De Metacognition Assessment Scale – NL (MAS-NL)
Marieke Pijnenborg
Wat is Metacognitie? Overlap met andere concepten: integratie. Metacognitie is het vermogen na te denken over je eigen gedachten en gevoelens en die van anderen en het vermogen deze informatie te gebruiken voor het aansturen van gedrag •Eigen gedachten en gevoelens (Zelfreflectie) •Gedachten en gevoelens van anderen •Decentratie •Toepassing van deze vaardigheden om psychische problemen aan te pakken
Gerelateerde begrippen Mentalizing of Mentalization Theory of Mind (ToM) Mindreading Social Cognition Emotional Intelligence Mindfulness Observing ego
Waarom is Metacognitie (MC) Belangrijk? • In het leven: – Coherent wereldbeeld
• In de wetenschap / Klinische praktijk – MC vaardigheden spelen een rol in onder andere: • • • • • • •
Ziekteverloop (Koren et al., 2004, Lysaker et al., 2005, 2011) Sociaal functioneren (Lysaker et al., 2010) Arbeidsprestaties (Lysaker et al., 2010) Symptomen (Lysaker et al., 2005) Ervaren kwaliteit van leven (Lysaker et al., 2005) Therapeutische alliantie (Davis et al., 2005) Herstel
Metacognition Assessment Scale A • Waarom een nieuw instrument? • Scoringsschaal met 4 schalen: – – – –
Zelfreflectie Begrijpen wat er in de ander omgaat Decentratie Toepassing (van de MC vaardigheden)
• Gescoord door getrainde raters • Elke schaal heeft hiërarchische ankerpunten • Scoring van wat? Spontaan speech sample
Indiana Psychiatric Ilness Interview (IPII) • Semi-gestructureerd interview • Spontane speech sample • Bijzonder want: – Interviewer levert geen inhoud – Interviewer levert geen structuur
• 30-60 minuten • Opgenomen en uitgewerkt tot een transcript
Metacognitie Denken over denken en voelen
(I) Zelfreflectie Plausibel verklaren van de eigen gedachten en emoties.
Metacognitie Denken over denken en voelen
(II) Begrijpen wat er in de Ander Omgaat Plausibel de mentale staten van anderen interpreteren en verklaren.
Metacognitie Denken over denken en voelen
(III) Decentratie Begrijpen dat je niet het middelpunt van alle belangrijke activiteit bent
Metacognitie Denken over denken en voelen
(IV) Toepassing van de metacognitieve vaardigheden Het gebruiken van de informatie uit de andere schalen teneinde om te gaan met de (inter)persoonlijke problemen van het dagelijks leven
Een casus scoren • Er moet alleen worden gescoord waar bewijs voor kan worden gevonden (wees streng!) • Halve punten (0.5) mag, maar mag alleen worden gevolgd door nog een half punt, of geen punten. Hierna wordt altijd gestopt (max. 2 halve punten). • Dit is géén volledige training met het instrument.
Casus: Tony - Zelfreflectie Deze schaal meet zelfreflectiviteit ofwel iemands vaardigheid om representaties over zichzelf te vormen welke complexer en beter geïntegreerd worden. Het strekt van enkel de ervaring en het herkennen van mentale gebeurtenissen binnen de eigen geest tot het vertellen van een complex persoonlijk narratief welke de verteller doet overkomen als bestaande uit een complexe verscheidenheid van interacterende intenties, gedachten en gevoelens. Lagere scores op deze schaal geven de vaardigheid weer om de eigen gedachtes te herkennen als zodoende, en om te herkennen dat iemand zelf verschillende cognitieve operaties en emoties heeft. Middelmatige scores geven de vaardigheid aan om de subjectiviteit van de eigen gedachten te begrijpen, en het verschil te herkennen tussen fantasie en werkelijkheid. Hogere scores geven mogelijk een begrip van de relatie tussen gedachten, emoties en andere sociale of interpersoonlijke variabelen gedurende verschillende levensgebeurtenissen aan.
Zelfreflectie • Z0 - Dit niveau geeft aan dat participanten zich niet bewust zijn van het feit dat zij enige mentale activiteit hebben. Mensen op dit niveau zouden zich bijvoorbeeld niet bewust moeten zijn dat ze gedachten of ideeën hebben. Mensen die catatoon zijn, of die extreem gedesorganiseerde spraakpatronen laten zien kunnen worden verwacht op dit niveau te scoren. Er wordt voor dit niveau geen score (0 punten) toegekend. • Z1 – Dit niveau geeft aan dat participanten zich bewust zijn van het feit dat zij ideeën of percepties hebben maar zich niet bewust of onzeker zijn van het gegeven dat dit de eigen gedachten of ervaringen zijn. Voorbeelden van mensen die deze score kunnen krijgen zijn bijvoorbeeld cliënten die gedachten-inprenting ervaren of welke een diep gestoorde opvatting hebben van persoonlijke grenzen, welk zo ver gaat dat zij interne- en externe stimuli niet van elkaar kunnen onderscheiden. De beschrijving van het ervaren van gedachten die eigendom zijn van een heks zou een indicatie zijn dat een participant het best kan worden beschreven als functionerende op dit niveau.
Zelfreflectie • Z2 – Dit niveau suggereert dat participanten ervaren dat zij mentale activiteiten hebben die hun eigen zijn. Uitspraken zoals “Ik had de gedachte dat...” , “I dacht dat ik [...] zag” of “Iets wat in me opkwam was ...” geven aan dat de mentale activiteiten worden ervaren als zijnde de eigen mentale activiteiten. • Z3 – Dit niveau geeft aan dat participanten zich bewust zijn van de verschillende cognitieve operaties die zij ervaren en deze van elkaar kunnen scheiden. Participanten die op dit niveau functioneren bemerken verschillende operaties waaronder denken, plannen, herinneren, zich iets voorstellen, fantaseren, dromen, wensen, besluiten, voorzien, en welke een mate van bewustzijn laten zien over hoe deze verschillend zijn van elkaar. Bewijs voor dit niveau kan soms worden gevonden in opmerkingen zoals “I hoopte dat ...” , “Ik herinnerde me dat ...” en “Ik verwachte dat ...”. In gevallen waar participanten slechts blijk geven van één of mogelijk slechts twee verschillende cognitieve operaties kan het zijn dat een half punt de meest geschikte score is.
Zelfreflectie • Z2 – Dit niveau suggereert dat participanten ervaren dat zij mentale activiteiten hebben die hun eigen zijn. Uitspraken zoals “Ik had de gedachte dat...” , “I dacht dat ik [...] zag” of “Iets wat in me opkwam was ...” geven aan dat de mentale activiteiten worden ervaren als zijnde de eigen mentale activiteiten. • Z3 – Dit niveau geeft aan dat participanten zich bewust zijn van de verschillende cognitieve operaties die zij ervaren en deze van elkaar kunnen scheiden. Participanten die op dit niveau functioneren bemerken verschillende operaties waaronder denken, plannen, herinneren, zich iets voorstellen, fantaseren, dromen, wensen, besluiten, voorzien, en welke een mate van bewustzijn laten zien over hoe deze verschillend zijn van elkaar. Bewijs voor dit niveau kan soms worden gevonden in opmerkingen zoals “I hoopte dat ...” , “Ik herinnerde me dat ...” en “Ik verwachte dat ...”. In gevallen waar participanten slechts blijk geven van één of mogelijk slechts twee verschillende cognitieve operaties kan het zijn dat een half punt de meest geschikte score is.
Zelfreflectie • Z4 – Dit niveau geeft weer dat participanten verschillende emoties kunnen herkennen en benoemen. Deze emoties kunnen bijvoorbeeld woede, verdriet, blijdschap, geluk, verrassing, radeloosheid, genot, stress, schaamte, verlegenheid, angst, frustratie, schuldgevoel, hoop en jaloezie zijn. Beoordeelaars moeten zoeken naar een verscheidenheid van emoties die worden aangegeven en ook of de emotie passend is in de beschreven situatie. Blij, gelukkig en verrast zijn dat een buurman is overleden in een auto-ongeluk zou niet noodzakelijk bewijs moeten zijn voor Z4. Beoordelaars moeten ook gebruik maken van hun inzicht om te beslissen of een beschrijving van ervaren emoties overeen komt met het daadwerkelijk ervaren van de emotie, en niet het resultaat is van het “na-praten” van uitdrukkingen of een poging zijn om te conformeren aan sociale verwachtingen (bijvoorbeeld het rapporteren van gevoelens die iemand wordt verwacht te ervaren). Net zoals bij Z3 zou het aangeven van slechts één of twee emoties, of emoties die allemaal erg overeenkomstig zijn moeten worden gescoord met een half, en niet een vol punt. • Z5 – Dit niveau suggereert dat participanten zich zowel bewust zijn van de dingen die zij denken, en kunnen herkennen dat het mogelijk is dat de conclusies die zij hebben getrokken mogelijk incorrect zijn. Dit niveau geeft het bewustzijn van de faalbaarheid van denken aan, en de kennis dat personen vaak dingen geloven die later niet waar blijken te zijn, en mogelijk zelfs dat mensen mettertijd een ander beeld kunnen krijgen van gebeurtenissen. Op dit niveau zou een begrip kunnen worden geuit dat de participant is veranderd met de tijd. Voorbeelden van opmerkingen die dit suggereren zijn bijvoorbeeld: “Ik realiseerde me dat ik het verkeerd had toen ....” of “Ik was ervan overtuigd dat X waar was, maar toen ik ernaar vroeg kwam ik erachter dat ik het fout had.”
Zelfreflectie • Z6 – Deze score geeft weer dat participanten zich bewust zijn van hun eigen verlangens en dromen, maar dat zij tegelijkertijd zien dat de beperkingen van de realiteit op dit moment of voor de komende tijd, het onmogelijk kunnen maken om deze verlangens of dromen te verwezenlijken. Op deze wijze kunnen zij fantasie van de realiteit scheiden en momenten kunnen accepteren wanneer deze tegenover elkaar staan. Uitspraken op dit niveau zijn bijvoorbeeld: “Ik had gehoopt dat X zou gebeuren maar dat was onmogelijk” of “Ik had gehoopt dat zij een andere beslissing hadden genomen.” • Z7 – Deze score suggereert dat participanten zich bewust zijn van de invloed van hun cognitieve operaties en emotionele staten op hun gedrag, binnen een afgekaderde narratieve gebeurtenis. Participanten die op dit niveau kunnen reflecteren over zichzelf kunnen representaties over zichzelf vormen binnen specifieke situaties waarin ze kunnen zien hun verschillende gedachten en gevoelens samen passen en met elkaar interacteren.
Zelfreflectie • Z8 – Deze score suggereert dat participanten de activiteiten van Z7 kunnen uitvoeren en dat ze deze ook ten uitvoer kunnen brengen tijdens verschillende narratieve gebeurtenissen. Op niveau Z8 kunnen participanten patronen van functioneren over tijd herkennen, en verschillende gebeurtenissen samenweven tot segmenten van een persoonlijk narratief. • Z9 – Dit niveau geeft de meest complexe representaties van het zelf weer. Op Z9 kunnen participanten alle activiteiten van Z8 ten uitvoer brengen, maar nu kunnen ze de patronen die zij hebben gevonden verweven in een groter plaatse van het leven. Op Z9 zijn zij in staat om een vloeiende persoonlijke narratief te geven met duidelijke integratie van meerdere aspecten van zichzelf (zoals emotioneel, cognitief, gedragsmatig, interpersoonlijk en op gebied van ontwikkeling).
UITWERKING VOLGT
Uitwerking Zelfreflectie Tony • Z-4 • Tony haalt niveau Z-4 omdat ze in staat is haar emotionele staten te herkennen (depressief, gespannen, bang, beschaamd). Ze herkent niet dat de representatie van zichzelf of de wereld subjectief en faalbaar kan zijn.
Begrijpen wat er in de Ander Omgaat Deze schaal meet de vaardigheid om almaar complexere en verder geïntegreerde weergaven van anderen te geven. Het duidt op het bewustzijn van een specifiek persoon of goed-herkenbare groep zoals familie, en niet een vage “zij” of “andere mensen”. Het strekt van enkel het bewustzijn van het gegeven dat anderen mentale gebeurtenissen ervaren tot het verwoorden van complexe weergaven van de levens van anderen. Lagere scores kunnen aangeven dat er enkel het begrip is dat anderen unieke gedachten hebben, of de mogelijkheid om de verschillende cognitieve operaties en emoties te onderscheiden en te herkennen. Hogere scores wijzen echter op de capaciteit om de relatie tussen de gedachten, emoties, gedragingen en ontwikkelings- of interpersoonlijke variabelen van anderen te begrijpen.
Begrijpen wat er in de Ander Omgaat • B0 – Dit niveau geeft het onvermogen weer om te begrijpen dat andere mensen gebeurtenissen in hun eigen geest ervaren. Voorbeelden van mensen die op dit verarmde niveau functioneren zijn o.a. mensen die zijn teruggetrokken tot het punt van autisme of die de waan hebben dat andere mensen niet bestaan of robots zijn. Er wordt voor dit niveau geen score (0 punten) toegekend. • B1 – Dit niveau geeft aan dat de participant zich bewust is van het gegeven dat andere mensen vergelijkbare gedachten en gevoelens hebben, maar dat zij er niet zeker van zijn dat de gedachten en gevoelens die anderen ervaring ook echt van hún is. Het geloof, bijvoorbeeld, dat iemands broer zijn gedachten en gevoelens in diens hoofd worden ingeplant door de duivel zou op dit niveau worden gescoord.
Begrijpen wat er in de Ander Omgaat • B2 – Op dit niveau is de participant zich bewust dat anderen zijn/haar eigen interne toestand heeft. Een voorbeeld van een opmerking op dit niveau kan zijn “mijn moeder vond zichzelf te dik” of “de taxichauffeur wist waar ik woonde”. Hierbij is geen genuanceerd beeld van de ander, maar in ieder geval wel de (h)erkenning van anderen als een afzonderlijk persoon met een eigen geest, ongeacht hoe ondoorzichtig dit ook is. • B3 – Dit niveau geeft een (h)erkenning aan van specifieke cognitieve operaties die door een ander worden ervaren. Zoals bij Z3 kan het hier worden herkend dat de ander denkt, plannen maakt, herinneren, inbeelden, fantaseren, dromen, wensen, besluiten, voor zien en realiseren. Uitspraken die dit aangeven kunnen zo simpel zijn als “Mijn moeder droomde dat ....” , “Mijn oom kon zich nog herinneren...” of “Mijn neef besloot om ....”.
Begrijpen wat er in de Ander Omgaat • B4 – Dit geeft het besef aan dat een andere persoon een wijd spectrum aan genuanceerde emotionele staten ervaart. Zoals bij Z4 kunnen deze onder andere woede, verdriet, blijdschap, geluk, verrassing, radeloosheid, genot, stress, schaamte, in verlegenheid gebracht zijn, angst, frustratie, schuldgevoelens, hoop en jaloezie zijn. Net als bij Z4 moet het label dat aan de emoties wordt gehangen plausibel zijn en niet simpelweg iets zijn dat als reactie wordt gezegd om te voldoen aan de vermeende sociale wenselijkheid. Het beoordelingsvermogen van de scoorder zal moeten worden aangewend om te bemerken wanneer participanten simpelweg napraten wat hun is geleerd om te zeggen over anderen. Met andere woorden, het toeschrijven van een emotie aan een ander op basis van een geleerde “formule” dient hier niet te worden geaccrediteerd.
Begrijpen wat er in de Ander Omgaat • B5 – Deze score geeft de vaardigheid aan om te zien hoe de gedachten en gevoelens van een ander persoon elkaar kunnen beïnvloeden en om een redelijke “gok” te doen naar de intenties van anderen. Op dit niveau kunnen participanten hypothesen formuleren (en deze hypothesen herkennen) over het cognitieve en emotionele functioneren van andere mensen gebaseerd op verbale en non-verbale cues. Een uitspraak die dit niveau suggereert is bijvoorbeeld: “Ik denk dat hij zo stil was, omdat hij zich schaamde voor wat hij had gedaan”. • B6 – Deze score geeft het vermogen aan om representaties van anderen te hebben waarin zij gedachten en gevoelens hebben die interacteren en elkaar beïnvloeden in specifieke, afgekaderde momenten in de levens van anderen.
Begrijpen wat er in de Ander Omgaat • B7 – Dit niveau is een verlenging van de variabelen van niveau B6. Een persoon op dit niveau kan een vloeiend narratief vertellen met duidelijke integraties van meerdere variabelen (emotioneel, cognitief, gedragsmatig, interpersoonlijk en ontwikkeling).
UITWERKING VOLGT
Uitwerking (B) Tony • B-3 • Tony maakt geen onderscheid tussen de emotionele staten van anderen, maar ze maakt wel onderscheid tussen hun cognitieve operaties. Zo zegt ze bijvoorbeeld dat haar zoons zeggen dat ze niet voor hen klaarstaat, en ze geeft aan dat haar opa “wist dat ik meer tijd nodig had om toekomstplannen te maken”.
Decentratie • Deze schaal meet het vermogen van iemand om te herkennen dat andere mensen levens leiden die het leven van de participant weliswaar kruisen, maar dat de levens van anderen een stuk meer omvatten dan alleen de participant, en dat de participant dus niet in het middelpunt van de levens van anderen leeft. Zodoende geeft deze schaal het vermogen van participanten weer om hun ideeën over zichzelf een plaats te geven in de grotere sociale wereld. Op lagere niveaus worden alle gebeurtenissen begrepen door de participant als zijnde aan hun zelf gerelateerd terwijl op hogere niveaus wordt herkend dat er meerdere juiste perspectieven zijn en dat ieder persoon hun eigen levensweg bewandeld
Decentratie • D0 – Dit niveau geeft het idee aan van participanten dat zij het middelpunt zijn van alle betekenisvolle of opmerkingswaardige gebeurtenissen. Personen op alleen dit niveau kunnen bijvoorbeeld mensen zijn met wanen die hen tot de conclusie doet komen om alles te zien als gerelateerd aan hun achtervolging. Er wordt voor dit niveau geen score (0 punten) toegekend. • D1 – Dit niveau geeft het vermogen weer om te herkennen dat andere mensen plannen en gedrag hebben dat onafhankelijk van de participant bestaan. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit geen onjuiste plannen omvat, maar de perceptie dat mensen andere dingen in het leven zoeken dan anderen. Gebeurtenissen op dit niveau worden weergegeven zonder referentie aan de participant. Een voorbeeld van een uitspraak op dit niveau zou zijn: “Mijn moeder gaf veel om de buurkinderen; dat was deel van haar verzorgende aard”.
Decentratie • D0 – Dit niveau geeft het idee aan van participanten dat zij het middelpunt zijn van alle betekenisvolle of opmerkingswaardige gebeurtenissen. Personen op alleen dit niveau kunnen bijvoorbeeld mensen zijn met wanen die hen tot de conclusie doet komen om alles te zien als gerelateerd aan hun achtervolging. Er wordt voor dit niveau geen score (0 punten) toegekend. • D1 – Dit niveau geeft het vermogen weer om te herkennen dat andere mensen plannen en gedrag hebben dat onafhankelijk van de participant bestaan. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit geen onjuiste plannen omvat, maar de perceptie dat mensen andere dingen in het leven zoeken dan anderen. Gebeurtenissen op dit niveau worden weergegeven zonder referentie aan de participant. Een voorbeeld van een uitspraak op dit niveau zou zijn: “Mijn moeder gaf veel om de buurkinderen; dat was deel van haar verzorgende aard”.
Decentratie • D2 – Dit niveau geeft de herkenning weer dat gebeurtenissen kunnen worden bezien vanuit verschillende perspectieven. Met andere woorden: participanten die op dit niveau van metacognitie kunnen functioneren kunnen zien dat anderen geldige manieren hebben om een gebeurtenis te bekijken, die verschillen van die van de participant en mogelijk ook van elkaar. Een voorbeeld van een uitspraak op dit niveau is bijvoorbeeld: “Mijn neef zag dingen in mijn vader die ik over het algemeen negeerde, terwijl ik eigenschappen zag waar híj blind voor was”. • D3 – Deze score suggereert dat participanten kunnen begrijpen dat de gebeurtenissen in het leven vaak het gevolg zijn van complexe emotionele, cognitieve, sociale en omgevingsfactoren die kunnen variëren tussen de betrokken personen. Op dit niveau kunnen participanten een representatie van zichzelf en anderen geven als unieke individuen die in een grotere wereld leven, met unieke relaties met elkaar die geen centraal thema hebben.
UITWERKING VOLGT
Uitwerking Decentratie Tony • D-0 • Tony’s oriëntatie in de wereld is zelfgecentreerd. Zij gelooft dat een priester haar bespiedt en dat die controle over haar heeft. Haar moeder “weet wat er gebeurt” en heeft zich daarom teruggetrokken. Ze weet dat ze haar zoons niet steunt omdat ze met zichzelf bezig is en probeert “te begrijpen wat er met me gebeurt”.
Toepassing (van de MC vaardigheden) • •
Bijzondere scoring! Deze schaal met het vermogen van participanten om metacognitieve kennis van zichzelf en anderen te gebruiken om met psychologische problemen die lijden tot gevolg hebben om te gaan. Deze schaal is geen maat van algemeen vermogen om problemen op te lossen, maar een maat van het vermogen om de metacognitieve kennis die de andere schalen meten in te zetten om problemen op te lossen die specifiek gerelateerd zijn aan mentale gezondheid.
•
Zelfdestructieve gedragingen om pijn te reduceren worden niet gescoord als betekenisvolle coping-strategieën.
•
Elk niveau van de schaal kan een vol punt (1), een half punt (0.5) of geen punt (0) krijgen.
•
In tegenstelling tot voorgaande schalen laat deze schaal het toe om punten toe te wijzen zonder dat er aanwijzingen zijn voor de lagere niveaus, nadat er is vastgesteld dat de participant T2 heeft bereikt. Bijvoorbeeld: wanneer een scoorder heeft vastgesteld dat niveau T2 is bereikt mag hij/zij T6 toewijzen zonder dat er bewijs is gevonden voor T3. De niveaus worden gesteld als zijnde voornamelijk onafhankelijk na T2.
Toepassing • T0 – Dit niveau geeft een staat van de participant aan waarin deze zichzelf niet ervaart als iemand met enige vorm van psychologische problematiek of leed. Er wordt voor dit niveau geen score (0 punten) toegekend. • T1 – Dit niveau geeft herkenning van psychologische problemen aan, maar deze problemen zijn niet plausibel. Een voorbeeld van dit niveau van metacognitie zou een persoon kunnen zijn dat aangeeft te lijden als gevolg van een complot dat tegen hem/haar bestaat door schaduwachtige overheidsmachten die microfoontjes in zijn/haar nek implanteren.
Toepassing •
T2 – Dit niveau geeft het vermogen weer om een psychologisch probleem met plausibele verklaring te herkennen. Een voorbeeld van een uitspraak op dit niveau is bijvoorbeeld: “Doordat ik niet werk voel ik me waardeloos”. Hierbij is het essentieel dat er een element van psychisch lijden in zit, dat ergens uit voortkomt waar beiden zich in kunnen vinden. Belangrijk is dus op te merken dat scoorders hun eigen beoordelingsvermogen moeten gebruiken om te zien of zij het idee hebben dat de participant slechts psychologische problemen papegaait omdat hen dit zo sociaal geleerd is (bijv. machteloos staan tegenover drugs of alcohol).
•
T3 – Dit niveau geeft het vermogen van de participant weer om hun lichamelijke staat slechts aan te passen door middel van voornamelijk passieve- en vermijdingsstrategieën om met psychologische problemen om te gaan. Voorbeelden van strategieën op dit niveau zijn o.a. het compleet terugtrekken uit bepaalde situaties en in het eigen appartement blijven waar slechts een paar glazen bier worden gedronken en televisie wordt gekeken, besluiten om gewoon te gaan slapen of om de problemen van zich af te zetten door computerspelletjes te spelen. Passief meegaan met aanwijzingen van GZ-personeel zou ook een voorbeeld zijn van dit niveau van Toepassing (bijv. medicatie nemen of groepstrainingen bijwonen “omdat de dokter het zegt...”). N.B. eten of drinken tot het punt waarop het zelfdestructief is wordt niet als M3 gescoord.
Toepassing •
T4 – Dit niveau geeft het vermogen weer om te reageren op psychologische problemen door ofwel actieve en selectieve vermijding of door interpersoonlijke relaties te gebruiken als steun. Voorbeelden van coping die wellicht het best op T4 kunnen worden gescoord zijn het besluiten om bepaalde onderwerpen te vermijden in gesprek met iemand of troost zoeken bij een familielid na te worden overrompeld door een psychologisch probleem. Het voornaamste verschil tussen T3 en T4 is dat T3 het vermogen is om met de stressor om te gaan door relatief grootse methoden van terugtrekking terwijl in T4 de participant met het leven om kan gaan door actief slechts selectieve, enkele, geanticipeerde gevoelens te vermijden of door troost te zoeken bij een ander persoon.
Toepassing •
T5 – Dit niveau geeft het algemene vermogen aan om actief te reageren op een psychologisch probleem door voornamelijk gedragsmatige strategieën. Terwijl bij T4 participanten met hun lijden omgaan door steun te zoeken bij een ander, doet de participant op dit niveau bewust zelfgestuurde handelingen om met het psychologische probleem om te gaan. Voorbeelden hiervan is gaan sporten, ontspanningsoefeningen doen, of op te passen een gezonde maaltijd te nuttigen nadat ze zijn overrompeld door een psychologisch probleem. Zoals hierboven al vermeld dient dit gedrag relatief gezond te zijn, en niet zelfdestructief (bijv. niet zichzelf snijden). Dus zou medicatie nemen of vanuit groepstherapie ondergaan vanuit zichzelf Toepassing op niveau T5 aangeven. Met gedragsmatige strategieën omvatten wij ook het zelfbewust vermijden van bepaalde gedragingen die niet per se leiden tot terugtrekken. Bijvoorbeeld: het zichzelf weerhouden van het verheffen van de stem in een woede-uitlokkende situatie en zichzelf dwingen om te luisteren zijn ook voorbeelden van dit niveau van Toepassing (van de Metacognitieve Vaardigheden).
Toepassing •
T6 – Dit niveau is het eerste moment waarop participanten kunnen reageren op psychologische problemen door aan te passen hoe zij over de problemen denken. De persoon kan adaptieve zelfuitspraken doen om minder adaptieve zelfuitspraken te vervangen of problematisch gedrag in een meer positief of realistischer daglicht plaatsen. Wanneer participanten in staat zijn om te modificeren hoe zij nadenken over het probleem en een ander gezichtspunt kunnen bedenken over de situatie die hen in staat stelt om effectiever met het probleem om te gaan, ongeacht de techniek die wordt gebruikt, is een score van T6 het meest op zijn plaats.
•
T7 – Dit niveau is de eerste daadwerkelijk synthetische respons op een psychologisch probleem. Op dit niveau kan het persoon omgaan met een psychologisch probleem door gebruik te maken van diens begrip over hoe zijn of haar opvattingen, percepties, verwachtingen en gedachten interacteren en hoe deze processen hebben bijgedragen aan de ontwikkeling en voortzetting van het psychologisch probleem. Een voorbeeld van dit niveau van Toepassing is bijvoorbeeld, in het geval van interpersoonlijk conflict, het herkennen van de eigen wens om op prijs te worden gesteld heeft geleidt tot het verkeerd interpreteren van een ander als zijnde beledigend terwijl de ander het onschuldig bedoelde
Toepassing •
T8 – Dit niveau geeft een nog complexere vorm van Toepassing aan. Op dit niveau kunnen participanten niet alleen de kennis die zij hebben over zichzelf (T7) gebruiken, maar ook de kennis over anderen aanspreken. Een voorbeeld van dit niveau van Toepassing zou de kennis zijn dat een interpersoonlijk conflict zowel voortkwam uit een misverstand voortkomend uit het verkeerd interpreteren van een onschuldige opmerking als beledigend, en het probleem dat de ander heeft met het omgaan met feedback omdat er recentelijk iemand in diens familie is overleden.
•
T9 – Dit niveau is het hoogste niveau van Toepassing en omvat de vermogens van T7 en T8 om te reageren op psychologische problemen door de kennis over zichzelf en anderen te gebruiken. Op dit niveau, echter, hebben participanten ook het vermogen om te herkennen en accepteren dat niet alle aspecten van psychologische problemen kunnen worden opgelost en dat een bepaalde hoeveelheid pijn inherent is aan het normale leven. Met andere woorden, er zijn aspecten van alle psychologische problemen die niet kunnen worden gecontroleerd en zullen moeten worden geaccepteerd. Toegevoegd aan het inzicht van T7 en T8 kan er, bijvoorbeeld, sprake zijn van de herkenning dat alle individuen en relaties hun eigen moeilijkheden hebben en dat coping-strategieën het functioneren kunnen verbeteren en lijden / dysfunctie in verschillende mate kunnen verminderen. Op dit niveau zou er de (h)erkenning zijn van de eigen grenzen en ook de conceptualisatie van het probleem op een grotere schaal dan zelf/anderen, wellicht herkenning dat dit de grotere groep of zelfs de maatschappij treft.
UITWERKING VOLGT
Uitwerking Toepassing Tony • T-1 • Alhoewel Tony problemen aangeeft die opgelost moeten worden zijn dit geen plausibele verklaringen, dus haalt ze niveau T2 niet. Ze heeft het gevoel dat ze geen controle heeft over haar leven. Ze geeft copingstrategieën (tuinieren, kruiswoordpuzzels) maar die hebben weinig van doen met haar problemen.
Metacognitieve Psychotherapie • MERIT (Metacognitive Reflection & Insight Therapy) • • • •
Format: 1-op-1 individuele psychotherapie 40 contacturen Routine Outcome Monitoring (ROM) Systematisch uitdagen tot metacognitieve activiteiten van hogere niveaus dan het huidige
Kenmerken MERIT • Client bepaalt de agenda • Zelfs de meest verwarde client kan betekenis geven aan zijn ervaringen • Doel is het maken van een betekenisvol “herstel” verhaal van de ervaringen van de client
Kenmerken MERIT • Therapeut is zich bewust van gevolgen van zelf-stigma (en stigma van de kant van de therapeut) • Veel aandacht voor intersubjectieve processen (lastig om hier te zijn vs je voelt je niet comfortabel)
Kenmerken MERIT • Narratieven reconstrueren (delen van ervaringen/ niet van feiten: gaat om achterhalen van betekenis) • Narratieven wordt gedetailleerder tijdens therapie
Kenmerken MERIT • Specifieke interventies Zelfreflectie – Z1 er is de gedachte dat…../ je ziet dat….. – Z7-Z9 beide keren waren je gedachten verbonden met je gevoel/ gedurende je leven had je gedachten die je……….
Kenmerken MERIT • Specifieke interventies Begrijpen ander – B1 Persoon X kreeg een idee, je dacht dat persoon X…. – B6-B7 De gedachten van persoon X pasten bij het gevoel dat hij/ zij had toen……
Kenmerken MERIT • Specifieke interventies Toepassing – M1 Helpen bij definieren psychologisch probleem – M7-9 inzet van kennis van zichzelf en anderen op psychische problemen op te lossen
Het MERIT Onderzoek - Design • Randomized Controlled Trial – Behandelgroep (n = 64) – Controleconditie (TAU; n = 64)
• 40 1-op-1 contacturen