid zijn om hieraan deel te nemen. Voor dit onderzoek zou ik uit uw school 1 klas van het vijfde en 1 klas van het zesde leerjaar een vragenlijst laten invullen. Ik zou zelf een woordje toelichting geven in de klas, en dan de vragenlijst meegeven naar huis, zodat de les niet te lang gestoord wordt. Enkele dagen later kom ik de vragenlijst dan weer ophalen. Het zou ideaal zijn voor mij moest dit nog voor de paasvakantie kunnen gebeuren, zodat ik dan de gegevens kan verwerken. Indien u dat wenst krijgt u uiteraard inzicht in de resultaten van het onderzoek. Hopelijk kan u voor dit onderzoek een momentje vrij maken, Vicora zal namelijk op basis van deze gegevens haar dienstverlening en maandmenu's aanpassen naar de wensen van de kinderen. Alvast bedankt, Met vriendelijke groeten Valentine Panckoucke
77
TABELLEN Tabel 1
Chronbachs α Situational Involvement ............................................................................. 81
Tabel 2
Chronbachs α Attitude towards the brand: Status ............................................................. 81
Tabel 3
Chronbachs α Product evaluation food 1........................................................................... 81
Tabel 4
Chronbachs α behavioural intention: eerste aanschaf....................................................... 82
Tabel 5
Chronbachs α service evaluation 1 ................................................................................... 82
Tabel 6
Chronbachs α service evaluation 2 ................................................................................... 83
Tabel 7
Chronbachs α behavioural intention: terugkeer ................................................................. 83
Tabel 8
Mann-Whitney test: Wie kiest x ProdEvFood1................................................................. 83
Tabel 9
Spearman Rangcorrelatie vraag 25 en 26 .......................................................................... 84
Tabel 10
ANOVA: invloed van de klas op (herhalings)aanschaf .................................................... 85
Tabel 11
Correlatie tussen gezinsgrootte en hoe vaak men op school eet........................................ 86
Tabel 12
Chi-kwadraattoets gezinssamenstelling en hoe vaak men op school eet ........................... 86
Tabel 13
De diensten van de traiteur worden door iedereen gelijk gewaardeerd .................... 86
Tabel 14
De producten van de traiteur worden door iedereen gelijk gewaardeerd .......................... 87
Tabel 15
De kans op eerste aanschaf en kans op terugkeer zijn even groot ..................................... 87
Tabel 16
Mann-Whitney test “heb je al eens een warme maaltijd gegeten op school” x “Ben je op
de hoogte van volgende zaken?” ........................................................................................................... 88 Tabel 17
Mann-Whitney test “Heeft uw kind al eens een warme maaltijd gegeten op school” x
“Ben je op de hoogte van volgende zaken?” ......................................................................................... 88 Tabel 18
Chi²-test “Wie maakt het eten” Antwoorden van de leerlingen versus hun ouders........... 89
Tabel 19
Chi²-test “Wat staat op het menu?” Antwoorden van de leerlingen versus hun ouders .... 90
Tabel 20
Chi²-test “Waar is het menu te vinden?” Antwoorden van de leerlingen versus hun ouders 91
Tabel 21
Chi²-test “Wat kost het eten?” Antwoorden van de leerlingen versus hun ouders ............ 92
Tabel 22
ANOVA: attitude van het merk vergeleken per school ..................................................... 93
Tabel 23
ANOVA: Service Evaluation 1 vergeleken per school ..................................................... 95
Tabel 24
ANOVA: Service Evaluation 2 vergeleken per school ..................................................... 96
Tabel 25
ANOVA: Product Evaluatie vergeleken per school .......................................................... 98
Tabel 26
ANOVA: Situationele betrokkenheid vergeleken per school.......................................... 100
Tabel 27
ANOVA: Gedragsintentie eerste aanschaf, vergeleken per school ................................. 101
Tabel 28
ANOVA: Gedragsintentie herhalingsaanschaf, vergeleken per school ........................... 101
Tabel 29
ANOVA-testen: Verschillen tussen de scholen door externe factoren............................ 104
Tabel 30
T-test: Verschillen op basis van geslacht ........................................................................ 105
79
Tabel 1
Chronbachs α Situational Involvement
Reliability Statistics
Cronbach's Alpha
Cronbach's Alpha Based on Standardized Items
,955
Tabel 2
N of Items
,955
8
Chronbachs α Attitude towards the brand: Status
Reliability Statistics
Cronbach's Alpha
Cronbach's Alpha Based on Standardized Items
,785
N of Items
,783
3 Item-Total Statistics
Scale Mean if Item Deleted Het eten op school is volgens mij.... Het eten op school is volgens mij.... Het eten op school is volgens mij....
Tabel 3
Scale Variance if Corrected Item- Squared Multiple Item Deleted Total Correlation Correlation
Cronbach's Alpha if Item Deleted
5,68
4,553
,709
,561
,609
5,64
6,078
,489
,240
,843
5,91
5,081
,690
,545
,637
Chronbachs α Product evaluation food 1
Reliability Statistics
Cronbach's Alpha ,894
Cronbach's Alpha Based on Standardized Items ,896
N of Items 5
81
Tabel 4
Chronbachs α behavioural intention: eerste aanschaf
Reliability Statistics
Cronbach's Alpha
Cronbach's Alpha Based on Standardized Items
,866
N of Items
,864
6
Chronbachs α service evaluation 1
Tabel 5
Reliability Statistics
Cronbach's Alpha
Cronbach's Alpha Based on Standardized Items
,679
N of Items
,673
3
Item-Total Statistics Scale Mean if Item Deleted Als je de warme maaltijden ziet, wat vind je dan van het zicht van de maaltijden? Als je de warme maaltijden ziet, wat vind je dan van de selectie van de maaltijden? Als je de warme maaltijden ziet, wat vind je dan van de sfeer tijdens het eten?
Scale Variance if Corrected Item- Squared Multiple Item Deleted Total Correlation Correlation
Cronbach's Alpha if Item Deleted
8,68
5,228
,517
,402
,553
8,11
4,655
,666
,469
,334
8,79
7,064
,324
,151
,775
Service Evaluation 1, na weglating “sfeer” Reliability Statistics
Cronbach's Alpha
Cronbach's Alpha Based on Standardized Items
,775
N of Items
,775
2 Summary Item Statistics
Mean Item Means
82
4,395
Minimum 4,105
Maximum 4,684
Range ,579
Maximum / Minimum 1,141
Variance ,168
N of Items 2
Tabel 6
Chronbachs α service evaluation 2
Reliability Statistics Cronbach's Alpha Based on Standardized Items
Cronbach's Alpha ,570
N of Items
,606
3 Item-Total Statistics
Scale Mean if Item Deleted Als je op school aan het eten bent, wat vind je dan van het zicht van de maaltijden? Als je op school aan het eten bent, wat vind je dan van de selectie van de maaltijden? Als je op school aan het eten bent, wat vind je dan van de sfeer tijdens het eten?
Scale Variance if Corrected Item- Squared Multiple Item Deleted Total Correlation Correlation
Cronbach's Alpha if Item Deleted
7,90
6,883
,447
,366
,383
7,61
6,483
,521
,387
,277
7,81
6,492
,230
,061
,754
Service Evaluation 2, vraag 27, na weglating “sfeer” Reliability Statistics Cronbach's Alpha Based on Standardized Items
Cronbach's Alpha ,754
N of Items
,754
Tabel 7
2
Chronbachs α behavioural intention: terugkeer
Reliability Statistics Cronbach's Alpha Based on Standardized Items
Cronbach's Alpha ,967
N of Items
,968
Tabel 8
3
Mann-Whitney test: Wie kiest x ProdEvFood1 Ranks
Wie maakt deze keuze? ProdEvFood1
Ik
N
Mean Rank 45
33,60
Sum of Ranks 1512,00
83
Ouders
23
Total
68
36,26
834,00
a
Test Statistics
ProdEvFood1 Mann-Whitney U
477,000
Wilcoxon W
1512,000
Z
-,527
Asymp. Sig. (2-tailed)
,599
a. Grouping Variable: Wie maakt deze keuze?
Tabel 9
Spearman Rangcorrelatie vraag 25 en 26 Correlations Zou je je vrienden Zou je nog een aanraden om warm een warm middagmaal eten middagmaal te op school? eten op school?
Spearman's rho
Zou je nog een warm Correlation Coefficient middagmaal eten op school? Sig. (2-tailed) N Zou je je vrienden aanraden Correlation Coefficient om een warm middagmaal te Sig. (2-tailed) eten op school? N
**. Correlation is significant at the 0.01 level (2-tailed).
84
1,000 .
,648
**
,000 66
66
**
1,000
,648
,000 . 66
66
Tabel 10
ANOVA: invloed van de klas op (herhalings)aanschaf ANOVA Sum of Squares
BehIntTerug
Behavioralintention1
df
Mean Square
Between Groups
106,048
7
15,150
Within Groups
186,844
51
3,664
Total
292,893
58
Between Groups
16,832
6
2,805
Within Groups
34,185
16
2,137
Total
51,017
22
F
Sig.
4,135
,001
1,313
,307
Multiple Comparisons Scheffe Dependent
95% Confidence Interval
Mean Difference
Variable
(I) School (J) School
BehIntTerug
SMI
SJA LA
DSV2
Std. Error
Sig.
Lower Bound
Upper Bound
SJA LA
1,43077
,81218
,384
-,9055
3,7670
DSV2
1,77576
,85082
,237
-,6716
4,2231
WJ1
2,01333
,70001
,050
-,0002
4,0269
SMI
-1,43077
,81218
,384
-3,7670
,9055
DSV2
,34499
,87807
,984
-2,1808
2,8708
WJ1
,58256
,73289
,889
-1,5256
2,6907
SMI
-1,77576
,85082
,237
-4,2231
,6716
-,34499
,87807
,984
-2,8708
2,1808
WJ1
,23758
,77549
,992
-1,9931
2,4683
SMI
-2,01333
,70001
,050
-4,0269
,0002
SJA LA
-,58256
,73289
,889
-2,6907
1,5256
DSV2
-,23758
,77549
,992
-2,4683
1,9931
SJA LA
WJ1
(I-J)
85
Tabel 11
Correlatie tussen gezinsgrootte en hoe vaak men op school eet Correlations Heb je nog broers en/of zussen?
Spearman's rho
Heb je nog broers en/of Correlation Coefficient zussen? Sig. (2-tailed)
1,000
,111
.
,271
N Hoe vaak blijf je op school Correlation Coefficient eten? Sig. (2-tailed)
100
100
,111
1,000
,271 .
N
Tabel 12
Hoe vaak blijf je op school eten?
100
103
Chi-kwadraattoets gezinssamenstelling en hoe vaak men op school eet Chi-Square Tests Value a
Pearson Chi-Square Likelihood Ratio Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Asymp. Sig. (2sided)
df
6,959 6,479 ,583 100
6 6 1
,325 ,372 ,445
a. 6 cells (50,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 1,26.
Hoe ziet je gezin eruit? * Hoe vaak blijf je op school eten? Crosstabulation Count Hoe vaak blijf je op school eten? 1 keer 2 of 3 keer 4 of meer keer per week per week per week
Nooit Hoe ziet je gezin eruit?
Ik woon bij mijn beide ouders
14
9
4
Ik woon bij 1 van mijn ouders
3
4
Ik woon bij 1 van mijn ouders met nieuwe partner
1
2
18
15
Total
Tabel 13
Total
40
67
4
8
19
1
10
14
9
58
100
De diensten van de traiteur worden door iedereen gelijk
gewaardeerd One-Sample Test Test Value = 0 95% Confidence Interval of the Difference t ServiceEvaluation1 ServiceEvaluation2
86
16,845 27,251
df
Sig. (2-tailed) 18 66
,000 ,000
Mean Difference 4,26316 3,88557
Lower 3,7314 3,6009
Upper 4,7949 4,1703
Descriptives ProdEvFood1 95% Confidence Interval for Mean N Ja Nee Total
Mean 64 23 87
Std. Deviation
3,8781 4,6870 4,0920
Std. Error
1,51254 1,35623 1,50837
Lower Bound
,18907 ,28279 ,16171
Upper Bound
3,5003 4,1005 3,7705
Minimum
4,2559 5,2734 4,4134
Maximum
1,00 2,00 1,00
7,00 7,00 7,00
Tabel 14 De producten van de traiteur worden door iedereen gelijk gewaardeerd ANOVA ProdEvFood1 Sum of Squares
df
Mean Square
Between Groups Within Groups
11,069 184,595
1 85
Total
195,664
86
Tabel 15
F
11,069 2,172
Sig.
5,097
,027
De kans op eerste aanschaf en kans op terugkeer zijn even groot One-Sample Statistics N
BehIntTerug Behavioralintention1
Mean 64 23
Std. Deviation
4,1510 3,4783
Std. Error Mean
2,23956 1,52281
,27994 ,31753
One-Sample Test Test Value = 0 95% Confidence Interval of the Difference t BehIntTerug Behavioralintention1
14,828 10,954
df
Sig. (2-tailed) 63 22
,000 ,000
Mean Difference 4,15104 3,47826
Lower
Upper
3,5916 2,8197
4,7105 4,1368
87
Tabel 16
Mann-Whitney test “heb je al eens een warme maaltijd gegeten op
school” x “Ben je op de hoogte van volgende zaken?” Ranks Heb je al eens een warme maaltijd gegeten op school?
N
Ben je op de hoogte van wie Ja het eten maakt? Nee Total
Mean Rank
Sum of Ranks
70
47,49
3324,50
29
56,05
1625,50
69
45,07
3110,00
29
60,03
1741,00
70
46,44
3250,50
29
58,60
1699,50
69
45,80
3160,50
29
58,29
1690,50
99
Ben je op de hoogte van wat Ja op het menu staat? Nee Total
98
Ben je op de hoogte van waar Ja je het menu kan vinden? Nee Total
99
Ben je op de hoogte van wat Ja het eten kost? Nee Total
98
a
Test Statistics Ben je op de hoogte van wie het eten maakt? Mann-Whitney U Wilcoxon W Z Asymp. Sig. (2-tailed)
Ben je op de hoogte van wat op het menu staat?
839,500 3324,500 -1,619 ,105
Ben je op de hoogte van waar Ben je op de je het menu kan hoogte van wat vinden? het eten kost?
695,000 3110,000 -2,905 ,004
765,500 3250,500 -2,332 ,020
745,500 3160,500 -2,292 ,022
a. Grouping Variable: Heb je al eens een warme maaltijd gegeten op school?
Tabel 17
Mann-Whitney test “Heeft uw kind al eens een warme maaltijd
gegeten op school” x “Ben je op de hoogte van volgende zaken?” Ranks Heb je al eens een warme maaltijd gegeten op school?
88
N
Mean Rank
Sum of Ranks
Ben je op de hoogte van wie Ja het eten maakt? Nee Total
63
41,71
2628,00
27
54,33
1467,00
63
41,64
2623,50
27
54,50
1471,50
62
39,94
2476,50
27
56,61
1528,50
63
39,86
2511,00
27
58,67
1584,00
90
Ben je op de hoogte van wat Ja op het menu staat? Nee Total
90
Ben je op de hoogte van waar Ja je het menu kan vinden? Nee Total
89
Ben je op de hoogte van wat Ja het eten kost? Nee Total
90
a
Test Statistics Ben je op de hoogte van wie het eten maakt? Mann-Whitney U Wilcoxon W Z Asymp. Sig. (2-tailed)
Ben je op de hoogte van wat op het menu staat?
612,000 2628,000 -2,551 ,011
Ben je op de hoogte van waar Ben je op de je het menu kan hoogte van wat vinden? het eten kost?
607,500 2623,500 -2,668 ,008
523,500 2476,500 -3,232 ,001
495,000 2511,000 -3,943 ,000
a. Grouping Variable: Heb je al eens een warme maaltijd gegeten op school? Ook hogere scores als de kinderen nog nooit een warme maaltijd gegeten hebben, telkens significant! <0.05
Tabel 18
Chi²-test “Wie maakt het eten” Antwoorden van de leerlingen versus
hun ouders Chi-Square Tests Value Pearson Chi-Square b Continuity Correction Likelihood Ratio Fisher's Exact Test Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Asymp. Sig. (2sided)
df a
2,122 1,512 2,100
1 1 1
Exact Sig. (2sided)
Exact Sig. (1sided)
,145 ,219 ,147 ,176
2,099 92
1
,110
,147
a. 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 11,79. b. Computed only for a 2x2 table
Case Processing Summary Cases Valid N Ben je op de hoogte van wat op het menu staat? * Ben je op de hoogte van wat op het menu staat?
Missing
Percent 91
87,5%
N
Total
Percent 13
12,5%
N
Percent 104
100,0%
89
Tabel 19
Chi²-test “Wat staat op het menu?” Antwoorden van de leerlingen
versus hun ouders
Ben je op de hoogte van wat op het menu staat? * Ben je op de hoogte van wat op het menu staat? Crosstabulation Count Ben je op de hoogte van wat op het menu staat? Ja
Nee
Ben je op de hoogte van wat Ja op het menu staat? Nee Total
Total
23
38
61
4 27
26 64
30 91
Chi-Square Tests Value Pearson Chi-Square b Continuity Correction Likelihood Ratio Fisher's Exact Test Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Asymp. Sig. (2sided)
df
5,724 4,616 6,266
a
1 1 1
,017 ,032 ,012
5,661 91
1
,017
Exact Sig. (2sided)
,027
a. 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 8,90. b. Computed only for a 2x2 table Frequenties leerlingen: Ben je op de hoogte van wat op het menu staat? Frequency Valid
Missing Total
Ja
Percent
67
64,4
Nee
33
Total 99
100 4 104
Valid Percent
Cumulative Percent
67,0
67,0
31,7
33,0
100,0
96,2 3,8 100,0
100,0
Frequenties ouders: Ben je op de hoogte van wat op het menu staat? Frequency Valid
Missing Total
90
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
Ja
28
26,9
30,4
30,4
Nee
64
61,5
69,6
100,0
Total 99
92 12 104
88,5 11,5 100,0
100,0
Exact Sig. (1sided)
,013
Tabel 20
Chi²-test “Waar is het menu te vinden?” Antwoorden van de
leerlingen versus hun ouders Case Processing Summary Cases Valid N
Missing
Percent
Ben je op de hoogte van waar je het menu kan vinden? * Ben je op de hoogte van waar je het menu kan vinden?
91
N
Total
Percent
87,5%
13
N
12,5%
Percent 104
100,0%
Ben je op de hoogte van waar je het menu kan vinden? * Ben je op de hoogte van waar je het menu kan vinden? Crosstabulation Count Ben je op de hoogte van waar je het menu kan vinden? Ja
Nee
Ben je op de hoogte van Ja waar je het menu kan Nee vinden? Total
Total
33
25
58
10
23
33
43
48
91
Chi-Square Tests Value Pearson Chi-Square b Continuity Correction Likelihood Ratio Fisher's Exact Test Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Asymp. Sig. (2sided)
df
5,968 4,949 6,095
a
1 1 1
,015 ,026 ,014
5,902 91
1
,015
Exact Sig. (2sided)
,017
Exact Sig. (1sided)
,013
a. 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 15,59. b. Computed only for a 2x2 table Frequenties leerlingen: Ben je op de hoogte van waar je het menu kan vinden? Frequency Valid
Missing Total
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
Ja
66
63,5
65,3
65,3
Nee
35
33,7
34,7
100,0
Total 99
101 3 104
97,1 2,9 100,0
100,0
Frequenties ouders: Ben je op de hoogte van waar je het menu kan vinden? Frequency
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
91
Valid
Missing Total
Ja
43
41,3
47,3
47,3
Nee
48
46,2
52,7
100,0
Total 99
91 13 104
87,5 12,5 100,0
100,0
Tabel 21
Chi²-test “Wat kost het eten?” Antwoorden van de leerlingen versus
hun ouders Case Processing Summary Cases Valid N Ben je op de hoogte van wat het eten kost? * Ben je op de hoogte van wat het eten kost?
Missing
Percent 91
N
87,5%
Total
Percent 13
N
12,5%
Percent 104
100,0%
Ben je op de hoogte van wat het eten kost? * Ben je op de hoogte van wat het eten kost? Crosstabulation Count Ben je op de hoogte van wat het eten kost? Ja Ben je op de hoogte van wat Ja het eten kost? Nee Total
Nee
Total
37
6
43
26 63
22 28
48 91
Chi-Square Tests Value Pearson Chi-Square b Continuity Correction Likelihood Ratio Fisher's Exact Test Linear-by-Linear Association N of Valid Cases
Asymp. Sig. (2sided)
df a
10,821 9,377 11,375
1 1 1
Exact Sig. (2sided)
,001 ,002 ,001 ,001
10,703 91
1
,001
a. 0 cells (,0%) have expected count less than 5. The minimum expected count is 13,23. b. Computed only for a 2x2 table
92
Exact Sig. (1sided)
,001
Frequenties leerlingen: Ben je op de hoogte van wat het eten kost? Frequency Valid
Missing Total
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
Ja
48
46,2
48,0
48,0
Nee
52
50,0
52,0
100,0
Total 99
100 4 104
96,2 3,8 100,0
100,0
Frequenties ouders: Ben je op de hoogte van wat het eten kost? Frequency Valid
Missing Total
Percent
Valid Percent
Cumulative Percent
Ja
64
61,5
69,6
69,6
Nee
28
26,9
30,4
100,0
Total 99
92 12 104
88,5 11,5 100,0
100,0
Tabel 22
ANOVA: attitude van het merk vergeleken per school ANOVA
AttBrandStatus Sum of Squares Between Groups Within Groups Total
24,180 82,214 106,393
df
Mean Square 3 87 90
8,060 ,945
F 8,529
Sig. ,000
93
Multiple Comparisons AttBrandStatus Scheffe (I) School
(J) School
Mean Difference (I-J) Std. Error
SMI
SJA LA
95% Confidence Interval Sig.
Lower Bound
Upper Bound
,92063
,33541
,064
-,0356
1,8769
-,08651
,30372
,994
-,9524
,7794
WJ1
*
1,01720
,26692
,004
,2562
1,7782
SJA LA SMI
-,92063
,33541
,064
-1,8769
,0356
*
-1,00714
,33874
,037
-1,9729
-,0414
,09656
,30618
,992
-,7764
,9695
,08651
,30372
,994
-,7794
,9524
*
,33874
,037
,0414
1,9729
*
,27111
,002
,3308
1,8766
*
-1,01720
,26692
,004
-1,7782
-,2562
-,09656
,30618
,992
-,9695
,7764
*
,27111
,002
-1,8766
-,3308
DSV2
DSV2 WJ1 DSV2
WJ1
SMI SJA LA
1,00714
WJ1
1,10370
SMI SJA LA DSV2
-1,10370
*. The mean difference is significant at the 0.05 level. Descriptives School AttBrandStatus SMI
Statistic Mean
3,3968
95% Confidence Interval Lower Bound for Mean Upper Bound
3,0390
5% Trimmed Mean
3,4039
Median
3,3333
Variance Std. Deviation
,78612
Maximum
5,00
Range
3,33
Interquartile Range
1,17
SJA LA Mean
-,125
,501
,007
,972
2,4762
,21459
95% Confidence Interval Lower Bound for Mean Upper Bound
2,0126
5% Trimmed Mean
2,4735
Median
2,5000
Variance Std. Deviation
94
,618 1,67
Kurtosis
,17155
3,7547
Minimum
Skewness
Std. Error
2,9398
,645 ,80293
Minimum
1,00
Maximum
4,00
Range
3,00
Interquartile Range
1,08
Skewness
-,129
,597
,015
1,154
Mean
3,4833
,27517
95% Confidence Interval Lower Bound for Mean Upper Bound
2,9074
5% Trimmed Mean
3,5370
Median
3,5000
Kurtosis DSV2
4,0593
Variance
1,514
Std. Deviation
WJ1
1,23058
Minimum
1,00
Maximum
5,00
Range
4,00
Interquartile Range
1,92
Skewness
-,572
,512
Kurtosis
-,251
,992
Mean
2,3796
,16110
95% Confidence Interval Lower Bound for Mean Upper Bound
2,0526
5% Trimmed Mean
2,3663
Median
2,3333
2,7067
Variance
,934
Std. Deviation
,96659
Minimum
1,00
Maximum
4,00
Range
3,00
Interquartile Range
1,83
Skewness Kurtosis
Tabel 23
-,116
,393
-1,087
,768
ANOVA: Service Evaluation 1 vergeleken per school ANOVA
ServiceEvaluation1 Sum of Squares Between Groups Within Groups Total
9,136 22,654 31,789
df
Mean Square 2 16 18
4,568 1,416
F 3,226
Sig. ,067
95
Tabel 24
ANOVA: Service Evaluation 2 vergeleken per school ANOVA
ServiceEvaluation2 Sum of Squares Between Groups Within Groups Total Post Hoc Tests
df
19,090 88,030 107,119
Mean Square 3 63 66
6,363 1,397
F
Sig.
4,554
,006
Multiple Comparisons ServiceEvaluation2 Scheffe (I) School
(J) School
SMI
SJA LA
Mean Difference (I-J) Std. Error
95% Confidence Interval Sig.
Lower Bound
Upper Bound
1,20000
,44793
,077
-,0867
2,4867
,36667
,45781
,886
-,9484
1,6818
WJ1
*
1,23704
,38066
,020
,1436
2,3305
SJA LA SMI
-1,20000
,44793
,077
-2,4867
,0867
DSV2
-,83333
,47321
,384
-2,1927
,5260
WJ1
,03704
,39904
1,000
-1,1092
1,1833
SMI
DSV2
DSV2
WJ1
-,36667
,45781
,886
-1,6818
,9484
SJA LA
,83333
,47321
,384
-,5260
2,1927
WJ1
,87037
,41011
,223
-,3077
2,0484
*
-1,23704
,38066
,020
-2,3305
-,1436
SJA LA
-,03704
,39904
1,000
-1,1833
1,1092
DSV2
-,87037
,41011
,223
-2,0484
,3077
SMI
*. The mean difference is significant at the 0.05 level.
Descriptives School ServiceEvaluation2 SMI
Statistic Mean
4,3556
95% Confidence Interval Lower Bound for Mean Upper Bound
3,8130
5% Trimmed Mean
4,3210
Median
4,0000
Variance Std. Deviation
,25295
4,8981
,960 ,97969
Minimum
2,67
Maximum
6,67
Range
4,00
Interquartile Range
1,00
Skewness
,821
,580
1,253
1,121
Kurtosis
96
Std. Error
SJA LA Mean 95% Confidence Interval Lower Bound for Mean Upper Bound
2,5065
5% Trimmed Mean
3,3618
Median
3,6667
Variance Std. Deviation
DSV2
,39125
4,2114
1,990 1,41068
Minimum
1,00
Maximum
5,67
Range
4,67
Interquartile Range
2,17
Skewness
-,203
,616
Kurtosis
-,743
1,191
Mean
4,1389
,16646
95% Confidence Interval Lower Bound for Mean Upper Bound
3,7725
5% Trimmed Mean
4,1358
Median
4,3333
Variance Std. Deviation
4,5053
,332 ,57662
Minimum
3,33
Maximum
5,00
Range
1,67
Interquartile Range
WJ1
3,3590
,83
Skewness
-,148
,637
Kurtosis
-,654
1,232
Mean
3,7654
,24122
95% Confidence Interval Lower Bound for Mean Upper Bound
3,2696
5% Trimmed Mean
3,8045
Median
4,0000
Variance Std. Deviation
4,2613
1,571 1,25342
Minimum
1,00
Maximum
6,00
Range
5,00
Interquartile Range
1,67
Skewness Kurtosis
-,709
,448
,362
,872
97
Tabel 25
ANOVA: Product Evaluatie vergeleken per school ANOVA
ProdEvFood1 Sum of Squares Between Groups Within Groups Total
df
46,766 154,202 200,968
Mean Square 3 85 88
F
15,589 1,814
Sig.
8,593
,000
Post Hoc Tests Multiple Comparisons ProdEvFood1 Scheffe (I) School
(J) School
SMI
SJA LA
Mean Difference (I-J) Std. Error
95% Confidence Interval Sig.
Lower Bound
Upper Bound
1,29429
,46935
,062
-,0445
2,6330
,13294
,44432
,993
-1,1344
1,4003
WJ1
*
1,59579
,37209
,001
,5345
2,6571
SJA LA SMI
-1,29429
,46935
,062
-2,6330
,0445
-1,16134
,48610
,135
-2,5479
,2252
WJ1
,30150
,42110
,916
-,8996
1,5026
SMI
-,13294
,44432
,993
-1,4003
1,1344
SJA LA
1,16134
,48610
,135
-,2252
2,5479
*
,39301
,005
,3419
2,5838
*
-1,59579
,37209
,001
-2,6571
-,5345
-,30150
,42110
,916
-1,5026
,8996
*
,39301
,005
-2,5838
-,3419
DSV2
DSV2 DSV2
WJ1 WJ1
1,46285
SMI SJA LA DSV2
-1,46285
*. The mean difference is significant at the 0.05 level. Descriptives School ProdEvFood1 SMI
Statistic Mean
4,9800
95% Confidence Interval Lower Bound for Mean Upper Bound
4,4867
5% Trimmed Mean
4,9556
Median
4,7000
Variance Std. Deviation
,23571
5,4733
1,111 1,05411
Minimum
3,40
Maximum
7,00
Range
3,60
Interquartile Range
1,70
Skewness
,489
,512
-,645
,992
Kurtosis
98
Std. Error
SJA LA Mean 95% Confidence Interval Lower Bound for Mean Upper Bound
3,0504
5% Trimmed Mean
3,7175
Median
4,0000
Variance Std. Deviation
DSV2
,29405
4,3210
1,211 1,10025
Minimum
1,60
Maximum
5,20
Range
3,60
Interquartile Range
1,30
Skewness
-,393
,597
Kurtosis
-,366
1,154
Mean
4,8471
,34663
95% Confidence Interval Lower Bound for Mean Upper Bound
4,1122
5% Trimmed Mean
4,9412
Median
5,0000
Variance Std. Deviation
WJ1
3,6857
5,5819
2,043 1,42921
Minimum
1,00
Maximum
7,00
Range
6,00
Interquartile Range
1,20
Skewness
-,998
,550
Kurtosis
2,440
1,063
Mean
3,3842
,24540
95% Confidence Interval Lower Bound for Mean Upper Bound
2,8870
5% Trimmed Mean
3,3766
Median
3,6000
Variance Std. Deviation
3,8814
2,288 1,51274
Minimum
1,00
Maximum
6,00
Range
5,00
Interquartile Range
2,10
Skewness Kurtosis
-,016
,383
-1,033
,750
99
Tabel 26
ANOVA: Situationele betrokkenheid vergeleken per school ANOVA
Situationalinvolvement Sum of Squares Between Groups Within Groups Total
df
8,949 134,757 143,707
Mean Square 3 78 81
2,983 1,728
F 1,727
Sig. ,168
Descriptives School Situationalinvolvement SMI
Statistic Mean
1,8816
95% Confidence Interval Lower Bound for Mean Upper Bound
1,3120
5% Trimmed Mean
1,7781
Median
1,0000
Variance Std. Deviation
4,63
Range
3,63
Interquartile Range
1,75 1,135
,524
,115
1,014
2,8173
,50629
95% Confidence Interval Lower Bound for Mean Upper Bound
1,7142
5% Trimmed Mean
2,7553
Median
2,0000
Variance Std. Deviation
100
1,18180
Maximum
SJA LA Mean
DSV2
1,397 1,00
Kurtosis
,27112
2,4512
Minimum
Skewness
Std. Error
3,9204
3,332 1,82547
Minimum
1,00
Maximum
5,75
Range
4,75
Interquartile Range
3,38
Skewness
,344
,616
Kurtosis
-1,718
1,191
Mean
1,8264
,22532
95% Confidence Interval Lower Bound for Mean Upper Bound
1,3510
5% Trimmed Mean
1,7515
Median
1,5000
2,3018
Variance
,914
Std. Deviation
,95596
Minimum
1,00
Maximum
4,00
Range
3,00
Interquartile Range
1,28
Skewness
1,105
,536
,170
1,038
Mean
2,1250
,23352
95% Confidence Interval Lower Bound for Mean Upper Bound
1,6487
5% Trimmed Mean
1,9878
Median
1,6875
Kurtosis WJ1
2,6013
Variance
1,745
Std. Deviation
Tabel 27
1,32097
Minimum
1,00
Maximum
6,38
Range
5,38
Interquartile Range
1,47
Skewness
1,613
,414
Kurtosis
2,396
,809
ANOVA: Gedragsintentie eerste aanschaf, vergeleken per school ANOVA
Behavioralintention1 Sum of Squares Between Groups Within Groups Total
Tabel 28
df
14,956 36,061 51,017
Mean Square 3 19 22
4,985 1,898
F 2,627
Sig. ,080
ANOVA: Gedragsintentie herhalingsaanschaf, vergeleken per school ANOVA
BehIntTerug Sum of Squares Between Groups Within Groups Total
40,350 275,635 315,984
df
Mean Square 3 60 63
13,450 4,594
F 2,928
Sig. ,041
101
Post Hoc Tests Multiple Comparisons BehIntTerug Scheffe (J) School
SMI
SJA LA
1,43077
,81218
,384
-,9055
3,7670
DSV2
1,77576
,85082
,237
-,6716
4,2231
WJ1
2,01333
,70001
,050
-,0002
4,0269
SJA LA SMI
-1,43077
,81218
,384
-3,7670
,9055
DSV2
,34499
,87807
,984
-2,1808
2,8708
WJ1
,58256
,73289
,889
-1,5256
2,6907
SMI
-1,77576
,85082
,237
-4,2231
,6716
-,34499
,87807
,984
-2,8708
2,1808
WJ1
,23758
,77549
,992
-1,9931
2,4683
SMI
-2,01333
,70001
,050
-4,0269
,0002
SJA LA
-,58256
,73289
,889
-2,6907
1,5256
DSV2
-,23758
,77549
,992
-2,4683
1,9931
DSV2
Mean Difference (I-J) Std. Error
95% Confidence Interval
(I) School
SJA LA WJ1
Sig.
Lower Bound
Upper Bound
Behavioural intention terugkeer verschilt significant bij WJ1 en SMI
Descriptives School BehIntTerug
SMI
Statistic Mean
5,5333
95% Confidence Interval Lower Bound for Mean Upper Bound
4,3313
5% Trimmed Mean
5,7037
Median
7,0000
Variance Std. Deviation
2,17051
Maximum
7,00
Range
6,00
Interquartile Range
2,00
SJA LA Mean
-1,369
,580
,385
1,121
4,1026
,56913
95% Confidence Interval Lower Bound for Mean Upper Bound
2,8625
5% Trimmed Mean
4,1140
Median
4,0000
Variance Std. Deviation
102
4,711 1,00
Kurtosis
,56042
6,7353
Minimum
Skewness
Std. Error
5,3426
4,211 2,05203
DSV2
Minimum
1,00
Maximum
7,00
Range
6,00
Interquartile Range
3,67
Skewness
-,044
,616
Kurtosis
-,933
1,191
Mean
3,7576
,71505
95% Confidence Interval Lower Bound for Mean Upper Bound
2,1643
5% Trimmed Mean
3,7306
Median
3,0000
Variance Std. Deviation
WJ1
5,3508
5,624 2,37155
Minimum
1,00
Maximum
7,00
Range
6,00
Interquartile Range
5,00
Skewness
,304
,661
Kurtosis
-1,567
1,279
Mean
3,5200
,41414
95% Confidence Interval Lower Bound for Mean Upper Bound
2,6653
5% Trimmed Mean
3,4667
Median
3,6667
Variance Std. Deviation
4,3747
4,288 2,07069
Minimum
1,00
Maximum
7,00
Range
6,00
Interquartile Range
3,83
Skewness
,305
,464
-1,079
,902
Kurtosis
103
Tabel 29
ANOVA-testen: Verschillen tussen de scholen door externe factoren ANOVA Sum of Squares
Als je de warme maaltijden Between Groups ziet, wat vind je dan van de Within Groups sfeer tijdens het eten? Total
df
Mean Square
14,171
2
7,086
15,829
17
,931
30,000
19
Als je op school aan het eten Between Groups bent, wat vind je dan van de Within Groups hoeveelheid die je krijgt? Total
8,215
3
2,738
125,631
61
2,060
133,846
64
Als je op school aan het eten Between Groups bent, wat vind je dan van de Within Groups sfeer tijdens het eten? Total
15,705
3
5,235
218,803
63
3,473
234,507
66
Als je op school aan het eten Between Groups bent, wat vind je dan van de Within Groups indeling van de refter? Total
3,073
3
1,024
139,912
62
2,257
142,985
65
Als je op school aan het eten Between Groups bent, wat vind je dan van de Within Groups tijd die je krijgt om te eten? Total
1,033
3
,344
136,967
62
2,209
138,000
65
F
Sig.
7,610
,004
1,330
,273
1,507
,221
,454
,715
,156
,926
Descriptives Als je de warme maaltijden ziet, wat vind je dan van de sfeer tijdens het eten? 95% Confidence Interval for Mean N SMI DSV2 WJ1 Total
Mean 7 3 10 20
Std. Deviation
4,29 2,00 4,40 4,00
Std. Error
,488 1,732 ,966 1,257
Lower Bound
,184 1,000 ,306 ,281
Upper Bound
3,83 -2,30 3,71 3,41
4,74 6,30 5,09 4,59
Multiple Comparisons Als je de warme maaltijden ziet, wat vind je dan van de sfeer tijdens het eten? Scheffe (I) School SMI
(J) School
WJ1
95% Confidence Interval Std. Error
Lower Bound
Upper Bound
,666
,011
,50
4,07
-,114
,476
,972
-1,39
1,16
-2,286
*
,666
,011
-4,07
-,50
WJ1
-2,400
*
,635
,006
-4,10
-,70
SMI
,114
,476
,972
-1,16
1,39
*
,635
,006
,70
4,10
DSV2 SMI
DSV2
2,286
2,400
*. The mean difference is significant at the 0.05 level.
104
Sig.
*
WJ1 DSV2
Mean Difference (I-J)
Minimum
Maximum 4 1 3 1
5 4 6 6
Tabel 30
T-test: Verschillen op basis van geslacht
Independent Samples Test Levene's Test for Equality of Variances
F Situationalinvol Equal variances vement assumed
,094
Sig. ,760
Equal variances not assumed AttBrandStatus Equal variances assumed
,031
,860
Equal variances not assumed ProdEvFood1
Equal variances assumed
,007
,931
Equal variances not assumed ServiceEvaluati Equal variances on1 assumed
3,572
,076
Equal variances not assumed BehIntTerug
Equal variances assumed
,033
,857
Equal variances not assumed ServiceEvaluati Equal variances on2 assumed
,407
,526
Equal variances not assumed Behavioralinten Equal variances tion1 assumed
,887
,357
Equal variances not assumed ProdEvFood2
Equal variances assumed Equal variances
1,630
,207
t-test for Equality of Means
t
Std. Sig. Mean Error (2- Differen Differen tailed) ce ce
df
95% Confidence Interval of the Difference Lower
Upper
,072
75
,943 ,02074 ,28999
-,55695 ,59844
,073
64,987
,942 ,02074 ,28565
-,54974 ,59123
-1,144
82
,256 -,27804 ,24294
-,76132 ,20524
-1,147
71,602
,255 -,27804 ,24236
-,76123 ,20515
,212
81
,833 ,07179 ,33926
-,60322 ,74680
,210
69,147
,834 ,07179 ,34191
-,61029 ,75386
-,256
17
,801 -,13333 ,52057 -1,23164 ,96498
-,264
13,810
,795 -,13333 ,50418 -1,21609 ,94942
-,592
57
,556 -,35709 ,60325 -1,56507 ,85090
-,591
46,696
,558 -,35709 ,60453 -1,57345 ,85928
-1,057
61
,295 -,30876 ,29222
-,89310 ,27557
-1,004
41,214
,321 -,30876 ,30739
-,92945 ,31193
,836
21
,412 ,53535 ,64004
-,79568 1,8663 9
,845
20,618
,408 ,53535 ,63351
-,78359 1,8543 0
-,293
57
,771 -,12571 ,42913
-,98504 ,73361
-,301
53,922
,764 -,12571 ,41740
-,96259 ,71116
not assumed
105