Mama Mia kinderopvang
OVER BEWEEGKRIEBELS Beweegkriebels gaat over bewegen met jonge kinderen tussen 0 en 4 jaar, over een actieve leefstijl en over het aanbieden van beweegmogelijkheden bij Mama Mia Kinderopvang . ‘Beweegkriebels’ inspireert, enthousiasmeert en informeert, zowel kinderen, ouders als pedagogisch medewerkers . Beweegkriebels richt zich op onze pedagogisch medewerkers die voornamelijk in verticale groepen werken met jonge kinderen van 0- 4 jaar (in Amersfoort is één horizontale groep) en wil deze ondersteunen en scholen in het aanbieden en het ontwikkelen van een leuk, verantwoord en nieuw beweegaanbod. Het is een mooie uitdaging om kinderen beweegmogelijkheden aan te bieden, er zelf plezier aan te beleven én te zorgen voor een kwalitatief en kwantitatief goed beweegaanbod.
Beweegkriebels Mama Mia 2015
2
2
INLEIDING Televisie kijken, computerspelletjes, wandelen in de wandelwagen. Jonge kinderen bewegen steeds minder. Eén op de zeven kinderen is te zwaar. Door te weinig beweging, in combinatie met een verkeerd voedingspatroon, treedt bij steeds meer kinderen vanaf drie jaar overgewicht op. In de eerste drie levensjaren wordt hiervoor de basis al gelegd. Dat is dus direct vanaf het begin van het leven van je kind. Overgewicht is volksziekte nummer één aan het worden. Meer dan driekwart van de dikke kinderen wordt een dikke volwassene. Daarnaast worden er steeds meer jonge kinderen gesignaleerd met een bewegingsachterstand. Een bewegingsachterstand betekent bijvoorbeeld dat kinderen later gaan lopen, houterig bewegen of vaker vallen. De bewegingsachterstand komt onder meer doordat kinderen worden vaker vervoerd met de auto en in de wandelwagen baby’s voor het gemak veel in een wipstoeltje of maxicosi zitten er steeds minder veilige speelruimte in de bebouwde omgeving is kinderen steeds minder buiten spelen televisie kijken en de opkomst van computer stil zitten in de hand werkt er bij veel ouders weinig kennis is over het belang van bewegen Bewegen heeft een positieve invloed op het tegengaan van overgewicht en bewegingsachterstand. Zowel binnen als buiten. Jonge kinderen moeten hiervoor voldoende gevarieerde speel- en bewegingsmogelijkheden krijgen. De kwaliteit van het leven van het jonge kind wordt in grote mate bepaald door de mogelijkheden die het krijgt om te spelen. Binnen en buiten, alleen en samen, vertrouwd en nieuw, rustig en spannend, met en zonder volwassenen om zich heen. Voor (jonge) kinderen is spelenderwijs bewegen heel belangrijk! Niet alleen om dagelijkse dingen uit te voeren, zoals kruipen, lopen, zelf eten of op een stoel klimmen, maar met name voor de totale ontwikkeling van het jonge kind. De basis voor een goede motorische ontwikkeling wordt al gelegd in de eerste zes maanden. Door veel en gevarieerd te bewegen, leert een kind vele bewegingen onder de knie te krijgen. Bewegen is echter ook belangrijk bij het leren van taal. Kinderen leren begrippen als ‘onder, boven, over, achter, links en rechts’ alleen door zich deze begrippen bewegend eigen te maken. Door mee te doen aan bewegingsspelletjes legt een kind contact met leeftijdsgenootjes. Ze leren samen spelen, maar ook ruzie maken en teleurstellingen verwerken. Kinderen die veel (buiten) spelen zijn beter toegerust om gezond en evenwichtig op te groeien. Zij hebben relatief minder kans op ongevallen en zullen bij ziekte ook sneller herstellen. Kinderen hebben plezier in bewegen en bewegen vanuit zichzelf de hele dag.
Beweegkriebels Mama Mia 2015
3
3
PEDAGOGISCH MEDEWERKERS Beweegkriebels richt zich o.a. op pedagogisch medewerkers in de kinderopvang, en biedt hun een scala aan leuke beweeg-activiteiten voor jonge kinderen. In dit beleidsstuk worden aan de pedagogisch medewerkers per leeftijdsgroep tips en beweegspelletjes aangereikt om het bewegen met baby’s, dreumesen en peuters leuker, veiliger en gevarieerder te maken. Er kan ook gekozen worden voor zowel individuele- als groepsactiviteiten. De activiteiten zijn weer onder te verdelen in vrije en geleide activiteiten. Er zijn verschillende producten ontwikkeld ter ondersteuning van het bevorderen van bewegen met jonge kinderen. Hiervan is een productenlijst toegevoegd.
BABY EN DREUMES Belang van bewegen voor baby en dreumes (0 – 2 jaar) Voor de geboorte beweegt een baby al in de buik. Denk maar eens aan duimzuigen, bewegen van beentjes en openen en sluiten van de handjes. Na de geboorte gaat de zwaartekracht een rol spelen en moet het kindje de bewegingen opnieuw gaan leren. Bewegend leert het zichzelf en de wereld te verkennen. De basis voor een goede motorische ontwikkeling wordt al in de eerste zes maanden van het leven gelegd. De baby zal tijdens het spelen zijn coördinatie en spierkracht moeten ontwikkelen en bereidt zich op die manier voor op omrollen, hoofd optillen, zitten, kruipen, staan en lopen. Dit gebeurt spelenderwijs, maar altijd bewegend in zijn eigen ontwikkelingstempo. Je kunt een kind uitdagen tot bewegen door veel variatie aan te bieden in houdingen (bijv. rugligging, buikligging en zit) omgeving (box, bedje, speelkleed, op de arm, in de tuin) materialen (op de leeftijd afgestemd speelgoed; bijv. bewegend speelgoed v.a. ca. 6 maanden, klautermogelijkheden)
BEWEEGTIPS BABY (0-1 jaar)
Buikligging
Leg het kind v.a. de geboorte zo vaak mogelijk even op de buik. In buikligging krijgt het de kans om zijn/haar rug te ontwikkelen. Dit is, net als het op de rug liggen, noodzakelijk voor een goede motorische ontwikkeling. Vanuit buikligging leert het kind in andere houdingen te komen. Het oefenen van buikligging is belangrijk om later in buikligging te kunnen spelen en om van daaruit tot zit te komen en te gaan kruipen. Leg het kindje eens op de buik in de box, op een kleed op de grond, dwars op je knieen of op het aankleedkussen terwijl je het aan-of uitkleedt. Je maakt het voor het kind makkelijker om in buikligging te liggen door met een hand wat druk uit te oefenen op zijn/haar billen
Beweegkriebels Mama Mia 2015
4
4
Laat het kind in buikligging naar voren op de onderarmpjes steunen. Zo maak je het hem/haar makkelijker Geef het kind iets om naar te kijken. Als het kind geboeid wordt door een speeltje of andere kinderen zal het in buikligging wat langer vol kunnen houden. Neem buikligging op in de dagelijkse verzorging van het kind. Draag het bijv. op de arm in buikligging, kleed het aan op het aankleedkussen op de buik of wieg het in buikligging. Leg een speeltje altijd recht voor het kind als hij/zij in buikligging ligt. Rond de 4 á 5 maanden zal het kind zich in buikligging kunnen vermaken doordat het zo ook kan spelen. Leg het kind niet op een gladde ondergrond of speelkleed dat kan wegglijden. Door een gladde ondergrond zal het kindje moeite hebben zich te bewegen, of het zelfs niet te doen omdat het zich niet veilig voelt. Variatie van omgeving (box, speelkleed, aankleedkussen) zal het kind uitdagen om te gaan spelen in buikligging.
Oppakken, dragen en neerleggen
Zorg dat je het kind altijd steun geeft aan de basis. Dat wil zeggen: steun zijn/haar billen. Houd één hand als stoeltje tussen de beentjes. Je andere hand steunt zijn/haar schoudertjes/nek en hoofd.
Til het kind liever niet op onder de oksels, ook niet om hem/haar anders neer te leggen. Hierbij krijgt het nekje niet genoeg ondersteuning
Rugligging
Zorg dat het kindje niet wordt belemmerd door teveel speelgoed in de box. Zorg dat hij/zij voldoende ruimte heeft om zich vrij te bewegen met armpjes en beentjes. Leg de baby niet op een gladde ondergrond in de box of op een speelkleed dat kan wegglijden. Door een te gladde ondergrond zal je kindje moeite hebben zijn bewegingen uit te proberen. Een boxkleed van badstof geeft voldoende houvast. Hang een mobiel of stuk speelgoed recht, in het midden, boven de baby, ter hoogte van het naveltje. Zo kan het kind het speelgoed goed zien en kan hij/zij er ook met allebei de handjes bij. Hang een koord boven het bedje of boven de box waar je af en toe nieuwe speeltjes aan hangt. Haal in verband met de veiligheid dit koord weer weg als je kindje gaat zitten of zich gaat optrekken. Hang niet teveel speeltjes tegelijk op. Het kindje heeft genoeg aan 1 of 2 speeltjes. Als het kindje gaat grijpen, bied dan een speeltje aan dat uitnodigt tot grijpen met beide handjes. Bijvoorbeeld een rammelaar met twee oren. Leg de baby in bed af en toe met zijn/haar hoofdje aan het voeteneind (of draai het bedje om) zodat hij/zij de andere kant opkijkt als je binnenkomt of als hij/zij naar het licht wil kijken. Het kind leert zijn/haar lichaam kennen door te spelen met voetjes en handjes. Geef het kindje kleurige rammelsokjes aan. Hierdoor zal hij/zij met de voetjes gaan spelen.
Beweegkriebels Mama Mia 2015
5
5
Zijligging
Leg het kind regelmatig in zijligging, bijvoorbeeld in de box. Stabiel kunnen liggen op een zij is belangrijk voor de motorische ontwikkeling en het lichaamsbesef. Blijft het kind niet op zijn/haar zij liggen, kijk dan of het wel prettig op het schoudertje ligt: met beide armpjes voldoende naar voren zodat het tegelijkertijd met beide handjes kan spelen. Zorg dat het hoofdje wat naar voren gebogen is zodat het kan zien wat hij/zij met de handjes doet. Leg als steun bij zijligging een opgerolde doek achter hem/haar neer. Zo rolt het minder makkelijk terug. Wissel het liggen op rechterzij en linkerzij af. Zo went de baby aan beide houdingen. Als het kind op de zij ligt kun je het hem/haar makkelijker maken door met een hand wat druk uit te oefenen op het heupje. Ga als het kindje in zijligging ligt, in een lage houding voor het kind zitten. Praat er tegen of zing voor hem/haar. Zo blijft het geboeid en zal het langer volhouden op de zij.
Tips voor pedagogisch medewerkers
Buikligging is voor een baby heel belangrijk. Vertel dit ook aan ouders. In buikligging krijgt een baby de kans zijn/haar rug te ontwikkelen. Buikligging is, net als het op de rug liggen, noodzakelijk voor een goede motorische ontwikkeling. Vanuit buikligging leert een kindje in andere houdingen te komen. Het oefenen van buikligging is belangrijk om later in buikligging te kunnen spelen en om van daaruit tot zit te komen en te kruipen. Variatie van omgeving (box, speelkleed, aankleedkussen, eigen buik) zal een kindje uitdagen om te gaan spelen in buikligging. Zie ook tips over buikligging en rugligging. Zet een kindje liever niet rechtop in een wipstoeltje, buggy, kinderstoel of fietsstoeltje als het nog niet zelf van lig naar zit kan komen. Geef het de tijd en ruimte om dit zelf te leren. Als je een kindje neerzet als het zelf nog niet tot zit kan komen, vraag je teveel van zijn/haar evenwicht. Hij/zij heeft het zitten nog niet voldoende geoefend en heeft onvoldoende spierkracht hiervoor. Omdat het dan moeilijk zal zijn om het zitten vol te houden zal een kindje ook moeilijk kunnen spelen.
BEWEEGTIPS DREUMES ((1-2 jaar) Kruipen
Geef het kind de ruimte om te kruipen, haal het daarom geregeld uit de box en laat het lekker rondscharrelen. Daag het kind uit om kruipend op ontdekkingstocht te gaan. Bouw bijvoorbeeld een hindernisbaantje met stoelen waar het onderdoor en achterlangs kan kruipen. Je kunt ook een tent van de stoelen maken waar het in en uit kan kruipen. Maak van lakens en stoelen een kruiptunnel waar het kind onderdoor kan kruipen. Geef het kind bewegend speelgoed waar het achteraan kan kruipen. Zo daag je het uit tot bewegen en heeft het meteen veel plezier. Leuk speelgoed (voor een kruipend kind) is bijvoorbeeld een zachte grote bal, een zelf rijdend autootje of een rollend speeltje.
Beweegkriebels Mama Mia 2015
6
6
Geef het kind speelgoed dat het zelf op kan pakken en weer los kan laten, bijvoorbeeld een kleine zachte bal. Een matras of luchtbed is voor het kind leuk speelgoed. Je kind kan erop klimmen, eraf rollen en erop spelen. Blaas het luchtbed niet te hard op. Zo oefent het kind zijn evenwicht tijdens het spelen. Laat in een goed verwarme ruimte het kind het liefst op blote voetjes rondkruipen. Geef het kind op een gladde vloer antislipsokjes aan, het kan zich zo beter voortbewegen zonder steeds uit te glijden. Maak liever geen gebruik van sloffen met harde zool, het voetje van het kind kan zich zo niet optimaal ontwikkelen. Ook kan het kind met harde zolen niet op de knietjes zitten met die harde zool onder of naast zijn/haar billen. Kies liever voor wollen, soepele sloffen. Geef het kind tijdens het spelen soepele en makkelijke kleding aan die het bewegen niet belemmeren. Belemmerend zijn bijvoorbeeld grote naden en ritssluitingen.
Lopen
Geef het kind volop de kans om zich op te trekken aan verschillende soorten meubilair. In de box zal het kind zich voornamelijk optrekken aan de spijlen met alleen de armen, maar bij de bank zal het niet genoeg grip hebben en zal bij het optrekken ook zijn/haar beenkracht moeten gebruiken. Variatie is belangrijk. Geef het kind de ruimte om zich langs een tafel, kast of ander meubelstuk te verplaatsen. Hiermee oefent hij/zij het lopen. Verwijder voor de veiligheid speeltjes die boven de box hangen zodra het kind gaat staan. Laat het kind in een warme ruimte het liefst op blote voetjes rondstappen, hiermee ontwikkelt het kind de voetjes optimaal. Maak net zoals bij het kruipen liever geen gebruik van sloffen met harde zool, het voetje van je kind kan zich zo niet goed vormen. Kies liever voor wollen, soepele sloffen. Geef het kind binnen antislip sokjes aan zodat het goed grip heeft om te kunnen stappen. Geef het kind pas echte schoentjes aan als het ook buiten los gaat lopen. Uitgebreide informatie over kindervoeten en schoenen vind je op www.pasmerk.nl. Laat het kind niet te vaak aan de hand lopen als het nog geen pogingen doet om zelf te lopen, hiermee jaag je zijn/haar ontwikkeling op. Begeleid de dreumes als hij/zij gaat klimmen en klauteren (bijvoorbeeld traplopen). Blijf erbij maar grijp niet te snel in. Door zelf de omgeving te ontdekken leert het kind zijn/haar mogelijkheden kennen. Gun het kind de ervaring van het vallen! Vallen hoeft niet erg te zijn als er geen gevaarlijke materialen of situaties zijn. De dreumes staat nog zo dicht bij de grond dat hij/zij niet diep kan vallen. Van vallen leert de dreumes zich goed op te vangen. Zet de dreumes nooit in een loopstoeltje of babybouncer. Hierin leert het niet sneller lopen en leert het de benen niet op een normale manier belasten. Het stoeltje belemmert juist bij het oefenen van de spieren en banden en het is slecht voor rug en heupen. Loopt het kind veel achter een loopautootje of een stoeltje, haal deze dan eens een poosje weg, het zal dan wellicht leren om ‘los’ op de voeten te staan, hetgeen een betere voorbereiding is voor het lopen.
Beweegkriebels Mama Mia 2015
7
7
Zitten
Zet het kind liever niet rechtop in een wipstoeltje, buggy, kinderstoel of fietsstoeltje als het nog niet zelf van lig naar zit kan komen. Geef het kind de tijd en ruimte om dit zelf te leren. Als je het kind neerzet als het zelf nog niet tot zit kan komen, vraag je teveel van het evenwicht. Het heeft het zitten nog niet voldoende geoefend en heeft hier onvoldoende spierkracht voor. Omdat het dan moeilijk zal zijn om het zitten vol te houden, zal het kind ook moeilijk kunnen spelen. Als het kindje op schoot zit, ondersteun het dan aan alle kanten. Als het kindje nog niet zelf kan gaan zitten en je wilt het toch even in het wipstoeltje bij je neer zetten, dan kun je de plankjes uit het wipstoeltje halen zodat er een soort hangmatje ontstaat. Het stoeltje moet dan wel in ligstand staan. Als het kind zelf kan gaan zitten, kies dan een goede meegroeistoel, die voor elke leeftijd een juiste houding biedt.
PEUTER Belang van bewegen voor peuters (3 - 4 jaar) Voor je peuter is bewegen leuk, maar vooral belangrijk! Peuters hebben plezier in spelen en bewegen. Dat zie je als ze bezig zijn, spelenderwijs bewegen en druk zijn met hun eigen spel. Maar bewegen is ook belangrijk om dagelijkse dingen uit te voeren, zoals tanden poetsen, op een stoel klimmen of naar het kinderdagverblijf lopen. Bewegen heeft grote invloed op de totale ontwikkeling van de peuter, lichamelijk, sociaal, emotioneel en verstandelijk. Denk bijvoorbeeld maar aan mee kunnen doen met beweegspelletjes, samen kunnen spelen en letterlijk leren door vallen en opstaan. Als ouder en als pedagogisch medewerkers zijn we een belangrijke schakel in de mogelijkheden die een peuter heeft om lekker te bewegen en te spelen, zowel binnen maar vooral buiten, in het bos, park, speeltuin of in de tuin.
BEWEEGTIPS PEUTER Algemeen
Geef een peuter elke dag de kans om actief te bewegen, liefst meerdere keren per dag. De peuter kan zelf heel goed aangeven wanneer hij/zij moe is. Peuters kunnen niet teveel in actie zijn. De peuter doet vanuit zichzelf geen dingen die het(nog) niet kan, laat de peuter dus zijn gang gaan en wees niet te bang als hij op een muurtje wil klimmen, het klimrek in wil of zelf de trap van de glijbaan op wil. Daag een peuter uit door een uitdagende omgeving te creëren. Maak een ruimte met obstakels zoals: heuveltjes (een poef, matras, kussens), tunneltjes (tent van lakens, kruiptunnel, grote doos) of klautermogelijkheden (liggende stoel, ronde kussens). Beperk een peuter niet door hem/haar altijd in de wandelwagen te zetten, laat hem/haar vaker zelf lopen.
Beweegkriebels Mama Mia 2015
8
8
Traplopen kan een peuter al snel alleen, til hem niet altijd op, maar begeleid hem bij het oefenen. Laat peuters zelf proberen, maar blijf wel steeds in de buurt. Vallen hoeft niet erg te zijn, van vallen leert een peuter ook. Gun je kind daarom de ervaring van het vallen!
Spelletje en spelen
Een peuter leert meer van een spelletje nadoen dan van uitleg door te praten. Gewoon voordoen is het beste. Een peuter leert bewegen door uitproberen, nadoen en herhalen. Speel spelletje en zing liedjes daarom een paar keer achter elkaar, de peuter zal je proberen na te doen. Een peuter kan nog geen ingewikkelde bewegingen maken. Zorg ervoor dat de spelletjes eenvoudig zijn. Maak grote bewegingen die hij/zij door imitatie kan nadoen. Een peuter beweegt nog met het hele lichaam. Laat hem daarom lopen, fietsen met zijwieltjes, rennen, dansen, springen, klimmen, klauteren, kruipen en stoeien. Allemaal bewegingen waarbij een peuter het hele lichaam gebruikt. Maak gebruik van verschillende losse materialen (zachte ballen, pittenzakjes, lege frisdrankflessen met de dop erop, hoepels, doeken, knijpers). Een peuter gaat vanzelf op ontdekkingstocht. Geef makkelijke en korte opdrachtjes, laat een peuter zelf ontdekken wat hij/zij met het materiaal kan doen. Bijvoorbeeld: wat kun je met deze pittenzak doen? Probeer maar eens. Leg speelgoed van een peuter niet altijd binnen handbereik, laat hem/haar er kruipend, tijgerend of lopend naar op zoek gaan. Speel met je peuter zoveel mogelijk buiten. Ook bij wat slechter weer. Buitenlucht is gezond en een peuter heeft de ruimte om lekker te rennen. Speel zelf mee, daarmee daag je je peuter uit tot spelen en bewegen. Peuters vinden het leuk als leidsters met hen meedoen. Probeer een spelletje te spelen door gebruik te maken van de peuterfantasie. Een peuter leeft in een wereld van sprookjes en fantasie. Een peuter zal het spelletje hierdoor sneller begrijpen. Een leidster wordt een grote leeuw en gaat op zoek naar een speelkameraadje of ze wordt een auto en de peuter mag meerijden, de poef wordt een boot en de bank wordt een vliegtuig.
ACTIVITEITEN Als je in de kinderopvang met kinderen gaat bewegen is het goed om een onderscheid te maken tussen (be)geleid- én vrij spel.
VRIJ SPEL Waar & hoe bij voorkeur buiten kinderen kiezen zelf wat ze gaan doen de kinderen spelen zelfstandig elk kind speelt op eigen niveau
Beweegkriebels Mama Mia 2015
9
9
het geeft de PM-er de kans het kind goed te observeren
Wanneer vrij spel? Tijdens buiten-speel uurtje Tijdens beschikbaarheid van de (speel)hal Minimaal één keer per dag Waar moet je op letten bij het begeleiden van vrij spel? Bied verschillende materialen aan, voor elk wat wils Creëer beweegmogelijkheden Observeer en coördineer Blijf goed zichtbaar en laat de kinderen hulp inroepen als dat nodig is Houd altijd de veiligheid in het oog Grijp in bij gevaarlijk spel en ruzies Ondersteun de kinderen individueel Laat kinderen zelf ontdekken en uitproberen Laat de kinderen opgaan in hun fantasiewereld Materialen, anders dan fietsjes en zandbak Klein materiaal Knijpers Ballonnen Ballen Hoepels Lege, plastic flessen Blokken Pittenzakjes Doeken Dozen Touwen
Groot materiaal Matten Karren Matrasjes Stapstenen
(BE)-GELEID SPEL Waar & hoe Bij voorkeur in een grote ruimte, bijv. de (speel)hal De PM-er biedt een spel aan Alle kinderen doen mee De PM-er bepaalt de (spel)regels De kinderen houden zich aan de (spel)regels De kinderen denken mee Wanneer geleid spel? Elke dag Tijdens het buiten spelen Tijdens de beschikbaarheid van de (speel)hal Waar moet je op letten bij geleid spel? Het aangeven van de speelruimte Vertel welke rol de kinderen in het spel hebben Beweegkriebels Mama Mia 2015
10
10
Bij de uitleg gaan de kinderen in een kringetje staan De PM-er gaat ook in de kring staan, niet in het midden, dat kan niet iedereen zien. Laat zien wat je gaat doen, doe het voor Speel het spel, snel aan de slag (korte spanningsboog) Herhaal het spel, dat vinden kinderen fijn en ze leren er van Maak gebruik van de fantasiewereld van kinderen Speel zelf mee, daarmee daag je kinderen uit om ook mee te doen. Moedig aan! Maak gebruik van een trommel of ratel om begin of eind aan te geven Laat kinderen helpen met opruimen Doe met heel jonge kinderen geen spelletjes die gericht zijn op winnen of verliezen. Daar zijn ze nog niet aan toe.
Materiaal Ligt vooraf vast Materiaal is niet altijd nodig, denk aan kring- of tikspelletj
Beweegkriebels Mama Mia 2015
11
11
PRODUCTEN Er zijn voor Beweegkriebels verschillende producten ontwikkeld ter ondersteuning van het bevorderen van bewegen met jonge kinderen. Beweegtips Beweegtips 0- 1 jaar Beweegtips 1 -2 jaar Beweegtips 2 - 4 jaar Beweegtips displaydoos Beweegspeelkaarten 0 - 4 jaar De beweeg CD
€ 10 excl. BTW (voor 25 kaarten) idem idem € 50 excl. BTW € 7,95 excl. BTW (voor 30 kaarten) € 12,95 excl. BTW
Laarsjes Een oproep doen aan ouders om laarsjes, waar kinderen uitgegroeid zijn, aan Mama Mia te geven.
Beweegkriebels Mama Mia 2015
12
12
BEWEEGSPELLETJES BABY & DREUMES
bijlage 1
Algemeen
Op een matras Gebruik matrasjes of gymzaalmatjes en leg deze op de grond. Leg hierop een paar baby’s naast elkaar. Let goed op of ze elkaar niet kunnen bezeren of van het matras kunnen afrollen.
Liedjes en versjes met bewegingen boeien de kleintjes enorm. Op deze manier kun je meer kindjes tegelijk vermaken en zullen ze jou kunnen zien.
Leg baby’s regelmatig op een matras, op iets zachts op de grond. Zo kunnen ze nergens van af vallen en krijgen ze de kans zich vrij te bewegen en te ontdekken. Leg speeltjes in de buurt. Daag ze uit om het speelgoed te pakken.
Een speelkoord Voor de baby’s is het leuk als je boven de plek waar ze liggen, een koord hangt met verschillende speeltjes eraan. Eén of twee speeltjes per kind is genoeg. Je kunt hiervoor een lang snoer gebruiken dat je boven meerdere kinderen tegelijk kunt hangen. Hang het snoer met speeltjes recht boven de kinderen op navelhoogte zodat ze er met beide handen naar kunnen grijpen.
Buiten
Als een dreumes los kan lopen, ga dan zoveel mogelijk met hem naar buiten, ook bij wat slechter weer. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die veel buiten spelen minder vaak ziek zijn. Buitenlucht is gezond en bovendien hebben kinderen buiten de ruimte om te lopen, te rennen en te dollen.
Beweegkriebels Mama Mia 2015
13
13
‘Kom maar in mijn huisje’ Ga op je hurken zitten op een afstandje van de dreumes. Zeg het versje op en open je armen zodat de dreumes in je armen kan rennen. Beloon het in je armen komen met een grote knuffel. Knibbel knabbel knuisje Wie komt erin mijn huisje? Wie komt er in mijn huisje dan? Daar komt …… an
Op de grond
Kiekeboe Vanaf ongeveer acht maanden zal een baby kiekeboe kunnen spelen. Kinderen van deze leeftijd denken dat als ze je even niet zien, je echt verdwenen bent. Wat een verrassing als jij opeens weer tevoorschijn komt. Ga tegenover de dreumes op de grond zitten. Gebruik een katoenen luier of een grote stoffen zakdoek. Houd de doek voor je gezicht, trek de doek weg en zeg ‘kiekeboe’. Hierna kun je dit ook bij het kindje doen. Een dreumes zal jou imiteren en zelf de doek willen wegtrekken.
Verstopspelletjes Laat het kindje zijn favoriete speeltje zien en stop dat daarna langzaam achter je rug. Hij zal gaan zoeken waar het speeltje is. Laat na een poosje het speeltje weer verschijnen.
Bal met bel rollen Gebruik een zachte bal met een belletje erin. Rol de bal naar het kindje toe zodat hij de bal kan pakken. De dreumes zal de bal proberen op te pakken en weer los laten. Rol de bal ook eens van het kindje vandaan zodat hij er kruipend achteraan kan gaan.
In en uit doos halen Speeltjes in en uit, en nog eens in en uit een doos, blik of mand doen zal een baby/dreumes boeien. Zorg dat je speeltjes aanbiedt die ergens in kunnen en er ook weer makkelijk uit gepakt kunnen worden.
In de box of naast je op de bank Klap eens in je handjes Neem de handjes van je baby in jouw handen en beweeg ze zachtjes op het liedje mee Klap eens in je handjes, blij blij blij (In handjes klappen) Op je mooie bolletje allebei (handjes op wangetjes, op het hoofdje redt je kindje nog niet) Handjes in de hoogte Handjes in de zij Zo varen de scheepjes voorbij (armpjes van links naar rechts bewegen)
Beweegkriebels Mama Mia 2015
14
14
Dit zijn mijn wangetjes Neem één handje van je baby in jouw handen en raak de lichaamsdelen uit het liedje aan. Je kunt ook met je eigen handen de gezongen lichaamsdelen aan raken. Dit zijn mijn wangetjes Dit is mijn kin Dit is mijn mondje met tandjes erin Dit zijn mijn oren Mijn ogen Mijn haar Nu nog mijn neusje en dan ben ik klaar Olleke Bolleke Neem de handjes van je baby in jouw handen en beweeg zijn handjes op de maat van het liedje heen en weer. Op het woordje ‘knol’ prik je zachtjes in zijn buikje. Olleke bolleke Rebusolleke Ollekebolleke knol Spelen met bijvoorbeeld bierviltjes Met bierviltjes kun je veel verschillende spelletjes verzinnen. Je kunt ermee rollen, gooien, stapelen, bouwen, schuiven, rondlopen en weggetjes mee leggen. Er wordt gespeeld met bierviltjes met aan de ene kant tekst en de andere kant blanco. Een goede mogelijkheid is om de bierviltjes te verven met de kinderen. Dit is een leuke knutselactiviteit (niet moeilijk) en je kunt de viltjes meteen weer gebruiken in je spel.
Kennismaking Gooi de hele zak bierviltjes in de ruimte of laat de kinderen er een ‘rommel’ van maken. Gegarandeerd plezier! Laat de kinderen ontdekken wat er met de bierviltjes kan. Gaan ze stapelen? Gaan ze rollen? Gaan ze ermee rondlopen? Speel in op de activiteiten die je ziet.
Groepjes maken Alle bierviltjes liggen op de grond. Maak met de bierviltjes groepen. Je kunt de bierviltjes merken met een kleurtje of teken. Wie hetzelfde merkje heeft, hoort bij elkaar.
Draaien maar! De kinderen krijgen de opdracht om de bierviltjes die kris kras op de grond liggen op hun eigen kant te draaien. Groep één moet de bierviltjes met de tekst naar boven leggen en groep twee moet de viltjes met de blanco kant naar boven leggen. Na een minuut stop je en tel je van welke groep er de meeste viltjes liggen.
Lopen op … Laat de kinderen over de viltjes heen lopen. Ze mogen alleen op de bierviltjes met de witte
Beweegkriebels Mama Mia 2015
15
15
kant boven lopen of alleen op de tekstkant. Als je de bierviltjes hebt geverfd, kun je de kinderen de opdracht geven om alleen over bepaalde kleuren te lopen.
Twister Laat de kinderen rondlopen. Ze mogen niet op de bierviltjes komen. Als de leidster ’ja’ zegt, gaan de kinderen met één voet op een bierviltje staan. Breid dit uit met twee voeten, twee voeten en twee handen. Als je gebruik maakt van geverfde bierviltjes kun je het spel ‘twister’ spelen met alle kinderen.
Viltjesdans Maak er een soort stoelendans van met muziek erbij. Als de muziek stopt, moeten de kinderen met allebei de voeten op een bierviltje staan. Ook hier kun je met de geverfde viltjes leuke variaties maken.
Weggetje Geef de kinderen ieder een stapel bierviltjes (of in groepjes). Hiermee kunnen ze een weggetje leggen op de grond. Laat het weggetje door andere kinderen volgen.
Gooien De kinderen mogen achter een lijn gaan staan. Aan de overkant maak je ook een lijn. De kinderen moeten proberen de bierviltjes één voor één achter de achterlijn te gooien. Variaties hierop zijn: gooien in verschillende cirkels of hoepels, gooien in een doos. Je kunt verschillende afstanden maken zodat er moeilijke en makkelijke doelen bij zitten.
Opruimen Maak van het opruimen een spel. De opdracht is: ‘als ik ja zeg ga je zo snel mogelijk de bierviltjes oppakken’. Als de bierviltjes op zijn, zet je de stapels naast elkaar en kijk je wie er de hoogste stapel heeft. Om het win element eruit te halen laat je de kinderen de bierviltjes in het midden van de zaal opstapelen, hoe hoog kan de toren worden zonder te vallen?
Spelen met bijvoorbeeld knijpers Knijpers zijn vrolijk en nieuw materiaal waardoor het kinderen uitdaagt om er mee te ontdekken en te spelen. De activiteiten zijn geschikt voor verschillende leeftijden. Zelfs de allerkleinsten zullen geboeid zijn door de knijpers. Door creatief te zijn en naar de kinderen te kijken zul je zien dat er heel veel verschillende (beweeg)spelletjes te verzinnen zijn met knijpers. Veel knijpers bij elkaar is een vrolijk en lekker gezicht, er is voor ieder kind genoeg en van het opruimen maak je weer een leuke spelletje. Gaan de knijpers kapot dan kun je de twee plastic kanten hergebruiken om mee te knutselen. Het (ijzeren) tussenstuk gooi je weg.
Beweegkriebels Mama Mia 2015
16
16
Speels indelen van groepje Als je in vaste groepen wilt spelen, kun je groepjes maken door middel van het uitdelen van verschillende kleuren knijpers. Ieder kind krijgt een knijper die wordt vastgemaakt op de kleding. Zoek nu de andere kinderen met dezelfde kleur knijper. De knijperestafette Zet aan de ene kant van de ruimte vier bakken neer met de kleuren van de knijpers. Heb je geen bakken in de goede kleur, geef dan aan welke kleur de bak heeft door er knijpers van één kleur op te knijpen. Zo kunnen de kinderen zien welke kleur in welke bak hoort. Leg aan de andere kant van je ruimte de hele hoop met knijpers op de grond. Vraag de kinderen de knijpers, één voor één, naar de overkant te brengen en in de goede bak te doen. Dreumesen kunnen hieraan meedoen. Ook al kunnen ze de kleuren nog niet benoemen, ze kunnen het wel zien. Variatie Laat de kinderen de knijpers in een pylon doen die open is van boven. Zet op elke pylon een knijper welke aangeeft welke kleur erin die pylon moet. Je maakt het spannend door te kijken of alle knijpers goed zijn weggebracht door de pylon op te tillen. Zoek de goede kleur Deel de knijpers één voor één uit aan de kinderen. Elke kind krijgt één knijper per keer. Elke keer krijgen ze een andere kleur. Elke knijper moet in de ruimte worden opgeknepen op een voorwerp met dezelfde kleur. Een rode knijper op een rood boek, een blauwe knijper op een blauwe jas. Daarna laat je de knijpers ophalen op kleur. ‘Haal allemaal eens een rode knijper op, maar niet de knijper die je zelf hebt gedaan’. Als elk kind een knijper heeft gevonden, zijn alle knijpers opgehaald. De was ophangen Hang aan de ene kant van de ruimte een touw op de hoogte van de kinderen. Naast het touw staat een mand met poppenkleertjes. Aan de andere kant van de ruimte leg je een hoop knijpers. Laat de kinderen de kleertjes ophangen op de waslijn. De kinderen mogen maar twee knijpers mee nemen. Laat alle kleertjes ophangen. Even rust Laat de kinderen bij een hoopje knijpers zitten. Laat ze nu van alles bouwen met de knijpers. Variatie Probeer een hele grote toren te bouwen, of hoe lang kan de slang worden die we maken? Kunnen we die samen optillen?
Spelen met staptegels Materiaal: gekleurde, ronde, zachte platen (bijv. hoepels, matten, tapijttegels of ronde kleedjes). Deze platen kunnen goed worden gebruikt om mee te spelen en te bewegen als staptegel.
Beweegkriebels Mama Mia 2015
17
17
‘Hang staptegeltje hang, lig staptegeltje lig ’ Hang de staptegels aan de muur of aan een touw. Gebruik allemaal verschillende kleuren. Geef de kinderen allemaal een balletje en laat ze op 1 meter afstand van de staptegels gaan staan. De begeleider noemt de kleur van de staptegel die de kinderen moeten proberen te raken met de bal. Als de kinderen de kleuren nog niet kennen kan de begeleider de staptegel aanwijzen. Lukt het niet om de bal tegen de staptegel te gooien dan sluit je gewoon weer achteraan in de rij aan en kom je vanzelf weer aan de beurt. Kinderen vinden dit heel leuk om te doen omdat ze heel graag de staptegel willen raken. Variatie: Je kunt ook de staptegels op de grond leggen. De kinderen moeten proberen om met het balletje de staptegel te raken. Materiaal: touw, staptegels (in verschillende kleuren), balletjes (bij voorkeur zachte tennisballen) Het grote beestenbos! Van de staptegels wordt een slingerpad door de ruimte gemaakt, van de ene kant van de ruimte naar de andere kant. Dit is het pad door het beestenbos. De kinderen moeten over het pad naar de andere kant van de ruimte proberen te komen, maar ze moeten wel op de staptegels blijven lopen. Als ze er naast stappen, moeten ze helemaal terug naar het begin van het slingerpad. Dan zijn er nog de ‘beesten’ (twee kindjes uit de groep). Zij kunnen de kinderen die van het pad af zijn gegaan ‘pakken’ (bijv. door te kietelen of, als dat niet leuk is, gewoon tikken). Als de kinderen de overkant hebben bereikt, zijn ze het bos uit en zijn ze veilig. Het leukste is het als er telkens twee nieuwe beesten zijn of als het slingerpad veranderd wordt. Het Pieten spel De pedagogisch medewerker legt verschillende paden neer door allerlei kleuren staptegels op de grond te leggen (op stapafstand voor de kinderen). Aan een kant van de ruimte liggen allemaal (nep)cadeautjes op de grond. Aan de andere kant liggen grote zakken. De pedagogisch medewerker vertelt de kinderen een mooi verhaal dat de Sint hulp nodig heeft bij het wegbrengen van de cadeautjes. De arme Sint is zijn Pieten kwijt geraakt. De Sint heeft een aantal hardwerkende hulppieten nodig. De kinderen moeten de cadeautjes netjes naar de overkant brengen en deze dan in de zakken stoppen. De begeleider kan de kinderen een beetje sturen zodat de cadeautjes eerlijk worden verdeeld over de zakken. De kinderen krijgen na afloop een pietendiploma.
Beweegkriebels Mama Mia 2015
18
18
Tegelspel Leg alle staptegels op de grond, zorg dat dezelfde kleuren niet naast elkaar komen te liggen. Zet de kinderen op een tegel. Zing nu een liedje dat de kinderen moeten uitbeelden. Na elke zin moeten de kinderen een tegel verder gaan. Voorbeeld liedje Beertje, beertje, draai eens rond Beertje, beertje, tik de grond Beertje, beertje, was je handen Beertje, beertje, poets je tanden Beertje, beertje, kleed je aan Beertje, beertje ga op een andere tegel staan Poesje miauw Laat de kinderen de hand van een vriendje vasthouden en een grote kring maken. Als ze goed staan, laten ze hun handen los zodat er een mooie kring is gevormd. Leg de staptegels midden in de kring. Zet één kind in het midden van de kring op een staptegel. De staptegels hebben allemaal een andere kleur. Zing het liedje van ‘poesje miauw’ en klap erbij zodat degene die midden in de kring staat weet Poesje miauw KLAP (op elke klap naar de volgende tegel springen) Kom eens gauw KLAP Ik heb lekkere melk voor jou KLAP En voor mij KLAP Rijst erbij KLAP Oh wat heerlijk smullen wij KLAP Het kind springt nu naar de laatste staptegel. Dit kindje is klaar. De pedagogisch medewerker kiest iemand anders uit die in de kring mag staan. Variatie Met alle kinderen tegelijk spelen, de kinderen moeten nu goed kijken waar er nog vrije staptegels zijn.
Kikkersprong op staptegels Leg in de lengte van de ruimte een aantal staptegels op een rij. De kinderen moeten nu over de staptegels naar de overkant zien te komen. Dit kan natuurlijk niet gewoon lopend. Laat de kinderen zelf de gekste sprongen of ideeën bedenken om naar de overkant te komen. Als iemand van een tegel afvalt, moet diegene weer vooraan beginnen. Als het te makkelijk is kun je de kinderen weer een nieuwe variant laten verzinnen die wat moeilijker is. Voorbeelden zijn: kikkersprong, hinkelend, de afstand tussen de ‘tegels’ groter maken.
Beweegkriebels Mama Mia 2015
19
19
BEWEEGSPELLETJES MET PEUTERS
bijlage 2
Buiten bewegen voor peuters mét pedagogisch medewerkers Buiten hebben de kinderen de ruimte om te rennen en uit te razen. Buitenlucht is gezond. Ga daarom zoveel mogelijk naar buiten, ook bij slechter weer. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die veel buiten spelen minder vaak ziek zijn. Buiten kun je veel spelletjes en bewegingsactiviteiten doen met de kinderen. Denk bijvoorbeeld eens aan Flessenspel (tweetallen) Geef twee kinderen een lege frisdrankfles en vul deze met water. Laat de kinderen tegenover elkaar gaan staan (bepaal zelf de afstand: bij jongere kinderen maak je de afstand kleiner). De kinderen moeten nu proberen met een bal de fles van de ander om te gooien. Als de fles omvalt, moet eerst de bal gepakt worden voordat de fles rechtop gezet mag worden. Wie zijn fles is het eerste leeg? Spelen met ballonnen Laat de kinderen vrij spelen met een ballon. Kijk welke kinderen leuke bewegingen doen en daag andere kinderen uit dat na te doen. Probeer met de kinderen een ballon zo lang mogelijk hoog te houden. Hoeveel keer kunnen ze hem aantikken voordat de ballon op de grond valt? Tweetallen In tweetallen gaan de kinderen bewegingen doen. Nummer 1 doet dingen voor die nummer 2 eerst na moet doen. Hierna draaien de rollen om en doet nummer 2 bewegingen en moet nummer 1 dit nadoen. Na een tijdje wordt er contact gezocht met een ander tweetal. Nu heb je een groepje van vier. De voorste doet voor hoe er wordt bewogen. De groepjes noemen we treintjes. Elk treintje heeft een locomotief (de voorste) die bepaalt hoe er wordt bewogen. Na een tijdje krijgt de trein een andere locomotief. Er komt dus een ander kind voorop te staan en de locomotief gaat naar achteren. Het viertal zoekt een ander viertal. Zo wordt de trein dus steeds langer. Nu heeft de trein al acht mensen. Ook hier doet de locomotief weer alles voor. Zo kun je doorgaan tot je 1 of 2 grote treinen krijgt. Staartjesroof (3+kinderen) Iedereen krijgt een lintje. Dat stoppen de kinderen achter in hun broek. Het lintje wordt dan net een staartje. Er zijn twee tikkers. Die proberen de staartjes van de andere kinderen te stelen. Is je staartje gestolen dan kun je een nieuwe halen bij de begeleider. De tikkers proberen zoveel mogelijk staartjes te stelen. Variatie: Iedereen heeft een staartje, maar nu mag iedereen staartjes stelen. Er zijn dus geen aparte tikkers meer, iedereen is tikker. De kinderen moeten proberen zoveel mogelijk staartjes te stelen.
Beweegkriebels Mama Mia 2015
20
20
Binnen bewegen mét pedagogisch medewerkers Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen Ga met de kinderen in een kring staan. Raak de lichaamsdelen aan die je zingt. Op “puntje van je neus” draai je een rondje. In een heel rustig tempo het liedje zingen anders kunnen de kinderen het niet volgen. Variatie: Als je het liedje een paar keer hebt gezongen, zing je het eerste woordje (hoofd) niet meer maar neurie je dat en raak je je hoofd aan. Elke keer als je het liedje opnieuw zingt, laat je weer een volgend lichaamsdeel weg. Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen Oren, ogen, puntje van je neus Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen Twee handjes op de tafel Een leuk spelletje om aan tafel te spelen. De tekst van het versje spreekt voor zich. Twee handjes op de tafel Twee handjes in de zij Twee handjes op de schoudertjes Op het hoofdje allebei Nu maken we twee vuistjes Zo stevig als het maar kan Daar gaan we nu mee trommelen Van je rommeldebommeldebom De duimpjes zijn de dikste De pinkjes zijn maar klein Nu moeten alle handjes Weer vlug op je ruggetje zijn Annemaria koekkoek Ga meerdere stappen van je groep vandaan staan. Jij staat met je rug naar de kinderen toe. Je zegt de woorden “Annemaria koekkoek” in verschillende tempo’s. Heel snel of juist heel langzaam. Terwijl jij de woorden zegt en naar voren kijkt, mogen de kinderen naar jou toe komen stappen. Als jij “koekkoek” hebt gezegd dan kijk je snel om. Welk kind beweegt er nog? Ze moeten proberen om stil te staan voordat jij omkijkt. Wie kan het eerst de juf aantikken zonder dat jij hem/haar hebt zien bewegen? Variatie Laat een kind de rol van Annemaria koekkoek spelen. Moeder hoe laat is het? (voor de oudere kinderen) Ga meerdere stappen uit elkaar staan. Jij staat met je gezicht naar de kinderen toe. Ze vragen Beweegkriebels Mama Mia 2015
21
21
“moeder hoe laat is het?”. Jij antwoordt dan met een getal (uur) te noemen tussen de 1 en de 12, bijvoorbeeld: “Het is 5 uur”. De kinderen mogen dan vijf stappen naar voren gaan. Dit speel je verschillende keren. Antwoord jij “BEDTIJD” op de vraag, dan mag jij de kinderen gaan vangen om naar bed te brengen. De bedoeling is dat de kinderen wegrennen voordat jij ze kunt pakken. Variatie Laat een kind de rol van moeder spelen. Moeder hoe laat is het? Het is …. uur Moeder hoe laat is het? Het is BEDTIJD Bingo Houd de handen vast. Zing het liedje en loop in het rond terwijl je zingt. “B-I-N-G-O, B-I-N-G-O” zing je door de letters te noemen. Bij de derde “B I N G O” stop je met rondlopen en stap je op de klank van elke letter en stap naar binnen (voren) en op de laatste BINGO! val je allemaal op de grond. We hebben een grote zwarte hond En Bingo is zijn naam We hebben een grote zwarte hond En Bingo is zijn naam B-I-N-G-O, B-I-N-G-O En Bingo is zijn naam B-I-N-G-O BINGO! Wie niet lopen wil Tijdens het zingen van het liedje lopen de kinderen twee aan twee hand in hand door de ruimte. Op “sta stil” staat iedereen onmiddellijk helemaal stil. Wie staat er helemaal stil? Speel het spelletje meerdere keren. Variatie Speel met steeds verschillende tweetallen. Wie niet lopen wil Wie niet lopen wil Sta stil! Wie niet lopen wil Wie niet lopen wil Sta stil!
Beweegkriebels Mama Mia 2015
22
22
Heb je wel gehoord van de zeven Maak een kring. Houd de handen vast. Je zingt het liedje en je loopt rond terwijl je zingt. Op “en dat is 1″ doe je een stap naar voren met één been. Hierna begin je het liedje opnieuw te zingen terwijl je rond loopt. Er komt telkens een nummer bij. Elk nummer heeft zijn eigen beweging. 1 = been naar voren 2 = andere been naar voren 3 = op één knie gaan zitten 4 = andere knie erbij 5 = op één elleboog leunen 6 = op andere elleboog leunen 7 = helemaal in elkaar gedoken op de grond met je hoofd tussen je armen Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven Heb je wel gehoord van de zevensprong Hij zegt dat ik niet dansen kan Maar ik kan dansen als een edelman En dat is 1 Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven Heb je wel gehoord van de zevensprong Hij zegt dat ik niet dansen kan Maar ik kan dansen als een edelman En dat is 1, en dat is 2 Heb je wel gehoord van de zeven, de zeven Heb je wel gehoord van de zevensprong Hij zegt dat ik niet dansen kan Maar ik kan dansen als een edelman En dat is 1, en dat is 2, en dat is 3 enzovoort enzovoort enzovoort En dat is 1, en dat is 2, en dat is 3, en dat is 4, en dat is 5, en dat is 6, en dat is zeven Ik stond laatst voor een poppenkraam Ga in twee rijen tegen over elkaar staan of in een kring. Zing samen het liedje. Bij “o,o,o” schud je je hoofd. Bij “zo,zo,zo” wijs je met je handen aan hoe groot de poppen zijn. Eerst laag, dan iets hoger en nog hoger. Op “ze deden allemaal zo” bedenk je een beweging die de poppen maken. De kinderen doen jou na. Variatie – Laat de kinderen een beweging bedenken. – Mogelijke bewegingen zijn: springen, hinkelen, zwaaien, hurken, rondje draaien, klappen. Ik stond laatst voor een poppenkraam o,o,o Daar zag ik zoveel poppen staan
Beweegkriebels Mama Mia 2015
23
23
Zo, zo, zo De poppenkoopman ging op reis De poppen raakten van de wijs Ze deden allemaal zo (3 keer) Andere bekende bewegingsliedjes
Er zat een klein zigeunermeisje In de maneschijn Zakdoekje leggen
Over water lopen Neem een stapel kranten. Maak door de ruimte een weg van ijsschotsen of eilandjes. De kinderen moeten proberen de weg te volgen zonder in het water te vallen. Variatie: – Laat de kinderen zelf een weg maken in tweetallen. – Gebruik twee kranten. Een kind moet van de ene kant van de ruimte naar de andere kant proberen te komen door steeds op één krant te gaan staan, dan de volgende achter zich op te pakken en voor zich neer te leggen. Hij stapt dan over op deze krant. Zo gaat hij steeds verder. Haalt hij de overkant zonder in het water te komen? Loop naar… Neem een voorwerp in je gedachten. Geef de kinderen de opdracht: loop zo snel mogelijk naar de bank, een stoeltje, een rugzakje. Lukt het de kinderen er eerder te zijn dan jij? Variatie Neem nu een kleur. Bijvoorbeeld: zoek zo snel mogelijk iets roods. TRIIIIINGG Neem een eierwekker of meerdere eierwekkers. Verstop de eierwekkers met een minuut ingesteld. Kunnen de kinderen de wekker vinden voordat deze af gaat? Variatie Laat een paar kinderen de wekkers verstoppen.
Aandachtspunten
Laat de kinderen zoveel mogelijk tegelijk spelen en bewegen. Wachten op elkaar en in een rijtje staan is voor heel jonge kinderen nog erg moeilijk De jongsten kunnen nog moeite hebben met de knijper ergens op te knijpen maar zullen het na enige oefening door krijgen
Beweegkriebels Mama Mia 2015
24
24
Door de kleuren van de knijpers kun je inspelen op het (her)kennen van de verschillende kleuren. Ook de jongste kinderen kunnen, als ze nog geen kleuren kunnen benoemen, de verschillende kleuren zien Let op de kinderen bij de eerste activiteit; Wat doen ze? Waar maken ze gebruik van? Hoe gebruiken ze de knijpers? Gaan ze actief aan de gang of zitten ze het nieuwe te verwerken. Maak gebruik van de activiteiten die je ziet gebeuren
Het grote beginspel Om de kinderen kennis te laten maken met wasknijpers, is het leuk en leerzaam om de kinderen in een vrij spel te laten ontdekken wat ze met de knijpers kunnen doen. Hierdoor krijgen ze de kans om te exploreren en het materiaal te leren kennen. Als je meteen met spelletjes begint, zullen de kinderen nog te veel gefascineerd zijn door het nieuwe materiaal en moeite hebben om te luisteren. Gooi de hele bak met knijpers door de ruimte, alleen het maken van ‘rommel’ vinden de kinderen al geweldig.
Laat hierna de kinderen met de knijpers doen wat ze willen. Ze zullen erin gaan liggen, zwemmen, doorheen schaatsen, de knijpers ergens opknijpen of iets gaan bouwen. Stimuleer de kinderen door op de spelletjes van anderen te wijzen en eventueel zelf ideetjes aan te reiken. ‘Gooien en smijten’ Een vervolg op het grote beginspel. Nu mogen twee kinderen de hele bak met knijpers leeg gooien in de ruimte. Zorg dat de andere kinderen op een veilige afstand zitten. Als de bak leeg is gaan we de bak door middel van het spelen van een spel weer vullen. Het spel kun je op verschillende manieren met alle kinderen spelen
Eerst alle blauwe knijpers oprapen, daarna alle rode, enzovoort Verschillende kinderen verschillende kleuren laten oprapen Kunnen we heel snel alle witte knijpers in de bak doen? Hoe snel kunnen we de rode knijpers verzamelen? Wie is sneller met oprapen van de knijpers, de groepsleiding (rood en wit) of de kinderen (groen en blauw)?
Beweegkriebels Mama Mia 2015
25
25
Laat de kinderen van een afstand de knijpers in de bak proberen te gooien. Zet hiervoor pylonen om de bak heen zodat de kinderen afstand houden bij het gooien en elkaar niet kunnen raken. Maak 3 groepen. Elke groep krijgt een kleur. Zodra de groepsleider een teken geeft, moet elke groep zijn eigen kleur zo snel mogelijk in de grote knijperbak doen. Verdeel de knijpers in 2 of 3 vakken. Probeer nu met je groep de knijpers in jou vak zo snel mogelijk op te ruimen.
Speels indelen van groepjes Als je in vaste groepjes wilt spelen kun je groepjes maken door middel van het uitdelen van verschillende kleuren knijpers. Ieder kind krijgt een knijper die ze op hun kleding mogen vastknijpen. Zoek nu de andere kinderen met dezelfde kleur knijper, die horen bij elkaar. De knijper estafette Zet aan de ene kant van je ruimte vier bakken neer met de kleuren van de knijpers. Heb je geen bakken in de goede kleur, geef dan aan welke kleur de bak heeft door er knijpers van één kleur op te knijpen. Zo kunnen de kinderen zien welke kleur in welke bak hoort. Leg aan de andere kant van je ruimte de hele hoop met knijpers op de grond. Vraag de kinderen de knijpers, één voor één, naar de overkant te brengen en in de goede bak te doen. Ook de jongste peuters kunnen hieraan meedoen ook al kunnen ze de kleuren nog niet benoemen, ze kunnen het wel zien. Variatie Laat de kinderen de knijpers in een pylon doen die open is van boven. Zet op elke pylon een knijper welke aangeeft welke kleur erin die pylon moet. Je maakt het spannend door te kijken of alle knijpers goed zijn weggebracht door de pylon op te tillen.
Kleren versieren Leg verschillende hoopjes met knijpers in de ruimte. Vraag de kinderen om bij elk hoopje een knijper te pakken en op hun eigen kleren vast te maken. Doe dit eerst bij jezelf eens voor. Laat de kinderen doorgaan totdat ze mooi versierd zijn met de knijpers. Waar maken ze de knijpers vast? Welke kleuren pakken ze? Laat alle kinderen bij de bak komen, nu mogen ze de knijpers weer in de bak doen door eerst alle blauwe knijpers van zich af te halen, daarna de rode enzovoort.
Beweegkriebels Mama Mia 2015
26
26
Variatie De oudere kinderen kunnen ook elkaar versieren. Laat de kinderen bij elkaar de knijpers eraf halen en in de bak gooien Zoek de goede kleur Deel de knijpers één voor één uit aan de kinderen. Elke kind krijgt één knijper per keer. Elke keer krijgen ze een andere kleur. Elke knijper moet in de ruimte ergens worden opgeknepen op een voorwerp met dezelfde kleur. Een rode knijper op een rood boek, een blauwe knijper op een blauwe jas. Daarna laat je de knijpers ophalen op kleur. “Haal allemaal eens een rode knijper op, maar niet de knijper die je zelf hebt gedaan”. Als elk kind een knijper heeft gevonden, zijn alle knijpers opgehaald.
Variatie Deel meerdere knijpers uit, maak het spannend bij het verzamelen door de kinderen goed te laten zoeken of er nog ergens een knijper is. “Wie ziet er toch nog een knijper”? Verstop de knijper Geef een peuter twee rode knijpers, een andere peuter doet de ogen dicht. Vraag de peuter met de knijpers deze te verstoppen in de ruimte voor het andere kind. Twee andere kinderen hebben twee blauwe knijpers, weer twee andere twee gele knijpers . Zo weet elk kind welke knijpers hij/zij moet vinden. Variatie – Geeft de kinderen meer knijpers, nadeel hiervan is dat ze vaak zelf niet meer weten waar de knijpers zijn verstopt. – Laat twee kinderen knijpers verstoppen voor de groep, voor elk kind één. De was ophangen Hang aan de ene kant van de ruimte een touw op de hoogte van de kinderen op. Naast het touw staat een mand met poppenkleertjes. Aan de andere kant van de ruimte ligt een hoop knijpers. Vraag de kinderen de kleertjes op te hangen op de waslijn. Ze mogen maar twee knijpers van de hoop mee nemen. Laat alle kleertjes op de lijn hangen.
Beweegkriebels Mama Mia 2015
27
27
Even rust Laat de kinderen bij een hoopje knijpers zitten. Ze kunnen nu van alles gaan bouwen met de knijpers. Letters, cijfers, eigen bouwwerkjes. Variatie Probeer een hele grote toren te bouwen. Hoe lang kan de slang worden die we maken? Kunnen we die samen optillen?
Versier het lint Geef vier kinderen een gekleurd lintje om; rood, blauw, geel en groen. De kinderen lopen door de ruimte en mogen niet stil staan. De rest van de kinderen mag steeds een knijper uit de hoop pakken en deze op het lintje van een kind vastmaken. Op elk lintje moet de goede kleur komen. Een gele knijper moet op een geel lintje. Waar is het kind met het gele lint? Hebben alle lintjes aan het eind van het spel de goede kleuren erop? Variatie – Hang de lintjes ergens op in de ruimte. – Geef elk kind een eigen lintje, zodat ze hun eigen lintje kunnen versieren met de goede kleur. Leg hierbij verschillende hopen knijpers verspreid in de ruimte. ‘Kriebelkruipen op het gras, spetterspatten in een plas Binnen dansen met de poppen, achter in de tuin verstoppen, Kijk dit wordt een tenthotel, fietsen fietsen, razendsnel Stil zijn? Zitten? Ik krijg jeuk Beweegkriebels die zijn leuk!’
bron:
www.huisvoorbeweging.nl
Beweegkriebels Mama Mia 2015
28
28