Managementstatuut van de Stichting Christelijk Voortgezet Onderwijs in het Gooi
Februari 2001
Managementstatuut voor de Stichting Christelijk Voortgezet Onderwijs in het Gooi.
I.
Preambule
Door middel van dit reglement worden door het bestuur van de Stichting Christelijk Voortgezet Onderwijs in het Gooi taken en bevoegdheden van de algemene directie gemandateerd aan de vestigingsdirecties van de CVO-scholen in het Gooi. Het management zal door een open communicatie met alle geledingen, interactieve beleidsontwikkeling en een appel op de specifieke deskundigheid binnen de scholen, bijdragen aan de kwaliteit van – en draagvlak voor – het beleid. Dit statuut is na overleg met de medezeggenschapsraad door het bestuur vastgesteld d.d. februari 2001
II.
Begripsbepaling
Artikel 1: begripsbepalingen 1.1 1.2 1.3
1.4
bestuur: het bestuur van de rechtspersoon als bedoeld in artikel 49 lid 1 van de WVO, tevens bevoegd gezag van de school mandaat: het doen uitoefenen door de directie van aan het bevoegd gezag wettelijk toegekende taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. algemene directie: het orgaan dat de leiding heeft van de voorbereiding en uitvoering van het beleid van de instelling, de coördinatie van de dagelijkse gang van zaken en van het beheer van de instelling, en dat tevens is belast met de door het bevoegd gezag gemandateerde taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden. vestigingsdirectie: deel van de directie dat belast is met de dagelijkse leiding van een vestiging en managementtaken zoals is vastgelegd in het managementstatuut.
Artikel 2: status en werkingsduur 2.1
Het managementstatuut bevat bepalingen omtrent de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden die door het bevoegd gezag geheel of gedeeltelijk zijn doorgemandateerd aan de vestigingsdirectie. Deze taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden worden uitgeoefend in naam en onder verantwoordelijkheid van de algemene directie.
2.2
Dit managementstatuut heeft een werkingsduur van twee jaar. Het bestuur moet tijdig met de directie nagaan of wijziging van het directiestatuut nodig of
gewenst is. Is wijziging niet aan de orde dan wordt de werkingsduur voor dezelfde periode verlengd. 2.3
Het managementstatuut treedt voor het eerst in werking op 1 augustus 2000.
Artikel 3: vestigingen CVO ‘t Gooi bestaat uit de volgende vestigingen: 3.1 Comenius College (vmbo: theoretische leerweg, havo, atheneum en gymnasium) 3.2 De Savornin Lohman (vmbo: theoretische leerweg) 3.3 Hilfertsheem-Beatrix (vmbo: theoretische, gemengde en beroepsgerichte leerweg) 3.4 Stimulans (leerwegondersteunend onderwijs) 3.5 De Wissel (praktijkonderwijs)
III.
Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de algemene directie
Artikel 4: Algemene en bijzondere taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de algemene directie 4.1 4.2
4.3 4.4
4.5
Het bestuur heeft een aantal taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden gemandateerd aan de algemene directie. Dit mandaat is door het bestuur vastgelegd in een directiestatuut. De algemene directie is bevoegd deze taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden geheel of gedeeltelijk door te mandateren naar de vestigingsdirecties. Deze taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden worden door het bestuur vastgelegd in een managementstatuut. De doorgemandateerde taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden worden door de vestigingsdirecties uitgeoefend in naam en onder verantwoordelijkheid van de algemene directie. In de taken en bevoegdheden die aan de algemene directie voorbehouden blijven staan beleidsvorming, -vaststelling en het houden van toezicht centraal. Beleidsvorming en -vaststelling hebben betrekking op de verantwoordelijkheid die de algemene directie heeft om door middel van deelbeleidsplannen het strategisch beleid van de school als geheel te realiseren. De toezichthoudende taken hebben betrekking op het waar maken van de eindverantwoordelijkheid voor de school als geheel en de vestigingen in het bijzonder. De taken met betrekking tot de beleidsvorming en –vaststelling en verantwoordelijkheden betreffen in ieder geval: a. het realiseren van het door het bestuur vastgestelde strategisch beleid b. de resultaatverantwoordelijkheid op elk niveau c. het bepalen van de onderwijskundige kaders d. het bepalen van de personeelsbeleidskaders e. het bepalen van de organisatiebeleidskaders f. het bepalen van de financiële beleidskaders
4.6
4.7
IV.
g. het bepalen van de huisvestingsbeleidskaders h. het bepalen van de centrale marketing en pr-beleidskaders De toezichthoudende taken en verantwoordelijkheden betreffen in ieder geval: a. het toezicht houden op de resultaatverantwoordelijkheid van de vestigingsdirecties b. het bewaken van de begroting en het opstellen van het financieel verslag ten behoeve van de jaarrekening c. het toezien op de uitvoering van de overgedragen taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden aan de vestigingsdirecties. De algemene directie is verantwoordelijkheid voor een goede communicatie met alle geledingen in de school. De algemene directie kan in dat kader overleg plegen met alle personen en geledingen, waarmee zij dat van belang acht. Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de vestigingsdirectie
Artikel 5: Verhouding algemene directie – vestigingsdirectie 5.1
5.2
5.3
5.4 5.5
De algemene directie mandateert in een door het bestuur vast te stellen managementstatuut een aantal nader gespecificeerde taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden naar de vestigingsdirecties, die deze in naam en onder verantwoordelijkheid van de algemene directie uitoefenen. Het uitoefenen van deze taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden geschiedt altijd binnen de grenzen van het strategisch beleid van de school, zoals vastgesteld door het bestuur en de meer specifieke beleidskaders, zoals vastgesteld door de algemene directie. De vestigingsdirecties zijn binnen deze kaders verplicht tot het ontwikkelen van een ‘vestigings-ontwikkelingsplan’ ( en -activiteitenplan), dat over een termijn van twee jaren aangeeft wat de specifieke keuzes zijn van de vestiging en welke doelstellingen men op de diverse beleidsterreinen wil bereiken. De vestigingsdirecties zijn belast met de dagelijkse leiding van de vestiging en hebben een integrale verantwoordelijkheid. De vestigingsdirecties zijn verantwoordelijk voor het aanleveren van gegevens ten behoeve van de periodieke rapportages van de directie aan het bevoegd gezag.
Artikel 6: Specifieke bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de vestigingsdirectie. 6.1
De vestigingsdirectie heeft met betrekking tot het beleidsterrein onderwijs de volgende bevoegdheden: a. is bevoegd tot het schorsen en verwijderen van leerlingen onder de geldende regelgeving van het inrichtingsbesluit; b. is bevoegd tot het (doen) uitvoeren van het toelatings- en plaatsingsbeleid van de school; c. is bevoegd tot het tekenen van diploma’s en cijferlijsten;
d. is bevoegd tot het nemen van beslissingen over de aanschaf van methodes op basis van het advies van de vakgroepen/secties; e. is verantwoordelijk voor een efficiënte leerlingenadministratie op de vestiging; 6.2
De vestigingsdirectie heeft met betrekking tot het beleidsterrein personeel en organisatie de volgende bevoegdheden: a. is verantwoordelijk voor de werkverdeling op de vestiging binnen de beleidskaders van het CVO-formatiebeleidsplan (de vestigingsdirectie is verplicht eventuele vacatures te melden aan het Centraal Bureau: zij zorgt voor een onderlinge afstemming); b. is verantwoordelijk voor de sollicitatieprocedure en draagt kandidaten ter benoeming voor aan de algemene directie; c. is bevoegd tot het verlenen van verlof, kort imperatief verlof en buitengewoon verlof tot een maximum van vijf dagen. Lang buitengewoon verlof wordt centraal beoordeeld mede op basis van het advies van de vestigingsdirectie; d. is verantwoordelijk voor de ziekteverzuimbegeleiding op de vestiging, voert mede in overleg met het verantwoordelijk directielid personeelsbeleid Sociaal Medisch Overleg met de bedrijfsarts en is verantwoordelijk voor de reintegratiebegeleiding van langdurig ziek personeel; e. Is verantwoordelijk voor het houden van functioneringsgesprekken en – beoordelingsgesprekken met de personeelsleden van de vestiging en voert zelf in ieder geval deze gesprekken met het middenmanagement van de vestiging; f. Is verantwoordelijk voor de begeleiding van nieuw personeel op de vestiging en adviseert de algemene directie, op basis van vastgesteld benoemings- en beoordelingsbeleid, over eventuele herbenoeming in vaste of tijdelijke dienst of eventueel ontslag;
6.3
De vestigingsdirectie heeft met betrekking tot het financiële beleidsterrein de volgende bevoegdheden: a. is verantwoordelijk voor het doen opstellen van een vestigingsbegroting binnen de voor de school in het algemeen vastgestelde kaders; b. is verantwoordelijk voor een goed en efficiënt beheer van de vestigingsbegroting en bevoegd tot het doen van uitgaven voor zover deze de vestigingsbegroting niet overschrijden en voor zover deze passen binnen de op schoolniveau vastgestelde bestedingsprocedure; c. is verantwoordelijk voor het aanleveren van de gegevens die noodzakelijk zijn voor het opstellen van de financiële verslaggeving; d. is bevoegd tot het leveren van een bijdrage aan het huisvestingsbeleid van de vestiging met betrekking tot: - het beheer van het gebouw - het verzorgen van klein onderhoud - het leveren van gegevens ten behoeve van het meerjarenonderhoudsplan van de vestiging e. is bevoegd tot het leveren van een bijdrage aan het inventarisbeleid van de vestiging;
V.
Vernietiging en schorsing van besluiten van de vestigingsdirectie
Artikel 7: Vernietiging en schorsing van besluiten. 7.1
7.2
7.3 7.4
VI.
Besluiten van de vestigingsdirectie kunnen wegens strijd met enig geldende regeling en/of wegens mogelijke schade aan de belangen van de school door de algemene directie bij gemotiveerd besluit worden geschorst en geheel of gedeeltelijk worden vernietigd. De algemene directie kan een besluit van een vestigingsdirectie dat naar zijn oordeel voor vernietiging in aanmerking komt, geheel of gedeeltelijk schorsen. De schorsingstermijn is maximaal twee weken. Binnen deze termijn zal de directie een besluit dienen te nemen met betrekking tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van het geschorste besluit. De algemene directie stelt het bestuur schriftelijk op de hoogte van de opschorting of de gehele of gedeeltelijke vernietiging van een besluit van een vestigingsdirectie. Tegen het opschorten of vernietigen van een besluit van een vestigingsdirectie door de algemene directie kan de vestigingsdirectie in beroep gaan bij het bestuur.
Slotbepaling
Artikel 8: 8.1 8.2
Ter zake van onderwerpen die in dit managementstatuut niet zijn voorzien of bij interpretatieverschillen beslist de algemene directie. Tegen een dergelijke beslissing van de algemene directie kan de vestigingsdirectie in beroep gaan bij het bestuur.