management a meeting of minds
Op zoek naar nieuwe grenzen
special in samenwerking met shell
december 2010
colofon
inhoud
aad goudappel
10
06
10
Maurits Giesen
16
16
20 Lex Draijer
20 26
32
36 40
Maurits Giesen
Deze kinderen barsten van de energie, maar het land waarin ze opgroeien niet. Japan heeft, net als vele andere landen, betaalbare en betrouwbare energie nodig. Shell helpt hierin te voorzien in de vorm van vloeibaar aardgas. Niet alleen vandaag, maar ook in de komende jaren. Wanneer deze kinderen misschien zelf weer kinderen hebben gekregen. Zo blijven we werken aan een betere energietoekomst. Let’s go. www.shell.nl/letsgo
Mark van der Zouw
LATEN WE OOK DE VOLGENDE GENERATIES VAN ENERGIE VOORZIEN. LET’S GO.
40
47
47
energie in cijfers
Energie en de wereld in kaart gebracht. analyse
Het vinden van duurzame oplossingen is vooral een kwestie van keuzes maken. Interview
Gerald Schotman, cto en hoofd R&D van Shell, werpt een blik op de toekomst. rondetafel
MANAGEMENT SCOPE A meeting of minds, is een uitgave van Scope Business Media. Kerkstraat 54, 1191 JB Ouderkerk a/d Amstel directeur/uitgever Walter Vesters Hoofdredactie Irene Schoemakers Eindredactie Take Ligteringen redactiecoördinator Cara de Vlaming Basisontwerp/Art Direction Marjolein Rams Vormgeving thielenpeters
Bestuurders van Vitens, TNO en Cosun over de noodzaak van een mentaliteitsverandering.
beeld cover Aad Goudappel
interview
BLADMANAGER Martijn Lub
Dick Benschop over nieuwe winbare aardgasvoorraden. case
Wetlands International wil de energiesector veranderen. analyse
Scenario’s voor mobiliteit. interview
BMW-directeur Jan Christiaan Koenders over de duurzaamheidsstrategie van de autofabrikant. analyse
Hoogleraar Marjolein van Asselt over onmogelijke voorspellingen.
2010
ADVERTENTIE VERKOOP Anouska Steenland, Simone Wismans
WEBREDACTEUR Louella de Graaf ADMINISTRATIE Marjolein van Leeuwen MEDEWERKERS Lex Draijer, Geert Dekker, Maurits Giesen, Aad Goudappel, Paul Groothengel, Rob Hardgers, Maarten Kools, Marike van Zanten, Mark van der Zouw, Shootmedia ADMINISTRATIE EN REDACTIE Postbus 23, 1190 AA Ouderkerk a/d Amstel, T 020 311 37 99, F 020 696 48 74 © 2010 Niets in deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt doormiddel van druk, foto-kopie of op welke andere wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Bernard Wientjes, voorzitter VNO-NCW
“Zonder slimme koppen geen innovatie”
voor woord
Op zoek naar nieuwegrenzen De vraag naar energie neemt dagelijks toe. Zullen we blijvend in staat zijn eraan te voldoen? Een grote uitdaging.
E
Jet-Net, het Jongeren en Technologie Netwerk Nederland, is een samenwerking tussen het Nederlandse technologische bedrijfsleven en het havo/vwo-onderwijs. In 2002 werd het netwerk geïnitieerd door DSM, Philips, AkzoNobel, Shell en Unilever, en inmiddels is het uitgegroeid tot een niet meer weg te denken landelijke partner voor de scholen. Ondernemers en hun
werknemers gaan zelf als rolmodel voor de klas staan, ontwikkelen lesmateriaal en halen leerlingen naar hun bedrijf. Want, zo vindt Wientjes: “Voor techniek geldt, als je het ziet en ervaart, dan word je erdoor gegrepen.” Zijn techniek en innovatie voor uw bedrijf in de toekomst ook onmisbaar? Steek dan uw handen uit de mouwen en laat u informeren over participatie in Jet-Net.
.....
.....
.....
.....
.....
.....
.....
.....
.....
.....
.
Partners van Jet-Net
Jet-Net – Postbus 556 – 2501 CN – Den Haag – 070 31 19 720 –
[email protected] – www.jet-net.nl © Platform Bèta Techniek
nergie is overal aanwezig. Het is echter lang niet altijd eenvoudig om het te winnen en om te zetten naar vormen die voor ons bruikbaar zijn. Van de meeste energievormen is de energiedichtheid laag. Dat betekent dat we veel materiaal of ruimte nodig hebben om voldoende te kunnen oogsten – denk bijvoorbeeld aan energie uit wind, biomassa of getijden. Fossiele energie heeft een hoge dichtheid en dat is een belangrijke verklaring voor de populariteit ervan. We vinden het vandaag de dag normaal om duizend kilometer te rijden op een tank met diesel, en we verwachten dat onze auto’s in de toekomst nog efficiënter zullen zijn. Ondanks het steeds efficiëntere gebruik van energie, blijft de vraag toenemen. Het is een enorme uitdaging om blijvend in die vraag te kunnen voorzien, en dat geldt eveneens voor de vraag naar schoon drinkwater, veilig voedsel en grondstoffen voor de fabricage van producten. Technologie is de bron van onze vooruitgang, maar zullen we in staat zijn om telkens weer nieuwe grenzen op te zoeken met innovatieve technologieën?
Energie wordt vaak gezien als een beperkende factor: het plafond van economische groei in de opkomende landen zou in belangrijke mate bepaald worden door de beschikbare energie uit bijvoorbeeld elektriciteitscentrales. Maar ook het verbeteren van de levensomstandigheden van hen die hout als enige energiebron hebben, is onderwerp van energietechnologie. Betere wood stoves zijn energie-effiënt en dragen bij aan een gezonde leefomgeving. De ideale energie is volop beschikbaar, schoon en betaalbaar. Als gedachtenexperiment is het aardig om eens te bedenken wat dit allemaal mogelijk zou maken voor onze wereldbevolking en voor onze planeet: geen gebrek aan drinkwater en voedsel, en grondstoffen die cradle-to-cradle kunnen worden hergebruikt. Die gedachte geeft ons bij Shell de inspiratie en ambitie om met alle inzet aan dit ideaal te werken. Ik wens u veel leesplezier toe. Peter de Wit MA president-directeur Shell Nederland B.V.
Shell Special / 2010 . 05
Energie en de wereld
6.688
40.482
Vraag en aanbod van energie variëren sterk per deel van de wereld. Hetzelfde geldt voor de uitstoot van CO2 als gevolg van het gebruik van brandstof. Het International Energy Agency brengt jaarlijks de wereldwijde energiestatistieken in kaart. De cijfers spreken voor zich.
12.369
Wereldwijd 29.381
Infographics Shootmedia
285
653
1.691 2.183
30.504 -616 1.190
2.426
2.417
3.864
1.263
205 53
189
48
269
1.765
64
3.023
12.630
Regio’s OESO-landen
1.333
Europese niet-OESO-leden Latijns-Amerika
199
945
2.844
1.605
1.993
Azië Midden-Oosten Afrika
210
1.492
-975
6.550
Voormalige Sovjet-Unie China Resterende landen
462
2.053 728
Energie indicatoren Bevolking in miljoenen BNP in miljarden USD (2000)
-133
984 876
1.068 -487
1.161
890
Energieproductie in Mtoe (equivalent van een miljoen ton olie) Netto import in Mtoe (equivalent van een miljoen ton olie) CO2-uitstoot (brandstof)
6.
manage m e nt scope
Shell Special / 2010 . 7
ENERGIE: DE FEITEN We want more
Van consuminderen is op aarde nog geen sprake. Wereldwijd neemt de vraag naar energie voorlopig alleen nog maar toe. Naar schatting neemt deze tussen nu en 2020 met een extra 30 tot 35 procent toe. Dit heeft alles te maken met opkomende economieën als China en India, maar ook de wereldbevolking blijft sterk groeien.
Twee keer zoveel aardgas Ieder land zijn eigen energie
Ieder land kent zo zijn eigen energiekarakteristiek waardoor oplossingen en uitdagingen per land verschillen.
7,3 miljoen
2.000 Euro p/jr
90%
Nederland telt 7,3 mijloen huishoudens die gemiddeld een energierekening hebben van 2000 euro per jaar.
Denemarken doet veel met windenergie.
81%
30% - 35% toename energievraag
Ons hoge gasgebruik maakt dat in Nederland het gebruik van fossiele energie hoger ligt dan in de rest van de wereld. Fossiele brandstof is in Nederland goed voor ruim 90 procent van alle energie. Wereldwijd is dit 81.
in 1800 1 miljard
De makkelijk winbare voorraden olie en aardgas nemen tegelijkertijd af. Het is dan ook onvermijdelijk dat naast meer olie, aardgas en kolen, de wereld ook op een meer duurzame manier energie zal moeten produceren.
in 2010 6,7 miljard in 2050 9,3 miljard
Nederland is een typisch aardgasland.
Duitsland is in Noordwest-Europa koploper op het gebied van zonnestroom.
Bedroeg de wereldbevolking in 1800 nog een overzichtelijke 1 miljard mensen, in 2010 is deze gestegen naar 6,7 miljard en in 2050 zal de wereldbevolking naar schatting 9,3 miljard mensen bedragen.
Er wordt twee keer zoveel uitgegeven aan aardgas dan aan elektriciteit.
x2 in 2030 81%
Frankrijk gebruikt voornamelijk kernenergie.
26%
Wereldwijd komt 81 procent van de energie van fossiele brandstoffen (kolen, olie en aardgas)
Op hete kolen
De verwachting is dat 70 procent van de jaarlijkse stijging van energieverbruik uit ontwikkelingslanden komt. Zij zullen hun toenemende behoefte aan energie vooral invullen met kolen. Hiermee zal de wereldwijde elektriciteitsproductie op basis van kolen tussen 2007 en 2030 verdubbelen.
waarvan ruim 26 procent uit kolen.
637 zwembaden olie per uur Per dag wordt Nederland voorzien van 1,8 miljoen vaten aan primaire energie. Dag in dag uit.
1,8 mln
Wanneer alle soorten energie worden meegenomen wordt er op wereldschaal per dag het olie-equivalent van zo’n 240 miljoen vaten gebruikt.
In Nederland alleen al wordt er 17 liter per persoon per dag aan primaire energie aangeleverd.
Het gaat hier om een mix van:
manage m e nt scope
520
4
Maatje te groot
kolen
andere bronnen
8.
637 per uur
= 10 miljard ton CO2uitstoot
Wereldwijd draaien nu meer dan 50 duizend kolencentrales. Gezamenlijk stoten al deze centrales per jaar zo’n 10 miljard ton CO2 uit. Dit is bijna twintig procent van de totale CO2-uitstoot.
olie
aardgas
240 miljoen
50.000
± 20% totale uitstoot
Dat is evenveel als 637 zwembaden van olympisch formaat, per uur!
520 van die zwem baden zijn gevuld met fossiele brandstoffen.
Slechts 4 zijn gevuld met renewables zoals wind- en zonneënergie.
Om in de groeiende behoefte van een groeiende groep consumenten te kunnen voorzien, hebben we meer grondstoffen nodig. Meer energie, meer drinkwater en meer voedsel.De vraag hiernaar neemt toe, en de schaarste eveneens. De ecologische voetafdruk laat zien in welke mate een land gebruik maakt van grondstoffen. Wat blijkt? Als iedereen leefde als een gemiddelde Amerikaan, dan zouden we zes aardbollen nodig hebben om over voldoende grondstoffen te beschikken. Met de hoeveelheid die de gemiddelde Nederlander consumeert zouden we toekunnen met vier aardbollen.
Shell Special / 2010 . 9
analyse
Om energievoorziening nu en in de toekomst veilig te stellen, moeten we de komende jaren meer fossiele brandstoffen produceren en tegelijkertijd werken aan alternatieve energievormen. De vraag is hoe de wereld het energieprobleem te lijf gaat: ieder voor zich of internationaal samenwerken aan duurzame oplossingen voor de toekomst? Tekst Wim Thomas Illustratie Aad Goudappel
onbekend terrein 10 .
manage m e nt scope
oor het vinden van een oplossing voor de wereldwijde energievraagstukken is het in de eerste plaats van belang om de feiten op een rij te hebben. Er zijn drie kernpunten waar onze wereld de komende jaren mee te maken krijgt: 1. De vraag naar fossiele brandstoffen neemt sterk toe. Opkomende economieën als India en China gaan meer en meer produceren en consumeren waardoor de vraag naar olie, gas en kolen sterk zal toenemen. Daarnaast groeit de wereldbevolking nog steeds fors. Sinds 1950 is deze maar liefst ruimschoots verdubbeld, en naar verwachting groeit hij tot 2050 met nog eens veertig procent. Ook
dit zorgt voor een sterk toenemende vraag naar energie. 2. We worden meer en meer afhankelijk van alternatieve brandstoffen. Goedkoop winbare aardolie wordt steeds schaarser. De grote, makkelijk exploiteerbare olievelden in de niet-OPEC-landen kunnen de groeiende vraag niet meer bijbenen en OPEC zal meer moeten gaan bijdragen. Voeg dit bij de wereldwijd stijgende vraag naar brandstoffen en we moeten ons af gaan vragen wanneer het moment komt dat er onvoldoende makkelijk winbare olie is om in die vraag te voorzien. Dat betekent dat we dan meer aangewezen zijn op diepere, kleinere bronnen verder weg, of onconventionele bronnen zoals de bewerkelijke teerzanden uit Canada. Olie wordt dus relatief schaarser en duurder. Met de hoeveelheid gas is het beter gesteld. Momenteel is er naar
schatting nog ruim voldoende om de komende decennia sterk door te groeien. Volgens het Internationale Energie Agentschap in Parijs is er, uitgaande van de huidige productieniveaus, nog voor zo’n 250 jaar gas. Maar gas alleen is niet voldoende om in de vraag naar energie te voorzien. Bovendien zijn niet alle fossiele brandstoffen op de wereld toegankelijk voor de vrije markt. Ze worden vaak beheerd door nationale oliemaatschappijen die gehouden zijn aan een nationaal politiek beleid. Dit alles betekent dat we hoe dan ook vroeger of later moeten inzetten op duurzame energie. 3. De klimaatspanningen nemen toe. De concentratie CO2 in de lucht is nu al zo’n dertig procent hoger dan het gemiddelde van de afgelopen 800.000 jaar. Dat betekent dat we ons op onbekend terrein begeven. Als deze stijging doorzet warmt de Shell Special / 2010 . 11
analyse
Het kost een nieuwe technologie dertig jaar om één procent marktaandeel te veroveren
aarde verder op en velen vrezen dat een wereldwijde natuurramp hiervan het gevolg zou zijn. Technologiediffusie
Met deze gegevens in het achterhoofd moeten we met elkaar een balans opmaken. Waarom extra risico’s nemen als er technische oplossingen voorhanden zijn om minder CO2 uit te stoten? Dat betekent dat we moeten investeren in alternatieve brandstoffen, zoals wind, zonne-energie en biobrandstoffen voor transport of elektriciteitsopwekking. We moeten gaan werken met energiesystemen die een lagere carbon footprint hebben. Om dat te kunnen bereiken zullen we de komende tien tot twintig jaar vreemd genoeg meer fossiele brandstoffen moeten produceren. Dat klinkt tegenstrijdig. De ontwikkeling van economieën staat echter niet stil, en we hebben alle beschikbare energie nodig om het systeem draaiende te houden – met name omdat er anders geen geld is om te investeren in duurzame energie. Bovendien hebben we te maken 12 . manage m e nt
scope
met de eerste ‘wet’ van de technologiediffusie. Deze stelt dat wanneer een nieuwe technologie zijn plaats wil vinden in de markt, dit hoe dan ook veel tijd gaat kosten. Een nieuwe technologie doet er gemiddeld ruim dertig jaar over om één procent marktaandeel te veroveren. Internet is daar een mooi voorbeeld van: de technologie ontstond in de jaren zeventig en drong pas eind negentiger jaren echt door in de markt. Volgens de tweede wet van de technologiediffusie duurt het overigens nóg eens dertig jaar voordat een nieuwe technologie van zo’n 1 procent marktaandeel doorgroeit naar zijn natuurlijk marktaandeel. We moeten ons dan ook realiseren dat de nieuwe technologieën die we nu ontwikkelen ten aanzien van alternatieve brandstoffen, pas in volgende generaties een aanzienlijke plaats in de markt verworven zullen hebben. Dus hoe eerder wij serieus aan de slag gaan met het ontwikkelen van alternatieve brandstoffen, hoe beter. Proactief
De vraag die zich nu aandient is hoe wij als wereld met al deze gegevens omgaan en welke keuzes wij vervolgens bereid zijn te maken. Hiertoe heeft Shell twee scenario’s ontwikkeld voor de komende vijftig jaar: Scramble en Blueprints. Het eerste scenario is vooral reactief, het tweede proactief. Om die reden heeft het laatste senario de voorkeur. In het Scramble-scenario gaan alle regio’s en naties op eigen houtje verder met het vinden van oplossingen voor energievoorziening, maar laten ze het klimaatvraagstuk over aan de volgende generatie. Vaak is het ieder voor zich, en de sterkste zal winnen. Volgens dit scenario vindt er een worsteling of strijd (Scramble) tussen naties plaats als het gaat om energievoorziening. Het gebruik van met name kolen zal sterk toenemen, omdat het relatief goedkoop is en op veel plekken in de wereld volop voorhanden is. Pas als zich een moment van schaarste aandient en de economieën hiervan na-
delige gevolgen ondervinden, verandert er iets. Vanaf dat moment zal de mensheid op grotere schaal zuiniger met energie omgaan en overschakelen op andere en vaak duurzamere energie. Bij het veilig stellen van de toevoer van energie, zullen er vaak spanningen ontstaan op het wereldtoneel. In het Blueprints-scenario gaan we uit van grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden en coalities die gezamenlijk op zoek gaan naar oplossingen voor het zowel het energieprobleem als het klimaatprobleem. Met elkaar wordt er gewerkt aan duurzaam plannen (Blueprints) om de energievoorziening in de wereld voor iedereen veilig te stellen en tegelijk de problatiek rond het klimaat en de luchtverontreiniging aan te pakken. Een goed voorbeeld hiervan is de samenwerking van de C40-steden, een groep van veertig grote steden die zich gezamenlijk bereid hebben getoond om met deze kwesties aan de slag te gaan. Ook gaat dit scenario ervan uit dat overheden duidelijke doelstellingen formuleren om de CO2-uitstoot terug te dringen en geld beschikbaar stellen voor sterkere innovatie op het gebied van energie-efficiency en duurzaamheid. Zo kan een marktgericht, internationaal handelssysteem worden ingevoerd van CO2-emissierechten (cap and trade) en kunnen er duidelijke doelen worden geformuleerd voor CO2-afvang en -opslag die onderdeel zouden kunnen uitmaken van het CO2-handelssysteem. Eén ding weten we zeker: zolang CO2 ‘gratis’ is en zolang overheden bedrijven en consumenten niet verplicht stellen om de CO2-uitstoot te verminderen, zal er niets wezenlijks gebeuren. Alle zeilen bijzetten
De vraag is nu wat de wereld gaat doen om het energie- en klimaatvraagstuk op te lossen. Maken landen en consumenten keuzes volgens het Scramble-scenario of kiest men voor de weg van het Blueprints-scenario? De toekomst zal uitwijzen of de grote hoeveelheid niet-conventioneel gas
die nog maar kort geleden gevonden is in Noord-Amerika, wordt aangewend om een snellere reductie van CO2uitstoot te bewerkstelligen door kolen in de grond te laten zitten en in plaats daarvan te bouwen aan duurzame energiesystemen (Blueprints). In dat geval is de vondst van gas een zegen. Maar het kan ook zijn dat de wereld denkt: de nood is nu minder hoog, we hebben nog veel meer gas dan we aanvankelijk dachten, dus de komende decennia hoeven we niet zo efficiënt met energie om te springen. Een Scramblewereld kiest voor dit laatste. De druk lijkt dan van de ketel en dus verdwijnt de politieke aandacht voor efficiency en duurzame energievormen gemakshalve weer naar de achtergrond. Het probleem met het kiezen voor de juiste oplossingen is dat alle partijen, zowel landen als consumenten, het er vaak wel over eens zijn dat het Blueprints-scenario de voorkeur heeft. Het is een duurzamer scenario dat op de lange termijn beter is voor de wereld en de generaties die komen. De realiteit is echter dat de wereld zich voorlopig vooral in een Scramble-scenario bevindt. Hoe het uiteindelijk ook uitpakt, één ding weten we zeker: geen enkele energiebron – olie, gas, kolen, nucleair, hydro, biomassa, zon of wind – levert voldoende energie om in de wereldwijde vraag te voorzien. We moeten alle zeilen bijzetten. Het is én-én, niet óf-óf. We moeten meer fossiele brandstoffen produceren om te kunnen voldoen aan de toenemende wereldvraag naar energie én we moeten keihard werken aan de ontwikkeling van alternatieve, duurzame brandstoffen. Maar dat laatste kost tijd. De wereld kan echter nu al maatregelen treffen om het klimaatprobleem te verminderen. Laaghangend fruit dat we eenvoudig kunnen ‘plukken’ zijn het vervangen van de oude, afgeschreven, vervuilende kolencentrales door gascentrales. Dat is een snelle en kostenefficiënte maatregel. Afgezien nog van het feit dat een gasgestookte centrale de helft minder CO2 uitstoot
dan een kolencentrale, zijn de kosten van een nieuwe gasgestookte centrale ook nog eens beduidend lager. Gas is kortom in veel opzichten schoner en goedkoper. Maar een wereldwijde vraag naar energie en een wereldwijd aanbod van energie laten zich niet makkelijk managen in een ‘ieder voor zich’ Scramble-scenario. Energie en CO2 zijn wereldwijde vraagstukken. We zullen de problemen dan ook het beste met elkaar kunnen oplossen, op basis van internationale samenwerking en regelgeving.
‘We moeten vreemd genoeg meer fossiele brandstoffen produceren’
Wim Thomas is Chief Energy Advisor bij Shell Shell Special / 2010 . 13
het kan ook anders
Het gebruik van inefficiënte stoofjes en open vuur in slecht geventileerde ruimtes zorgt voor schadelijke, giftige rook in keukens in ontwikkelingslanden. Schonere en efficiëntere stoofjes bieden soelaas. Enviroft heeft inmiddels 170.000 van deze stoofjes op de markt gebracht in India. Met deze kooktoestellen hebben al meer dan 600.000 mensen hun leefomstandigheden verbeterd zien worden en is tegelijkertijd de CO2uitstoot verminderd met een miljoen ton. 14 .
manage m e nt scope
Shell Special / 2010 . 15
‘Alle vormen van energie zijn nodig’
inter view
De vraag naar energie zal de komende veertig jaar verdubbelen, en ondertussen raken de makkelijk winbare oliereserves geleidelijk aan op. Gerald Schotman, Chief Technology Officer en Hoofd R&D van Shell, schetst de R&D-strategie van zijn organisatie.
Hij is net terug uit de Verenigde Staten, waar hij namens Shell een overeenkomst ondertekende met het fameuze Massachusetts Institute of Technology, beter bekend als MIT. Afspraak is om gezamenlijk 25 miljoen dollar te investeren in onderzoek naar innovatieve, duurzame technologieën om energiebronnen op te sporen, energie op te slaan en te transporteren. ‘Met deze overeenkomst wil Shell voorop blijven lopen in R&D en technologisch leiderschap. We focussen op uiteenlopende gebieden: van biobrandstoffen tot verbetering van de efficiency van brandstoffen, van toepassingen van nanotechnologie tot carbon management’, aldus Gerald Schotman, sinds vorig jaar CTO van Shell en al een kwart eeuw actief bij de oliemaatschappij. De deal met Shell is tekenend voor de ‘open innovatieagenda’ die Schotman nastreeft. Want de wereld vraagt om nieuwe, duurzame energie-oplossingen en zolang niemand weet welke dat precies zijn, zet Shell vol in op R&D die zich richt op zowel fossiele als alternatieve brandstoffen. 16 .
manage m e nt scope
U beheert als Chief Technology Officer en Hoofd R&D een jaarbudget van 1,1 miljard dollar. Hoe bepaalt Shell de hoogte van dit budget? ‘We kijken naar wat we willen bereiken in de nabije en verre toekomst: wat moeten we nu doen om in 2050 te staan waar we willen staan? Ons R&D-budget, het hoogste in de sector, is geen vast percentage van bijvoorbeeld onze omzet. Wij hanteren een bepaald wereldbeeld, en daar vloeien strategische keuzes uit voort. Het is ons uitgangspunt dat de vraag naar energie wereldwijd sterk blijft groeien in de komende decennia. Niet alleen omdat de bevolkingsaantallen stijgen – van zes miljard mensen nu naar negen miljard in 2050 – maar ook omdat de energiebehoefte per hoofd van de bevolking sterk gaat toenemen. Neem China. Per duizend inwoners telt dat land nu minder dan 30 auto’s, tegen 750 in de VS. Daar zit dus nog enorm veel groei in. Ik ga ervan uit dat de industrie te zijner tijd aan die stijgende energievraag kan voldoen, maar daar zullen we hard aan moeten werken. Binnen
°
‘de kosten van zonne- en windenergie wegen momenteel niet op tegen de baten’
Interview Cees de Boer Tekst Paul Groothengel Fotografie Maurits Giesen Shell Special / 2010 . 017
interview
‘vlak voor de finish weet je welke paarden voor liggen, maar je moet inzetten voordat de wedstrijd begint’ Shell is ons scenario dat de wereld in 2050 voor 70 procent van de energiebehoeften gebruik zal maken van fossiele brandstoffen en kernenergie, en voor de resterende 30 procent van een mix van renewables als biobrandstoffen, waterstof, wind- en zonne-energie. De wereldwijde energiebehoefte is dan, vergeleken met nu, verdubbeld.’ Shell nam vorig jaar afscheid van wind- en zonne-energie. ‘Dat is iets te kort door de bocht. We blijven name-
°
18 . manage m e nt
scope
lijk wel actief in de exploitatie van een aantal windparken, zij het voorlopig zonder grote investeringen. Wij vinden dat de kosten van zonne- en windenergie momenteel niet opwegen tegen de baten. Ik houd een slag om de arm; het is mogelijk dat we over een aantal jaren wel weer in windenergie stappen. Nu kunnen we daarin dus geen vooraanstaande rol spelen en dan kun je er maar beter pas op de plaats maken. Maar we blijven bijvoorbeeld wel investeren in biobrandstoffen. Wat betreft de eerste generatie biobrandstoffen, die verkregen worden uit voedselgewassen: vorig jaar hebben we negen miljard liter in de markt gezet. Daarmee zijn we op dit terrein de grootste ter wereld. We zitten nu in de overgangsfase naar de tweede generatie biobrandstoffen, die niet ten koste gaan van de productie van voedselgewassen. Denk aan enzymen die stro of ander restafval afbreken, olie die uit algen wordt geperst, houtsnippers die in vloeibare brandstof worden omgezet. De recente joint venture met het Braziliaanse Cosan, een van de grootste producenten van bio-ethanol ter wereld, is illustratief voor onze strategie; met deze deal winnen we direct twee miljard liter aan biobrandstoffen. We werken op gebied van ethanol ook samen met andere partners, zoals biobedrijf Codexis. Deze tweede generatie biobrandstoffen heeft een lagere CO2emissie en vormt wat ons betreft een duurzame alternatieve bron van brandstof.’ Aan welke activiteiten besteedt Shell het R&D-budget? ‘Allereerst aan zaken die om technologie gaan. Die worden steeds belangrijker, en dat maakt mijn baan ook zo spannend. Kunnen we processen beter meten, zijn er andere of betere manieren om onbereikbaar geachte olie toch omhoog te halen? Essentieel, als je weet dat er tot zeventig procent van de olie achterblijft in reservoirs omdat we er simpelweg niet economisch bij kunnen. Naast de techniek gaat ons R&D-geld naar projecten en de uitvoering daarvan, vaak samen met derden. Tot slot gaat het bij de aanwending van
°
ons R&D-budget om het wereldwijd verspreiden van lessen en ervaringen binnen Shell, waarop we dan met succes kunnen voortborduren.’ Als we kijken naar vormen van energie, kiest u dan voor R&D in fossiele brandstoffen, of met name voor de verdere ontwikkeling van renewables? ‘Het is én-én. Want het is onze overtuiging dat je alle vormen van energie nodig zult hebben om straks te kunnen voorzien in de mondiale behoefte. We werken dus aan beide vormen en zetten bij elke vorm in op meerdere opties tegelijkertijd. Natuurlijk zal er straks een groot aantal meer speculatieve opties in de prullenbak belanden, maar wij willen er zeker van zijn dat we de juiste opties in huis hebben. Vergelijk het met een paardenrace: pas vlak voor de finish weet je welke paarden voor liggen, maar je moet inzetten voordat de wedstrijd begint. Wat betreft fossiele brandstoffen proberen we om meer uit de bestaande oliereservoirs te halen. Het winningspercentage ligt nu gemiddeld op 35 procent. Onder de noemer Enhanced Oil Recovery ontwikkelen we technieken om lastig winbare olie uit de grond te halen, bijvoorbeeld olie die heel dik en stroperig is. Maar de echte creativiteit zit ’m voor ons, en ook voor onze concurrenten, op termijn in de toepassingen van de alternatieve, duurzame energiebronnen. Temeer omdat overheden en consumenten steeds hardere eisen zullen stellen aan de duurzaamheid van hun energie, en hoe zij die geleverd krijgen; die eisen en wensen verschillen overigens sterk per regio, dat zien we nu al.’
°
Maar u onderschrijft de veelgehoorde opvatting dat ooit de olie toch echt op raakt? ‘Door die nieuwe winningstechnieken schuiven we dat moment voor ons uit, maar velden zijn op de lange duur wel eindig. Wat betreft gas denk ik overigens dat er nog voor zeker 250 jaar aan voorraden aanwezig is bij het huidige consumptieniveau. Hoe dan ook, alternatieve vormen van energie zullen op termijn concur-
°
rerender worden, in ieder geval vanuit economisch en duurzaam perspectief. De uitdaging is en blijft om die nieuwe energievormen op een efficiënte en milieuvriendelijke manier naar de consument te transporteren. Toen ik in 1984 afstudeerde aan de TU Delft, rekende ik als grondmechanicus al mee aan doorrekeningen over de haalbaarheid van windmolens. Pas nu heeft deze vorm van energie voldoende schaalgrootte bereikt. Dat heeft dus al met al erg lang geduurd. En de feiten zijn dat de energiedichtheid van renewables fors lager is dan die van fossiele brandstof. En dat de kosten van energiewinning via windparken in zee nog steeds relatief hoog zijn.’ Zijn er nog meer opties waar u naar kijkt, nog meer ‘paarden’ die aan de race meedoen? ‘Zeker. Wij kijken heel sterk naar de wijze waarop energie samenhangt met transport, met opslag en met conversie. Neem e-mobility. Ik weet niet hoe groot dat wordt, maar wel dat ze daar in landen als Duitsland en China erg mee bezig zijn. Hoe kom je aan de energie voor elektrisch rijden? Bijvoorbeeld via zonne- of windenergie, maar dergelijke energievormen zijn er niet altijd. Hoe ga je om met die fluctuaties? Wij onderzoeken hoe je grote hoeveelheden energie milieuvriendelijk kunt opslaan, zodanig dat je die ook weer snel beschikbaar kunt maken zonder gebruik van een batterij of accu. Je kunt dan denken aan chemische oplossingen, zoals opslag via waterstof. Voor dergelijke toepassingen moet je technieken combineren. Wij hebben die technieken in huis, en in de integratie daarvan, de interplay, zien wij veel mogelijkheden om waarde toe te voegen. Verdere opties zijn er niet. Onze uitdaging ligt niet in het vinden van compleet nieuwe energiebronnen, maar vooral in het beter benutten van bestaande bronnen. Zo weten we dat de zon vele malen meer energie geeft dan we ooit nodig hebben, maar de hamvraag is hoe we die fotonen ooit op een fatsoenlijke, efficiënte en betaalbare manier naar de consument kunnen krijgen.’
°
‘Onze uitdaging ligt vooral in het beter benutten van bestaande bronnen’
Over betaalbaar gesproken: wat gaat er gebeuren met de prijs van energie, op de langere termijn? ‘Dat vind ik heel moeilijk te voorspellen. Zelfs als het aandeel van renewables inderdaad stijgt naar dertig procent van het totaal, en de consument die energie op een efficiënte en milieuvriendelijke wijze geleverd krijgt, is het onwaarschijnlijk dat de prijs van energie – in welke vorm dan ook – omlaag gaat. Volgens iedere economische wet stijgt immers de prijs van goederen naarmate ze schaarser worden. De buitenwacht gaat ervan uit dat oliemaatschappijen meer winst maken als de benzineprijs aan de pomp hoger is. Onzin, want onze kosten om die energie te leveren stijgen ook, soms meer dan evenredig. Maar het gaat om veel meer dan prijs, ook bij de keuze voor energievormen. Wij kijken dan naar de mix van de drie A’s: Acceptable, Accessible en Affordable.’
°
Voor welke energievormen gaat dit adagium nu op? ‘Gas voldoet hier momenteel het beste aan, daarom staat de toepassing van gas nu bovenaan onze agenda. Bovendien is gas een geweldig intermediair in de conversie naar bijvoorbeeld elektriciteit. Het is een makkelijke schakelaar, veel energieoplossingen hebben wel een gascomponent. Het werkt ook goed als buffer om de snelle fluctuaties van wind- of zonneenergie op te vangen. Gezien dat belang onderzoeken we nu wat we noemen onconventioneel gas. Dat zit in heel dichte aardlagen waarbij de gasmoleculen
°
zonder hulp niet of nauwelijks door het gesteente kunnen bewegen. We moeten veel moeite doen om dat gas naar boven te krijgen, maar het voordeel ervan is dat het op veel plekken in de wereld aanwezig is. En veel landen, waaronder China, willen graag de beschikking hebben over lokaal gas; ze willen hun energievoorziening veilig stellen en hebben geen zin om dat in grote hoeveelheden ergens anders vandaan te moeten halen. Wij hopen de wereld te overtuigen dat gas veel milieuvriendelijker is dan het stoken op kolen.’ Zitten uw grootste concurrenten qua R&D-strategie en -keuzes op hetzelfde spoor? ‘Dat vind ik lastig om te bepalen. Soms wijken onze keuzes af van die van de concurrentie, soms niet. Exxon Mobil zet bijvoorbeeld sterk in op genetische modificatie van algen om een zo groot mogelijke opbrengst van biodiesel te krijgen. Ik denk dat veel concurrenten naar ons kijken, ons volgen. We zijn de grootste investeerder in R&D, hebben meer dan 30.000 patenten in research, waarmee we onze concurrentie ruimschoots verslaan. Ons concurrentieveld zal veranderen. Er komen nieuwe toetreders, zeker op gebied van de integratie tussen energie enerzijds en transport, opslag en conversie anderzijds. Onze strategie is dat wij een heel open innovatie-agenda hebben en willen samenwerken met andere spelers, als zij waarde toevoegen aan onze activiteiten. Het gaat in onze sector de komende decennia om learning by doing.’
°
Cees de Boer is cfo van Deloitte Shell Special / 2010 . 19
ronde tafel
Proeftuinieren De wereldbevolking groeit, de energievoorraad krimpt. Innovatieproeftuinen, kennisdeling en gedragsverandering zijn de sleutelwoorden bij het ontwikkelen van alternatieve energiebronnen die de mensheid ook over veertig jaar nog kunnen voorzien van voeding, water en brandstof. Een rondetafelgesprek met de blik op de verre toekomst.
Interview Peter de Wit Tekst Marike van Zanten Fotografie Lex Draijer
20 .
manage m e nt scope
Shell Special / 2010 . 21
rondetafel
Wat is in de agrarische sector het belangrijkste issue? Robert Smith: ‘Water is ook belangrijk in de agrarische sector. Bijvoorbeeld omdat in een groot deel van de wereld irrigatie noodzakelijk is. Dat kost ook veel energie. Toch wordt het grootste probleem van de agrarische sector niet gevormd door energie, maar door de fosfaten in de bodem die planten nodig hebben om te groeien. Die raken namelijk op. We kunnen ze deels terugwinnen, maar met een groeiende wereldbevolking zal er zeker schaarste ontstaan.’ Hooymans: ‘Er zijn drie strategieën om met schaarste om te gaan. Eén: minder gebruiken. Twee: terugwinnen of hergebruik. Drie: zoeken naar alternatieven, bijvoorbeeld door veredeling rassen telen die minder fosfaten nodig hebben. Rassenveredeling heeft de voedselproductie de afgelopen jaren gigantisch doen toenemen en hij kan nog verder omhoog.’ Smith: ‘Neem de productie van suikerbieten. In het jaar 2000 bedroeg de opbrengst nog negen tot tien ton suiker per hectare. Anno 2010 is dat al twaalf tot veertien ton. Rassenveredeling heeft dus tot een enorme productiviteitstijging geleid. Daarnaast proberen we zoveel mogelijk waarde te halen uit “grijze” grondstoffen als suikerbiet, aardappel, chicorei of graan. We noemen dat “cascaderen”. Uit een suikerbiet bijvoorbeeld haal je eerst suiker voor consument. De pulp kun je verkopen als veevoer. Het restant kun je vergisten, zodat er biogas ontstaat. Van de melasse die je overhoudt, kun je alcohol maken. In al die verschillende verwerkingsslagen speelt energie overigens een belangrijke rol.’
°
‘Je vindt de oplossing niet alleen in een lab, maar door ideeën in praktijk te brengen’ 22 .
manage m e nt scope
en blik langs de tafel leert dat de vier elementen – water, aarde, vuur en lucht – goed vertegenwoordigd zijn. Gastheer en interviewer Peter de Wit staat als president-directeur van Shell Nederland voor het element aarde. Diep onder de grond bevinden zich de fossiele brandstoffen waarvan Shell dagelijks 3,1 miljoen vaten produceert, hetgeen neerkomt op twee procent van de olieproductie en drie procent van de gasproductie wereldwijd. Ook Robert Smith vertegenwoordigt als voorzitter van de concerndirecte van het coöperatieve agro-industrieel concern Cosun het element aarde. Vruchtbare akkers vormen immers letterlijk de voedingsbodem voor suikerbieten en aardappels, die weer de basis vormen voor ingrediënten en producten voor de levensmiddelenindustrie, foodservicesector en retail. Shell opereert onder het aardoppervlak, Cosun erop. Ze komen elkaar ergens halverwege tegen, namelijk bij de zoektocht naar biobrandstoffen. Dan het element water. Dat wordt vertegenwoordigd door Rik van Terwisga, bestuursvoorzitter van het grootste drinkwaterbedrijf van Nederland. Zijn (publieke) organisatie Vitens levert jaarlijks 349 miljoen kubieke meter drinkwater aan 5,4 miljoen mensen. Het element vuur kan wellicht het best bij TNO-bestuurslid Tini Hooymans worden neergelegd, vanwege de brandende ambitie van TNO om een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de leefomgeving en duurzaamheidskeuzes via onderzoek en toepasbare innovaties. Het vierde element, lucht, gaat alle participanten aan de ronde tafel aan. Ze ademen niet alleen O2 in, maar maken zich gezamenlijk zorgen over de uitstoot van CO2 door industrie, mobiliteit en veeteelt en de klimaatverandering die daarvan het gevolg is. Voor alle deelnemers aan tafel speelt energie een belangrijke rol. De continuïteit van hun organisaties is sterk verbonden met het energievraagstuk en de toekomstige oplossingen voor schaarste en milieueffecten. Zeker tegen de achtergrond van
een wereldbevolking die de komende veertig jaar met vijftig procent zal groeien en tot keuzes op het gebied van verdeling en duurzaamheid zal dwingen, zo schetst De Wit de gezamenlijke uitdaging. Hij vraagt: ‘Wat zijn in jullie sector de belangrijkste issues op het gebied van energie?’ Rik van Terwisga: ‘Op de aarde is 1.388 miljoen kubieke kilometer water. Slechts drie procent van al dat water is zoet, de rest is zout. Van dat zoete water is bovendien slechts een deel beschikbaar voor gebruik door de mens. Verder is water ook nog eens ongelijk verdeeld over de wereld. Het is dus een schaarse grondstof. Afgezet tegen de groeiende wereldbevolking lopen we straks tegen een enorm probleem aan. Om de tekorten in sommige delen van de wereld op te vangen, proberen we zeewater om te zetten in zoet, drinkbaar water. Dat is al mogelijk, maar het moet goedkoper en energiezuiniger kunnen.’ Tini Hooymans: ‘De inzet van zonne-energie is daarbij op termijn het goedkoopst. Bijzonder is dat de hoeveelheid water op aarde constant blijft en nooit minder wordt – anders dan olie en gas.’ Van Terwisga: ‘Toch moeten we zuinig omgaan met water. In Nederland hebben we daarbij het probleem dat water zo goedkoop is. Daardoor voelt niemand zich geroepen om erop te besparen. Dat lukt alleen als we het watergebruik koppelen aan energie. Water komt met een temperatuur van 8 graden Celsius ons huis binnen en verlaat het weer met een temperatuur van 20 graden. Door dat temperatuurverschil van twaalf graden te hergebruiken, bespaar je kostbaar water én win je energie terug. Overigens zijn mensen soms wel bereid om te betalen voor water: als het in een fles zit. Flessenwater kost 40 cent per liter, kraanwater slechts 0,13 eurocent per liter. Terwijl de kwaliteit van Nederlands water prima is en de ecologische footprint van plastic flessen groot is. Ook kraanwater zou dus eigenlijk duurder moeten worden om mensen bewuster te maken van de waarde ervan en om te kunnen investeren in technologie om de drinkwatervoorraad te vergroten.’
Zijn wij in Nederland verder met deze technologie dan de rest van Europa? Smith: ‘Nederland kenmerkt zich door een unieke combinatie van een sterke agrarische sector én een sterke chemische sector, die met elkaar en met kennisinstituten samenwerken aan een bio-based economy: het vinden van nieuwe interessante materialen en grondstoffen. Momenteel zijn die grondstoffen nog voor het overgrote deel gebaseerd op olie en is er sprake van een oil-based economy.’ Hooymans: ‘In de toekomst wordt olie echter steeds schaarser en daardoor duur. De chemische industrie is dus op zoek naar alternatieve grondstoffen, terwijl de agrarische sector zoekt naar nieuwe toepassingen voor grondstoffen. Ze vinden elkaar in de productie van biomassa.’
°
Rik van Terwisga (1957) trad na zijn studie Civiele Techniek in Delft toe tot adviesbureau Twynstra Gudde, waar hij eerst als adviseur en partner en later als directeur werkzaam was. Sinds 2008 is hij bestuursvoorzitter van drinkwaterbedrijf Vitens. Daarnaast is hij toezichthouder bij een aantal organisaties in de wetenschap en de gezondheidszorg.
‘We gooien met z’n allen de hele jaarlijkse wereldproductie van Nestlé in de prullenbak’
Is biomassa niet ook een bedreiging voor de agrarische sector? Smith: ‘Je doelt op de discussie over food or fuel? Die vraag speelt alleen in gebieden waar sprake is van armoede en voedselgebrek en dus niet in de Westerse wereld. Biomassa vormt ook geen bedreiging voor de prijs van agrarische grondstoffen. Die bevinden zich al twintig jaar op hetzelfde lage niveau. Er heeft zelfs geen inflatiecorrectie plaatsgevonden. We ontlenen ook alleen energie aan restmateriaal dat we niet meer voor iets anders kunnen gebruiken. We investeren nu bijvoorbeeld in een grote vergister bij onze suikerfabriek in Dinteloord. Daarmee kunnen we uit bietenpulp tien miljoen kubieke meter biogas per jaar maken. Dat maakt ons meteen een van de grootste gasproducenten in Nederland. Dus biobrandstoffen vormen voor ons ook een kans.’ Van Terwisga: ‘Hetzelfde geldt voor ons. Wij halen bijvoorbeeld methaangas uit grondwater. Eerst verdween dat in de lucht, nu verkopen we het aan de energiebedrijven. Het is dus een vorm van hergebruik, terwijl we er ook nog geld mee verdienen.’ Hooymans: ‘Agrarische producten kun je bovendien telkens weer telen, terwijl de voorraad olie en gas eindig is.’
°
Shell Special / 2010 . 23
rondetafel
Ineens draaien de rollen om en wordt De Wit ondervraagd door de andere deelnemers aan de ronde tafel.
Tini Hooymans (1951) studeerde Biologie, Celbiologie en Biochemie in Leiden en promoveerde aan de VU te Amsterdam. Zij bekleedde daarna diverse directiefuncties bij onderzoeksorganisaties in de land- en tuinbouwsector. Sinds 1 oktober 2002 is ze lid van de Raad van Bestuur van TNO, waarin ze de portefeuille Kennis beheert. Ze is daarnaast onder meer commissaris bij KPN en Rabobank Vallei en Rijn en plaatsvervangend kroonlid van de SER.
Hooymans: ‘Wat is de strategie van Shell om de toekomstige schaarste van fossiele brandstoffen te kunnen opvangen?’ De Wit: ‘Olie wordt steeds duurder. Het wordt moeilijker om het naar boven te brengen en het wordt riskanter. Daarentegen is er veel meer gas dan we tien jaar geleden hadden voorspeld. Gas kan dus nog lange tijd een rol spelen als brandstof. Bovendien kunnen we beter gas dan kolen gaan gebruiken voor elektriciteitscentrales. Dat scheelt de helft aan CO2-uitstoot. De temperatuur op aarde mag niet meer dan twee graden stijgen. Dus moeten we ons afvragen hoe de energievoorziening in de wereld zich de komende veertig jaar moet ontwikkelen, met minder CO2-uitstoot en meer hernieuwbare energie, in een juiste balans tussen energiebesparing en economisch rendement en met behulp van technologie die de transitie betaalbaar maakt.’ Van Terwisga: ‘Waarom maken jullie de fossiele brandstoffen niet duurder?’ De Wit: ‘Wij handelen op een mondiale markt. Als lokaal initiatief prijs je daarmee jezelf uit de markt. Overheden kunnen dit bewerkstelligen met belastingen.’ Van Terwisga: ‘Bij het veranderen van wereldwijde patronen heeft een groot bedrijf als Shell misschien wel meer invloed dan regeringen.’ De Wit: ‘Nou, onze productie bedraagt slechts twee tot drie procent van de wereldproductie, dus is wellicht bescheiden van invloed. En het zijn uiteindelijk overheden die de regels veranderen.’ Smith: ‘Ik vind ook dat de overheid een sturende en stimulerende rol moet hebben. De overheid moet óók meedenken over alternatieven voor olie en steenkool.’ Van Terwisga: ‘Of over een herverkaveling van de wereldvoedselproductie. De productie van een kilo rundvlees in Argentinië kost bijvoorbeeld veel water. Als je dat vlees naar Europa exporteert, versleep je dus in feite een plas water naar een gebied waar dat al in overvloed is. Je kunt dus beter produceren waar de grondstoffen zijn.’ Hooymans: ‘De overheid zou ook innovatie moeten stimuleren vanwege het belang voor de Nederlandse concurrentiepositie. We hebben nu een nieuw ministerie dat het woord innovatie zelfs in haar naam draagt…’ De Wit: ‘De laatste jaren heeft de Nederlandse 24 .
manage m e nt scope
‘De chemische en de agrarische sector vinden elkaar in de productie van biomassa.’
overheid niet echt de regie genomen. Nu worden er weer meer uitspraken over innovatie gedaan. Maar zeker internationaal overheerst de drang om snel iets te kunnen laten zien, in plaats van alleen maar praten over de lange termijn.’ Smith: ‘De overheid kan ook met subsidies bijdragen aan de ontwikkeling van alternatieve energiebronnen.’ De Wit: ‘Stop dat geld in innovatie. Je vindt de oplossing niet alleen in een lab, maar door ideeën in praktijk te brengen, op semicommerciële basis uit te proberen en daarvan te leren. Zo zijn wij in al in 1975 begonnen met een project voor gas-to-liquid, eerst in Amsterdam, nu in Qatar. We hebben een serie steeds grotere en geavanceerdere pilots neergezet. Nu, dertig jaar later, wordt er op grote schaal gebouwd en kunnen we het groot uitrollen.’ Hooymans: ‘Het idee van de proeftuin.’ Van Terwisga: ‘Wij hebben net ons innovatieprogramma voor watertechnologie ingediend bij het ministerie van Economische Zaken. We willen investeren in de transitie tussen kennis en markt. De kennis ontwikkelen we samen met technologische topinstituten. Maar het gaat mis bij de toepassing van die kennis; die vormt de zwanenhals in de innovatieketen. Vitens zou een proeftuin moeten zijn voor experimenten met nieuwe technologie, waarna
de hele wereld het van ons kan kopen. We moeten in Nederland veel intensiever kennisnetwerken vormen tussen bedrijven, overheid en kennisinstituten. En die moeten niet te lang praten, maar hup: meteen aan de slag gaan.’ Smith: ‘Ook voor biobrandstoffen zie je netwerken ontstaan. Dat leidt tot allerlei concrete projecten tussen bedrijven onderling om biomassa verder te verwaarden en samen nieuwe ideeën voor toepassingen te ontwikkelen.’ Hooymans: ‘Een mooi voorbeeld is ook het initiatief om tijdens de crisis onderzoekers bij bedrijven niet te laten ontslaan, maar in het kader van de kenniswerkersregeling te detacheren bij kennisinstituten. Een concreet project was Building Brains, waarin architecten, installateurs, de bouwsector en toeleveranciers samenwerkten om energieneutraal te bouwen. We moeten meer van dat soort colocaties creëren, als ontmoetingsplaatsen voor partijen die samen nieuwe dingen kunnen ontwikkelen.’ Van Terwisga: ‘Investeren in verbinding, ja. Dat heeft meer zin dan de top-down structuur van het Innovatieplatform. Maar daarvoor heb je wel een neutrale facilitator nodig.’ Hooymans: ‘Dat is precies de rol die TNO op zich wil nemen: verbinding leggen tussen het innovatieve MKB en grotere bedrijven.’
De Wit neemt de rol van interviewer weer op zich: ‘Daar is ook een kentering in mentaliteit voor nodig: van het afschermen van ideeën naar het delen van ideeën.’ Van Terwisga: ‘De verschillende partijen zullen zich daar wel voor moeten openstellen. We moeten niet langer denken in schaarste van kennis, maar in overvloed van kennis die je met elkaar deelt. Door te geven krijg je uiteindelijk meer terug.’ Hooymans: ‘Ik vind het kwekersrecht een mooi systeem. Bij het ontwikkelen van nieuwe rassen mag iedere kweker voortbouwen op het resultaat van een voorganger. Ontwikkelingslanden mogen ook onbelemmerd telen met zo’n nieuw ras en de opbrengst houden. Dan ben je gericht op ontwikkeling, in plaats van op afblokken.’ Niet alleen bedrijven, maar ook consumenten zullen een mentaliteitsverandering moeten ondergaan. Hoe krijg je ze zover dat ze bewuster omgaan met voedsel, water en energie? Of is die strijd al verloren? Van Terwisga: ‘We gooien met z’n allen de hele jaarlijkse wereldproductie van Nestlé in de prullenbak, zo bleek laatst uit onderzoek. Er wordt in de wereld ook veel water verspild. In Nederland is dat 128 liter per persoon per dag. Maar Amerikanen verbruiken per persoon wel duizend liter water per dag. En dan heb ik het nog niet over de groeiende economieën in Azië.’ Hooymans: ‘Ook daar stijgt het bewustzijn. China doet bijvoorbeeld veel aan wind- en zonne-energie. In ons eigen land gaan we ook steeds bewuster om met energie: mensen kopen een minder vervuilende auto, hebben zonnecellen op hun dak en wisselen soms binnen hun wijk energie uit.’ Smith: ‘Het gedragsvraagstuk ligt niet alleen bij de consument, maar ook in de keten. De vermelding “tenminste houdbaar tot” is op vlees onmisbaar, maar heeft op bijvoorbeeld flesjes bier weinig zin.’ Van Terwisga: ‘Daarover zul je dan wel afspraken moeten maken binnen de keten. Anders zullen organisaties verwijzen naar de onwil van concurrenten om te verdedigen dat ze zelf geen actie ondernemen.’
°
‘Ook voor biobrandstoffen zie je netwerken ontstaan’
Robert Smith (1960) werd in 2008 benoemd tot voorzitter van de concerndirectie van Cosun. Hij studeerde economie en kwam in 1995 in dienst van de coöperatie, waar hij sinds 2000 financieel directeur en lid van de concerndirectie was. Daarvoor werkte hij bij Arthur Andersen. Smith bekleedt verder een aantal nevenfuncties binnen de sector, met het accent op duurzaamheid.
Peter de Wit is president-directeur van Shell Nederland Shell Special / 2010 . 25
analyse
‘De stem van gas moet veel luider’ Terwijl beleidsmakers praten over de noodzaak van duurzame brandstoffen en kernenergie, zet Shell vol in op gas. Volgens Dick Benschop, hoofd strategie van de Shell Groep, behoort gas een belangrijke plaats te krijgen in de ‘energiemix’ van elk land.
Dick Benschop leunt voorover en kijk t gebiologeerd naar de geel-rode manchetknopen van interviewer Jos Hessels. ‘Wat is dat nou? Het Shellembleem?’ Hessels knikt en vertelt enthousiast over zijn eerdere loopbaan bij Shell, waar hij dertien jaar werkte. ‘Ze zijn mooi! Ik heb ze nog niet. Maar ja, ik werk hier pas zeven jaar’, lacht Benschop, die na een politieke loopbaan – staatssecretaris van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Kok II – in 2003 overstapte naar Shell. Daar verkocht hij eerst gas binnen Europa en leidde vervolgens een aantal jaren het gasbedrijf van Shell in Maleisië (‘als je Shell V Power Diesel tankt, zit daar een synthetische component in die wij nog steeds in Maleisië maken’). Sinds een jaar is hij terug in Nederland, als Hoofd Strategie van de Shell Groep.
gas, dat zich bevindt in laag-poreuze steen- en kleilagen. De winning hiervan is moeilijk maar er zijn wel steeds betere technieken voor, bijvoorbeeld door de bodem te kraken of door met grote druk een mengsel van water, chemicaliën en zand te injecteren. In de VS is de winning van onconventioneel gas erg succesvol, waardoor deze regio vrijwel is weggevallen als afnemer van conventioneel gas op de wereldmarkt. Door de opkomst van onconventioneel gas groeit de totale wereldvoorraad aan gas spectaculair; de verwachting is nu dat we bij het huidige verbruik nog voor zeker 250 jaar aan gasvoorraden hebben. De Verenigde Staten hebben door het winnen van onconventioneel gas nu een voorraad die toereikend is voor de komende honderd jaar; vóór die tijd was die verwachting 33 jaar.’
Hoe staat de wereld er momenteel voor wat betreft de gasvoorraden? ‘De reserves van conventioneel gas nemen in regio’s als Europa en de Verenigde Staten per saldo langzaam af. Maar dat wordt ruim gecompenseerd door de snelstijgende productie van onconventioneel
Is de VS de enige regio waar onconventioneel gas wordt geproduceerd? ‘De VS zijn wel de grootste producent, maar niet de enige. In Australië wordt Coal Bed Methane, ofwel koolgas, gewonnen en vervolgens vloeibaar gemaakt. Cruciaal is ook dat China een enorm
°
26 .
manage m e nt scope
‘De ecologische voetafdruk van onconventioneel gas is behoorlijk groot’
°
Interview Jos Hessels Tekst Paul Groothengel Fotografie Maarten Kools Shell Special / 2010 . 27
analyse
En Europa? ‘In onze regio staat onconventioneel gas nog in de kinderschoenen, maar het zou groot kunnen worden in het volgende decennium. Shell boort onder meer in Zweden naar onconventioneel gas, en we werken samen met Exxon Mobil aan een project in Duitsland. Ook in Oekraïne zijn we bezig. Sommige vormen van onconventioneel gas zijn alleen te winnen met behulp van een groot aantal putten. Dat stuit mogelijk in een aantal Europese landen op maatschappelijke problemen, waarbij je waarschijnlijk wel weer een onderscheid moet maken tussen Westen Oosteuropese landen. In de VS wordt de aanwezigheid van boorputten vlakbij steden en dorpen wat makkelijker geaccepteerd dan in Europa het geval zal zijn. Rondom het exploreren van onconventioneel gas moet een hele industrie en infrastructuur worden opgebouwd. Bovendien is het geen statisch proces: je moet steeds nieuwe putten boren. De ecologische voetafdruk is dan ook behoorlijk groot.’
°
‘de verwachting is dat we nog voor zeker 250 jaar gas hebben’
potentieel aan onconventioneel gas lijkt te hebben. Veel lokale Chinese bedrijven exploreren nu de mogelijkheden, Shell is ook bij een aantal projecten betrokken. Als China zelf meer onconventioneel gas kan produceren, heeft dat een geweldig positief effect op de wereldwijde uitstoot van CO2; China verbruikt voor zijn energievoorziening voor een aanzienlijk deel nog kolen. Bovendien moet China zijn gas op dit moment nog deels uit de hele wereld importeren, maar dat kan dramatisch veranderen als China zelf onconventioneel gas gaat produceren.’ 28 .
manage m e nt scope
in China, het Midden-Oosten en ook Noord Afrika zal de vraag sterk toenemen. De vraag naar LNG stijgt sneller, waarbij de markt wat lucht heeft gekregen omdat de VS sinds de doorbraak van betaalbaar, onconventioneel gas vrijwel geen LNG meer nodig heeft. Daardoor is er meer LNG beschikbaar voor Europa, dat zijn conventionele gasvoorraden ziet dalen. Steeds meer Aziatische en Europese landen bouwen faciliteiten in hun havens om schepen met LNG te kunnen ontvangen en te verwerken; je hebt immers terminals nodig om dat vloeibare gas weer gasvormig te maken. In Rotterdam is men ook bezig met de bouw van deze terminals.’
Naast de opkomst van onconventioneel gas zien we een sterke opkomst en mondialisering van de productie van vloeibaar gas. ‘Inderdaad, steeds meer landen produceren Liquified Natural Gas. Met dit LNG is Shell zo’n veertig jaar geleden begonnen, destijds in Algerije; we zijn marktleider op dit gebied. Nu wordt LNG geproduceerd in landen als Brunei, Maleisië, Oman, Australië, Qatar, Nigeria en Trinidad. Wij zijn bezig in Qatar met een nieuw LNG-project dat de totale productie in Qatar naar 77 miljoen ton LNG per jaar brengt, wat een enorme impuls betekent voor de gasindustrie. Het grote voordeel van LNG is dat het, nadat het vloeibaar is gemaakt, zeshonderd keer minder volume inneemt dan gasvormig aardgas. Hierdoor kan het gas makkelijker getransporteerd worden per schip, je hebt geen pijpleiding meer nodig.’
De vraag naar en het aanbod van gas stijgen dus; toch wijzen beleidsmakers met name op duurzame brandstoffen en kernenergie als oplossing voor het energievraagstuk. ‘Het klopt dat Europese politici vooral praten over de inzet van duurzame brandstoffen. Ze hebben het doel om een aandeel van twintig procent duurzame brandstoffen in 2020 te realiseren. Ook kernenergie staat weer volop in de belangstelling. Het gaat, naast het halen van CO2-doelstellingen, ook om de security of supply. Dan constateer ik dat gas te weinig in de overwegingen wordt meegenomen. Onbegrijpelijk. Met het vervangen van kolen door gas bespaar je direct vijftig tot zeventig procent CO2uitstoot, dat is een zeer effectieve maatregel op de korte termijn. En bovendien: de waarde van een nu bespaarde ton CO2-uitstoot is veel groter dan de waarde van een over tien jaar bespaarde ton CO2. Als je nu snel overschakelt op gas, creëer je meer tijd en ruimte om de kosten van alternatieve energiebronnen omlaag te brengen. De hoeveelheid geld die de wereld nu besteedt aan haar energievoorziening, kan veel doelmatiger worden besteed – zowel in financieel opzicht als qua CO2-vermindering. Zoals het nu gaat, moet het ooit ergens fout gaan.’
Hoe zit het met de vraag naar gas? ‘De verwachting is dat de wereldwijde vraag naar gas tussen nu en 2030 ieder jaar stijgt met twee procent; met name
Als gas zoveel kansen biedt, waarom wordt dat maatschappelijk en politiek dan niet opgepikt? ‘Wellicht hadden wij er vanuit de industrie meer over moe-
°
°
°
°
ten praten. Ik zeg wel ’ns: “de stem van gas wordt niet gehoord”. Vanuit Shell proberen wij het debat aan te gaan over het energievraagstuk en de mogelijkheden die gas biedt. We willen middenin de maatschappij staan. Natuurlijk, dat doen we vanuit welbegrepen eigenbelang. Maar het is ook onze maatschappelijke rol om mee te denken over vroege CO2-reducties, tegen zo laag mogelijke kosten. Overheden gaan in hun energiepolitiek uit van een beleid om te diversificeren. Dat is verstandig vanuit het oogpunt van risicomanagement. Maar men is nu te ver doorgeschoten, de balans is zoek. Er gaat nu alleen nog maar overheidsgeld naar de ontwikkeling van duurzame brandstoffen. Alleen al in Nederland vier miljard euro naar offshore windenergie. Is dat verstandig?’
‘het voordeel van vloeibaar gas is dat het zeshonderd keer minder volume inneemt’
Shell-ceo Peter Voser hekelde in oktober de overheidssubsidie aan twee windparken in de Noordzee. ‘Hij heeft terecht de vergelijking op tafel gelegd. Het Ministerie van EZ wil ruim vier miljard euro verstrekken aan subsidie voor de aanleg van deze offshore-windparken. De hoeveelheid elektriciteit die dit oplevert, staat gelijk aan die van een moderne gasgestookte elektriciteitscentrale; die zet je neer voor zo’n 280 miljoen euro, stelde Voser. Zijn boodschap is dan: denk daar nog eens heel goed over na. Offshore windenergie is erg duur, onshore is al een stuk goedkoper. Maar windmolens op land stuiten weer op maatschappelijke tegenwind.’
indirect, via de NAM, ook betrokken bij initiatieven in Noord-Nederland om CO2 ondergronds op te slaan. Ik denk dat we als Nederland voorop kunnen lopen in technieken rond wat we noemen carbon capture & storage: het slim afvangen en opslaan van CO2. Het zou mooi zijn als we daarin een kenniscluster weten op te bouwen. Als Nederland daar innovatief in vooroploopt, kunnen we die kennis goed exporteren; alleen al in China wordt CCS een grote business.’
°
Het punt is dat gas minder CO2uitstoot oplevert dan kolen, maar nog steeds aanmerkelijk meer dan duurzame brandstoffen. ‘Dat is ook zo, daarom zijn we als industrie ook druk met het onderzoeken van optimale mogelijkheden naar het afvangen en opslaan van CO2 bij de productie van gas. Dan kan gas een blijvend onderdeel van de ‘energiemix’ uitmaken. Het is jammer dat minister Verhagen, wegens gebrek aan lokaal draagvlak en de opgelopen vertraging, afziet van ondergrondse opslag van CO2 bij Barendrecht. Daarmee is opslag van CO2 hopelijk niet van de baan. Shell is
°
Hoe schat u de kansen van Nederland in om uit te groeien tot de gewenste ‘gasrotonde van Europa’? ‘Nederland acht ik gezien de huidige infrastructuur, de gunstige ligging en hoogwaardige kennis, zeker in staat om voor Noordwest-Europa een belangrijk logistiek knooppunt te worden voor de opslag en het transport van gasstromen uit verschillende aanvoerrichtingen. In de energiewereld is daar grote belangstelling voor. Aan zo’n spilfunctie zou de BV Nederland veel kunnen verdienen, wat handig is mochten we in de toekomst over minder eigen gas beschikken. Dat is een mooi innovatiecluster. Sowieso krijgt Europa te maken met een toename van de gasimporten, hetzij via pijpleidingen uit Rusland, hetzij via schepen die vloeibaar gas transporteren.’
Intussen stellen energiebedrijven hun investeringen uit, in afwachting van de keuzes die de politiek maakt. ‘Het licht zal hopelijk niet uitgaan, maar energiebedrijven moeten vroeg of laat toch hun kolencentrales moderniseren en vervangen. Voor welke brandstofmix kiezen ze dan? Kunnen ze bijvoorbeeld verzekerd worden van voldoende aanvoer van betaalbaar gas? Dat hangt af van politieke keuzes. De Europese lidstaten zouden eens een goed debat moeten voeren over hun strategische keuzes in energievoorziening. Ze kunnen de garantie van energie-aanbod veilig stellen door te kiezen voor een diversiteit van energiebronnen waarmee je de risico’s kunt spreiden. Zorg er verder voor dat Europese bedrijven een belangrijke rol spelen bij de winning en het transport van het gas. Europa zou wat meer in die strategische dimensie moeten denken. Autarkie is nooit de oplossing voor welk risico dan ook, hooguit een dure droom. Ongeacht of je als land voor conventioneel of onconventioneel gas kiest, of je het van dichtbij of ver weg haalt, of je het importeert via pijpleidingen of vloeibaar binnenhaalt via schepen, in de keus voor energiebronnen hoort gas logischerwijs een belangrijke plaats te krijgen.’
°
°
Jos Hessels is partner bij Boer & Croon Shell Special / 2010 . 29
het kan ook anders
30 .
manage m e nt scope
In Qatar wordt momenteel hard gewerkt aan de bouw van ’s werelds grootste fabriek voor de omzetting van aardgas in vloeibare brandstoffen. Op de bouwplaats werken en wonen 35.000 mensen. De naam van dit project is Pearl GTL. GTL (gas-to-liquids) zijn synthetische vloeibare brandstoffen, zoals diesel en kerosine, die schoner zijn dan de conventionele olieproducten. In de loop van 2011 moet de fabriek operationeel zijn.
Shell Special / 2010 . 31
case
Waterlanders Wetlands International zet zich in voor het behoud van drasgebieden wereldwijd en houdt daarbij scherp de activiteiten van oliemaatschappijen in het vizier. Waar mogelijk vindt samenwerking plaats. Tekst Rob Hartgers
HOLLANDSE HOOGTE
u r p e r re i g e r Gerrit staat op het punt om het Malinese luchtruim te betreden. Dat is te zien op de website Follow the Bird!, waarop de migratie van purperreigers van Nederland naar West-Afrika in kaart wordt gebracht. Dat is mogelijk doordat een aantal vogels is uitgerust met een gps-zendertje. Met dit onderzoek wil natuurbeschermingsorganisatie Wetlands International inzicht krijgen in de routes die watervogels afleggen en de samenhang tussen de waterrijke gebieden waar de vogels neerstrijken. Die samenhang is veel groter dan vaak wordt gedacht, vertelt Ward Hagemeijer van Wetlands International. ‘In Mali leeft een miljoen mensen in de binnendelta van de Niger. Door verlies van visserij en veeteelt zijn die mensen voor hun eiwitten in toenemende mate afhankelijk van watervogels. De watervogels in Mali zijn afkomstig uit de Arctische gebieden. Een milieuramp boven de poolcirkel 32 .
manage m e nt scope
kan een hongernood veroorzaken in Afrika. Dat soort verbanden willen wij onder de aandacht brengen.’ Levensbelang
Wetlands International is een fusieorganisatie, voortgekomen uit Europese, Amerikaanse en Aziatische organisaties die zich sinds het midden van de jaren vijftig van de vorige eeuw inzetten voor het behoud van draslanden voor toekomstige generaties. De definitie van draslanden die de organisatie hanteert is breed en omvat niet alleen moerassen, maar alle gebieden op de grens van water en land. Daartoe behoren ook kuststroken, veengebieden, rivierdelta’s en zelfs woestijngebieden waar misschien eens in de tien jaar water staat. Draslanden worden gekenmerkt door een grote biodiversiteit en zijn belangrijk als opslagplaats voor overtollig water, maar ook als leefgebied van watervogels en andere diersoorten. Ook voor mensen zijn draslanden van levensbelang, benadrukt Hagemeijer: ‘Als we goed met
die gebieden omgaan kunnen we er tot in lengte der jaren gebruik van maken. Juist in arme landen is het belangrijk dat mensen voor hun voedselvoorziening gebruik kunnen maken van de draslanden. De waarde die draslanden vertegenwoordigen voor mensen proberen we de laatste jaren sterk te benadrukken. Dat is deels strategisch; de politieke interesse voor biodiversiteit is op nationaal niveau momenteel niet groot.’ Draslanden zijn bijzonder kwetsbaar. In dichtbevolkte gebieden, waar de druk op de ruimte groot is, worden steeds meer draslanden geconverteerd tot landbouwgrond. Ook onzorgvuldig waterbeheer en -gebruik, klimaatverandering en vervuiling vormen een bedreiging. De energiesector speelt bij veel van deze bedreigingen een rol. Hagemeijer: Oliewinning is om verschillende redenen van grote invloed op de waterhuishouding in een regio. Bij het boren van een bron komt door overdruk olie naar boven. Die druk wordt veroorzaakt door water. In oudere
olievelden wordt ook water naar beneden gepompt om de druk te verhogen. Vaak komt er meer water naar boven dan olie. In sommige woestijnen ontstaan daardoor zelfs rivieren. Dat kan voor problemen zorgen, bijvoorbeel doordat het water olieresten bevat.’ Ook oliewinning uit teerzanden, zoals in Canada veel gebeurt, heeft grote impact op de wetlands. Teerzanden zijn grondlagen die vlak onder de oppervlakte liggen, vaak bedekt door veengrond. Om bij de teerzanden te komen, wordt het veen afgegraven. Als je veen drooglegt, ontsnapt er enorm veel CO2. Dat levert een grote bijdrage aan het broeikaseffect. Doordat het veen wordt afgegraven, verliest het zijn waarde voor de natuur.’ Voortrekkersrol
Sinds januari 2008 is Wetlands International environmental partner van Shell. Een milieuorganisatie die sa-
menwerkt met een energiemaatschappij, dat is even wennen. Het idee ontstond nadat Shell onder vuur kwam te liggen door exploratieactiviteiten nabij het eiland Sakhalin, in het verre oosten van Rusland. Natuurbeschermers vreesden dat de activiteiten van het Sakahlin Energy-consortium, waar Shell deel van uitmaakt, de paring van de uitsterving bedreigde grijze walvis in de Zee van Ochotsk verstoorde. Shell erkende het probleem en vroeg de Union for the Conservation of Nature (IUCN) om raad. Op advies van IUCN werd voor een andere werkwijze gekozen, waardoor de bezwaren bij de activisten (deels) werden weggenomen en de exploratie door kon gaan. Shell en IUCN besloten om de samenwerking te consolideren. Eind 2007 werd met IUCN de eerste Environmental Partnership gesloten, voor een duur van vijf jaar. Daarna volgden partnerships met Wetlands International, The
‘Er zijn NGO’s die vinden dat we ons voor het karretje van industriëlen laten spannen’ Shell Special / 2010 . 33
case
‘We kijken met argusogen naar de Arctische gebieden’
Nature Conservancy en Earthwatch. Naar verwachting wordt aan dat rijtje binnenkort de Smithsonian Institution toegevoegd. Het belang van de partnerships voor Shell is duidelijk, maar wat motiveert de milieuorganisaties? Zijn de energiebedrijven niet de aartsvijanden die bestreden moeten worden? ‘Er zijn NGO’s die vinden dat we ons voor het karretje van industriëlen laten spannen’, erkent Hagemeijer. ‘Maar voor ons is het een weloverwogen keuze. We zien dat de industriële sector van grote invloed is op de draslanden. We zien ook dat wij het bedrijfsleven via onze traditionele partners – overheden en andere NGO’s – moeilijk kunnen bereiken. Wij vinden dat het verbruik van fossiele brandstoffen moet worden afgebouwd, maar begrijpen dat het jaren zal duren voordat we echt zonder kunnen. Tot die tijd moeten we olie winnen op een manier die de draslanden zo min mogelijk schaadt. 34 .
manage m e nt scope
Daar kunnen wij bij helpen. Ons uiteindelijke doel is om via het partnership de gehele sector te verduurzamen. Shell heeft een voortrekkersrol. Als zij duurzamer gaan werken wordt dat misschien de nieuwe standaard voor gehele sector.’ Het partnership van Wetlands International en Shell loopt nu ruim twee jaar. Hagemeijer is tevreden over de bereikte resultaten. Meerdere initiatieven zagen het licht en sommige grote projecten lopen nog, waaronder het onderzoek naar de migratie van watervogels en een onderzoek naar duurzamere oliewinning in de Nigerdelta. Ook verricht Wetlands International een casestudie naar impact van olieen gaswinning op de permafrost. Hagemeijer: ‘De permafrostlagen worden bedekt door een deken van veengrond. Als je die deken wegtrekt, ontdooit de grond. Dat is niet alleen rampzalig voor het ecosysteem, maar ook voor de industrie. Infrastructuur zakt weg
in de grond waardoor pijpleidingen kunnen afbreken. Wij hebben de problemen in kaart gebracht. Hopelijk leidt dat tot een operationele richtlijn voor de industrie.’
Duurzame economische groei met behulp van kleine en opstartende bedrijven
toolkit
Het liefst zou Hagemeijer no-go areas aanwijzen waar het onverantwoord is om te boren, maar die kans heeft hij nog niet gekregen: ‘We worden niet betrokken bij de vraag in welke gebieden Shell aan de slag gaat. Wij komen pas in beeld als de deal is gesloten en vast staat dat ze er gaan werken. We proberen wel zo vroeg mogelijk aan tafel te komen om invloed te hebben op de vormgeving van het project. ZuidIrak is een goed voorbeeld. Daar wordt een gigantisch olieveld aangeboord, en ons is gevraagd wat dat betekent voor de draslanden in het gebied. Eigenlijk is er te weinig water voorhanden.’ Momenteel ontwikkelt Hagemeijer een toolkit waarmee energiebedrijven en overheden kunnen vaststellen wat de impact is van een industriële activiteit op draslanden. In sommige gebieden is die impact zo groot, dat er beter maar helemaal niet geboord kan worden naar olie, vindt Hagemeijer. ‘We kijken met argusogen naar de Arctische gebieden. Die vertegenwoordigen een enorme waarde voor de inheemse bevolking en voor de biodiversiteit. Er zijn daar enorme veengebieden. Na de ramp met het BP-boorplatform Deepwater Horizon hebben wij opgeroepen tot een tijdelijk moratorium op diep boren in zee. Door de hoge temperatuur van het zeewater in de Golf van Mexico gaat de afbraak van olie door bacteriën redelijk snel. Als eenzelfde ongeluk zich voordoet in een Arctisch gebied, zijn de gevolgen vele malen ernstiger.’
Onze partner GroFin ondersteunt Afrikaanse ondernemers zoals Charles Githuka Ngugi met financiering en begeleiding bij het opbouwen van zijn onderneming. Hij is de eigenaar van een diervoeder bedrijf in Kenia, en hij heeft behoefte aan die ondersteuning om zijn bedrijf te laten groeien. Het Midden- en Kleinbedrijf in ontwikkelde landen draagt substantieel meer bij aan het BNP dan in Afrika.
Al 10 jaar past de Shell Foundation bedrijfsmatig denken en handelen toe in haar aanpak van armoede- en milieuproblematiek. We hebben, met behulp van zorgvuldig gekozen pioniers, duurzame oplossingen gecreëerd met een potentiële impact op miljoenen mensen en hun levensomstandigheden.
Ons nieuwe rapport ‘Enterprise Solutions to Scale’ gaat in op onze belangrijkste ervaringen van een decennium werken aan de ontwikkelingsproblematiek door middel van een bedrijfsmatige aanpak. Download een exemplaar op: www.shellfoundation.org
Shell Foundation is een onafhankelijke stichting in de UK: No. 1080999
analyse
De auto van de buren Crisis of niet, het aantal auto’s op de Duitse wegen blijft maar toenemen. Wat betekent dat voor het milieu, over tien of twintig jaar? Vier op de vijf Duitsers tankt in 2030 nog steeds benzine of diesel. Maar omdat auto’s steeds energiezuiniger worden, stoten ze beduidend minder CO2 uit. Tekst Paul Groothengel Illustratie Aad Goudappel
hell houdt zich al meer dan een halve eeuw bezig met het onderzoeken van het mobiliteitsgedrag van Duitse automobilisten. Daarbij maken de onderzoekers gebruik van scenariotechnieken, omdat deze verder gaan dan traditionele voorspellingen en uitermate geschikt zijn om in te spelen op alternatieve ontwikkelingen. De scenario-aanpak dient niet alleen om strategische informatie te genereren, maar ook om een maatschappelijke discussie aan te jagen. Het doel van de jongste mobiliteitsstudie, Shell Personenauto’s – Scenario’s tot 2030, is het verkennen van de mogelijke gevolgen die demografische veranderingen zullen hebben voor het toekomstig autogebruik in Duitsland, 36 .
manage m e nt scope
alsmede het uitdiepen van duurzame mobiliteitsperspectieven op basis van uiteenlopende ‘toekomstdesigns’. Het rapport moet een beeld geven van de duurzaamheid van de toekomstige automobiliteit, en van de consequenties hiervan voor auto- en energieproducenten, automobilisten, en beleidsmakers. Een van de opstellers van het rapport is Jörg Adolf, Issues Manager van Shell Deutschland Oil. Hij licht toe: ‘Als het gaat om efficiënter brandstofverbruik en verlaging van de uitstoot van CO2, kun je dat realiseren door verbeteringen aan de auto, door het gebruik van alternatieve brandstoffen en door verandering van het rijgedrag. Wij hebben ons in deze studie op de eerste twee aspecten gericht. Er is in Duitsland veel aandacht aan het rapport besteed. De eerste druk van 20.000 exemplaren bleek niet toerei-
kend; we moesten exemplaren bijdrukken. Ik geef overal in Duitsland lezingen en merk dat het onderwerp hoog op de agenda staat.’ Dat heeft ongetwijfeld te maken met het gegeven dat Duitsland op gebied van automobiliteit een zeer ontwikkelde markt is. Het percentage autobezitters is relatief hoog en, crisis of niet, de groei van het aantal auto’s gaat gestaag door terwijl het aantal inwoners van Duitsland al jaren stabiel is. Daarbij groeide ook lange tijd het aantal kilometers dat automobilisten gemiddeld reden, maar die groei is onlangs tot stilstand gekomen door stijgende brandstofprijzen. Tegen deze achtergrond staan twee kernvragen centraal. De eerste luidt: ‘Hoe kunnen het Duitse autobezit en het aantal gereden kilometers per automobilist groeien, in een land waar de economie hapert en het aantal inwoShell Special / 2010 . 37
analyse
ners niet meer toeneemt? En op welke manieren kan automobiliteit, in termen van autobezit en aantal gereden kilometers, blijven toenemen, tussen nu en het jaar 2030?’ De studie zoomt allereerst in op de demografische ontwikkelingen in Duitsland. De verwachting is dat het aantal inwoners tussen nu en 2030 met 3,7 miljoen zal afnemen, tot een totaal van 78,5 miljoen inwoners. Die krimp
gaat gepaard met een substantiële vergrijzing: het aantal 65-plussers stijgt van 20 procent nu naar 28 procent in 2030, het aantal jongeren tot twintig jaar daalt in diezelfde periode van 19 procent naar 16 procent. Ondertussen zet de ‘emancipatie’ van het autobezit rustig door. Heeft een gemiddelde groep van duizend Duitse vrouwen nu 340 auto’s tot hun beschikking, dat aantal stijgt naar 430 in 2030. Ter vergelijking: voor mannen stijgt dit aantal veel trager, van bijna 700 auto’s per duizend mannen nu, tot 715 auto’s in 2030. Hoogste volumes
senioren doen zelden afstand van hun auto 38 .
manage m e nt scope
De verwachting van Shell is dat het totaal aantal personenauto’s in Duitsland stijgt van 47 miljoen nu tot 49,5 miljoen in 2030. Per duizend inwoners zal het aantal auto’s toenemen van 570 nu tot 630 in 2030; per jaar zullen er tussen de 3 en 3,5 miljoen nieuwe auto’s worden geregistreerd. Vanwaar die groei? Adolf: ‘Ondermeer omdat het autobezit onder de groeiende groep senioren toe gaat nemen: mensen die een dagje ouder worden, doen zelden afstand van hun auto; tegelijk stijgt het aantal ouderen, met name vrouwen, die op latere leeftijd alsnog in de auto stappen, zodat ze (weer) mobieler worden. Kwam in 1995 23 procent van het totaal aantal gereden kilometers
voor rekening van vijftigplussers, in 2030 zal dat ruim 35 procent zijn.’ Al met al zal Europa’s grootste automarkt de komende jaren aan kop blijven, met de hoogste volumes van het aantal verkochte auto’s. Voor de gehele automobielbranche is het essentieel dat de behoeften van automobilisten gaan veranderen, alleen al vanwege de demografische ontwikkelingen: het feit dat er relatief meer senioren gaan autorijden, plus het gegeven dat huishoudens gemiddeld kleiner worden, heeft niet alleen gevolgen voor aspecten als veiligheid, comfort en bedieningsgemak, maar ook voor het autogebruik. Meer personenauto’s op de weg, plus een verwachte groei in het beroepsgoederenvervoer, betekent dat de eisen aan de Duitse infrastructuur de komende jaren steeds zwaarder worden. Hoewel het Duitse wegennet met een totaal van 645.000 kilometer erg uitgebreid en wijdvertakt is, zijn files ook in Duitsland een dagelijks verschijnsel. Als er geen verstrekkende maatregelen worden genomen, zal de filedruk toenemen, wat leidt tot verdere irritatie onder weggebruikers. Wat zijn de opties voor beleidsmakers? Adolf: ‘Het verdient aanbeveling in te zetten op efficiënter gebruik en beter onderhoud van bestaande wegen. De inzet van verkeersmanagementsystemen, het scheiden van snel personen-
vervoer en langzaam goederenvervoer, en het slim oplossen van bottlenecks moeten het wegennet in de toekomst in voldoende mate ontlasten. Dat is voor Duitsland temeer van belang omdat de Duitse economie in grote mate afhankelijk is van logistiek en transport. Voldoende capaciteit in het wegennet is dan een halszaak’, stelt Adolf. Dan is er nog de milieucomponent. Een toename van het aantal auto’s leidt – als auto’s niet significant zuiniger en duurzamer worden – tot een toename van de uitstoot van CO2. Op dit moment is het autogebruik goed voor 11 procent van de energieconsumptie van Duitsland, en voor 14 procent van de totale uitstoot van CO2. Zowel binnen de EU als in Duitsland is het streven om die percentages in belangrijke mate terug te dringen. Adolf: ‘Het goede nieuws is dat de feitelijke uitstoot van CO2 door Duitse personenwagens al daalt sinds 1999. De EU heeft een doelstelling afgegeven waarbij de CO2uitstoot van Duitse personenauto’s in de periode 2005-2020 moet dalen met 14 procent. Dat is volgens onze scenario’s zeker haalbaar.’ Trendscenario’s
Dit leidt naar de tweede kernvraag uit het rapport: ‘Hoe duurzaam zal de Duitse automarkt zich de komende jaren ontwikkelen, in termen van energieconsumptie en CO2-uitstoot? Hoe, in welke mate en hoe snel kan de autosector een bijdrage leveren aan duurzame mobiliteit?’ In het rapport onderscheidt Shell op dit vlak twee trendscenario’s. Het eerste scenario is Auto Adaptatie waarbij de toekomst van de Duitse automobiliteit een continuering is van de huidige trends en ontwikkelingen. Het tweede scenario, Automobiliteit in Transitie, gaat uit van significante aanscherpingen in duurzaamheidsbeleid en van technologische doorbraken. In het eerste scenario wordt geleidelijke technologische vooruitgang geboekt. Het gebruik van dieselauto’s blijft toenemen, van 24 procent van het totaal aantal personenauto’s nu naar 40
De emancipatie van het autobezit zet door
procent in 2030. Ook het aantal auto’s dat rijdt op biobrandstof stijgt: van 4 procent nu naar 10 procent in 2030. Hybride auto’s gaan in dit scenario een tamelijk belangrijke rol spelen. Hun marktaandeel in nieuw verkochte auto’s stijgt naar 20 procent in 2030; het aandeel van elektrische auto’s blijft steken op 2,5 procent in 2030. Dat betekent al met al dat in dit scenario drie op de vier auto’s in 2030 nog steeds op benzine of diesel rijdt. Wel worden auto’s zuiniger in hun brandstofverbruik: verbruikt een gemiddelde personenauto nu nog 7,8 liter benzine per honderd kilometer, volgens dit scenario zakt dat in 2030 naar 6,1 liter per honderd kilometer. De uitstoot van CO2-gassen van alle personenauto’s zal in 2020 met 14 procent gedaald zijn ten opzichte van 2005, en in 2030 met 23 procent. In het tweede trendscenario accelereert het tempo van technologische vernieuwingen en toepassingen. Klimaatbeleid wordt belangrijker, beleidsmakers leggen scherpere milieuregelgeving op. Dat betekent een doorbraak van alternatieve brandstoffen en een versnelling van het aantal auto’s dat weinig energie verbruikt. Adolf: ‘In dit scenario neemt het marktaandeel van
nieuw verkochte auto’s met een benzinemotor af van 49 procent nu naar 17 procent in 2030, en het aandeel van auto’s met een dieselmotor van 49 procent nu naar 18 procent in 2030. Het marktaandeel van hybride auto’s stijgt explosief, naar 50 procent in 2030; het aandeel van elektrische auto’s stijgt tot 10 procent in 2030.’ Auto’s worden in dit scenario heel wat zuiniger in hun brandstofverbruik: van 7,8 liter benzine per honderd kilometer nu, naar 5,2 liter per honderd kilometer in 2030. Vergeleken met het jaar 2005 zal de totale CO2-uitstoot van alle personenauto’s in 2020 met 21 procent gedaald zijn, en in 2030 met 38 procent. ‘Dit scenario zal het nodige vergen van de sector’, zegt Adolf, ‘maar ik denk dat het mogelijk is. Demografische ontwikkelingen spelen daarbij zeker een rol. Het aantal inwoners neemt weliswaar af, maar daar staat tegenover dat senioren vaker in de auto zullen stappen, en mobieler zijn dan vorige generaties. Het totaal aantal gereden kilometers zal per saldo stabiliseren, maar het brandstofverbruik van personenauto’s neemt jaarlijks af met gemiddeld ca. 1,2 procent. Shell kiest voor het tweede scenario, omdat dat realisatie van afgesproken klimaatdoelstellingen dichterbij brengt. Maar zelfs als de technologische vernieuwing niet snel gaat, dan gaan we toch nog uit van een CO2-reductie van 23 procent bij personenwagens, in de periode tussen 2005 en 2030. Als we daar het verbruik van vrachtwagens bij optellen, wordt het beeld overigens een stuk somberder, omdat het aantal vrachtwagens de komende jaren blijft groeien.’ De transformatie van de energieen mobiliteitssystemen van vandaag is een veeleisende en complexe uitdaging, stelt Adolf: ‘Dat is reden te meer om zo snel mogelijk in actie te komen, waarbij een nauwe samenwerking tussen alle betrokkenen in en buiten de autobranche doorslaggevend is. Want alleen wereldwijde samenwerking biedt ons een weg naar de oplossing van het klimaatprobleem.’ Shell Special / 2010 . 39
‘Duurzaamheid moet leuk zijn’
inter view
Hoewel autofabrikant BMW bepaald niet bekend staat als maatschappelijk verantwoord, wint het bedrijf de ene duurzaamheidsprijs na de andere en weet het jaar na jaar de CO2-uitstoot van zijn modellen te verlagen. Interviewer Ewald Breunesse Tekst Paul Groothengel Fotografie Mark van der Zouw
Natuurlijk is hij een autofreak. Als hij is uitgenodigd voor een interview in de Nationale Autoshow, een autoprogramma van BNR Nieuwsradio, arriveert BMW-directeur Jan-Christiaan Koenders in zijn klassieke BMW 2002. Als interviewer Ewald Breunesse vertelt over zijn liefde voor de Mini, schudt Koenders moeiteloos allerlei getallen uit zijn mouw over de nieuwste Minimodellen en nodigt hij Breunesse uit om na het interview een rondje te rijden in de nieuwste Mini Countryman. Koenders mist alleen nog zijn motorrijbewijs; maar als zijn mensen de verkooptargets van 2010 halen, gaat hij direct op les, zo heeft hij intern beloofd. Sinds begin dit jaar geeft Koenders leiding aan BMW Nederland. Hij kwam over van het Duitse hoofdkantoor, waar hij onder andere marketingdirecteur was. Koenders heeft de ontwikkeling van de duurzaamheidsstrategie van BMW vanaf het begin meegemaakt. ‘Duurzaamheid gaat over noodzaak, efficiency en good business. Maar we moeten het wel leuk houden. Geen klant wil een saaie auto rijden. Ik eet alleen biologische kaas als-ie lekker is.’ 40 .
manage m e nt scope
Hoe lang is BMW al actief bezig met duurzaamheid? ‘Ik startte mijn loopbaan bij BMW in 1993. Mijn eerste ‘’sustainable’’ project was de voorbereiding voor onze deelname aan de Expo 2000. Wij wilden daar niet de zoveelste auto-stand zijn, maar onszelf anders dan anders presenteren. Dat deden we met de lancering van ons plan om een vloot van waterstofauto’s te bouwen. Dat was destijds een keerpunt voor BMW. We hebben toen ook ons streven geformuleerd om auto’s te gaan produceren met een maximale CO2-uitstoot tot 160 gram per kilometer, een reductie van ongeveer 25 procent. Nu zitten we voor bijna de helft van onze modellen onder de 140 gram per kilometer, dan rijd je met een benzinemotor één op zeventien. Ook prettig: met die score valt de automobilist binnen de normen voor de 20 procent bijtellingsregeling. Destijds was dat streven naar maximaal 160 gram uitstoot per kilometer revolutionair. Onze ingenieurs hebben dat heel serieus genomen, onze Raad van Bestuur ook.’
°
‘ik eet alleen biologische kaas als-ie lekker is’
Wat gebeurde er vervolgens concreet? ‘Duurzaamheid is integraal
°
Shell ShellSpecial Special/ /2010 2010. 041 . 41
interview
Noemt u eens wat praktische oplossingen die bijdragen aan die duurzaamheidsgedachte. ‘Een Duitse ingenieur, dr Ratgeber, vroeg zich bijvoorbeeld af waarom een oliepomp altijd moet lopen; als de motor eenmaal loopt, is er voldoende druk en kun je de pomp eigenlijk net zo goed uitzetten. Met behulp van chips kun je dat tegenwoordig eenvoudig programmeren. Dat hebben we doorgevoerd, waardoor de motor nu minder verbruikt én beter loopt. Nog zo’n vinding: sta je stil voor een stoplicht of in de file, dan schakelt de stationair draaiende motor dankzij onze vinding “Auto Start Stop” automatisch uit als de versnelling in z’n vrij staat. Daarmee bespaar je brandstof en zorg je voor minder uitstoot van CO2. Steeds meer van onze modellen hebben deze technologie: van de 1-serie tot de ActiveHybrid in de 7-serie die ik zelf rijd. In Nederland voeren we momenteel ruim 130 groene labels. Ook mooi: als de automobilist remt of het gas even loslaat, vangen we met “Brake Energy Regeneration” in de accu energie op die anders verloren zou gaan. Dit soort oplossingen bouwen we standaard, zonder meerprijs, in al onze modellen. Dus niet in een of twee duurzame varianten, zoals de meeste autofabrikanten doen.’
°
‘Ik zou graag een duurzamer imago zien, maar zoiets gaat heel langzaam’
onderdeel geworden van onze bedrijfsstrategie. Dan gaat het over uiteenlopende aspecten als efficiënt omgaan met grondstoffen, duurzame productieprocessen, sociaal handelen richting onze stakeholders, of risicomanagement. Wat betreft onze auto’s werken we al een aantal jaren aan brandstofbesparende technieken die zorgen voor minder uitstoot van CO2. Die filosofie noemen we EfficientDynamics.’ 42 .
manage m e nt scope
Hoe komt BMW tot dergelijke innovaties? ‘Gek genoeg ligt de kiem daarvan in een reorganisatie. Op het hoofdkantoor in Duitsland was Hans Ratgeber eindverantwoordelijk voor EfficientDynamics. Binnen BMW werd altijd al wel nagedacht over verbeteringen op het gebied van efficiency en brandstofbesparing, maar iedereen deed dat op zijn eigen gebied en redeneerde letterlijk alleen vanuit zijn eigen onderdeel. Daardoor kwam er weinig van de grond. Ratgeber zette iedereen die te maken had met elementen waarbij energie betrokken was, bij elkaar in één kamer met de opdracht: denk samen na over de wijze waarop we de energie tússen onderdelen beter kunnen benutten. Brake Energy Regeneration werkt via een kleine chip in een dynamo, die energie oplaadt zodra je met je voet van
°
het gaspedaal gaat. Degene die verantwoordelijk was voor die dynamo, wilde daar geen chip in zetten want wat werd voor hem te duur; daar werd-ie op afgerekend. Die verkokering was niet slim. Door intern intensief samen te werken kwamen we opeens tot veel innovaties. Al die kleine verbeteringen zorgden ervoor dat onze auto’s niet alleen vijftien tot twintig procent zuiniger werden, maar ook sneller! Neem de 1-serie die we in 2007 lanceerden; die verbruikt per honderd kilometer een hele liter brandstof minder dan eerdere modellen, en accelereert een seconde sneller van nul naar honderd kilometer.’ Wat doet BMW om de productieprocessen te verduurzamen? ‘Ook daar zetten we telkens kleine stappen, en dat is nooit klaar. We halen steeds weer verspilling uit onze processen. Over de afgelopen tien jaar hebben we het voor elkaar gekregen dat bij onze productie de CO2-uitstoot met 30 procent is afgenomen, het energieverbruik met ruim 26 procent en het waterverbruik met ruim 47 procent. Ik vind het overigens logisch dat wij dit doen, het is gewoon een vorm van intelligent ondernemen. En onze inspanningen zijn niet onopgemerkt gebleven: onderzoekers van de toonaangevende Dow Jones Sustainability Index hebben BMW dit jaar voor de zesde keer op rij uitgeroepen tot beste producent ter wereld op gebied van duurzaam ondernemen. Ze kijken daarbij heel breed, ook sociale aspecten tellen mee, waar en met wie we onze auto’s bouwen, met welke partijen we binnen de keten samenwerken, et cetera. Op zo’n uitverkiezing zijn we dan ook best trots.’
°
U was jarenlang BMW’s marketingdirecteur. Hoe belangrijk zijn de duurzame prestaties van BMW voor het merk en het imago van BMW? ’Dat is een interessant punt. Dat we qua duurzaamheid goed scoren, is in Nederland niet of nauwelijks bekend; dat geldt overigens niet voor de zakelijke markt. In de ogen van onze doelgroep staat BMW voor kwaliteit en voor rijplezier, voor Freude am Fahren. Ik zou daarbij graag een
°
duurzamer imago zien voor BMW, maar zo ver is het nog niet. Zoiets gaat heel langzaam. Vergeet ook niet dat er tegenwoordig zoveel te vertellen is over onze auto’s, ze kunnen zóveel – daarop kun je niet zomaar een positionering bouwen. Als marketeer ben je bezig om een karakter te bouwen en dat overeind te houden in al het marketinggeweld dat op de consument afkomt. Pas als je die klant binnen hebt, kun je hem meer vertellen, en alle mogelijkheden laten zien.’ Noemt u eens wat recente, kansrijke innovaties. ‘Naast EfficientDynamics is Connected Drive een andere, belangrijke pijler voor BMW. Bij dat concept gaat het vooral om de interactie tussen de auto en zijn omgeving. Denk aan handige, real time verkeersinformatie, zodat de automobilist bijvoorbeeld files kan omzeilen en zuiniger rijdt, maar ook een waarschuwing krijgt als honderd meter verderop een aantal airbags tegelijk afgaat. We werken ook op allerlei manieren aan verbetering van de veiligheid van de bestuurder en zijn omgeving. We ontwikkelen nu zeer sterke infraroodkijkers, waardoor de auto in het donker kan zien of er een paar honderd meter verderop personen op de weg lopen – waarna de automobilist direct een waarschuwingssignaal krijgt. Onder Connected Drive vallen ook handige functies, zoals onze parkeerassistent. Daarbij kan de bestuurder voor de garage parkeren, uitstappen en op een knop drukken, waarna de auto zelf de garage in rijdt.’
°
Wat zijn in uw ogen belangrijke trends binnen de autosector? ‘We zien nu dat fabrikanten auto’s vooral kleiner maken. Ook de motoren worden kleiner, waarbij overigens geen vermogen wordt ingeleverd. Daarnaast worden auto’s ook lichter, door gebruik van lichtere materialen zoals carbon. Elektrische auto’s zijn in de toekomst niet meer weg te denken, dat worden echt de auto’s-voor-ernaast, de tweede auto voor in de stad, om even boodschappen te halen. We doen daar veel onderzoek naar: op dit moment rijden 500 testrijders in vier wereldsteden met onze elektrische auto’s; we onderzoe-
°
‘Die verkokering was niet slim’
om, we bieden niet heel veel verschillende modellen voor verschillende markten, maar wel zeer veel varianten op bestaande modellen. Dat hangt af van de input die we krijgen uit onze consumentenonderzoeken in Europa, de VS en Azië.’ Is het daarbij een voordeel dat BMW een Duits merk is? In de zeer competitieve autobranche is techniek leidend, en dat zit toch sterk in de Duitse volksaard? ‘Ik heb lang genoeg in Duitsland gewoond om te kunnen bevestigen dat de Duitse volksaard sterk gericht is op techniek, op plannen en vervolgens op een goede uitvoering. Dat plannen kan soms wel erg lang duren, maar als er eenmaal een besluit is genomen, dan wordt dat met grote precisie uitgevoerd. En Duitsers vinden het dan heel vervelend als iemand daar vanaf durft te wijken. Ik vind het ook heel typerend dat er in Duitsland alleen wordt getoeterd als je op de snelweg een onderbreking maakt in de traffic flow, door opeens sneller of langzamer te rijden dan de rest.’
°
ken hun rijgedrag en ervaringen. Daaruit blijkt dat ze de efficiency van deze auto’s waarderen, en er heel planmatig mee omgaan. Opladen doen ze thuis, of op het werk. Oplaadpalen langs de weg worden nauwelijks gebruikt.’ In hoeverre kan BMW inspelen op demografische ontwikkelingen? ‘We moeten wel. Nu zien we bijvoorbeeld duidelijk een trend naar megacities: met name in groeimarkten als China en India zullen grote steden nog veel groter worden. Dat betekent veel voor de mobiliteit van de inwoners. Willen zij bijvoorbeeld nog in een 7-serie rijden als er zoveel files in hun stad zijn? Het antwoord uit ons eigen onderzoek daarop is overigens bevestigend. De auto is en blijft statussymbool. Maar de opkomst van kleinere auto’s is onmiskenbaar, dat merken we wel aan het succes van onze eigen Mini. Net als de doorbraak van programma’s waarbij je in steden een auto per uur kunt gebruiken. Met name jongeren denken toch anders over de noodzaak van een auto, daar moeten wij goed over nadenken.’
°
Hoe oriënteert u zich op die wereldtrend, als Duitse onderneming? ‘Op z’n Duits. Dat zeg ik heel bewust. BMW is geen multinational, maar een home centered international company. Als BMW de Chinese markt wil betreden, zetten we daar onze Duitse operatie neer. We zijn een wereldmerk en bieden overal onze modellen aan, waarbij we uiteraard wel lokale aanpassingen maken. Zo bieden we alleen in China een verlengde 5-serie aan, omdat die doelgroep vaak een chauffeur heeft – dus dan is extra beenruimte achterin wel prettig. Kort-
°
In het rapport Shell Personenauto’s – Scenario’s tot 2030 wordt een CO2reductie van personenauto’s voorspeld van 23 procent in de periode tussen 2005 en 2030. Wat is het streven van BMW op dit gebied? ‘In de periode tussen 1995 en nu zijn wij erin geslaagd om de CO2-uitstoot van onze auto’s met 28 procent terug te dringen. Daar willen we de komende tien jaren nog eens 25 procent bovenop zetten. Zeker, dat is ambitieus, maar de wereld verwacht dat van ons. Niet alleen klanten, NGO’s en overheden, maar ook investeerders. Om die duurzame doelstelling te halen, heb je visie en discipline nodig.’
°
Ewald Breunesse is manager Energie Transities bij Shell Shell Special / 2010 . 43
het kan ook anders
De Zeeuwse akkerbouwer Wim van Gorsel, eigenaar van het Shell-tankstation in Rilland, is de eerste Nederlandse producent van duurzaam gecertificeerde koolzaad voor biodiesel. Dit betekent dat de productieprocessen en milieumaatregelen als duurzaam zijn beoordeeld volgens de Nederlandse en Europese criteria.
44 .
manage m e nt scope
Shell Special / 2010 . 45
aandacHt vOOr jOnge OnderneMerS
analyse
Oplossingen komen in alle vormen en maten. Shell helpt en stimuleert jonge denkers om hun creativiteit, kennis en ideeën in te zetten voor een betere, gezondere en duurzamere wereld. Immers, samen kan meer dan alleen.
Maak kennIS Met deze vernIeuwerS Delft heeft nieuws voor containervervoer. Een uitkomst die bespaart op CO2 -uitstoot, overslagkosten en opslagruimte. Hoe? Door ze op te vouwen. Tijdens hun studie aan de TU Delft kwamen Gunawan Kusuma en zijn huidige partners van Holland Container Innovation (HCI) in aanraking met het idee van een opvouwbare zeecontainer. Veel containers komen vol uit Azië, maar varen leeg weer terug. Ook lege containers nemen echter ruimte in beslag, waardoor reders veel ‘lucht’ moeten vervoeren of containers elders op moeten slaan.
De toekomst in meervoud De toekomst is niet te voorspellen, maar je kunt hem wel verkennen. Met goede toekomstscenario’s zijn beleidsmakers en bestuurders beter voorbereid op een crisis, zegt Marjolein van Asselt van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Tekst Rob Hartgers Fotografie Maurits Giesen
“Eén op de vijf containers in de haven van Rotterdam heeft geen lading. Andere havens kampen met hetzelfde probleem. De kosten hiervan liggen rond de 20 miljard per jaar,” vertelt managing director Kusuma. En dus ontwierp HCI een container die zich simpel en snel laat opvouwen, zodat vier keer zoveel containers kunnen worden vervoerd of opgeslagen op eenzelfde oppervlak. “De innovatie is weliswaar duurder dan een standaardexemplaar, maar dat verdient een reder in korte tijd terug.”
“
De innovatie is weliswaar duurder dan een standaardexemplaar, maar dat verdient een reder in korte tijd terug. G U N AWA N K U S U M A
”
In januari werden de Delftenaren bekroond met de Shell LiveWIRE Award en een cheque van 10.000 euro. Met een gedegen ondernemersplan richt HCI zich vol vertrouwen op een lastig te hervormen markt, waarin al zo’n 50 jaar nauwelijks innovaties zijn doorgevoerd. Sinds de bekroning timmeren de ondernemers hard aan de weg. “We werken nu hard aan de perfectionering van de tweede generatie opvouwbare containers, waarin verbeteringen aan het prototype zijn doorgevoerd. Na certificering zijn we vervolgens klaar voor productie.” “We praten nu met veel geïnteresseerde investeerders en potentiële zakenpartners, want voor onze wereldwijde introductie is geld nodig.” HCI heeft ook al een rederij gevonden voor een pilot. Het vertrouwen bij de heren is enorm. Containervervoer lijkt voorgoed veranderd.
Het SHell lIvewIre prOgraMMa LiveWIRE is een internationaal project van Shell dat technisch innovatief ondernemerschap ondersteunt. Dat gebeurt door beginnende ondernemers te informeren, inspireren en begeleiden bij de groei van hun bedrijf. LiveWIRE is actief in meer dan 20 landen. In Nederland wordt het stimuleringsprogramma uitgevoerd door Syntens. Ieder jaar krijgen 300 Nederlandse ondernemers kosteloos advies, trainingen en toegang tot een uitgebreid netwerk. De 20 meest veelbelovende bedrijven komen in aanmerking voor een plaats in de finale en de Shell LiveWIRE Award. Op www.livewire.nl stellen de jonge ondernemers zich voor en kunt u zich aanmelden voor een gratis nieuwsbrief. Partners van LiveWIRE
anuit haar werkkamer kijkt Marjolein van Asselt uit op de Hofvijver en het Binnenhof. Het Torentje van de minister-president ligt net buiten haar gezichtsveld. Er schuilt symboliek in dit uitzicht. Als een van de acht leden van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) zit Van Asselt dicht op de macht, maar altijd met de distantie van de wetenschapper. Binnen de Raad neemt Van Asselt een bijzondere positie in. Ze heeft geen glazen bol en is geen trendwatcher, noch kan ze vertellen hoe de wereld er over vijftig jaar uit ziet. Toch is de toekomst haar core business. Van Asselt, tevens hoogleraar Risk Governance aan de Universiteit van Maastricht, is namelijk spe-
cialist op het gebied van de toekomstverkenning. Ze mag dan niet weten hoe de wereld er over vijftig jaar uit ziet, ze kan wel precies vertellen wat de beste manier is om die vraag te onderzoeken. Onlangs verscheen van haar hand het boek Foresight in Action, waarin ze laat zien hoe toekomstverkenningen tot stand komen en wat de maatschappij ermee kan. Bijna tegelijkertijd presenteerde ze de WRRstudie Uit zicht: toekomstverkennen met beleid. Waarheidsillusie
Van Asselt ziet het als haar taak om de kwaliteit van toekomstverkenningen te verbeteren en om misverstanden over het vak weg te nemen. Meest gemaakte fout: het gelijkstellen van toekomstverkennen aan toekomstvoorspellen. Dat leidt tot verwarring, vindt Van Asselt.
Recentelijk mengde ze zich in de discussie over de rapporten van het klimaatpanel IPCC. De verontwaardiging over de fouten in de rapportages werd volgens haar door het IPCC zelf in de hand gewerkt, doordat het de suggestie wekte in wetenschappelijke waarheden (en dus toekomstvoorspellingen) te doen. Dat klopt niet, stelt Van Asselt: ‘Toekomstverkenning is een activiteit waarbij je wetenschappelijke kennis benut, maar het is geen wetenschap. Alleen heden en verleden kun je wetenschappelijk onderzoeken. De klimaatscenario’s die het IPCC presenteert hebben een bepaalde theorie over klimaatverandering als onderliggende drijver. Daar is niets mis mee, maar je moet er wel heel duidelijk over zijn. Het IPCC droeg bij aan een waarheidsillusie die het niet waar kon maken. Ze hebben nooit afstand geShell Special / 2010 . 47
analyse
nomen van de ongelukkige titel van Al Gore’s film, An Inconvenient Truth, zelfs niet toen ze samen met Gore de Nobelprijs voor de vrede kregen. De onderzoekers hebben zich laten verleiden door politici en beleidsmakers die vroegen om eenduidige uitspraken over de toekomst. Ze hadden moeten benadrukken dat het mogelijke scenario’s zijn, maar dat het aan de politiek is om te besluiten of er beleid op wordt gemaakt. De keuze om aandacht te richten op armoedebestrijding is net zo legitiem, daar kan een wetenschapper niets over zeggen.’ Door het rumoer is de positie van de IPCC serieus ondergraven, denkt Van Asselt: ‘Dat is jammer, want het zijn wel degelijk doorwrochte scenario’s. Het zou dom zijn als je ze niet meeneemt in je nadenken over de toekomst. Politici moeten de wetenschappelijke onzekerheid niet gebruiken als excuus om het hele klimaatdebat overboord te gooien, zoals sommigen nu doen. Die mensen zetten zichzelf schaakmat. Onzekerheid over de toekomst geldt voor elk dossier.’ Bij de les
De valkuil waar het IPCC in viel, bedreigde ook de WRR. ‘De WRR heeft een duidelijke toekomstopdracht’, zegt Van Asselt. ‘Zo staat het in onze instellingswet en zo bezien het publiek en de politiek ons. Zelf hadden we daar gemengde gevoelens over. Natuurlijk was iedereen hier het erover eens dat wat wij doen betrekking heeft op langetermijndossiers, maar tegelijkertijd had men het gevoel dat het geen toekomstverkenning is. De eerste grote, beleidsgerichte toekomstverkenningen van de WRR in de jaren zeventig zijn niet louter met applaus ontvangen. Dat maakte de WRR huiverig voor toekomstverkenningen. Die sfeer is lang blijven hangen.’ Van Asselt hoopt dat ze met het project Uit zicht: toekomstverkennen met beleid de WRR 48 .
manage m e nt scope
‘Alleen heden en verleden kun je wetenschappelijk onderzoeken’
die systematisch te doordenken. Dat genuanceerde zoeken naar krachten die de toekomst vormen, levert niet altijd scenario’s op die uitkomen. maar het zorgt er wel voor dat je bent voorbereid op wat er kan gebeuren. Voor beleidsmakers is dat lastig. In onze cultuur is er grote behoefte aan eenduidige uitspraken over de toekomst. Dat zoeken naar zekerheid is heel westers. Oosterse culturen kunnen veel beter omgaan met onzekerheid.’ Beleidsvrije toekomst
weer bij de les heeft gebracht. ‘Ik heb explicieter willen maken dat het merendeel van onze projecten een toekomstverkennende kant heeft. Hopelijk is dat een stimulans om kritischer na te denken over het metier. Doe je dat niet, dan ga je fouten maken, bijvoorbeeld door je uitspraken over de toekomst te presenteren als wetenschappelijk onderzoek.’ Als het toch mis dreigt te gaan, grijpt Van Asselt in, belooft ze: ‘Onze Raad is samengesteld uit acht hoogleraren die drie dagen in de week zijn vrijgemaakt voor de WRR. Alle projecten waar we aan werken, bespreken we te uit en te na. Als ik zie dat in een verslag het woord “voorspellen” wordt gebruikt, of er met absolute zekerheid één toekomstscenario wordt gepresenteerd, maak ik een opmerking in de kantlijn. Daar ben ik zeer alert op.’ Van Asselt spreekt zelden over de toekomst in enkelvoud. Er zijn altijd meerdere mogelijke toekomsten, benadrukt ze: ‘Wij zijn geen trendwatchers. Een trendwatcher kan heel goed zonder wetenschappelijke bagage. Iemand als Lidewij Edelkoort zegt “Ik zie groen”, en dat is het dan. Bij toekomstverkenning gebruik je wetenschappelijke kennis over heden en verleden en probeer je
Ondanks, of misschien wel dankzij onze afkeer van verrassingen, heeft Nederland een respectabele traditie opgebouwd op het gebied van toekomstverkenningen, vertelt Van Asselt: ‘De milieuverkenningen van het RIVM stonden model voor zowel Europese als mondiale milieuverkenningen. De rapporten van het CPB worden in het buitenland veel aangehaald, en we hebben verhoudingsgewijs veel hoogleraren en promovendi op dit terrein. In het bedrijfsleven zijn de toekomstverkenningen van Shell baanbrekend. Toen Shell in 1964 de Group Planning Unit in het leven riep, was het zijn tijd ver vooruit. Ik vind het wel jammer dat vooral bepaalde methodieken bekend zijn geworden, en niet de diepere gedachten over scenario’s die daarachter staken. Een scenario is geen doel, maar een middel waarmee je mensen uit hun denkkader haalt. Dat doe je door impliciete beelden over de toekomst expliciet te maken. Shell is al vrij vroeg scenario’s gaan gebruiken als startpunt voor een dialoog met de buitenwereld. Met zijn toekomstverkenningen verwierf Shell een positie van thought leadership. Daarin is het bedrijf onovertroffen. De scenario’s van Shell zijn de enige beleidsscenario’s die zonder filtering op het bureau komen van beleidsmaker bij ministeries. Dat is een knappe prestatie.’
Marjolein van Asselt (1969, Apeldoorn) is sinds 1 januari 2008 raadslid bij de WRR, waar ze zich met name richt op het versterken van de internationale en toekomstgerichte oriëntatie van de WRR. Van Asselt studeerde Informatica en Wijsbegeerte van Wetenschap, Technologie en Samenleving aan de Universiteit Twente (1989-1994). Ze promoveerde in 2000 aan de Universiteit Maastricht. Naast haar werk voor de WRR is ze hoogleraar Risk Governance aan de faculteit Cultuur- en Maatschappijwetenschappen van de Universiteit Maastricht.
filosofie
Hoewel baanbrekend, is de manier waarop Shell de toekomst verkent niet eenvoudig te kopiëren door de WRR. Het verschil zit hem in de context, verklaart Van Asselt: ‘Een bedrijf kan zichzelf wegdenken uit de wereld en zich een toekomst voorstellen waarop zij geen invloed uitoefent. Dat noem je een “beleidsvrije” toekomst. Volgens sommigen is dat de meest zuivere vorm van toekomstverkenning. Maar een overheid kun niet wegdenken. Een organisatieeenheid zoals een ministerie misschien nog wel, maar niet de overheid in zijn geheel. Een overheid doet nooit niks. Zo’n uitgangspunt levert scenario’s op waar niemand naar wil kijken. Je kunt natuurlijk het beleid als constant veronderstellen, maar dat betekent dat je speculeert dat de huidige politieke constellatie aan de macht blijft, wat een politieke keuze is. Alle serieuze beleidsgerichte scenario’s die in Nederland worden gemaakt hebben daarom op de een of andere manier overheidsbeleid in zich.’ Bijsluiter
‘Een scenario is een middel waarmee je mensen uit hun denkkader haalt’ 50 .
manage m e nt scope
In haar boek Foresight in Action roept Van Asselt op tot meer dialoog tussen toekomstverkenners en beleidsmakers. Dat is hard nodig, stelt ze. ‘Toekomstverkenning heeft te vaak een status aparte. Er wordt gedacht dat alleen heel bijzondere mensen zich daarmee bezig kunnen houden. Met onze WRR-studie proberen we toekomstverkenning te normaliseren, als een gewoon onderdeel van het beleidsproces, maar ook te innoveren. Sommige dingen mogen een tandje beter. Toekomstverkenners hebben teveel de neiging om hun scenario’s over de schutting te gooien. Wij pleiten daarom voor een bijsluiter bij toekomstverkenningen. Maak maar duidelijk wat beleidsmakers ermee kunnen. De toekomstvragen moeten onderdeel wor-
den van het beleidsproces. Dat brengen we hier bij de WRR al in praktijk. We sluiten ons niet twee jaar op in een kamer voordat we een rapport uitbrengen, maar praten tijdens het onderzoek voortdurend met de betrokken beleidsambtenaren. De verkenning moet niet alleen interessant zijn voor ons, maar ook voor hen. Dat betekent dat wij de logica van de overkant moeten snappen. Voor het bedrijfsleven geldt hetzelfde. Als je strategieclub geen interactie heeft met de lijn wordt het een losstaand geheel dat zijn eigen werkelijkheid creëert.’ Bestuurders houden niet van onzekerheden. Tijdens het gesprek vertelt Van Asselt tot drie keer toe dat toekomstverkenners regelmatig door beleidsmakers onder druk worden gezet om zo min mogelijk scenario’s schetsen – het liefst één, dat is lekker overzichtelijk. Maar dat is een verkeerde opvatting van het doel van toekomstverkenning, vindt Van Asselt: ‘Door scenario’s kom je risico’s op het spoor en ontwikkel je strategische sensoren voor wat er in je omgeving gebeurt. Scenario’s maken je gevoeliger en alerter voor veranderingen. Ze helpen je om bijvoorbeeld de eerste signalen van een crisis op te pikken. Als een crisis je overvalt, moet je op korte termijn een respons bedenken. Als je er van tevoren over hebt nagedacht, kun je de crisis benutten. Beleid is niet iets wat je bedenkt en vervolgens met een stoomwals uitrolt. Beleid maken is een doorlopend proces van anticiperen en reageren. Toekomstverkenning draagt bij aan beter bestuur. Het zorgt voor minder ontwrichtende en kostbare verrassingen. Ik hoop het met mijn werk steeds moeilijker te maken om domme dingen te doen. We bevinden ons in een crisistijd waarin ingrijpende maatregelen zijn genomen die volgens mij niet goed op toekomstige implicaties zijn doordacht. Dat gaat mij aan het hart.’
Natuur geeft energie
Staatsbosbeheer beheert 250.000 ha natuur voor Nederland. Natuur die ook grondstoffen voortbrengt als duurzaam FSC-hout, grassen en riet. Deze grondstoffen worden hernieuwbaar en duurzaam geproduceerd en benut bij de vervaardiging van uiteenlopende producten. Hout is vergeleken met andere bouwstoffen als beton, staal en aluminium bijzonder duurzaam en gunstig voor het woon- en werkklimaat. Hout wordt ook toegepast in de emballage-, pulp- en papierindustrie. Natuur levert ook maaisels als gras en riet, waarvoor nuttige toepassingen gezocht worden. Hout en maaisels die ongeschikt zijn als grondstof voor een product, kunnen als biomassa voor duurzame energie worden gebruikt, liefst met een zo hoog mogelijk rendement. Staatsbosbeheer zet zich in voor ontwikkelingen op het gebied van de biobased economy in de rol van producent en leverancier. Samen met marktpartijen en onderzoeksinstellingen zoeken we naar nieuwe duurzame toepassingen. Wissel met ons van gedachten via
[email protected] of kijk voor meer informatie op www.staatsbosbeheer.nl/biomassa
LATEN WE ONZE EIGEN BRANDSTOF ONTWIKKELEN. LET’S GO. Nieuwe energiebronnen ontwikkelen. Bij Shell willen we daar graag aan bijdragen. Biobrandstoffen bijvoorbeeld, vormen een duurzame energiebron. Gebruik ervan is een effectieve manier om de CO2-uitstoot van auto’s en vrachtwagens te beperken. Shell is een van de grootste leveranciers van biobrandstoffen wereldwijd. En zo kunnen we een belangrijke rol spelen bij de energievoorziening van voertuigen. Nu en in de toekomst. Laten we schonere energie gebruiken. Let’s go. www.shell.nl/letsgo