Besturen op hoofdlijnen Besturingsmodel en managementstatuut voor primair en voortgezet onderwijs De bestuurlijke organisatie van het primair en het voortgezet onderwijs is aan het veranderen. Veel besturen zijn aan de slag met bestuurlijke vernieuwing en de implementatie van nieuwe bestuursvormen levert vaak veel vragen op. Wie, welk orgaan is waarvoor verantwoordelijk, wie neemt welke beslissingen, wie legt aan wie verantwoording af? Door de nieuwe verhoudingen en al de vragen die daar uit voortkomen, ishet‘ oude’di r ect i est at uutaanv er ni euwi ngt oe.Dekomstv an bovenschools management maakt het bovendien nodig dat de hele managementkolom in beeld 1 komt in een managementstatuut. Het boek Goed bestuur, goed onderwijs kan u goed van pas komen bij de verdere uitwerking van besturen op hoofdlijnen. Het managementstatuut en de uitwerking van het besturingsmodel Besturen op hoofdlijnen zijn hier opgenomen. Besturingsmodel Het besturingsmodel schetst hoe in een scholengemeenschap (vereniging of stichting) de aansturing van scholen plaatsvindt en zet de verhoudingen tussen bestuur en management uiteen. In dit model wordt het bovenschools management gevormd door een algemeen directeur. Het besturingsmodel is een uitwerking van de besturingsfilosofie besturen op hoofdlijnen. Formeel gezien is het bestuur hierbij het bevoegd gezag, maar materieel gezien functioneert het bestuur meer als een raad van toezicht. Uitgangspunten voor het besturingsmodel: 1. alles vindt plaats met inachtneming van geldende wettelijke kaders 2. de doel- en grondslagformulering die zijn vastgelegd in de Verenigings- of Stichtingsstatuten zijn kaderstellend 3. het verenigings-/stichtingsbeleidsplan 4. resultaatgericht management 5. verantwoordelijkheden laag in de organisatie 6. scholen hebben een zo groot mogelijke eigen beleidsruimte Ad 1: Geldende wettelijke kaders De wijze waarop binnen de organisatie met elkaar wordt omgegaan is altijd gebonden aan bestaande wettelijke kaders. Daar liggen de grenzen voor wat wel en niet kan/mag. Ad 2: Doel- en grondslagformulering Hiermee wordt de identiteit van de organisatie als kaderstellend vastgesteld. Ad 3: Verenigings of Stichtingsbeleidsplan De scholen functioneren beleidsmatig binnen het door het bestuur gefiatteerde strategisch Verenigings- of Stichtingsbeleidsplan. Op de verschillende beleidsterreinen (onderwijs, personeel,
1
Goed bestuur, goed onderwijs, een uitgave van de Besturenraad. geschreven door een adviescommissie o.l.v. prof dr H. Strikwerda © Besturenraad. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere manier dan ook.
1
financiën, organisatie en communicatie) zijn integraal samenhangende uitspraken gedaan, die richtinggevend zijn voor het beleid in de scholen. De consequentie hiervan is dat op schoolniveau integraal beleid wordt gevoerd. Ad 4: Resultaatgericht management Het strategisch beleid wordt geoperationaliseerd in doelen die in een managementcontract met de directeuren gelden als te behalen resultaten. Op deze wijze wordt gestuurd op doelen die in contracten zijn vastgelegd. De directeuren zijn voor hun scholen integraal beleidsmatig eindverantwoordelijk. Ad 5: Verantwoordelijkheden laag in de organisatie Om het beleidvoerend vermogen zo groot mogelijk te laten zijn, wordt beleidsverantwoordelijkheid zo laag mogelijk in de organisatie belegd. Ad 6: Scholen hebben een zo groot mogelijke eigen beleidsruimte Ui t gangspunti sdatschol eneen’ ei gengez i cht ’ hebben.Datbet ekentdatz i jder ui mt ekr i j genom de doelen die in het managementcontract zijn geformuleerd op hun eigen wijze te realiseren. Het betekent ook dat het bestuur geen andere richtlijnen geeft over de wijze waarop de school georganiseerd is, dan dat deze resultaatgericht management moet kunnen waarmaken. De organisatorische opzet In de schoolorganisatie onderscheiden we vier organisatorische eenheden die voor de beleidsontwikkeling relevant zijn: 1. het bestuur 2. de algemeen directeur 3. het directeurenoverleg 4. de scholen 1. Het bestuur en de bevoegdhedenverdeling Het bestuur draagt zo veel mogelijk taken over aan de algemeen directeur, maar blijft wel eindverantwoordelijk voor al datgene dat in de organisatie plaatsvindt. Bij het overdragen van taken gaat het voornamelijk om de voorbereiding en uitvoering van het Verenigings- of Stichtingsbeleidsplan, en de dagelijkse gang van zaken in de scholen. Het bestuur werkt vanuit een bestuurlijk kader, waarin het richtinggevende uitspraken doet voor de verschillende beleidsterreinen. Deze uitspraken vormen de uitgangspunten voor het Verenigings- of Stichtingsbeleidsplan. De algemeen directeur stelt na overleg met het directeurenoverleg dit Verenigings- of Stichtingsbeleidsplan vast. Het bestuur toetst dit beleidsplan vervolgens marginaal aan zijn eigen bestuurlijk kader. Na marginale toetsing door het bestuur kan fiattering volgen. Door middel van evaluatie van de realisering van de doelen wordt de uitvoering van het beleid gevolgd en zo nodig bijgesteld. Ter uitvoering van het Verenigings- of Stichtingsbeleidsplan wordt een managementcontract opgesteld tussen het bestuur en de algemeen directeur, waarin afspraken worden gemaakt over resultaten, voorwaarden en verantwoording.
© Besturenraad. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere manier dan ook.
2
De samenstelling van het bestuur wordt onder andere bepaald door het feit dat het bestuur een vertegenwoordigend bestuur is. Het bestuur brengt van buiten naar binnen en vice versa. Het bestuur vertegenwoordigt: verschillende invalshoeken, zoals die van identiteit, personeel, financiën en juridische aangelegenheden d eomgevi ngv andeschol en( r egi o’ s,r el ev ant emaat schappel i j kei nst el lingen) doordat bestuursleden in netwerken zitten waar zij de beleidsmatig interessante informatie kunnen opdoen algemeen bestuurlijke deskundigheden Vanwege deze laatste twee punten kan het bestuur ook geduid worden als een netwerkbestuur. Samengevat: Het bestuur is een vertegenwoordigend netwerkbestuur dat een bestuurlijk kader met richtinggevende uitspraken formuleert op strategisch niveau. De vertaling van deze uitspraken naar strategisch beleid voor de Vereniging of Stichting en de uitvoering van het gefiatteerde beleid wordt opgedragen aan het management. Het bestuur houdt vervolgens toezicht op het uitgevoerde beleid door middel van managementrapportages en verslagen. Bij de werving van nieuwe bestuursleden is het van belang dat u rekening houdt met een evenwichtige samenstelling van het bestuur. De opsomming onder het kopje op de vorige pagina: ‘ hetbest uurendebev oegdhedenver del i ng’kuntuhi er v oorgebr ui kenenui t wer keni nde bestuurdersprofielen. Het functioneren van het bestuur is vastgelegd in de Verenigings- of Stichtingsstatuten en het huishoudelijk reglement. 2. De algemeen directeur De algemeen directeur is de directe opdrachtnemer van het bestuur. De algemeen directeur is verantwoordelijk voor het voorbereiden, vaststellen en het uitvoeren van het Verenigings- of Stichtingsbeleidsplan. De algemeen directeur is belast met de zorg voor de bestuurlijke dagelijkse gang van zaken en zit de bestuursvergaderingen bij. Eventueel kan het bestuur ook besluiten af en toe te vergaderen zonder de algemeen directeur. De algemeen directeur sluit managementcontracten af met de directeuren, ter uitvoering van de verenigingsbeleidsplannen. 3. Het directeurenoverleg In het directeurenoverleg hebben alle directeuren zitting. De algemeen directeur is voorzitter. In dit overleg: wordt het Verenigings- of Stichtingsbeleid voorbereid en ontwikkeld door de richtinggevende uitspraken van het bestuur te vertalen in beleid vindt afstemming van die zaken plaats die noodzakelijk zijn voor de realisering van het Verenigings- of Stichtingsbeleidsplan worden ervaringen en kennis met elkaar uitgewisseld De taken en bevoegdheden van het directeurenoverleg zijn vastgelegd in het managementstatuut.
© Besturenraad. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere manier dan ook.
3
4. De scholen De scholen vormen binnen de Vereniging of Stichting beleidvoerende organen die het geformuleerde beleid uitvoeren en bijdragen aan de ontwikkeling daarvan. De directeuren voeren integraal management en hebben hun organisatie zo ingericht dat zij op eigen wijze doelen en resultaten realiseren die in het managementcontract staan geformuleerd. Reglement en instrument Om het samenwerken tussen de vier organisatorische eenheden zo goed mogelijk te laten verlopen, maakt u als bestuur afspraken over taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden over : 1. de doelen waarop gestuurd wordt 2. de wijze waarop het bestuur zich organiseert 3. de grenzen waar binnen de scholen hun gang kunnen gaan 4. de samenwerking tussen bestuur en management Deze afspraken worden voor een deel neergelegd in een managementstatuut en voor een ander deel vertaald naar bestuurlijke instrumenten. Uitgangspunt is om zo weinig mogelijk in regelgeving op te nemen, om de flexibiliteit en de ontwikkeling van de vernieuwingen niet te blokkeren. Wat betreft de instrumenten die nodig zijn om het besturen van de organisatie mogelijk te maken, kunt u onder andere denken aan het Verenigings- of Stichtingsbeleidsplan, het managementcontract, managementrapportages, financiële kwartaaloverzichten en jaarverslagen. Op schoolniveau volgt de follow up in de vorm van samenhangende beleidsplannen. Ad 1: De doelen waarop gestuurd wordt Deze zijn vermeld in het managementcontract. Ad. 2: De wijze waarop het bestuur zich organiseert Dit wordt geregeld in de Verenigings- of Stichtingsstatuten en het huishoudelijk reglement. Ad 3: De grenzen waar binnen de scholen hun gang kunnen gaan Deze worden bepaald door Verenigings- of Stichtingsstatuten, het managementstatuut, het Verenigings- of Stichtingsbeleidsplan en de afspraken zoals deze gemaakt worden in het directeurenoverleg. Ad 4: De samenwerking tussen bestuur en management Dit is geregeld in het managementstatuut en wordt gereguleerd door bestuursinstrumenten.
© Besturenraad. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere manier dan ook.
4
Management st at uut‘ Best ur enophoof dl i j nen’ Begripsbepalingen: Bestuur Algemeen directeur Schooldirecteur Directeurenoverleg Managementcontract
Opdragen
Bestuurlijk toetsingskader
Verenigings/Stichtingsbeleidsplan
Schoolbeleidsplan
Voorbereiden Opstellen
Toetsen Vaststellen
Hetbest uurv andeVer eni gi ng/St i cht i ng…………. . Degene die in opdracht van het bestuur zorgdraagt voor de voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het Verenigings/Stichtingsbeleidsplan binnen het bestuurlijk toetsingskader. Degene die binnen het Verenigings-/Stichtingsbeleidsplan verantwoordelijk is voor het strategisch beleid van de school. Het binnen de totale organisatie overeengekomen overleg van directeuren onder voorzitterschap van de algemeen directeur. Het document waarin de afspraken zijn opgenomen die het bestuur met de algemeen directeur heeft gemaakt, danwel de afspraken die de algemeen directeur namens het bestuur met de schooldirecteur heeft gemaakt. Het door en onder verantwoordelijkheid van het bestuur opdragen van specifieke taken of bevoegdheden aan de algemeen directeur, danwel aan de schooldirecteur met daarbij de bijbehorende middelen. Bestuursdocument, waarin het bestuur aangeeft waar het aan hecht door het doen van richtinggevende uitspraken op de verschillende beleidsgebieden. Het strategisch kaderstellend beleidsplan van de vereniging/stichting en daarmee richtinggevend voor de schoolplannen. Strategisch beleid geeft de hoofdlijnen weer van het bestuursbeleid en de strategische keuzes daarbinnen voor de komende drie tot vijf jaar. Strategisch plan op schoolniveau, waarin deelbeleidsplannen een plek krijgen. Het plan omvat een schooleigene uitwerking van het verenigings/stichtingsbeleidsplan. Strategisch beleid geeft de hoofdlijnen weer van het schoolbeleid en de strategische keuzes daarbinnen voor de komende drie tot vijf jaar. Het verrichten van werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de voorbereiding van een voorstel of een reeks beleidsalternatieven Het uitvoeren van voorbereidende werkzaamheden om tot een concreet voorstel te komen dat door anderen uiteindelijk wordt vastgesteld Het nagaan of een voorstel consistent is met de bestaande regelingen of wettelijke bepalingen Het formaliseren van een voorstel
© Besturenraad. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere manier dan ook.
5
Fiatteren
Marginale toetsing
Uitvoeren
Het in laatste instantie beslissen, na marginale toetsing, of door anderen geformuleerde (beleids-)voorstellen al dan niet worden uitgevoerd of moeten worden herzien. Met deze beslissing wordt tevens de eindverantwoordelijkheid aanvaard en wordt erop toegezien dat degene(n), die met de uitvoering van de beslissing belast is (zijn), de benodigde stappen onderneemt (ondernemen) die voor een juiste uitvoering van de genomen beslissing noodzakelijk zijn. Toetsing of de directie in redelijkheid tot haar beslissing heeft kunnen komen. Het toezichthoudend orgaan gaat dus niet inhoudelijk toetsen, maar toetst aan het bestuurlijk toetsingskader. Het tot stand brengen van een gewenst en gedefinieerd resultaat binnen aangegeven richtlijnen en volgens het vastgestelde plan/beleid.
© Besturenraad. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere manier dan ook.
6
De artikelen Artikel 1 Di tmanagement st at uuti seenui t wer ki ngv anhetbest ur i ngsmodel “ Best ur enophoof dl i j nen” .Het besturingsmodel is derhalve kaderstellend voor wat in dit statuut is neergelegd. Taakverdeling Artikel 2 1. Het bestuur oefent al de hem bij wet en statuten toegekende taken uit, onverminderd het bepaalde in het tweede, derde en vierde lid. 2. De algemeen directeur oefent de door het bestuur bij dit managementstatuut opgedragen en in het managementcontract vastgelegde taken en bevoegdheden uit namens en onder de verantwoordelijkheid van het bestuur. 3. De schooldirecteur oefent de bij dit managementstatuut opgedragen en in het managementcontract vastgelegde taken en bevoegdheden uit namens en onder verantwoordelijkheid van de algemeen directeur. 4. Het bestuur kan de algemeen directeur nadere aanwijzingen en richtlijnen geven voor de wijze waarop de opgedragen taken moeten worden uitgevoerd. 5. Het bestuur kan gemotiveerd de overdracht van taken en/of bevoegdheden te allen tijde ongedaan maken. Het bestuur Artikel 3 1. Het bestuur fiatteert, na marginale toetsing aan het eigen bestuurlijk toetsingskader, het Verenigings-/Stichtingsbeleidsplan. 2. Het bestuur volgt de uitvoering van het beleid en toetst deze uitvoering marginaal aan het Verenigings-/Stichtingsbeleidsplan. 3. Ten behoeve van de uitvoering van de bestuurlijke taak, zoals in lid 2 bedoeld, stelt het bestuur een algemeen directeur aan. 4. Het bestuur maakt met de algemeen directeur afspraken over het opstellen en de uitvoering van het Verenigings-/Stichtingsbeleidsplan en legt deze vast in een managementcontract. 5. Het bestuur voert functionerings- en beoordelingsgesprekken met de algemeen directeur. De algemeen directeur Artikel 4 1. De algemeen directeur is onder verantwoordelijkheid van het bestuur belast met de bewaking van de grondslag en de realisatie van het doel van de Vereniging/Stichting. 2. De algemeen directeur ziet toe op de naleving van wettelijke bepalingen, vastgestelde procedures en gemaakte afspraken. 3. De algemeen directeur vertegenwoordigt het bestuur in externe overleggen in overeenstemming met daarover op bestuursniveau gemaakte afspraken. 4. De algemeen directeur is voorzitter van het directeurenoverleg. 5. De algemeen directeur is verantwoordelijk voor het vaststellen en uitvoeren van het Verenigings-/Stichtingsbeleidsplan.
© Besturenraad. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere manier dan ook.
7
6. De algemeen directeur maakt met iedere schooldirecteur afspraken over de uitvoering van het Verenigings-/Stichtingsbeleidsplan en legt deze vast in een managementcontract. 7. De algemeen directeur voert de functionerings- en beoordelingsgesprekken met de directeuren, zoals vormgegeven in een gesprekscyclus.
Het directeurenoverleg Artikel 5 1. Het directeurenoverleg vergadert minimaal zes keer per jaar. 2. De organisatorische vormgeving en de samenstelling worden in goed overleg tussen de algemeen directeur en de schooldirecteuren bepaald en ter fiattering aan het bestuur voorgelegd. 3. In dit overleg wordt de dagelijkse gang van zaken besproken en worden ervaringen uitgewisseld. 4. De algemeen directeur is voorzitter van het overleg. 5. Besluitvorming vindt plaats op basis van consensus. 6. Als niet tot besluitvorming kan worden gekomen, beslist de algemeen directeur. 7. In het directeurenoverleg wordt het Verenigings-/Stichtingsbeleid voorbereid en de uitvoering ervan gevolgd. 8. In het directeurenoverleg vindt afstemming plaats van die zaken die van belang zijn voor een goede uitvoering van het Verenigings-/Stichtingsbeleidsplan. De schooldirecteur Artikel 6 1. De schooldirecteur stelt ter realisering van het Verenigings-/Stichtingsbeleidsplan een schoolbeleidsplan op. Het schoolbeleidsplan omvat in ieder geval de volgende beleidsterreinen: onderwijs, personeelsbeleid, financiën, huisvesting, beheer, organisatie en communicatie. 2. De fiattering vindt plaats nadat de algemeen directeur in de gelegenheid is gesteld marginaal te toetsen of plannen zich verdragen met de uitgangspunten die zijn verwoord in het Verenigings-/Stichtingsbeleidsplan en de afspraken die gemaakt zijn in het directeurenoverleg. Artikel 7 1. De schooldirecteur heeft tot taak met betrekking tot de vorming van het schoolplan een tijdpad vast te stellen, alsmede de werkwijze voor de totstandkoming. 2. De plannen als bedoeld in artikel 6 dienen te voldoen aan de volgende criteria: a. het vaststellen van te bereiken doelen; b. de wijze van uitvoering op hoofdlijnen; c. een tijdsindicatie van realisering van vastgestelde doelen; d. een evaluatie van het gevoerde beleid.
© Besturenraad. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere manier dan ook.
8
Het managementcontract Artikel 8 1. Aan het eind van ieder cursusjaar sluit het bestuur met de algemeen directeur een managementcontract voor het nieuwe schooljaar. 2. De afspraken die gemaakt worden in het managementcontract zijn mede gebaseerd op de evaluatie, ingebed in de gesprekscyclus, van het aflopende contract die het bestuur en de algemeen directeur met elkaar verrichten. 3. Het is mogelijk om, in het belang van het bestuurlijk functioneren, tussentijdse rapportagegesprekken te organiseren tussen het bestuur en de algemeen directeur. 4. Naast de verwachtingen die het bestuur heeft ten aanzien van het functioneren van de algemeen directeur omvat het contract ook afspraken met betrekking tot de facilitering van de algemeen directeur ten behoeve van de uitvoering van zijn taak. Artikel 9 5. Aan het eind van ieder cursusjaar sluit de algemeen directeur met iedere schooldirecteur een managementcontract voor het nieuwe schooljaar. 6. De afspraken die gemaakt worden in ieder managementcontract zijn mede gebaseerd op de evaluatie, ingebed in de gesprekscyclus, van het aflopende contract die algemeen directeur en schooldirecteur met elkaar verrichten. 7. Het is mogelijk om, in het belang van het bestuurlijk functioneren, tussentijdse rapportagegesprekken te organiseren tussen de algemeen directeur en de schooldirecteur. 8. Naast de verwachtingen die de algemeen directeur heeft ten aanzien van het functioneren van de schooldirecteur omvat het contract ook afspraken met betrekking tot de facilitering van de schooldirecteur ten behoeve van de uitvoering van zijn taak. Het Verenigings-/Stichtingsbeleidsplan Artikel 10 Het Verenigings-/Stichtingsbeleidsplan, als bedoeld in artikel 3, omvat in ieder geval: A. Strategische uitspraken over de beleidsterreinen die zijn genoemd in artikel 6 , de Verenigingsbegroting en de toelating van leerlingen; B. de ontwikkelingen van het onderwijsaanbod van de Vereniging/Stichting; C. een opsomming van de bestuursinstrumenten; D. beleidsplannen voor die onderdelen waarvan in de Vereniging/Stichting is overeengekomen dat het om gezamenlijk beleid voor alle scholen gaat. Het schoolbeleidsplan Artikel 11 Het schoolbeleidsplan omvat strategisch beleid op schoolniveau over een aantal beleidsterreinen, deze staan opgesomd in artikel 6, lid 1. Per beleidsterrein wordt het schoolbeleid verder uitgewerkt. In de artikelen 12 t/m 19 worden deze beleidsterreinen nader uitgewerkt. Onderwijs Artikel 12 Het onderwijskundig plan omvat naast wat ten aanzien van wat wettelijk is geregeld, de wijze waarop de schooldirecteur: © Besturenraad. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere manier dan ook.
9
A. de onderwijskundige coördinatie, afstemming en samenwerking binnen de school en het hebben van goede contacten met het vervolgonderwijs bevordert; B. de vernieuwing en ontwikkeling van het onderwijs stimuleert; C. zorg draagt voor regelmatige evaluatie van het onderwijs; D. de kwaliteit van het onderwijs bewaakt en bevordert. Personeel Artikel 13 Het personeelsplan omvat in ieder geval: 1. De hoofdlijnen van het voor de school geldende personeelsbeleid, waaronder de gang van zaken met betrekking tot: a. werving en selectie; b. functionerings- en beoordelingsgesprekken; c. scholing; d. taaktoedeling; e. doelgroepen; f. arbeidsomstandigheden; g. overige bij wet of collectieve arbeidsovereenkomst te bepalen regelingen op het gebied van personeelsbeleid. 2. De schooldirecteur stelt jaarlijks de benodigde kwalitatieve en kwantitatieve formatie vast en legt deze neer in het formatieplan van de school. 3. Naast het formatieplan uit het vorige lid, legt de schooldirecteur de te verwachten formatie over een periode van vier jaar vast in het meerjarenformatiebeleidsplan. 4. De in de voorgaande artikelen genoemde zaken worden zodanig opgesteld dat zij passen binnen de kaders van het strategisch Verenigings-/Stichtingsbeleidsplan en in overeenstemming zijn met de in het directeurenoverleg gemaakte afspraken. Artikel 14 1. Benoeming, ontslag en het treffen van orde- en disciplinaire maatregelen ten aanzien van schooldirectieleden en de algemeen directeur zijn voorbehouden aan het bestuur. 2. De algemeen directeur benoemt en ontslaat het onderwijsgevend en onderwijsondersteunend personeel, met inachtneming van de procedures die daarvoor zijn afgesproken en is tevens bevoegd tot het treffen van orde- en disciplinaire maatregelen. Financiën Artikel 15 1. Binnen de kaders van het Verenigings-/Stichtingsbeleidsplan waarin de hoofdlijnen met betrekking tot het te voeren financieel beleid (de Verenigings-/Stichtingsbegroting) zijn opgenomen, en met inachtneming van de afspraken in het directeurenoverleg, stelt de schooldirecteur de schoolbegroting op. De vaststelling van de schoolbegroting vindt plaats door de algemeen directeur. 2. De schooldirecteur is bevoegd uitgaven te doen tot het beloop van de bedragen in de vastgestelde schoolbegroting. 3. Ten behoeve van de opstelling van de jaarrekening biedt de schooldirecteur de algemeen directeur jaarlijks voor 1 maart een financieel verslag aan. © Besturenraad. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere manier dan ook.
10
4.
Over inhoud en opzet van dit verslag zijn in het directeurenoverleg afspraken gemaakt.
Huisvesting en beheer Artikel 16 1. De schooldirecteur draagt zorg voor de huisvesting en voor het doelmatig beheer van de roerende en onroerende zaken, waaronder het vaststellen van het onderhoudsprogramma. Een en ander binnen de kaders van het Verenigings-/Stichtingsbeleidsplan. 2. De schooldirecteur voert in samenspraak met de algemeen directeur het overleg met de gemeente over de huisvesting van de school, passend binnen het integrale huisvestingsbeleid, zoals is neergelegd in het strategisch beleidsplan. 3. De schooldirecteur kan na overleg met de algemeen directeur huurovereenkomsten sluiten, voor zover de daaruit voortvloeiende verplichtingen de vastgestelde schoolbegroting niet te boven gaan. Organisatie Artikel 17 Het organisatieplan omvat in ieder geval: a. een beschrijving van taken en functies; b. de geldende overlegstructuren; c. de interne besluitvormingsprocedures;
Artikel 18 1. Binnen de kaders van het Verenigings-/Stichtingsbeleidsplan stelt de schooldirecteur voor de inschrijving van leerlingen een reglement vast met in acht neming van wat daar over in het directeurenoverleg is afgesproken; 2. De schooldirecteur stelt volgens de geldende procedures een schoolreglement op. Communicatie Artikel 19 Het communicatieplan omvat in ieder geval: a) de wijze van interne informatievoorziening; b) de wijze waarop de public relations en marketing worden gerealiseerd; c) de wijze waarop ouders op de hoogte worden gesteld van onderwijskundige ontwikkelingen in de school; d) de wijze waarop de ouders op de hoogte worden gesteld van de vorderingen van hun kinderen. Overleg Artikel 20 1. De algemeen directeur voert namens het bestuur het overleg met de Gemeenschappelijke Medezeggenschapsraad (GMR) of een geleding daarvan. 2. De schooldirecteur voert met betrekking tot het schooleigen beleid volgens de in de school afgesproken werkwijze het overleg met (een geleding van) de Medezeggenschapsraad (MR), tenzij naar het oordeel van de algemeen directeur © Besturenraad. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere manier dan ook.
11
zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten. De MR wordt hiervan terstond door de algemeen directeur op de hoogte gesteld. 3. De algemeen directeur draagt zorg voor de noodzakelijke faciliteiten voor de (G)MR. 4. De algemeen directeur draagt er zorg voor dat de leden van de (G)MR niet uit hoofde van hun lidmaatschap van de raad worden benadeeld in hun positie. Artikel 21 De algemeen directeur voert samen met een in het directeurenoverleg afgesproken schooldirectiedelegatie het overleg over de aangelegenheden van algemeen belang voor de bijzondere rechtstoestand van het personeel met de daarvoor in aanmerking komende personeelscentrales c.q. met de personeelsgeleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Rapportage en verantwoording Artikel 22 Informatieverstrekking over realisering van de gemaakte afspraken in het managementcontract genoemd in artikel 8, door de algemeen directeur aan het bestuur, vindt plaats door middel van managementrapportages. Deze rapportages bevatten in ieder geval: a. informatie over de uitvoering van het stichtingsbeleidsplan; b. informatie over de algemene gang van zaken binnen de Vereniging/Stichting; c. een overzicht van inkomsten en uitgaven en de stand van zaken met betrekking tot de begrotingsbewaking. Artikel 23 Informatieverstrekking over realisering van de gemaakte afspraken in het managementcontract genoemd in artikel 9, door de schooldirecteur aan de algemene directie, vindt plaats door middel van managementrapportages. Deze rapportages bevatten in ieder geval: a. informatie over de uitvoering van de verschillende plannen; b. informatie over de algemene gang van zaken binnen de school; c. een overzicht van inkomsten en uitgaven en de stand van zaken met betrekking tot de begrotingsbewaking. Artikel 24 1. Het bestuur stelt op voorstel van het directeurenoverleg procedures vast voor de totstandkoming van in ieder geval het onderwijskundig, het financieel en het sociaal jaarverslag. 2. De schooldirecteuren stellen jaarlijks voor 1 mei het onderwijskundig jaarverslag van hun school op en voorzien de algemeen directeur van de benodigde gegevens voor het opstellen van het financieel en sociaal jaarverslag. 3. De algemeen directeur stelt jaarlijks op basis van de in het vorige lid beschikbare documenten en gegevens de in lid 1 genoemde jaarverslagen op Verenigings-/Stichtingsniveau vast, nadat deze in het directeurenoverleg zijn besproken. 4. Het bestuur fiatteert deze verslagen, nadat deze in het directeurenoverleg zijn besproken.
© Besturenraad. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere manier dan ook.
12
Vernietiging en schorsing van besluiten Artikel 25 Besluiten van de schooldirecteuren en de algemeen directeur kunnen wegens strijd met enig geldende regel en/of wegens schade aan de belangen van de Vereniging/Stichting door het bestuur bij gemotiveerd besluit worden geschorst en/of vernietigd.
Werkingsduur Artikel 26 1. Dit managementstatuut heeft een werkingsduur van twee jaar. Tijdig, dat wil zeggen tenminste drie maanden voor de expiratiedatum, zal worden bezien of herziening nodig of gewenst is. Is herziening niet aan de orde, dan wordt de werkingsduur voor dezelfde periode verlengd. 2. Het bestuur kan op voorstel van het directeurenoverleg ook tussentijds tot herziening overgaan. 3. Indien gedurende het overleg over een herziening de termijn van twee jaar verstrijkt, blijft het vigerende statuut van toepassing totdat het nieuwe managementstatuut is vastgesteld. 4. Vaststelling, wijziging of intrekking van dit managementstatuut zijn onderwerp van medezeggenschap overeenkomstig het bepaalde in de binnen de Vereniging/Stichting geldende gemeenschappelijke medezeggenschapsreglementen. Slotbepaling Artikel 27 Ter zake van onderwerpen die in dit managementstatuut niet zijn voorzien of bij interpretatiegeschillen besluit het bestuur. Aldus opgemaakt en vastgesteld in de bestuursvergadering van
_______________________________
________________________________
Voorzitter
Secretaris
______________________________________________________________________ Algemeen directeur
© Besturenraad. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere manier dan ook.
13