management
Nigeria, booming in Afrika
special in samenwerking met Shell
september 2012
colofon september 2012
Inhoud
Shell Foundation is een onafhankelijke stichting in de UK: No. 1080999
8 peter berdowski ‘Nigeria is voor Boskalis een belangrijke, maar gecompliceerde markt.’
20
18 yann arthus-bertrand Lagos vanuit de hemel. Zie ook pagina 30 en 42. 20 rondetafeldiscussie Ngo’s Cordaid en SDN zoeken naar een dialoog met Shell.
36
27 nga in nld Hoe vergaat het hoogopgeleide Nigerianen in Nederland? Zie ook pagina 35, 41 en 48. 28 banken en duurzaamheid De bancaire sector van Afrika neemt het voortouw. 32 een regio in opkomst Nollywood soaps zijn wereldwijd een hit.
IUCN
Download een exemplaar op: www.shellfoundation.org
Marco Bakker
Ons nieuwe rapport ‘Enterprise Solutions to Scale’ gaat in op onze belangrijkste ervaringen van een decennium werken aan de ontwikkelingsproblematiek door middel van een bedrijfsmatige aanpak.
14
14 geschiedenis Wie actief wil zijn in West-Afrika, moet zich erin verdiepen.
Kelechi Amadi-Obi
Al 10 jaar past de Shell Foundation bedrijfsmatig denken en handelen toe in haar aanpak van armoede- en milieuproblematiek. We hebben, met behulp van zorgvuldig gekozen pioniers, duurzame oplossingen gecreëerd met een potentiële impact op miljoenen mensen en hun levensomstandigheden.
8
5 voorwoord De groei van Nigeria is spectaculair, maar niet vrij van problemen. 6 feiten & cijfers De niet-olie economie groeit met negen procent. Zie voor de handelsstromen ook pagina 50.
aad goudappel
Onze partner GroFin ondersteunt Afrikaanse ondernemers zoals Charles Githuka Ngugi met financiering en begeleiding bij het opbouwen van zijn onderneming. Hij is de eigenaar van een diervoeder bedrijf in Kenia, en hij heeft behoefte aan die ondersteuning om zijn bedrijf te laten groeien. Het Midden- en Kleinbedrijf in ontwikkelde landen draagt substantieel meer bij aan het BNP dan in Afrika.
Marco Bakker
Duurzame economische groei met behulp van kleine en opstartende bedrijven
44
36 cees ‘t hart ‘FrieslandCampina houdt zich bewust buiten de politieke strijd.’ 44 julia marton-lefèvre ‘Een onafhankelijk panel moet de milieuproblemen in de Nigerdelta onderzoeken.’
MANAGEMENT SCOPE A meeting of minds, is een uitgave van Scope Business Media, Amstelzijde 85a, 1184 TZ Amstelveen. DIRECTEUR/UITGEVER Walter Vesters HOOFDREDACTIE Quinty Danko EINDREDACTIE Nicole Gommers REDACTIECOÖRDINATIE Chantal Doezie VORMGEVING Thielenpeters BEELD COVER Aad Goudappel MEDEWERKERS Marco Bakker, Ewald Breunesse (Shell), Aad Goudappel, Paul Groothengel, Irene Schoemakers, Shootmedia, Kick Smeets, Hans Pieter van Stein Callenfels, Léon Tops (Shell), Marike van Zanten ADMINISTRATIE EN REDACTIE Postbus 23, 1190 AA Ouderkerk aan de Amstel, T 020 311 37 99 © 2012 Niets in deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
voor woord
FUELLING ECONOMIES, EMPOWERING LIVES In 2011, FMO participated in a record number of energy deals in Africa – not only a milestone for us, but also a clear signal that African energy transactions are gaining momentum. FMO invests in (renewable) energy projects that stimulate economies, clear the way for low-carbon systems and safeguard energy supplies. WWW.FMO.NL
By accepting a relatively high share of the risk involved,
[email protected]
we give other financiers the space and confidence to
@FMO_DEVELOPMENT
invest. In this way we mobilize resources that wouldn’t otherwise be available.
Nigeria,
booming in Afrika
De Nigeriaanse bevolking groeit jaarlijks met zo’n twee procent en de economie met zeven procent. Exclusief olie was de stijging zelfs nog twee procent hoger. De groei van Nigeria is spectaculair te noemen, maar niet vrij van problemen.
D
eze special laat zien dat Nigeria booming is, en ook een aantal supporters heeft die ‘geloven in Afrika’. De problemen blijven zeker niet onbesproken, immers iedereen die in Nigeria werkt herkent en erkent het bestaan ervan. Wij hebben gestreefd naar informatie die vooral vanuit Nigeria komt, van de Nigerianen zelf en van Nederlanders die in Nigeria werken of er anderszins nauw mee verbonden zijn. Interviews met Nigerianen die in Nederland werken geven eveneens inzicht in de opvattingen van hoogopgeleiden over hun land van oorsprong. Wij laten mensen aan het woord met vele opvattingen over de verschillende facetten van de Nigeriaanse samenleving en haar toekomst. Vertegenwoordigers van ondernemingen, wetenschap en niet-gouvernementele organisaties geven openhartig hun meningen. Naast opinie zijn ook de feiten opgenomen: geografische, demografische en economische. Management Scope en Shell stapten samen in het avontuur om deze special te maken. Hoe kun je het zo objectief mogelijk houden en hoe check je de feiten? Dat waren belangrijke vragen voor de redactie en de uitgever. Voor Shell was het van belang duidelijk te maken waarom het in Nigeria werkt en dat wil blijven doen. Mutiu Sunmonu, landendirecteur Shell Nigeria, verwoordt dat heel mooi verderop in deze special: ‘Wij hebben een sociale verantwoordelijkheid.
Niet alleen ten opzichte van de lokale bevolking, ook ten opzichte van onze zesduizend medewerkers van wie er ongeveer 5.500 Nigeriaan zijn.’ Nigeria, er wordt veel over gesproken en geschreven. Het land kent een roerige geschiedenis, onder meer als Britse kolonie waar Nigeria zijn naam aan overhield: Niger Area, van de rivier de Niger. De problemen van Nigeria worden in de westerse landen breed uitgemeten: corruptie, schending van mensenrechten, milieuverontreinigingen en interne strijd van groeperingen – inderdaad, het is er allemaal. Maar er is ook een andere zijde, die van de vooruitgang. Snelle groei gaat meestal gepaard met veel turbulentie, een delicate balans tussen kansen en risico’s. Dit rechtvaardigt dan ook het optimisme over Nigeria dat door de geїnterviewden, en niet in de laatste plaats de Nigerianen zelf, wordt uitgesproken. Wilt u reageren op artikelen uit deze special ga dan naar www.managementscope-special-nigeria.nl
Quinty Danko is hoofdredacteur Management Scope.
Dick Benschop is president-directeur Shell Nederland. september 2012 . 5
Nigeria: feiten & cijfers
Tekst Paul Groothengel Infographics Shootmedia
Gemengde bevolking Nigeria is zeer afhankelijk van de olie-export Diversificatie in de export van producten leidt tot een betere risicospreiding. Het World Economic Forum heeft hiervoor een maatstaf, de Concentration Index. Deze geeft aan hoe groot het percentage is van de drie grootste productgroepen die een land exporteert. Deze Index laat duidelijk zien hoezeer Nigeria in zijn export afhankelijk is van olie, al wordt het langzaam minder (tussen 2003 en 2009 groeide de ‘niet-olie economie’ met gemiddeld negen procent per jaar).
Goede cijfers
+ 49,3% BNP, van 268 miljard dollar in 2011 naar 400 miljard dollar in 2016
+ 6,7% BBP
+ 9% niet-olie economie
De Concentration Index Top-5 van Afrikaanse landen: 1. Nigeria
90%
De Nigeriaanse economie laat al jaren mooie groeicijfers zien. De gemiddelde groei van het Bruto Binnenlands Product over de afgelopen vijf jaar was 6,7 procent. De export van olie is het fundament onder deze groei, maar de niet-olie economie groeit zelfs iets harder: met negen procent per jaar, tussen 2003 en 2009. Volgens het IMF groeit het Nigeriaanse BNP van 268 miljard dollar in 2011 naar 400 miljard dollar in 2016, een plus van bijna vijftig procent. Nigeria exporteert bijna twee keer zoveel als het importeert, wat zorgt voor een groot handelsoverschot.
Andere christelijke religies
1,3%
64%
19,6% Nigeria 2002 130,1 miljoen
50,7% 50,2% Moslim
14,7% 15,2%
Protestants
Rijk aan grondstoffen
14,3%
Vrouw
Oppervlakte
62%
924.000 vierkante kilometer (Nederland past er ruim twintig keer in) Diefstal/ kleine c riminaliteit
5. Senegal
33%
13%
7%
8%
Hoofdstad
Abuja (sinds 1991, daarvoor Lagos)
11%
scope
Bureaucratie
Nigeria staat bekend als olieland. Maar naast olie beschikt het land over een grote hoeveelheid andere natuurlijke bronnen, zoals steenkool, bauxiet, aardgas, goud, tin, ijzer, leisteen, niobum, lood en zink. De mijnbouw van deze grondstoffen kwam nooit echt van de grond. Nu komt de winning en exploitatie van sommige grondstoffen langzaam op gang.
Hoge kindersterfte, lage levensverwachting
71%
van de bevolking in Nigeria leeft onder de armoedegrens volgens het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties
Een op de vijf
Lagos
kinderen sterft voor het twaalfde levensjaar
Munteenheid De Naira
12 miljoen
kinderen gaan niet naar school
bijna 2 miljoen
2,4 miljoen vaten per dag
6 . manage m e nt
Goodluck Ebele Jonathan
Abuja
Olieproductie Bronnen: Africa Competitiveness Report 2011, World Economic Forum, Wereldbank en de Africa Development Bank.
Staatshoofd en regeringsleider
Corruptie
4%
Laag opleidings niveau
Man
Katholiek
18%
40%
Lagos 9 miljoen
12 noordelijke staten waar de sharia van kracht is
Toegang tot financiering
3. Zambia
4. Ghana
Nigeria 2012 152,2 miljoen
1,4%
19,5%
13,1%
(wereldwijd onderzoek onder CEO’s en topmanagers, in percentages respondenten dat ja zegt)
De bevolking van Nigeria groeit razendsnel. Telde het land in 2002 130,1 miljoen inwoners, tien jaar later staat de teller op 152,2 miljoen. Een stad als Lagos staat met bijna negen miljoen inwoners op plaats dertien in de mondiale top van grote steden, een ranglijst die wordt aangevoerd door Shanghai, Bombay en Buenos Aires.
Andere religies
Meest problematische factoren om zaken te doen in Nigeria
2. Botswana
Snelle bevolkingsaanwas
Religie speelt een cruciale rol in (de geschiedenis van) dit land. De ene helft bestaat uit moslims, die met name in het noorden wonen, de andere helft bestaat voornamelijk uit christenen, die in het zuiden wonen. In het centrale deel van Nigeria is de bevolking, in religieus opzicht, gemengd.
Onvoldoende infrastructuur
aidswezen telt het land
47 jaar
is de gemiddelde levensverwachting van de Nigeriaanse bevolking
september 2012 . 7
Inter view
HOGESCHOOL VOOR TOPMANAGERS Nigeria is voor Boskalis al decennia een belangrijke, maar ook zeer gecompliceerde markt. Topman Peter Berdowski: ‘De omstandigheden zijn zeer grillig, maar je moet proberen overal de humor van te blijven inzien.’ Interview Dick Benschop Tekst Paul Groothengel Fotografie Marco Bakker
et het fraaie uitzicht dat Peter Berdowski heeft vanuit zijn werkkamer in het hoofdkantoor in Papendrecht begint ieder interview. En dat is ook terecht, want de topman van Boskalis kijkt direct op de Beneden-Merwede, waar schepen af en aan varen. En waar iets verderop IHC Merwede zetelt, de huisleverancier van sleephopperzuigers, snijkopzuigers en andere vaartuigen die Boskalis al meer dan honderd jaar inzet. Berdowski kijkt dagelijks uit op de bakermat van de Nederlandse baggersector. 8 . manage m e nt
scope
Zijn achternaam blijft, met dank aan een Poolse vader, goed hangen. Hij kreeg binnen het bedrijf al snel de bijnaam ‘The Big Berdowski’, vrij naar de rolprent The Big Lebowski. De vergelijking gaat verder totaal mank, want waar Jeff ‘The Dude’ Bridges in de filmkomedie al snel ten onder gaat aan wonderlijke afpersers, heeft Peter Berdowski Boskalis tot grote bloei gebracht. Na het recordjaar 2010 – de winst bedroeg 310 miljoen euro en Berdowski wist (eindelijk) Smit Internationale in te lijven – waren de resultaten in het afgelopen september 2012 . 9
Interview
Interview
We hebben vijftig jaar lang gewerkt in het moerasgebied van de Nigerdelta. Boorputten faciliteren, havens erom heen bouwen, dat werk. Sinds eind jaren negentig is de offshore in Nigeria tot ontwikkeling gekomen, nadat er behoorlijke olie- en gasvoorraden voor de Nigeriaanse kust zijn gevonden. Ons werkveld is daarmee langzamerhand verschoven naar de kustlijn en daarbuiten. We werken mee aan de ontwikkeling van LNG-winning, aan de bouw van havens, aan kustbescherming, et cetera. De omstandigheden in de offshore zijn – zowel in technologisch als maatschappelijk opzicht – nog steeds heel uitdagend, maar van een heel andere orde dan in de delta.’ Peter Berdowski (54)
is sinds zes jaar ceo van Boskalis. Na zijn studie chemie en zijn promotie startte hij zijn loopbaan bij Shell als chemisch onderzoeker. Na verschillende functies bij Shell stapte Berdowski in 1983 over naar consultantbureau Krekel van der Woerd Wouterse. Daar nam hij in 1997 afscheid als managing director. Hij werd toen bestuurslid van Boskalis, waar hij in 2006 topman werd. Daarnaast is hij commissaris bij onder meer de Van Gansewinkel Groep en TBI Holdings.
jaar iets minder (winst 254 miljoen). Natuurlijk heeft ook Boskalis last van de crisis, maar het concern profiteert structureel van een goede spreiding in activiteiten en markten. We kennen Boskalis van oudsher als baggeraar, maar naast baggeren doet deze maritieme dienstverlener inmiddels veel meer: de aanleg en het onderhoud van havens en vaarwegen, de creatie van land in water, bescherming van kusten en rivieroevers, et cetera. Daarbij wordt offshore-dienstverlening voor de olie- en gasindustrie steeds belangrijker. En met de overname van sleep- en bergingsbedrijf Smit is Boskalis nu ook actief in havensleepdiensten, en reddingsen bergingswerk. Met ruim elfhonderd schepen en werktuigen is Boskalis actief 10 . manage m e nt
scope
in 75 landen. De belangrijkste regio’s voor Boskalis zijn het Midden-Oosten, Australië, Brazilië, de Noordzee, Zuidoost-Azië en West-Afrika. In die laatste regio is Nigeria een belangrijke thuishaven voor Boskalis. Interviewer Dick Benschop, president-directeur Shell Nederland, wil van Berdowski eerst weten wanneer Boskalis is gestart met de activiteiten in Nigeria. ‘Zestig jaar geleden. We begonnen vanuit de locatie Port Harcourt, later ook vanuit Warri. Dat zijn nog steeds belangrijke steunpunten voor onze operaties in de Nigerdelta. Daar hebben we onze magazijnen met reserveonderdelen en andere spullen. Het werken in Nigeria was en is complex, want je bent bijna volledig zelfvoorzienend. Gaat er
iets stuk, dan moet je het altijd zelf kunnen repareren, daar kun je geen lokaal bedrijf voor inschakelen. In het begin was de verhouding bijna koloniaal, werkten de ‘witneuzen’ samen met de ‘zwarten’. Vroeger was de verhouding tussen Nederlanders en Nigerianen ongeveer één op drie, nu is ons bedrijf volledig geïntegreerd met de lokale bevolking. We hebben zo’n 450 Nigerianen vast op de loonlijst, hooguit een stuk of tien Nederlanders geven leiding. Sommige Nigeriaanse collega’s zijn al veertig jaar bij ons in dienst.’
°
Jullie volgen de ontwikkelingen waarbij olie- en gaswinning steeds meer offshore plaatsvindt. ‘Inderdaad, dat is een historische ontwikkeling.
°
Hebben jullie in tijden van politieke onrust wel eens overwogen om te vertrekken? ‘Niet echt. Als je actief bent in dit land, weet je dat de omstandigheden grillig kunnen zijn. En daarmee je omzetontwikkeling. We hebben verliesjaren gekend. Je past je daar als organisatie op aan, bijvoorbeeld door het werknemersbestand in te krimpen. De druk van buitenaf is in mindere tijden soms groot. Dan zegt men: wat moet je daar nog? Nigeria is toch alleen maar ellende? Wij hebben altijd gezegd te zullen blijven, want wij geloven heilig in de potentie van dit land. En Boskalis fungeert in dit gebied in wezen als een vrijwel geheel Nigeriaans bedrijf, als je kijkt naar onze werknemers. We zijn dus gebleven, maar door de perio-
‘We nemen vergaande maatregelen tegen kidnapping’
des van onrust, met name in de periode 2006-2009, kwamen we soms wel zonder werk te zitten. Simpelweg omdat onze klanten zich dan terugtrokken. Voor ons is veiligheid een cruciale afweging: wij sturen onze mensen niet richting onveilige situaties. We nemen dan ook vergaande beveiligingsmaatregelen; je kunt in een land als Nigeria nou eenmaal te maken krijgen met zaken als kidnapping en andere vormen van criminaliteit.’
‘Wij geloven heilig in de potentie van dit land’
°
Wat betekenen deze omstandigheden voor uw managers ter plaatse? ‘Ik zeg altijd: Nigeria is de hogeschool voor topmanagers. Je moet stabiel zijn, goed in je vel zitten. De managers die Nigeria goed weten te runnen, hebben het helemaal in hun vingers om waar ook ter wereld goed te presteren. Nigeria vergt het meest basale ondernemerschap, in alle mogelijke facetten. Het land staat niet voor niets hoog in de corruptieindex; veel Nigerianen zijn erop uit je te belazeren. Dat zit in de cultuur van het land.’
°
Nigeria is inderdaad een zeer ‘ondernemend’ land, in al zijn facetten. Bij Shell hadden we een tijdlang één kidnap per week. Hoe gaat u om met die dreiging? ‘Bij ons staat het aantal kidnappingen gelukkig pas op twee, maar we gaan zeer serieus om met die dreiging. Expats mogen niet meer alleen rondrijden. Tegelijk vind ik – en dat klinkt wellicht raar – dat je ook moet proberen om overal de humor van te blijven inzien. Je moet niet alleen maar denken dat de omstandigheden zwaar en moeilijk zijn. Wat dat betreft kunnen we veel leren van de Nigerianen, die blijven altijd erg optimistisch en vrolijk. Je kunt enorm met ze lachen, bovendien zijn ze heel vriendelijk en belangstellend.’
°
Wat ik aan Nigeria zo lastig vind, is dat je bijna alles wat je doet conflicten oproept. Of het nou gaat om een contract of een gesprek met een ngo, er staat altijd wel iemand anders op die verongelijkt zegt: ‘Je had met míj moeten praten.’ Hoe ervaart u dat? ‘Wat je ook doet, het gaat
in Nigeria altijd om geld. Iedereen wil wat voor zichzelf. Eerst proberen ze het aardig, dan onaardig, en dan komen de dreigementen. Zo legden wij voor Shell een oliepijpleiding aan, die door een aantal communities – zeg maar dorpen – gaat. Wij sturen dan ons team van onderhandelaars – volledig bestaande uit Nigerianen – langs die communities. Bij ieder dorp wrijven ze zich dan in de handen en denken: wij gaan even de ‘lokale belasting’ ophalen. Ze willen toezeggingen. Niet alleen in financieel opzicht, maar ze willen ook meewerken. Dat vinden wij meestal prima, maar dan moet je enorm oppassen: als het project een grens van een community passeert, kunnen deze locals zomaar worden doodgeschoten, want hun buren pikken dat dan niet.’
°
En sabotage, hebben jullie daar last van in Nigeria? ‘Kijk, je weet dat een handelssysteem in Nigeria altijd lekt, dat er spullen ongewenst wegvloeien. Als je dat helemaal dichtknijpt, functioneert het systeem niet. Een zekere mate van lekkage is onvermijdelijk. Natuurlijk wil je dat minimaliseren, maar er is een marge van waaruit ook de bredere gemeenschap wordt bediend. Zie het als een vorm van lokale belastingheffing. Binnen grenzen leer je dat te accepteren, en dat weten zij ook. Wij moeten in Nigeria kunnen blijven werken, zij moeten kunnen blijven leven. Er bestaat een grijs gebied waar je buiten moet blijven, want anders keert het systeem zich tegen je.’ september 2012 . 11
- advertentie -
NABC - Netherlands-African Business Council
Interview
‘Over ons imago in Nigeria maak ik me geen zorgen’
°
Maar hoe bescherm je je eigen mensen, gegeven dat grijze gebied, tegen de mogelijkheid van corruptie? ‘Door heel duidelijke stelregels te hebben. Dit doen we wel, dat doen we niet.’
°
En dat lukt ook? ‘Je weet dat als je in Nigeria op dit punt gaat schuiven en toegeven, dat er dan geen houden meer aan is. Duidelijke stelregels zijn een vorm van zelfbescherming. Als we iedereen laten weten wat we wel en niet doen, dan weet men ook dat wij consequent zijn en blijven. Doe je dat niet, dan word je heel makkelijk chantabel. Het is voor ons een groot voordeel dat de Nigerianen Boskalis al zestig jaar kennen, met alle ups en downs. Men weet van ons waar we de grenzen trekken.’
°
Is Boskalis ook actief in andere West-Afrikaanse landen? ‘We zitten in nog eens elf andere landen, zoals Angola, Kameroen en Gabon. Vooral omdat ook daar olie- en gaswinning plaatsvindt. Daarbij fungeert Nigeria als een belangrijk steunpunt, omdat onze operatie daar meer continu is dan in de andere landen. We werken ook steeds meer in de veelbelovende OostAfrikaanse regio. Mozambique heeft enorme gasvoorraden, daar hebben we al het nodige gedaan aan havenontwikkeling. Verder zijn Kenia en Tanzania interessante groeimarkten. Voor ons is van belang dat het Afrikaanse continent rijk is aan grondstoffen, zoals nikkel, 12 . manage m e nt
scope
kobalt en ijzererts. Zodra ergens een mijn opengaat, verzorgen wij de infrastructuur daaromheen. De gedolven grondstoffen moeten immers afgevoerd worden, bijvoorbeeld via havens.’
° Ondersteunen jullie de lokale Nigeriaanse gemeenschap via sociale inves-
teringsprojecten? ‘Ja, we doen een aantal projecten, waarbij we ons lokale management de ruimte geven om het initiatief te nemen. We hebben onlangs een malariapreventieproject gedaan, samen met de ngo Family Care Association, in de staat Ondo, waar de gemeenschap te kampen heeft met malaria. Er zijn onder meer tweeduizend muskietennetten uitgedeeld, we hebben preventieve malariamedicatie voor zwangere vrouwen ter beschikking gesteld en geld gestoken in het opleiden van lokale gezondheidswerkers voor malariapreventie en -bestrijding. Wat ik een erg goede formule vind: samen met klanten, waaronder Shell, introduceren we een safety bonus. Als medewerkers van beide partijen een goed track record opbouwen wat betreft veiligheid op een bepaald project, leggen de klant en wij ieder een bedrag opzij. Die pot kan oplopen tot 250.000 dollar. Aan het eind van het project mogen de werknemers die pot gebruiken om hun leefomgeving te verbeteren. Dan wordt er bijvoorbeeld een school opgeknapt, of krijgt een school voldoende computers. Dat zijn prachtige initiatieven.’
° Hoe ziet u Nigeria in pakweg 2020? ‘Ik zie een aantal gevaren. Er zijn
grote tegenstellingen tussen het islamitische Noorden versus het christelijke Zuiden; ik hoop dat dat niet gaat escaleren. Daarnaast is het snelgroeiende bevolkingscijfer een punt van grote zorg. Er zijn nu zo’n 150 miljoen Nigerianen, waarvan veertig miljoen in de Nigerdelta; volgens een rapport zijn dat er in 2100 zevenhonderd miljoen. Het land verdient veel geld uit de olie- en gasindustrie, maar als men die rijkdom moet uitsmeren over zóveel mensen, blijft er niks over. Het zou mooi zijn als de overheid weer zou investeren in de agrarische sector; die bloeide vroeger volop, maar is stilgevallen dankzij de olie-inkomsten. Veel draait om de opbouw van een evenwichtige infrastructuur, denk aan betere wegen en betere scholing. Hoe dan ook, het potentieel van dit land is enorm groot. Nigeria is en blijft een belangrijke markt voor Boskalis.’
°
Doen jullie deze maatschappelijke investeringen mede met het oog op een goed imago? ‘Nee, daar moet je niet al te nadrukkelijk over communiceren. Zoiets hoort standaard bij je maatschappelijke verantwoordelijkheid, het is geen greenwashing. Over ons imago in Nigeria maak ik me geen zorgen, we staan hier te boek als een goede en betrouwbare werkgever. Bij dit soort investeringen bedenk ik me wel altijd dat de mensen in de Nigerdelta een sterk gevoel van achterstelling hebben, als ze zien dat westerse bedrijven in hun land zo actief zijn en daar veel geld mee verdienen.’
Dick Benschop is president-directeur Shell Nederland.
Connecting your business with Africa’s opportunities
NABC in het kort - Toonaangevend netwerk van Nederlandse bedrijven die zaken doen in Afrika, opgericht in 1946 - Facilitator van handel en investeringen (partner search, marktonderzoek, handelsmissies, events, etc.) tussen Nederland en Afrika - Gesprekspartner voor Nederlandse en Afrikaanse overheden met betrekking tot private sector-
Zakendoen in Afrika biedt enorm veel kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Maar Afrika is groot (54 landen) en het is niet gemakkelijk om er voet aan de grond te krijgen. NABC is een netwerkorganisatie van meer dan 320 Nederlandse bedrijven die zaken doen in Afrika en door hun activiteiten duurzame ontwikkeling in Afrikaanse landen bevorderen. Door onderdeel uit te maken van het NABC bedrijvennetwerk, kunnen Nederlandse bedrijven kennis en ervaring met elkaar uitwisselen. Hierdoor hoeft het wiel niet telkens opnieuw te worden uitgevonden, kunnen elkaars nuttige contacten de zaken sneller doen verlopen en kan er vaak al in Nederland worden gekeken naar het vormen van partnerschappen om gezamenlijk markten te veroveren. NABC wil graag op een onafhankelijke manier de belangen van het bedrijfsleven dienen en daarom vragen wij van de aangesloten bedrijven een jaarlijkse bijdrage van € 695,- ; met dit bedrag verzekert u zich als bedrijf van toegang tot een uniek netwerk, zowel in Nederland als in vrijwel alle Afrikaanse landen. NABC heeft een professionele staff van hoogopgeleide mensen met Afrika-ervaring. Uw succes in Afrika is onze drijfveer! Ons motto is ‘trade instead of aid’: wij zijn van mening dat een sterke
ontwikkeling en handels- en investeringsbevordering - Onafhankelijke en objectieve not for profit organisatie voor en door Nederlandse bedrijven
ontwikkeling van de private sector belangrijk is voor de ontwikkeling van Afrika. Ondernemerschap en commerciële samenwerking bevorderen structurele groei en zorgen voor werkgelegenheid en hogere inkomens. Daarnaast streeft NABC naar uitwisseling van kennis en expertise en daarmee tot duurzame economische banden tussen Nederland en Afrika. Nederlandse bedrijven hebben het Afrikaanse continent veel te bieden en Afrika biedt een vaak nieuwe markt met een enorm groeipotentieel.
Matchmaking in Lagos Anniversary Trade Mission 2011
Netherlands-African Business Council Prinses Beatrixlaan 614 2595 BM Den Haag Postbus 93082 2509 AB Den Haag T +31 (0)70 304 3618 F +31 (0)70 304 3620 www.nabc.nl
[email protected]
analyse
Een kleine geschiedenis van Afrika De repercussies van de woelige geschiedenis van West-Afrika zijn nog steeds voelbaar. West-Afrika gaat een turbulente toekomst tegemoet, vol mogelijkheden, maar ook vol risico’s. Om die toekomst beter te begrijpen eerst een schets van het verleden. Tekst Ton Dietz Illustratie Aad Goudappel
14 . manage m e nt
scope
A
ls het gaat om de geschiedenis van Afrika worden altijd twee jaartallen genoemd: 1884 als begin van de koloniale tijd en 1960 als het einde ervan. In 1884 werd tijdens de Conferentie van Berlijn de opdeling van Afrika over een paar Europese machten vastgelegd. In 1960 werd een hele groep Afrikaanse landen onafhankelijk. De laatste tijd maken geschiedkundigen steeds meer bezwaar tegen deze indeling. In deze korte impressie zal ik ingaan op West-Afrika, waarbij ik dat gebied voor dit doel zo definieer dat ook de landen om de Golf van Guinee daarbij worden gerekend. Jaartallenfetisjisme
Een eerste bezwaar tegen bovengenoemde indeling van de Afrikaanse geschiedenis is het jaartallenfetisjisme. De conferentie van Berlijn van 1884/85 was belangrijk. Vijftien toenmalige Europese machten en de Verenigde Staten kwamen overeen dat delen van Afrika zouden toebehoren aan bepaalde koloniale machten. Voor West-Afrika gold dat de aanspraken van Frankrijk op een groot gebied werden bevestigd: Senegal, Guinee, Ivoorkust, Benin/Dahomey, vrijwel het hele westelijke Sahelgebied (nu Mauritanië, Mali, Niger en Burkina Faso/
Opper Volta) en Gabon. De Britten bevestigden hun aanspraken op het gebied langs de Gambiarivier, op Ghana/ Goudkust en op Nigeria. Bovendien werden ze de ‘beschermers’ van een gebied waar zich in de negentiende eeuw voormalige slaven hadden gevestigd: Sierra Leone. De naam van de hoofdstad, Freetown, is een verwijzing naar dat begin. Het buurland Liberia werd, onder druk van de Verenigde Staten, het enige politiek onafhankelijke land van West-Afrika. Daar was in 1847 een republiek uitgeroepen door voormalige slaven uit de Verenigde Staten en er was een grondwet aangenomen die sterk leek op de Amerikaanse. Duitsland, in die tijd een aanstormende Europese grootmacht, kreeg de gelegenheid om een koloniaal bewind te vestigen in wat nu Togo (en delen van Ghana) en Kameroen (en delen van Nigeria) is geworden. Verder werden oude claims van Por-
in 1884 werd Afrika verdeeld onder Europese grootmachten tugal bevestigd op wat nu Guinee Bissau en Kaapverdië heet, en op een paar eilanden in de Golf van Guinee. Tenslotte kreeg Spanje zeggenschap over een stukje tropisch regenwoud en een paar overige eilanden in de Golf van Guinee, samen nu het land Equatoriaal Guinea. Inderdaad: die Conferentie van Berlijn was belangrijk. Maar de eigenlijke kolonisatie door Europese machten was al lang daarvoor begonnen, met hier en daar aan de kust een stevige invloed. Aan de andere kant wilde ‘1884’ nog helemaal niet zeggen
september 2012 . 15
analyse
dat al dat gebied nu effectief koloniaal gebied was. Dat was eigenlijk pas rond 1910 het geval. Voor twee Europese landen was de Conferentie van Berlijn trouwens slecht nieuws: in de periode tot 1884 hadden ook Nederland en Denemarken een aanzienlijke handelsinvloed (en waren ze belangrijk in de slavenhandel, tot die halverwege de negentiende eeuw langzamerhand illegaal werd verklaard). Nederland had lange tijd zelfs een goede positie aan het hof van de vorsten van het Ashanti-rijk, in het huidige Ghana. En wie het eiland Gorée bezoekt, voor de kust van Senegal, ziet daar in een klein museum allerlei bewijzen van de invloed die Nederland ook daar heeft gehad, inclusief een foto van Jacobus Capitein die in Leiden in 1847 zijn doctorsdissertatie schreef waarin hij duidelijk probeerde te maken dat slavernij niet strijdig was met het christelijke geloof, een boodschap die er toen inging als Gods woord in een ouderling. Deze Jacobus Capitein was als slaaf buitgemaakt in Goudkust en geadopteerd door een koopman van de toenmalige West-Indische Compagnie, die ervoor zorgde dat hij door kon studeren. Capitein is waarschijnlijk de eerste zwarte predikant geweest en de eerste Afrikaan met een doctorstitel. Ook het veelgebruikte jaartal voor het aflopen van de koloniale periode, 1960, moet met de nodige voorzichtigheid worden gebruikt. Ghana werd al in 1957 onafhankelijk en had al vanaf 1951 zelfbestuur. En de Portugese ge-
De euforie over de economische groei in Afrika moet worden getemperd 16 . manage m e nt
scope
bieden in West-Afrika werden pas in 1975 politiek zelfstandig. Wereldoorlogen
In plaats van 1884 en 1960 worden de laatste tijd steeds meer andere ‘breukjaren’ gebruikt om omslagen in de Afrikaanse geschiedenis te begrijpen. Na de Eerste Wereldoorlog kon er door de koloniale Europese machten pas goed worden verdiend aan Afrika en tussen 1920 en 1930 werden er op allerlei plekken koloniale economieën opgebouwd, waarvan de patronen in het wereldhandelsverkeer van vandaag nog steeds zichtbaar zijn. Senegal ging zich concentreren op aardnoten, de Goudkust op goud en cacao, Nigeria op oliepalm en aardolie. Zo ontstonden allerlei economisch zeer eenzijdige gebieden, met een vaak exclusieve handelsoriëntatie op de ‘moederlanden’. Uit die tijd stamt ook een infrastructuur van havens en (spoor)wegen die bestaande, oudere handelspatronen voor een belangrijk deel wegvaagde: de oude trans-Sahara handel en de vele interetnische handelscontacten tussen Afrikaanse gebieden zelf. Overigens was het verslagen Duitsland zijn koloniën kwijtgeraakt: Togo en Kameroen werden Franse protectoraatsgebieden onder de autoriteit van de Volkenbond. Na de Tweede Wereldoorlog kwam er ook zo’n golf investeringen op gang en kwamen de eerste ontwikkelingsprogramma’s tot stand, waarbij niet op de eerste plaats koloniaal gewin centraal stond, maar een betere welvaart voor de lokale bevolking en een grotere participatie van die bevolking in het (koloniale) bestuur. De latere Senegalese president Senghor was zelfs een tijd lid van het Franse parlement. Het is onjuist te veronderstellen dat het tijdperk van de ‘ontwikkelingssamenwerking’ pas in de jaren zestig begon. Allerlei aanzetten daarvoor waren al zichtbaar in de jaren vijftig. Het is ook zo dat het denken in termen van koloniale handelsmonopolies uit de jaren dertig grotendeels voorbij was in de jaren vijftig: onder druk van de nieuwe
wereldverhoudingen nam de invloed van de Verenigde Staten sterk toe, en ook landen als Nederland werden actiever als handelspartner, als investeerder en bij de culturele beïnvloeding van de West-Afrikaanse bevolking. Nederlandse missionarissen en zendelingen werden actief op diverse plaatsen in dit gebied. Leeuwenstatus
Een laatste belangrijk omslagpunt is de periode rond 1990. De val van de Muur en het afbrokkelen van het socialisme leidde ook in Afrika tot een golf van democratisering. Een paar Afrikaanse landen die hadden geëxperimenteerd met een socialistische aanpak (Mali – met vroege steun van China – Guinee, de Volksrepubliek Benin) werden plotseling ideologische weduwnaars. In allerlei landen in West-Afrika werd een eind gemaakt aan de éénpartijstaat en in sommige landen (Ivoorkust, Sierra Leone, Liberia) braken zeer gewelddadige burgeroorlogen uit voordat ook daar een nieuw politiek en economisch begin kon worden gemaakt. De jaren negentig lieten ook een andere belangrijke verandering zien. De hogere grondstoffenprijzen en de grote toename van de economische contacten met Azië en gaandeweg ook LatijnsAmerika, maakten een einde aan twee decennia waarin de meeste Afrikaanse economieën er slecht aan toe waren en de armoede toenam, tegelijk met een enorme bevolkingsexplosie. Daarbij is wel van belang onderscheid te maken tussen de West-Afrikaanse landen die op weg zijn naar de ‘leeuwenstatus’ en de landen die nog achterblijven. De euforie van de laatste jaren als het gaat over de grote economische groei in Afrika moet worden getemperd door realiteitszin: het gaat niet overal goed en het is ook de vraag of de snelle groei in een aantal landen wel tot brede armoedevermindering en echte economische transformatie leidt. CONTINUE GROEI
De recente cijfers van African Economic Outlook voor de laatste tien jaar la-
ten zien dat het enige West-Afrikaanse land met een continue jaarlijkse economische groei van meer dan vijf procent Nigeria is (al is dat natuurlijk wel een hele grote speler) en dat ook Ghana, Gambia, Equatoriaal Guinea, São Tomé & Principe, Sierra Leone en Kaapverdië het heel goed hebben gedaan. Maar landen als Togo, Guinee Bissau, Ivoorkust, Benin en Kameroen blijven daar nog ver bij achter. Het hoofdargument van de tegenstanders van die simpele historische indeling in prekoloniaal-koloniaal-postkoloniaal is echter nog fundamenteler dan de bedenkingen die in het voorgaande zijn geschetst. Het is een erg eurocentrische indeling. Het legt de nadruk op een periode in de Afrikaanse geschiedenis die in veel gebieden niet veel langer heeft geduurd dan vijftig jaar. Het veronachtzaamt de lange historische lijnen, terwijl Afrika vóór 1900 toch ook al een hele lange geschiedenis had. En het heeft te weinig oog voor het feit dat de diepe geschiedenis, de vorming van Afrikaanse culturen en herinneringen van de eeuwen vóór de koloniale tijd nog steeds doorwerken. Een belangrijk voorbeeld van hoe die herinneringen van ver voor de koloniale tijd doorwerken, is de grote diversiteit in hiërarchische en niet-hiërarchische samenlevingen. Dat Shell zoveel moeite heeft om oplossingen te vinden voor haar legitimiteit in de Nigerdelta, komt maar voor een deel door de corruptie in het huidige Nigeria. Het heeft volgens politiek antropologen ook veel te maken met het feit dat de volkeren in de Nigerdelta een traditie van anarchie hebben. Als je denkt iets geregeld te hebben met een chief, dan komt de volgende dag iemand anders met weer een extra claim. Er zijn delen van West-Afrika waar een lange traditie bestaat van staatsachtige structuren met een behoorlijke omvang. Dat begon al in het eerste millennium, waar zich ten noordwesten van de bovenloop van de rivier de Niger een rijk ontwikkelde dat we kennen als het Ghana Rijk (dat lag dus niet in het huidige Ghana). Later voegden zich daar de Mali- en Songhairijken bij, met een grote invloed van de
de explosie van communicatie past bij de afrikaanse cultuur
trans-Sahara handel en dus gaandeweg ook grote invloed van de Islam. In onze late middeleeuwen hadden zich ook in het noordelijke savannedeel van Nigeria allerlei rijken gevormd. Maar in grote delen van het gebied van de tropische bossen leefden de meeste mensen in hele kleine verbanden. SLAVENHANDEL
In het overgangsgebied ontwrichtten de slavenjachten vanuit de deels Islamitische noordelijke rijken het leven al aanzienlijk en daar kwam vanaf de zestiende eeuw ook de slavenjacht bij van Europese handelaren. De huidige bevolkingsverdeling in delen van West-Afrika laat nog steeds gevolgen ervan zien. Er zijn in Noord-Ghana, Noord-Togo, Noord-Benin en NoordKameroen rotsachtige heuvelgebieden met een extreem hoge bevolkingsdichtheid. Daar trokken vanuit het zuiden en het noorden mensen naartoe die op de vlucht waren geslagen voor de slavenhandelaren. Tussen die rotsen konden ze zich met pijl en boog (en gif) verdedigen tegen de ruiters die hen kwamen belagen. Die gebieden herbergen een grote diversiteit aan groepen en talen en er is nooit iets van interne staatsvorming ontstaan: het is ieder dorp voor zich. In de vlakke gebieden ten zuiden en ten noorden daarvan vormden zich wel georganiseerde rijken, zoals in de meer recente tijd de Ashanti, Oyo en Haussarijken (o.a. Sokoto) en de Bambara-staten. Wie actief wil zijn in West-Afrika doet er goed aan zich te verdiepen in die
diepe geschiedenis. Daar is ook nog heel veel in te ontdekken, nu Afrikaanse geleerden zelf hun geschiedenis aan het dekoloniseren zijn. Ongeduld
West-Afrika gaat een turbulente toekomst tegemoet, vol mogelijkheden en vol risico’s. Wat zeker is, is een verdere zeer snelle bevolkingsgroei. Er wordt voor Nigeria al gesproken van een half miljard inwoners. Enorme steden, zoals we die in Azië al kennen, horen daarbij. En een grotendeels zeer jonge bevolking, die de arbeidsmarkt op komt stormen en die veel beter op de hoogte is van wat er in de wereld gebeurt (en wat er ‘te koop’ is) dan hun ouders en grootouders ooit waren. Die wereld bestaat niet alleen meer uit Europa en de VS, maar is echt mondiaal met heel veel aandacht voor Azië en Brazilië. De communicatie-explosie lijkt bij de orale cultuur die Afrika altijd heeft gehad heel goed aan te sluiten. Al die jongeren, met heel veel dromen en verwachtingen, staan voor een uitbarsting van creativiteit en daadkracht. Maar ook voor ongeduld. Als de leidende elites (politiek, economisch en religieus) niet meegaan in die verwachtingen, zal de spanning om te snijden zijn. Voor Europa is het de uitdaging om de kansen verder te versterken en de risico’s te beheersen. Dan moet Europa wel goed op de hoogte blijven bij wat er in Afrika allemaal speelt!
Ton Dietz is directeur van het Afrika-Studiecentrum in Leiden, hoogleraar Ontwikkeling in Afrika aan de Universiteit Leiden en hoogleraar sociale geografie aan de Universiteit van Amsterdam. september 2012 . 17
Apapa, de haven van Lagos © Yann Arthus-Bertrand / Altitude
Shell Special / september 2012 . 19
ronde tafel
Zoeken naar een dialoog Op welke manier neemt Shell haar verantwoordelijkheid voor de Nigerdelta? En wat doet Shell met de uitkomsten van het UNEP-rapport? Elly Rijnierse van de stichting Cordaid en Inemo Samiama van Stakeholder Democracy Network (SDN) gaan in discussie met de Nigeriaanse Shell-directeur Mutiu Sunmonu.
Interview Harry Hummels Tekst Irene Schoemakers Fotografie Kelechi Amadi-Obi 20 . manage m e nt
scope
september 2012 . 21
ronde tafel
Inemo Samiama is directeur van Stakeholder Democracy Network (SDN) en is tevens vertegenwoordiger van NACGOND, de National Coalition on Gas Flaring and Oil Spills in de Nigerdelta.
nder politiebegeleiding, inclusief zwaailichten, worden we van het hotel naar het kantoor van Shell in Lagos gereden. Vanwege de vele kidnappings en overvallen van personeel in het verleden, neemt Shell geen risico’s meer. Shell-directeur Mutiu Sunmonu gaat vandaag in gesprek met twee partijen die kritisch zijn op het functioneren van Shell in de Nigerdelta. Dit zijn Elly Rijnierse, programmamanager bij de stichting Cordaid, een van de grootste ontwikkelingsorganisaties van Nederland en Inemo Samiama, country representative van Stakeholder Democracy Network (SDN), een organisatie die zich inzet voor een beter leven van de bewoners in de Nigerdelta. Samiama draagt een ‘tweede pet’, hij is tevens vertegenwoordiger van NACGOND, de National Coalition on Gas Flaring and Oil Spills in de Nigerdelta. Gespreksleider is Harry Hummels, hoogleraar ethiek, organisaties en samenleving aan de Universiteit van Maastricht. Het vorig jaar uitgebrachte UNEP-rapport van de Verenigde Naties over Ogoniland, een deel van de Nigerdelta, vormt het uitgangspunt voor de ontmoeting van vandaag. Dit rapport laat zien dat dit gebied en het drinkwater als gevolg van olie sterk vervuild zijn. Het rapport gaat overigens niet in op de oorzaken van de vervuiling. Shell is niet de enige oliemaatschappij die in de Nigerdelta opereert – ook Agip, Exxon, Total, Chevron en de Nigerian National Petroleum Corporation (NNPC) werken hier. Shell is wel de grootste en opereert in tegenstelling tot de andere oliemaatschappijen vooral op het land en minder op zee. Shell opereert in Nigeria onder de naam SPDC, Shell Petroleum Development Company Limited, en werkt in een joint venture waarin ook NNPC, Total en Agip deelnemen. 22 . manage m e nt
scope
°
‘Vijf jaar geleden zou de directeur van SPDC niet met u beiden aan tafel zijn gaan zitten’, lacht Sunmonu die sinds 2010 op deze positie zit. ‘Maar tijden zijn veranderd. We realiseren ons als geen ander dat SPDC de problemen in de regio niet alleen kan oplossen. Daarvoor moeten we de krachten bundelen. En ‘civil society organisaties’ als de uwe spelen daarin een belangrijke rol.’ Rijnierse: ‘Ik wil daarbij wel opmerken dat Cordaid tijdens deze discussie niet kan spreken namens de bevolking van de Nigerdelta. Evenmin spreken we namens de andere ngo’s die in de Nigerdelta actief zijn, zoals Amnesty International, Milieudefensie en de Nigeriaanse Diaspora. Cordaid realiseert zich dat de problemen in de Nigerdelta complex zijn en dat deze niet alleen kunnen worden opgelost door de lokale gemeenschappen, niet alleen door de Nigeriaanse instituten, en niet alleen door SPDC. Al deze partijen, inclusief de internationale gemeenschap, zullen met elkaar moeten samenwerken. Daarom zijn wij bereid in dialoog te gaan met Shell en andere stakeholders. Maar we respecteren tegelijkertijd de positie van diegenen in de Nigerdelta die vinden dat hun rechten zijn geschonden, en van de andere ngo’s die hier niet aan tafel zitten.’
°
Het UNEP-rapport ligt hier voor ons. Shell heeft het rapport verwelkomd en aangegeven met de aanbevelingen aan de slag te gaan. De vraag is nu: hoe laat Shell zien dat ze de genoemde problemen in het rapport serieus neemt? Wat gaat Shell nu concreet doen? Sunmonu: ‘Laat ik beginnen te zeggen dat we blij zijn met het UNEP-rapport. Het is goed om te weten hoe het gebied is geschaad en wat we er aan kunnen doen om het beter te maken. SPDC is overigens al meer dan zeventien jaar niet meer actief in Ogoniland. Onze activiteiten daar zijn tegenwoordig uitsluitend om de lokale bevol-
king te helpen. Direct na het verschijnen van het rapport zijn we dan ook op bezoek gegaan bij de gouverneur van Rivers State, om gezamenlijk uit te vinden welke noodmaatregelen we zouden kunnen treffen. Binnen een week reden er trucks naar het gebied om schoon drinkwater af te leveren. We hebben ons tegelijkertijd gerealiseerd dat dit geen duurzame oplossing is. Daar is meer voor nodig. We hebben dan ook 4,5 miljoen dollar beschikbaar gesteld om een goede watervoorziening op te zetten in die regio. Samen met de Rivers State Government kijken we nu hoe we dat het beste kunnen doen. Daarnaast ondersteunen we de overheid met het plaatsen van borden om aan te geven welke gebieden vervuild zijn en hebben we health in motion opgezet. Dat is een programma met onder meer medici die basiszorg verlenen op locatie in Ogoniland.’ Rijnierse: ‘In hoeverre heeft u het UNEPrapport nodig om actie te ondernemen? Shell beschikt ongetwijfeld al veel langer over de belangrijkste cijfers en bevindingen.’ Sunmonu: ‘Daar heeft u gelijk in. En toch hebben we het rapport nodig. SPDC was niet welkom in die regio. De lokale gemeenschappen lieten ons niet toe. Ook niet om op te ruimen. Maar het beeld van de lokale gemeenschappen ten opzichte van Shell is gelukkig langzaam maar zeker aan het veranderen. Inmiddels worden we daar wél toegelaten. Het rapport vormt daarin een breekijzer.’
°
Wanneer gaat SPDC de vervuiling opruimen? De kritiek luidt dat het te lang duurt en dat Shell wacht totdat de overheid stappen heeft gezet. Sunmonu: ‘Ik geloof echt dat het contraproductief is om te beginnen met schoonmaken terwijl illegale raffinaderijen en diefstal van ruwe olie in Ogoniland nog steeds doorgaan. We kunnen dan schoonmaken wat we willen, maar de vervuiling
‘Bewoners van de Nigerdelta gaan dood als gevolg van de vervuiling’
stopt niet, zoals het UNEP-rapport aangeeft. Dat is dweilen met de kraan open. De overheid moet de criminaliteit eerst een halt toeroepen. We willen dan ook stapsgewijs het gebied schoonmaken.’ Rijnierse: ‘Wanneer denkt u dat de overheid dit effectief kan oplossen? De lokale bevolking vindt dat ze met hun illegale raffinaderijen in hun recht staan, mede omdat de grote criminelen, degenen die de olie naar tankers op zee vervoeren voor de internationale markt, almaar vrijuit gaan. Zeker, de kleinschalige diefstal zorgt momenteel voor enorme vervuiling, maar zonder perspectief en met onbestrafte miljoenenfraude krijg je hen niet op andere gedachten. Het is dan ook aan de overheid om als eerste de grote criminelen aan te pakken. Maar de overheid lijkt vooralsnog niet in te grijpen.’ Samiama: ‘Waar wij ons als civil society zorgen om maken is dat Shell niet snel genoeg handelt. Een stapsgewijze aanpak wekt de indruk dat er geen echte noodzaak is. Bewoners van de Nigerdelta gaan echter dood als gevolg van de vervuiling. Daar moet nú een oplossing voor worden gevonden.’ september 2012 . 23
ronde tafel
‘Respecteer de positie van de mensen wier rechten zijn geschonden’
Elly Rijnierse studeerde politieke wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam en is sinds 2001 werkzaam als programmamanager bij Cordaid. Sinds 2007 houdt zij zich vooral bezig met de regio Nigerdelta. Hiervoor was Rijnierse werkzaam als projectmanager bij het European Centre for Conflict Prevention en op de afdeling Afrika bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. 24 . manage m e nt
scope
Sunmonu: ‘We hebben tot nu toe onvoldoende gekwalificeerde contractors gevonden om de gebieden grondig schoon te maken. Niet iedereen bleek in de praktijk even capabel. Om die reden hebben we het aantal toezichthouders op de sites onlangs vergroot om de kwaliteit van de schoonmaak te kunnen garanderen. Wij hebben de sites bezocht die in het UNEP-rapport werden genoemd en we proberen de kennis die we hebben opgedaan bij het schoonmaken in andere gebieden ook hier toe te passen. Zo kijken we nu tot vijf meter diep in de grond om te zien of deze ook op deze diepte nog vervuild is. Het schoon worden en herstellen van een gebied kost bovendien tijd. Dat gaat niet van de een op de andere dag.’ Samiama: ‘Maar ervaart Shell daadwerkelijk de sense of urgency?’ Sunmonu: ‘Zeker. Ik ben persoonlijk enorm gefrustreerd over de vervuiling in de delta. Ik werk hier al tientallen jaren. En ik zie dat criminelen, sommigen mogelijk uit de eigen gemeenschap, de omgeving vervuilen. Maar wij kunnen als SPDC dat probleem niet eigenhandig oplossen. Daar hebben we zoals gezegd ook de overheid voor nodig. Bijvoorbeeld voor het creëren
van werkgelegenheid in de regio en zodoende het bestrijden van armoede. Zo ben ik onlangs nog bij president Goodluck Jonathan geweest om te praten over wat we kunnen doen tegen de problemen in de Nigerdelta.’
°
Krijgt u dan ook support van hem? Sunmonu: ‘Absoluut. Hij zegt niet te willen rusten totdat de criminaliteit is aangepakt. Nigeria, een land waarin het militaire bewind pas in 1999 plaatsmaakte voor een democratisch bestuur, heeft vooral vrede en stabiliteit nodig. En deze president heeft verklaard zich hiervoor hard te willen maken.’ Samiama: ‘Wij realiseren ons heel goed dat illegale raffinaderijen in de Nigerdelta een groot probleem vormen voor het milieu en leefklimaat van de regio. Maar een groot deel van de vervuiling is ook het gevolg van operationele fouten van oliemaatschappijen. Er is nog olievervuiling veroorzaakt door ondeugdelijk materiaal dat dateert uit de jaren zestig en zeventig. En dit is tot op de dag van vandaag nog niet opgeruimd. In hoeverre moeten we accepteren dat het lekken van olie onderdeel is van de business?’ Sunmonu: ‘Het is zeker niet zo dat wij vinden dat oil spills een noodzakelijk kwaad zijn. Dat is niet de juiste instelling als het gaat om een probleem als dit. Ik werk er keihard aan om de spills tot een absoluut minimum te beperken. Om u een idee te geven: we hebben vorig jaar 150 miljoen vaten ruwe olie geproduceerd. De hoeveelheid aan operational oil spills op land bedroeg vijfduizend vaten. En begrijp me niet verkeerd: ik vind dat nog steeds te veel. Shell-medewerkers die betrokken zijn geweest bij de spills op het land spreek ik hier dan ook persoonlijk op aan. Zij moeten aan mijn bureau komen uitleggen wat er precies mis ging. Dit jaar heb ik bovendien aangekondigd dat fouten die de oorzaak zijn van het lekken van olie career limiting errors zijn. Werknemers worden daar hard op afgerekend. Daarnaast hebben we een draaiboek samengesteld waarin heel duidelijk staat wat we doen zodra er olie is gelekt, binnen hoeveel tijd de lekken moeten zijn gestopt, de olie moet zijn opgeruimd, enzovoorts. Elke maand informeer ik bovendien mijn operationele stafmedewerkers over onze visie op operational spills en ik vraag ze om commitment. Het mag onder geen beding als normaal worden gezien en we willen hier ook volledig transparant over zijn. Al onze spills staan dan ook op onze website vermeld. We zijn de enige oliemaatschappij in Nigeria die zulke gegevens publiceert.’
Rijnierse: ‘We waarderen het feit dat Shell de afgelopen jaren transparanter is geworden en goede initiatieven heeft ontplooid om de bevolking te helpen in de vorm van medische hulp, onderwijs, enzovoorts. Maar er moet bovenal een cultuur in het hele bedrijf worden gecreëerd van social responsibility. In de ruim vijftig jaar dat Shell in dit gebied aanwezig is, is er immers ook veel mis gegaan. Het wantrouwen van de bevolking zit diep. Dat dient hersteld te worden. Het is daarom van groot belang dat bijvoorbeeld de zogeheten joined investigation visits (jiv) waarbij verschillende vertegenwoordigers van belangengroepen een bezoek brengen aan een spillsite en oordelen over de oorzaak ervan, integer plaatsvinden. Alleen dan kan het vertrouwen groeien.’ Samiama: ‘Mee eens. Er zijn rapporten waarvan mensen de inhoud niet geloven. Dat is overigens niet te wijten aan Shell alleen, maar ook aan de federale overheid die de onderzoeken niet correct uitvoert. En dat laatste is erg belangrijk. Zo was ik onlangs zelf een van de deelnemers aan een jiv. We bezochten een oil spill in Bodo. Er was een corrosie-expert, er waren SPDC-medewerkers, vertegenwoordigers van civil societies, vertegenwoordigers van de overheid, enzovoorts. Zo’n vijftien mensen in totaal. De uitkomst van het rapport was dat het inconclusive was. De een dacht aan sabotage, omdat het gat loodrecht bovenop de ondergrondse pijp zat. Anderen dachten aan corrosie omdat er verschillende zwakke plekken in dat stuk van de pijp zichtbaar waren. Deze plekken werden pas zichtbaar nadat de coating van de pijp werd verwijderd. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat het sabotage betreft. Wat heeft u hierover gehoord?’ Sunmonu: ‘In het rapport dat ik kreeg stond dat al die punten die op corrosie leken opzettelijk waren gecreëerd met een beitel. Maar om alle twijfel weg te halen heb ik besloten het stuk pijp eruit te laten zagen en hier forensisch onderzoek door een onafhankelijk bureau op te laten uitvoeren. In dergelijke gevoelige zaken kiezen we altijd de voorzichtige kant. Je moet nauwkeurig omgaan met het vertrouwen van de gemeenschap.’
°
Kijkend naar de toekomst, heeft u beiden suggesties voor Shell als het gaat om het zoeken naar oplossingen voor de problemen in de Nigerdelta? Samiama: ‘Zeker. Het probleem van de illegale raffinaderijen bijvoorbeeld. Het vernietigen van de installaties door soldaten in gunboats gaat de kern van het probleem niet oplossen. Het loont nu een-
Mutiu Sunmonu is Nigeriaan en sinds 2008 werkzaam als managing director van Shell Petroleum Development Company of Nigeria (SPDC). In 2010 werd hij benoemd als de ‘country chair’ voor Shell Companies in Nigeria. Sunmonu kwam in 1978 bij Shell werken als computerprogrammeur en Business Analyst en heeft sindsdien diverse posities bekleed waaronder die van consultant bij Shell Aberdeen en adviseur op het hoofdkantoor van Shell in Den Haag. In 2003 keerde Sunmonu terug naar Nigeria waar hij werd benoemd als general manager Production voor SPDC Eastern operations.
‘Ik ben persoonlijk enorm gefrustreerd over de vervuiling in de delta’
maal voor criminelen om diesel te maken uit gestolen ruwe olie omdat de lokale bevolking behoefte heeft aan geraffineerde brandstof. Wellicht kan Shell er samen met de andere oliemaatschappijen voor zorgen dat de arme bevolking de beschikking krijgt over legaal geraffineerde brandstof zodat criminelen geen lokale afzetmarkt meer hebben. Verder is het zo dat gemeenschappen vaak boos en gefrustreerd zijn omdat hun omgeving beschadigd is door de olie- en gasindustrie met werkloosheid en armoede als gevolg. Shell zou wat ons betreft dan ook de oude infrastructuur en materialen moeten vervangen, internationale standaarden voor best practices moeten respecteren, teveel pr moeten vermijden en op een open en eerlijke manier samenwerken met stakeholders om de problemen op te lossen en bijvoorbeeld werkgelegenheid in de regio te creëren.’ Rijnierse: ‘Wij vinden het belangrijk dat Shell de problemen in de Nigerdelta niet alleen op lokaal maar ook op internationaal niveau probeert aan te pakken. De internationale handel in ruwe olie en alle criminaliteit die daarmee gepaard gaat is niet alleen een probleem dat verder gaat dan Shell alleen, het overstijgt ook de Nigerdelta. De september 2012 . 25
NGA in NLD
ronde tafel
°
En wat wil Shell van Cordaid en SDN om de problemen in de Nigerdelta aan te pakken? Sunmonu: ‘Wat ik zoek is constructieve feedback. Ik hoor graag wat we niet goed doen, hoe we het beter kunnen doen, en wat best practices zijn. Ik ben op zoek naar echte partnerships met maatschappelijke organisaties en andere geïnteresseerde partijen. Van deze partijen kunnen wij als technisch bedrijf leren als het gaat om sociale onderwerpen.’
Shell en de Nigerdelta
• In Nigeria wonen zo’n 150 miljoen mensen, van wie zo’n dertig miljoen in de Nigerdelta. • Ogoniland: 1.000 km2; Nigerdelta: 75.000 km2. • Shell is actief in de Nigerdelta sinds 1957. • Shell Petroleum Development Company (SPDC) is een joint venture tussen SPDC (30%), NNPC (55%), Total (10%) en Agip (5%). • 95 procent van de netto opbrengsten van de joint venture SPDC gaan naar de Nigeriaanse regering. • Er zijn twee vormen van diefstal van ruwe olie: kleine raffinaderijtjes die op locatie de olie uit de pijpleiding halen en ter plaatse raffineren en het zogeheten bunkering, waarbij de olie uit pijpleidingen wordt afgetapt, in boten naar zee wordt vervoerd en daar in tankers wordt overgepompt. De tankers varen naar verschillende bestemmingen op de wereld waar de olie wordt verhandeld. • Volgens een rapport van de United Nations Office on Drugs and Crime uit 2009, werden er (toen al) dagelijks 150.000 vaten aan ruwe olie gestolen uit pijpleidingen in de Nigerdelta. • UNEP-rapport: ‘De studie concludeert dat de restauratie van de omgeving van Ogoniland mogelijk is, maar zal 25 tot 30 jaar in beslag nemen.’ (Executive Summary).
cratie. De economie van Nigeria groeit en zal de komende jaren alleen nog maar verder groeien. Verder geloof ik er sterk in dat er een betere samenwerking zal zijn tussen de olie- en gasindustrie in de regio en de bevolking. Ik geloof er in dat deze partijen zullen samenkomen. Lokale organisaties zullen ook steeds succesvoller worden in de delta en Nigeria zal steeds aantrekkelijker worden voor investeerders. Het komt kortom wel goed met ons land.’
°
Komt er voor u ooit een punt waarop u zegt: Genoeg is genoeg. De kosten en risico’s wegen niet langer op tegen de opbrengsten, we stoppen ermee? Sunmonu: ‘Zover komt het niet. Al was het alleen al omdat we een sociale verantwoordelijkheid hebben. Niet alleen ten opzichte van de lokale bevolking, ook ten opzichte van onze zesduizend medewerkers van wie er ongeveer 5.500 Nigeriaan zijn. Het is bemoedigend om te zien dat de huidige president zichtbaar kwaad is op de criminele en corrupte activiteiten in de regio. En ik geloof dat hij er alles aan wil doen om deze te bestrijden.’
°
Hoe ziet Nigeria – en de Nigerdelta in het bijzonder – er over tien jaar uit? Sunmonu: ‘Ik ben daar positief over. We gaan de komende jaren de vruchten plukken van de demo26 . manage m e nt
scope
Harry Hummels is hoogleraar ethiek, organisaties en samenleving aan de Universiteit van Maastricht.
‘Er is hier weinig hiërarchie’ Stella Chuku (34) kwam in 2007 naar Nederland om haar master te doen. Niet lang daarna vond ze een baan bij ontwikkelingsbank FMO, waar ze analist is.
Hoe bent u in Nederland (nld) terechtgekomen? ‘Nadat ik in Nigeria (nga) mijn bachelor had gehaald, wilde ik graag mijn master in het buitenland doen. In eerste instantie richtte ik me op het Verenigd Koninkrijk, want dat leek me vanwege de taal wel handig. Toen kon ik een beurs krijgen om bij het prestigieuze International Institute of Social Studies (ISS) in Den Haag te gaan studeren, een master in economics of development. In het begin leek de taal een barrière, maar het ISS is heel internationaal georiënteerd. Er zijn studenten uit de hele wereld en alles gaat in het Engels. De studie was best zwaar, maar dat vond ik juist stimulerend.’ Wat voor soort werk doet u nu, en hoe vindt u het om in Nederland te werken? ‘FMO is een ontwikkelingsbank, wat wil zeggen dat we bedrijven en projecten financieren die op één of andere manier bijdragen aan de groei en ontwikkeling van opkomende landen. We zitten in Afrika, Azië en Latijns-Amerika en werken in sectoren waar we veel impact kunnen hebben, zoals in energie, landbouw of water. Mijn taak als development effectiveness analist is te kijken of een lening niet alleen financieel interessant is, maar of het project ook daadwerkelijk een positieve impact op de ontwikkeling van een land heeft, en op het milieu, de sociale verhoudingen en de infrastructuur. FMO is een heel internationaal georiënteerde organisatie, en mijn collega’s hebben allemaal een hele brede mindset. Iedereen staat erg open voor andere culturen, en dat is heel goed. Er is ook weinig hiërarchie: ik kan gewoon op de ceo afstappen en zeggen wat ik vind.’ Wat zijn de grootste uitdagingen voor Nigeria op dit moment? ‘Er zijn grote religieuze conflicten en pas als die opgelost zijn, kan het land verder. Verder moet er nog veel aan de infrastructuur gebeuren. Maar los daarvan heeft Nigeria één van de snelst groeiende economieën van Afrika. Veel Nigerianen werken op allerlei vlakken keihard aan een geweldige toekomst van dit land.’ september 2012 . 27
Tekst Hans Pieter van Stein Callenfels Fotografie Kick Smeets
gestolen olie komt wereldwijd in havens terecht. Het is dan ook belangrijk dat Shell met andere partijen de krachten bundelt om zodoende een lokale en internationale vuist te kunnen maken.’ Sunmonu: ‘We realiseren ons heel goed dat het probleem van diefstal van ruwe olie eenvoudigweg opgelost moet worden anders wordt de situatie onhoudbaar. We weten ook dat de bulk van de gestolen olie in het buitenland terecht komt. Ik geef u dan ook gelijk als u zegt dat we een collectieve wereldwijde strijd moeten voeren. Als we op die manier bijvoorbeeld de exportmarkt voor gestolen ruwe olie kunnen stoppen, houden we alleen nog het probleem over van de lokale raffinaderijtjes. Dát probleem is op te lossen.’ Rijnierse: ‘Daarnaast zien we graag dat Shell consistent is. Bijvoorbeeld als het gaat om debatten rondom internationale wetten die transparantie in de oliesector voorschrijven. We vinden het belangrijk dat Shell zich daarbij constructief opstelt, omdat deze wet- en regelgeving bijdraagt aan stabiliteit en veiligheid in die gebieden waar oliemaatschappijen actief zijn, en dat is uiteindelijk ook het belang van Shell. Ook al leidt dit op korte termijn tot minder winst.’
analyse
Onverwacht duurzaam Terwijl het aanzien van de internationale bankensector tot een dieptepunt is gedaald, neemt de bancaire sector van Afrika het voortouw in economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Tekst Jorim Schraven
D
e Nigeriaanse bank Access Bank won onlangs de Sustainable Bank of The Year Award, toegekend door de Financial Times/IFC. Een sterker bewijs dat de wind in de Afrikaanse bancaire sector tegenwoordig uit een andere hoek waait, is haast niet denkbaar. Na ruim veertig jaar actief te zijn geweest in Afrika, zien we bij de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO (Financieringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden) duidelijk dat de banken op het continent de bakens aan het verzetten zijn. Waar het aanzien en vertrouwen in de internationale bankensector tot een dieptepunt is gedaald, neemt deze sector in Afrika juist het voortouw in maatschappelijke en economische ontwikkeling. De sector geniet hierdoor respect van de samenleving en blijft een gewilde werkgever voor talent. Dit draagt bij aan de innovatieve kracht van de Afrikaanse bankensector. Mobiel bankieren is hiervan een goed voorbeeld. Volgens een onderzoek van onder meer de Wereldbank en de Bill & Melinda Gates Foundation zijn er wereldwijd twintig landen waar minimaal tien procent van de volwassenen zijn 28 . manage m e nt
scope
mobiele telefoon gebruikt om geld over te maken. Van deze landen zijn er vijftien Afrikaans. Kenia is de wereldwijde koploper met naar schatting vijftien procent van de geldstromen die via de mobiele telefoon lopen. Veertien miljoen mensen, een derde van de bevolking, was afgelopen jaar aangesloten op het mobiel bankieren systeem M-Pesa. Men heeft dus eigenlijk de fase van internetbankieren vrijwel volledig overgeslagen; een goed voorbeeld dus van de wet van de remmende voorsprong. Afbreukrisico
Ook op het gebied van maatschappelijk ondernemen in de vorm van duurzaamheid speelt de Afrikaanse financiële sector meer en meer een voortrekkersrol.
Afrika is koploper in bankieren via de mobiele telefoon
Nog niet zo lang geleden leek deze ontwikkeling ondenkbaar. Een organisatie als de World Business Council for Sustainable Development (WBCSD), waarin wordt gepleit voor fundamentele verandering in de manier waarop de wereld functioneert, heeft bedrijven als Coca Cola, Unilever, Toyota, Shell en PWC onder haar leden. Toch zijn van de in totaal 191 aangesloten bedrijven er slechts twee Afrikaans. Kijkend naar de uitdagingen waar Afrika voor staat is dit niet echt verrassend. Hoewel de armoede snel afneemt, is deze met circa vijftig procent van de bevolking nog steeds erg hoog. Het ontbreken van een goede infrastructuur zoals energievoorziening, internetverbindingen en logistiek speelt het continent parten. De werkloosheid is naar schatting zeker vier procent hoger dan in de rest van de wereld. Gezien de schaars aanwezige financiële middelen lijkt duurzaam ondernemen dan niet de belangrijkste prioriteit. In dit verband worden milieuen maatschappelijke normen door sommigen zelfs gezien als een beperkende factor voor wat betreft de economische groei en ontwikkeling. In de financiële sector in Afrika was aan-
vankelijk weinig aandacht voor duurzaamheid. Om toegang tot de financieringsbronnen van ontwikkelingsbanken te verkrijgen hebben veel Afrikaanse financiële instellingen zich gecommitteerd aan de normen van de International Finance Corporation (IFC). Toch was er weinig enthousiasme en overtuiging merkbaar bij het daadwerkelijk implementeren van het hierbij behorende milieu- en sociale risicomanagementsysteem. Voor de financiële sector kwam daar nog bij dat het afbreukrisico van het financieren van problematische projecten beperkt leek. Door het ontbreken van sociale en publicitaire druk vanuit het maatschappelijk middenveld en lokale ngo’s, zoals in westerse landen, was er slechts sprake van beperkte reputatieschade in het geval van projecten die mislukten. Bovendien vervulde de overheid zelden een dwingende rol voor wat betreft het opleggen van milieu- en sociale wet- en regelgeving. Dit betekende dat bedrijven die zich niet geheel aan deze bepalingen hielden daarmee weg leken te komen. Het voortouw nemen betekende daarnaast een einde aan het opereren op een level playing field. Demonstraties
Op basis van deze omstandigheden zou men verwachten dat duurzaam bankieren in Afrika geen grote vlucht zou nemen. De werkelijkheid is echter anders. Zo is er in Nigeria het jaarlijkse bankenoverleg, een bijeenkomst van bankdirecteuren, ministers, de centrale bank, betalingsexperts en partijen als FMO. In dat overleg worden stappen gezet voor verbetering van het gehele bancaire systeem. Duurzaam bankieren is één van die stappen. Zo heeft de Nigeriaanse banksector zich publiekelijk gecommitteerd aan het ontwikkelen en implementeren van een code voor milieu- en sociaal risicomanagement. In een paginagrote advertentie in de Financial Times in november vorig jaar stellen de bestuurders van alle Nigeriaanse banken dat ‘de ontwikkeling van Nigeria niet alleen maar economisch levensvatbaar, maar ook maatschappelijk relevant en ecologisch verantwoord’
Afrikaanse banken managen risico’s actief dient te zijn. Daaraan gekoppeld hebben zij zich gecommitteerd aan het ontwikkelen en uitvoeren van sectorspecifieke richtlijnen die de directe impact van banken, alsmede de indirecte impact als gevolg van de kredietverlening, moeten mitigeren. Een van de overwegingen voor dit Nigeriaanse initiatief waren lessen die werden getrokken van de ervaringen in China. Hoewel China over behoorlijke milieu- en sociale regelgeving beschikt, wordt de bewaking daarvan door de overheid als zwak beschouwd. Economische groei staat voorop, hetgeen averechtse effecten sorteert op de bescherming van het milieu. Dit resulteert in sommige gevallen in een vergaande vervuiling. Recente, massale protestbijeenkomsten (bijvoorbeeld de demonstratie van twaalfduizend mensen tegen een chemische fabriek in Dalian) lijken nu echter steeds meer hun vruchten af te werpen. Het feit dat een groot deel van de demonstranten bestond uit burgers uit de snelgroeiende middenklasse, vergroot daarbij de politieke impact. De Nigeriaanse bankensector zoekt naar een pad waarbij economische groei niet ten koste van goede leefomstandigheden hoeft te gaan. Eigenrichting
Naast lessen uit China, waren ook krediettechnische overwegingen van belang. Als Afrikaanse regeringen het moeilijk vinden om milieu- en sociale regels op te leggen, neemt de bevolking het heft soms in eigen handen. De Nigerdelta is slechts een voorbeeld van een regio waar milieuverontreiniging heeft geleid tot geweld tegen werknemers en sabotage van installaties van bedrijven. Bij banken is er op het vlak van risicobeheer steeds meer bewustzijn van de mogelijke gevol-
gen van milieu- en sociale risico’s op de cashflow van bedrijven, die kunnen leiden tot problemen met het terugbetalen van leningen en mogelijke waardeverminderingen van activa. Voor een bank maakt het uiteindelijk niet uit of hun onderpand wordt geprivatiseerd door de staat of dat een lokale bevolking voor eigenrichting kiest. De gevolgen voor de kredieten die zij verstrekt, zijn in beide scenario’s negatief en kunnen uitmonden in een afschrijving van de financiering. Tegen deze achtergrond ziet FMO in Nigeria, maar ook in de rest van Afrika, een groeiende interesse in het actief managen en beheersen van sociale- en milieurisico’s van financieringen. FMO ondersteunt dit proces door onder andere een rentekorting te geven aan bedrijven die bij de uitvoering van projecten, aantoonbaar best practices op het gebied van milieu- en sociale effecten implementeren. Bepaalde Afrikaanse banken gaan nog verder in de invulling van hun maatschappelijke rol en onderscheiden zich verder door de zorg die men besteedt aan financiële educatie. De Zanaco bank in Zambia geeft bijvoorbeeld standaard financieel onderwijs aan klanten om onder andere overkreditering tegen te gaan. In Zimbabwe gebruikt de lokale NMB bank advertentieruimte om de lokale bevolking bewust te maken van duurzame leefmethoden. Afrikaanse banken staan met beide benen in de samenleving en vervullen een constructieve brede maatschappelijke rol in de economische en sociale ontwikkeling van het continent. De sector maakt zich bovendien op om ook internationaal een voortrekkersrol te spelen op gebieden als mobiel bankieren en duurzaam financieren.
Jorim Schraven is manager Financial Institutions Africa bij FMO. september 2012 . 29
Markt in Surulere, een wijk in Lagos © Yann Arthus-Bertrand / Altitude
30 . manage m e nt
scope
Shell Special / september 2012 . 31
essay
Nigeria,
dáár gebeurt het Nigeria kampt met grote sociale en politieke problemen, maar economisch gaat het goed. De tijd voor de Afrikaanse industriële revolutie is aangebroken. Tekst Gerbert van der Aa Illustratie Aad Goudappel
N
igeria zet economisch de toon in Afrika. Het volkrijkste land op het continent, met meer dan 150 miljoen inwoners, was een slapende reus. De laatste paar jaar is er echter veel veranderd. De economie, jarenlang vrijwel volledig afhankelijk van de olie-export, is gediversifieerd. De non-oliesector groeit met zo’n tien procent per jaar, wat aanzienlijk sneller is dan de oliegerelateerde economie. Buitenlandse investeerders stromen toe. Beleggingsfondsen, zoals Intereffekt en Mango Capital uit Nederland, hebben belangen in beursgenoteerde Nigeriaanse bedrijven. In de stad Nnewi, in het zuidoosten van Nigeria, komt langzaam een industriële revolutie op gang. Tientallen lokale bedrijven maken er onder meer auto-onderdelen, plastic tuinmeubilair en elektriciteitskabels. Industriële activiteiten zijn zeldzaam in Afrika. Het continent bulkt van de grondstoffen, maar bedrijven die er ter plekke wat van maken zijn dun gezaaid. En dat terwijl juist in de fabricage van gebruiksartikelen het meeste geld te verdienen is. Nigeriaanse industriëlen zijn zo succesvol dat ze hun producten massaal
32 . manage m e nt
scope
naar andere Afrikaanse landen exporteren. In de buurlanden Niger, Benin en Kameroen zijn overal auto-onderdelen uit Nigeria te koop. Klanten hebben de keuze tussen het originele product uit Europa of Japan, of een tien keer goedkopere versie uit Nigeria. Het onderdeel uit Nigeria gaat meestal eerder stuk, maar dat is voor de kopers geen probleem. Dan vervangen ze het gewoon nog een keer. Door de lage arbeidskosten in Afrika is de consument uiteindelijk toch goedkoper uit. Nigeriaanse soaps zijn wereldwijd een hit. Nollywood, zoals de bijnaam van de nationale filmindustrie luidt, brengt jaarlijks meer dan tweeduizend nieuwe producties uit. Na Amerika en India is er geen enkel land dat jaarlijks zoveel geld verdient met films als Nigeria. De films en soaps zijn mateloos populair, zowel binnen als buiten Nigeria. In een land als Kenia kijken mensen zelden nog naar Amerikaanse films, zoals tien jaar geleden, maar naar films van Nigeriaanse makelij. Ook in Nederland zijn de soaps te koop. Een ander voorbeeld is de Nigeriaanse mode-industrie, die een stormachtige ontwikkeling doormaakt. Ontwerpers
als Deola Sagoe en Lisa Folawiyo trekken vanuit Nigeria de wijde wereld in en hebben klanten in onder meer GrootBrittannië en de Verenigde Staten. De Arise Magazine Fashion Week, jaarlijks georganiseerd door het Nigeriaanse mediabedrijf Thisday in een duur hotel in de havenstad Lagos, is een internationale publiekstrekker. Steeds meer westerse couturiers tonen belangstelling voor mode uit Nigeria. Volop mogelijkheden
Aliko Dangote, eigenaar van een breed scala aan industriële bedrijven, is een van de succesvolste Nigeriaanse ondernemers. Het Amerikaanse zakenblad Forbes riep hem onlangs uit tot de rijkste man van Afrika. Zijn geschatte vermogen is 13,8 miljard dollar. De Dangote Group, die in veertien Afrikaanse landen opereert, maakt onder meer levensmiddelen en cement. In supermarkten overal in de regio liggen pasta en vruchtensappen van Dangote. Opmerkelijk veel hoog opgeleide Nigerianen zijn de afgelopen jaren teruggekeerd uit het buitenland. Onder meer in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk is een grote diaspora. Na jaseptember 2012 . 33
NGA in NLD
essay
renlange neergang zien ze dat Nigeria grote stappen voorwaarts maakt. Velen zien het als een plicht hun vaderland te helpen ontwikkelen, de economische kansen zijn groot. De Amerikaanse zakenbank Goldman Sachs voorspelde een paar jaar geleden dat Nigeria in 2025 tot de twintig grootste economieën ter wereld zal behoren. Na Azië en Zuid-Amerika is nu de tijd rijp voor de Afrikaanse economische tijgers. Buitenlandse investeerders zien volop mogelijkheden in Nigeria. De meer dan 150 miljoen inwoners vertegenwoordigen een enorme afzetmarkt. Heineken bouwde een ultramoderne brouwerij bij de stad Enugu. Met ruim acht miljoen hectoliter per jaar verkoopt de Nederlandse firma in Nigeria meer bier dan in Nederland. FrieslandCampina heeft in Lagos een fabriek waar geconcentreerde melk in blik wordt gemaakt. Producten van Peak en Three Crowns, de twee merknamen waaronder FrieslandCampina in Nigeria actief is, zijn tot in de kleinste dorpjes te koop. Het Duitse Porsche opende in maart zijn eerste vestiging in Nigeria. Andere dure automerken, zoals Aston Martin en Lamborghini, deden dat al eerder. Het goedkoopste model gaat ongeveer 120.000 dollar kosten, het duurste bijna het dubbele. Porsche hoopt in Nigeria in eerste instantie jaarlijks zo’n driehonderd auto’s te kunnen verkopen. Maar als de economie even hard blijft groeien als nu, zal dat aantal naar verwachting snel toenemen. 34 . manage m e nt
scope
Investeringen van buitenlandse bedrijven moedigen Afrikaanse ondernemers aan ook te gaan ondernemen. Het ZuidAfrikaanse MTN is in Nigeria al jaren marktleider in de mobiele telefonie. Airtel uit India en Zain uit Koeweit zijn twee andere grote spelers. Maar Nigeriaanse ondernemers laten zich niet onbetuigd. Globacom, opgericht door de Nigeriaanse zakenman Mike Adenuga, is met vijftien miljoen aansluitingen inmiddels de tweede aanbieder van mobiele telefonie in Nigeria. Adenuga bezit ook een eigen oliemaatschappij, Conoil, die de concurrentie aangaat met onder meer Shell. Frauderende banken
Nigeriaanse banken hadden jarenlang een slechte naam. Wie er zijn geld in bewaring gaf, wist nooit of het er een paar maanden later nog zou zijn. Onder leiding van Lamido Sanusi, de directeur van de Nigeriaanse Centrale Bank, is de financiële sector grondig doorgelicht. Frauderende banken werden gesloten, controles zijn verscherpt. De overgebleven instellingen hebben grote ambities. De Guaranty Trust Bank was in 2007 de eerste Nigeriaanse onderneming met een notering aan de beurs van Londen. De economische ontwikkelingen in Nigeria krijgen navolging in steeds meer andere Afrikaanse landen. Met uitzondering van Zuid-Afrika heeft een echte industriële revolutie nog nergens plaats gevonden, maar in veel landen is al wel een veelbelovend begin gemaakt. Europese ondernemers, die in de problemen kwamen door de internationale financiële crisis, zoeken hun heil in Afrika. Onder meer vanuit Portugal is een uittocht op gang gekomen richting de oude kolonie Angola. Ethiopië en Burundi zijn andere landen met indrukwekkende groeicijfers. Zuid-Afrika is met een BNP van 422 miljard dollar de grootse economie op het continent. Nigeria komt met een BNP van 268 miljard dollar in 2011 op de tweede plaats. De concurrentie tussen de twee regionale grootmachten neemt toe. In veel Afrikaanse landen zijn de gezamenlijke investeringen door
Nigeria en Zuid-Afrika al hoger dan de Chinese investeringen. Analisten van Morgan Stanley voorspellen dat de economie van Nigeria binnen vijftien jaar groter zal zijn dan die van Zuid-Afrika. Armoedegrens
Een aantal kanttekeningen bij de juichstemming is op zijn plaats. Ondanks de economische groei zijn armoede en inkomensverschillen nog steeds groot in Nigeria. Afhankelijk van de gebruikte bron leeft 45 tot zeventig procent van de bevolking onder de armoedegrens. Onderwijs en gezondheidszorg zijn slecht. De gemiddelde levensverwachting is 47 jaar, 32 procent van de volwassenen is analfabeet. Bij geweld tussen moslims en christenen vallen bijna wekelijks doden. De wijdverbreide corruptie treft vooral de allerarmsten. De uitdaging voor Nigeria is om alle lagen van de bevolking te laten profiteren van de economische groei. Deskundigen overal ter wereld zijn het erover eens dat economische groei het beste middel is om armoede te bestrijden. In sommige landen druppelt de welvaart wat langzamer door tot de lagere inkomensgroepen dan elders, maar op termijn profiteert vrijwel iedereen. Nigerianen zelf hebben het volste vertrouwen in de toekomst. Bij een internationale enquête van het Amerikaanse onderzoeksbureau Gallup kwamen de Nigerianen eind vorig jaar als meest optimistische mensen ter wereld uit de bus.
Gerbert van der Aa is historicus en journalist, gespecialiseerd in Noord- en West-Afrika. Bij Nieuw Amsterdam Uitgevers verschenen onder meer zijn boeken Khaddafi’s woestijn (2010) en Nigeriaanse toestanden (2005).
Fascinatie voor zeevaarders Akinyinka Akinyoade (43) kwam in 2002 vanuit Nigeria naar Nederland voor zijn promotieonderzoek. Sinds 2007 werkt hij bij het Afrika-Studiecentrum in Leiden, waar hij onderzoek doet naar bevolkings- en ontwikkelingsbeleid.
Hoe bent u in Nederland terechtgekomen? ‘Ik heb jarenlang in Nigeria en Ghana gewerkt als docent en onderzoeker op gebieden als bevolkingsgroei, ontwikkeling en gezondheidszorg. In 2002 kreeg ik de kans om met een beurs van de Ford Foundation promotieonderzoek te doen. Ik ben van huis uit geograaf en was altijd al gefascineerd door Nederland, vanwege de cartografische traditie. Nederlanders waren in de zeventiende en achttiende eeuw als zeevarend volk één van de eerste en beste kaartenmakers. Toen ik die beurs kreeg, heb ik niet lang getwijfeld over de bestemming.’ Wat voor werk doet u en hoe is het om in Nederland te werken? ‘Bij het Afrika-Studiecentrum in Leiden heb ik onder meer een vergelijking gemaakt tussen Indonesië en Nigeria in de laatste dertig jaar van de vorige eeuw. Er zijn vele overeenkomsten – beide rijk aan grondstoffen, beide geleid door een militaire dictatuur. Maar in Indonesië was de dictatuur stabiel, waardoor het land zich meer kon ontwikkelen dan Nigeria. De komende tijd ga ik me bezighouden met een systeem dat olielekkage en olierampen in Nigeria moet voorkomen. We werken daarvoor samen met bedrijven, overheden en hulporganisaties. In Nederland is de academische wereld heel goed georganiseerd. In Nigeria is de motivatie er wel, maar ontbreekt het vaak aan financiering.’ Hoe ziet u de toekomst van Nigeria? ‘Er is veel economische groei de laatste jaren, en dat is goed. Het probleem is dat zestig procent van het land nog heel arm is, en vooralsnog niet weet te profiteren van de economische groei. Het is een uitdaging voor de komende jaren om dat wel voor elkaar te krijgen.’ september 2012 . 35
Tekst Hans Pieter van Stein Callenfels Fotografie Kick Smeets
Europese ondernemers die last hebben van de financiële crisis zoeken hun heil in Afrika
Inter view
‘Wij geloven in Afrika’
Miljoenen Nigerianen groeien op met Peak, het Blue Band van de lokale zuivelmarkt die wordt gedomineerd door FrieslandCampina. Ceo Cees ‘t Hart deelt zijn groeiambities en de manier waarop de coöperatie omgaat met corruptie en veiligheid. Interview Dorine Bosman Tekst Marike van Zanten Fotografie Marco Bakker
eo Cees ’t Hart heeft a room with a view. Zijn werkkamer in het Amersfoortse centrale kantoor van FrieslandCampina wordt gedomineerd door een indrukwekkende glazen wand met groots uitzicht. Overigens niet op de groene weiden waar het stamboekvee van de vijftienduizend bij de coöperatie aangesloten boeren graast. De Hollandse koeien hebben net weer hun winterse stal verruild voor het malse gras buiten, vertelt ’t Hart trots. Via televisiespotjes heeft FrieslandCampina heel Nederland uitgenodigd om te komen kijken naar de ‘koeiendans’: de capriolen van de Bertha’s 1 en Grietjes 3 als ze weer voor het eerst de wei in rennen. De producten die van hun melk gemaakt worden, staan uitgestald op de vensterbank. De 36 . manage m e nt
scope
vertrouwde en oer-Hollandse pakken melk en yoghurt staan gebroederlijk naast de glimmende en feller gekleurde blikjes en sachets met melkpoeder en geëvaporeerde melk van het merk Peak, dat FrieslandCampina al sinds 1954 in Nigeria op de markt brengt. Peak is het belangrijkste merk van het land, miljoenen Nigerianen zijn ermee opgegroeid en geven het nu aan hun eigen kinderen. ‘Elk Nigeriaans kind kent Peak, het is het Blue Band van Nigeria’, lacht ’t Hart, die zelf jaren bij Unilever werkte. FrieslandCampina is in Nigeria dan ook het bekendste Nederlandse bedrijf, na Heineken. Met een omzet van iets meer dan vijfhonderd miljoen euro en een marktaandeel van 45 procent is het ook het grootste buitenlandse bedrijf, ná Nigerian Breweries maar vóór voedingsreuzen als Unilever en Procter
& Gamble. FrieslandCampina Wamco Nigeria – de naam van de joint venture met een aantal Nigeriaanse partijen – heeft een eigen productievestiging in Lagos, waar het uit Nederland geëxporteerde melkpoeder wordt verwerkt. De blikken gecondenseerde melk worden rechtstreeks uit Nederland geïmporteerd. De distributie vindt plaats via een fijnmazig netwerk van vrouwen – de stabiele factor in de Nigeriaanse economie – jongeren op markten en de chiefs van de lokale communities. Ook met de verpakking wordt ingespeeld op de lokale situatie. Twee derde van de 150 miljoen Nigerianen leeft onder de armoedegrens, slechts een derde van de bevolking kan zich het kopen van melk veroorloven. Om de onderkant van de markt beter te kunnen bedienen, heeft FrieslandCampina twee jaar geleden september 2012 . 37
Interview
Cees ’t Hart (54)
Opleiding Sociale wetenschappen, Universiteit Leiden Loopbaan 2008- heden Ceo Royal FrieslandCampina 2006-2007 Senior vice president marketing operations Unilever Sinds 1984 Diverse managementfuncties bij Unilever, in binnenen buitenland Nevenfuncties Voorzitter Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) Bestuurslid Productschap Zuivel Bestuurslid VNO-NCW Voorzitter topteam Agro & Food Interesses Tennis, skiën, zeilen, golf Thuis Gehuwd, twee dochters
Ziet u naast kansen ook bedreigingen? ‘Een van de zorgen is de politieke onrust in Nigeria. Het land is een smeltkroes van geloofsrichtingen. Dat leidt tot onderhuidse spanningen die regelmatig aan de oppervlakte komen. Begin dit jaar braken er bijvoorbeeld onlusten uit nadat de regering de brandstofsubsidie voor de bevolking afschafte. Met dat soort onrust zullen we ook in de toekomst constant geconfronteerd worden. Aan de andere kant hebben we inmiddels al zestig jaar ervaring opgebouwd in dit land. We weten dus inmiddels dat de situatie zich ook weer ten goede kan keren. Het blijft een licht ontvlambaar land, maar we hebben er altijd goed zaken kunnen doen. In heel Afrika is de politieke stabiliteit de afgelopen jaren overigens toegenomen. Er wordt nog altijd oorlog gevoerd in sommige delen, maar de situatie is wel verbeterd. Dan zie je meteen ook de economische groei toenemen.’
°
Hoe gaan jullie om met de veiligheidssituatie ter plaatse? Werknemers van Shell en andere buitenlandse bedrijven in Nigeria worden regelmatig overvallen. Heeft FrieslandCampina daar ook last van? ‘Nee. FrieslandCampina Wamco Nigeria wordt als een lokaal bedrijf gezien, omdat het een joint venture is. Naast de circa vijftienhonderd Nigerianen werken er maar zes of zeven expats. De board bestaat ook bijna helemaal uit Nigerianen. Het is verder een geliefd bedrijf om voor te werken. Op sommige vacatures krijgen we maar liefst vijftienduizend sollicitaties, we zijn het grootste opleidingsbedrijf in de regio. In al die jaren heeft er slechts één
°
sachets met geëvaporeerde melk geïntroduceerd: goedkope kleinverpakkingen die ook per stuk gekocht kunnen worden en betaalbaarder zijn voor de arme bevolking. Met ongeveer vijftienhonderd lokale werknemers is FrieslandCampina ook een van de bekendere werkgevers van het land. Daarnaast zijn er vele mensen indirect aan het bedrijf verbonden. De lokale scope van merk en bedrijf drong pas echt tot ’t Hart door toen hij in Nigeria was om de joint venture Friesland Foods Wamco Nigeria te herdopen tot FrieslandCampina Wamco Nigeria. ‘Ik kreeg na aankomst op de luchthaven de ‘Obama-benadering’. Onze auto werd geëscorteerd door een auto voor en achter ons en een reserveauto voor het geval onze auto met pech zou komen te staan. En toen ik de andere dag weer terugvloog en in het vliegtuig een Nigeriaanse krant kreeg, stond het nieuws over het herdopen van de fabriek prominent op de voorpagina. 38 . manage m e nt
scope
Dan besef je pas hoe groot het merk daar is.’ Welke rol spelen Afrika en Nigeria in het bijzonder in de strategie van FrieslandCampina? ‘Onze strategie heeft als naam route2020 gekregen. Doorgroeien in Afrika – met name in de sub-Sahara, de landen ten zuiden van de woestijn – vormt daar een belangrijk onderdeel van. We groeien er behoorlijk en we zien nog veel meer potentie. Allereerst in Nigeria zelf. De bevolking groeit er hard. Er worden in Nigeria jaarlijks meer baby’s geboren dan in heel Europa. Bovendien is de middenklasse zich aan het ontwikkelen, waardoor er meer werkende moeders komen die eerder overgaan op flesvoeding voor hun kind. Dat schept kansen voor onze babyvoeding. Ook gaan de bestedingen omhoog. Verder zien we een urbanisatietrend. Die trek naar de stad leidt ook weer tot meer consumentenaankopen.
°
Nigeria is door de strategische geografische ligging ook een belangrijke hub om, vanuit Nederland, de rest van de sub-Sahara te veroveren. Dan heb je het niet alleen over fysieke infrastructuur zoals havens, maar ook over het lokaal aanwezige talent. Veel Nigerianen zijn hoogopgeleid. Het feit dat een Nigeriaanse kandidaat was voor het presidentschap van de Wereldbank zegt genoeg. Nigerianen zijn ongelooflijk ambitieus. Ze hebben een enorm positieve instelling: morgen moet beter zijn dan vandaag. Ze zijn ook heel vrolijk, ondanks de erbarmelijke omstandigheden waarin het volk verkeert. Van die spirit of life word je zelf ook vrolijk. Op een bedrijfsbijeenkomst daar begon na een half uur iedereen te swingen. Als Nederlanders sta je er dan maar houterig bij. Gek genoeg zien veel andere grote bedrijven de potentie van Nigeria en andere Afrikaanse landen niet of veel minder. Wij hebben juist een groot geloof in Afrika.’
‘HET MILIEUEFFECT VAN AFRIKAANSE GROEI GAAT ONS ALLEN AAN’
keer een incident plaatsgevonden en dat kwam doordat de bewuste medewerker zich niet hield aan de veiligheidsmaatregelen. Want die moet je als expat natuurlijk wel in acht nemen. Je kunt op vrijdagavond nu eenmaal niet spontaan even gezellig de stad inlopen of een weekendje weggaan. Dat moet je echt organiseren. We hebben in Nigeria dan ook buitenhuizen met privéstrand voor onze mensen daar. Als ik zelf in Nigeria ben, zo’n drie keer per jaar, voel ik me redelijk veilig, terwijl ik me toch diep in de lokale leefgemeenschappen begeef. Ik doe wel mijn stropdas en horloge af als ik een markt bezoek. Daar lopen trouwens ook allerlei informele veiligheidsmensen rond om rivaliserende verkopers tegen elkaar te beschermen. Voor mijn komst wordt zo’n beveiliger dan wel even getipt: hem mag niets overkomen.’ En hoe gaan jullie om met corruptie? Geven jullie medewerkers instructies op dat gebied mee? ‘Corruptie wordt binnen ons bedrijf niet getolereerd. We hebben interne regels voor het omgaan met corruptie en onze Nigeriaanse managing director moet elk jaar een verklaring ondertekenen dat zijn mensen zich daaraan houden. Daarnaast besteden we er tijdens opleidingen aandacht aan. We doen er dus alles aan om mensen zo goed mogelijk op te voeden op dat gebied, maar het blijft frappez toujours: je moet er bovenop blijven zitten. Als het toch een keer misgaat, volgt er op staande voet ontslag, net als wanneer een medewerker met een blikje melk de fabriek uitloopt. Ontslag bij Wamco betekent heel wat in Nigeria, maar je moet consequent zijn en een voorbeeld stellen. Zelf heb ik voor Unilever in Polen gezeten. Daar kregen we na de introductie van nieuwe belastingregels regelmatig invallen van de lokale FIOD. De mensen die die invallen deden, kon je in feite wegsturen met een zak Magnums. Maar dit werd niet getolereerd bij Unilever: liever een hoge belastingaanslag dan het omkopen van een Poolse ambtenaar. Als toenmalig topman Antony Burgmans in Polen
°
‘We houden ons bewust buiten de politieke strijd’ langskwam, klaagde hij ook nooit over de hoogte van de belastingen.’ Geven jullie ook iets terug aan Nigeria, in de vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemen? ‘Ons belangrijkste project is het Dairy Development Program. De natuurlijke omstandigheden in Nigeria zijn niet ideaal voor koeien. Er zijn maar weinig boeren en die realiseren een laag volume. Daarom zetten wij via de internationale organisatie International Fertilizer Development Center (IFDC) Nederlandse boeren in om hun Nigeriaanse collega’s te ondersteunen op het gebied van professionalisering, kwaliteit en volume: koeien die meer melk geven. De Nigeriaanse overheid vindt die bijdrage aan ontwikkeling van de agrarische sector belangrijk, omdat ze graag minder afhankelijk wil worden van import. En voor ons snijdt het mes aan twee kanten: je helpt de Nigeriaanse boer, maar je stelt ook je eigen business veilig. We hebben namelijk ook dagverse melk nodig. Daarnaast hebben we een groot aantal projecten op het gebied van educatie, gezondheidszorg en dergelijke.’
°
Hoe gaat FrieslandCampina om met verzoeken om steun vanuit de samenleving? Shell werkt bijvoorbeeld met community advisors, die een relatie opbouwen met de Nigeriaanse gemeenschappen. We beslissen niet meer zelf waaraan die financiële steun besteed wordt, dat laten we over aan de communities mits ze goed georganiseerd zijn. ‘Wij krijgen ook veel verzoeken om steun uit de samenleving. Omdat je de communities niet constant geld kunt geven, moet je keuzes maken. Het be-
°
september 2012 . 39
NGA in NLD
Interview
Het energieverbruik in heel Afrika is hetzelfde als in de stad New York. Maar hoe lang zal dat zo blijven? ‘De economische groei in Afrika zal de komende decennia exploderen en daarmee ook het energie- en waterverbruik. De verantwoordelijkheid voor het milieueffect van die groei zullen we samen moeten nemen. FrieslandCampina wordt soms aangevallen op het feit dat het producten en grondstoffen naar Nigeria exporteert en melk naar het land toebrengt, in plaats van ter plaatse te produceren. Maar je zit met dat lage volume door de matige natuurlijke omstandigheden. Wat bijvoorbeeld Maleisië in een jaar aan melk produceert, doen wij in Nederland in één dag. Het klimaat en de omstandigheden zijn hier immers gunstiger. Daarnaast is onze ecologische voetafdruk kleiner wanneer we grondstoffen en eindproducten naar Nigeria transporteren, dan wanneer veel drinkwater moet worden gebruikt voor het melkvee ter plaatse.’
°
Zetten jullie je positie als een van de belangrijkste buitenlandse investeerders en werkgevers in om politieke druk uit te oefenen op het gebied van mensenrechten? ‘Nee, de boardmembers houden zich bewust buiten de politieke strijd. Politieke bemoeienis brengt een
°
40 . manage m e nt
scope
‘In Nigeria doen zich grote kansen voor, maar niet iedereen ziet die potentie’ continuïteitsrisico met zich mee, terwijl het voor ons juist van strategisch belang is om in Nigeria actief te blijven. We onderhouden daarom relaties dwars door alle stamverbanden, religies en politieke overtuigingen heen. Je bedrijf moet dus ook een afspiegeling van de samenleving zijn. Daar houden we dan ook rekening mee.’ Onder welke omstandigheden zou FrieslandCampina overwegen zich terug te trekken uit Nigeria? ‘Na een lange denkpauze: ‘Als de corruptie ons daadwerkelijk zou raken, of als de veiligheid van onze mensen in het geding zou komen door een burgeroorlog. Maar we hebben hier een lange historie, net als Unilever en Heineken. Die geef je niet zomaar op. Bovendien is Peak heel belangrijk voor de communities, zowel qua betaalbare voeding als qua werkgelegenheid, direct én indirect. We willen helemaal niet weg uit Nigeria, we willen juist groeien en uitbreiden naar de rest van de sub-Sahara. Je kunt je wel alleen blijven richten op die zeventien miljoen inwoners hier in Nederland, maar de grootste kansen doen zich elders in de wereld voor. Afrika is het snelst groeiende continent, met de hoogste arbeidspopulatie, een groeiende middenklasse, 71 steden met meer dan een miljoen inwoners en een toenemende digitalisering: zeventig procent van de Afrikanen heeft een mobiel. Iedereen denkt bij Afrika alleen maar aan honger, armoede en oorlog, maar een aantal landen maakt momenteel een belangrijke transitie door. Het is niet de vraag óf, maar wannéér de doorbraak komt.’
°
In hoeverre wordt die strategie ondersteund door de coöperatieve achterban? ‘Ik heb net weer de jaarlijkse ronde achter de rug langs de aangesloten boeren: in drie weken tijd gaan we als directie tien avonden het land in en zien we een paar honderd boeren per avond. Boeren zijn nuchter en kritisch, maar ze zien de lokale boeren in Nigeria niet als concurrent en dat vind ik knap. Ze vinden gewin op korte termijn minder belangrijk dan continuïteit. Ze leven ook enorm mee. Vorig jaar hadden we een flinke waterschade in de fabriek in Nigeria. Dan laten ze blijken het belangrijk te vinden dat we daar netjes mee omgaan en ons goed gedragen. Begin dit jaar hadden we een jongerendag: achthonderd jonge boeren in de zaal. Daar vertelde een Nigeriaanse die met een Nederlandse boer getrouwd is een prachtig verhaal over haar land. Dat spreekt jonge boeren aan. Ze zien dit als hún bedrijf met alle activiteiten die daarbij horen: in Nederland, maar in toenemende mate ook in de rest van de wereld.’
‘Het gaat vooral over het milieu’
°
Dorine Bosman is manager sustainable development & social performance Shell.
Alice Ajeh (50) werkt sinds 1998 voor Shell. In 2008 kwam ze met haar gezin naar Nederland, waar ze namens Shell International Relations Manager voor Nigeria is.
Wat doet een International Relations Manager precies? ‘Ik ben de contactpersoon namens Shell voor allerlei partijen van diverse nationaliteiten die betrokken zijn bij ons werk in Nigeria. Het gaat om ngo’s, maar ook burgergroeperingen, overheidsinstanties en milieuclubs. Ik zorg dat iedereen precies weet welke kwesties actueel zijn en houd alle partijen op de hoogte van onze bezigheden. Op dit moment spreken we vooral over milieuaangelegenheden. We proberen iedereen te laten begrijpen wat er speelt en te laten zien dat we op milieugebied alles doen wat we kunnen.’ Wat is uw eigen achtergrond en hoe kwam u in Nederland terecht? ‘Ik ben gepromoveerd socioloog en heb daarna nog een studie milieuwetenschappen gedaan. Na diverse banen bij de regering en aan de universiteit ben ik in 1998 bij Shell gaan werken. Dat is een hele grote werkgever in Nigeria. Ik heb het werk in de olie-industrie altijd interessant gevonden. In 2008 kreeg ik de kans om in Nederland op het Shell-kantoor in Den Haag te werken, en die heb ik met beide handen aangegrepen.’ Hoe bevalt het werken in Nederland? ‘Ik vind het hier heerlijk. Het is niet zo heet, ik kan slecht tegen hitte. Het is hier veel rustiger en georganiseerder dan in Nigeria, wat je de kans geeft om je werk beter te doen. Ik heb twee dochters van zeventien, die zijn volledig geïntegreerd. Ze dromen zelfs in het Nederlands. Toch ga ik dit jaar weer terug naar Nigeria – mijn uitzending was tijdelijk. Mijn dochters gaan hopelijk ergens in de westerse wereld studeren. Nigeria groeit keihard, er gebeurt heel veel en er zit heel veel potentieel in het land. Ik heb goede hoop voor de toekomst.’ september 2012 . 41
Tekst Hans Pieter van Stein Callenfels Fotografie Kick Smeets
leid op dat terrein bepalen we niet vanuit Nederland, maar laten we over aan de lokale public affairs-director en aan de board, waar ik overigens zelf ook deel van uitmaak. De voorzitter is een Nigeriaan. Onze gemeenschapssteun is redelijk gefragmenteerd, van weeshuizen tot aidspreventie. De rode draad is dat we naar projecten zoeken die dichtbij de consument staan. Peak is immers een vriend van de familie door het bieden van betaalbare en goede voeding. Op die basis zijn we ook in gesprek met de chiefs: die vinden goede voeding belangrijk voor hun mensen. Een ander belangrijk project in ons duurzaamheidsbeleid richt zich op een verantwoord waterverbruik. Dat komt direct voort uit onze core business. Onze producten worden immers aangelengd met water.’
Megalopolis, een eiland van Lagos © Yann Arthus-Bertrand / Altitude
42 . manage m e nt
scope
Shell Special / september 2012 . 43
inter view
‘Het gaat om wetenschap, niet om emoties’ Op aandringen van de International Union for the Conservation of Nature onderzoekt een onafhankelijk panel de milieuproblemen in de Nigerdelta. IUCN-directeur-generaal Julia Marton-Lefèvre: ‘Laten we niet met het beschuldigende vingertje wijzen.’ Interview Allard Castelein Tekst Paul Groothengel Fotografie IUCN
E
r zijn 1231 leden uit honderdzestig landen, waaronder 960 ngo’s en een groot aantal regeringen. Ruim elfduizend wetenschappers die actief zijn in zes permanente commissies. Zo’n duizend mensen die International Union for the Conservation of Nature (IUCN) vanuit zestig kantoren verspreid over de wereld aansturen. Het zijn indrukwekkende cijfers, die je niet direct zou verwachten als je nietsvermoedend het bescheiden hoofdkantoor van IUCN bezoekt in het Zwitserse dorpje Gland, onder de rook van Genève. Maar IUCN is wel degelijk de oudste en grootste ngo waar het gaat om behoud van de natuur. De missie van de in 1948 opgerichte organisatie: het beschermen van de integriteit en de diversiteit van de natuur wereldwijd, en het bevorderen van het behoud van natuurlijke hulpbronnen en de ecologische en sociale duurzaamheid van elk gebruik daarvan. IUCN wordt sinds vijf jaar geleid door 44 . manage m e nt
scope
Julia Marton-Lefèvre, die decennialange managementervaring heeft in de wereld van ngo’s en milieubehoud. Interviewer Allard Castelein, Vice President Environment van Shell, vraagt haar allereerst naar de wijze waarop IUCN is georganiseerd. ‘Menigeen zegt dat IUCN wat structuur betreft een van de meest gecompliceerde organisaties ter wereld is. Dat valt mee, maar het is een feit dat de onderwerpen waar wij ons mee bezighouden complex zijn. En dat zie je terug in de architectuur van onze organisatie. Er zijn drie hoofdgroepen binnen IUCN. Ten eerste de ruim twaalfhonderd leden, waaronder regeringen, ministeries en tal van grote en kleine ngo’s. Deze leden kiezen iedere vier jaar ons programma en het bestuur; je kunt ons dan ook zien als een democratische unie. De tweede groep bestaat uit zo’n elfduizend wetenschappers die voor ons werken, verdeeld in zes commissies, zoals de species survival commission. De derde groep is het
secretariaat, een man of duizend. Wij onderhouden ook contacten met organisaties die geen lid zijn, maar die wel bijdragen aan het bereiken van onze missie.’
°
Wat zijn de belangrijkste prioriteiten van IUCN? ‘Dat is bijdragen aan een verandering in het gedrag van mensen in relatie tot de natuur en onze natuurlijke hulpbronnen. Want een goed beheer van onze natuur is essentieel voor de mensheid. Wij willen vanuit een onpartijdige houding realiseren dat zoveel mogelijk mensen bijdragen aan ecologische en sociale duurzaamheid.’
°
In hoeverre kunnen ondernemingen daaraan bijdragen? ‘Toen ze me voor deze baan vroegen, informeerde ik meteen of IUCN ook met bedrijven samenwerkt. En of ze dat serieus aanpakken. Het antwoord was gelukkig ja. Binnen IUCN realiseren we ons terdege dat we de rol die ondernemingen wereldwijd spelen, dienen te respecteren. Zonder beseptember 2012 . 45
interview
drijven bij ons werk te betrekken, zou het realiseren van onze missie vrijwel ondoenlijk worden. Ze hoeven niet per se lid te zijn van IUCN, maar samenwerking is wat mij betreft de enige weg. Dat willen ondernemingen ook, praktisch samenwerken met betrekking tot concrete issues. We hebben belangrijke banden met bedrijven op sectorniveau, en werken nauw samen met onder meer de World Business Council for Sustainable Development (WBCSD), op gebied van bijvoorbeeld biodiversiteit. In mijn rol als directeur-generaal van IUCN ben ik ook lid van UN Global Compact, waarbinnen we veel werken met bedrijven.’
°
Julia Marton-Lefèvre
Ze werd in 2007 benoemd tot directeurgeneraal van IUCN. Daarvoor was ze rector van de University for Peace, een organisatie onder de vlag van de VN. Ze is daarnaast vice chair president van het World Resources Institute en lid van onder meer de board of directors van het International Institute for Environment and Development en van Leadership for Environment and Development International. Eerder was ze executive director van LEAD International en executive director van de International Council for Science (ICSU), in Parijs. Daarvoor werkte Marton-Lefèvre als programmaspecialist in Environmental Education (een programma van UNESCO), en gaf ze les aan een universiteit in Thailand. In 1999 ontving ze de AAAS Award for International Cooperation in Science. Ze is fellow of the Royal Geographical Society. Marton-Lefèvre werd geboren in Hongarije en studeerde geschiedenis, ecologie en milieuplanning in de VS en Frankrijk.
46 . manage m e nt
scope
In hoeverre is IUCN actief in Afrika? ‘We hebben twee regiokantoren in Afrika en elf nationale kantoren. We zijn daar vooral actief in beschermde natuurgebieden, waarbij we regeringen helpen om dergelijke gebieden goed te kunnen managen, zodat natuurgebieden ook daadwerkelijk worden beschermd. Ik werk momenteel aan een brief gericht aan de president en premier van Kameroen, waarin ik wijs op het feit dat stropers de laatste tijd honderden olifanten hebben gedood in een reservaat in het noorden van Kameroen. Dat is verschrikkelijk en daar moeten ze zo snel mogelijk wat aan doen. Als die olifanten er niet meer zijn, verliest het land inkomen uit ecotoerisme en krijgt het imago een flinke deuk.’
°
Heeft zo’n brief effect, denkt u? ‘Jazeker, en dan met name omdat ik een enorm grote beweging vertegenwoordig. Bijna alle regeringen zijn lid van IUCN. Dus als de macht in Kameroen zich realiseert dat twaalfhonderd IUCN-leden zich uitdrukkelijk uitspreken tegen het uitmoorden van olifanten, dan luisteren ze meestal wel, is mijn ervaring.’
°
Bijna drie jaar geleden bezocht u Nigeria; u zag de Nigerdelta vanuit de lucht en heeft diverse plaatsen bezocht. Waarom heeft u besloten om IUCN zich te laten inspannen bij te dragen aan oplossingen voor dit gebied? ‘Ik heb met eigen ogen gezien dat de situatie in Nigeria
zeer gecompliceerd is. Ik was al eerder in Nigeria geweest, maar ben blij dat ik nu ook in de Nigerdelta ben geweest. Want alleen dan is het mogelijk je een goed beeld te vormen van de werkelijkheid. Ik heb gezien welke schade is toegebracht aan de ecosystemen in Nigeria, als gevolg van de winning van olie en gas. Wie de schuldige is, is lastig te bepalen. Hoe dan ook, het resultaat is dat veel ecosystemen in de Nigerdelta verwoest zijn. Toen wij werden uitgenodigd door SPDC – Shell Petroleum Development Company – om mee te denken en te werken aan een oplossing, hoefden we niet lang na te denken. Het leek mij correct deze uitnodiging te aanvaarden, al weet ik dat de situatie in Nigeria gevaarlijk is en dat onze medewerking voor sommigen wellicht controversieel is. Maar als wij het niet oppakken, wie dan wel? Meewerken aan een oplossing in Nigeria past naadloos in onze missie; en het is nou eenmaal zo dat ons werk niet alleen maar kan plaatsvinden in veilige, comfortabele plaatsen.’
°
Welke rol neemt IUCN op zich, waar het gaat om Nigeria? ‘We zetten een onafhankelijk, wetenschappelijk panel op en financieren dat. Zo hebben we dat eerder gedaan in andere plaatsen, en dat werkte goed. Voor zo’n panel kiezen we alleen de allerbeste mensen, die bekend zijn met de situatie ter plekke en de culturele achtergronden goed begrijpen. Die onafhankelijk zijn van de betrokken partijen en bereid zijn hun mouwen op te stropen. Dit panel gaat de komende drie jaar de situatie in de Nigerdelta bestuderen. Daarna zal het panel aanbevelingen doen: hoe we de milieuproblemen kunnen oplossen, hoe de Nigerdelta kan worden schoongemaakt. Dat gaat om aanbevelingen die volledig zijn gebaseerd op wetenschappelijk werk, niet op emoties. Met hopelijk als resultaat dat de Nigeriaanse ecosystemen zich langzaam maar zeker weer kunnen herstellen. En dat de bevolking, de regering en de in Nigeria actieve oliemaatschappijen daar beter en blijer van worden.’
°
Hoe is IUCN concreet te werk gegaan? ‘Voor we ‘ja’ zeiden tegen samenwerking, hebben we eerst onze leden in Nigeria geconsulteerd. Als zij hadden gezegd: brand je vingers hier niet aan, hadden we niet meegedaan. Maar ze waren unaniem positief, en gaven direct aan ons ter plekke te willen helpen. Probleem is wel dat we relatief weinig leden hebben in Nigeria en dat de regering, als een van de weinige in de wereld, geen lid is van IUCN. Na een uitgebreide consultatieronde vroeg ik professor Emmanuel Asuquo Obot dit panel te leiden. (Obot overleed bij een vliegtuigongeluk in april 2012. Hij was de executive director van de Nigerian Conservation Foundation, red.) Een academicus die als Nigeriaan de situatie ter plekke goed kende en die door alle partijen werd gerespecteerd. In het panel hebben we nog zes mensen aangesteld, met uiteenlopende achtergronden in wetenschap en geografische kennis. Vier van de zeven zijn Nigeriaan, dat is nodig om lokaal draagvlak te ontwikkelen. Het panel gaat er ook op toezien dat zijn aanbevelingen worden nageleefd. Ik hoop dat dit model zich opnieuw bewijst, en dat we dit in andere regio’s ook op deze manier kunnen gaan doen.’
°
Het is geen geheim dat Shell veel kritiek krijgt op de activiteiten in Nigeria en onderdeel uitmaakt van het probleem. Hoe kijkt u daartegen aan? ‘Shell heeft als nadeel dat het als enige partij in de naam SPDC is opgenomen; terwijl het slechts voor dertig procent in deze joint venture participeert. Total neemt deel voor tien procent, het Italiaanse Agip voor vijf procent en de Nigerian National Petroleum Corporation, last but not least, voor 55 procent. Shell heeft dus niet de meerderheid in SPDC, maar de criticasters wijzen vooral naar dat concern. Ik moet zeggen: Shell is bepaald niet brandschoon en is actief in Nigeria om geld te verdienen. Ik heb mensen van Shell gevraagd waarom ze niet gewoon weggaan uit Nigeria; dan zijn ze immers van al het gedoe af. Het was erg overtuigend van hen te horen waarom ze er graag willen blijven. Dat ze veel Nigeriaanse werknemers hebben
‘Wie de schuldige is, is lastig te bepalen’ waar ze goed voor willen zorgen en dat ze mee willen werken aan een structurele oplossing om het milieu te redden. Ik vind de houding van Shell ook wel logisch, ik zou ook alles op alles zetten om oplossingen te vinden. Wat me overigens wel opviel, was het gebrek aan crossculturele sensitiviteit van sommige mensen van SPDC; de teneur was dat de buitenlanders het met al hun kennis en ervaring beter wisten dan de Nigerianen. Zo’n houding keert zich geheid tegen je.’
°
Inderdaad. Daarom hebben we onlangs nog meer Nigerianen opgenomen in het topmanagement van Shell Nigeria. Kent u inspirerende voorbeelden van samenwerking tussen bedrijven en ngo’s, waar Shell van zou kunnen leren? ‘Zeker, bijvoorbeeld onze samenwerking met Rio Tinto. We werken sinds 2010 samen met dit Australisch-Britse mijnbouwbedrijf om duurzame oplossingen te zoeken voor de wijze waarop zij met het milieu omgaan. Dat resulteert per saldo in positieve effecten. Wij krijgen overigens veel kritiek van onder meer andere ngo’s over dergelijke samenwerkingsvormen met bedrijven. Maar dat vind ik kortzichtig, binnen bedrijven werken óók mensen die het milieu een heel warm hart toedragen. Die hun kinderen en kleinkinderen willen zien opgroeien in een duurzame wereld. Het is inmiddels genoegzaam bekend wat de effecten zijn van ons handelen op het milieu, daar kan niemand meer omheen. Ik hoop dat de samenwerking met Shell in Nigeria ook tot positieve effecten leidt, maar ik ben eerlijk gezegd nog niet heel optimistisch over onze kansen op succes.’
°
Ik ben het met u eens dat er op dit vlak nog veel werk te verrichten valt. Er
is veel negatieve publiciteit op gang gekomen rond de samenwerking tussen IUCN en Shell. Wat zouden we kunnen doen om deze perceptie te doen kantelen? ‘Laten we realistisch zijn, de meerderheid klaagt niet, maar die horen we niet. Het draait vooral om verbetering van de communicatie. We moeten beide in dialoog gaan met alle betrokken belanghebbenden. Een open dialoog kan geweldig goed uitpakken; dat werd onlangs weer eens geïllustreerd toen jullie een stakeholderdialoog hadden opgezet waar allerlei ngo’s voor waren uitgenodigd. Het viel me op dat Shell’s ceo Peter Voser zeer open en eerlijk reageerde op alle kritiek die hij over zich heen kreeg. Als partijen in een dergelijke dialoog niet met het beschuldigende vingertje naar elkaar gaan wijzen, niet gaan schreeuwen maar eerlijk blijven communiceren, dan heeft dat zeker toegevoegde waarde. En dan kun je effectief werken aan het bijsturen van percepties van mensen.’
°
Wat zou u Shell verder nog willen adviseren inzake Nigeria? ‘Realiseer je dat Nigeria een verbazingwekkend land is. Veel mensen zijn hoogopgeleid. Helaas is de regering niet of nauwelijks transparant. De rijkdommen die het land zeker heeft, zijn zeer ongelijk verdeeld. Dat geeft veel sociale onrust. Ik vraag me wel eens af, wat zou ík doen als ik straatarm was, een gezin moest onderhouden en voor mijn deur een grote oliepijpleiding zou lopen? Zou ik dan ook een gat slaan in die pijp, de olie opvangen en doorverkopen? Wellicht wel. Wat dat betreft voeren jullie een moeilijke en complexe strijd. Maar laten we positief proberen te blijven, samen ons best doen om toch te zorgen dat het milieu in Nigeria op den duur gered wordt.’
Allard Castelein is Vice President Environment Shell. september 2012 . 47
NGA in NLD
‘Corruptie staat vooruitgang in de weg’
Tekst Hans Pieter van Stein Callenfels Fotografie Kick Smeets
Hoe bent u in Nederland terechtgekomen? ‘Mijn man en ik werkten beiden in Nigeria in de olie-industrie. Hij kreeg vijf jaar geleden een aanbod om in Nederland te gaan werken en toen ben ik meegegaan. Ik heb een achtergrond in milieukunde en werkte in Nigeria voor Shell. In Nederland vond ik na verloop van tijd een baan bij Bluewater Energy Services in Hoofddorp.’ Wat voor soort werk doet u en hoe vindt u het om in Nederland te werken? ‘Ik was bij Bluewater verantwoordelijk voor de milieuaspecten die komen kijken bij het werken met FPSO’s. Dat staat voor Floating Production, Storage en Offloading, grote schepen die wereldwijd worden gebruikt om olie of gas op te slaan en te transporteren naar een raffinaderij. Als milieukundige was ik onder meer betrokken bij projecten in de Zuid-Chinese Zee, in Groot-Brittannië en in Australië. Toen ik net in Nederland kwam, viel me vooral op dat het zo vredig en goed georganiseerd is. Dat werkt fijn, en het is ook een goede omgeving om kinderen op te voeden. Die zitten nu in hun laatste jaar op school, dus voorlopig blijven we nog even hier.’ Hoe ziet u de toekomst van Nigeria? ‘Het land heeft enorm veel potentieel, maar om dat er allemaal uit te laten komen, zal er eerst iets gedaan moet worden aan de corruptie. Er zijn prima wetten, maar die worden nog niet voldoende nageleefd. Maar los daarvan heeft Nigeria een open, snel ontwikkelende economie. Er zijn veel kansen.’ 48 . manage m e nt
scope
Olaitan Edun (41) werkte bij het Nederlandse offshorebedrijf Bluewater Energy Services. Daar hield ze zich bezig met FPSO’s, grote schepen die gebruikt worden om olie of gas te behandelen en op te slaan.
ADVERTORIAL
Shell LiveWIRE biedt jonge entrepreneurs ondersteuning en stimuleert ondernemerschap. LiveWIRE stimuleert daarmee in 17 landen economische groei. De dienstverlening is per land toegesneden op specifieke lokale behoeften. In Nederland wordt Shell LiveWIRE verzorgd door Syntens Innovatiecentrum. Innovatieve ondernemers ontvangen gericht advies, krijgen toegang tot een excellent netwerk en ontvangen thematische masterclasses. In Nigeria biedt het LiveWIRE programma studenten in het laatste jaar van hun studie en recent afgestudeerden voorlichting en training met als doel hen te ondersteunen bij het oprichten van een gezond eigen bedrijf. Beide landen kennen een LiveWIRE competitie. De winnende ondernemer ontvangt een geldbedrag waarmee de onderneming zich verder kan ontwikkelen en kans op succes enorm wordt versterkt. Sinds de oprichting in 1982 hebben, wereldwijd, meer dan acht miljoen jonge ondernemers contact gehad met LiveWIREprogramma’s. AANWINST VOOR NEDERLANDSE ECONOMIE
Photo: Janus van den Eijnden
“Ondernemers als Maikel Beerens van Xilloc Medical laten zien dat ondernemers met een technische achtergrond een aanwinst zijn voor de Nederlandse economie”, aldus minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. “Met hun ideeën bouwen ze niet alleen een bedrijf op, ze vinden ook oplossingen voor
maatschappelijke uitdagingen zoals stijgende zorgkosten.” Lovende woorden voor de winnaar van de Nederlandse Shell LiveWIRE Award 2011. Het bedrijf produceert patiëntspecifieke schedelimplantaten geproduceerd met een 3D-printer. De jonge ondernemer hoopt over 3 jaar zo’n 300 patiënten een betere kwaliteit van leven te hebben gegeven met zijn product. Daarbij kijkt Beerens nadrukkelijk naar internationale kansen voor het product NIGERIAANSE PASSIE VOOR NAASTE SAMENLEVING
Na haar studie aan de Plateau State University koos Obianuju Chukwuji Josoph ervoor een eigen bedrijf op te zetten als interieur decorateur. Ze doorliep de Nigeriaanse LiveWIRE Business Training en ontwikkelde hier in 2009 haar business plan. Haar plan werd beoordeeld, levensvatbaar bevonden en beloond met een geldbedrag. Obianuju heeft momenteel zes mensen in dienst en haar dienstverlening uitgebreid met een professionele schoonmaak service. In maart 2012 lanceerde ze bovendien de stichting ‘De-Zionite Helping Hands’. Ze vraagt haar klanten om overtollige huishoudelijke materialen zoals kleding, meubels, boeken en speelgoed aan de stichting te doneren. De stichting schenkt deze materialen aan minder bedeelde families in de naaste samenleving van deze gepassioneerde onderneemster. Meer weten? www.livewire.nl www.livewire-nigeria.org
Info graphic
Handelsstromen: import & export In miljarden US dollars
Nigeria, groeiparel van Afrika In de Global Competitiveness Index van het World Economic Forum staan drie Afrikaanse landen in de top-30 van grootste economieën ter wereld: Zuid-Afrika (plaats 25), Egypte (26) en Nigeria (30). Van deze drie landen heeft Nigeria het hoogste groeicijfer. Het land zal in 2025 de grootste economie van Afrika zijn. Tekst Paul Groothengel Infographics Shootmedia
Belangrijkste Nigeriaanse exportproducten in 2011:
Portugal
Verenigde Staten
Verenigde Arabische Emiraten
Ivoorkust
Japan
Korea
Tsjaad
Oeganda
29,7 India
1,2
1,9
9,1 Botswana
2,0
90% Ruwe olie
1,8 1,1
7,9
0,1
2,4
LNG (gas)
7%
0,55 0,28
0,49
Zuid-Afrika
Belangrijkste Nigeriaanse importproducten in 2011:
1,8
2,4
7,3
1,2 1,4 2,0
Verenigd Koninkrijk
50 . manage m e nt
scope
van financieringsmogelijkheden, die leiden tot oplopende consumentenbestedingen. Keerzijde is dat ook de inflatie in Nigeria al jaren hoog is. Niet alleen door stijging van de voedsel- en energieprijzen wereldwijd, maar ook omdat de Nigeriaanse overheid de laatste jaren de kredietkraan erg makkelijk opendraait, vooral als er verkiezingen op komst zijn. De hoge inflatie holt de koopkracht van de Nigeriaanse bevolking gestaag uit. Nigeria exporteert bijna twee keer zoveel als het importeert: in 2010 was de export 86 miljard dollar, de import 44 miljard dollar. De laatste jaren heeft Nigeria forse overschotten op de lopende rekening, veroorzaakt door die grote handelsoverschotten.
2,6 6,0
Brazilië
0,35
Machines en transportmiddelen
e Nigeriaanse economie laat een gezonde groei zien: de gemiddelde groei van het Bruto Binnenlands Product over de afgelopen vijf jaar was 6,7 procent. Volgens het IMF groeit het Bruto Nationaal Product van Nigeria van 268 miljard dollar in 2011 naar vierhonderd miljard dollar in 2016. Dat is een plus van bijna vijftig procent. Het BNP van Zuid-Afrika groeit in dezelfde periode van 383 miljard dollar naar vijfhonderd miljard dollar, een plus van dertig procent. Belangrijke aanjagers achter de groei van de Nigeriaanse economie zijn, naast uiteraard de enorme rijkdom aan grondstoffen, stijgende lonen en de toename
China
16%
1,7
1,2
Fabrieksgoederen
10%
3,9 2,5
3,0
3,5
Import
2,8
Nigeria’s totale import bedroeg in 2010 ruim $ 44 miljard. Om precies te zijn $ 44.235.268.670. (Bron Afribiz.info).
2,1
Chemicaliën
8%
Bron: Rabobank Economic Research Department
Export Canada
Spanje
België
Nederland
Italië
Frankrijk
Nigeria exporteerde in 2010 voor ruim $ 86 miljard. Welgeteld $ 86.567.912.530. (Bron Afribiz.info).
LATEN WE HET LICHT AANHOUDEN, OOK ALS ZE LATER GROOT IS In wat voor wereld groeit dit kleine meisje op? Volgens deskundigen in een wereld met een toenemende vraag naar energie. Onze aarde telt nu al zeven miljard mensen. En naar verwachting komen daar voor 2050 nog twee miljard bij. Dus als we ervoor willen zorgen dat het licht ook voor de volgende generatie aanblijft, moeten we iedere mogelijke energiebron benutten. Bij Shell onderzoeken we een breed scala aan energiebronnen. We maken onze brandstoffen en smeerolie geavanceerder en efficiënter dan ooit. Samen met onze partner in Brazilië produceren we ook ethanol, een biobrandstof die vervaardigd wordt uit duurzame rietsuiker. En we leveren aardgas aan meer landen dan welk ander energiebedrijf dan ook. Aardgas zorgt voor de helft minder CO2 -uitstoot dan steenkool bij het opwekken van elektriciteit. Laten we de energiemix van de wereld verbreden.
LET’S GO.
Zoek op: Shell Let’s Go