MANAGEMENTSTATUUT VAN VERENIGING voor GEREFORMEERD PRIMAIR ONDERWIJS
NOORDOOST - NEDERLAND
December 2012 1
Preambule Dit managementstatuut is op te vatten als het managementstatuut ex artikel 31 van de Wet op het primair onderwijs Dit managementstatuut is gebaseerd op artikel 10 van de statuten van de ‘Vereniging Gereformeerd Primair Onderwijs Noordoost-Nederland’ te Noordhorn. (VGPONN) In het kader van de wettelijk verplichte scheiding tussen bestuur en (intern) toezicht op basis van de wetswijziging ‘Goed onderwijs, goed bestuur’, zijn schoolbesturen verplicht met ingang van 1 augustus 2011 een scheiding aan te brengen tussen bestuur en (intern) toezicht. Het bestuur voldoet met de vaststelling van dit statuut aan deze verplichting. Het bestuur heeft hierbij gekozen voor het zogenaamde ‘delegatie-model’. Hierin worden de meeste bestuurlijke taken en bevoegdheden door het bestuur van de vereniging overgedragen (gedelegeerd) aan de algemeen directeur van de onder de vereniging ressorterende scholen. Het bestuur vervult hoofdzakelijk een toezichthoudende rol.
Dit document is vastgesteld in de bestuursvergadering van 10 december 2012 en treedt in werking op 1 maart 2013.
Voorzitter, (getekend:
)
Secretaris, (getekend:
)
2
INHOUD
I.
Begripsbepaling
II.
Taken en bevoegdheden van het bestuur
III.
Taken en bevoegdheden van de algemeen directeur
IV.
Mandatering door de algemeen directeur
V.
Taken en bevoegdheden van de locatiedirecteur
VI.
Directeurenberaad
VII.
Regeling toedeling, bestemming en aanwending van de bekostiging
VIII.
Managementcontract
IX.
Rapportage en verantwoording
X.
Vaststelling en wijziging van het managementstatuut
XI.
Werkingsduur
XII.
Slotbepalingen
3
I. Begripsbepaling Artikel 1 In dit managementstatuut wordt verstaan onder: Vereniging
Vereniging voor Gereformeerd Primair Onderwijs Noordoost-Nederland te Noordhorn, het bevoegd gezag van de onder de vereniging ressorterende scholen
Bestuur
het bestuur van de Vereniging voor Gereformeerd Primair Onderwijs Noordoost-Nederland te Noordhorn
Scholen
de Gereformeerde basisscholen, ressorterend onder de VGPONN
Algemeen directeur
de directeur als bedoeld in artikel 29, vijfde lid van de Wet op het primair onderwijs, die door het bestuur is benoemd om leiding te geven aan de gehele organisatie
Locatiedirecteur
de directeur als bedoeld in artikel 29 lid 1 van de Wet op het primair onderwijs, die onder verantwoordelijkheid van de algemeen directeur is belast met de dagelijkse leiding van de school
Directeurenberaad
het overleg tussen de algemeen directeur en de locatiedirecteuren
Managementstatuut
het statuut als bedoeld in artikel 31 van de wet op het primair onderwijs
Wet
de Wet op het primair onderwijs
II. Taken en bevoegdheden van het bestuur Artikel 2 1. Het bestuur oefent al de hem bij wet en statuten toegekende taken uit, onverminderd hetgeen in lid 2 van dit artikel is bepaald. 2. Het bestuur draagt alle taken en bevoegdheden die hem bij of krachtens de wet toekomen over aan de algemeen directeur, onverminderd hetgeen elders in dit managementstatuut is bepaald. 3. Het bestuur heeft de algemene eindverantwoordelijkheid voor de instandhouding van de scholen, de kwaliteit van het onderwijs, de bewaking van de identiteit en de bedrijfsvoering. 4. Het bestuur kan, schriftelijk en gemotiveerd, de delegatie van taken en bevoegdheden aan de algemeen directeur te allen tijde intrekken. 4
5. Het bestuur is in elk geval belast met de volgende, wettelijk vastgelegde taken: a. het toezicht houden op de handhaving van de kwaliteit van het onderwijs dat op de scholen van VGPONN wordt gegeven; b. het toezicht houden op de waarborging van de identiteit op de scholen en in de organisatie van VGPONN; c. het goedkeuren van de begroting, het jaarverslag en het strategisch meerjarenplan van de scholen op verenigingsniveau; d. het toezien op de naleving door de algemeen directeur van de wettelijke verplichtingen en de code goed bestuur primair onderwijs;
6.
7. 8. 9. 10.
e. het toezicht op de rechtmatige verwerving en de doelmatige en rechtmatige bestemming en aanwending van de middelen van de scholen die zijn verkregen op grond van de Wet op het primair onderwijs; f. het aanwijzen van de accountant; g. het jaarlijks afleggen van verantwoording over de uivoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden, bedoeld onder a. tot en met d. van dit lid, in het jaarverslag. Naast de in lid 5 genoemde zaken zijn de volgende besluiten expliciet voorbehouden aan het bestuur: a. opheffing, stichting, fusie van één of meer scholen; b. overdracht en overname van één of meer scholen en juridische fusie; c. voorstel tot statutenwijzing van de vereniging aan de algemene vergadering; d. voorstel tot ontbinding van de vereniging aan de algemene vergadering; e. wijziging van de grondslag van de school; f. benoeming, schorsing en ontslag van de algemeen directeur en de locatiedirecteuren; Het bestuur ziet erop toe dat het onderwijs overeenkomstig de grondslag en het doel van de vereniging is. Daarnaast houdt het bestuur toezicht op de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden door de algemeen directeur. Het bestuur staat de algemeen directeur met raad en daad terzijde, functioneert als klankbord, en adviseert de algemeen directeur gevraagd en ongevraagd. Het bestuur voert de functionerings- en beoordelingsgesprekken met de algemeen directeur. Het bestuur handelt overeenkomstig de code goed bestuur primair onderwijs.
Artikel 3 1. Het bestuur stelt ten behoeve van de vereniging en de algemeen directeur een bestuurlijk toezichtkader vast, met normen en indicatoren en een bestuurlijke jaarkalender. 2. Het bestuurlijk toezichtkader bestaat uit strategische uitspraken op de volgende beleidsterreinen: identiteit, kwaliteit onderwijs, personeel en organisatie, huisvesting en beheer, financiën en communicatie. 3. Het bestuurlijk toezichtkader vormt de uitgangspunten voor het door de algemeen directeur op te stellen strategisch meerjarenplan/beleidsplan. 4. Het bestuurlijk toezichtkader vormt het instrument en de maatstaf bij de beoordeling in welke mate de geformuleerde doelstellingen zijn gerealiseerd. 5
III. Taken en bevoegdheden van de algemeen directeur Artikel 4 1. De algemeen directeur is, onder eindverantwoordelijkheid van het bestuur, belast met de algehele leiding en het besturen van de scholen van de vereniging, inclusief de (financiële) bedrijfsvoering. Tevens is de algemeen directeur belast met de bewaking en realisering van hetgeen in de statuten van de vereniging met betrekking tot de grondslag en de doelstellingen is verwoord, en met hetgeen in het strategisch meerjarenplan/beleidsplan is vastgesteld. 2. De algemeen directeur oefent de hem bij dit managementstatuut overgedragen bestuurlijke taken en bevoegdheden op eigen gezag uit, onder de eindverantwoordelijkheid van het bestuur. Hij handelt daarbij overeenkomstig de code goed bestuur primair onderwijs. 3. De algemeen directeur draagt zorg voor de voorbereiding en uitvoering van de besluiten die aan het bestuur zijn voorbehouden. 4. De algemeen directeur is belast met, en verantwoordelijk voor de toelating, schorsing en verwijdering van leerlingen. 5. De algemeen directeur benoemt en ontslaat het personeel (behalve de locatiedirecteuren – zie art.2.6.f) en treft indien nodig disciplinaire maatregelen. 6. De algemeen directeur heeft daarnaast de voorafgaande schriftelijke goedkeuring nodig van het bestuur voor besluiten tot: a. het aangaan of verbreken van een duurzame samenwerking met een andere rechtspersoon indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de vereniging of voor de in stand te houden scholen; b. het aangaan van (meerjarige) financiële verplichtingen die niet binnen de begroting zijn opgenomen en waarvan het belang een bedrag van € 10.000,--overschrijdt; c. het aangaan van geldleningen; d. wijziging en vaststelling van het toelatingsbeleid van leerlingen; e. een ingrijpende wijziging in de organisatie; f. een ingrijpende wijziging in de arbeidsomstandigheden van het personeel; g. belangrijke wijzigingen in het onderwijsaanbod van de vereniging respectievelijk van één of meer onder de vereniging ressorterende scholen; h. de verhuizing of opheffing van een nevenvestiging of dislocatie van één van de scholen; i. het nemen van besluiten waarvan het bestuur heeft bepaald dat deze aan zijn goedkeuring zijn onderworpen. Een dergelijke beslissing van het bestuur moet de betreffende besluiten duidelijk omschrijven en moet onmiddellijk aan de directeur worden meegedeeld; 7. De algemeen directeur voert namens het bestuur het overleg met de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad en, indien van toepassing, het DGO (decentraal georganiseerd overleg als bedoeld in de CAO-PO).
6
IV. Mandatering door algemeen directeur Artikel 5 1. De algemeen directeur is bevoegd om aan hem gedelegeerde taken en bevoegdheden, alsook taken en bevoegdheden die tot zijn functie behoren, te mandateren aan een of meerdere locatiedirecteuren, die door betrokkene(n) in naam en onder verantwoordelijkheid van de algemeen directeur worden uitgevoerd respectievelijk uitgeoefend. 2. De algemeen directeur kan besluiten van de locatiedirecteur(en) wegens strijd met enig geldende regel en/of wegens het toebrengen van mogelijke schade aan de belangen van de vereniging of de scho(o)l(en) bij gemotiveerd besluit schorsen en/of vernietigen.
V. Taken en bevoegdheden van de locatiedirecteur Artikel 6 1. De directeur is belast met het opstellen en vaststellen van het schoolplan met inachtneming van hetgeen in het strategisch meerjarenplan/beleidsplan is vastgelegd. 2. De algemeen directeur keurt, na toetsing aan het strategisch meerjarenplan/beleidsplan, het schoolplan al dan niet goed. 3. De locatiedirecteur heeft, met inachtneming van de beleidsmatige en financiële uitgangspunten die door de algemeen directeur en/of namens het bestuur zijn vastgesteld, de volgende taken en bevoegdheden: a. de locatiedirecteur is belast met de dagelijkse leiding van de school; b. de locatiedirecteur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de identiteit conform de grondslag van de vereniging in de school; c. de locatiedirecteur is belast met de zorg voor de schoolorganisatie en de kwaliteit van het onderwijs op de school; d. de locatiedirecteur geeft leiding aan het personeel van de school, en draagt er zorg voor dat met de individuele personeelsleden functioneringsen beoordelingsgesprekken worden gevoerd; e. de locatiedirecteur onderhoudt de contacten met de leerlingen van de school en hun ouders; f. de locatiedirecteur handelt binnen de door het bestuur aan de school toegekende formatieve en financiële middelen, en doet daartoe uitgaven voor zover binnen deze goedgekeurde begroting en het vastgestelde beleid zijn toegestaan; g. de locatiedirecteur voert overleg met de lokale medezeggenschapsraad; h. de locatiedirecteur voert overigens alle taken uit die in de bij zijn functie behorende functiebeschrijving zijn opgenomen en die waarvoor hij vanuit zijn functie verantwoordelijk is. 4. De locatiedirecteur oefent de taken en bevoegdheden uit met betrekking tot de ‘toedeling, bestemming en aanwending van de bekostiging’, zoals deze zijn omschreven in artikel 7 van dit statuut. 5. De locatiedirecteur oefent daarnaast de taken en bevoegdheden uit die door de algemeen directeur overeenkomstig artikel 5 lid 1 van dit statuut aan hem zijn gemandateerd. 7
VI. Directeurenberaad Artikel 7 1. De algemeen directeur en de locatiedirecteuren van de scholen vormen tezamen het directeurenberaad (DB). De algemeen directeur is voorzitter van het DB. De besluiten van het DB worden schriftelijk vastgelegd.
VII. Regeling toedeling, bestemming en aanwending van de bekostiging Artikel 8 1. De algemeen directeur stelt de locatiedirecteuren ten minste in de gelegenheid advies uit te brengen over: a. de vaststelling en wijziging van de (meer)jarenbegroting; b. de vaststelling van de jaarrekening; c. de criteria die het bestuur toepast bij de verdeling van de totale lumpsum tussen de gemeenschappelijke voorzieningen op bovenschools niveau en de voorzieningen op schoolniveau; d. de criteria en spelregels die het bestuur toepast bij het verschuiven van middelen tussen de afzonderlijke scholen. 2. De locatiedirecteuren worden door de algemeen directeur in de gelegenheid gesteld om voorafgaande aan het uitbrengen van een advies, met de algemeen directeur overleg te voeren. 3. De algemeen directeur stelt de locatiedirecteur(en) zo spoedig mogelijk schriftelijk en met redenen omkleed op de hoogte of hij aan het uitgebrachte advies gevolg wil geven. 4. Indien de algemeen directeur het advies niet of niet geheel wil volgen, stelt hij de locatiedirecteur(en) in de gelegenheid met hem overleg te voeren, alvorens definitief over het advies te besluiten. De algemeen directeur brengt het definitieve besluit zo spoedig mogelijk ter kennis aan de locatiedirecteur(en). 5. De algemeen directeur is bevoegd uitgaven te doen met inachtneming van de door het bestuur goedgekeurde begroting voor de organisatie. 6. De locatiedirecteur is bevoegd uitgaven te doen met inachtneming van de door de algemeen directeur vastgestelde begroting voor de school en de bijbehorende afspraken t.a.v. budgethouders.
VIII. Managementcontract Artikel 9 1. Het bestuur sluit jaarlijks een managementcontract met de algemeen directeur. 2. Aan het eind van elk schooljaar evalueert het bestuur met de algemeen directeur het managementcontact en vult dit indien noodzakelijk/gewenst voor het nieuwe schooljaar met specifieke aandachtspunten aan. 8
3. De afspraken die worden gemaakt in elk van de managementcontracten zijn mede gebaseerd op de evaluatie van het aflopende contract. 4. Naast de verwachtingen die het bestuur heeft ten aanzien van het functioneren van de algemeen directeur, omvat het contract ook afspraken met betrekking tot de facilitering van de algemeen directeur ten behoeve van de uitvoering van zijn taak. Artikel 10 1. De algemeen directeur sluit jaarlijks een managementcontract met de locatiedirecteur. 2. Aan het eind van elk schooljaar evalueert de algemeen directeur met de locatiedirecteur het managementcontract, en vult dit indien noodzakelijk/gewenst voor het nieuwe schooljaar met specifieke aandachtspunten aan. 3. De afspraken die worden gemaakt in elk van de managementcontracten zijn mede gebaseerd op de evaluatie van het aflopende contract. 4. Naast de verwachtingen die de algemeen directeur heeft ten aanzien van het functioneren van de locatiedirecteur, omvat het contract ook afspraken met betrekking tot de facilitering van de locatiedirecteur ten behoeve van de uitvoering van zijn taak.
IX. Rapportage en verantwoording Artikel 11 1. De algemeen directeur verschaft het bestuur gevraagd, overeenkomstig de door het bestuur vastgestelde richtlijnen, en ongevraagd tijdig de voor de uitoefening van zijn taken noodzakelijke gegevens, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid van het bestuur om alle informatie van de algemeen directeur te verlangen die het nodig heeft om de toezichthoudende functie goed te kunnen uitoefenen. 2. De algemeen directeur informeert het bestuur over het verloop en de resultaten van het gevoerde beleid door middel van: a. een rapportage over de uitvoering van het strategisch meerjarenplan/beleidsplan; b. informatie over de algehele gang van zaken binnen de organisatie; c. per kwartaal een financieel overzicht in verband met de bewaking van de begroting. 3. De algemeen directeur draagt er zorg voor dat jaarlijks voor 1 mei het financieel en het onderwijskundig jaarverslag worden opgesteld en legt deze ter goedkeuring voor aan het bestuur. 4. Het bestuur en algemeen directeur maken zo nodig nadere afspraken over wijze, inhoud en frequentie van de verslaglegging en leggen deze afspraken schriftelijk vast. Artikel 12 1. De locatiedirecteur verschaft de algemeen directeur gevraagd en ongevraagd tijdig de voor de uitoefening van zijn taken noodzakelijke gegevens, onverminderd de eigen verantwoordelijkheid van de algemeen directeur om alle informatie van de locatiedirecteur te verlangen die hij nodig heeft om zijn functie goed te kunnen uitoefenen. 2. De locatiedirecteur informeert de algemeen directeur over het verloop en de resultaten van het gevoerde beleid in de school door middel van: a. een rapportage over de uitvoering van het schoolplan en de overige plannen; 9
b. een overzicht van de aangewende middelen? c. informatie over de algehele gang van zaken binnen de school. 3. De algemeen directeur en de locatiedirecteuren maken zo nodig in het DB nadere afspraken over wijze, inhoud en frequentie van de verslaglegging en leggen deze afspraken schriftelijk vast.
X. Vaststelling en wijziging van het managementstatuut Artikel 13 1. Het bestuur stelt het managementstatuut vast. 2. Het bestuur stelt de algemeen directeur en de locatiedirecteuren in de gelegenheid advies uit te brengen over de vaststelling en iedere wijziging van het managementstatuut. 3. De algemeen directeur en de locatiedirecteuren worden door het bestuur in de gelegenheid gesteld, voordat het advies wordt uitgebracht, met het bestuur overleg te voeren. 4. Het bestuur stelt de algemeen directeur en de locatiedirecteuren zo spoedig mogelijk schriftelijk en met redenen omkleed op de hoogte of het aan het uitgebrachte advies gevolg wil geven. 5. Indien het bestuur het advies niet of niet geheel wil volgen, stelt het de algemeen directeur en de locatiedirecteuren in de gelegenheid met het bestuur overleg te voeren, alvorens definitief over het advies te besluiten. Het bestuur brengt het definitieve besluit zo spoedig mogelijk ter kennis aan de algemeen directeur en de locatiedirecteuren.
XI. Werkingsduur Artikel 14 1. Het managementstatuut heeft een werkingsduur van twee jaar. Tenminste drie maanden voor de vervaldatum zal door het bestuur met de algemeen directeur en locatiedirecteuren worden bezien of aanpassing noodzakelijk of wenselijk is. Indien wijziging niet nodig of gewenst is, wordt de werkingsduur met een periode van twee jaar verlengd. 2. Al dan niet op voorstel van de algemeen directeur en/of locatiedirecteuren kan het managementstatuut tussentijds worden gewijzigd. 3. Indien gedurende het overleg over aanpassing de geldigheidsduur verstrijkt, blijft het vigerende managementstatuut van toepassing totdat een nieuw statuut is vastgesteld.
10
XII. Slotbepalingen Artikel 15 1. Wijziging, al dan niet tussentijds, van het managementstatuut dan wel verlenging treedt in werking op de dag volgend op de dag waarop het bestuur tot wijziging dan wel verlenging heeft besloten. 2. In gevallen waarin dit managementstatuut niet voorziet, alsmede in geval van geschillen over de uitleg of de toepassing van dit statuut, beslist het bestuur nadat de algemeen directeur is gehoord. 3. De algemeen directeur draagt er zorg voor dat een actueel exemplaar van het managementstatuut ter inzage beschikbaar is op een voor ieder toegankelijke plaats. De algemeen directeur zendt een exemplaar van het managementstatuut, alsmede elke wijziging daarvan, zo spoedig mogelijk na de vaststelling ter kennisneming naar de inspectie.
11