TECHNISCHE UNIVERSITEIT VAN DELFT, MASTER THESIS
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden De ontwikkeling van maatschappelijke belangen in aanbestedingen
Thesis Commissie: Prof. mr. dr. M.A.B. (Monika) Chao-Duivis
Technische Universiteit van Delft Real Estate & Housing (RE&H)
Prof. dr. J. (Jack) van der Veen
Nyenrode Business Universiteit Marketing and Supply Chain Management
Ir. L.P.I.M. (Leon) Hombergen
Technische Universiteit van Delft Integraal Ontwerp en Beheer
A. (Arjan) Walinga
Bouwend Nederland Beleidsveld: Ketensamenwerking in de Bouw, BIM en Logistiek in de Bouw
S.R. (Reza) Sourani Yancheshmeh September 2015
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
[Blanco]
II
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Voorwoord Dit verslag bevat de masterthesis van S. Reza Sourani Yancheshmeh. Een masterthesis is een verplicht deel van een masteropleiding bij Civiele techniek aan de Technische Universiteit van Delft. Dit onderzoek is verricht in samenwerking met Bouwend Nederland. Ik heb voor dit onderwerp gekozen omdat er relatief weinig wetenschappelijk onderzoek bekend is met betrekking tot Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden (MVA). Echter, de maatschappelijke belangen bij aanbestedingen zijn relatief groot. Daarom probeer ik via dit onderzoek inzicht te creëren in de ontwikkeling van MVA, zodat de maatschappelijke belangen beter kunnen worden vertegenwoordigd in aanbestedingen. Het is bijna onmogelijk om iedereen te bedanken voor zijn of haar bijdrage aan dit onderzoek, maar ik hoop dat mijn dank iedereen bereikt die een bijdrage heeft geleverd aan dit onderzoek. Allereerst bedank ik Bouwend Nederland voor de mogelijkheid om mijn onderzoek uit te voeren. De mensen die daar werken hebben mijn afstudeerperiode zeer aangenaam gemaakt. Dank voor het delen van jullie kennis, ervaring en netwerk. In het bijzonder wil ik ook Arjan Walinga bedanken voor de dagelijkse begeleiding bij Bouwend Nederland. Bedankt voor het delen van je kennis, ervaring, netwerk én voor het feit dat je mij hebt betrokken bij je dagelijkse werkzaamheden. Je probeerde mij altijd te motiveren in de soms moeilijke tijden. Tevens wil ik ook de medewerkers van Rijkswaterstaat bedanken voor het delen van hun kennis, ervaring en netwerk. Dit onderzoek was niet mogelijk geweest zonder mijn begeleiders: prof. mr. dr. Monika Chao-Duivis, prof. dr. Jack van der Veen en ir. Leon Hombergen. Ik bedank jullie hartelijk voor jullie begeleiding. Niet alleen jullie kennis, ervaring en netwerk hebben mij enorm geholpen om dit onderzoek uit te voeren, maar ook jullie persoonlijkheden. Naast de begeleiders van mijn examencommissie wil ik ook Joost Fijneman (manager Aanbestedingsinstituut) bedanken voor zijn begeleiding. Ik vond het een eer om door deze elite groep mensen te mogen worden begeleid. Dit was de fijnste periode uit mijn studietijd! Tot slot wil ik ook mijn ouders, schoonouders, broers, vriendin en vrienden bedanken voor hun steun tijdens mijn studie aan de TU Delft. Ik wens u veel leesplezier.
S. Reza Sourani Yancheshmeh Delft, 6 september 2015
III
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Managementsamenvatting In de aanbestedingswet 2012 artikel 1.4 lid 2 staat dat de opdrachtgever verplicht is om zoveel mogelijk maatschappelijke waarde te creëren bij het aangaan van een overeenkomst. Maar wat het creëren van maatschappelijke waarde precies inhoudt met betrekking tot aanbesteden is niet bekend. Dit houdt in dat elke opdrachtgever zelf kan toepassen wat relevant is of wat de opdrachtgever relevant acht om maatschappelijke waarde te creëren bij een aanbesteding. Dit kan tot versnippering van de uitvraag leiden, want eenduidigheid over maatschappelijke waarde met betrekking tot aanbesteden is niet bekend. Hierdoor kan een willekeur ontstaan in het vragen van eisen, sub-gunningscriteria en beoordelingssystemen in aanbestedingen. Bijvoorbeeld procesmatig lijken – zelfde soort −projecten veel op elkaar, hierdoor zou ervaring kunnen worden opgebouwd door de deelnemende actoren en die ervaring kan worden gebruikt bij de volgende project(en), zodat dan niet dezelfde fouten worden gemaakt, hierdoor ontstaat er vooruitgang/ontwikkeling/progressie. Maar door de willekeur in de uitvraag kan moeilijk vooruitgang/ontwikkeling/progressie in aanbestedingsdocumenten of projecten waargenomen worden. Het wiel wordt als ware bij elke aanbesteding steeds opnieuw uitgevonden. De willekeur kan resulteren in het niet optimaal toepassen van eisen, sub-gunningscriteria en beoordelingssystemen in aanbestedingen. Tevens worden de meeste aanbestedingen gefinancierd met maatschappelijk middelen. Versnippering kan leiden tot het niet optimaal creëren van maatschappelijke waarde in aanbestedingen en dit kan resulteren in verspilling van maatschappelijke middelen, want op aanbestedingsniveau/projectniveau kan versnippering leiden tot een ongunstigere prijs-kwaliteitratio dan nodig is. Doel van MVA MVA heeft betrekking op het vertegenwoordigen van maatschappelijke belangen in aanbestedingen op een verantwoorde methode. Een methode die systematisch is met inachtneming van de beginselen van het aanbestedingsrecht (gelijkheid, objectiviteit, transparantie en proportionaliteit). Met maatschappelijke belangen wordt ook de belangen van de opdrachtgever en opdrachtnemer bedoeld. Het doel van MVA is niet om alle problemen van het huidige aanbestedingsbeleid op te lossen en/of alle maatschappelijke problemen. Maar MVA is een methode om een bijdrage te leveren aan maatschappelijke oplossingen. Bijvoorbeeld het huidige klimaatprobleem kan niet opgelost worden door MVA, maar door het toepassen van een CO2 prestatieladder kan ervoor gezorgd worden dat de CO2 uitstoot verminderd wordt. Een bijdrage aan maatschappelijke oplossingen kan door MVA geleverd worden door de maatschappelijke belangen te vertalen naar project- of aanbestedingsdoelen. Deze doelen kunnen worden vertaald naar aspecten of onderwerpen in een aanbesteding. Deze aspecten of onderwerpen worden criteria, sub-gunningscriteria en/of eisen in een aanbesteding. Door de inschrijvingen van de opdrachtnemers aan deze criteria, sub-gunningscriteria en/of eisen te laten voldoen wordt een bijdrage geleverd aan maatschappelijke oplossingen. Doel van dit onderzoek Het doel van dit onderzoek is beschrijven wat MVA inhoudt en onderzoeken of de huidige publieke opdrachten maatschappelijk verantwoord op de markt worden gezet. Aan de hand van de onderzoeksresultaten kan ook worden bepaald of het nodig is om MVA en/of aspecten van MVA verder te stimuleren of niet. Daarnaast kan ook worden bepaald of meer onderzoek nodig is naar MVA en/of aspecten van MVA om MVA verder te kunnen ontwikkelen.
IV
Managementsamenvatting
2015
Centrale probleemstelling Om te onderzoeken of het creëren van maatschappelijke waarde verantwoordt wordt ondergebracht in de huidige aanbestedingen is de volgende centrale probleemstelling geformuleerd: ‘Worden werken in Nederland aanbesteed op een maatschappelijk verantwoorde methode?’ De centrale probleemstelling bestaat uit twee delen: [1] Zijn aanbestedingen van werken (hierna aangeduid als ‘aanbestedingen’) in Nederland maatschappelijk verantwoord? [2] Is de methode waarop aanbestedingen worden geplaatst in Nederland maatschappelijk verantwoord (is de methode systematisch met inachtneming van de beginselen van het aanbestedingsrecht: gelijkheid, objectiviteit, transparantie en proportionaliteit)? Opzet onderzoek Om de centrale probleemstelling te kunnen beantwoorden moet een onderzoek worden uitgevoerd. Om het onderzoek uit te kunnen voeren is een aantal onderzoeksvragen opgesteld, zodat de centrale probleemstelling beantwoord kan worden. Voor het uitvoeren van het onderzoek is een theoretische beschrijving van Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden (MVA) en een dataset nodig. Voor zover bekend is in de literatuur geen theoretische beschrijving van MVA beschikbaar en de benodigde dataset ontbreekt ook. In de tijd die beschikbaar was voor dit onderzoek is een zo compleet mogelijke theoretische beschrijving van MVA ontwikkeld. Deze theorie beschrijft de onderwerpen die betrekking hebben op MVA. Omdat MVA een relatief groot onderwerp is, is ervoor gekozen om de onderwerpen van MVA in te delen in negen aspecten die samen de kader van de theoretische beschrijving van MVA vormen. Ook moest een dataset ontwikkeld worden van de 1398 aanbestedingen (gepubliceerd op Tenderned en het Aanbestedingsinstituut) met een sluitingsdatum in 2014. Vanwege de beschikbare tijd was het niet mogelijk om alle 1398 aanbestedingen te onderzoeken. Daarom is gekozen voor een aselecte selectie van 126 van de 1398 aanbestedingen. De aanbestedingen van de steekproef zijn door de computer gekozen. De steekproefgrootte hangt af van de populatie/het aantal aanbestedingen, de betrouwbaarheid en de nauwkeurigheidsmarge. Het totaal aantal aanbestedingen is bekend, dus de steekproef is een eindige populatie. Met het toepassen van de formule van de eindige populatie ontstaat een betrouwbaarheid van 90 procent en een nauwkeurigheid van 7 procent. Vervolgens is elke aanbesteding onderzocht op elk aspect en/of onderwerp van de theoretische beschrijving van MVA. Een aantal bevindingen van het aselecte onderzoek: Percelen: In 9,5 procent van de aanbestedingen wordt de opdracht verdeeld in percelen. De opdracht verdelen in percelen kan helpen om MKO’s toegang te geven tot de aanbesteding. Blijkbaar wordt daar weinig gebruik van gemaakt. Varianten: In 4 procent van de aanbestedingen wordt gevraagd om varianten. Varianten kunnen helpen om ontwerpen/oplossingen te optimaliseren. Het wordt weinig gevraagd door de opdrachtgever, omdat de opdrachtgever niet weet hoe dit wetmatig correct beoordeeld kan worden. Een kansendossier als sub-gunningscriteria bij EMVI-aanbestedingen kan een oplossing zijn om varianten in te kunnen leveren door de opdrachtnemer en voor de opdrachtgever te beoordelen zonder in wettelijke problemen te komen. Geschiktheidseisen: o Bankverklaring: In 50 procent van de aanbestedingen wordt gevraagd om de geschiktheidseis bankverklaring. Om de economie te stimuleren is het niet altijd handig om een bankverklaring te vragen omdat het vanwege de huidige economische crisis voor V
Managementsamenvatting
2015
sommige bedrijven moeilijk is om een bankverklaring te krijgen waardoor ze niet kunnen voldoen aan de geschiktheidseis. Dit kan tot een situatie leiden met onvoldoende concurrentie. Dit kan zorgen voor meer invloed op de financiële resultaten en toeleveringsrisico’s van een aanbesteding. Het is aan de opdrachtgever om te bepalen of het nodig is om een bankverklaring te vragen. Is de markt belasten wel nodig? Dit is de vraag die de opdrachtgever zichzelf moet stellen. o ISO 9001 certificaat: In 68 procent van de aanbestedingen wordt gevraagd om de ISO 9001 (kwaliteitscontrole) certificaat. o VCA certificaat: In 65,5 procent van de aanbestedingen wordt gevraagd om de VCA (veiligheid) certificaat. o ISO 14001 certificaat: In 2 procent van de aanbestedingen wordt gevraagd om de ISO 14001 (milieubeheer) certificaat. Sub-gunningscriteria: o Plan van aanpak: In 31 procent van de aanbestedingen wordt gevraagd om de subgunningscriteria plan van aanpak. o CO2 Prestatieladder [11 procent] en CO2-ambitieniveau [8,5 procent]: In aanbestedingen wordt relatief weinig gevraagd naar de huidige CO2 Prestatieladder, omdat de huidige CO2 Prestatieladder niet meer onderscheidend is. De oorzaak hiervan is dat relatief veel opdrachtnemers al op niveau 3, 4 of 5 zitten. Óf er moet een meer onderscheidende CO2 Prestatieladder komen óf de overheid gaat een ander onderwerp maatschappelijk bewust maken. o Duurzaamheid: In 12,5 procent van de aanbestedingen wordt gevraagd om de subgunningscriteria duurzaamheid. Overige onderwerpen: o Social return: In 43,5 procent van de aanbestedingen wordt gevraagd om de subgunningscriteria social return of is het een geschiktheidseis. o Past performance: In 6 procent van de aanbestedingen wordt gevraagd om de subgunningscriteria past performance of is het een geschiktheidseis. Past performance is een geschikte wijze om een opdrachtnemer te belonen voor zijn goede werk. Hiervan kan de opdrachtnemer profiteren bij volgende opdrachten. Helaas wordt past performance relatief weinig gevraagd of beoordeeld. De reden hiervan kan zijn dat er geen eenduidige richtlijn bestaat over de beoordeling van past performance. De overheid is bezig om een standaard voor past performance te maken. Dit kan een ladder worden zoals de CO2 Prestatieladder. o Geen kinderarbeid producten: In 0,8 procent van de aanbestedingen is een eis gesteld dat geen kinderarbeid producten in een project gebruikt mogen worden gemaakt. o Vergoedingen: In 6 procent van de aanbestedingen krijgt een inschrijvende partij een vergoeding. In het kader van het maatschappelijk belang is het niet logisch dat relatief weinig inschrijvende partijen een vergoeding krijgen. Ook omdat is gebleken dat de transactiekosten voor EMVI-aanbestedingen voor inschrijvende partijen relatief hoog zijn in vergelijking met laagste-prijsaanbestedingen. Hierdoor zou de opdrachtgever vaker een financiële vergoeding kunnen uitkeren die enigszins in verhouding staat tot de kosten die inschrijvende partijen maken. Natuurlijk moet de inschrijving wel voldoen aan de eisen van de opdracht. Door de hoge transactiekosten heeft een op de twee opdrachtnemers in 2012 en 2013 afgezien van een inschrijving. Dit kan tot een situatie leiden met onvoldoende concurrentie en kan zorgen voor meer invloed op de financiële resultaten en toeleveringsrisico’s. VI
Managementsamenvatting
2015
Beoordelingssystemen: o EMVI-wegingsmethodiek: Gunnen op waarde wordt als wegingsmethodiek het meest toegepast, daarna het puntenmodel. o Scoringsmethodiek: In 14 procent van de EMVI aanbestedingen werd de scoringsmethodiek niet vermeld. o Beoordelinsgmethodiek: In ongeveer 20 procent van de EMVI aanbestedingen wordt gebruik gemaakt van een geldigheidsdrempel en puntentoekenning. Punten worden toegekend wanneer aan de geldigheidsdrempel is voldaan. Door deze manier van beoordeling (puntentoekenning en geldigheidsdrempel) ontstaan twee effecten: [1] Het onderscheidend vermogen tussen inschrijvingen wordt kleiner vanwege de geldigheidsdrempel. [2] Prijs blijft de doorslaggevende factor ook al heeft kwaliteit relatief een grotere factor, maar door de geldigheidsdrempel wordt het gewicht van kwaliteit verminderd.
Aan de hand van de theoretische beschrijving van MVA en de resultaten van de aselecte selectie is geanalyseerd of aanbestedingen in Nederland maatschappelijke onderwerpen bevatten en of de uitvraag consistent is. De consistentie wordt onderzocht aan de hand van vijf kenmerken die voor dit onderzoek zijn ontwikkeld. De keuze van de vijf kenmerken is gebaseerd op voortschrijdend inzicht over de onderzoeksresultaten. Conclusie van het onderzoek In Nederland komen in aanbestedingen maatschappelijke onderwerpen voor, maar de methode van de uitvraag is nog versnipperd. Deze bevinding over MVA komt overeen met de algemene bevindingen van aanbesteden. Versnippering kan leiden tot het niet volledig benutten van maatschappelijke middelen. Dat betekent dat de kans op verspilling van maatschappelijke middelen aanwezig is. Op aanbestedingsniveau/projectniveau kan versnippering leiden tot een ongunstiger prijs-kwaliteitratio dan nodig is. Een hogere prijs-kwaliteitratio kan worden gecreëerd als een hogere mate van standaardisatie van [1] maatschappelijke onderwerpen ontwikkeld wordt. Dit beïnvloedt ook [2] de consistentie van de uitvraag. [1] Maatschappelijke onderwerpen kunnen progressief worden ingezet door bijvoorbeeld het creëren van een prestatieladder. Het doel van een prestatieladder is een bepaalde bewustheid te creëren en ervoor te zorgen dat de markt zich tot een bepaald niveau ontwikkelt. Echter, de hoeveelheid prestatieladders moet beperkt blijven binnen een tijdsinterval zodat de markt genoeg tijd heeft om zich volgens de prestatieladder te kunnen ontwikkelen en dat het gewenste effect wordt gecreëerd bij de markt, de opdrachtgever en de maatschappij. Wanneer de betreffende prestatieladder niet meer onderscheidend is, of een bepaald niveau van ontwikkeling en/of bewustheid is gecreëerd, moet worden overgestapt op een andere prestatieladder met een ander onderwerp. [2] De uitvraag kan consistenter worden als een standaard wordt ontwikkeld voor dezelfde definities van criteria, sub-gunningscriteria, eisen en beoordelingssystemen. Door het ontwikkelen van een standaard ontstaat een overzicht van criteria, sub-gunningscriteria, eisen en beoordelingssystemen waaruit een opdrachtgever kan kiezen. Dit overzicht geeft weer wat relevant kan zijn voor MVA. De opdrachtgever kan dan beslissen wat relevant is - of relevant kan zijn - voor een aanbesteding. Omdat alle opdrachtgevers uit hetzelfde overzicht kunnen kiezen en dezelfde criteria, sub-gunningscriteria, eisen en beoordelingssystemen toepassen, kan consistentie ontstaan. Die consistentie is afhankelijk van de soort opdrachtgever en/of soort project/opdracht/aanbesteding. VII
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Inhoudsopgave Voorwoord ..................................................................................................................................................III Managementsamenvatting ........................................................................................................................ IV Lijst van figuren ............................................................................................................................................X Lijst van tabellen .........................................................................................................................................XI Afkortingen ................................................................................................................................................XII Termen en definities .................................................................................................................................XIII Hoofdstuk 1: Inleiding ..................................................................................................................................1 1.1 Introductie op de geschiedenis van het aanbestedingswet ................................................................1 1.2 Doel van het onderzoek......................................................................................................................2 1.3 Centrale probleemstelling ..................................................................................................................3 1.4 Methodologie .....................................................................................................................................5 1.5 Focus van het onderzoek ....................................................................................................................8 Hoofdstuk 2: Theoretische beschrijving van MVA ......................................................................................10 2.1 Inleiding ............................................................................................................................................10 2.2 Toelichting voor het toepassen van de ISO 26000-norm/tabel ........................................................11 2.3 Indeling van de aspecten ..................................................................................................................12 2.4 Functieomschrijving aspecten ..........................................................................................................12 2.5 Aspecten van MVA ...........................................................................................................................15 Hoofdstuk 3: Beschrijving aspecten 5 tot en met 8 ....................................................................................24 3.1 Wettelijk kader .................................................................................................................................24 3.2 Percelen............................................................................................................................................24 3.3 Varianten ..........................................................................................................................................24 3.4 Uitsluitingsgronden ..........................................................................................................................24 3.5 Geschiktheidseisen ...........................................................................................................................24 3.6 Sub-gunningscriteria.........................................................................................................................26 3.7 Overige onderwerpen ......................................................................................................................32 3.8 Beoordelingssystemen .....................................................................................................................34 3.9 Consistentie in de uitvraag ...............................................................................................................36 3.10 Conclusie en discussie theoretische beschrijving MVA ..................................................................36
VIII
Inhoudsopgave
2015
Hoofdstuk 4: Probleemanalyse ..................................................................................................................38 4.1 Dilemma ...........................................................................................................................................38 4.2 De problemen/dilemma’s gerelateerd aan de aspecten ..................................................................40 Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten van de aselecte steekproef ......................................................48 Hoofdstuk 6: Analyse .................................................................................................................................69 Hoofdstuk 7: Conclusie...............................................................................................................................81 Hoofdstuk 8: Aanbevelingen ......................................................................................................................83 Hoofdstuk 9: Reflectie ................................................................................................................................85 Referenties .................................................................................................................................................86 Bijlage .........................................................................................................................................................92 Appendix A: Overzicht van de verschillende actoren bij een aanbesteding ...........................................93 Appendix B: Tabel van de NEN-ISO 26000 (NL) Richtlijn voor MVO .......................................................94 Appendix C: Verslag van de panelbijeenkomst .......................................................................................97 Appendix D: Aselecte steekproefgrootte ...............................................................................................99 Appendix E: Verschillende procedures, drempelwaardes en wetten zijn van toepassing bij MVA ......100 Appendix F: Resultaten van de aselecte selectie ..................................................................................102
IX
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Lijst van figuren Figuur 1: Indeling hoofdstukken en onderzoeksvragen ..............................................................................4 Figuur 2: Globaal overzicht theoretische beschrijving MVA .....................................................................10 Figuur 3: Kraljic’s inkoopportfolio aangepast op de gunningscriteria .......................................................17 Figuur 4: Kraljic’s inkoopportfolio aangepast door Weele (Kraljic, 1983; Weele, 1992) ...........................40 Figuur 5: Soorten aanbesteding................................................................................................................49 Figuur 6: Gunningsmethodiek per soort aanbesteding ............................................................................49 Figuur 7: Overzicht aspecten 5.2 tot en met 5.5.......................................................................................50 Figuur 8: Overzicht aspect 5.5 Geschiktheidseisen ...................................................................................53 Figuur 9: Overzicht aspect 5.6 Sub-gunningscriteria ................................................................................56 Figuur 10: Social return percentage ...........................................................................................................57 Figuur 11: Social return bedrag ..................................................................................................................58 Figuur 12: Vergoedingsbedrag ...................................................................................................................61 Figuur 13: Overzicht aspect 5.7 overige onderwerpen ...............................................................................62 Figuur 14: Gunnen op waarde: Het bedrag ................................................................................................63 Figuur 15: EMVI gewicht puntenmodel ......................................................................................................63 Figuur 16: Gewicht gelijk verdeeld bij puntenmodel ..................................................................................64 Figuur 17: Scoringsmethodiek per soort aanbesteding ..............................................................................64 Figuur 18: EMVI wegingsmethodiek per gegeven scoringsmethodiek per beoordelingsmethodiek en minimum eis...............................................................................................................................................65 Figuur 19: Duurzaamheid per soort opdrachtgever of provincie of soort werk .........................................66 Figuur 20: Overzicht opzet analyse ............................................................................................................69 Figuur 21: Overzicht opzet conclusie..........................................................................................................81
X
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Lijst van tabellen Tabel 1: Verschillende niveaus van MVA ......................................................................................................6 Tabel 2: Kernthema’s van de ISO 26000-norm ...........................................................................................12 Tabel 3: Voorbereiding van een aanbesteding ...........................................................................................14 Tabel 4: Verschillen tussen prijzen en kwaliteit naar categorie per marktaandeel (Hardeman, 2015) ......45 Tabel 5: Voorbeeld inschrijvingswaarde leveranciers ................................................................................46 Tabel 6: Voorbeeld verschillende winnaars door toepassing van verschillende scoringsmethodieken .....46 Tabel 7: Aantal steekproeven afhankelijk van nauwkeurigheidsmarge en betrouwbaarheid ....................48 Tabel 8: Analysematrix ...............................................................................................................................70 Tabel 9: Analyse van de aspecten ..............................................................................................................71
XI
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Afkortingen ARW 2012
Aanbestedingsreglement Werken 2012
B&U
Burger- & Utiliteitsbouw
EIB
Economisch Instituut voor de Bouw
EMVI
Economisch Meest Voordelige Inschrijving
GRI
Global Reporting Initiative
GWW
Grond, Weg en Waterbouw
ISO
International Organization for Standardization
MVA
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
MVO
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
RAMS(HEC)
Reliability (Bedrijfszekerheid) Availability (Beschikbaarheid) Maintainability (Onderhoudbaarheid) Safety (Veiligheid) Health (Gezondheid) Environment (Omgeving) Costs (Kosten)
UNGC
United Nations Global Compact
Z.D.
Zonder Datum
XII
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Termen en definities Voor dit onderzoek zijn de volgende termen en definities van toepassing. Bijna alle termen, definities en opmerkingen zijn geciteerd uit de NEN-ISO 26000 (NL) Richtlijn voor maatschappelijke verantwoordelijkheid van organisaties1. Deze termen, definitie en opmerkingen zijn gekozen, omdat de termen, definities en opmerkingen van de nationaal/internationaal normen zijn. Tevens, dit onderzoek bestaat ook deels uit de richtlijnen die de NEN-ISO 26000 beschrijft. Door dezelfde termen, definities en opmerkingen te gebruiken wordt eenduidigheid gecreëerd. 1) Afleggen van rekenschap1 toestand van aanspreekbaar zijn op besluiten en activiteiten van bestuursorganen van de organisatie, wettelijke autoriteiten, en, in breder kader, de actoren van de organisatie 2) Consument1 individueel lid van het grote publiek, dat voor privédoeleinden onroerend goed, producten of diensten koopt of gebruikt 3) Klant1 organisatie of individueel lid van het grote publiek, die of dat voor commerciële, privé- of openbare doeleinden, onroerend goed, producten of diensten koopt 4) Gepaste zorgvuldigheid [due diligence] 1 allesomvattend, proactief proces om de feitelijk en potentieel negatieve maatschappelijke, milieu- en economische effecten te identificeren van de besluiten en activiteiten van een organisatie over de gehele levenscyclus van een project of activiteit van de organisatie, met het doel om negatieve effecten te vermijden en te verkleinen 5) Medewerker1 persoon in een relatie die volgens nationaal recht of gebruik wordt aangemerkt als een "arbeidsrelatie" OPMERKING: Medewerker is een meer beperkende term dan arbeidskracht (27). 6) Milieu1 natuurlijke omgeving waarin een organisatie werkzaam is, met inbegrip van lucht, water, land, natuurlijke hulpbronnen, flora, fauna, mensen, kosmische ruimte en hun onderlinge samenhang OPMERKING: Omgeving strekt zich in dit verband uit van binnen een organisatie tot het mondiaal systeem. 7) Ethisch gedrag1 gedrag dat in overeenstemming is met aanvaarde principes van correct of goed gedrag in de context van een bepaalde situatie en dat in overeenstemming is met internationale gedragsnormen (11)
1
NEN-ISO 26000:2010 (nl). (2010). Richtlijn voor maatschappelijke verantwoordelijkheid van organisaties, pp. 0205. Geneva: ISO copyright office
XIII
Termen en definities
2015
8) Gelijkheid van mannen en vrouwen1 gelijke behandeling van mannen en vrouwen OPMERKING: Dit omvat gelijke behandeling of, in sommige gevallen, behandeling die verschillend is, maar in termen van rechten, voordelen, plichten en kansen als gelijkwaardig wordt beschouwd. 9) Effect van een organisatie1 effect positieve of negatieve verandering in de maatschappij, de economie of het milieu (2.6), die geheel of gedeeltelijk het gevolg is van de huidige en vroegere besluiten en activiteiten van een organisatie 10) Initiatief gericht op maatschappelijke verantwoordelijkheid 1 initiatief programma of activiteit speciaal bedoeld om een bepaald doel te bereiken met betrekking tot maatschappelijke verantwoordelijkheid (18) OPMERKING: Initiatieven gericht op maatschappelijke verantwoordelijkheid kunnen door elk type organisatie worden ontwikkeld, gesponsord of beheerd. 11) Internationale gedragsnormen1 verwachtingen met betrekking tot maatschappelijk verantwoordelijk gedrag van een organisatie, afgeleid van internationaal gewoonterecht, algemeen aanvaarde principes van internationaal recht, of intergouvernementele overeenkomsten die universeel of vrijwel universeel zijn erkend OPMERKING 1: Tot intergouvernementele overeenkomsten behoren ook verdragen en afspraken. OPMERKING 2: Hoewel internationaal gewoonterecht, algemeen aanvaarde principes van internationaal recht en intergouvernementele overeenkomsten primair zijn bedoeld voor staten, geven zij uitdrukking aan doelstellingen en principes die alle organisaties kunnen nastreven. OPMERKING 3: Internationale gedragsnormen ontwikkelen zich in de loop van de tijd. 12) Organisatie1 entiteit of groep van mensen en faciliteiten waarbij verantwoordelijkheden, bevoegdheden en relaties zijn geregeld en met identificeerbare doelstellingen OPMERKING: Voor de toepassing van deze internationale norm omvat organisatie niet de overheid die soeverein wetten opstelt en bekrachtigt, juridische macht uitvoert, uitvoering geeft aan haar plicht om beleid voor het algemeen belang op te stellen, of de internationale verplichtingen van de staat nakomt. 13) Bestuur van de organisatie1 systeem op basis waarvan een organisatie (12) besluiten neemt en implementeert om haar doelstellingen te bereiken 14) Principe1 fundamentele basis voor besluitvorming of gedrag 15) Product1 artikel dat of stof die te koop wordt aangeboden of deel uitmaakt van een dienst die wordt geboden door een organisatie (12)
XIV
Termen en definities
2015
16) Dienst1 verrichting van een organisatie (12) om te voldoen aan een vraag of behoefte 17) Sociale dialoog1 onderhandeling, raadpleging of eenvoudig informatie-uitwisseling tussen of onder vertegenwoordigers van overheden, werkgevers en werknemers, over onderwerpen van algemeen belang met betrekking tot economisch en sociaal beleid OPMERKING: In deze internationale norm wordt de term sociale dialoog alleen gebruikt in de betekenis zoals toegepast door de International Labour Organization (ILO) [Internationale Arbeidsorganisatie]. 18) Maatschappelijke verantwoordelijkheid1 verantwoordelijkheid van een organisatie (12) voor de effecten (9) van haar besluiten en activiteiten op de maatschappij en het milieu (6), via transparant en ethisch gedrag (7) dat - een bijdrage levert aan duurzame ontwikkeling (23), inclusief gezondheid en het welzijn van de maatschappij; - rekening houdt met de verwachtingen van actoren (20); - in overeenstemming is met de toepasselijke wetten en overeenkomt met internationale gedragsnormen (11); - is geïntegreerd in de hele organisatie (12), en in haar betrekkingen in praktijk wordt gebracht OPMERKING 1: Activiteiten omvatten producten, diensten en processen. OPMERKING 2: Betrekkingen verwijzen naar de activiteiten van een organisatie binnen haar invloedssfeer (19). 19) Invloedssfeer1 reeks/omvang van politieke, contractuele, economische of andere betrekkingen waardoor een organisatie(12) in staat is de besluiten of activiteiten van personen of organisaties te beïnvloeden OPMERKING: Het vermogen om te beïnvloeden brengt op zichzelf niet de verantwoordelijkheid mee om invloed uit te oefenen. 20) Actor1 individu dat of groep die een belang heeft bij besluiten of activiteiten van een organisatie (12) 21) Betrokkenheid van actoren1 activiteit ondernomen om mogelijkheden voor dialoog te scheppen tussen een organisatie (12) en een of meer van haar actoren (20), met het doel om een kennisbasis te creëren voor besluiten van de organisatie 22) Leveringsketen [supply chain] 1 opeenvolging van activiteiten of partijen waardoor producten (15) of diensten (16) voor de organisatie (12) worden verkregen OPMERKING: In sommige gevallen betekent de term leveringsketen hetzelfde als waardeketen (25). Voor de toepassing van deze internationale norm wordt de term leveringsketen echter gebruikt als hierboven gedefinieerd.
XV
Termen en definities
2015
23) Duurzame ontwikkeling1 ontwikkeling die de huidige behoefte dekt zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigenbehoefte te voorzien in gevaar te brengen OPMERKING: Duurzame ontwikkeling gaat over het integreren van de doelstellingen van een hoge kwaliteit van leven, gezondheid en welvaart met maatschappelijke rechtvaardigheid en het in stand houden van het vermogen van de aarde om vormen van leven in al hun diversiteit in stand te houden. Deze maatschappelijke, economische en milieudoelstellingen zijn onderling afhankelijk en versterken elkaar. Duurzame ontwikkeling kan worden beschouwd als een manier om uitdrukking te geven aan de algemene verwachtingen van de maatschappij als geheel. 24) Transparantie1 openheid over besluiten en activiteiten die van invloed zijn op de maatschappij, de economie en het milieu (6), en bereidheid deze duidelijk, nauwkeurig, tijdig, eerlijk en volledig kenbaar te maken 25) Waardeketen [value chain] 1 gehele opeenvolging van activiteiten of partijen die waarde in de vorm van producten (15) of diensten (16) toevoegen of ontvangen OPMERKING 1: Tot de partijen die waarde toevoegen behoren leveranciers, arbeidskrachten (27) in uitbestede processen, contractanten en anderen. OPMERKING 2: Tot de partijen die waarde ontvangen behoren klanten (3), consumenten (2), cliënten, leden en andere gebruikers. 26) Kwetsbare groep1 groep personen die een of meer kenmerken delen die de basis vormen voor discriminatie of nadelige maatschappelijke, economische, culturele, politieke of gezondheidsomstandigheden, en die er de oorzaak van zijn dat zij de middelen missen om hun rechten te verwerven of om anderszins gelijke kansen te krijgen 27) Arbeidskracht1 persoon die werkzaamheden uitvoert, hetzij een medewerker (5) of iemand met een eigen onderneming 28) Methode2 bepaalde, welbedachte manier van handelen om zeker doel te bereiken
2
Woorden-boeken.nl (2015). boek.nl/woord/methode
Methode.
Geraadpleegd
op
1
juli
2015,
van
http://www.woorden-
XVI
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Hoofdstuk 1: Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft de introductie op de geschiedenis van het aanbestedingswet, het doel van dit onderzoek, de centrale probleemstelling, de methodologie en de focus van het onderzoek. In deze laatste paragraaf 1.5 wordt beschreven wat in de resterende hoofdstukken aan bod komt.
1.1 Introductie op de geschiedenis van het aanbestedingswet De eerste Aanbestedingswet ‘Koninklijk Besluit’ stamt uit 1815. Deze verplichtte de Rijksoverheid verplicht werd om openbaar aan te besteden (Berg & Berg, 2006). De Rijksoverheid moest openbaar aanbesteden als ‘alle aannemingen van werken en leverancien ten behoeve van den lande, meerder dan vijf honderd guldens’ was. Het doel van het besluit was enerzijds doelmatig beheer van middelen en anderzijds corruptie onder ambtenaren tegen te gaan (Berg & Berg, 2006). Sindsdien is de aanbestedingswet negen keer veranderd. Elke aanpassing of verandering had in grote lijnen te maken met het feit dat de praktische uitwerking van de aanbestedingswet onbevredigend was (Fijneman, 2015). Eind twintigste eeuw ontstaat een groeiende bewustheid over duurzaamheid, sociale duurzaamheid (Kennisbank Platform31, z.d.) en milieubewustheid onder andere door de gevolgen van klimaatverandering3. Deze bewustheid bestond niet alleen uit het behoud van natuur (Planet), maar ook uit een balans tussen of inzet van de samenleving (People) en economie (Profit) (Kennisbank Platform31, z.d.). Deze bewustheid over de balans tussen of inzet de drie P’s ontstond ook bij de opdrachtgever die naast een hoofddoel van een project ook nevendoelen had zoals duurzaamheid en sociale aspecten (MVO Nederland, z.d.). Waar opdrachtnemers vroeger duurzaamheid implementeerden om opdrachtgevers tevreden te stellen werden de opdrachtnemers begin eenentwintigste eeuw verplicht om duurzaam en milieubewuster te zijn door het gebruik van subgunningscriteria als duurzaamheid. Het wettelijk kader was hiervoor in 1992 gecreëerd en werd maatschappelijk aanbesteden genoemd. De regels rond aanbesteden werden ook strenger door de Bouwenquête aan het begin van de eenentwintigste eeuw (Damme, 2002). Uit de enquête bleek dat de markt van vraag en aanbod in de bouw slecht functioneerde (MVO Nederland, z.d.). Dat leidde tot een verandering in het proces, dat van prestatie-eisen veranderde naar functionele eisen (MVO Nederland, z.d.) om een meer transparant, integer en innovatief proces te creëren. Duurzaam inkopen maakte deel uit van deze verandering en werd een onderdeel van kwaliteit. Door de economische crisis (Alpen, 2013; Duijkers & Hogerbrug, 2013; Jacobs, 2013) en door de groeiende bewustheid van de maatschappij over maatschappelijke waarde wordt maatschappelijk aanbesteden relatief steeds belangrijker (Annemarie et al., 2013; Duurzaam-ondernemen, 2014 & 2011; Waaijenberg, 2006). Met maatschappelijke waarde wordt bedoeld volksgezondheid, milieuvriendelijkheid, innovatie, reductie van energieverbruik, beperken van klimaatverandering (Milieu Centraal, z.d.), bevorderen van werkgelegenheid, bevorderen van gelijkheid, insluiting van achtergestelde groepen verbeteren en het verbeteren van sociale omstandigheden. 4 Artikel 1.4 lid 2 van de Aanbestedingswet 2012 (hierna aangeduid als ‘Aanbestedingswet’) vermeldt dat de opdrachtgever verplicht is om zo veel mogelijk maatschappelijke waarde te creëren bij het aangaan van een overeenkomst. Maar wat dit precies inhoudt met betrekking tot aanbesteden is niet bekend. Dat betekent dat elke opdrachtgever zelf kan toepassen wat relevant is of wat de opdrachtgever relevant acht. Dit kan tot versnippering van de uitvraag leiden omdat eenduidigheid 3 4
(Milieu Centraal, z.d.) Europese Commissie, ‘Groenboek’, COM(2011) 15 definitief, p. 37.
1
Hoofdstuk 1: Inleiding
2015
over maatschappelijke waarde met betrekking tot aanbesteden ontbreekt. Hierdoor kan een willekeur ontstaan in het vragen van eisen, sub-gunningscriteria en beoordelingssystemen in aanbestedingen. Bijvoorbeeld procesmatig lijken – zelfde soort −projecten veel op elkaar, hierdoor zou ervaring kunnen worden opgebouwd door de deelnemende actoren en die ervaring kan worden gebruikt bij de volgende project(en), zodat dan niet dezelfde fouten worden gemaakt, hierdoor ontstaat er vooruitgang/ontwikkeling/progressie. Maar door de willekeur in de uitvraag kan moeilijk vooruitgang/ontwikkeling/progressie in aanbestedingsdocumenten of projecten worden waargenomen worden. Het wiel wordt als ware bij elke aanbesteding steeds opnieuw uitgevonden. Het uitvinden van een wil kost relatief meer tijd en geld, dan gebruik te maken van een bestaand wiel en die verder te optimaliseren of aan te passen. Willekeur kan resulteren in het niet optimaal toepassen van eisen, sub-gunningscriteria en beoordelingssystemen in aanbestedingen. Daarnaast worden bijna alle aanbestedingen gefinancierd met maatschappelijke middelen. Versnippering kan leiden tot het niet optimaal creëren van maatschappelijke waarde in aanbestedingen en dat kan resulteren in verspilling van maatschappelijke middelen omdat versnippering op aanbestedingsniveau/projectniveau kan leiden tot een ongunstigere prijskwaliteitratio dan nodig is. Om te onderzoeken of in de uitvraag van de opdrachtgever versnippering voorkomt wordt onderzoek gedaan naar Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden (MVA). Maatschappelijk verantwoord heeft betrekking op de criteria/sub-gunningscriteria/eisen die gebruikt worden in aanbestedingen om de maatschappelijke doelen te bereiken. Verantwoord heeft ook betrekking op de methode die wordt toegepast; een methode die systematisch is met inachtneming van de beginselen van het aanbestedingsrecht (gelijkheid, objectiviteit, transparantie en proportionaliteit). Methode wordt gedefinieerd als een ‘Bepaalde, welbedachte manier van handelen om een zeker ‘doel’ te bereiken’.5 Deze definitie is gekozen omdat deze het meest geschikt is voor dit rapport/onderzoek. Deze definitie geeft weer dat de overheid een welbedachte manier gebruikt om het doel van de Europese Commissie te halen.6 Door gebruik te maken van deze definitie moet de in de uitvraag een soort trend waar te nemen zijn. De doel van dit onderzoek is deze trend proberen waar te nemen met betrekking tot MVA.
1.2 Doel van het onderzoek Het doel van dit onderzoek is beschrijven wat MVA inhoudt en onderzoeken of de huidige publieke opdrachten maatschappelijk verantwoord op de markt7 worden gezet. Aan de hand van de onderzoeksresultaten kan ook worden bepaald of het nodig is om MVA en/of aspecten van MVA verder te stimuleren of niet. Daarnaast kan ook worden bepaald of meer onderzoek nodig is naar MVA en/of aspecten van MVA om MVA verder te kunnen ontwikkelen.
5
Andere definities voor methode zijn (Woorden-boeken.nl, 2015): aanpak, procedé, procedure, werkwijze, handelwijze, manier, wijze. Geraadpleegd op 12 augustus 2015 van, http://www.woorden-boek.nl/ 6 Het doel van de Europese Commissie is goederen en diensten in te kopen met een hogere maatschappelijke waarde zodat de maatschappelijke doelen van de Europese Commissie in 2020 kunnen worden bereikt. 7 Met markt wordt bedoeld de plaats waar het bedrijfsleven in aanmerking kan komen voor aanbestedingen.
2
Hoofdstuk 1: Inleiding
2015
1.3 Centrale probleemstelling Om het doel van dit onderzoek te kunnen bereiken is de volgende centrale probleemstelling geformuleerd: ‘Worden werken8 in Nederland aanbesteed op een maatschappelijk verantwoorde methode?’ 1.3.1 Onderzoeksvragen Om de centrale probleemstelling te kunnen beantwoorden zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: 1) Wat is MVA en wat is de plaats van MVA in het Nederlands aanbestedingsrechtelijk kader? 2) Wat is maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)? Kan MVA voordelen van MVO hebben? Zo ja, hoe? 3) Welke onderwerpen (bijvoorbeeld geschiktheidseisen, sub-gunningscriteria en andere onderwerpen/eisen) zijn relevant voor MVA? 4) Welke problemen kunnen ontstaan in het huidige aanbestedingsbeleid? 5) Welke gunningscriteria worden toegepast in aanbestedingen en welke onderwerpen komen daarin voor die relevant zijn voor MVA? 6) Hoeveel gewicht krijgen MVA-criteria tijdens aanbestedingen met de gunningscriteria Economisch Meest Voordelige Inschrijving (EMVI)? 7) Hoe worden de inschrijvende partijen beoordeeld met de gunningscriteria EMVI? 8) Is de uitvraag in aanbestedingen consistent in het toepassen van de onderwerpen (bijvoorbeeld geschiktheidseisen, sub-gunningscriteria, beoordelingssystemen en andere onderwerpen/eisen)? 9) Is er een verschil tussen de onderwerpen die relevant kunnen zijn voor MVA in theorie en de onderwerpen die worden toegepast met betrekking tot MVA in aanbestedingen in de praktijk? 10) Hoe kunnen aanbestedingen relatief maatschappelijk verantwoorder worden gemaakt? Figuur 1 geeft de indeling weer van de onderzoeksvragen per hoofdstuk en soort onderzoek.
8
Definitie werk: het product van het geheel van bouwkundige of civieltechnische werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen (Art. 1.1 Aanbestedingswet 2012).
3
Hoofdstuk 1: Inleiding
Hoofdstuk
2015
Centrale probleemstelling Onderzoeksstappen Onderzoeksvraag
Hoofdstuk 1
Literatuuronderzoek
Hoofdstuk 2 & 3
Theoretische beschrijving van MVA
1, 2, 3
Hoofdstuk 4
Probleemanalyse
4
Hoofdstuk 5
Het creëren van een dataset door het toepassen van een aselecte steekproef en de resultaten van de aselecte steekproef.
5, 6, 7, 8
Het evalueren van de theoretische beschrijving van MVA door middel van een panelbijeenkomst en analyse van de theoretische beschrijving en de resultaten van de aselecte steekproef.
9, 10
Hoofdstuk 6
Soort onderzoek
Verkennend/ Explorerend onderzoek
Verklarend/ Descriptief/ Beschrijvend onderzoek
Hoofdstuk 7 (conclusie) en 8 (aanbevelingen) Antwoord op centrale probleemstelling Figuur 1: Indeling hoofdstukken en onderzoeksvragen
Om het onderzoek uit te kunnen voeren is het van belang eerst een literatuuronderzoek uit te voeren over MVA. Het literatuuronderzoek kan de eerste vier onderzoeksvragen beantwoord. De eerste drie onderzoeksvragen samen vormen de theoretische beschrijving van MVA. De vierde onderzoeksvraag geeft antwoord op de huidige problemen die betrekking hebben op MVA. Dit kan relevant zijn voor de analyse in hoofdstuk 6 die de theorie en de praktijk met elkaar vergelijkt. Door het creëren van een dataset via een aselect onderzoek en de resultaten hiervan weer te geven wordt in hoofdstuk 5 antwoord gegeven op de onderzoeksvragen 5 t/m 8. Hoofdstuk 6 bevat de analyse van de theorie (onderzoeksvragen 1 t/m 4) en de praktijk (onderzoeksvragen 5 t/m 8). Deze analyse geeft antwoord op onderzoeksvraag 9. Aan de hand van de onderzoeksresultaten kan ook worden bepaald of het nodig is om MVA verder te stimuleren of niet. Daarnaast kan worden bepaald of meer onderzoek nodig is naar MVA en/of aspecten van MVA. Hiermee wordt antwoord gegeven op onderzoeksvraag nummer 10. De conclusies uit de eerste negen onderzoeksvragen geven antwoord op de centrale probleemstelling. Aan de hand van deze conclusies worden aanbevelingen geformuleerd. 1.3.2 Randvoorwaarden van het onderzoek Voor dit onderzoek gelden een aantal randvoorwaarden: Dit onderzoek richt zich alleen op de aanbestedingsfase van een opdracht. Andere fases worden buiten beschouwing gelaten. In dit onderzoek wordt gekeken vanuit de uitvraag van de opdrachtgever. De inschrijving van de opdrachtnemer wordt niet meegenomen in dit onderzoek. Om de maatschappelijke doelen van de Europese Commissie in 2020 te halen moet maatschappelijk verantwoord worden aanbesteed omdat overheden via MVA hun inkopersmacht gebruiken om diensten en goederen in te kopen met een hogere maatschappelijke waarde. Dit kan alleen een opdrachtgever. Het opdrachtnemers-/inschrijversperspectief is zeker relevant en interessant, maar om dat ook te kunnen onderzoeken wordt het onderzoek te breed en verdwijnt de 4
Hoofdstuk 1: Inleiding
2015
focus bij de aanbestedingscomponent. Hoe verschillende actoren betrokken zijn bij een aanbesteding is in appendix A weergegeven. Dit onderzoek heeft alleen betrekking op de Nederlandse en/of Europese wetgeving. Aanbestedingen hebben betrekking op werken, leveringen en diensten. Dit onderzoek richt zich alleen op aanbestedingen voor werken met als einddatum de sluiting van de aanbesteding in het jaar 2014.
1.4 Methodologie Voor zover bekend is geen academisch onderzoek beschikbaar dat gebruikt kan worden als onderzoeksmethode voor dit onderzoek. Wat de oorzaak hiervan is, is niet bekend. Wel is het mogelijk om enkele methodieken te ontwikkelen die toepasbaar kunnen zijn om dit onderzoek uit te kunnen voeren zodat de centrale probleemstelling kan worden beantwoord. De methodes zijn: Methode 1: Een toetsingskader ontwikkelen voor MVA dat projectafhankelijk is; Methode 2: Een toetsingskader ontwikkelen voor MVA dat projectonafhankelijk is; Methode 3: Combinatie van methode 1 en 2. De gekozen methode is afhankelijk van: De beschikbare tijd om dit onderzoek uit te kunnen voeren; De beschikbare informatie (kennis en/of wetenschappelijke bronnen) over MVA; Het kunnen beantwoorden van de centrale probleemstelling. 1.4.1 Methode 1: Een toetsingskader ontwikkelen voor MVA dat projectafhankelijk is Een projectafhankelijk toetsingskader dat aangeeft of een bepaalde aanbesteding van werken MVA is, kan worden ontwikkeld. Bijvoorbeeld: het toetsingskader van MVA bestaat uit tien kenmerken. Als een aanbesteding aan zes van de tien kenmerken voldoet, dan is die aanbesteding maatschappelijk verantwoord. De complexiteit van deze methode zit in de kenmerken. Per kenmerk moet bekend zijn wat de invloed van een kenmerk is op een aanbesteding en waarom een bepaald aantal kenmerken nodig is om een aanbesteding maatschappelijk verantwoord te maken. Om deze kenmerken te kunnen ontwikkelen is praktijkkennis en theoretische informatie nodig. Praktijkkennis heeft betrekking op het uitvoeren/realiseren van de kenmerken tijdens de realisatiefase van een project. De praktijkkennis kan vergaard worden door middel van interviews, maar de complexiteit hiervan zit in het vinden van de juiste personen om te interviewen. Tevens zijn wetenschappelijke bronnen nodig om de invloeden van de kenmerken te onderbouwen. Deze wetenschappelijke bronnen moeten wel beschikbaar zijn. Door een theoretisch kader te hebben van de kenmerken wordt er vergeleken met wat in de praktijk gebeurt. De kenmerken zijn verder ook afhankelijk van de soort aanbesteding en opdrachtgever. Als het nodig is om te weten hoeveel aanbestedingen in Nederland voldoen aan het toetsingskader, moet daarvoor een dataset worden ontwikkeld, omdat een dergelijke dataset voor zover bekend momenteel niet beschikbaar is. 1.4.2 Methode 2: Een toetsingskader ontwikkelen voor MVA dat projectonafhankelijk is Om te onderzoeken of versnippering optreedt in de uitvraag van de opdrachtgever kan een projectonafhankelijk toetsingskader worden ontwikkeld aan de hand van kenmerken die de eigenschappen van MVA beschrijven, bijvoorbeeld maatschappelijke onderwerpen als social return en/of duurzaamheid. Een kenmerk geeft alleen aan of een bepaalde eigenschap wel of niet voorkomt. Deze kenmerken kunnen worden gecreëerd door middel van een theoretische beschrijving van MVA. Vervolgens kan deze beschrijving het toetsingskader worden voor de huidige aanbestedingen. Om het toetsingskader toe te kunnen passen is een dataset nodig. Voor zover bekend blijkt uit onderzoek dat een theoretische beschrijving van MVA en een dataset die hiervoor kan worden toegepast niet beschikbaar is of bestaat. De complexiteit van deze methode is 5
Hoofdstuk 1: Inleiding
2015
het creëren van de kenmerken (theoretische beschrijving van MVA) en het toetsen van de kenmerken (de dataset). 1.4.3 Methode 3: Combinatie van methode 1 en 2 Methode 3 heeft de eigenschappen van methode 1 en 2. Methode 3 beschrijft zowel het projectafhankelijk als projectonafhankelijk toetsingskader. Voor zover bekend kan dit relatief het meest complete toetsingskader van MVA zijn. 1.4.4 Conclusie methodologie In de ideale onderzoekssituatie zou methode 3 relatief het meest gunstig zijn om uit te voeren. Vervolgens methode 1 en dan methode 2. Methode 2 is de enige methode van de drie beschreven methodes die toegepast kan worden binnen de beschikbare tijd van dit onderzoek. Daarom is gekozen voor deze methode in dit onderzoek. Het toepassen van de tweede methode beantwoordt de centrale probleemstelling. Aan de hand van de centrale probleemstelling is een toetsingskader ontwikkeld (zie Tabel 1). De centrale probleemstelling bestaat uit twee delen: [1] Zijn aanbestedingen van werken (hierna aangeduid als ‘aanbestedingen’)in Nederland maatschappelijk verantwoord? [2] Is de methode waarop aanbestedingen worden geplaatst in Nederland maatschappelijk verantwoord? Voor elk deel is een toetsingskader ontwikkeld om de centrale probleemstelling te kunnen beantwoorden (zie Tabel 1). 1.4.4.1 Toetsingskader deel 1: Niveaus van maatschappelijke onderwerpen De drie verschillende niveaus van maatschappelijke onderwerpen zijn (zie Tabel 1): A) In aanbestedingen komen geen maatschappelijke onderwerpen voor; B) In aanbestedingen komen wel maatschappelijke onderwerpen voor; C) Maatschappelijke onderwerpen worden progressief ingezet. Met progressie wordt bedoeld dat een bepaalde ontwikkeling/voortuitgang waar te nemen is met betrekking tot maatschappelijke onderwerpen, bijvoorbeeld de ontwikkeling van de CO2 Prestatieladder (CO2 Prestatieladder, z.d.). Hiermee is bewustheid gecreëerd bij de opdrachtgever en opdrachtnemer over het onderwerp CO2. Tabel 1: Verschillende niveaus van MVA
Verschillende niveaus van MVA Niveaus van maatschappelijke onderwerpen A) Geen maatschappelijke onderwerpen B) Wel maatschappelijke onderwerpen C) Maatschappelijke onderwerpen worden progressief ingezet
Niveaus van de consistentie in de uitvraag 1) De uitvraag is versnipperd: Bestaat uit kenmerk 1 en 3. 2) Consistentie in de uitvraag: Bestaat uit kenmerk 2 en 4. 3) Ontwikkeling/progressie in de uitvraag: Bestaat uit kenmerk 5 en kan alleen worden waargenomen als niveau 2 van toepassing is.
1.4.4.2 Toetsingskader deel 2: Niveaus van de consistentie in de uitvraag Om de verschillende niveaus van de consistentie in de uitvraag van de huidige aanbestedingen die op de markt worden gezet weer te kunnen geven zijn vijf kenmerken ontwikkeld. De keuze van de vijf kenmerken is gebaseerd op voortschrijdend inzicht over de onderzoeksresultaten. Door gebruik te hebben gemaakt van het voortschrijdende inzicht is het mogelijk om de verschillende niveaus van de consistentie in de uitvraag weer te kunnen geven aan de hand van de 5 kenmerken. De 5 kenmerken 6
Hoofdstuk 1: Inleiding
2015
vormen de 3 niveaus van de consistentie in de uitvraag. De 5 kenmerken worden hieronder beschreven. Kenmerk 1 In alle aanbestedingen van werken worden verschillende termen toegepast voor dezelfde begrippen van criteria, sub-gunningscriteria en eisen. Dus voor dezelfde termen worden verschillende invulling gegeven. Kenmerk 2 In alle aanbestedingen van werken worden termen en definities van criteria, sub-gunningscriteria en eisen consistent toegepast. Kenmerk 3 In alle aanbestedingen van hetzelfde soort werk worden verschillende criteria, sub-gunningscriteria, eisen en/of beoordelingssystemen toegepast door de verschillende of zelfde soort opdrachtgevers binnen in een provincie of binnen het rijk. Kenmerk 4 In alle aanbestedingen van werken worden bij hetzelfde soort werk dezelfde criteria, subgunningscriteria, eisen en/of beoordelingssystemen toegepast door de verschillende of zelfde soort opdrachtgevers binnen in een provincie of binnen het rijk. Kenmerk 5 In alle aanbestedingen van werken wordt een progressie waargenomen. Met progressie wordt bedoeld dat een bepaalde ontwikkeling/voortuitgang waar te nemen is met betrekking op de uitvraag e.g. bij bepaalde soort werk en/of opdrachtgever worden alleen een select aantal criteria/sub-gunningscriteria/eisen uitgevraagd en bij een andere soort werk en/of opdrachtgever wordt een andere selectie van criteria/sub-gunningscriteria/eisen uitgevraagd. Samenstelling van de niveaus van de consistentie in de uitvraag Kenmerk 1 en 2 zijn contrair aan elkaar en kenmerk 3 en 4 zijn contrair aan elkaar. Kenmerk 1 en 3 vormen samen niveau 1: Versnippering in de uitvraag (zie Tabel 1). Kenmerk 2 en 4 vormen samen niveau 2: Consistentie in de uitvraag (zie Tabel 1). Niveau 3 bestaat alleen uit kenmerk 5. De niveaus van de consistentie in de uitvraag worden hieronder beschreven. Niveau 1: De uitvraag is versnipperd Als kenmerk 1 en 3 van toepassing zijn, dan zijn opdrachtgevers in aanbestedingen versnipperd bezig met het toepassen van criteria, sub-gunningscriteria, eisen en/of beoordelingssystemen. Niveau 2: Consistentie in de uitvraag Als kenmerk 2 en 4 van toepassing zijn, dan zijn opdrachtgevers in aanbestedingen consistent/systematisch bezig met het toepassen van criteria, sub-gunningscriteria, eisen en/of beoordelingssystemen. Niveau 3: Ontwikkeling/progressie in de uitvraag Niveau 3 bestaat alleen uit kenmerk 5 en kan alleen worden waargenomen als niveau 2 van toepassing is.
7
Hoofdstuk 1: Inleiding
2015
1.5 Focus van het onderzoek Om de tweede methode toe te kunnen passen is een theoretische beschrijving van MVA nodig. Tevens is een dataset nodig waarmee de theoretisch beschrijving van MVA wordt vergeleken. Met de theoretische beschrijving kan onderzocht worden of de huidige aanbestedingen op een maatschappelijk verantwoorde wijze op de markt worden gezet. De focus van dit onderzoek is verdeeld over twee delen. Het eerste deel van het onderzoek beschrijft wat MVA theoretisch inhoudt. In het tweede deel wordt onderzoek uitgevoerd om te kijken of de huidige aanbestedingen op een maatschappelijk verantwoorde wijze op de markt worden gebracht. Om ervoor te zorgen dat tussen beide delen samenhang en structuur is, is ervoor gekozen om MVA in te delen in negen aspecten. Dit maakt het onderzoek ook overzichtelijk. Deze negen aspecten en de nummering daarvan worden ook gebruikt als (sub)paragraafnummering en indeling van de hoofdstukken. Hoofdstuk 2 beschrijft de relevantie en functie van elk aspect. Aan het begin van elk hoofdstuk is aangegeven welk aspect/welke aspecten in dat hoofdstuk wordt/worden beschreven. De negen aspecten zijn: 1. Wettelijk kader met betrekking tot MVA 2. Percelen 3. Varianten 4. Uitsluitingsgronden 5. Geschiktheidseisen 6. Sub-gunningscriteria 7. Overige onderwerpen 8. Beoordelingssystemen 9. Consistentie in de uitvraag 1.5.1 Aanpak deel 1: Theoretische beschrijving van MVA Om het tweede deel van het onderzoek te kunnen uitvoeren, en daarmee antwoord te kunnen geven op de centrale probleemstelling, moet MVA eerst theoretisch beschreven worden. Om de inhoud theoretisch te kunnen beschrijven worden drie stappen ondernomen: [1] Om eenduidigheid te creëren moet eerst een definitie voor MVA worden ontwikkeld. Vervolgens moet theoretisch beschreven worden wat MVA inhoudt. [2] Om de onderwerpen die relevant zijn voor MVA verder te onderbouwen is gekozen om de tabel van de NEN-ISO 26000 (NL) Richtlijn voor maatschappelijke verantwoordelijkheid van organisaties (hierna aangeduid als ‘ISO 26000-norm’) toe te passen. Dit is een hulpmiddel/controlemiddel om de relevantie van de onderwerpen te toetsen. [3] De derde stap bevat een literatuuronderzoek naar de problemen die relevant kunnen zijn voor MVA. Hoofdstuk 2, 3 en 4 hebben betrekking op dit onderdeel van het onderzoek. Hoofdstuk 2 en 3 geven de theoretische beschrijving van MVA weer. Hoofdstuk 4 beschrijft de probleemanalyse. 1.5.2 Aanpak deel 2: Het onderzoek Het tweede deel van het onderzoek bestaat uit de volgende drie stappen: 9 [1] Vanwege de tijd die beschikbaar is om het onderzoek uit te kunnen voeren is ervoor gekozen om een aselecte steekproef toe te passen. Dat betekent dat 126 aanbestedingen van de in totaal 1398 aanbestedingen (gepubliceerd op Tenderned en Aanbestedingsinstituut) in 2014 onderzocht worden. Elke aanbesteding wordt onderzocht op de aspecten van de theoretische beschrijving. In het onderzoek is geen onderscheid gemaakt in de omvang van de aanbestedingen. Ook wordt geen onderscheid gemaakt in variaties van hetzelfde soort werk (bijvoorbeeld een hangbrug of een tuibrug). Hoofdstuk 5 geeft de resultaten weer van het onderzoek. [2] Hoofdstuk 6 vergelijkt de theoretische beschrijving van MVA met de onderzoeksresultaten uit hoofdstuk 5. Uit de analyse van deze vergelijking blijkt welk niveau van MVA in aanbestedingen 9
Deze 3 stappen verschillende van de 3 stappen die in paragraaf 1.5.1 worden beschreven
8
Hoofdstuk 1: Inleiding
2015
voorkomt (zie Tabel 1). Hierbij wordt gebruikgemaakt van een analysematrix en wordt het toetsingskader toegepast. [3] Tevens is de theoretische beschrijving geëvalueerd door middel van het organiseren van een panelbijeenkomst (zie Appendix C). Hoofdstuk 7 beschrijft de conclusie van het onderzoek en hoofdstuk 8 beschrijft de aanbevelingen die volgen uit de conclusies. Hoofdstuk 9 beschrijft een reflectie op het onderzoek.
9
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Hoofdstuk 2: Theoretische beschrijving van MVA 2.1 Inleiding Om overzicht, samenhang en structuur te geven aan de verschillende onderzoeksstappen is ervoor gekozen om MVA onder te verdelen in negen aspecten (zie Figuur 2 en paragraaf 2.3). Deze aspecten hebben verschillende functies (zie paragraaf 2.4 ). De relevantie van deze aspecten wordt in de paragraaf 2.5 beschreven. Aspecten 5 tot en met 8 zijn relatief groter dan de andere aspecten, daarom wordt alleen de relevantie van de aspecten 5 tot en met 8 in hoofdstuk 2 beschreven (zie paragrafen 2.5.5 tot en met 2.5.8). Hoofdstuk 3 beschrijft de relevante onderwerpen van de aspecten 5 tot en met 8 (zie paragrafen 3.5 tot en met 3.8). Dit hoofdstuk beschrijft eerst het wettelijk kader (aspect 1) van MVA en welke onderwerpen theoretisch relevant zijn voor MVA. Dit vormt de theoretische beschrijving van MVA. Verder geeft dit hoofdstuk antwoord op de eerste, tweede en derde onderzoeksvraag:
Wat is MVA en wat is de plaats van MVA in het Nederlands aanbestedingsrechtelijk kader? Wat is MVO? Kan MVA voordelen hebben van MVO? Zo ja, hoe? Welke onderwerpen (bijvoorbeeld geschiktheidseisen, sub-gunningscriteria en andere onderwerpen/eisen) zijn relevant in aanbestedingen voor MVA?
Om MVA theoretisch te beschrijven is eerst een definitie van MVA nodig (zie Figuur 2). Het kader van de definitie geeft weer welke onderwerpen relevant kunnen zijn. De relevantie hangt af van de wettelijke mogelijkheden. Binnen het kader van de wet wordt beschreven waarom een specifiek onderwerp relevant is voor MVA. Om de onderwerpen verder te onderbouwen wordt elk onderwerp van de theoretische beschrijving van MVA ook gelinkt aan de tabel van de ISO 26000-norm (zie Figuur 2 en paragraaf 2.2).
Theoretische beschrijving MVA Definitie MVA Aspect 1: Wettelijk kader Aspecten 2 t/m 8 beschrijven de maatschappelijke onderwerpen (zie paragraaf 2.5.2 t/m 2.5.8 & 3.5 & 3.8)
Aspect 9 beschrijft de consistentie in de uitvraag (zie paragraaf 2.5.9)
Tabel van ISO 26000 gebruiken als richtlijn
Figuur 2: Globaal overzicht theoretische beschrijving MVA
Om eenduidigheid te creëren moet eerst een poging worden ondernomen om MVA te definiëren. Deze definitie is afkomstig uit de ISO 26000-norm.10 De definitie van maatschappelijke verantwoordelijkheid luidt als volgt:
10
NEN-ISO 26000:2010 (nl). (2010). Richtlijn voor maatschappelijke verantwoordelijkheid van organisaties, p. 4. Geneva: ISO copyright office
10
Hoofdstuk 2: Theoretische beschrijving van MVA
2015
Verantwoordelijkheid van een organisatie11 voor de effecten van haar besluiten en activiteiten op de maatschappij en het milieu, via transparant en ethisch gedrag dat: - een bijdrage levert aan duurzame ontwikkeling, inclusief gezondheid en het welzijn van de maatschappij; - rekening houdt met de verwachtingen van actoren; - in overeenstemming is met de toepasselijke wetten en overeenkomt met internationale gedragsnormen; - is geïntegreerd in de hele organisatie, en in haar betrekkingen in praktijk wordt gebracht. Wanneer maatschappelijke verantwoordelijkheid wordt toegepast tijdens een aanbesteding wordt het MVA genoemd.
2.2 Toelichting voor het toepassen van de ISO 26000-norm/tabel De definitie van MVA schetst alleen het kader van maatschappelijke onderwerpen, maar inhoudelijk is niet precies bekend wat MVA inhoudt met betrekking tot aanbesteden. Om daar een eenduidig beeld van te creëren wordt onderzocht welke onderwerpen (zoals geschiktheidseisen) relevant zijn voor MVA. Om de onderwerpen die relevant zijn voor MVA verder te onderbouwen is ervoor gekozen om de tabel van de ISO 26000-norm toe te passen. 12 Dit is een hulpmiddel/controlemiddel om de relevantie van de onderwerpen aan te tonen. De tabel geeft alleen een afbakening/kader van onderwerpen weer die betrekking kunnen hebben op MVA. Vandaar dat de onderwerpen die in aanbestedingen voorkomen tot MVA behoren (zie Appendix B). De tabel wordt als richtlijn gebruikt om inhoud te geven aan MVA, maar MVA is niet hetzelfde als MVO. MVA heeft betrekking op de uitvraag en MVO op ondernemen en kan betrekking hebben op de inschrijving. De focus van hoofdstuk 2 en 3 ligt op het beschrijven waarom een bepaald aspect en/of onderwerp betrekking heeft op MVA (en niet op MVO). Daarom is ervoor gekozen om geen verdere uitleg over de link met de ISO 26000-norm te geven. De link met de ISO 26000-norm wordt soms alleen in de beschrijving van een aspect weergegeven en niet in de onderwerpen van de aspecten (zie bijvoorbeeld paragraaf 3.6).13 In dit geval zijn de onderwerpen van de ISO 26000-norm relevant voor het aspect zelf en kunnen relevant zijn voor de onderwerpen die in dat specifieke aspect worden beschreven. Hierbij hebben de onderwerpen van een specifiek aspect relatief veel onderwerpen van de ISO 26000-norm met elkaar gemeen. Bij sommige aspecten wordt de link met de ISO 26000-norm alleen bij de onderwerpen van de aspecten weergegeven en niet in het aspect zelf (zie bijvoorbeeld paragraaf 3.7). Hierbij hebben de onderwerpen van een specifiek aspect relatief weinig of geen onderwerpen van de ISO 26000-norm met elkaar gemeenschappelijk. Tevens zijn niet alle aspecten van de ISO 26000-norm/tabel relevant voor MVA in Nederland. Zo zijn er bijvoorbeeld in Nederland bijna geen problemen met betrekking tot het kernthema mensenrechten (zie Tabel 2). Dat kernthema is wel van toepassing op MVA, maar is niet relevant voor MVA in Nederland. Maar dit onderwerp kan wel relevant zijn bij het kopen van natuursteen in landen waar de mensenrechten minder goed geregeld zijn dan in Nederland.
11
Zie lijst ‘Termen en definities’ voor de definitie van organisatie. NEN-ISO 26000:2010 (nl). (2010). Richtlijn voor maatschappelijke verantwoordelijkheid van organisaties, p. vii. Geneva: ISO copyright office 13 Alleen van toepassing als een aspect uit meerdere onderwerpen bestaat. 12
11
Hoofdstuk 2: Theoretische beschrijving van MVA
2015
Tabel 2: Kernthema’s van de ISO 26000-norm
Behandeld in ISO 26000-norm:
Kernthema's:
6.3 6.4 6.5 6.6 6.7 6.8
Mensenrechten Arbeidspraktijk Milieu Eerlijk zakendoen Consumentenaangelegenheden Betrokkenheid bij en ontwikkeling van de gemeenschap
2.3 Indeling van de aspecten MVA is relatief gezien een groot onderwerp. Om overzicht, samenhang en structuur aan te brengen in de verschillende onderzoeksstappen is ervoor gekozen om MVA onder te verdelen in negen aspecten: 1. Wettelijk kader met betrekking tot MVA 2. Percelen 3. Varianten 4. Uitsluitingsgronden 5. Geschiktheidseisen 6. Sub-gunningscriteria 7. Overige onderwerpen 8. Beoordelingssystemen 9. Consistentie in de uitvraag Deze aspecten hebben verschillende functies (zie paragraaf 2.4). Het boek van Essers (2013) is een van de weinige boeken die het aanbestedingsrechtelijk deel van maatschappelijk verantwoord aanbestedingsbeleid beschrijft. Omdat in het boek bepaalde stappen in een vaste volgorde worden beschreven en doorlopen moeten worden in een − maatschappelijke − aanbesteding, is gekozen om deze aanbesteding proces stappen over te nemen. De onderwerpen van de theoretische beschrijving van MVA worden onderverdeeld in de proces stappen van een aanbesteding. Daarom is gekozen om de proces stappen om te zetten naar aspecten, want niet elk onderwerp dat wordt onderverdeeld in een proces stap hoeft uitgevoerd te worden in een aanbesteding (zie Tabel 3). De tabel geeft alleen de aspecten 2 tot en met 8 weer. Essers beschrijft ook het wettelijk kader van MVA, maar niet als aspect op zich. Maar om dit onderzoek uit te kunnen voeren moet eerst een theoretische beschrijving van MVA worden ontwikkeld. Hierbij hoort een wettelijk kader, vandaar dat het wettelijk kader als eerste aspect is bijgevoegd. Het negende aspect is geïntegreerd in de aspecten 2 tot en met 8, want om de systematiek/consistentie te kunnen onderzoeken van de uitvraag wordt elk onderwerp en/of aspect opgedeeld: Per soort opdrachtgever die een aanbesteding plaatst; Per provincie die een aanbesteding plaatst; Per soort werk dat als aanbesteding wordt geplaatst.
2.4 Functieomschrijving aspecten De hierboven beschreven aspecten hebben verschillende functies. Het eerste aspect beschrijft het wettelijk kader. Voor zover bekend in de literatuur beschrijven de aspecten 2 tot en met 8 het hele kader waarin maatschappelijk verantwoordelijke onderwerpen kunnen voorkomen. Met onderwerpen wordt bedoeld geschiktheidseisen, sub-gunningscriteria, beoordelingssystemen en 12
Hoofdstuk 2: Theoretische beschrijving van MVA
2015
andere onderwerpen/eisen. Aspect 9 beschrijft of het gebruik van de onderwerpen consistent is. Hierbij wordt op vijf kenmerken onderzocht (zie paragraaf 1.4.4.2). Geschiktheidseisen, sub-gunningscriteria, beoordelingssystemen en andere onderwerpen/eisen komen ook in aanbestedingen voor die niet maatschappelijk verantwoord zijn. Door hetzelfde kader te gebruiken kunnen huidige aanbestedingen vergeleken worden met de theoretische beschrijving van MVA. Aan de hand hiervan kan een analyse worden gemaakt van het niveau van MVA in Nederland.
13
Hoofdstuk 2: Theoretische beschrijving van MVA Tabel 3: Voorbereiding van een aanbesteding
Beginfase
Erkenning van behoefte, vaststellen van doel en bepalen van inkoopstrategie
Stap 1
1.1 Behoefte 1.2 Doel 1.3 Inkoopstrategie 1.3.1 Specifieke marktsituatie (Gids Proportionaliteit, 2013 (p. 11). 1.3.2. Beste prijs-kwaliteitverhouding (Gids Proportionaliteit, 2013 (p. 11). Begin van de voorbereiding
Start voorbereidingsfase Stap 2 Stap 3
Stap 4 Stap 5 Vervolgfase Stap 6 Stap 7
Stap 8
Stap 9
Stap 10
Stap 11 Stap 12 Stap 13
Vorming van aanbestedingsteam Marktverkenning 3.1 Marktconsultatie 3.2 Transparantie en gelijke behandeling Bepaling van het toepasselijke aanbestedingsrecht Keuze van de aanbestedingsprocedure en de tijdsplanning Opstellen van de aanbestedingsstukken Opstellen van bekendmaking Vaststellen van het voorwerp van de aanbesteding en het conceptcontract 7.1 Bepaling van omvang 7.1.1 Opsplitsen in percelen 7.1.2 Samenvoegen/clusteren Vaststellen van het programma van eisen 8.1 Eisen en wensen 8.2 Varianten Vaststellen van de criteria voor selectie 9.1 Uitsluitingsgronden 9.1.1 Facultatieve uitsluitingsgronden 9.1.2 Verplichte uitsluitingsgronden 9.2 Geschiktheidseisen 9.3 Selectiecriteria Vaststellen van de gunningscriteria 1.1 Gunningscriteria 10.2 Rechtsgeldigheid Vaststellen van de procedureregels 11.1 Beoordelingssystemen Vaststellen van het (concept)contract Start aanbestedingsfase
2015
14
Bijbehorende artikelen van ARW 201215
Bijbehorende aspecten16
Art. 2.4
Art. 2.3.21 lid c Art. 2.3.21 lid d
Aspect 2
Art. 2.19
Aspect 7 Aspect 3
Art. 2.5
Aspect 4
Art. 2.3.7, 2.4, 2.6 – 2.10
Aspect 5 & 7
EMVI Artikel 2.3.9 & .10
Aspect 6 & 7
Aspect 8
14
Essers, M.J.J.M. (2013). Aanbestedingsrecht voor overheden: naar een maatschappelijk verantwoord aanbestedingsbeleid (p. 158) (4de druk). Amsterdam: Reed Business Education. Gids Proportionaliteit, 2013 (pp. 05 - 06). 15 Waar van toepassing is, is het betreffende artikel van de ARW2012 weergegeven bij de bijbehorende aanbestedingsstap. 16 Aspecten 1 en 9 komen niet voor in de tabel. Aspect 9 maakt deel uit van de aspecten 2 tot en met 8.
14
Hoofdstuk 2: Theoretische beschrijving van MVA
2015
2.5 Aspecten van MVA In deze paragraaf worden de negen aspecten van MVA beschreven. 2.5.1 Wettelijk kader met betrekking tot MVA Het aanbestedingsbeleid/aanbestedingsrecht is bedacht om gelijke kansen te creëren voor opdrachtgevers en opdrachtnemers (Europese Commissie, z.d.). Dit om ‘vriendjespolitiek’ te voorkomen (Noordhuis & Veen, 2012). Tevens creëert het aanbestedingsbeleid/aanbestedingsrecht een kader waarbij aanbestedende diensten hun opdrachten overzichtelijker kunnen plaatsen. Dit creëert een lastenverlichting voor zowel de opdrachtgever en opdrachtnemer (Europese Commissie, z.d.; Noordhuis & Veen, 2012; Toornend Partners, z.d.). Voor MVA is in Nederland de aanbestedingswet 2012 (hierna aangeduid als ‘aanbestedingswet’) van toepassing en de Richtlijn 2004/18/EG is van toepassing in Europa. In de aanbestedingswet 2012 artikel 1.4 lid 2 staat dat de opdrachtgever verplicht is om zoveel mogelijk maatschappelijke waarde te creëren bij het aangaan van een overeenkomst. Verschillende procedures, drempelwaardes en wetten zijn van toepassing bij MVA. Een overzicht hiervan is in Appendix E weergegeven. Dit onderzoek richt zich alleen op aanbestedingen van werken. Hiervoor is de Aanbestedingsreglement Werken 2012 (ARW2012) van toepassing. In Tabel 3 geeft bij de verschillende aanbestedingsstappen de bijbehorende artikelen van de ARW2012 weer. De onderwerpen die beschreven worden in deze paragraaf zijn: De geschiedenis van de wettelijke context. Basisbeginselen waaraan de opdrachtgever moet voldoen. Gunningscriteria die van toepassing zijn bij aanbesteden. Grenzen aan de uitvraag (wat mag en kan de opdrachtgever in een aanbesteding vragen binnen de wettelijke context?). Subsidies (MVA kan in de aanbestedingsfase gestimuleerd worden door subsidies die wettelijk worden mogelijk gemaakt). Ontwikkelingen in de regelgeving die in de huidige tijd plaatsvinden. Het wettelijk kader kan in de ISO 26000-norm gekoppeld worden aan: Eerlijke concurrentie (6.6.5 onderwerp 3); Anti-corruptie (6.6.3 onderwerp 1); 2.51.1 De geschiedenis van de wettelijke context De Europese Commissie is al jaren bezig om maatschappelijke doelen te bereiken. 17 De wettelijke basis van maatschappelijk aanbesteden is onder andere ontstaan in 1992 door akkoord te gaan met het Preambule EEG-verdrag, het Verdrag van Maastricht en het Verdrag van Lissabon.18 In 2001 presenteerde de Europese Commissie een groenboek met strategieën voor de markt om groene producten te stimuleren. 19 Met groene producten bedoelt het Groenboek (2001) de producten van de toekomst die minder hulpbronnen vereisen, minder effecten op en risico's voor het milieu veroorzaken en de afvalproductie die reeds in de ontwerpfase wordt voorkomen.’20 In 2006 had de Europese Commissie de doelstelling om in 2010 het gemiddeld niveau van groene overheidsopdrachten (Green Public Procurement – GPP) van de EU-lidstaten van 2006 te verbeteren
17
ECORYS, (2013). Ex post beleidsevaluatie duurzaam inkopen (p. 21) en Janssen, W.A. (2012). Maatschappelijk verantwoord aanbesteden; van een procedurele naar een instrumentele benadering van het aanbestedingsrecht (p. 7). 18 Janssen, W.A. (2012). Maatschappelijk verantwoord aanbesteden; van een procedurele naar een instrumentele benadering van het aanbestedingsrecht (pp. 8 - 9). 19 Europese Commissie, ‘Groenboek geïntegreerd productbeleid’, COM (2001) 68. 20 Europese Commissie, ‘Groenboek geïntegreerd productbeleid’, COM (2001) 68, p. 3.
15
Hoofdstuk 2: Theoretische beschrijving van MVA
2015
naar het niveau van de beste EU-lidstaat van 2006.21 Op 3 maart 2010 presenteerde de Europese Commissie een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei voor 2020. 22 Hierin moeten overheden hun inkopersmacht gebruiken om diensten en goederen in te kopen met een hogere maatschappelijke waarde.23 Dit om de doelen van 2020 te halen. 22Met maatschappelijke waarde wordt bedoeld volksgezondheid, milieuvriendelijkheid, innovatie, reductie van energieverbruik, klimaatverandering beperken (Milieu Centraal, z.d.), bevorderen van werkgelegenheid, bevorderen van gelijkheid, insluiting van achtergestelde groepen verbeteren en verbeteren van sociale omstandigheden. 23 Om maatschappelijke belangen te stimuleren moesten de Europese richtlijnen worden verwerkt in het aanbestedingsrecht. Mede hierdoor wordt maatschappelijk (verantwoord) aanbesteden ook wetmatig relatief steeds belangrijker. 24 Het wettelijk kader voor maatschappelijk (verantwoord) aanbesteden is het aanbestedingsrecht 2012 en de Europese Richtlijn 2004/18/EG. Deze richtlijn is in 2014 aangepast naar Richtlijn 2014/24/EU. Deze aangepaste richtlijn loopt voor op de Nederlandse Aanbestedingswet. De Nederlandse regering heeft twee jaar de tijd om de Aanbestedingswet aan te vullen met de Richtlijn 2014/24/EU. 2.5.1.2 Basisbeginselen In totaal zijn vier basisbeginselen van toepassing in het aanbestedingsrecht waaraan een aanbesteding moet voldoen: [1] Het basisbeginsel van het aanbestedingsrecht voor inschrijvers is gelijke behandeling.25 De overheid mag inschrijvers alleen een ongelijke behandeling geven als de overheid hiervoor objectieve redenen heeft.26 [2] Het transparantiebeginsel.25 Dit beginsel vloeit voort uit het basisbeginsel en zorgt ervoor dat alle relevante criteria en eisen bekend zijn aan alle inschrijvende partijen (Kennisportaal Europese aanbesteding, z.d.).27 Dit creëert gelijke kansen voor elke inschrijvende partij. [3] Het objectiviteitsbeginsel. Hiermee wordt bedoeld dat het optreden van de aanbestedende dienst objectief en controleerbaar moet zijn.28 [4] Omdat aanbestedende diensten vooral overheidsorganen zijn, moet ook rekening worden gehouden met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.29 Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen materiële beginselen (bijvoorbeeld het materieel rechtszekerheidsbeginsel, gelijkheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel, specialiteitsbeginsel en het verbod op détournement de pouvoir) en formele beginselen (bijvoorbeeld het formele rechtszekerheidsbeginsel, zorgvuldigheidsbeginsel, motiveringsbeginsel, legaliteitsbeginsel en het beginsel van fair play).30
21
Europese Commissie, ‘Overheidsopdrachten voor een beter milieu’, COM(2008) 400 definitief. Europese Commissie, ‘EUROPA 2020: Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei’, COM(2010) 2020 definitief, p. 5. 23 Europese Commissie, ‘Groenboek’, COM(2011) 15 definitief, p. 37. 24 Europa decentraal, (2010). Inkopen met groene vingers: prioriteit in Den Haag en Brussel (p. 1). Den Haag: Sdu uitgevers. 25 Pijnacker Hordijk, E.H., Bend, van der G.W. & Nouhuys, van J.F. (2009). Aanbestedingsrecht: Handboek van het Europese en het Nederlandse aanbestedingsrecht (p. 29) (4e druk). Den Haag: Sdu uitgevers. 26 Janssen, W.A. (2012). Maatschappelijk verantwoord aanbesteden; van een procedurele naar een instrumentele benadering van het aanbestedingsrecht (p. 12). 27 Hof van Justitie, 29 april 2004, C-496/99 (Succhi di Frutta), rov. 111 & Hof van Justitie, 25 april 1996, C-87/94 (Commissie/België), p. 3. 28 Pijnacker Hordijk, E.H., Bend, van der G.W. & Nouhuys, van J.F. (2009). Aanbestedingsrecht: Handboek van het Europese en het Nederlandse aanbestedingsrecht (p. 31) (4e druk). Den Haag: Sdu uitgevers. 29 Essers, M.J.J.M. (2013). Aanbestedingsrecht voor overheden: naar een maatschappelijk verantwoord aanbestedingsbeleid (p. 58) (4de druk). Amsterdam: Reed Business Education 30 Michiels, F.C.M.A. (2011). Hoofdzaken van het bestuursrecht. Deventer: Kluwer 22
16
Hoofdstuk 2: Theoretische beschrijving van MVA
2015
2.5.1.3 Gunningscriteria De aanbestedende dienst past de gunningscriteria EMVI toe, tenzij de aanbestedende dienst een onderbouwende reden heeft om de laagste prijs gunning toe te passen. Bij een EMVI kan de opdrachtgever kiezen om een bepaald gewicht aan prijs en kwaliteit toe te kennen. 31 Om de doelen van 2020 te halen heeft de Europese Commissie voor flexibelere middelen gezorgd rondom aanbesteding.32 Hierbij is het de bedoeling dat het aanbesteden centraal blijft staan, maar dat het aanbesteden effectiever wordt ingezet door de opdrachtgever. 33 Effectiever houdt in dat de opdrachtgever niet per se hoeft te kiezen voor de laagste prijs, maar de beste prijs. Een prijs waarin ook maatschappelijke doelen worden vertegenwoordigd. EMVI maakt het mogelijk om maatschappelijke criteria als sub-gunningscriteria te gebruiken. De sub-gunningscriteria moeten wel gerelateerd zijn tot het voorwerp van de aanbesteding van de opdrachtgever. 34 Maar subgunningscriteria die verbonden zijn aan het gehele productieproces, zoals MVO, worden uitgesloten.35 Voor EMVI kan gekozen worden als (Pianoo, z.d.): A) Het werk niet in sterke mate is gestandaardiseerd in de markt. B) Grote verschillen in kwaliteit te verwachten zijn in het werk. C) De inhoud en omvang van het werk niet eenduidig is vast te stellen. Als deze criteria van Pianoo verwerkt worden in Kraljic’s inkoopportfolio, kan de volgende indeling van gunningscriteria in Kraljic’s inkoopportfolio over het algemeen in aanbestedingen worden waargenomen (zie Figuur 3). Hoog
“Efficiënte productie”
Invloed op financiële resultaat
“Exploiteren van koopkracht”
2) Hefboom producten:
4) Strategische producten:
EMVI
EMVI
1) Routine producten:
3) Knelpunt producten:
Laagste prijs
Laag
“Partnerschap vormen”
“Verzeker aanbod”
EMVI
Toeleveringsrisico
Hoog
Figuur 3: Kraljic’s inkoopportfolio aangepast op de gunningscriteria
Door maatschappelijke onderwerpen toe te passen als sub-gunningscriteria kan de opdrachtgever ervoor zorgen dat bepaalde ondernemingen bij een aanbesteding een voorsprong hebben op andere ondernemingen omdat er al ondernemingen zijn die maatschappelijk ondernemen.33 Dit kan betekenen dat sommige ondernemingen ongelijk behandeld kunnen worden en dit gaat tegen het beginsel van gelijke behandeling in. Maar de Europese Commissie heeft ervoor gekozen om de maatschappelijke doelen van 2020 te behalen, dus de versoepeling van ongelijke behandeling op 31
Pijnacker Hordijk, E.H., Bend, van der G.W. & Nouhuys, van J.F. (2009). Aanbestedingsrecht: Handboek van het Europese en het Nederlandse aanbestedingsrecht (p. 219) (4e druk). Den Haag: Sdu uitgevers. ARW 2012 artikel 2.3.9 & 2.3.10. 32 Europese Commissie, ‘Groenboek’, COM(2011) 15 definitief, p. 43. 33 Europese Commissie, ‘Groenboek’, COM(2011) 15 definitief, pp. 43 – 44. 34 Artikel 67, lid 3 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU. 35 Janssen, W.A. (2012). Maatschappelijk verantwoord aanbesteden; van een procedurele naar een instrumentele benadering van het aanbestedingsrecht (p. 15) en overweging 97 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU.
17
Hoofdstuk 2: Theoretische beschrijving van MVA
2015
maatschappelijke doelen kan juist zorgen voor een ontwikkeling bij bedrijven om maatschappelijker te opereren. In dit geval kan de aanbestedende dienst kiezen voor een ongelijke behandeling. De aanbestedende dienst mag MVO niet als sub-gunningscriteria vragen, maar onderdelen daarvan weer wel (bijvoorbeeld duurzame mobiliteit van het personeel naar en van de bouwplaats). Als bedrijven niet maatschappelijk verantwoord ondernemen kunnen ze aanbestedingen verliezen. Omdat die bedrijven minder punten scoren op het MVO-gedeelte van een aanbesteding dan bedrijven die wel maatschappelijk verantwoord ondernemen. 2.5.1.4 Grenzen aan de uitvraag Een aanbestedende dienst kan door het selecteren van de juiste eisen en voorwaarden de inschrijvende partijen en de inschrijving van de inschrijvende partijen stimuleren om de Europese doelen − slimme, duurzame en inclusieve groei – in 2020 te halen. De eisen kunnen bestaan uit geschiktheidseisen, selectiecriteria en sub-gunningscriteria. De voorwaarden kunnen duurzaamheid en/of sociale contractvoorwaarden zijn. Een aanbestedende dienst mag bijna alles vragen van een inschrijver zolang de eisen, wensen, voorwaarden en/of criteria:36 Objectief en eenduidig zijn; Proportioneel zijn (‘de keuzes die een aanbestedende dienst maakt en de eisen en voorwaarden die zij stelt bij een aanbesteding in redelijke verhouding dienen te staan tot de aard en omvang van de aan te besteden opdracht’;37 Niet discriminerend zijn (voldoen aan het gelijkheidsbeginsel); In verband staan met de opdracht. Hierbij is het ook van belang dat de aanbestedende dienst transparant handelt. 38 2.5.1.5 Subsidies De Europese Commissie probeert niet alleen maatschappelijke doelen te stimuleren via een aanbesteding, maar doet dat ook via subsidies voor producten die maatschappelijk zijn.39 De subsidies vinden plaats in de aanbestedingsfase, maar worden wel wettelijk mogelijk gemaakt. De juiste prikkels kunnen het bedrijfsleven op de juiste wijze stimuleren. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ondersteunt met subsidies, zakenpartners, kennis en regelgeving bij duurzaam, agrarisch, innovatief en internationaal ondernemen (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, z.d.). 2.5.1.6 Ontwikkelingen in de regelgeving Twee richtlijnen waren ontwikkeld om onder andere MVA te stimuleren. De eerste was de Richtlijn 2004/18/EG. Deze richtlijn werd in 2014 vervangen door de Richtlijn 2014/24/EU. De richtlijn loopt voor op de Nederlandse Aanbestedingswet. De Nederlandse regering heeft twee jaar de tijd om de aanbestedingswet aan te vullen met de Richtlijn 2014/24/EU. De voorstellen die in de Richtlijn 2014/24/EU zijn opgenomen, zijn hierin opgenomen om MVA verder te stimuleren: De LifeCycle Costs (LCC) mogen door de aanbestedende dienst gebruikt worden in zijn beslissing over producten, diensten of werken. 40 Een standaardmethode om de LCC te berekenen ontbreekt nog, dus het gelijkheidsbeginsel kan bij interstatelijke aanbestedingen
36
Artikel 1.4 van aanbestedingswet 2012. Artikel 18 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU. Gids Proportionaliteit, 2013 (p. 3). 38 Artikel 1.9 van aanbestedingswet 2012. Artikel 18 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU. 39 Europese Commissie, ‘Groenboek’, COM(2011) 15 definitief, p. 48. 40 Artikel 68 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU. 37
18
Hoofdstuk 2: Theoretische beschrijving van MVA
2015
in gedrang komen.41 Echter, de Europese Commissie is wel bezig met de ontwikkeling van een standaardmethode voor de LCC sinds 2004;42 Aanbestedende diensten mogen aan producten, diensten of werken eisen stellen. De eisen kunnen keurmerken, testverslagen, certificaten en andere bewijsmiddelen zijn.43 De eisen moeten objectief controleerbaar zijn en niet discriminerend.44 Milieueisen aan de hand van keurmerken mogen worden opgenomen in de technische specificaties. 45 Hieronder valt het gebruik van keurmerken als:46 o Eco-labels (Europese Commissie, 2005): labels die door producten of diensten gedragen mogen worden als ze aan bepaalde milieucriteria voldoen, (bijvoorbeeld CO2 Prestatieladder (Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden & Ondernemen, z.d.)); o Single issue labels (Europese Commissie, 2005): labels die een relatie hebben tot een specifiek onderwerp. Als specifieke onderwerpen aan de eisen van single issue labels voldoen, mogen die specifieke onderwerpen dat label dragen (bijvoorbeeld Energy Star-label of Organic label EU); o Sectorspecifieke labels (Europese Commissie, 2005): labels die sectorspecifiek gerelateerd zijn (bijvoorbeeld PEFC (Programma voor de erkenning of Forest Certification) of FSC (Forest Stewardship Raad)); o Graded product labels (Europese Commissie, 2005): labels die aan producten worden aangebracht om te laten zien hoe energie-efficiënt dat product is (bijvoorbeeld EU Energielabel); o De ISO 14000-series: een groep normen die specifiek betrekking hebben op milieulabels waar opdrachtnemers aan kunnen voldoen. Economische, innovatie- of milieu-gerelateerde dan wel sociale of arbeid-gerelateerde overwegingen mogen worden opgenomen voor de uitvoering van de opdracht.47 Dit kunnen ook andere richtlijnen/verordeningen zijn die maatschappelijk verantwoord stimuleren, zoals: o Verordening (EG) Nr. 106/2008: betreffende een communautair energie-efficiëntieetiketteringsprogramma voor kantoorapparatuur; o Richtlijn 2009/33/EG: inzake de bevordering van schone en energiezuinige wegvoertuigen; o Richtlijn 2010/31/EU: betreffende de energieprestatie van gebouwen; o Richtlijn 2009/28/EC: ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen. Opdrachtnemers moeten kunnen aantonen dat zij een werk kunnen uitvoeren dat in overeenstemming is met het milieubeheer; 48 Sociale criteria en milieucriteria mogen worden gebruikt bij de gunning van opdrachten, bijvoorbeeld:49
41
Janssen, W.A. (2012). Maatschappelijk verantwoord aanbesteden; van een procedurele naar een instrumentele benadering van het aanbestedingsrecht (pp. 14 - 15) en overweging 95 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU. 42 Overweging 95 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU. 43 Artikel 43 & 44, van de Europese Richtlijn 2014/24/EU. 44 Artikel 4.4.6 van ARW 2012 45 Artikel 42, lid 3A van de Europese Richtlijn 2014/24/EU. Art. 2.76, lid 3 van de Aanbestedingswet 2012. Artikel 2.4.2 van ARW 2012. 46 Artikel 43 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU. Art. 2.76, lid 3 van de Aanbestedingswet 2012. Artikel 2.4.6 van ARW 2012. 47 Artikel 70 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU. Artikel 2.80 van de Aanbestedingswet 2012. Artikel 2.12.4 van ARW 2012. 48 Artikel 62 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU. Artikel 2.97 van de Aanbestedingswet 2012. Artikel 2.9 van ARW 2012.
19
Hoofdstuk 2: Theoretische beschrijving van MVA
2015
o
Social return: wanneer de opdrachtgever voor het toepassen van social return kiest, dan wil de opdrachtgever voor arbeiders die werkloos zijn een tijdelijke baan creëren via een aanbesteding. Door het kiezen voor social return in een aanbesteding wordt een aanbesteding relatief meer sociaal verantwoord; o Dubocalc: bij het toepassen van Dubocalc worden alle milieueffecten van een materiaal van de gehele levenscyclus en het energiegebruik berekend (Rijkswaterstaat, z.d.). Inschrijvende partijen kunnen worden uitgesloten van een aanbesteding als ze in strijd zijn met het Europese recht; 50 Aanbestedende diensten kunnen innovatie van producten, diensten of werken stimuleren door het kiezen van een ‘the innovative partnership’.51 Maar elke lidstaat mag zelf kiezen of deze optie in zijn land in de aanbestedingswet voorkomt.52 In het aanbestedingsrecht van Nederland komt de optie van ‘the innovative partnership’ niet voor. Misschien is deze optie wel van toepassing wanneer in 2016 de nieuwe aanbestedingswet van kracht wordt. ‘The innovative partnership’ kan een effectief en efficiënt middel zijn om bepaalde ontwikkelingen in aanbestedingen in gang te zetten. Dit kan zowel voor de korte termijn als de lange termijn van toepassing zijn. Het hangt van de ontwikkeling af of de maatschappij hier voordelen uit haalt. ‘The innovative partnership’ kan ook zorgen voor een langdurige relatie tussen contractpartners. Een relatie die onafhankelijk van een aanbesteding kan zijn. De relatie tussen ‘The innovative partnership’ en contractpartners kan een soort ketensamenwerking zijn. Afhankelijk van de partner en zijn relaties kan de opdrachtgever hier baat bij hebben in een aanbesteding waarbij innovatie een rol kan spelen. Administratieve lastenverlichting: een onderneming moet via documentatie aan kunnen tonen dat de onderneming aan eisen en voorwaarden voldoet. De overheid kan hierop controleren. Maar de administratieve lasten van ondernemingen mogen niet toenemen door een meer instrumenteel aanbestedingsrecht. Dit gaat in tegen het creëren van administratieve lastenverlichting. Hierdoor kunnen ook middelgrote of kleine ondernemingen (MKO) buitengesloten worden omdat zij niet aan de strengere eisen kunnen voldoen van de aanbestedingswet. Deze ontwikkeling zou ingaan tegen het doel om meer toegang te creëren van MKO’s tot aanbestedingen.53 Opdrachtgevers moeten dan oppassen dat ze met bepaalde prikkels niet voor de verkeerde effecten gaan zorgen. 54
2.5.2 Percelen De overheid wil de milieudoelen halen die voor 2020 gesteld zijn. Dat kan zij niet alleen. Daarom zal het bedrijfsleven (de marktpartijen, of kortweg 'de markt') ook moeten meewerken. Anders dan via wetgeving kan de overheid daarop geen rechtstreekse invloed uitoefenen. Echter, door bij de uitbesteding van overheidswerken een zekere voorkeur te geven aan inschrijvende bedrijven die MVO praktiseren kan wel indirect invloed worden uitgeoefend. Voor organisaties in het MKO is er wel een complicerende factor. Dat heeft te maken met het feit dat de aanbestedingsprocedures zodanig gecompliceerd zijn dat MKO’ers afhaken. Dat is voor de overheid onwenselijk omdat MKO’ers een belangrijke economische rol vervullen. Een oplossing hiervoor is het verdelen van de opdracht in ‘percelen’. Hierdoor kunnen niet alleen grote ondernemingen profiteren van opdrachten, maar ook de MKO’s. Het is in het maatschappelijk belang
49
Artikel 67 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU. Artikel 2.115 van de Aanbestedingswet 2012. Artikel 57 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU en Artikel 4.5 van ARW 2012. 51 Artikel 31 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU. 52 Artikel 26, lid 3 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU. 53 Europese Commissie, ‘Groenboek’, COM(2011) 15 definitief, pp. 30 – 32. 54 Janssen, W.A. (2012). Maatschappelijk verantwoord aanbesteden; van een procedurele naar een instrumentele benadering van het aanbestedingsrecht (pp. 13 - 14). 50
20
Hoofdstuk 2: Theoretische beschrijving van MVA
2015
als een groter gedeelte van de markt kan profiteren van een aanbesteding. Percelen vallen in de ISO 26000-norm onder: Eerlijke concurrentie (6.6.5 onderwerp 3); Het bevorderen van maatschappelijke verantwoordelijkheid in de waardeketen (6.6.6 Onderwerp 4). 2.5.3 Varianten Varianten kunnen helpen om ontwerpen/oplossingen te optimaliseren. Dit kan meer inkomsten en rijkdom creëren voor de maatschappij omdat de prijs-kwaliteitratio gunstiger kan zijn voor de opdrachtgever. Hier kan de maatschappij indirect baat bij hebben. Varianten vallen in de ISO 26000norm onder ‘Creatie van inkomsten en rijkdom (6.8.7 onderwerp 5)’. 2.5.4 Uitsluitingsgronden Door het toepassen van uitsluitingsgronden kunnen ondernemingen die betrokken zijn bij criminele organisaties, het witwassen van geld en omkoping en/of fraude uitgesloten worden van een aanbesteding.55 Het is in het belang van de maatschappij dat dit soort organisaties niet gesteund/gefinancierd wordt met maatschappelijke middelen. Maar uitsluitingsgronden gelden voor alle aanbestedingen. Het maakt niet uit of een aanbesteding maatschappelijk is of niet. Uitsluitingsgronden die speciaal voor MVA zijn ontwikkeld bestaan niet. Uitsluitingsgronden vallen in de ISO 26000-norm onder: Eerlijke concurrentie (6.6.5 onderwerp 3); Eerlijke marketing, feitelijke en onbevooroordeelde informatie en eerlijke werkwijzen bij het sluiten van contracten (6.7.3 onderwerp 1); Risicosituaties met betrekking tot mensenrechten (6.3.4 onderwerp 2); Vermijden van medeplichtigheid (6.3.5 onderwerp 3); Burger- en politieke rechten (6.3.8 onderwerp 6); Economische, maatschappelijke en culturele rechten (6.3.9 onderwerp 7); Ter controle kunnen opdrachtgevers vragen naar een: Model K (geen afspraken maken met de concurrenten door opdrachtnemer); Gedragsverklaring Aanbesteden; Verklaring van de Belastingdienst. 2.5.5 Geschiktheidseisen Geschiktheidseisen zijn eisen waarmee de opdrachtgever toetst of een inschrijvende partij geschikt is voor een opdracht (Pianoo, z.d.). Het is in het maatschappelijk belang dat de meest geschikte inschrijvende partij zich kan inschrijven en dat die ook gekozen wordt. Geschiktheidseisen worden in paragraaf 3.5 verder beschreven. Geschiktheidseisen vallen in de ISO 26000-norm onder: Eerlijke concurrentie (6.6.5 onderwerp 3); Eerlijke marketing, feitelijke en onbevooroordeelde informatie en eerlijke werkwijzen bij het sluiten van contracten (6.7.3 onderwerp 1); Anti-corruptie (6.6.3 onderwerp 1); Het bevorderen van maatschappelijke verantwoordelijkheid in de waardeketen (6.6.6 onderwerp 4).
55
ARW 2012 Art. 2.5
21
Hoofdstuk 2: Theoretische beschrijving van MVA
2015
2.5.6 Sub-gunningscriteria Sub-gunningscriteria56 zijn opdracht/werk/project-gerelateerde criteria in tegenstelling tot geschiktheidseisen (die opdrachtnemer-gerelateerd zijn). Door de eisen en doelen van een opdracht/werk/project te vertalen naar sub-gunningscriteria laat de opdrachtgever merken welke sub-gunningscriteria van belang zijn voor een opdracht/werk/project. De opdrachtgever kan door verschillende gewichten aan sub-gunningscriteria toe te kennen, prioriteit geven aan subgunningscriteria/doelen die belangrijker zijn dan andere sub-gunningscriteria/doelen. Subgunningscriteria worden in paragraaf 3.6 verder beschreven. Sub-gunningscriteria vallen in de ISO 26000-norm onder: Eerlijke marketing, feitelijke en onbevooroordeelde informatie en eerlijke werkwijzen bij het sluiten van contracten (6.7.3 onderwerp 1); Het bevorderen van maatschappelijke verantwoordelijkheid in de waardeketen (6.6.6 onderwerp 4); Maatschappelijke investering (6.8.9 onderwerp 7); Voor criteria die betrekking hebben op duurzaamheid en CO2 gelden de volgende ISO-normonderwerpen: o Voorkomen van milieuvervuiling (6.5.3 onderwerp 1); o Duurzaam gebruik van hulpbronnen (6.5.4 onderwerp 2); o Mitigatie van en adaptatie aan klimaatverandering (6.5.5 onderwerp 3); o Bescherming van het milieu, biodiversiteit en herstel van natuurlijke leefgebieden (6.5.6 onderwerp 4); o Duurzame consumptie (6.7.5 onderwerp 3). Voor criteria die betrekking hebben op veiligheid gelden de volgende ISO-normonderwerpen: o Gezondheid en veiligheid op het werk (6.4.6 onderwerp 4); o Het beschermen van de consumentengezondheid en -veiligheid (6.7.4 onderwerp 2). 2.5.7 Overige onderwerpen In deze paragraaf wordt onderscheid gemaakt tussen twee klassen van onderwerpen die in aanbestedingen voor kunnen komen. De keuze van deze twee klassen is gebaseerd op voortschrijdend inzicht in de onderzoeksresultaten. Paragraaf 3.7 beschrijft de onderwerpen van deze twee klassen. Tot de eerste klasse behoren de criteria die zowel geschiktheidseisen als subgunningscriteria zijn: Social return; Past performance; Verkeersmaatregelen; Veiligheidsplan. Tot de tweede klasse behoren de criteria die geëist kunnen worden door de opdrachtgever: Hinderplan; Ketenaansprakelijkheid; Vreemdelingenarbeid; Arbeidsomstandigheden; Geen kinderarbeidproducten; Keurmerken; Vergoeding.
56
ARW 2012 Art. 3.3.11
22
Hoofdstuk 2: Theoretische beschrijving van MVA
2015
2.5.8 Beoordelingssystemen Tijdens aanbestedingen worden beoordelingssystemen toegepast om inschrijvingen te beoordelen. Deze systemen zijn alleen van toepassing bij gunningscriteria EMVI. Om beoordelingssystemen te kunnen onderzoeken is gekozen om deze systemen in te delen in vier sub-aspecten: Abnormale inschrijvingen; EMVI-wegingsmethodiek; Scoringsmethodiek; Beoordelingsmethodiek. Deze vier sub-aspecten worden in paragraaf 3.8 nader beschreven. Beoordelingssystemen moeten zo zijn opgezet dat ze voldoen aan de basisbeginselen (zie paragraaf 2.5.1). Beoordelingssystemen vallen in de ISO 26000-norm onder: Eerlijke concurrentie (6.6.5 onderwerp 3); Eerlijke marketing, feitelijke en onbevooroordeelde informatie en eerlijke werkwijzen bij het sluiten van contracten (6.7.3 onderwerp 1); Anti-corruptie (6.6.3 onderwerp 1); 2.5.9 Consistentie in de uitvraag Om de verschillende niveaus van consistentie in de uitvraag van aanbestedingen die gepubliceerd zijn in 2014 weer te kunnen geven, zijn vijf kenmerken ontwikkeld (zie paragraaf 1.4.4.2). In aanbestedingen van hetzelfde soort werk worden verschillende of dezelfde criteria, subgunningscriteria, eisen en/of beoordelingssystemen toegepast door de verschillende of dezelfde soort opdrachtgevers binnen een provincie of binnen het rijk. Deze eigenschap kan twee uitkomsten hebben: verschillend (kenmerk 3, zie paragraaf 1.4.4.2) of dezelfde (kenmerk 4, zie paragraaf 1.4.4.2). Om deze eigenschap te kunnen onderzoeken wordt elk onderwerp en/of aspect opgedeeld: Per soort opdrachtgever die een aanbesteding plaatst; Per provincie die een aanbesteding plaatst; Per soort werk dat in een aanbesteding wordt geplaatst. Aspect 9 maakt deel uit van de aspecten 2 tot en met 8, dus voor de relevantie met ISO 26000-norm zie de betreffende aspecten en onderwerpen die behandeld zijn in paragraaf 2.5 tot en met 3.9.
23
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Hoofdstuk 3: Beschrijving aspecten 5 tot en met 8 Aspecten 5 tot en met 8 zijn relatief groter dan de andere aspecten. Om overzicht en structuur te blijven houden in het onderzoek is ervoor gekozen om de onderwerpen van de aspecten 5 tot en met 8 niet in hoofdstuk 2 te beschrijven, maar in dit hoofdstuk. Dit hoofdstuk geeft ook antwoord op de derde onderzoeksvraag:
Welke onderwerpen (bijvoorbeeld geschiktheidseisen, sub-gunningscriteria en andere onderwerpen/eisen) zijn relevant voor MVA?
Dit hoofdstuk beschrijft verder de aspecten en het onderwerp van de aspecten (geschiktheidseisen, sub-gunningscriteria, overige onderwerpen en beoordelingssystemen). Aspecten 1 tot en met 4 en 9 komen in dit hoofdstuk niet aanbod (zie Hoofdstuk 2). Omdat de nummering van de paragrafen gelijk is aan het aspectnummer, is de eerste paragraaf in dit hoofdstuk 3.5 Geschiktheidseisen. Aan het einde van hoofdstuk 3 wordt een conclusie en discussie over de theoretische beschrijving van MVA weergegeven.
3.1 Wettelijk kader Voor beschrijving van dit aspect zie paragraaf 2.5.1.
3.2 Percelen Voor beschrijving van dit aspect zie paragraaf 2.5.2.
3.3 Varianten Voor beschrijving van dit aspect zie paragraaf 2.5.3.
3.4 Uitsluitingsgronden Voor beschrijving van dit aspect zie paragraaf 2.5.4.
3.5 Geschiktheidseisen Geschiktheidseisen zijn eisen waarmee de opdrachtgever toetst of een inschrijvende partij geschikt is voor een opdracht (Pianoo, z.d.). Het is van maatschappelijk belang dat de meest geschikte inschrijvende partij zich kan inschrijven en dat die ook gekozen wordt omdat die opdrachtnemer de opdracht het beste kan uitvoeren. Om de meeste geschikte partij te kiezen zijn in de ARW 2012 (artikel 2.6 tot en met 2.10) vijf categorieën gemaakt: Financiële en economische draagkracht: een opdrachtnemer kan zijn financiële en economische draagkracht bewijzen door de volgende bewijsmiddelen aan te leveren: o Bankverklaring of verzekering; o Balansuittreksel; o Omzetverklaring van de afgelopen drie jaar. Technische bekwaamheid: een opdrachtnemer kan zijn technische bekwaamheid bewijzen door de volgende bewijsmiddelen aan te leveren:
24
Hoofdstuk 3: Beschrijving van de aspecten
2015
o
Ervaring: werken die de afgelopen vijf jaar zijn verricht en relevant zijn voor de opdracht waarvoor de opdrachtnemer zich gaat inschrijven (dit worden ook wel kerncompetenties genoemd). o Kwaliteitscontrole die kan worden toegepast op het werk. Dit kan een ISO 9001certificaat zijn of een ander vergelijkbaar document. o Maatregelen betreffende milieubeheer die kunnen worden toegepast op het werk. Dit kan een ISO 14001-certificaat zijn of een ander vergelijkbaar document. o Verklaring van de gemiddelde personeelsbezetting in de afgelopen drie jaar. o Een verklaring die de outillage, het materieel en de technische uitrusting beschrijft. Kwaliteitsbewaking: een onafhankelijke instantie voert de kwaliteitsbewaking uit. Normen betreffende milieubeheer: een onafhankelijke instantie voert het milieubeheerplan uit. Beroepsbevoegdheid: de opdrachtnemer beschikt over een handelsregister, is een rechtspersoon en beschikt over de nodige beroepskwalificaties.
De opdrachtgever kan ook vragen naar: Een eigen verklaring57: met een eigen verklaring verklaart de opdrachtnemer dat hij voldoet aan uitsluitingsgronden, geschiktheidseisen en/of technische specificaties. Tevens verklaart de opdrachtnemer dat hij voldoet aan de eisen van sociale overweging, milieu en/of dierenwelzijn. Een VCA-certificaat of een ander vergelijkbaar document. VCA staat voor Veiligheid, Gezondheid en Milieu Checklist Aannemers. (VCA, z.d.). Het is een controlelijst voor aannemers. Het is van maatschappelijk belang dat VCA tijdens een project wordt gehandhaafd. Belangenverstrengeling: een inschrijvende partij kan diverse belangen hebben bij een opdracht (bijvoorbeeld: een adviseur van de opdrachtgever kan niet tegelijkertijd een inschrijvende opdrachtnemer zijn bij de aanbesteding van dezelfde opdracht). Dit moet voorkomen worden. De geschiktheidseisen hebben bijna geen betrekking op de opdracht zelf maar op het verleden van de opdrachtnemer. Om de geschiktheidseisen maatschappelijk verantwoorder te maken kan de opdrachtnemer als geschiktheidseis aantonen welk proces, welke systemen, welk budget, welk personeel en/of beleid in een bedrijf en/of project worden toegepast om een criteria en de kwaliteit daarvan te waarborgen tijdens een project. De opdrachtgever kan ook de RAMS(HEC)-methodiek gebruiken als ‘kapstok’ voor de geschiktheidseisen. 3.5.1 MVA-geschiktheidseisen volgens RAMS(HEC)-methodiek De opdrachtgever kan de RAMS(HEC)-methodiek gebruiken als ‘kapstok’ om alle sub-gunningscriteria aan op te hangen. Dit maakt het overzichtelijk en geeft weer welke sub-gunningscriteria betrekking hebben op welke categorie (zoals kosten of bedrijfszekerheid, zie paragraaf 3.7). De invulling van de maatschappelijke onderwerpen/criteria − waarbij de opdrachtnemer als geschiktheidseis toont welke processen, systemen, welk budget, personeel en/of beleid in een bedrijf en/of project worden toegepast om een criteria en de kwaliteit daarvan te waarborgen tijdens een project − staat pas vast bij de gunning. Dezelfde maatschappelijke onderwerpen/criteria die geschiktheidseisen zijn komen dus ook voor als sub-gunningscriteria (zie paragraaf 3.6). Hierdoor worden de risico’s beperkt. Wanneer een opdrachtgever een overeenkomst aangaat met een opdrachtnemer zijn zij wederzijds afhankelijk van elkaar. Daarom is het van belang voor de opdrachtgever en de maatschappij dat een opdracht/aanbesteding aan de meest geschikte opdrachtnemer wordt gegund.
57
ARW 2012 Art. 2.12
25
Hoofdstuk 3: Beschrijving van de aspecten
2015
Om de risico’s bij het kiezen van de opdrachtnemer te verminderen en tegelijk de keuze van de opdrachtnemer door de opdrachtgever relatief meer maatschappelijk te maken, moeten andere geschiktheidseisen worden toegevoegd aan de bestaande geschiktheidseisen, zoals: o Social return: 58 wanneer de opdrachtgever voor het toepassen van social return kiest, dan wil de opdrachtgever voor arbeiders die werkloos zijn een tijdelijke baan creëren via een aanbesteding. o Past performance58: dit is een geschikte wijze om een opdrachtnemer te belonen voor zijn goede werk. Hiervan kan de opdrachtnemer profiteren bij volgende opdrachten. o Veiligheidsladder: de overheid is bezig met de ontwikkeling van een veiligheidsladder. Deze werkt volgens het principe van de CO2 Prestatieladder, alleen dan op het gebied van veiligheid. De verschillende niveaus laten zien hoe veilig een opdrachtnemer werkt tijdens een opdracht. Nu kan de opdrachtgever vragen naar een VCA-certificaat of een ander vergelijkbaar document als geschiktheidseis. o Duurzaamheid59: de opdrachtnemer laat zien welke systematiek toegepast wordt om duurzaamheid te implementeren in een project. o RAMS(HEC)-methodiek: de opdrachtnemer toont aan welke systematiek toegepast wordt om een RAMS(HEC)-criterium te implementeren in een project. Wanneer de RAMS(HEC)-methodiek in zijn geheel wordt toegepast hoeft duurzaamheid, past performance, social return en veiligheidsladder niet meer apart behandeld te worden omdat deze elementen onderdeel zijn van de RAMS(HEC)-methodiek. RAMS(HEC) komt in paragraaf 3.7 aan de orde. Deze criteria kunnen worden gekoppeld aan certificaten − waar nodig en praktisch toepasbaar − en ervaringen. De CO2 Prestatieladder is een goed voorbeeld dat laat zien hoe bewustheid gecreëerd kan worden bij het bedrijfsleven. En dat het bedrijfsleven zich daardoor tot een bepaald – maatschappelijk − niveau kan ontwikkelen. Voor de hierboven genoemde (onderwerpen: social return tot en met de RAMS(HEC) methodiek) kan ook een soort prestatieladder worden ontwikkeld.
3.6 Sub-gunningscriteria Sub-gunningscriteria60 zijn opdrachtgerelateerde criteria in tegenstelling tot de geschiktheidseisen, die opdrachtnemer-gerelateerd zijn. Door de eisen en doelen van een opdracht te vertalen naar subgunningscriteria laat de opdrachtgever weten welke sub-gunningscriteria van belang zijn voor een opdracht. De opdrachtgever kan door het toekennen van verschillende gewichten aan subgunningscriteria aangeven welke sub-gunningscriteria/doelen belangrijker zijn dan andere subgunningscriteria/doelen. De sub-gunningscriteria zijn ingedeeld volgens de RAMS(HEC)-methodiek (Rijkswaterstaat, 2010). Dit is niet de standaard RAMS(HEC)-methodiek zoals Rijkswaterstaat deze beschrijft (Rijkswaterstaat, 2010). Deze is iets aangepast omdat Rijkswaterstaat de methodiek alleen beschrijft voor de GWW-sector. Tevens is de standaard RAMS(HEC) productgericht, terwijl de RAMS(HEC)-indeling die voor MVA wordt toegepast procesgerichte sub-gunningscriteria zijn. De verdeling geeft een duidelijker overzicht van welke criteria betrekking hebben op een bepaalde categorie (zoals bedrijfszekerheid of kosten). Als er geen verdeling wordt gemaakt, is er ook geen overzicht van criteria die invloed op elkaar kunnen hebben en/of welke andere criteria van toepassing kunnen zijn. RAMS(HEC)-methodiek staat voor:
58
Wordt in paragraaf 3.7 behandeld. Wordt in paragraaf 3.6 behandeld. 60 ARW 2012 Art. 3.3.11 59
26
Hoofdstuk 3: Beschrijving van de aspecten
2015
Reliability (bedrijfszekerheid): de waarschijnlijkheid dat een item een vereiste functie kan uitvoeren onder gegeven omstandigheden gedurende een bepaalde tijdsinterval. Hieronder valt: o Plan van aanpak o Projectmanagement o Risicomanagement o Kansendossier o Ontwerpervaring o Bouw Informatie Model (BIM) o Ketensamenwerking o Projectadministratie o Asset-management o Past performance61 o Social return61 Availability (beschikbaarheid): hoe lang kan het project op jaarbasis in gebruik zijn? Maintainability (onderhoudbaarheid): hoe duurzaam een product, materiaal of project is en hoe lang duurt het om de onderhoudsbeurt te plegen? Storingen vallen ook onder deze categorie. Andere onderhoudbaarheidscriteria zijn: o Dubocalc o BREEAM o Cradle to cradle (C2C) o Nazorg o Keurmerken61 Safety (veiligheid) & Health (gezondheid): veiligheid heeft betrekking op wanneer het project gebouwd wordt en/of in gebruik is. De veiligheidsladder kan een goed middel hiervoor zijn. Environment (omgeving): hieronder vallen criteria die betrekking hebben op de omgeving van een project. Deze criteria kunnen betrekking hebben op: o Hoe past het project in de omgeving? o Hoe wordt omgevingsmanagement toegepast tijdens de bouw van het project? o Hoe vinden de logistiek en verkeersmaatregelen61 rondom het project plaats? Costs (kosten): de inschrijvingsprijs en andere kosten kunnen hier vermeld worden.
Als de RAMS(HEC)-methodiek als raamwerk62 heeft gefungeerd bij geschiktheidseisen laat de opdrachtnemer zien hoe dat raamwerk heeft kunnen leiden tot de invulling van de subgunningscriteria. De verschillende categorieën en onderwerpen van RAMS(HEC)-criteria worden hieronder verder beschreven.
Reliability (bedrijfszekerheid) In deze categorie worden criteria weergegeven die de waarschijnlijkheid beschrijven dat een item een vereiste functie kan uitvoeren onder gegeven omstandigheden gedurende een bepaalde tijdsinterval. Bijna alle sub-gunningscriteria van bedrijfszekerheid kunnen elkaar beïnvloeden. Naarmate een project complexer wordt kunnen de invloeden van de verschillende aspecten (subgunningscriteria van bedrijfszekerheid) belangrijker worden. Dit kan betekenen dat de focus niet op een aspect moet liggen, maar op alle aspecten die relevant zijn om de meest optimale prestatie uit bedrijfszekerheid te halen (voorbeelden van andere criteria die van belang kunnen zijn: kosten, betrouwbaarheid, kwaliteit, snelheid en flexibiliteit). 61
Wordt behandeld in paragraaf 3.7, omdat deze sub-gunningscriteria ook geschiktheidseis kunnen zijn. Een raamwerk waarbij de opdrachtnemer als geschiktheidseis toont welke processen, systemen, welk budget, personeel en/of beleid in een bedrijf en/of project worden toegepast om een criteria en de kwaliteit daarvan te waarborgen tijdens een project. 62
27
Hoofdstuk 3: Beschrijving van de aspecten
2015
3.6.1 Plan van aanpak Een opdrachtgever kan de opdrachtnemer om een plan van aanpak vragen. Hierin beschrijft de opdrachtnemer welke werkwijze wordt toegepast, wat de risico’s zijn en welke kansen van toepassingen kunnen zijn. Tevens wordt ook een planning gegeven van de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd tijdens een project. Bijna elk project is anders en elke opdrachtgever is ook anders, dus de eisen/sub-gunningscriteria waar een plan van aanpak aan moet voldoen kan ook verschillen per opdrachtgever en/of per opdracht. 3.6.2 Projectmanagement Projectmanagement beschrijft welke technieken en/of processen worden toegepast om een project binnen de planning af te krijgen door het managen van kosten, tijd en kwaliteit (Bjeirmi & Munns, 1996). Het succes of falen van projectmanagement is afhankelijk van verschillende factoren (Avots, 1969): Draagvlak voor een project; De juiste persoon als projectmanager; Betrokkenheid van verschillende actoren tot het project; Steun van het topmanagement; Duidelijke takenverdeling; Beheersen en correct toepassen van projectmanagementtechnieken. 3.6.3 Risicomanagement Onder risicomanagement kan worden verstaan het geheel van activiteiten en maatregelen gericht op het omgaan met risico’s ter beheersing van het project (Bunt et al., 2013). Risicomanagement kan helpen bij het project omdat van tevoren nagedacht is over eventueel ongewenste gebeurtennissen die tijdens het project kunnen plaatsvinden (Bunt et al., 2013). Hierdoor kunnen maatregelen getroffen worden wanneer een bepaalde gebeurtenis zou plaatsvinden. Door de maatregelen is de gebeurtenis helemaal beheerst of zijn de effecten van een gebeurtenis beperkt. Risicomanagement kan een bijdrage leveren aan het beter beheersen van kosten, tijd, informatie, organisatie en kwaliteit (Bunt et al., 2013). 3.6.4 Kansendossier Een kansendossier geeft aan welke optimalisatie mogelijk is in een project. Een voorwaarde voor een optimalisatie kan zijn dat de kosten van een optimalisatie in verhouding staan tot het gehele budget van een project, tenzij de kosten voor een opdrachtgever niet belangrijk zijn. Het is ook mogelijk dat de kosten niet proportioneel zijn ten opzichte van het gehele budget van een project, maar dat de optimalisatie wel geaccepteerd wordt omdat de baten hoger zijn dan de lasten. Varianten (zie paragraaf 2.5.3) zijn eigenlijk hetzelfde als een kansendossier. 3.6.5 Ontwerpervaring Bij ontwerpervaring kan het gaan over (Kootstra, 2006): Het herkennen van ontwerpfouten en daarvoor mogelijke oplossingen bieden; Draagvlak creëren voor een ontwerp door verschillende aspecten van een ontwerp (bijvoorbeeld functie en/of materiaalgebruik) uit te leggen aan (verschillende) actoren; Een potentieel ontwerp maken en/of potentiële optimalisaties ontwerpen. Ontwerpervaring kan een bijdrage leveren aan het beter beheersen van kosten, tijd, informatie, organisatie en kwaliteit. 3.6.6 Projectadministratie Onder projectadministratie kan worden verstaan: Hoe en waar wordt de projectinformatie opgeslagen?; Hoe wordt de informatie ingedeeld?; 28
Hoofdstuk 3: Beschrijving van de aspecten
2015
Welke actoren kunnen tot welke informatie toegang hebben, wanneer en hoe?; Wat wordt met de informatie gedaan tijdens het project en na het project?; Projectadministratie kan een bijdrage leveren aan het beter beheersen van kosten, tijd, informatie, organisatie en kwaliteit. 3.6.7 Asset-management Bij asset-management kan het gaan om onderhoud, vervanging, kwaliteit, kosten en/of optimale prestatie van een asset (Vanier, 2001). Asset-management kan een bijdrage leveren aan het beter beheersen van kosten, tijd, informatie, organisatie en kwaliteit. 3.6.8 Bouw Informatie Model (BIM) Voor BIM kan de volgende definitie gekozen worden (Schaap et al., 2010): ‘Een digitale representatie van functionele en fysieke karakteristieken van een bouwwerk. Een dergelijk model is een uitgangspunt voor en ondersteunend aan activiteiten en besluitvorming gedurende de levenscyclus van een bouwwerk; tevens wordt dit model gedeeld over meerdere belanghebbenden in het bouwproces.’ Een BIM kan deel uitmaken van de projectadministratie en een bijdrage leveren aan het beter beheersen van kosten, tijd, informatie, organisatie en kwaliteit. 3.6.9 Ketensamenwerking Voor ketensamenwerking kan de volgende definitie gekozen worden:63 ‘Het managen van activiteiten die gericht zijn op de coördinatie van verschillende schakels in de keten, met als doel de gehele keten te optimaliseren als ware het een eenheid (één gezamenlijke organisatie). Dit in tegenstelling tot de situatie waarbij iedere speler in de keten zich richt op het optimaliseren van zijn eigen individuele (schakel-)prestatie.’ Het optimaliseren van de ketensamenwerking kan op drie niveaus. Noordhuis & Vrijhoef (2011) signaleren een samenwerking tussen: Mensen binnen een groep (businessunit) Groepen (businessunit) Verschillende organisaties Ketensamenwerking kan een bijdrage leveren aan het beter beheersen van kosten, tijd, informatie, organisatie en kwaliteit. Ketensamenwerking kan ook van belang zijn bij beschikbaarheid, onderhoudbaarheid, veiligheid, gezondheid, omgeving en kosten.
Availability (beschikbaarheid) Onder beschikbaarheid kan worden vermeld hoe lang een project op jaarbasis in gebruik is. Beschikbaarheid kan niet onderverdeeld worden in andere sub-gunningscriteria.
Maintainability (onderhoudbaarheid) Onderhoudbaarheidscriteria zijn van belang voor het beperken van neveneffecten (bijvoorbeeld uitstoot van CO2 en/of hergebruik van materialen) van de productieprocessen en producten van een project. Dit kan van toepassing zijn in alle fases van een project. Het beperken van neveneffecten is in het belang van de natuur (Planet), de samenleving (People) en de economie (Profit). Verschillende sub-gunningscriteria en keurmerken kunnen worden toegepast om duurzaamheid te stimuleren.
63
Afkomstig van prof. dr. Jack van der Veen, Professor Marketing and Supply Chain Management, Nyenrode Universiteit.
29
Hoofdstuk 3: Beschrijving van de aspecten
2015
3.6.10 CO2-gerelateerde criteria Onder CO2-gerelateerde criteria valt de CO2 Prestatieladder, CO2-ambitieniveau en uitstoot van de gebruikte voertuigen (bijvoorbeeld minimaal EURO-3-motoren bij vrachtwagens). De CO2 Prestatieladder is een instrument dat bedrijven kunnen gebruiken om hun CO2-uitstoot te reduceren. Dit kan in hun eigen bedrijfsvoering zijn, in een project en/of in de keten waarin zij zich bevinden (CO2 Prestatieladder, z.d.). Het ambitieniveau houdt in dat een opdrachtgever een opdrachtnemer de tijd geeft tijdens de duur van een project een bepaald niveau op de CO2 Prestatieladder te behalen. De CO2 Prestatieladder kent vijf niveaus die weergeven hoe een bedrijf zijn CO2-uitstoot reduceert. Niveau 1 geeft een minimale reductie van de CO2 weer van een bedrijf en niveau 5 geeft de maximale reductie van CO2 weer. 3.6.11 Duurzaamheid Onder duurzaamheid kan worden verstaan 64: ‘De ontwikkeling die de huidige behoefte dekt zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoefte te voorzien in gevaar te brengen. Duurzame ontwikkeling gaat over het integreren van de doelstellingen van een hoge kwaliteit van leven, gezondheid en welvaart met maatschappelijke rechtvaardigheid en het in stand houden van het vermogen van de aarde om vormen van leven in al hun diversiteit in stand te houden. Deze maatschappelijke, economische en milieudoelstellingen zijn onderling afhankelijk en versterken elkaar. Duurzame ontwikkeling kan worden beschouwd als een manier om uitdrukking te geven aan de algemene verwachtingen van de maatschappij als geheel.’ Duurzaamheid in aanbestedingen kan betrekking hebben op: Preventief en correctief onderhoud; Onderhoudskosten minimaliseren; Toepassen van het materiaal in het ontwerp; Onderhoudscyclus; Effectieve duurzame maatregelen; Relevante duurzame maatregelen. CO2-gerelateerde criteria vallen in dit onderzoek niet hieronder. 3.6.12 Storingen Onder storingen wordt verstaan hoe snel een opdrachtnemer een storing kan oplossen wanneer een melding hierover wordt gedaan. Dit kunnen ook onderhoudswerken zijn waarbij gekeken wordt hoe snel het onderhoud plaats kan vinden. 3.6.13 Nazorg Nazorg heeft betrekking op het afronden van het project en volgens de contracteisen overdragen aan de eigenaar. De invulling van nazorg is afhankelijk van het project en/of de opdrachtgever. Nazorg kan inhouden het schrijven van een handleiding voor het gebruik van bepaalde apparatuur tot het verwijderen van bodemverontreiniging. Het kan zijn dat een opdrachtnemer meerdere taken moet afronden tijdens de nazorgfase. 3.6.14 Dubocalc Met Dubocalc wordt bedoeld (Rijkswaterstaat, z.d.): ‘Een rekenprogramma dat werken in de GrondWeg- en Waterbouwsector beoordeelt op duurzaam materiaal- en energieverbruik van de gehele levenscyclus.’ Dubocalc heeft alleen betrekking op GWW-bouw en niet op utiliteitsbouw. Voor utiliteitsbouw kan gebruikt worden gemaakt van BREEAM (BREEAM-NL, z.d.).
64
NEN-ISO 26000:2010 (nl). (2010). Richtlijn voor maatschappelijke verantwoordelijkheid van organisaties, pp. 02-05. Geneva: ISO copyright office
30
Hoofdstuk 3: Beschrijving van de aspecten
2015
3.6.15 BREEAM Bij BREEAM wordt op basis van een standaard de prestatie van een duurzaam gebouw gemeten (BREEAM-NL, z.d.). Hierbij wordt gebruikgemaakt van een kwaliteitsweging (Rijksoverheid, 2009). De waardering verschilt van pass, good, very good tot excellent. BREEAM kan zowel worden toegepast op bestaande gebouwen als op nieuwbouw. 3.6.16 Cradle to cradle (C2C) C2C staat voor het feit dat materialen zo moeten worden geproduceerd dat ze hoogwaardig kunnen worden hergebruikt of een voedende functie hebben (Kleureneconomie, 2015; Rijksoverheid, 2009). Een voedende functie houdt in dat het afval voedsel is voor een andere en/of zelfde proces.
Safety (veiligheid) & Health (gezondheid) Veiligheid heeft betrekking op de periode waarin het project gebouwd wordt en/of in gebruik is. De veiligheidsladder kan een goed middel hiervoor zijn. 3.6.17 Veiligheidsladder De veiligheidsladder is hetzelfde principe als de CO2 Prestatieladder alleen dan op het gebied van veiligheid. De verschillende niveaus laten zien hoe veilig een opdrachtnemer werkt tijdens een opdracht. De overheid is bezig met het ontwikkelen van de veiligheidsladder. Deze bestaat dus nog niet, maar behoort zeker wel tot MVA als veiligheidsladder gelanceerd wordt. Veiligheid is maatregelen treffen voor gevaarlijke situaties of om gevaarlijke situaties te vermijden. De maatregelen beschermen werknemers en consumenten.
Environment (omgeving) Criteria die betrekking hebben op de omgeving van een project kunnen hieronder worden vermeld, zoals omgevingsmanagement en logistiek. 3.6.18 Omgevingsmanagement Onder omgevingsmanagement kan worden verstaan: Beperken van hinder voor omwonenden en bestemmingsverkeer; Bereikbaarheid (beperken van hinder voor omwonenden en bestemmingsverkeer); Vriendelijkheid (hoe wordt omgegaan met klachten?). 3.6.19 Logistiek Met logistiek wordt bedoeld hoe het transport rondom het project plaatsvindt. Bouwend Nederland en het ministerie van Milieu en Infrastructuur zijn bezig met een Green Deal voor een duurzame logistiek, waarbij de nadruk ligt op 20 procent efficiënter maken van logistiek dat nodig is bij projecten. Dit kan 20 procent goedkoper, 20 procent minder CO2-uitstoot en/of 20 procent duurzamer zijn.
Costs (kosten) De inschrijvingsprijs en andere kosten kunnen hier vermeld worden. 3.6.20 LifeCycle Costs (LCC) LCC zijn investeringskosten van producten. Dit kunnen ook kosten zijn in een andere fase van een project, bijvoorbeeld de gebruiksfase (Rijksoverheid, 2009). LCC kan opdrachtgevers helpen bij het beoordelen van inschrijvingen. Maar een randvoorwaarde voor de berekening van LCC moet zijn dat de berekening voor alle inschrijvende partijen hetzelfde is en dat de berekening van tevoren bekend is bij de inschrijvende partijen. Een standaard voor LCC is niet bekend.
31
Hoofdstuk 3: Beschrijving van de aspecten
2015
3.6.21 Total Cost of Ownership (TCO) TCO zijn alle kosten van een gebouw in alle fases van een gebouw (Rijksoverheid, 2009). TCO kan opdrachtgevers helpen bij het beoordelen van inschrijvingen. Een randvoorwaarde voor de berekening van TCO moet zijn dat de berekening voor alle inschrijvende partijen hetzelfde is en dat de berekening van tevoren bekend is bij de inschrijvende partijen. Een standaard voor TCO is niet bekend. 3.6.22 Inschrijvingsprijs Hierbij geeft de inschrijvende partij de inschrijvingsprijs voor een aanbesteding. Onder andere aan de hand van de inschrijvingsprijs beoordelen opdrachtgevers de inschrijvingen. 3.6.23 Andere kosten Andere kosten die relevant kunnen zijn voor de sub-gunningscriteria kosten kunnen hieronder vermeld worden.
3.7 Overige onderwerpen In deze paragraaf wordt een onderscheid gemaakt in twee klassen (zie paragraaf 2.5.7)
Klasse 1 Criteria Deze criteria kunnen zowel geschiktheidseis65 of sub-gunningscriteria66 zijn. 3.7.1 Social return Stichting Social return definieert dit begrip als volgt (Stichting Social Return, z.d.): ‘Socialreturnafspraken hebben als doel een bijdrage leveren aan het vergroten van de arbeidsparticipatie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en wordt als onderdeel bij aanbestedingen verplicht gesteld.’ In de definitie staat dat social return verplicht is, wat in essentie klopt. In sommige aanbestedingen is het verplicht en in sommige aanbestedingen is het een sub-gunningscriteria. Als sub-gunningscriteria kan de opdrachtnemer kiezen om hier aan te voldoen. Als de opdrachtnemer niet voor social return kiest, dan krijgt de opdrachtnemer ook geen punten voor of korting op dit criteria. De keuze van het toepassen van social return ligt bij de opdrachtgever. Wanneer de opdrachtgever voor het toepassen van social return kiest, dan wil de opdrachtgever voor arbeiders die werkloos zijn een baan creëren via een aanbesteding. Social return valt in de ISO 26000-norm onder: Opleiding en cultuur (6.8.4 onderwerp 2); Het scheppen van werkgelegenheid en het ontwikkelen van vaardigheden (6.8.5 onderwerp 3); Maatschappelijke investering (6.8.9 onderwerp 7). 3.7.2 Past performance Past performance is een manier om een opdrachtnemer te belonen voor zijn goede werk of juist slecht te beoordelen als de opdrachtnemer een slechte prestatie heeft geleverd. De opdrachtnemer kan bij een positieve beoordeling hiervan profiteren bij de volgende opdrachten. De overheid is bezig om een standaard voor past performance te maken. Dit kan een ladder worden zoals bij de CO2 Prestatieladder. Past performance valt in de ISO 26000-norm onder ‘eerlijke concurrentie’ (6.6.5 onderwerp 3).
65 66
Voor de beschrijving van geschiktheidseisen zie paragraaf 2.5.6. Voor de beschrijving van sub-gunningscriteria zie paragraaf 2.5.7.
32
Hoofdstuk 3: Beschrijving van de aspecten
2015
3.7.3 Verkeersmaatregelen Verkeersmaatregelen hebben betrekking op het feit dat bij sommige projecten verkeersmaatregelen nodig zijn, bijvoorbeeld een tijdelijke verkeersomleiding. Sommige projecten hebben geen verkeersmaatregelen nodig. Dit komt door de locatie en de ruimte die beschikbaar is om het project te bouwen. Verkeersmaatregelen vallen in de ISO 26000-norm onder: Gezondheid en veiligheid op het werk (6.4.6 onderwerp 4); Het beschermen van de consumentengezondheid en -veiligheid (6.7.4 onderwerp 2). 3.7.4 Veiligheidsplan Bij sommige aanbestedingen kan een veiligheidsplan worden verplicht. Hierbij is het van belang dat de opdrachtnemer een plan presenteert dat de veiligheid van het project en de omgeving waarborgt. Een veiligheidsladder en/of een VCA-certificaat of een vergelijkbaar document heeft betrekking op dit onderwerp. Het veiligheidsplan valt in de ISO 26000-norm onder: Gezondheid en veiligheid op het werk (6.4.6 onderwerp 4); Het beschermen van de consumentengezondheid en -veiligheid (6.7.4 onderwerp 2).
Klasse 2 Criteria Deze criteria zijn (contract)eisen waaraan een opdrachtnemer moet voldoen. Veel criteria die tot de tweede klasse behoren staan wel in het contract, maar hoe dit in de praktijk wordt getoetst is eigenlijk belangrijker dan dat het alleen in het contract staat. Door wet- en regelgeving is het soms moeilijk voor de opdrachtgever om controles uit te oefenen tijdens het project. Naast fysieke controles tijdens een project zijn ook andere soort middelen om de opdrachtnemer te controleren, bijvoorbeeld financiële tools. Soms zit ook de praktische belemmering in de mogelijkheid van de controles (bijvoorbeeld: hoe kan gecontroleerd worden dat natuursteen niet door kinderarbeid is geproduceerd?). 3.7.5 Hinderplan Onder hinderplan wordt verstaan het nemen van maatregelen tegen geluidsoverlast of trillingsoverlast. Een hinderplan is niet altijd noodzakelijk. Dit is afhankelijk van de bouwmethode, het soort project en de locatie van het project. Hinderplan (geluid/trilling) valt in de ISO 26000-norm onder ‘het beschermen van de consumentengezondheid en -veiligheid (6.7.4 onderwerp 2)’. 3.7.6 Ketenaansprakelijkheid De Wet Keten Aansprakelijkheid (WKA) is een wet die beschrijft dat als een onderaannemer geen premie werknemersverzekering/volksverzekering of loonbelasting afdraagt, dat de hoofdaannemer hiervoor verantwoordelijk is. Ketenaansprakelijkheid valt in de ISO 26000-norm onder: Het bevorderen van maatschappelijke verantwoordelijkheid in de waardeketen (6.6.6 onderwerp 4); Eerlijke concurrentie (6.6.5 onderwerp 3); Werkomstandigheden en sociale bescherming (6.4.4 onderwerp 2); Fundamentele principes en arbeidsrechten (6.3.10 onderwerp 8). 3.7.7 Vreemdelingenarbeid De Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV) heeft betrekking op buitenlandse arbeiders die in Nederland werken. Deze wet beschrijft de regels waaraan werkgevers en werknemers/buitenlandse arbeiders moeten voldoen om in Nederland te mogen werken. De WAV beschrijft tevens welke rechten een buitenlandse arbeider in Nederland heeft. Vreemdelingenarbeid valt in de ISO 26000-norm onder: Werkomstandigheden en sociale bescherming (6.4.4 onderwerp 2); Economische, maatschappelijke en culturele rechten (6.3.9 onderwerp 7); Fundamentele principes en arbeidsrechten (6.3.10 onderwerp 8); Discriminatie en kwetsbare groepen (6.3.7 onderwerp 5); 33
Hoofdstuk 3: Beschrijving van de aspecten
2015
Eerlijke concurrentie (6.6.5 onderwerp 3).
3.7.8 Arbeidsomstandigheden De Wet arbeidsomstandigheden (Arbowet) heeft betrekking op het bevorderen van de gezondheid, veiligheid en het welzijn van werknemers. De Arbowet heeft betrekking op werkgevers en op werknemers. Arbeidsomstandigheden vallen in de ISO 26000-norm onder: Werkomstandigheden en sociale bescherming (6.4.4 onderwerp 2); Economische, maatschappelijke en culturele rechten (6.3.9 onderwerp 7); Fundamentele principes en arbeidsrechten (6.3.10 onderwerp 8). 3.7.9 Geen kinderarbeidproducten Voor werken moeten geen producten worden gekocht die door kinderarbeid zijn geproduceerd, want het kopen van kinderarbeidproducten blijft een stimulans om kinderen producten te laten maken. Helaas zit er soms ook een praktische belemmering in de controles. Geen kinderarbeidproducten valt in de ISO 26000-norm onder: Werkomstandigheden en sociale bescherming (6.4.4 onderwerp 2); Economische, maatschappelijke en culturele rechten (6.3.9 onderwerp 7); Fundamentele principes en arbeidsrechten (6.3.10 onderwerp 8); Discriminatie en kwetsbare groepen (6.3.7 onderwerp 5); Eerlijke concurrentie (6.6.5 onderwerp 3); Risicosituaties met betrekking tot mensenrechten (6.3.4 onderwerp 2); Vermijden van medeplichtigheid (6.3.5 onderwerp 3). 3.7.10 Keurmerken Keurmerken kunnen in aanbestedingen worden gebruikt als technische specificaties.67 Keurmerken kunnen duurzaamheid stimuleren (bijvoorbeeld: houtkeurmerken (FSE/TPAC) en bouwstoffenkeurmerken (Komo/KIWA/KEMA/GASTEC)). 3.7.11 Vergoeding Volgens artikel 1.13.2 lid G van de aanbestedingswet kunnen opdrachtgevers ervoor kiezen om een vergoeding te geven aan de inschrijvende partijen voor de gemaakte kosten. Hoe hoog de vergoeding moet zijn is wettelijk niet vastgesteld. Als de kosten voor de inschrijvende partijen relatief hoog zijn, dan is het van maatschappelijk belang dat een vergoedingsbedrag wordt uitgekeerd dat enigszins in verhouding staat tot de kosten die inschrijvende partijen maken. Als dit niet gebeurt dan kunnen opdrachtnemers zich minder vaak gaan inschrijven omdat de inschrijvende partijen zich de kosten niet kunnen veroorloven. Zeker in tijden van economische crisis (Alpen, 2013; Duijkers & Hogerbrug, 2013; Jacobs, 2013) kan dit tot een situatie leiden met onvoldoende concurrentie. Dit kan zorgen voor een hogere invloed op de financiële resultaten en toeleveringsrisico’s (zie Figuur 4 (Kraljic’s matrix) in hoofdstuk 4). Vergoeding valt in de ISO 26000-norm onder: Maatschappelijke investering (6.8.9 onderwerp 7); Verantwoorde politieke betrokkenheid (6.6.4 onderwerp 2).
3.8 Beoordelingssystemen Beoordelingssystemen worden tijdens aanbestedingen toegepast om inschrijvingen te beoordelen. De winnaar van een inschrijving wordt gekozen aan de hand van het toegepaste beoordelingssysteem. Vandaar dat het belangrijk is hoe het beoordelingssysteem wordt toegepast. Niet alleen bij MVA, maar ook bij aanbesteden in het algemeen. Het beoordelingssysteem moet 67
Artikel 42, lid 3A van de Europese Richtlijn 2014/24/EU. Art. 2.76, lid 3 van de Aanbestedingswet 2012. Artikel 2.4.2 van ARW 2012.
34
Hoofdstuk 3: Beschrijving van de aspecten
2015
wetmatig ook voldoen aan de drie basisbeginselen: objectief, transparant en gelijkheid voor elke inschrijvende partij. Beoordelingssystemen zijn alleen van toepassing bij gunningscriteria EMVI. Om beoordelingssystemen te kunnen onderzoeken is gekozen om beoordelingssystemen in te delen in vier sub-aspecten (zie paragraaf 2.5.8). 3.8.1 Abnormale inschrijvingen Inschrijvers schrijven laag in zodat ze de opdracht krijgen (Gunduz & Karacan, 2009). Dit gebeurt vaak ook om hun medewerkers aan het werk te houden. Maar het kan zijn dat het bedrijf failliet gaat, met alle gevolgen van dien (Belzen, 2015; Koenen, 2015; Wal, 2015; Zwaga, 2015). Artikel 2.24 van de ARW 2012, artikel 2.116 van de Aanbestedingswet en artikel 69 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU beschrijven dit fenomeen ook. De vraag is of de eisen van deze wetten wel streng genoeg zijn om dit probleem te voorkomen, aangezien dit soort inschrijvingen nog steeds voorkomen (Belzen, 2015; Koenen, 2015; Wal, 2015; Zwaga, 2015). Naast lage inschrijvingen komen ook irreële, strategische en manipulatieve en onaanvaardbaar hoge inschrijvingen voor.68 3.8.2 EMVI-wegingsmethodiek De EMVI-wegingsmethodiek kan op drie manieren worden berekend (Pianoo, z.d.): Gunnen op waarde: wordt kwaliteit uitgedrukt in geld en wordt het bedrag bijgeteld bij of afgetrokken van de prijs. Hierbij is het belangrijk om te weten in welke verhouding het gegunde bedrag staat tot het budget van de aanbesteding. Maar in dit onderzoek is het budget van de aanbestedingen niet meegenomen omdat die informatie niet openbaar is. Het bedrag dat aan bepaalde sub-gunningscriteria wordt toegekend door de opdrachtgever laat relatief zien hoe belangrijk sub-gunningscriteria zijn ten opzichte van elkaar. Het belangrijkste sub-gunningscriterium heeft de hoogste waarde en komt overeen met het hoofddoel van het project. De andere bedragen zijn relatief lager en komen overeen met de subdoelen van het project. Hierbij is ervan uitgegaan dat er meer dan een subgunningscriterium aanwezig is. Puntenmodel: in dit model worden kwaliteit en prijs uitgedrukt in punten. De inschrijvende partij met de meeste punten wint. Hierbij speelt het gewicht van de sub-gunningscriteria een belangrijke rol. Want gewicht maal behaalde punten geeft de uiteindelijke score weer. Volgens ARW 2012 artikel 2.3.10 is de opdrachtgever verplicht om het gewicht ook te vermelden. Het gewicht geeft ook weer welke sub-gunningscriteria belangrijker zijn. Dit moet overeenkomen met de doelen/eisen van het project. Meestal is een hoofddoel aanwezig en de andere doelen zijn subdoelen. Het hoofddoel heeft relatief het meeste gewicht en de subdoelen tellen relatief minder zwaar mee. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat er meer dan een sub-gunningscriterium aanwezig is. Waarde/prijsmethode: het aantal behaalde punten wordt gedeeld door de prijs. 3.8.3 Scoringsmethodiek De scoringsmethodiek geeft weer welke formule van toepassing is bij de gebruikte wegingsmethodiek. Wettelijk is het niet verplicht om de scoringsmethodiek te vermelden. Het niet vermelden van de scoringsmethodiek kan tot manipulatie van de winnende inschrijving leiden. In het belang van het basisbeginsel gelijkheid en transparantie zou het melden van de scoringsmethodiek wel verplicht moeten worden.
68
Essers, M.J.J.M. (2013). Aanbestedingsrecht voor overheden: naar een maatschappelijk verantwoord aanbestedingsbeleid (p. 439) (4de druk). Amsterdam: Reed Business Education
35
Hoofdstuk 3: Beschrijving van de aspecten
2015
3.8.4 Beoordelingsmethodiek Hierbij gaat het om welk soort puntentoekenning (bijvoorbeeld: 0 tot 10, 0 tot 100 of 0 tot 4) wordt toegepast bij het beoordelen en of de inschrijvende partij moet voldoen aan een geldigheidsdrempel. Verschillende puntentoekenningen en geldigheidsdrempels kunnen tot verschillende winnaars leiden van een aanbesteding. Het is van belang dat de beoordelingsmethodiek van tevoren bekend is bij de inschrijvende partijen. Wettelijk is het niet verplicht om de beoordelingsmethodiek te vermelden. Het niet vermelden van de beoordelingsmethodiek kan tot manipulatie van de winnende inschrijving leiden. In het belang van het basisbeginsel gelijkheid zou het melden van de beoordelingsmethodiek wel verplicht moeten worden.
3.9 Consistentie in de uitvraag Voor beschrijving van dit aspect zie paragraaf 2.5.9.
3.10 Conclusie en discussie theoretische beschrijving MVA MVA heeft betrekking op het vertegenwoordigen van maatschappelijke belangen in aanbestedingen op een verantwoorde methode. Een methode die systematisch is met inachtneming van de beginselen van het aanbestedingsrecht (gelijkheid, objectiviteit, transparantie en proportionaliteit). Met maatschappelijke belangen wordt ook de belangen van de opdrachtgever en opdrachtnemer bedoeld. Het doel van MVA is niet om alle problemen van het huidige aanbestedingsbeleid op te lossen en/of alle maatschappelijke problemen. Maar MVA is een methode om een bijdrage te leveren aan maatschappelijke oplossingen. Bijvoorbeeld arbeiders die momenteel werkloos zijn kunnen tijdelijk een baan krijgen via een aanbesteding. Maar niet alle werklozen kunnen een tijdelijk of een vaste baan krijgen via een aanbesteding. Hiervoor moeten een ander oplossing voor worden gezocht. Een bijdrage aan maatschappelijke oplossingen kan door MVA geleverd worden door de maatschappelijke belangen te vertalen naar project- of aanbestedingsdoelen. Deze doelen kunnen worden vertaald naar aspecten of onderwerpen in een aanbesteding (zie paragraaf 2.5 tot en met 3.9). Deze aspecten of onderwerpen worden criteria, sub-gunningscriteria en/of eisen in een aanbesteding. Door de inschrijvingen van de opdrachtnemers aan deze criteria, sub-gunningscriteria en/of eisen te laten voldoen wordt een bijdrage geleverd aan maatschappelijke oplossingen. Als MVA wordt vergeleken met andere methodes van aanbesteden dan is er een onderscheid te maken tussen enerzijds puur laagsteprijsgunning en anderzijds MVA. Echter, er is ook een tussencategorie. Daarom kunnen drie methodes van aanbesteden onderscheiden worden: 1. Traditioneel op laagste prijs; 2. Aanbestedingen met extra beoordelingselementen (bijvoorbeeld in EMVI), maar binnen de directe projectdoelen; 3. MVA-aanbestedingen, waarbij ook (maatschappelijke) doelen opgenomen zijn die niet bijdragen aan de directe projectdoelen, maar indirecte projectdoelen. De drie methodes geven weer dat MVA in verschillende gradaties voor kan komen. Bij laagsteprijsaanbestedingen kunnen maatschappelijke criteria verplicht worden, bijvoorbeeld social return. Maar er zijn ook projecten die bijdragen aan directe en indirecte maatschappelijke doelen. Een voorbeeld van een dergelijk project is de Noord/Zuidlijn in Amsterdam, waarbij de opdrachtgever via een metrotunnel Noord-Amsterdam met de andere delen van de stad verbindt (Noord/Zuidlijn, z.d.). De Noord/Zuidlijn kent een kostenoverschrijding van 121 procent (Noord/Zuidlijn, z.d.). Dit duidt op een andere verhouding tussen PPP, waarbij de nadruk ligt op People en de opdrachtgever bereid is te betalen voor de maatschappelijke doelen. Het is onder andere aan de opdrachtgever om te bepalen of ecologische, maatschappelijke en/of sociale 36
Hoofdstuk 3: Beschrijving van de aspecten
2015
duurzaamheid geld mag kosten. Deze discussie valt buiten de scope van dit onderzoek, maar kan relevant zijn bij MVA. In de tijd die beschikbaar was voor dit onderzoek is een zo compleet mogelijke theoretische beschrijving van MVA ontwikkeld (zie paragraaf 2.1, 2.5 tot en met 3.9). Het is mogelijk dat deze theoretische beschrijving nog incompleet is en dat andere onderwerpen aan de theoretische beschrijving toegevoegd moeten worden. Om te bepalen of de theoretische beschrijving aangevuld moet worden is meer onderzoek nodig.
37
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Hoofdstuk 4: Probleemanalyse Dit hoofdstuk beschrijft de probleemanalyse van MVA en geeft antwoord op de vierde onderzoeksvraag:
Welke problemen kunnen ontstaan in het huidige aanbestedingsbeleid?
Bij overheidsaanbestedingen doet zich een aantal problemen/dilemma’s voor. Met overheidsaanbestedingen wordt bedoeld aanbestedingen die via een waterschap, een gemeente, een provincie, een rijk en/of overige plaatsvinden.69 Wanneer een probleem ontstaat gaat dat ten koste van de tijd – en misschien ook van kwaliteit, geld en/of niet selecteren van de juiste inschrijver − die nodig is om het probleem op te lossen (Atkinson, 1999; Koppenjan et al., 2010). Dit houdt in dat het ten koste gaat van een project, een proces, een product en/of de indirecte maatschappelijke belangen. De problemen/dilemma’s rondom overheidsaanbestedingen zijn dus ook de problemen van MVA. Elk probleem wordt gelinkt aan het/de onderwerp/en die in hoofdstuk 2 en 3 is/zijn beschreven. De ‘link’ wordt gelegd tussen karakteristieke eigenschappen van het onderwerp en het probleem. Als het probleem niet gelinkt kan worden aan een onderwerp in hoofdstuk 2 en/of 3, dan is dat probleem niet relevant voor MVA en zal het ook niet beschreven worden. Niet elk onderwerp van hoofdstuk 2 of 3 zal een relevant probleem hebben in dit hoofdstuk. Dit betekent niet dat het onderwerp niet relevant is voor MVA, maar wel dat het onderwerp geen probleem heeft dat in dit onderzoek bevonden kon worden. Het aspect uitsluitingsgronden heeft geen problemen/dilemma’s die kunnen worden beschreven. Vandaar dat dit aspect niet voor komt in dit hoofdstuk. Voordat de mogelijke problemen per aspect en/of onderwerp worden beschreven, worden eerst twee dilemma’s besproken. Het eerste dilemma is een ethisch dilemma en het tweede is een dilemma dat uit marktwerking kan ontstaan. De dilemma’s kunnen niet gerelateerd worden aan een bepaald aspect, maar kunnen wel betrekking hebben op MVA.
4.1 Dilemma 4.1.1 Ethisch dilemma Voor ethiek zijn verschillende definities toepasbaar. Voor dit onderzoek wordt de volgende definitie gebruikt: ‘Ethiek is de studie van en de reflectie op de moraal. Moraal is het geheel van heersende opvattingen, regels, gewoonten en gebruiken op grond waarvan menselijk gedrag en menselijke handelingen worden aangemerkt als goed of slecht/kwaad, juist of onjuist, geoorloofd of ongeoorloofd, enz.’ (Poel & Royakkers, 2011). Tussen wat kan de opdrachtgever vragen en wat wil de opdrachtgever vragen zit een ethische grens: wat mag de opdrachtgever vragen? Met ‘wat’ worden de onderwerpen bedoeld die de opdrachtgever tijdens een aanbesteding kan vragen. Sommige onderwerpen zijn relatief zo veeleisend dat een opdrachtnemer bijna de hele bedrijfsstructuur moet veranderen om aan de eis van de opdrachtgever te voldoen. Is het dan wel ethisch verantwoord om een dergelijke eis te vragen omdat het niet praktisch is? Artikel 3:3 lid 1 van de Arbeidstijdenwet beschrijft bijvoorbeeld dat kinderarbeid niet is toegestaan. Een opdrachtgever zet in zijn programma van eisen dat producten
69
Aanbestedende diensten in de zin van de wet, zie artikel 1.1 van de Aanbestedingswet.
38
Hoofdstuk 4: Probleemanalyse
2015
die door kinderen zijn geproduceerd niet mogen worden gebruikt, zoals natuursteen dat in India geproduceerd wordt (MVO Nederland, z.d.). Een opdrachtnemer die het natuursteen inkoopt, kan als zijn leveringsketen in Nederland zit relatief makkelijk controleren of kinderarbeid is gebruikt voor de productie van het natuursteen. Als de leveringsketen in Europa zit wordt de controle op kinderarbeid al lastiger, maar als de leveringsketen in Azië zit dan is het relatief moeilijk voor de opdrachtnemer om te controleren of kinderarbeid is gebruikt bij de productie van natuursteen. Een eis van een opdrachtgever is in zo’n geval ethisch, maar deze wordt belemmerd door praktische mogelijkheden. Hiermee kan een opdrachtgever rekening houden bij het vragen van bepaalde onderwerpen. De opdrachtgever kan ook kiezen voor opdrachtnemers met duidelijke inzicht in de hele keten. Hierdoor worden de praktische belemmeringen met betrekking tot controles geminimaliseerd. In de bouw wordt al veel ethiek toegepast in de vorm van codes, trainingen, gedragsregels en imagomarketing (Ham, 2014). De opdrachtgever of opdrachtnemer mag geen misbruik maken van de economische machtspositie die ze bezitten. Dit kan voorkomen in tijden van ongunstige marktsituatie, bijvoorbeeld als de vraag hoger ligt dan het aanbod en vice versa. Het is lastig om met meetbare onderzoeksresultaten te komen wat betreft het machtsmisbruik door opdrachtgever of opdrachtnemer, maar het is wel onderwerp waar rekening mee gehouden kan/moet worden (Sandel, 1998).
4.1.2 Marktwerking dilemma De aanbestedende dienst heeft tijdens een aanbesteding mogelijk veel keuzes omdat er veel opdrachtnemers zijn die graag een aanbesteding willen winnen; zeker in tijden van crisis (Alpen, 2013; Duijkers & Hogerbrug, 2013; Jacobs, 2013). Uit Figuur 4 (Kraljic’s matrix) blijkt dat de huidige aanbestedingsmarkt in het tweede vakje past, genaamd hefboomproducten en aanbestedende dienst een dominante inkoopmacht heeft. Dus de aanbestedende dienst kan gebruikmaken van de inkoopmacht en een hefboomwerking toepassen op de inschrijvers zodat de laagste prijs gecreëerd wordt. Dit lijkt gunstig voor de maatschappij (Soudry, 2006), maar het heeft ook een aantal consequenties: Risicovolle inschrijvingen;70 Meerwerk: tijdens een project kan het zijn dat meerwerk ontstaat. 71 De opdrachtgever wil een toevoeging en/of verandering aanbrengen. Uitgaande van het feit dat het meerwerk gerelateerd is aan het project dat de inschrijver gewonnen heeft, komt het meerwerk voor rekening van de inschrijver die de opdracht in eerste instantie gewonnen heeft. Het meerwerk zit in Figuur 4 in het vakje strategische producten omdat de opdrachtgever bijna niet van opdrachtnemer kan wisselen. De opdrachtgever en opdrachtnemer zijn wederzijds afhankelijk van elkaar. Dit creëert een monopolypositie voor de opdrachtnemer omdat alleen de opdrachtnemer recht heeft op het werk. Dit is wel kritisch voor de kostprijs van het meerwerk, want de opdrachtnemer kan bijna elke prijs vragen zo lang deze binnen de acceptabele grens blijft van 15 procent van de overeenkomst van de aanbesteding (Gunduz & Karacan, 2009).71 Zeker als de opdrachtnemer zich tegen kostprijs of net onder de kostprijs heeft ingeschreven voor de aanbesteding.72 Een andere reden waarom meerwerk aan dezelfde opdrachtnemer wordt verleend is vooral een praktische reden, namelijk om aansprakelijkheidsproblemen te voorkomen tussen de verschillende aannemers van een opdracht. Aanbestedingstechnisch kan meerwerk ook weer problemen geven. Als men gaandeweg het project tot het inzicht komt dat de opdracht wordt veranderd dan kan een partij die aan de 70
Zie ‘paragraaf 4.2.8 Abnormale/risicovolle inschrijvingen’ voor verdere beschrijving. Art. 7:752 lid 2 van Burgerlijk Wetboek Boek 7. Artikel 72, lid 2 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU. 72 Eindrapport Parlementaire Enquete Bouwnijverheid, par. 3.7.2.3, Tweede Kamer, vergaderjaar 2002-2003, 28 244 nr.6 71
39
Hoofdstuk 4: Probleemanalyse
2015
aanbesteding heeft meegedaan (maar het werk niet gegund is) claimen dat zij, als het project gelijk goed gedefinieerd was, niet dezelfde kansen hebben gehad. Hoog
“Efficiënte productie”
Invloed op financiële resultaat
“Exploiteren van koopkracht”
Laag
2) Hefboom producten: - Veel alternatieve leveranciers - Veel substitutiemogelijkheden
4) Strategische producten: - Moeilijk van leverancier te wisselen - Kritisch voor kostprijs en levering
1) Routine producten: - Groot aanbod - Diversiteit en bewegelijkheid zijn groot
3) Knelpunt producten: - Markt: monopolie - Hoge barrières voor entree
Toeleveringsrisico
“Partnerschap vormen”
“Verzeker aanbod”
Hoog
Figuur 4: Kraljic’s inkoopportfolio aangepast door Weele (Kraljic, 1983; Weele, 1992)
73
4.2 De problemen/dilemma’s gerelateerd aan de aspecten Deze paragraaf beschrijft de problemen/dilemma’s gerelateerd aan de aspecten.
4.2.1 Wettelijk kader Op het wettelijk kader zijn drie problemen van toepassingen: [1] Ontbreken van richtlijnen voor MVA kan leiden tot versnippering van de uitvraag Volgens artikel 1.4 lid 2 van de Aanbestedingswet is de opdrachtgever verplicht om zo veel mogelijk maatschappelijke waarde te creëren bij het aangaan van een overeenkomst. Tabel 3 geeft de stappen weer voor het plaatsen van een aanbesteding gekoppeld aan de ARW 2012 staat nergens wat de maatschappelijke waarde is en/of hoe de maatschappelijke waarde gecreëerd kan worden, bijvoorbeeld: de aanbestedende diensten mogen gebruikmaken van de LCC, maar hoe de LCC moeten worden berekend is niet bekend. Voor de LCC is geen standaard beschikbaar. In het kader van eerlijke concurrentie, anti-corruptie en de basisbeginselen is dit wel van belang, want zonder een standaard kan elke opdrachtgever zelf bepalen hoe de LCC berekend worden. Dit leidt tot versnippering van de uitvraag wanneer gebruik wordt gemaakt van de LCC. Dit geldt ook voor andere onderwerpen die gebruikt worden in MVA (bijvoorbeeld past performance) waar geen standaard voor bekend is. De verantwoordelijkheid voor de invulling van het creëren van de maatschappelijke waarde en de manier waarop dat gebeurt lijkt volledig bij de opdrachtgever zelf te liggen. Richtlijnen voor MVA om eenduidigheid te creëren ontbreken. Hierdoor kan versnippering van de uitvraag ontstaan wanneer maatschappelijk verantwoord wordt aanbesteed. [2] Voorselectie Bij onderhandse aanbestedingen en niet-openbare aanbestedingen vindt een voorselectie van de inschrijvers plaats. Nergens in de Aanbestedingswet staat hoe de voorselectie moet plaatsvinden.
73
Ee, van M.B. (2009). De toepassing van de inkoopportfolio bij kleine internationale handelsbedrijven (p. 9).
40
Hoofdstuk 4: Probleemanalyse
2015
Het moet alleen objectief en niet-discriminerend zijn.74 Dit maakt de voorselectie gevoelig voor ‘vriendjespolitiek’. [3] Verandering drempelwaardes Het aantal openbaar aangekondigde aanbestedingen is sinds 2009 ruim gehalveerd.75 De grootste daling (ongeveer duizend openbare aankondigingen) vond plaats tussen 2012 en 2013 omdat de drempelwaardes waren veranderd vanwege de nieuwe Aanbestedingswet. De aanbestedingen zijn door de nieuwe drempelwaarde niet meer openbaar, maar onderhandse aankondigingen geworden. Op de onderhandse aankondigingen is helaas weinig toezicht. Hierdoor is het moeilijk om te controleren of alles volgens de wet wordt aanbesteedt.
4.2.2 Percelen In artikel 1.5 lid 3 van de Aanbestedingswet staat: ‘Een aanbestedende dienst of een specialesectorbedrijf deelt een opdracht op in meerdere percelen, tenzij hij dit niet passend acht, in welk geval de aanbestedende dienst of het speciale-sectorbedrijf dit motiveert in de aanbestedingsstukken.’ Het opdelen van percelen kan een doelmatig middel zijn om MKO’s toegang te geven tot aanbestedingen.76 Sinds de invoering van de nieuwe aanbestedingswet is in totaal 11 procent van alle aanbestedingen opgedeeld in percelen. 77 Dit middel wordt relatief weinig toegepast.
4.2.3 Varianten Voorschrift 3.7 van de Gids Proportionaliteit stelt: ‘De aanbestedende dienst overweegt de inschrijvers toe te staan varianten voor te stellen indien hij het gunningscriterium van economisch meest voordelige inschrijving hanteert.’ Dit kan de aanbestedende dienst helpen om tot de meest doelmatige oplossing te komen voor een bepaald probleem. Sinds de invoering van de nieuwe aanbestedingswet zijn in totaal bij 1,7 procent van alle aanbestedingen varianten gevraagd door de opdrachtgever.78 Dit middel wordt relatief weinig toegepast. Deels heeft dit te maken met het feit dat de Aanbestedingswet geen methode beschrijft hoe varianten mee kunnen worden gewogen in de uiteindelijke score van een EMVI-aanbesteding.78
4.2.4 Uitsluitingsgronden Voor uitsluitingsgronden zijn geen relevante problemen/dilemma’s die beschreven kunnen worden.
4.2.5 Geschiktheidseisen Voor het aspect geschiktheidseisen zijn twee problemen relevant: [1] Geschiktheidseis bankverklaring Een opdrachtgever kan als financiële en economische geschiktheidseis79 een bankverklaring vragen. Om de economie te stimuleren is het niet handig om altijd een bankverklaring te vragen omdat het vanwege de huidige economische crisis (Alpen, 2013; Duijkers & Hogerbrug, 2013; Jacobs, 2013) voor sommige bedrijven moeilijk is om een bankverklaring te krijgen. Daardoor kunnen ze niet voldoen aan de geschiktheidseis. Dit kan tot een situatie leiden met onvoldoende concurrentie wat kan leiden tot meer invloed op de financiële resultaten en toeleveringsrisico’s (zie Figuur 4). Het is aan de 74
Artikel 3.3.9 van ARW 2012. Artikel 1.1, 1.8, 1.12 en 2.100 van aanbestedingswet 2012. Artikel 18 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU. 75 Fijneman, J. (2014). Voor de baat uit…? (p. 4). 76 Essers, M.J.J.M. (2013). Aanbestedingsrecht voor overheden: naar een maatschappelijk verantwoord aanbestedingsbeleid (p. 703) (4de druk). Amsterdam: Reed Business Education 77 Fijneman, J. (2014). Voor de baat uit…? (p. 11). 78 Fijneman, J. (2014). Voor de baat uit…? (pp. 11 - 12). 79 ARW 2012 Art. 2.6
41
Hoofdstuk 4: Probleemanalyse
2015
opdrachtgever om te bepalen of het nodig is om een bankverklaring te vragen en zo ja, welk percentage is dan acceptabel. Is het markt-belasten wel nodig? Dit is de vraag die de opdrachtgever zichzelf moet stellen. [2] Doelmatig bij het vragen van ervaring als technische bekwaamheid De eisen die worden gesteld tijdens het aanbestedingsproces zijn niet altijd objectief. De aanbestedende dienst vraagt naar te veel referenties en/of de gevraagde kerncompetenties hebben weinig betrekking op de opdracht/aanbesteding/project. In 57 procent van alle aanbestedingen waren de eisen niet doelmatig.80 Hierdoor is een aanbesteding in zijn geheel niet altijd doelmatig.
4.2.6 Sub-gunningscriteria Voor het aspect sub-gunningscriteria zijn drie problemen/dilemma’s relevant:81
Reliability (bedrijfszekerheid) [1] Faalkosten Gemiddeld bedragen de faalkosten 10 procent van de totale omzet in de bouwsector (Bouwkennis, 2013; Centraal Bureau voor de Statistiek, 2008). In 2007 werd € 6,2 miljard aan faalkosten gemaakt (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2008). Uit onderzoek blijkt dat dit deels ligt aan (Bouwkennis, 2013; Centraal Bureau voor de Statistiek, 2008): Gebrek aan werken met vaste partners zodat afstemmingsfouten kunnen worden beperkt; Te weinig projectevaluaties; Partijen in de bouw komen hun afspraken niet na; Gebreken in ontwerp, bij inkoop en uitvoering. De gebreken ontstaan deels door een gebrekkige communicatie en (gegevens)uitwisseling van informatie tijdens de ontwerpfase. [2] Erkenning Ondernemers van inschrijvende partijen hebben over het algemeen duurzaamheidsmaatregelen geïmplementeerd in de bedrijfsvoering. Dit kunnen doorslaggevende factoren zijn in de beslissing van de winnaar van een inschrijving. Maar als inschrijvende partijen de duurzaamheidsmaatregelen niet melden en/of erkennen op hun inschrijvingen kan de inschrijvende partij zichzelf uitsluiten. Als de erkenning en/of melding niet plaatsvindt dan gaat dit ten koste van de marktwerking. Dit kan tot een situatie leiden met onvoldoende concurrentie wat kan zorgen voor meer invloed op de financiële resultaten en toeleveringsrisico’s (zie Figuur 4 Kraljic’s matrix).
Costs (kosten) [3] Kostenoverschrijding 9 van de 10 projecten krijgen te maken met kostenoverschrijding. De gemiddelde kostenoverschrijdingen zijn (Flyvbjerg et al., 2002): Weg: 20 procent Rail: 45 procent Bruggen en tunnels: 34 procent Gemiddeld worden de kosten met 28 procent overschreden. De Noord/Zuidlijn in Nederland kent een kostenoverschrijding van 121 procent (Noord/Zuid lijn, z.d,). Kostenoverschrijding kan diverse oorzaken hebben (Flyvbjerg et al., 2002): Psychologische problemen: problemen die ontstaan door een optimistische gedachtegang van betrokkenen; 80 81
Fijneman, J. (2014). Voor de baat uit…? (pp. 06 – 15). De eerste twee problemen behoren tot bedrijfszekerheid. Het laatste probleem wordt beschreven bij kosten.
42
Hoofdstuk 4: Probleemanalyse
2015
Inadequate voorspellingen: problemen die ontstaan door menselijke fouten, incorrecte data en toepassing van de data, gebrek aan ervaring et cetera; Technische problemen: problemen die ontstaan door technische invloeden waar geen rekening mee is gehouden tijdens de ontwerp- en/of uitvoeringsfase; Strategische misrepresentatie: problemen die ontstaan door belangrijke actoren zoals politieke invloeden/mensen die strategisch een project misrepresenteren zodat het project gebouwd wordt (Flyvbjerg, 1998).
4.2.7 Overige onderwerpen Voor dit aspect zijn twee problemen/dilemma’s relevant: [1] Schijnconstructies Uit inspecties blijkt dat werknemers onderbetaald worden, bepaalde premies niet krijgen uitgekeerd en/of rare boetes opgelegd krijgen door hun werkgever (Kuit, 2014; Rijksoverheid, 2014). Dit heeft betrekking op twee wetten; De WKA. Deze wet beschrijft dat als een onderaannemer geen premie werknemersverzekering/volksverzekering of loonbelasting afdraagt, dat de hoofdaannemer hiervoor verantwoordelijk is. Maar door schijnconstructies wordt de WKA omzeild en krijgen werknemers bepaalde premies niet betaald of krijgen de werknemers rare boetes opgelegd (Kuit, 2014; Rijksoverheid, 2014); WAV: buitenlandse arbeiders worden in Nederland beter betaald dan in hun eigen land. Als zij in sommige situaties bepaalde premies niet betaald krijgen en/of minder betaald krijgen dan een Nederlandse werknemer kan het zijn dat de buitenlandse arbeiders niet gaan klagen. Dit kan te maken hebben met het feit dat de buitenlandse arbeider niet beter weet of niet weet waar hij moet klagen behalve bij de werkgever. Daarom is het belangrijk dat de opdrachtnemer toeziet op de WAV. Dit creëert ook een eerlijkere arbeidsmarkt voor de Nederlandse arbeiders. Door wet- en regelgeving is het voor de opdrachtgever moeilijk om controles uit te oefenen op schijnconstructies tijdens het project. De Wet Aanpak Schijnconstructies is aangenomen om deze schijnconstructies tegen te gaan en wettelijk strafbaar te maken (De Telegraaf, 2015; Rijksoverheid, 2014). Of deze wet een effectief middel is om dit probleem aan te pakken moet nog blijken. Een andere oplossing om een schrijnconstructie tegen te gaan kan zijn dat als maatschappelijk verantwoord wordt aanbesteed de opdrachtnemer vrijwillig/verplicht inzicht moet geven tot de documentatie waaruit moet blijken dat geen schijnconstructie worden toegepast. Inzicht geven tot het voorkomen schijnconstructie door de opdrachtnemer kan een deel worden voor MVO. [2] Vergoeding Vergoedingen kunnen relevant zijn als de kosten van aanbestedingen te hoog zijn voor inschrijvende partijen. Kosten EMVI Het Aanbestedingsinstituut liet het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) een onderzoek uitvoeren naar transactiekosten in de bouw (Hardeman, 2014).82 Het rapport ‘Transactiekosten Aanbesteden; Effecten van Aanbestedingswet en marktdynamiek’ had als doel het in beeld brengen van de effecten van de nieuwe Aanbestedingswet op de transactiekosten. Het onderzoek maakt onderscheid in kosten op macroniveau en kosten op microniveau. Dit onderscheid is gemaakt
82
Fijneman, J. (2014). Voor de baat uit…? (p. 4).
43
Hoofdstuk 4: Probleemanalyse
2015
enerzijds in de totale transactiekosten die voor de aanbestedingspraktijk gemaakt zijn en anderzijds in kosten die gemaakt zijn voor een individuele aanbesteding.83 Microniveau Op microniveau zijn de kosten voor een inschrijver met 42 procent toegenomen door de EMVIprocedure in vergelijking met de kosten die gemaakt worden op de laagsteprijsprocedure in vergelijkbare projecten. Naast de EMVI-procedure zijn er ook andere kostenbepalende factoren die van invloed zijn op de hoogte van de aanbestedingskosten:84 Type procedure; Bij een onderhandse procedure zijn de aanbestedingskosten altijd lager omdat de geschiktheidseisen niet worden gevraagd; Bij een voorselectie zijn de aanbestedingskosten altijd hoger; Als in de aanbesteding onderhoud en/of exploitatie inbegrepen zit, dan zijn de aanbestedingskosten 2,5 maal hoger; De aanbestedingskosten in de Burger- & Utiliteitsbouw (B&U) zijn hoger dan in de GWW. Het verschil ligt ongeveer tussen de 25 en 50 procent; Onderaannemers maken minder kosten dan hoofdaannemers bij verwerving van vergelijkbare projecten; De offertes voor woningcorporaties zijn duurder dan het gemiddelde aanbestedingskosten. Macroniveau Op macroniveau zijn drie aspecten van invloed op de ontwikkeling van de totale transactiekosten voor bedrijven:85 1) De verschuiving van openbare naar onderhandse aanbestedingen leidt tot enigszins lagere kosten per aanbesteding en minder inschrijvers per aanbesteding; 2) De toepassing van EMVI als gunningscriterium leidt tot hogere kosten ten opzichte van de laagste prijs als gunningscriterium in vergelijkbare projecten; 3) Afname van het totale aanbestedingsvolume. De kosten voor de opdrachtgevers zijn door de EMVI-procedure zeven maal hoger dan bij een aanbesteding op laagsteprijsprocedure.86 De laagsteprijsprocedure kost gemiddeld € 700 en de gemiddelde kosten voor een EMVI-procedure is € 5000. In vergelijking met: 87 De totale voorbereidingskosten van het op de markt brengen van een werk zijn de procedurekosten nog steeds klein; De kosten die een inschrijver maakt bij een procedure zijn de kosten van de opdrachtgever nog altijd bescheiden. Volgens artikel 1.13.2 lid G van de aanbestedingswet kunnen opdrachtgevers kiezen om een vergoeding te geven aan de inschrijvende partijen voor de gemaakte kosten. Hoe hoog de vergoeding moet zijn is wettelijk niet vastgesteld. Als de kosten voor de inschrijvende partijen relatief hoog zijn, dan is het van maatschappelijk belang dat een vergoedingsbedrag uitgekeerd wordt dat enigszins proportioneel is ten opzichte van de kosten die de inschrijvende partijen maken. Gebeurt dit niet dan kunnen opdrachtnemers zich minder vaak inschrijven omdat de inschrijvende partijen zich de kosten niet meer kunnen veroorloven; zeker in tijden van economische crisis (Alpen, 2013; Duijkers & Hogerbrug, 2013; Jacobs, 2013). Door de hoge transactiekosten heeft een op de twee 83
Fijneman, J. (2014). Voor de baat uit…? (p. 4). Fijneman, J. (2014). Voor de baat uit…? (p. 26). 85 Fijneman, J. (2014). Voor de baat uit…? (p. 28). 86 Fijneman, J. (2014). Voor de baat uit…? (p. 30). 87 Fijneman, J. (2014). Voor de baat uit…? (p. 30). 84
44
Hoofdstuk 4: Probleemanalyse
2015
opdrachtnemers in 2012 en 2013 afgezien van een inschrijving (Hardeman, 2014). Dit kan tot marktfalen leiden: een situatie met onvoldoende concurrentie, wat kan zorgen voor meer invloed op de financiële resultaten en toeleveringsrisico’s (zie Figuur 4 Kraljic’s matrix).
4.2.8 Beoordelingssystemen Voor dit aspect zijn vier problemen/dilemma’s relevant: [1] Abnormale/risicovolle inschrijvingen Uit onderzoek van het EIB blijkt dat bij een gewicht van 0 tot 20 procent voor kwaliteit de winnende prijs 19 procent onder de gemiddelde prijs ligt (zie Tabel 4). Bij een gewicht van 0 tot 20 procent voor kwaliteit blijkt dat de winnende kwaliteit gemiddeld 1 procent boven de gemiddelde kwaliteit ligt (zie Tabel 4. Het lijkt dat bij de winnende inschrijving geen abnormale inschrijving plaatsvindt (zie paragraaf 3.8.1) Dit is bijvoorbeeld te zien bij de aanbesteding van het project A15 Maasvlakte-Vaanplein waarbij de winnende partij van de aanbesteding € 200 miljoen onder de kostprijs van het project ging inschrijven (Koenen, 2015). De kostprijs was door de opdrachtgever zelf al berekend. Tijdens de realisatiefase van het project bleek de inschrijfprijs niet te kloppen, want het project was bijna € 200 miljoen duurder dan de winnende partij van de aanbesteding had berekend. Hierdoor is dit bedrijf, dat bijna 3000 mensen in dienst had, in financiële problemen geraakt (Zwaga, 2015). Dit soort inschrijvingen zijn niet in het belang van de maatschappij en van de opdrachtgever en/of opdrachtnemer. De opdrachtgever moet op zijn hoede zijn voor abnormale/risicovolle inschrijvingen. Tabel 4: Verschillen tussen prijzen en kwaliteit naar categorie per marktaandeel (Hardeman, 2015)
Categorie I II III IV
Weging kwaliteit 0–20% 20-50% 50-80% 80-100%
% markt aandeel 35% 46% 19% 0%
Prijs winnaar t.o.v. gemiddelde inschrijfprijs - 19% - 13% - 5% Geen metingen
Kwaliteit winnaar t.o.v. gemiddelde kwaliteit + 1% + 29% + 39% Geen metingen
[2] Beeldvorming EMVI over gewicht van kwaliteit Inschrijvers hebben het beeld gekregen dat kwaliteit geen doorslaggevende factor is bij een EMVI. In 75 procent van de gevallen is de winnaar van een EMVI-aanbesteding de inschrijver met de laagste prijs (Hardeman, 2014). In 2013 is het gewicht van kwaliteit in een EMVI-procedure afgenomen ten opzichte van 2012 (Hardeman, 2013). In 2013 was het gewicht van kwaliteit gemiddeld 27 procent en van prijs 73 procent. In 2012 was het gewicht van kwaliteit gemiddeld 42 procent en van prijs 68 procent. De gemiddelde aanneemsom bij een EMVI-aanbesteding is met 3 procent toegenomen ten opzichte van de laagsteprijsaanbesteding. Maar kwaliteit wordt bij een EMVI-aanbesteding 7 procent hoger gewaardeerd door de opdrachtgever (Hardeman, 2014). Door gebruik van een EMVIaanbesteding heeft kwaliteit een hogere toegevoegde waarde gekregen. [3] Scoringsmethodiek ARW 2012, artikel 2.3.10, 2.3.11 en 2.3.12, beschrijft dat van tevoren duidelijk moet zijn welke criteria en gewichten worden gebruikt om te onderzoeken welke inschrijver de aanbesteding gewonnen heeft.88 Uit onderzoek van Telgen blijkt dat als dit niet van tevoren is bekendgemaakt elke inschrijver als winnaar uit de bus kan komen afhankelijk van de toegepaste gewichten en 88
Artikel 67 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU, Art. 2.115 Aanbestedingswet 2012
45
Hoofdstuk 4: Probleemanalyse
2015
scoringsmethodiek (Burg, 2015; Haverkate, 2014; Lohmann et al., 2013; Manunza & Telgen, 2014; Podium-redactie, 2014). Maar in de ARW 2012 staat niet dat de scoringsmethodiek die gebruikt wordt om tot een winnaar van een aanbesteding te komen, bekend moet zijn. De verschillende wiskundige methodieken van vermenigvuldigen en optellen kunnen tot verschillende winnaars van een aanbesteding leiden. Dit probleem kan ook optreden wanneer de opdrachtgever de EMVIscoringsmethode toepast tijdens een aanbestedingsproces (Lohmann et al., 2013; Manunza & Telgen, 2014). Telgen (2014) geeft hiervan een voorbeeld: De puntenindeling is gegeven en is duidelijk: 100 punten voor een prijs van € 3.800 en 50 punten bij € 7.600 Daartussen intrapoleren; methode 1: score = 150 – 50 * (prijs/3.800); methode 2: score = 100 * (3.800/prijs).
Tabel 5: Voorbeeld inschrijvingswaarde leveranciers
Leverancier A Leverancier B Leverancier C
Prijs in € € 4.000 € 4.500 € 4.600
Technisch 60 70 71,5
Tabel 6: Voorbeeld verschillende winnaars door toepassing van verschillende scoringsmethodieken
Leverancier A Leverancier B Leverancier C
Prijs Score 97,4 90,8 89,6
Technisch Score 60 70 71,5
Totaal Score 155,4 160,8 161,1
Methode 2 Leverancier A Leverancier B Leverancier C
95 84,4 82,6
60 70 71,5
155,0 154,4 154,1
Methode 1
Rang 3 2 1
1 2 3
Dezelfde puntenindeling geeft bij twee verschillende scoringsmethodieken twee verschillende winnaars (zie Tabel 5 en Tabel 6). Juridisch is dit probleem ook kwetsbaar, want volgens artikel 1.12 van de Aanbestedingswet moeten inschrijvers gelijk worden behandeld. Door de scoringsmethodieken niet van tevoren bekend te maken kunnen inschrijvers niet gelijk behandeld worden. Uit onderzoek blijkt dat het niet melden van gewichten 60 procent kans geeft op het creëren van problemen en het niet melden van de schoringsmethodiek kan leiden tot 32 procent kans op problemen.89 Ditzelfde probleem komt voor bij aanbestedingen waarbij een relatieve beoordeling wordt gebruikt (Telgen, 2014). Hierbij verandert de uitslag van een aanbesteding als er meer of minder inschrijvers zijn. Dit wordt ook wel de rank reversal-theorie genoemd (Luo & Wang, 2009). Juridisch is dit een 89
Hoogeveen, R. (2014). Some Award Methods are More Prone to Problems than Others: An Empirical Analysis of the Relationship Between Award Methods in the Economically Most Advantageous Tender and Problems in Dutch Public Procurement (pp. 4 – 5).
46
Hoofdstuk 4: Probleemanalyse
2015
kwetsbare methode en de inschrijvers kunnen de uitslag manipuleren door de hoeveelheid inschrijvers aan te passen (Telgen, 2014). Uit onderzoek blijkt dat relatieve beoordeling 22 procent kans heeft op het creëren van problemen. 90 [4] Beoordelingsmethodiek Bij beoordelingsmethodieken moet rekening worden gehouden met het toepassen van een geldigheidsdrempel en puntentoekenning. Hierbij gaat het voornamelijk om het feit dat de puntentoekenning pas begint wanneer aan de geldigheidsdrempel is voldaan (Uenk, 2015). Bijvoorbeeld (Uenk, 2015): Prijs heeft een gewicht van 40; Kwaliteit heeft een gewicht van 60, maar de minimumgrens is een 6 (0-10). Dit houdt in 60 x 6 is al 360 punten van de 600, dus er zijn nog 240 punten op kwaliteit te verdienen, terwijl prijs voor 400 punten meetelt. Dit zorgt voor twee effecten: Prijs blijft doorslaggevend; Onderscheiding in kwaliteit is minder geworden. Door deze manier van beoordeling (puntentoekenning en geldigheidsdrempel) ontstaan twee effecten: [1] Het onderscheidende vermogen tussen inschrijvingen wordt kleiner vanwege de geldigheidsdrempel. [2] Prijs blijft de doorslaggevende factor ook al is het initiële gewicht van kwaliteit groter dan het gewicht van prijs, maar door de geldigheidsdrempel wordt het gewicht van kwaliteit verminderd. Een ander probleem van beoordelingsmethodieken is dat de opdrachtnemer een hoge score moet halen om de inschrijving te kunnen winnen. Hierdoor gaan de opdrachtnemers voldoen aan de minimale kwaliteitseisen met de laagst mogelijke kostprijs (Houwing, 2014). Dit is een logisch gevolg van een beoordelingsmethodiek.
4.2.9 Consistentie in de uitvraag Uit het onderzoek van het EIB bleek dat in aanbestedingsdocumenten soms voor dezelfde criteria verschillende betekenissen worden gebruikt en/of voor verschillende criteria dezelfde betekenissen worden gebruikt. Dit geeft aan dat de opdrachtgever niet bewust is van de juiste termen en definities. Dit geeft al deels aan dat de opdrachtgever versnipperd is in de uitvraag (zie paragraaf 1.4.4.2, niveau 1), wat kan leiden tot een ongunstigere prijs-kwaliteitratio dan nodig is.
90
Hoogeveen, R. (2014). Some Award Methods are More Prone to Problems than Others: An Empirical Analysis of the Relationship Between Award Methods in the Economically Most Advantageous Tender and Problems in Dutch Public Procurement (p. 41).
47
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten van de aselecte steekproef Dit hoofdstuk beschrijft de kwantitatieve bevindingen van het onderzoek van de aselecte selectie en geeft antwoord op de vijfde, zesde, zevende en achtste onderzoeksvraag:
Welke gunningscriteria worden toegepast in aanbestedingen en welke onderwerpen komen daarin voor die relevant zijn voor MVA? Hoeveel gewicht krijgen MVA-criteria tijdens aanbestedingen met de gunningscriteria EMVI? Hoe worden de inschrijvende partijen beoordeeld met de gunningscriteria EMVI? Is de uitvraag in aanbestedingen consistent in het toepassen van de onderwerpen (bijvoorbeeld geschiktheidseisen, sub-gunningscriteria, beoordelingssystemen en andere onderwerpen/eisen)?
De tijd die voor deze afstudeerscriptie beschikbaar was liet niet toe om alle 1398 aanbestedingen ‒ gepubliceerd op Tenderned en het Aanbestedingsinstituut ‒ van 2014 te onderzoeken. Daarom wordt een aselecte steekproef gedaan van het aantal aanbestedingen. De aanbestedingen voor de steekproef worden door de computer gekozen. De steekproefgrootte hangt af van de grootte van de populatie/aanbestedingen, betrouwbaarheid en nauwkeurigheidsmarge (zie Tabel 7 en Appendix D). Tabel 7: Aantal steekproeven afhankelijk van nauwkeurigheidsmarge en betrouwbaarheid
n (aantal aanbestedingen) Betrouwbaarheid 90 % z = 1,645 95 % z = 1,960 99 % z = 2,575
Nauwkeurigheidsmarge 0,03 490 606 796
0,05 227 302 450
0,07 126 173 273
Vanwege de beschikbare tijd om dit onderzoek uit te voeren is gekozen voor een betrouwbaarheid 91 van 90 procent en een nauwkeurigheid92 van 7 procent. Dit houdt in dat de aselecte proef uit 126 aanbestedingen bestaat (zie Tabel 7). Elke aanbesteding wordt een voor een onderzocht op de aspecten. De kwantitatieve onderzoeksresultaten worden onderverdeeld in selectie of openbaar en gunningscriteria EMVI of laagste prijs (zie appendix F). Voor dit onderzoek was er geen bestaande dataset beschikbaar. De dataset die was verkregen via het Aanbestedingsinstituut was niet helemaal geschikt voor het onderzoek naar MVA, maar vormde wel de basis voor dit onderzoek. Wel is de dataset van het Aanbestedingsinstituut aangevuld door alle 126 aanbestedingen te onderzoeken op alle aspecten en onderwerpen van de aspecten 2 tot en met 9 van de paragrafen 2.5 tot en met 3.9. De informatie en resultaten die hierna volgen zijn te danken aan dit onderzoek. Het aspect wettelijk kader heeft geen betrekking op het onderzoeksresultaat, vandaar dat dit aspect niet beschreven wordt in dit hoofdstuk.
91
Geeft aan de zekerheid van de foutenmarge, en vertelt m.a.w. hoe vaak het werkelijke percentage van de populatie dat een bepaald antwoord zou kiezen, binnen de foutenmarge ligt (Checkmarket, z.d.). 92 Is de positieve of negatieve afwijking die u toestaat op het bekomen steekproefresultaat (Checkmarket, z.d.).
48
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten
2015
De kwantitatieve bevindingen van de aselecte selectie Figuur 5 geeft de soorten aanbesteding weer. De soorten aanbestedingen kunnen een selectie of openbaar zijn. Bij selectie mag alleen een select aantal opdrachtnemers zich inschrijven. Bij openbaar mag iedere opdrachtnemer zicht inschrijven. Bij 25 procent van de aanbestedingen wordt selectie toegepast en 75 procent is openbaar. 59 procent van de openbare aanbestedingen zijn EMVI, de rest is laagste prijs (zie Figuur 6). Bij selectie is 93,5 procent EMVI (zie Figuur 6). Relatief wordt EMVI vaker gevraagd dan laagste prijs. Omdat laagste prijs met selectie relatief weinig voorkomt worden uit dit deel geen verdere conclusies getrokken (zie Figuur 6). De informatie is te beperkt om duidelijke conclusies te kunnen trekken.
Figuur 5: Soorten aanbesteding
Figuur 6: Gunningsmethodiek per soort aanbesteding
5.1 Wettelijke kader Er zijn geen onderzoeksresultaten die betrekking hebben op dit aspect. 5.2 Percelen Bij 9,5 procent van de aanbestedingen wordt gevraagd om percelen of is de opdracht al in percelen opgedeeld. Bij 55,5 procent van de aanbestedingen wordt gevraagd om de opdracht niet in percelen op te delen. Bij 23 procent van de aanbestedingen wordt geen melding gedaan over percelen. Bij 15 procent van de openbare laagsteprijsaanbestedingen is de opdracht al in percelen opgedeeld. Bij 7 procent van de openbare EMVI-aanbestedingen wordt gevraagd om percelen of is de opdracht al in percelen opgedeeld. Bij 3 procent van de EMVI-aanbestedingen met selectie wordt gevraagd om percelen of is de opdracht al in percelen opgedeeld. Relatief wordt vaker gevraagd om percelen of is de opdracht al in percelen opgedeeld bij openbare laagste-prijsaanbestedingen dan bij EMVI-aanbestedingen. 5.3 Varianten Bij 4 procent van de aanbestedingen wordt gevraagd om varianten. Bij 70,5 procent van de aanbestedingen wordt gevraagd om geen varianten te leveren. Bij 11 procent van de aanbestedingen wordt geen melding gedaan over varianten. Alleen bij openbare aanbestedingen met EMVI wordt om varianten gevraagd. Bij selectie wordt niet om varianten gevraagd. 49
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten
2015
Bij 8,5 procent van de EMVI-aanbestedingen wordt gevraagd om varianten. Bij EMVI-aanbestedingen met selectie komt de vraag naar varianten niet voor. 5.4 Uitsluitingsgronden In alle aanbestedingen waarbij de informatie openbaar toegankelijk was, zijn uitsluitingsgronden aanwezig. Naast uitsluitingsgronden vragen sommige opdrachtgevers ook naar: Model K (geen afspraken maken met de concurrenten door opdrachtnemer); Gedragsverklaring Aanbesteden; Verklaring van de belastingdienst. In Figuur 7 is een overzicht van de aspecten 5.2 t/m 5.4 weergegeven.
Figuur 7: Overzicht aspecten 5.2 tot en met 5.5
5.5 Geschiktheidseisen Financiële en economische draagkracht 5.5.1 Bankverklaring Bij 50 procent van de aanbestedingen wordt de eis bankverklaring als geschiktheidseis gesteld. Bij 36,5 procent van de aanbestedingen wordt een bankverklaring niet als een eis gesteld. Bij 51 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt de eis bankverklaring als geschiktheidseis gesteld. Bij 46 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de eis bankverklaring als geschiktheidseis gesteld. Bij 51,5 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de eis bankverklaring als geschiktheidseis gesteld. Relatief wordt vaker een bankverklaring als eis gesteld bij openbare laagste prijs aanbesteding als bij een EMVI aanbesteding met selectie, dan bij een openbare EMVI aanbesteding. 5.5.2 Verzekering Bij 72 procent van de aanbestedingen wordt de eis verzekering als geschiktheidseis/contracteis gesteld. In de meeste gevallen gaat het om een verplichte C(onstructie) A(ll) R(isks)-verzekering (CAR verzekering). Bij 87 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt de eis verzekering als geschiktheidseis gesteld. Bij 80 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de eis verzekering als geschiktheidseis gesteld. Bij 37,5 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de eis verzekering als geschiktheidseis gesteld. Relatief wordt de eis verzekering vaker gesteld bij openbare laagste prijs aanbestedingen, dan bij EMVI aanbestedingen. Relatief wordt de eis verzekering vaker gesteld bij openbare EMVI aanbestedingen, dan bij EMVI aanbestedingen met selectie. In de andere gevallen staat de rijk zelf garant.
50
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten
2015
5.5.3 Omzetverklaring Bij 17,5 procent van de aanbestedingen wordt de eis omzetverklaring als geschiktheidseis gesteld. Bij 61,5 procent van de aanbestedingen wordt een omzetverklaring niet als een eis gesteld. Bij 20,5 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt de eis omzetverklaring als geschiktheidseis gesteld. Bij 14 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de eis omzetverklaring als geschiktheidseis gesteld. Bij 17 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de eis omzetverklaring als geschiktheidseis gesteld. Relatief wordt de eis omzetverklaring vaker gesteld bij openbare laagste prijs aanbestedingen, dan bij EMVI aanbestedingen. Relatief wordt de eis omzetverklaring vaker gesteld bij EMVI aanbestedingen met selectie, dan bij openbare EMVI aanbestedingen. 5.5.4 Balansuittreksel Bij 6 procent van de aanbestedingen wordt de eis balansuittreksel als geschiktheidseis gesteld. Bij 73,0 procent van de aanbestedingen wordt een balansuittreksel niet als een eis gesteld. Bij 5 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt de eis balansuittreksel als geschiktheidseis gesteld. Bij 3,5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de eis balansuittreksel als geschiktheidseis gesteld. Bij 13,5 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de eis balansuittreksel als geschiktheidseis gesteld. Relatief wordt de eis balansuittreksel vaker gesteld bij EMVI aanbestedingen met selectie, dan bij openbare aanbestedingen. Technische bekwaamheid 5.5.5 Ervaring Bij 80 procent van de aanbestedingen wordt de eis ervaring (kerncompetitie(s)) als geschiktheidseis gesteld. Relatief wordt ervaring het vaakst gevraagd bij openbare aanbestedingen. In 10 procent wordt daarover niets vermeld, dit kan te maken hebben met de soort en grote van de opdracht. Bij 82 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt de eis ervaring als geschiktheidseis gesteld. Bij 83,5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de eis ervaring als geschiktheidseis gesteld. Bij 69 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de eis ervaring als geschiktheidseis gesteld. Relatief wordt vaker ervaring als eis gesteld bij een openbare EMVI aanbesteding, dan bij een openbare laagste prijs inschrijving of EMVI aanbesteding met selectie. Certificaten Bij 84 procent van de aanbestedingen wordt een certificaat als geschiktheidseis gesteld. Bij 7,5 procent van de aanbestedingen wordt een certificaat niet als een eis gesteld. Bij 84,5 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt een certificaat als geschiktheidseis gesteld. Bij 89 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt een certificaat als geschiktheidseis gesteld. Bij 72 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt een certificaat als geschiktheidseis gesteld. Relatief wordt een certificaat het vaakst gevraagd bij openbare EMVI aanbestedingen. 5.5.6 Kwaliteitscontrole Dit kan een ISO 9001 certificaat zijn of een ander soort vergelijkbare document. Ongeveer wordt bij twee derde van de aanbestedingen om een ISO 9001 (Kwaliteitscontrole) certificaat gevraagd of iets soort gelijks
51
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten
2015
5.5.7 Milieubeheer Bij 2 procent van de aanbestedingen wordt de ISO 14001 certificaat (milieubeheer) als geschiktheidseis gesteld of iets soort gelijks. Bij 82,5 procent van de aanbestedingen wordt de ISO 14001 certificaat niet als een eis gesteld. Bij 3,5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen gaat het om een ISO 14001 certificaat of iets soort gelijks. Bij 3 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie gaat het om een ISO 14001 certificaat of iets soort gelijks. 5.5.8 VCA-certificaat Bij 65,5 procent van de aanbestedingen wordt de VCA (Veiligheid) certificaat als geschiktheidseis gesteld of iets soort gelijks. Bij 20,5 procent van de aanbestedingen wordt de VCA (Veiligheid) certificaat niet als een eis gesteld. Bij 61,5 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen gaat het om een VCA (Veiligheid) certificaat of iets soort gelijks. Bij 78,5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen gaat het om een VCA certificaat of iets soort gelijks. Bij 48 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie gaat het om een VCA certificaat of iets soort gelijks. Relatief wordt een VCA certificaat het vaakst gevraagd bij openbare EMVI aanbestedingen. 5.5.9 Eigen verklaring In alle aanbestedingen waarbij de informatie openbaar toegankelijk was, wordt om een eigenverklaringen gevraagd. 5.5.10 Belangverstrengeling Bij 14 procent van de aanbestedingen wordt de eis belangenverstrengeling als geschiktheidseis gesteld. Bij 62,5 procent van de aanbestedingen wordt geen melding gedaan over belangenverstrengeling. Bij 7,5 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt de eis belangenverstrengeling als geschiktheidseis gesteld. Bij 25 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de eis belangenverstrengeling als geschiktheidseis gesteld. Bij 3 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de eis belangenverstrengeling als geschiktheidseis gesteld. Relatief worden bij aanbestedingen die openbaar zijn met EMVI het vaakst belangenverstrengeling als geschiktheidseis gesteld. 5.5.11 Overige geschiktheidseisen Andere geschiktheidseisen die een paar keer gevraagd werden door de opdrachtgever zijn: Groenkeurcertificaat Certificaat BRL9101 (Past performance)Tevredenheidsverklaring93 Asbestverwijdering conform SC-530 Beroepsbevoegdheid94: De opdrachtnemer beschikt over een handelsregister, is de rechtspersoon en beschikt over de nodige beroepskwalificaties. In dit aselecte onderzoek kwam in geen een aanbesteding voor dat de opdrachtgever vroeg naar: Kwaliteitsbewaking95: Een onafhankelijk instantie voert de kwaliteitsbewaking uit; Normen inzake milieubeheer96: Een onafhankelijk instantie voert de milieubeheer plan uit. 93
Wordt in F2.8 behandeld. ARW 2012 Art. 2.10 95 ARW 2012 Art. 2.8 96 ARW 2012 Art. 2.9 94
52
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten
2015
Dit houdt niet in dat naar deze geschiktheidseisen helemaal niet gevraagd worden, maar in dit aselecte onderzoeken werd niet daar deze geschiktheidseisen gevraagd in een aanbesteding door een opdrachtgever. In Figuur 8 is een overzicht van aspect 5.5 geschiktheidseisen weergegeven.
Figuur 8: Overzicht aspect 5.5 Geschiktheidseisen
5.6 Sub-gunningscriteria Reliability (Bedrijfszekerheid) 5.6.1 Plan van Aanpak Bij 31 procent van de aanbestedingen wordt de gunningscriteria plan van aanpak gevraagd. Bij 60,5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de gunningscriteria plan van aanpak gevraagd. Bij 13,5 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de gunningscriteria plan van aanpak gevraagd. Relatief wordt een plan van aanpak het vaakst gevraagd bij openbare EMVI aanbestedingen. 5.6.2 Project management Bij 13,5 procent van de aanbestedingen wordt de gunningscriteria project management gevraagd. Bij 2,5 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt het criterium project management een verplichting. Bij 23 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de gunningscriteria project management gevraagd. Bij 10 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de gunningscriteria project management gevraagd. Relatief wordt project management het vaakst gevraagd bij openbare EMVI aanbestedingen. 5.6.3 Risicomanagement Bij 19 procent van de aanbestedingen wordt de gunningscriteria risicomanagement gevraagd. Bij 2,5 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt het criterium risicomanagement een verplichting. Bij 39 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de gunningscriteria
53
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten
2015
risicomanagement gevraagd. Bij 3 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de gunningscriteria risicomanagement gevraagd. Relatief wordt risicomanagement het vaakst gevraagd bij openbare EMVI aanbestedingen. 5.6.4 Kansendossier Bij 1,5 procent van de aanbestedingen wordt de gunningscriteria kansendossier gevraagd. Met kansendossier wordt bedoeld welke kansen en mogelijkheden zijn in een bepaalde project aanwezig om een mogelijke oplossing verder te optimaliseren. Bij 3,5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de gunningscriteria logistiek gevraagd. Bij aanbestedingen met selectie komt deze criteria niet voor. 5.6.5 Ontwerpervaring Bij 1,5 procent van de aanbestedingen wordt de gunningscriteria ontwerpervaring gevraagd. Bij 3,5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de gunningscriteria ontwerpervaring gevraagd. Bij aanbestedingen met selectie komt deze criteria niet voor. Availability (Beschikbaarheid) Beschikbaarheid kan niet onderverdeeld worden in andere sub-gunningscriteria. Onder beschikbaarheid kan worden vermeld hoe lang een project op jaar basis in gebruik is. Hierover worden geen meldingen gedaan in de aanbestedingen van de aselecte onderzoek. Maintainability (Onderhoudbaarheid) 5.6.6 CO2 gerelateerd Bij 19 procent van de aanbestedingen wordt een gunningscriteria gevraagd die CO2 gerelateerd is. Hieronder valt de CO2 prestatieladder, CO2 ambitieniveau en uitstoot van de gebruikte voertuigen (bijvoorbeeld minimaal EURO 3 motoren bij vrachtwagens). Bij 10 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt het criterium die CO2 gerelateerd is een verplichting. Bij 26,5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt een gunningscriteria gevraagd die CO2 gerelateerd is. Bij 17 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt een gunningscriteria gevraagd die CO2 gerelateerd is. Relatief wordt een criteria die CO2 gerelateerd het vaakst gevraagd bij openbare EMVI aanbestedingen. Van alle aanbestedingen werd in totaal 11 procent gevraagd naar de sub-gunningscriteria CO2 prestatieladder. Bij 17,5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de subgunningscriteria CO2 prestatieladder gevraagd. Bij 13,5 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de sub-gunningscriteria CO2 prestatieladder gevraagd. Van alle aanbestedingen werd in totaal 8,5 procent gevraagd naar de sub-gunningscriteria CO2 ambitieniveau. Bij 16 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria CO2 ambitieniveau gevraagd. Bij 6,5 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de subgunningscriteria CO2 ambitieniveau gevraagd. In 8,5 procent van alle aanbestedingen kwamen beide opties voor, dus of een niveau op CO2 prestatieladder of een CO2 ambitieniveau. Maar de inschrijvende partij moest wel aan een voldoen.
54
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten
2015
5.6.7 Duurzaamheid Bij 12,5 procent van de aanbestedingen wordt de gunningscriteria duurzaamheid gevraagd. Met duurzaamheid wordt bedoeld: Preventief en correctief onderhoud; Onderhoudskosten minimaliseren; Toe passen van het materiaal in het ontwerp; Onderhoudscyclus. CO2 gerelateerde criteria vallen in dit onderzoek niet hieronder. Bij 21 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de gunningscriteria duurzaamheid gevraagd. Bij 13,5 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de gunningscriteria duurzaamheid gevraagd. 5.6.8 Storingen Bij 7 procent van de aanbestedingen wordt de gunningscriteria ontwerpervaring gevraagd. Onder storingen wordt verstaan hoe snel kan een opdrachtnemer een storing oplossen wanneer een melding erover wordt gedaan. Dit kunnen ook onderhoudswerken zijn, waarbij gekeken hoe snel de onderhoud plaats kan vinden. Bij 16 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de gunningscriteria storingen gevraagd. Bij aanbestedingen met selectie komt deze criteria niet voor. Environment (Omgeving) 5.6.9 Omgevingsmanagement Bij 22 procent van de aanbestedingen wordt de gunningscriteria omgevingsmanagement gevraagd. Hieronder wordt verstaan in dit onderzoek: Bereikbaarheid (beperken hinder voor omwonenden en bestemmingsverkeer); Vriendelijkheid (hoe wordt omgegaan met klachten?). Bij 2,5 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt het criterium omgevingsmanagement een verplichting. Bij 44,5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de gunningscriteria omgevingsmanagement gevraagd. Bij 6,5 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de gunningscriteria omgevingsmanagement gevraagd. Relatief wordt omgevingsmanagement het vaakst gevraagd bij openbare EMVI aanbestedingen. Van alle aanbestedingen werd in totaal 10 procent gevraagd naar de sub-gunningscriteria bereikbaarheid. Bij 23 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria bereikbaarheid gevraagd. Bij aanbestedingen met selectie komt deze criteria niet voor. Van alle aanbestedingen werd in totaal 3 procent gevraagd naar de sub-gunningscriteria vriendelijkheid. Bij 5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria vriendelijkheid gevraagd. Bij 3 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de subgunningscriteria vriendelijkheid gevraagd. 5.6.10 Logistiek Bij 3 procent van de aanbestedingen wordt de gunningscriteria logistiek gevraagd. Met logistiek wordt bedoeld hoe vindt de transport rondom het project plaats. Bij 7 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de gunningscriteria logistiek gevraagd. Bij aanbestedingen met selectie komt deze criteria niet voor. 55
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten
2015
5.6.11 Overige sub-gunningscriteria Andere sub-gunningscriteria die een paar keer gevraagd werden door de opdrachtgever zijn: Project administratie Asset management Nazorg In dit aselecte onderzoek kwam in geen een aanbesteding voor dat de opdrachtgever vroeg naar: BIM; Ketensamenwerking; DuboCalc; BREEAM; Cradle to cradle (C2C); LifeCycle Costs (LCC); Total Cost of Ownership (TCO). Dit houdt niet in dat naar deze sub-gunningscriteria helemaal niet gevraagd worden, maar in dit aselecte onderzoeken werd niet daar deze sub-gunningscriteria gevraagd in een aanbesteding door een opdrachtgever. In Figuur 9 is een overzicht van aspect 5.6 sub-gunningscriteria weergegeven.
Figuur 9: Overzicht aspect 5.6 Sub-gunningscriteria
5.7 Overige onderwerpen In deze paragraaf wordt een onderscheid gemaakt in de resultaten van 2 klasse. Klasse 1 zijn criteria die zowel geschiktheidseisen en sub-gunningscriteria zijn. Dit zijn: Social return; Past performance; Verkeersmaatregelen; Veiligheidsplan. In de tweede klasse worden criteria beschreven die geëist kunnen worden door de opdrachtgever. Dit zijn: 56
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten
2015
Hinderplan; Ketenaansprakelijkheid; Arbeidsomstandigheden; Vreemdelingen arbeid; Geen kinderarbeid producten; Keurmerken; Vergoeding.
Klasse 1 Criteria Criteria die zowel geschiktheidseisen als sub-gunningscriteria zijn in een aanbesteding. 5.7.1 Social return Bij 43,5 procent van de aanbestedingen wordt het criterium social return gevraagd als gunningscriteria of is het een verplichting. Bij 46 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen is het criterium social return een verplichting. Bij 55 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt het criterium social return gevraagd. In sommige gevallen is het een verplichting en in andere gevallen is het een gunningscriteria. Bij 20,5 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de gunningscriteria Social return gevraagd. In sommige gevallen is het een verplichting en in andere gevallen is het een gunningscriteria. Relatief wordt het criterium social return vaker verplicht of gevraagd bij openbare EMVI aanbestedingen, dan bij openbare laagste prijs aanbestedingen. Relatief wordt het criterium Social return vaker verplicht of gevraagd bij openbare EMVI aanbestedingen, dan bij EMVI aanbestedingen met selectie. In 77 procent van de gevallen dat social return wordt gevraagd gaat het om een percentage van de opdrachtsom (zie Figuur 10). In 84,6 procent hiervan gaat het om 5 procent van de opdrachtsom. In 12,8 procent gaat het om 2 procent van de opdrachtsom. In 2,6 procent gaat het om 2,5 procent van de opdrachtsom. In 23 procent van de gevallen dat social return wordt gevraagd gaat het om een bedrag (zie Figuur 11). In 28,5 procent van de gevallen gaat het om € 25.000,00 of € 10.000,00. In de rest van de gevallen gaat het om € 12.000,00, € 7.500,00 of € 5.000,00.
Figuur 10: Social return percentage
57
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten
2015
Figuur 11: Social return bedrag
5.7.2 Past performance Bij 6 procent van de aanbestedingen wordt het criteriun past performance gevraagd als subgunningscriteria of is het een verplichting als geschiktheidseis. Bij 7,5 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen is het criterium past performance een verplichting als geschiktheidseis. Bij 7 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt het criterium past performance gevraagd als sub-gunningscriteria. Bij 3 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de sub-gunningscriteria past performance gevraagd. Relatief wordt het criterium Past performance bijna even vaak verplicht bij openbare EMVI aanbestedingen als bij openbare laagste prijs aanbestedingen. 5.7.3 Verkeersmaatregelen Bij 64 procent van de aanbestedingen wordt het criterium verkeersmaatregelen gevraagd als gunningscriteria of is het een verplichting. Bij 84,5 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen is het criterium verkeersmaatregelen een verplichting. Bij 83,5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt het criterium verkeersmaatregelen gevraagd. In sommige gevallen is het een verplichting en in andere gevallen is het een gunningscriteria. Bij 3 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de gunningscriteria verkeersmaatregelen gevraagd. In sommige gevallen is het een verplichting en in andere gevallen is het een gunningscriteria. Relatief wordt het criterium verkeersmaatregelen bijna even vaak verplicht bij openbare EMVI aanbestedingen als bij openbare laagste prijs aanbestedingen. 5.7.4 Veiligheidsplan Bij 82,5 procent van de aanbestedingen wordt het criterium veiligheidsplan een verplichting. Bij 89,5 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen is het criterium veiligheidsplan een verplichting. Bij 94,5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen is het criterium veiligheidsplan een verplichting. Bij 48 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie is het criterium veiligheidsplan een verplichting. Relatief wordt het criterium veiligheidsplan vaker verplicht bij openbare EMVI aanbestedingen, dan bij openbare laagste prijs aanbestedingen. Relatief wordt het criterium veiligheidsplan vaker verplicht bij openbare EMVI aanbestedingen, dan bij EMVI aanbestedingen met selectie. De overheid is bezig met het ontwikkeling van een veiligheidsladder. Hetzelfde principe als voor CO2 prestatieladder alleen dan voor veiligheid.
58
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten
2015
Klasse 2 Criteria Criteria die door de opdrachtgever geëist worden in het contract. 5.7.5 Hinderplan Bij 43,5 procent van de aanbestedingen wordt het criterium hinderplan een verplichting. Onder hinderplan wordt verstaan maatregelen nemen tegen geluidsoverlast of trilling overlast. Bij 43,5 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen is het criterium hinderplan een verplichting. Bij 64 procent van de openbare EMVI aanbestedingen is het criterium hinderplan een verplichting. Bij 6,5 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie is het criterium hinderplan een verplichting. Relatief wordt het criterium hinderplan vaker verplicht bij openbare EMVI aanbestedingen, dan bij openbare laagste prijs aanbestedingen. 5.7.6 Ketenaansprakelijkheid Bij 21 procent van de aanbestedingen werd een melding gedaan over het criterium ketenaansprakelijkheid door de opdrachtgever in een contract. Bij 23 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen is een melding gedaan over het criterium ketenaansprakelijkheid. Bij 28,5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen is een melding gedaan over het criterium ketenaansprakelijkheid. Bij 3 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie is een melding gedaan over het criterium ketenaansprakelijkheid Relatief wordt het criterium ketenaansprakelijkheid vaker gemeld bij openbare EMVI aanbestedingen, dan bij openbare laagste prijs aanbestedingen. 5.7.7 Arbeidsomstandigheden Bij 67,5 procent van de aanbestedingen werd een melding gedaan over het criterium arbeidsomstandigheden door de opdrachtgever in een contract. Bij 87 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen is een melding gedaan over het criterium arbeidsomstandigheden. Bij 85,5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen is een melding gedaan over het criterium arbeidsomstandigheden. Bij 6,5 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie is een melding gedaan over het criterium arbeidsomstandigheden. Relatief wordt het criterium arbeidsomstandigheden vaker gemeld bij openbare laagste prijs aanbestedingen, dan bij EMVI aanbestedingen. 5.7.8 Vreemdelingen arbeid Bij 37 procent van de aanbestedingen werd een melding gedaan over het criterium vreemdelingen arbeid door de opdrachtgever in een contract. Wet vreemdelingen arbeid heeft betrekking op buitenlandse arbeiders die in Nederland werken. Bij 53,5 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen is een melding gedaan over het criterium vreemdelingen arbeid. Bij 44,5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen is een melding gedaan over het criterium vreemdelingen arbeid. Bij 3 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie is een melding gedaan over het criterium vreemdelingen arbeid. Relatief wordt het criterium wet vreemdelingen arbeid vaker gemeld bij openbare laagste prijs aanbestedingen, dan bij EMVI aanbestedingen. 5.7.9 Geen kinderarbeid producten Bij 0,8 procent van de aanbestedingen wordt het criterium geen kinderarbeid producten een verplichting. Bij selectie zijn niet alle documenten openbaar digitaal beschikbaar, dus het is niet mogelijk om de documenten te onderzoeken. Daarom kan het percentage in praktijk hoger zijn. 59
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten
2015
Dit was bij een openbare laagste prijs aanbesteding en had betrekking op onderhoud infra, dus of het logisch was om aan deze verplichting te voldoen is niet bekend. Het lijkt erop dat de opdrachtgever dit onderwerp geen aandacht geeft, terwijl het een groot invloed kan hebben op een leven van een kind. Dit probleem heeft ook een praktisch probleem, want het is moeilijk om te controleren (zie paragraaf 4.1.1). 5.7.10 Keurmerken Bij 46 procent van de aanbestedingen zijn keurmerken een verplichting. Dit zijn keurmerken met betrekking op producten. Bij 66,5 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen zijn keurmerken een verplichting. Bij 55 procent van de openbare EMVI aanbestedingen zijn keurmerken een verplichting. Bij 3 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie zijn keurmerken een verplichting. Bij selectie zijn niet alle documenten openbaar digitaal beschikbaar, dus het is niet mogelijk om de documenten te onderzoeken. Daarom kan het percentage in praktijk hoger zijn. Relatief worden keurmerken vaker verplicht bij openbare laagste prijs aanbestedingen, dan bij EMVI aanbestedingen. In de meeste gevallen ging het om: Keurmerken Komo/KIWA/KEMA/GASTEC (bouwstoffen): In totaal werd in 42,5 procent van alle aanbestedingen gevraagd naar de keurmerken Komo/KIWA/KEMA/GASTEC; Keurmerken FSE/TPAC (hout): In totaal werd in 11,5 procent van alle aanbestedingen gevraagd naar de keurmerk FSE/TPAC. Keurmerken voor bouwstoffen werden bij: 59 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen zijn keurmerken voor bouwstoffen gevraagd; 53,5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen zijn keurmerken voor bouwstoffen gevraagd; 3 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie zijn keurmerken voor bouwstoffen gevraagd. Bij selectie zijn niet alle documenten openbaar digitaal beschikbaar, dus het is niet mogelijk om de documenten te onderzoeken. Daarom kan het percentage in praktijk hoger zijn. Keurmerken voor hout werden bij: 17,5 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen zijn keurmerken voor hout gevraagd; 12,5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen zijn keurmerken voor hout gevraagd; 3 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie zijn keurmerken voor hout gevraagd. Bij selectie zijn niet alle documenten openbaar digitaal beschikbaar, dus het is niet mogelijk om de documenten te onderzoeken. Daarom kan het percentage in praktijk hoger zijn. Andere keurmerken die een paar keer verplicht werden zijn: CE keurmerk SKG*** 5.7.11 Vergoeding Bij 6 procent van de aanbestedingen kreeg de inschrijvende partij een vergoeding. Bij 31,5 procent van de aanbestedingen kreeg de inschrijvende partij geen vergoeding. In 43,5 procent van de aanbesteding was geen melding gemaakt of de inschrijvende partij wel of geen vergoeding kreeg. Bij 5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen kreeg de inschrijvende partij een vergoeding. 60
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten
2015
Bij 17 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie kreeg de inschrijvende partij een vergoeding. Bij geen een laagste prijs aanbesteding werd vergoeding gegeven, zover bekend. Relatief krijgen inschrijvende partijen bij een EMVI aanbesteding met selectie vaker een vergoeding, dan EMVI aanbestedingen die openbaar zijn. Bij openbare EMVI aanbestedingen kreeg een derde € 1.500,00 vergoeding, de andere derde kreeg € 2.500,00 en de resterende gedeelte kreeg € 7.500,00 vergoeding (zie Figuur 12). Of deze bedragen proportioneel zijn geweest ten aanzien van de gemaakte kosten door de opdrachtnemer is niet onderzocht voor dit onderzoek. Bij EMVI aanbestedingen met selectie varieerde het vergoedingsbedrag tussen € 5.000,00 en € 40.000,00, maar de vergoedingsbedrag bij selectie werd alleen uitgekeerd aan de vier verliezende partijen die de selectie door waren (zie Figuur 12). De rest kreeg geen vergoeding. Of deze bedragen proportioneel zijn geweest ten aanzien van de gemaakte kosten door de opdrachtnemer is niet onderzocht voor dit onderzoek.
Figuur 12: Vergoedingsbedrag
In Figuur 13 is een overzicht van aspect 5.7 overige onderwerpen weergegeven.
61
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten
2015
Figuur 13: Overzicht aspect 5.7 overige onderwerpen
5.8 Beoordelingssystemen 5.8.1 Abnormale inschrijvingen Bij 10 procent van de aanbestedingen wordt een melding gedaan over een abnormaal inschrijving en in sommige gevallen wordt ook gedefinieerd wat onder een abnormaal inschrijving valt aan de hand van normen, bijvoorbeeld de laagste/hoogste prijs mag niet lager/hoger zijn dan 15 procent van de prijs beraming dat de opdrachtgever zelf heeft berekend. Bij 10 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt een melding gedaan over abnormaal inschrijving. Bij 16 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt een melding gedaan over abnormaal lage inschrijving. Relatief wordt de melding over abnormaal inschrijving vaker gemeld bij een openbare EMVI aanbesteding, dan bij een openbare laagste prijs aanbesteding. Bij selectie komt deze melding niet voor. 5.8.2 EMVI wegingsmethodiek Bij 58,5 procent van de EMVI aanbestedingen wordt de gunningsmethodiek gunnen op waarde gebruikt. Relatief zijn meer gunningsmethodieken gunnen op waarde, dan puntenmodel. Bij gunnen op waarde wordt kwaliteit uitgedrukt in geld en wordt het bedrag bijgeteld of afgetrokken op/van de prijs. 89 procent van de aanbesteding van gunnen op waarde zijn openbaar en 11 procent is selectie. Hieronder zijn de bedragen weergegeven voor de deel kwaliteit (zie Figuur 14). Relatief is het grootste gedeelte minder dan € 300.000. Het is niet bekend tot welke verhouding dit staat tot de prijs beraming van een project.
62
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten
2015
Figuur 14: Gunnen op waarde: Het bedrag
Bij 38 procent van de EMVI aanbestedingen wordt het puntenmodel als gunningsmethodiek gebruikt. Hierbij wordt kwaliteit en prijs uitgedrukt in punten en inschrijvende partij met de hoogste punten wint. 87,5 procent van de aanbesteding van puntenmodel zijn openbaar en 12,5 procent is selectie. Hieronder is het gewicht voor de deel kwaliteit weergegeven. Relatief gaat het in de meeste gevallen om 40 procent van de totale hoeveel punten/gewicht (zie Figuur 15). Bij 46,5 procent van de EMVI aanbestedingen die het puntenmodel gebruikt is het gewicht tussen de gunningscriteria ongelijk verdeeld, dus sommige gunningscriteria zijn belangrijker dan andere gunningscriteria (zie Figuur 16). Bij 40 procent van de EMVI aanbestedingen die het puntenmodel gebruikt is het gewicht tussen de gunningscriteria gelijk verdeeld. Dit houdt in dat de doelen in deze specifieke projecten voor de opdrachtgever even belangrijk waren, want in het gewicht van de gunningscriteria zit geen onderscheidende vermogen. Dit is lastig om te voorstellen dat alle doelen in een aanbestedingen gelijk aan elkaar zijn. Meestal is een hoofddoel aanwezig en de andere doelen zijn subdoelen. Bij gunnen op waarde komt dit fenomeen niet voor, want daarin is bijna geen een bedrag aan elkaar gelijk, dus geen een doel is gelijk aan elkaar. Het lijkt dat bij gunnen op waarde de opdrachtgever duidelijker laat blijken in de aanbestedingen wat het belangrijkst is.
Figuur 15: EMVI gewicht puntenmodel
63
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten
2015
Figuur 16: Gewicht gelijk verdeeld bij puntenmodel
Bij 5 procent wordt relatief vaak gevraagd naar een criteria en dat is de CO2 prestatieladder (zie Figuur 15). De CO2 prestatieladder is bijna niet meer onderscheidend is, omdat zo veel opdrachtnemers al op niveau 3, 4 of 5 zitten. Dus hoe praktisch is het om de CO2 prestatieladder als enige gunningscriteria te gebruiken? 5.8.3 Scoringsmethodiek Bij 73,0 procent van de EMVI aanbestedingen is de scoringsmethodiek gegeven (zie Figuur 17). Bij 17,5 procent is de scoringsmethodiek niet gegeven. Dit kan tot manipulatie van de winnende inschrijving leiden (zie Hoofdstuk 4 ‘Scoringsmethodiek’). Bij 14 procent dat een scoringsmethodiek niet gegeven is heeft betrekking op een openbare aanbesteding (zie Figuur 17). Bij selectie wordt het meestal na de selectiefase de scoringsmethodiek bekend gemaakt, maar in sommige gevallen wordt de scoringsmethodiek al voor de selectiefase bekend gemaakt.
Figuur 17: Scoringsmethodiek per soort aanbesteding
5.8.4 Beoordelingsmethodiek Door gebruik te maken bij van geldigheidsdrempel en punten toekenning worden punten toegekend wanneer aan het geldigheidsdrempel is voldaan (zie paragraaf 4.2.8). Dit lijkt een realistisch probleem, want hierdoor wordt kwaliteit een minder toeslag gevende factor tijdens aanbestedingen en wordt het onderscheidende factor in kwaliteit tussen de verschillende inschrijvers relatief kleiner. Bij ongeveer 20 procent van alle EMVI aanbestedingen is relatief een hoog risico op het ontstaan van deze twee effecten. Is de opdrachtgever wel op de hoogte van dit effect? In Figuur 18 is te zien dat bij gunnen op waarde 80 procent van de aanbestedingen relatief een goed scoringsmethodiek heeft. Dit is relatief hoger dan bij het puntenmodel. Maar ook bij het puntenmodel heeft 56 procent van de aanbestedingen een goed scoringsmethodiek. Of het puntenmodel relatief gevoeliger is om de twee effecten te kunnen veroorzaken kan aan de hand hiervan niet geconcludeerd worden. De opdrachtgever moet goed op de hoogte zijn van deze effecten en proberen om dit te voorkomen.
64
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten
2015
Figuur 18: EMVI wegingsmethodiek per gegeven scoringsmethodiek per beoordelingsmethodiek en minimum eis
5.9 Consistentie in de uitvraag Aspect 9 beschrijft of het gebruik van de onderwerpen consistent is. Hierbij wordt op 5 kenmerken onderzocht (zie paragraaf 1.4.4.2 en 2.5.9). Criteria, sub-gunningscriteria en eisen worden niet consistent toegepast in aanbestedingen, daarom lijkt het net of dat bij elke aanbesteding het wiel opnieuw moet worden uitgevonden, terwijl inhoudelijk de aanbestedingen best veel op elkaar lijken (zie paragraaf 1.4.4.2, kenmerk 2 van niveau 1). In aanbestedingsdocumenten worden soms verschillenhet criterium gebruikt, terwijl de verschillende criteria als hetzelfde worden toegepast, dus verschillende termen voor dezelfde definitie (zie paragraaf 1.4.4.2, kenmerk 1 van niveau 1). Dit is ook waargenomen in de onderzoek van het Economisch Instituut voor de Bouw.97 Bijvoorbeeld procesmatig lijken – zelfde soort −projecten veel op elkaar, hierdoor kan ervaring worden opgebouwd door de deelnemende actoren en die ervaring kan worden gebruikt bij de volgende project(en), zodat dat dan niet dezelfde fouten worden gemaakt, hierdoor ontstaat er vooruitgang/ontwikkeling/progressie. Maar weinig ontwikkeling/progressie is waargenomen in aanbestedingsdocumenten, want als het sub-gunningscriteria duurzaamheid als voorbeeld wordt genomen, dan zitten bij de soort opdrachtgevers bijna dezelfde soort opdrachtgevers die het subgunningscriteria duurzaamheid wel vragen of niet vragen (zie Figuur 19). Dit kan ook worden waargenomen als per provincie wordt gekeken. In bijna dezelfde provincie dat het subgunningscriteria duurzaamheid wel gevraagd wordt, wordt het ook niet gevraagd (zie Figuur 19). Dit zelfde verschijnsel vindt ook plaats bij soort werk. Bij bijna alle zelfde soort werken kan het subgunningscriteria duurzaamheid wel gevraagd worden of niet (zie Figuur 19). Deze inconsistentie wordt bijna bij alle criteria/sub-gunningscriteria/eisen/beoordelingssystemen waargenomen. Misschien is het zo dat het in de praktijk, wanneer het project daadwerkelijk wel uitgevoerd dat de criteria wel meer consistent worden toegepast, maar dat is in iedere geval niet te vinden in dit onderzoek. In Nederland worden werken op een maatschappelijke aanbesteed, maar de methode is nog versnipperd.
97
Hardeman, S. (2015). Succesvolle EMVI aanbestedingen: Aanbevelingen voor opdrachtgevers en opdrachtnemers (pp. 7 – 9). 65
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten
2015
Figuur 19: Duurzaamheid per soort opdrachtgever of provincie of soort werk
66
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten
2015
5.10 Overige bevindingen en onnauwkeurigheid in de dataset Naast de gevonden resultaten met betrekking tot de aspecten en onderwerpen zijn ook overige bevindingen gedaan. Dit zijn onder andere bevindingen over het proces en een overzicht van: Afgebroken aanbestedingen; Incomplete aanbestedingen; Uitgestelde aanbestedingen. Tevens wordt ook een onnauwkeurigheid in de dataset beschreven. 5.10.1 Overzicht van afgebroken, incomplete aanbesteding en aanbestedingen met een uitstel Deze paragraaf behandelt de afgebroken en incomplete aanbestedingen en uitstel van aanbestedingen. Deze onderwerpen vallen in de ISO 26000-norm onder: Verantwoorde politieke betrokkenheid (6.6.4 onderwerp 2); Eerlijke marketing, feitelijke en onbevooroordeelde informatie en eerlijke werkwijzen bij het sluiten van contracten (6.7.3 onderwerp 1). Met betrekking tot publieke opdrachten is de politiek verantwoordelijk voor het goedkeuren van aanbestedingen en om erop toe te zien dat de informatie in de aanbesteding/opdracht eerlijk, (zo) volledig (mogelijk), transparant , feitelijk en onbevooroordeeld is. 5.10.1.1 Afgebroken aanbestedingen Het maken van aanbestedingen wordt gefinancierd met overheidsgeld. Dit geld is indirect van de maatschappij. 5,5 procent van alle aselecte aanbestedingen wordt afgebroken. Relatief worden aanbestedingen met selectie vaker afgebroken dan openbare aanbestedingen. In de eerder genoemde 5,5 procent van de aanbestedingen worden wel transactiekosten gemaakt. Dit zijn faalkosten. Faalkosten gaan ten koste van andere maatschappelijke belangen. Dit is niet in lijn met MVA. Tevens maken inschrijvende partijen transactiekosten die uiteindelijk faalkosten worden wanneer een aanbesteding wordt afgebroken. 5.10.1.2 Incomplete aanbestedingen Incompleet heeft in dit onderzoek betrekking op het ontbreken van een bestek, een aanbestedingsleidraad of een ander document dat wel aanwezig hoort te zijn omdat daar in de publicatie naar wordt verwezen. Dit wil niet zeggen dat het bestek of de aanbestedingsleidraad niet bestaat. 2,5 procent van de openbare aanbestedingen zijn incompleet. Over aanbestedingen met selectie kan op dit gebied geen conclusie getrokken worden omdat de informatie van aanbestedingen met selectie niet openbaar toegankelijk is. Incomplete informatie kan tot onduidelijkheid leiden bij de inschrijvers met als resultaat minder inschrijvingen op de aanbesteding. Dit kan tot een situatie leiden met onvoldoende concurrentie en het kan zorgen voor meer invloed op de financiële resultaten en toeleveringsrisico’s (zie Figuur 4 Kraljic’s matrix). 5.10.1.3 Uitgestelde aanbestedingen Uitstel kan tot onduidelijkheid leiden bij de inschrijvers omdat zij niet weten tot wanneer de aanbesteding is uitgesteld. Dit kan resulteren in minder inschrijvingen op de aanbesteding wat kan leiden tot een situatie met onvoldoende concurrentie, met als gevolg meer invloed op de financiële resultaten en toeleveringsrisico’s (zie Figuur 4 Kraljic’s matrix). Tevens worden ook transactiekosten gemaakt die misschien faalkosten worden wanneer onduidelijkheid ontstaat over het vervolg van de aanbesteding. Dit is niet in lijn met MVA. 1 procent van de aanbestedingen wordt uitgesteld. Relatief worden aanbestedingen met selectie minder vaak uitgesteld dan openbare aanbestedingen. Het resultaat van het aselecte onderzoek laat zien dat uitstel van aanbestedingen relatief weinig vaak voorkomt.
67
Hoofdstuk 5: De kwantitatieve resultaten
2015
5.10.2 Onnauwkeurigheid in de dataset en overige bevindingen over het proces De steekproef zelf heeft een onnauwkeurig van 7 procent (zie Tabel 7: Aantal steekproeven afhankelijk van nauwkeurigheidsmarge en betrouwbaarheid), maar het creëren/samenstellen/vormen van de dataset heeft ook een onnauwkeurigheid. Hoe groot deze onnauwkeurigheid is is niet bekend. Deze onnauwkeurigheid is ontstaan doordat: In aanbestedingsdocumenten soms verschillende criteria worden gebruikt terwijl de verschillende criteria op hetzelfde worden toegepast (verschillende termen voor dezelfde definitie). Dit zorgt soms voor verwarring; Bijna geen een aanbesteding dezelfde structuur heeft. RAW-bestekken hebben over het algemeen dezelfde structuur, maar ook daarin zijn (relatief veel) verschillen. Dit maakt het relatief lastig om de juiste informatie te vinden omdat hele aanbestedingsdocumenten moeten worden doorgenomen om de juiste informatie te vinden; De informatie vaak versnipperd is ingedeeld. De informatie kan gevonden worden in een: o Aanbestedingsdocument o Aanbestedingsleidraad o Inschrijvingsleidraad o Bestek/Vraagspecificatie/ Programma van Eisen Soms staat alles in het bestek, soms staat het in de aanbestedingsleidraad, soms in de inschrijvingsleidraad en soms is de nodige informatie gewoon niet beschikbaar waardoor het lijkt alsof de aanbesteding incompleet is geplaatst op Tenderned of Aanbestedingskalender. Relatief vaak moeten verschillende documenten doorzocht worden om de juiste informatie te vinden, als die er is. De wijze waarop informatie op Aanbestedingskalender en/of Tenderned wordt gezet soms rommelig is. De publicatie is altijd op Tenderned te vinden, maar de documenten kunnen beschikbaar zijn op: o Tenderned o Aanbestedingskalender o Negometrix.com o Commerce-hub.com o Zri.nl o tender.ibisapps.nl Tevens kan het zo zijn dat de inschrijvende partij meerdere documenten moet openen voordat het juiste document gevonden is. Soms staat in de titel van het document niet dat het het bestek , de aanbestedingsleidraad of iets anders is. Een duidelijkere en meer praktische indeling op Tenderned kan een manier zijn om dit probleem op te lossen.
68
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Hoofdstuk 6: Analyse Dit hoofdstuk bevat de vergelijking tussen de theoretische beschrijving van MVA en de onderzoeksresultaten en geeft antwoord op de negende en tiende onderzoeksvraag:
Is er een verschil tussen de onderwerpen die relevant kunnen zijn voor MVA in theorie en de onderwerpen die worden toegepast met betrekking tot MVA in aanbestedingen in de praktijk? Hoe kunnen aanbestedingen relatief maatschappelijk verantwoorder worden gemaakt?
De analyse bestaat uit drie delen (zie Figuur 20): [1] In het eerste deel worden de onderwerpen van de aspecten 2 tot en met 8 geanalyseerd (zie Figuur 20). Het tweede en derde deel bevatten de analyses met betrekking tot het algehele overzicht of werken in Nederland op een maatschappelijk verantwoordelijke methode worden aanbesteed (zie Figuur 20). [2] Het tweede deel van de analyse heeft betrekking op het niveau dat maatschappelijke onderwerpen in aanbestedingen voorkomen (aspecten 2 tot en met 8 hebben hier betrekking op). [3] Het derde deel van de analyse heeft betrekking op het niveau van de consistent/systematisch in de uitvraag (aspect 9 heeft hier betrekking op). Het aspect wettelijk kader heeft geen betrekking op de analyse. Vandaar dat dit aspect niet beschreven wordt in dit hoofdstuk.
Conclusie en aanbevelingen
Aspect 1: Wettelijk kader Analyse per niveau
Analyse deel 2: Niveaus van maatschappelijke onderwerpen
Analyse deel 3: Niveaus van de consistentie in de uitvraag
Analyse per aspect Analyse deel 1: aspecten 2 t/m 8
*
Analyse van aspect 9**
Figuur 20: Overzicht opzet analyse
* Het negende aspect is geïntegreerd in de aspecten 2 tot en met 8 omdat elk aspect of onderwerp van een aspect wordt onderzocht op systematiek/consistentie (zie de drie verschillende niveaus van consistentie met de bijbehorende vijf kenmerken) ** Dit deel wordt beschreven in deel 3 van de analyse.
6.1 Deel 1: Analyse per onderwerpen van de aspecten 2 tot en met 8 De analyse van de onderwerpen van de aspecten 2 tot en met 8 vindt plaats tussen de theorie (hoofdstuk 2 en 3), de probleemanalyse (hoofdstuk 4) en de resultaten van de aselecte selectie (hoofdstuk 5). Om structuur en overzicht te geven aan de analyse is ervoor gekozen om een analysematrix te ontwikkelen. Voor zover bekend is deze analysematrix nog niet eerder beschreven 69
Hoofdstuk 6: Analyse
2015
in de literatuur. Deze analysematrix is ontwikkeld voor dit onderzoek om te analyseren hoe welke onderwerpen van MVA zich aan het ontwikkelen zijn in theorie en praktijk. Om de verschillende ontwikkelingen weer te geven zijn zes categorieën ontwikkeld. Om de aspecten of onderwerpen van de aspecten in de verschillende categorieën in te kunnen delen zijn verschillende definities voor de zes categorieën ontwikkeld. 6.1.1 Analyse van de aspecten en onderwerpen van de aspecten Tabel 8 bevat de analysematrix. Tabel 9 beschrijft de analyse per aspect of onderwerp. Daarnaast zijn algemene adviezen ontwikkeld voor verder onderzoek naar de zes categorieën. Om de resultaten van de analysematrix te evalueren en te controleren is een panelbijeenkomst georganiseerd. Tabel 8: Analysematrix
Analyse
Praktijk
Theorie Wel Weinig Niet
Wel
Niet
I III V
II IV VI
I: Criteria die beschreven worden in de theorie en gebruikt worden in de praktijk. II: Criteria die gebruikt worden in de praktijk, maar niet bekend zijn in de theorie. III: Criteria die weinig gebruikt worden in de praktijk, maar wel beschreven worden in de theorie. IV: Criteria die weinig in praktijk noch in theorie beschreven worden. V: Criteria die niet gebruikt worden in de praktijk, maar wel beschreven worden in de theorie. VI: Criteria die niet in de praktijk noch in de theorie beschreven worden.
6.1.2 Definities voor de indeling van de matrix De analysematrix bestaat uit een praktijk- en een theoriegedeelte. Als een aspect of onderwerp van een aspect in de literatuur wel beschreven is, dan wordt het aspect en/of onderwerp onderverdeeld in I, III of V. Als een aspect of onderwerp van een aspect in de literatuur niet beschreven is, dan wordt het aspect of onderwerp onderverdeeld in II, IV of VI. De verdeling van het praktijkgedeelte hangt af van de onderzoeksresultaten van een aspect of onderwerp van een aspect. Elk aspect of onderwerp van een aspect kan tussen de 0 procent en 100 procent voorkomen. Voor het praktijkgedeelte van de analysematrix zijn de volgende definities toegepast: Wel: wordt gedefinieerd als een aspect of onderwerp meer dan 25 procent98 voorkomt in aanbestedingen; Weinig: wordt gedefinieerd als een aspect of onderwerp minder of gelijk aan 25 procent voorkomt in aanbestedingen; Niet: wordt gedefinieerd als een aspect of onderwerp 0 procent voorkomt in aanbestedingen.
98
De grens van 25 procent is willekeurig gekozen. De keuze van de grens heeft geen wetenschappelijke onderbouwing. De grens is gekozen om aan te geven of een onderwerp of aspect weinig of vaak voorkomt. Als de grens zou veranderen, dan kunnen sommige aspect of onderwerpen in andere categorie verdeeld worden. De grens beintvloedt niet of aspecten of onderwerpen die 0 procent voorkomen in dit onderzoek (bijvoorbeeld categorie II, IV, V en VI).
70
Hoofdstuk 6: Analyse
2015
Tabel 9: Analyse van de aspecten
Aspecten en gerelateerde onderwerpen van de aspecten met percentage dat ze voorkomen in alle aanbestedingen
Theorie en Praktijk
Uitleg
De opdracht verdelen in percelen kan helpen om MKO’s toegang te geven tot de aanbesteding. Blijkbaar wordt daar weinig gebruik van gemaakt. In het kader van MVA zouden niet alleen grote ondernemingen moeten kunnen profiteren van 2. Percelen [9,5 %] opdrachten, maar ook de MKO’s. Echter, in de praktijk komt dit III relatief weinig voor. Meer onderzoek is nodig om te bepalen wat de oorzaak hiervan is en hoe MKO’s meer betrokken kunnen worden bij aanbestedingen om het meer maatschappelijk verantwoord te maken. Varianten kunnen helpen om ontwerpen/oplossingen te optimaliseren. Direct kan de opdrachtgever en eventueel ook de opdrachtnemer baat bij hebben. Indirect kan het optimaliseren meer inkomsten en rijkdom creëren voor de maatschappij. Het wordt weinig gevraagd door de 3. Varianten [4 %] opdrachtgever, omdat de opdrachtgever niet weet hoe dit III wetmatig correct beoordeeld kan worden. Een kansendossier als sub-gunningscriteria bij EMVI-aanbestedingen kan een oplossing zijn om varianten in te kunnen leveren door de opdrachtnemer en voor de opdrachtgever te beoordelen zonder in wettelijke problemen te komen. Uitsluitingsgronden komen in alle aanbestedingen voor. 4. Uitsluitingsgronden Onderzoek naar dit aspect kan van toepassing zijn als er een I [100 %] vraag is naar uitsluitingsgronden die maatschappelijk kunnen zijn. Onderzoek naar geschiktheidseisen kan van toepassing zijn als er een vraag is naar geschiktheidseisen die maatschappelijk 5. Geschiktheidseisen kunnen zijn (zie hoofdstuk 6 deel 2). Een vraag kan zijn: zit er I [100 %] voldoende structuur in deze geschiktheidseisen waardoor de inschrijving efficiënt kan gebeuren? Financiële en economische draagkracht Om de economie te stimuleren is het niet altijd handig om een bankverklaring te vragen omdat het vanwege de huidige economische crisis (Alpen, 2013; Duijkers & Hogerbrug, 2013; Jacobs, 2013) voor sommige bedrijven moeilijk is om een bankverklaring te krijgen waardoor ze niet kunnen voldoen aan de geschiktheidseis. Dit kan tot een situatie leiden met onvoldoende concurrentie. Dit kan zorgen voor meer invloed op 5.1 Bankverklaring [50 %] I de financiële resultaten en toeleveringsrisico’s (zie Figuur 4 Kraljic’s matrix). Het is aan de opdrachtgever om te bepalen of het nodig is om een bankverklaring te vragen. Zo ja, welk percentage is acceptabel? Is het markt belasten wel nodig? Dit is de vraag die de opdrachtgever zichzelf moet stellen. Meer onderzoek is nodig om te bepalen of deze geschiktheidseis tot een beperkt aantal inschrijvende partijen leidt vanwege de 71
Hoofdstuk 6: Analyse
5.2 Verzekering [72 %] 5.3 Omzetverklaring [17,5 %]
I
III
5.4 Balansuittreksel [6 %]
2015
economische crisis en zo ja welke invloeden dit heeft op aanbestedingen. De opdrachtnemer vraagt relatief vaak om een verzekering. In de meeste gevallen gaat het om een zogenaamde C(onstructie) A(ll) R(isks)-verzekering (CAR-verzekering). In de andere gevallen staat het rijk zelf garant. Komen in aanbestedingen relatief weinig voor, maar misschien is het in de praktijk ook niet altijd van toepassing. Om dit te kunnen bepalen is meer onderzoek nodig naar deze geschiktheidseisen.
Technische bekwaamheid
5.5 Ervaring [80 %]
I
Certificaten [84 %]: 5.6 ISO 9001 (kwaliteitscontrole) [68 %] 5.7 VCA (veiligheid) [65,5 procent]
I
5.8 ISO 14001 (milieubeheer) [2 %]
Overige geschiktheidseisen 5.9 Eigen verklaring [100 %] 5.10 Belangenverstrengeling [14 %]
III
I
III
Komt in aanbestedingen relatief vaak voor, maar in 43 procent van de gevallen zijn de kerncompetitie(s) niet doelmatig. 99 De aanpak van Duurzaam GWW (zie Appendix C) kan helpen om de kerncompetitie(s) doelmatiger te maken. Voor duurzame gebouwen kan BREEAM een doelmatige aanpak zijn. Certificaat voor een maatschappelijke criteria kan een middel zijn om maatschappelijke criteria bij opdrachtnemers tot een bepaald niveau te ontwikkelen. In kader van maatschappelijke belangen zou, waar van toepassing, vaker gevraagd kunnen worden naar kwaliteitscontrole (ISO 9001), veiligheid (VCA) en milieubeheer (ISO 14001). De overheid is bezig met het ontwikkelen van een veiligheidsladder. Het is hetzelfde principe als voor de CO2 Prestatieladder, maar dan op het gebied van veiligheid. De verschillende niveaus geven weer hoe veilig een opdrachtnemer is. Komt in alle aanbestedingen voor. Komt in aanbestedingen relatief weinig voor, maar misschien is het in de praktijk ook niet altijd van toepassing. Om dit te kunnen bepalen is meer onderzoek nodig naar deze geschiktheidseis.
6. Sub-gunningscriteria Reliability (bedrijfszekerheid) 6.1 Plan van Aanpak [31 %] 6.2 Projectmanagement [13,5 %] 6.3 Risicomanagement [19 %] 6.4 Kansendossier [1,5 %] 6.5 Ontwerpervaring [1,5 %] Availability 99
I
III III III III V
Komt relatief vaak voor, maar de vraag is of het altijd praktisch is om het te vragen en is het wel de meest optimale, efficiënte en/of effectieve aanpak voor een aanbesteding? Hier kan meer onderzoek naar gedaan worden. Komen in de praktijk relatief weinig voor. Een of meerdere van deze sub-gunningscriteria kan de volgende prestatieladder zijn om meer bewustheid te creëren bij de markt. Meer onderzoek is nodig om de ontwikkeling van deze sub-gunningscriteria verder te stimuleren. Onder beschikbaarheid kan worden vermeld hoe lang een
Fijneman, J. (2014). Voor de baat uit…? (pp. 06 – 15).
72
Hoofdstuk 6: Analyse
2015
(beschikbaarheid) [0 %]
project op jaarbasis in gebruik is. Hierover worden geen meldingen gedaan in de aanbestedingen van het aselecte onderzoek. Dit criterium is in dit aselecte onderzoek niet waargenomen, maar misschien komt het wel bij andere aanbestedingen voor die niet onderzocht zijn. Om dit te kunnen bevestigen is meer onderzoek nodig. Maintainability (onderhoudbaarheid) Dit CO2-gerelateerde sub-gunningscriterium komt in aanbestedingen relatief weinig voor omdat de huidige CO2 Prestatieladder niet meer onderscheidend is. De oorzaak hiervan is dat relatief veel opdrachtnemers al op niveau 3, 4 of 5 zitten. Óf er moet een meer onderscheidende CO2 Prestatieladder komen óf de overheid gaat een ander onderwerp maatschappelijk bewust maken. Volgens overweging 97 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU mogen sub-gunningscriteria die verband houden met het gehele productieproces niet meer gevraagd worden (bijvoorbeeld MVO en/of de huidige vorm van de CO2 Prestatieladder). De Richtlijn 2014/24/EU loopt voor op de Nederlandse 6.6 CO2 gerelateerd Aanbestedingswet. De Nederlandse regering heeft twee jaar de [19 %]: tijd om de Aanbestedingswet aan te vullen met de Richtlijn CO2 Prestatieladder 2014/24/EU. Als overweging 97 van de Europese Richtlijn III [11 %] 2014/24/EU wordt overgenomen in de nieuwe CO2-ambitieniveau Aanbestedingswet in 2016 mogen sub-gunningscriteria die [8,5 %] verband houden met het gehele productieproces niet meer gevraagd worden. Naast de CO2 Prestatieladder en het CO2-ambitieniveau kunnen in aanbestedingen eisen voorkomen die gerelateerd zijn aan de uitstoot van voertuigen die op de bouwplaats komen (bijvoorbeeld minimaal EURO-5 motoren bij vrachtwagens of alleen hybride auto’s op de bouwplaats). Hier wordt relatief weinig gebruik van gemaakt tijdens aanbestedingen. Meer onderzoek is nodig om de oorzaak hiervan te bepalen en te onderzoeken welke maatregelen nodig zijn om deze subgunningscriteria verder te stimuleren. 6.7 Duurzaamheid [12,5 %] 6.8 Storingen [7 %] Environment (omgeving) 6.9 Omgevingsmanagement [22 %] 6.10 Logistiek [3 %] 6.11 Sub-gunningscriteria die een enkele keer gevraagd werden: Projectadministratie Asset-management Nazorg
III
III
Komen in de praktijk relatief weinig voor en misschien zijn ze in de praktijk niet altijd relevant. Een of meerdere van deze gunningscriteria kan/kunnen de volgende prestatieladder zijn om meer bewustheid te creëren bij de markt. Meer onderzoek is nodig om de ontwikkeling van deze sub-gunningscriteria verder te stimuleren. Op alle sub-gunningscriteria valt relatief nog veel winst in maatschappelijke en commerciële zin te halen. Bijvoorbeeld door de logistiek rondom een project slimmer, duurzamer, effectiever en efficiënter in te plannen wat al snel kan resulteren in (Platform logistiek in de bouw, 2014): Minder vervoersbewegingen woon-/werkverkeer; Minder luchtverontreiniging; Veiligheid en minder overlast voor omwonenden. 73
Hoofdstuk 6: Analyse
2015
6.12 Sub-gunningscriteria die nooit gevraagd werden in dit aselecte onderzoek [0 %] BIM; Deze sub-gunningscriteria zijn in dit aselecte onderzoek niet Ketensamenwaargenomen, maar misschien komen ze wel bij andere werking; aanbestedingen voor die niet onderzocht zijn. Meer onderzoek V Dubocalc; is nodig om de oorzaak hiervan te bepalen en te onderzoeken BREEAM; welke maatregelen nodig kunnen zijn om deze sub Cradle to cradle gunningscriteria verder te stimuleren. (C2C); LifeCycle Costs (LCC); Total Cost of Ownership (TCO). 7. Overige onderwerpen Klasse 1: Criteria die zowel geschiktheidseisen als sub-gunningscriteria Komt in aanbestedingen relatief vaak voor, maar misschien is 7.1 Social return [43,5 %] het in de praktijk niet altijd van toepassing. Om dit te I achterhalen is meer onderzoek nodig. Past performance is een geschikte wijze om een opdrachtnemer te belonen voor zijn goede werk. Hiervan kan de opdrachtnemer profiteren bij volgende opdrachten. Helaas wordt past performance relatief weinig gevraagd of 7.2 Past performance beoordeeld. De reden hiervan kan zijn dat er geen eenduidige III [6 %] richtlijn bestaat over de beoordeling van past performance. De overheid is bezig om een standaard voor past performance te maken. Dit kan een ladder worden zoals de CO2 Prestatieladder. 7.3 Verkeersmaatregelen I Komen in aanbestedingen relatief vaak voor, maar misschien is [64 %] het in de praktijk niet altijd van toepassing. Dit zijn 7.4 Veiligheidsplan onderwerpen die in de praktijk misschien meer aandacht nodig I [82,5 %] hebben, want in de praktijk is niet altijd duidelijk hoe op een Klasse 2: Geëiste criteria in het onderwerp wordt gecontroleerd. Om dit te achterhalen is meer contract onderzoek nodig. 7.5 Hinderplan [43,5 %] I 7.6 Ketenaansprakelijkheid [21 %]
III
7.7 Arbeidsomstandigheden [67,5 %]
I
7.8 Vreemdelingenarbeid [37 %]
I
Komt in aanbestedingen relatief weinig/vaak 100 voor, maar misschien is het in de praktijk niet altijd van toepassing. Dit zijn wel onderwerpen die in de praktijk misschien meer aandacht nodig hebben, want in het kader van het maatschappelijk belang kan dit relevant zijn. Wet- en regelgeving maken het moeilijk voor de opdrachtgever om controles uit te oefenen tijdens het project. Het staat wel in het contract, maar hoe het in de praktijk wordt getoetst is eigenlijk belangrijker dan dat het alleen in het contract staat. Dit geldt ook voor andere onderwerpen, zoals
100
Afhankelijk van welke criteria bekeken wordt, voor ketenaansprakelijk is het weining en voor arbeidsomstandigheden is het vaak.
74
Hoofdstuk 6: Analyse
7.9 Geen kinderarbeid producten [0,8 %]
7.10 Keurmerken [46 %]: Komo/KIWA/KEMA/ GASTEC (bouwstoffen) [42,5 procent] FSE/TPAC (hout) [11,5 %]
7.11 Vergoeding [6 %]
2015
vreemdelingenarbeid en producten die door kinderen zijn geproduceerd. Meer onderzoek is nodig om te achterhalen hoe deze onderwerpen in de praktijk getoetst worden. III
I
III
III
De Wet Aanpak Schijnconstructies is aangenomen om werknemers beter te beschermen in de praktijk. Of dit daadwerkelijk gaat werken moet nog blijken. Komt in aanbestedingen relatief weinig/vaak 101 voor, maar misschien is het in de praktijk ook niet altijd van toepassing. Dit zijn wel onderwerpen die in de praktijk misschien meer aandacht nodig hebben, want in het kader van het maatschappelijk belang kan het wel relevant zijn. Om dit te bepalen is meer onderzoek naar deze eisen nodig. In het kader van het maatschappelijk belang is het niet logisch dat relatief weinig inschrijvende partijen een vergoeding krijgen. Ook omdat is gebleken dat de transactiekosten voor EMVI-aanbestedingen voor inschrijvende partijen relatief hoog zijn in vergelijking met laagste-prijsaanbestedingen. Hierdoor zou de opdrachtgever vaker een financiële vergoeding kunnen uitkeren die enigszins in verhouding staat tot de kosten die inschrijvende partijen maken. Natuurlijk moet de inschrijving wel voldoen aan de eisen van de opdracht. Door de hoge transactiekosten heeft een op de twee opdrachtnemers in 2012 en 2013 afgezien van een inschrijving (Hardeman, 2014). Dit kan tot een situatie leiden met onvoldoende concurrentie en kan zorgen voor meer invloed op de financiële resultaten en toeleveringsrisico’s (zie Figuur 4). Meer onderzoek is nodig om te bepalen of het niet uitkeren van vergoedingen tot een beperkt aantal inschrijvende partijen leidt vanwege de economische crisis en zo ja, welke invloeden dit heeft op aanbestedingen.
8. Beoordelingssystemen
8.1 Abnormale inschrijvingen [10 %]
8.2 EMVIwegingsmethodiek [N.V.T. %]
III
[N.V.T.]
Komt in aanbestedingen relatief weinig voor, maar misschien is het in de praktijk ook niet altijd van toepassing. Dit is wel een onderwerp dat in de praktijk misschien meer aandacht nodig heeft, want in het kader van het maatschappelijk belang kan het wel relevant zijn. Hoe het onderwerp in de praktijk gecontroleerd wordt is ook van belang. Meer onderzoek moet plaatsvinden naar hoe abnormale inschrijvingen beter kunnen worden waargenomen. Gunnen op waarde wordt relatief het vaakst gebruikt in dit aselecte onderzoek. Daarna volgt het puntenmodel. De waardeprijsmethode is in dit aselecte onderzoek niet voorgekomen. Het kan zo zijn dat de waarde-prijsmethode wel bij andere aanbestedingen voorkomt. Om dit te bevestigen is meer onderzoek nodig. Bij gunnen op waarde is geen enkel bedrag van een subgunningscriteria gelijk aan elkaar geweest in dit aselecte onderzoek. Dit komt overeen met de doelen van een project. 75
Hoofdstuk 6: Analyse
8.3 Scoringsmethodiek [73 %]
III
8.4 Beoordelingsmethodiek [N.V.T. %]
[N.V.T.]
2015
Meestal heeft een project een hoofddoel en meerdere subdoelen. Dit kan worden waargenomen aan de hand van de hoogte van de bedragen die bepaalde sub-gunningscriteria toegewezen krijgen. Bij 40 procent van de EMVIaanbestedingen waarbij het puntenmodel gebruikt wordt is het gewicht tussen de gunningscriteria gelijk verdeeld. Dit houdt in dat de doelen in deze specifieke projecten voor de opdrachtgever even belangrijk waren, want in het gewicht van de gunningscriteria zit geen onderscheidend vermogen. Het is lastig om voor te stellen dat alle doelen in een aanbesteding gelijk aan elkaar zijn. Meestal is een hoofddoel aanwezig en de andere doelen zijn subdoelen. Om de oorzaak hiervan te achterhalen is meer onderzoek nodig. Bij de meeste aselecte aanbestedingen is de scoringsmethodiek weergegeven. Maar 14 procent van de EMVI-aanbestedingen geeft dit niet weer. Dit kan tot manipulatie van de winnende inschrijving leiden. Wettelijk is ook niet vastgelegd dat de scoringsmethodiek vermeld moet worden in een aanbesteding. Het melden van de scoringsmethodiek moet wel wettelijk verplicht worden. Dit is ook in het kader van de basisbeginselen (zie paragraaf 2.5.1). Door gebruik te maken van een geldigheidsdrempel en puntentoekenning worden punten toegekend wanneer aan de geldigheidsdrempel is voldaan. Door deze manier van beoordeling (puntentoekenning en geldigheidsdrempel) ontstaan twee effecten: [1] Het onderscheidend vermogen tussen inschrijvingen wordt kleiner vanwege de geldigheidsdrempel. [2] Prijs blijft de doorslaggevende factor ook al heeft kwaliteit relatief een grotere factor, maar door de geldigheidsdrempel wordt het gewicht van kwaliteit verminderd. Bij ongeveer 20 procent van alle EMVI-aanbestedingen is de kans relatief groot dat deze twee effecten zich voordoen. Hoe hoog deze kans is, is niet bekend. Een eventueel vervolgonderzoek kan misschien bepalen hoe hoog deze kans is. Dit risico kan worden beperkt door een andere manier van puntentoekenning (bijvoorbeeld voor ‘voldoende’ krijg je een 2/10 en voor ‘uitstekend’ een 10/10). Hierdoor wordt de doorslaggevende factor van kwaliteit groter (in plaats van een voldoende is 6/10). Een ander voorbeeld is de score van 0 t/m 4 te gebruiken. Als er geen gebruik wordt gemaakt van een geldigheidsdrempel kunnen deze twee effecten ook worden beperkt/voorkomen.
76
Hoofdstuk 6: Analyse
2015
6.1.3 Algemene adviezen voor de zes categorieën Algemene adviezen voor de zes categorieën in Tabel 8: I: de onderwerpen in deze categorie kunnen onderzocht worden voor een meer optimale werking in de praktijk met betrekking tot MVA; III: de onderwerpen in deze categorie kunnen onderzocht worden om te achterhalen waarom ze in de praktijk relatief weinig worden toegepast en wat er moet veranderen zodat ze vaker in de praktijk worden gebracht met betrekking tot MVA; V: de onderwerpen in deze categorie worden in de praktijk niet gebruikt, maar worden wel beschreven in de theorie. Meer onderzoek is nodig om te achterhalen waarom deze onderwerpen in de praktijk niet gebruikt worden. II, IV & VI: de onderwerpen in deze categorie worden in de praktijk niet gebruikt en worden in de theorie niet beschreven. Dit soort onderwerpen zijn in dit onderzoek niet waargenomen. Het niet waarnemen van dit soort onderwerpen kan te maken hebben met de beschikbare tijd dat beschikbaar is voor dit onderzoek. Misschien kan meer inzicht in deze categorieën verkregen worden als er meer tijd beschikbaar is en er zo meer interviews met de mensen uit de praktijk kunnen worden afgenomen. Meer onderzoek is nodig om te valideren of onderwerpen in deze categorie wel bestaan en/of relevant kunnen zijn voor MVA. 6.1.4 Panelbijeenkomst voor de evaluatie en controle van de analysematrix In de tijd die beschikbaar was voor dit onderzoek is geprobeerd om een zo compleet mogelijke theoretische beschrijving van MVA te ontwikkelen in hoofdstuk 2 en 3. Om dit enigszins te kunnen controleren is een panelbijeenkomst georganiseerd om deze theoretische beschrijving te evalueren (zie Appendix C). Dit panel bestond uit: Manager van het Aanbestedingsinstituut; Manager van Inkoop- en Contractmanagement bij Rijkswaterstaat; Sustainability manager van Van Oord. De aanbevelingen van deze panelbijeenkomst bestonden hoofdzakelijk uit vier onderwerpen: 1) Bewustheid creëren bij het bedrijfsleven door middel van een prestatieladder. Hierbij is het advies dat voor verschillende maatschappelijke onderwerpen een prestatieladder wordt ontwikkeld, maar de hoeveelheid prestatieladders moet per tijdseenheid beperkt blijven. Hierdoor heeft het bedrijfsleven de tijd om zich aan te passen en te ontwikkelen volgens een prestatieladder en kan het gewenste resultaat van de prestatieladder worden behaald. Bewustheid kan ook gecreëerd worden door maturity-modellen, maar dit is afhankelijk of het model niet tegenstrijdig is met de basisbeginselen. 2) Doelen van duurzaamheid beter vertalen in het project. Dit kan door gebruik te maken van de aanpak van Duurzaam GWW (zie Appendix C). Voor duurzame gebouwen kan BREEAM een doelmatige aanpak zijn. 3) Criteria opdelen volgens de RAMS(HEC)-methodiek. De opdeling van de RAMS(HEC) maakt de indeling van onderwerpen overzichtelijker en geeft aan hoe bepaalde onderwerpen invloed op elkaar kunnen hebben;101 4) Om versnippering te beperken en eenduidigheid te creëren binnen aanbestedingen en de transactiekosten van EMVI-aanbestedingen omlaag te brengen kan ervoor worden gekozen om nationaal gebruik te maken van gestandaardiseerde documenten, criteria, subgunningscriteria, eisen en beoordelingssystemen. Hierbij gaat het om het feit dat de lay-out 101
Dit is niet de standaard RAMS(HEC)-methodiek zoals Rijkswaterstaat deze beschrijft (Rijkswaterstaat, 2010). Deze is iets aangepast omdat Rijkswaterstaat de methodiek alleen beschrijft voor de GWW-sector. Tevens de standaard RAMS(HEC) is product gericht, terwijl de RAMS(HEC) indeling die voor MVA wordt toegepast proces gericht sub-gunninsgcriteria zijn.
77
Hoofdstuk 6: Analyse
2015
gestandaardiseerd is en termen en definities van criteria, sub-gunningscriteria, eisen en beoordelingssystemen gestandaardiseerd zijn. Maar de verantwoordelijkheid van de invulling van de doelen, criteria, sub-gunningscriteria, eisen en beoordelingssysteem ligt bij de desbetreffende opdrachtgever. De opdrachtgever moet zelf bepalen wat relevant is voor de aanbesteding. De gestandaardiseerde documenten en criteria zijn een instrument die de opdrachtgever gebruikt om elke aanbesteding effectief en efficiënt op de markt te zetten. Naar standaardisering van documenten en criteria en de gevolgen en invloeden van standaardisering is geen onderzoek gedaan in dit onderzoek.
6.2 Deel 2: Analyse van het maatschappelijk niveau van aspecten 2 tot en met 8 In dit deel van hoofdstuk 6 vindt de analyse plaats van de aspecten 2 tot en met 8 in hoofdstuk 2, 3, 4 en 5. Maar deze keer gaat het om op welk niveau maatschappelijk wordt aanbesteed (zie paragraaf 1.4.4.1 en Tabel 1: Verschillende niveaus van MVA, niveau A, B en/of C). In dit aselecte onderzoek komen zeker maatschappelijke onderwerpen voor in aanbestedingen (zie Niveau B van Tabel 1: Verschillende niveaus van MVA). Sommige onderwerpen komen relatief vaker voor dan andere onderwerpen (zie Tabel 9). Een van de onderwerpen wordt zelfs progressief ingezet (zie Niveau C van Tabel 1). Dit is de CO2 Prestatieladder. De CO2 Prestatieladder is een goed voorbeeld dat laat zien hoe bewustheid gecreëerd kan worden bij de markt en dat de markt zich daardoor tot een bepaald niveau kan ontwikkelen. Dit betekent wel dat de huidige vorm van de CO2 Prestatieladder niet meer onderscheidend is omdat relatief veel opdrachtnemers al op niveau 3, 4 of 5 zitten. Een andere soort prestatieladder kan worden geïntroduceerd, bijvoorbeeld: Social return; Past performance; Veiligheidsladder; Duurzaamheid: de opdrachtnemer laat zien welke systematiek toegepast wordt om duurzaamheid te implementeren in een project; RAMS(HEC)-methodiek102: de opdrachtnemer laat zien welke systematiek toegepast wordt om een RAMS(HEC)-criterium te implementeren in een project. Wanneer de RAMS(HEC)methodiek in zijn geheel wordt toegepast hoeft duurzaamheid, past performance, social return en veiligheidsladder niet meer los te worden behandeld omdat deze een deel zijn van de RAMS(HEC)-methodiek. Het doel van een prestatieladder is om een bepaalde bewustheid te creëren en ervoor te zorgen dat de markt zich tot een bepaald niveau ontwikkelt. Maar de hoeveelheid prestatieladders moet beperkt blijven binnen een tijdsinterval zodat de markt genoeg tijd heeft om zich daarin te ontwikkelen en het gewenste effect wordt gecreëerd bij de markt, de opdrachtgever en de maatschappij. Wanneer de betreffende prestatieladder niet meer onderscheidend is of er een bepaald niveau van ontwikkeling en/of bewustheid is gecreëerd, moet worden overgestapt op een andere prestatielader met een ander onderwerp of kunnen de eisen worden aangescherpt. Over het algemeen kan worden waargenomen dat aanbestedingen wel maatschappelijk zijn (Niveau B van Tabel 1) en dat een onderwerp progressief wordt ingezet (Niveau C van Tabel 1), maar dat is relatief nog weinig in vergelijking met de hoeveelheid maatschappelijke onderwerpen die in aanbestedingen voorkomen. Het doel van MVA is niet om alle problemen van het huidige aanbestedingsbeleid op te lossen en/of alle maatschappelijke problemen op te lossen. Maar MVA is een methode om een bijdrage te geven aan maatschappelijke oplossingen. Bijvoorbeeld het huidige klimaatprobleem kan niet opgelost 102
Zie paragraaf 3.5 en 3.6 voor meer uitleg.
78
Hoofdstuk 6: Analyse
2015
worden door MVA, maar door het toepassen van een CO2 prestatieladder kan ervoor gezorgd worden dat de CO2 uitstoot verminderd wordt.
6.3 Deel 3: Analyse van aspect 9 over de consistentie in de uitvraag Deze analyse vindt plaats tussen de theorie die is beschreven in hoofdstuk 2 en 3, de probleemanalyse in hoofdstuk 4 en de resultaten van de aselecte selectie in hoofdstuk 5. Tevens wordt weergegeven op welk niveau de uitvraag plaatsvindt (zie paragraaf 1.4.4.2 Tabel 1, niveau 1, 2 of 3). In aanbestedingsdocumenten worden soms verschillende criteria gebruikt terwijl de verschillende criteria als hetzelfde worden toegepast, dus verschillende termen voor dezelfde definitie (zie kenmerk 1 van Niveau 1). Dit is ook waargenomen in het onderzoek van het EIB.103 Tevens worden bij hetzelfde soort werk verschillende criteria, sub-gunningscriteria, eisen en/of beoordelingssystemen toegepast door de verschillende of dezelfde soort opdrachtgevers binnen een provincie of binnen het rijk (zie bijvoorbeeld Figuur 19: Duurzaamheid per soort opdrachtgever of provincie of soort werk). Deze versnippering wordt bij bijna alle criteria/subgunningscriteria/eisen/beoordelingssystemen waargenomen. In de uitvraag wordt dan ook versnippering waargenomen (zie Niveau 1 van Tabel 1). Deze bevinding over MVA komt overeen met de algemene bevindingen van aanbesteden. Vanuit een wettelijk perspectief zorgt versnippering er voor dat opdrachtnemers ongelijk behandeld worden. De ongelijke behandeling heeft in dit geval niet betrekking op een aanbesteding specifiek, maar de ongelijke behandeling heeft betrekking op alle aanbesteding van hetzelfde soort werk en/of opdrachtgever. De ongelijke behandeling is het gevolg van dat tussen aanbestedingen van hetzelfde soort werk en/of opdrachtgever verschillende criteria, sub-gunningscriteria, eisen en/of beoordelingssystemen toegepast worden. 6.4 Hoe verder? Om consistentie (en gelijkheid tussen dezelfde soort aanbestedingen en/of opdrachtgevers) te creëren kan een standaard worden ontwikkeld voor dezelfde definities van criteria, subgunningscriteria, eisen en beoordelingssystemen. Hierdoor wordt voldaan aan kenmerk 3 (zie beschrijving van Niveau 2 van Tabel 1). Om aan het vierde kenmerk (zie beschrijving van Niveau 2 van Tabel 1) te voldoen kan gekozen worden om aan de bestaande geschiktheidseisen de RAMS(HEC)criteria toe te voegen en deze toe te passen bij de sub-gunningscriteria. De RAMS(HEC)-methodiek kan door de opdrachtgever gebruikt worden als ‘kapstok’ om alle sub-gunningscriteria aan op te hangen. Dit maakt het overzichtelijk en geeft weer welke sub-gunningscriteria betrekking hebben op welke categorie (bijvoorbeeld kosten of bedrijfszekerheid). Als de RAMS(HEC)-criteria als geschiktheidseisen worden gebruikt dan toont te opdrachtnemer welk proces, welke systemen, welk budget, welk personeel en/of beleid in een bedrijf en/of project worden toegepast om een criteria en de kwaliteit daarvan te waarborgen tijdens een project. De invulling van deze criteria staat pas vast bij de gunning. Hierbij toont een opdrachtnemer hoe het proces, de systemen, het budget, het personeel en/of beleid specifiek bijdraagt aan het project waarvoor de aanbesteding plaatsvindt. Hierdoor worden de risico’s beperkt. Wanneer een opdrachtgever een overeenkomst aangaat met een opdrachtnemer dan zijn de opdrachtgever en de opdrachtnemer wederzijds afhankelijk van elkaar. Dus is het van belang voor de opdrachtgever en de maatschappij dat een opdracht/aanbesteding aan de meest geschikte opdrachtnemer wordt gegund. Als de opdrachtgever consistent/systematisch (zie paragraaf 1.4.4.2 niveau 2) aanbestedingen van werken aankondigt/publiceert/op de markt brengt dan kan een ontwikkeling plaatsvinden naar het volgende niveau van consistentie; een niveau waarbij ontwikkeling/progressie ontstaat (zie paragraaf 103
Hardeman, S. (2015). Succesvolle EMVI aanbestedingen: Aanbevelingen voor opdrachtgevers en opdrachtnemers (pp. 7 – 9).
79
Hoofdstuk 6: Analyse
2015
1.4.4.2 niveau 3). Een ontwikkeling/progressie waarbij bij een bepaald soort werk en/of opdrachtgever alleen een select aantal criteria, onderwerpen en eisen worden uitgevraagd. Bij een ander soort werk en/of opdrachtgever wordt een andere selectie van criteria, onderwerpen en eisen uitgevraagd. Hierdoor kunnen opdrachtnemers efficiënter en effectiever inschrijven bij aanbestedingen. Dit kan leiden tot een hogere prijs-kwaliteitratio wat gunstiger kan zijn voor de opdrachtgever. Hierbij kan de maatschappij indirect baat hebben.
80
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Hoofdstuk 7: Conclusie Dit hoofdstuk bevat de conclusie van het onderzoek (zie Figuur 21). Als eerste wordt de centrale probleemstelling weergegeven. Deze bestaat uit twee delen. Voor elk deel is een toetsingskader ontwikkeld om de centrale probleemstelling te kunnen beantwoorden. De conclusie wordt eerst per deel weergegeven en als laatste volgt de algehele conclusie die de centrale probleemstelling beantwoordt. Conclusie onderzoek
Conclusie deel 1
Conclusie deel 2
Toetsingskader deel 1: niveaus van maatschappelijke onderwerpen (zie paragraaf 1.4.4.1). De verschillende niveaus zijn: Niveau A; Niveau B; Niveau C.
Toetsingskader deel 2: niveaus van de consistentie in de uitvraag (zie paragraaf 1.4.4.2). De verschillende niveaus zijn: Niveau 1: Kenmerk 1 en 3; Niveau 2: Kenmerk 2 en 4; Niveau 3: Kenmerk 5.
Bevindingen van de hoofdstukken 2 t/m 6 van de aspecten 2 t/m 8
Bevindingen van de hoofdstukken 2 t/m 6 van aspect 9
Figuur 21: Overzicht opzet conclusie
De centrale probleemstelling voor dit onderzoek luidt als volgt: ‘Worden werken in Nederland aanbesteed op een maatschappelijk verantwoorde methode?’ De centrale probleemstelling bestaat uit twee delen: [1] Zijn aanbestedingen van werken in Nederland maatschappelijk verantwoord? [2] Is de methode waarop aanbestedingen worden geplaatst in Nederland maatschappelijk verantwoord (zie Tabel 1: Verschillende niveaus van MVA)? De twee delen kunnen in aanbestedingen op verschillende niveaus plaatsvinden. De verschillende niveaus geven de verschillende gradaties weer waarop maatschappelijke onderwerpen en methodes voor kunnen komen in aanbestedingen. Het toetsingskader van elk deel is hieronder beschreven. 7.1 Conclusie deel 1: Niveaus van maatschappelijke onderwerpen In aanbestedingen in Nederland komen maatschappelijke onderwerpen voor (zie paragraaf 1.4.4.1 Niveau B ). Deze conclusie kan worden getrokken aan de hand van de hoeveelheid maatschappelijke onderwerpen van de theoretische beschrijving van MVA te vergelijken met de onderzoeksresultaten. Sommige onderwerpen komen relatief vaker voor dan andere onderwerpen. Een van de onderwerpen wordt zelfs progressief ingezet (zie paragraaf 1.4.4.1, Niveau C). Hiermee wordt bewustheid en ontwikkeling gecreëerd voor een bepaald maatschappelijk onderwerp. In dit geval gaat het om de CO2 Prestatieladder. Over het algemeen kan worden waargenomen dat
81
Hoofdstuk 7: Conclusie
2015
aanbestedingen wel maatschappelijk zijn (zie paragraaf 1.4.4.1 Niveau B) en dat een onderwerp progressief wordt ingezet (zie paragraaf 1.4.4.1 Niveau C ), maar dat is relatief nog weinig in vergelijking met de hoeveelheid maatschappelijke onderwerpen die in aanbestedingen voorkomen. 7.2 Conclusie deel 2: Niveaus van de consistentie in de uitvraag In verschillende aanbestedingsdocumenten wordt soms aan hetzelfde criterium verschillende invulling gegeven (zie paragraaf 1.4.4.2, kenmerk 1 van Niveau 1). Tevens in aanbestedingen van hetzelfde soort werk worden verschillende criteria, sub-gunningscriteria, eisen en/of beoordelingssystemen toegepast door de verschillende of dezelfde soort opdrachtgevers binnen een provincie of binnen het rijk (zie paragraaf 1.4.4.2, kenmerk 2 van Niveau 1). Het lijkt net of bij elke aanbesteding het wiel opnieuw moet worden uitgevonden, terwijl de aanbestedingen inhoudelijk best veel op elkaar lijken. Procesmatig lijken projecten veel op elkaar. Hierdoor kan ervaring worden opgebouwd door de deelnemende actoren en die ervaring kan worden gebruikt bij het/de volgende project/en, zodat dan niet dezelfde fouten worden gemaakt. Hierdoor ontstaat vooruitgang/ontwikkeling/progressie. Deze vooruitgang/ontwikkeling/progressie lijkt te ontbreken bij aanbestedingen. Versnippering wordt dan ook bij bijna alle criteria/sub-gunningscriteria/eisen/beoordelingssystemen waargenomen. In de uitvraag wordt dan ook versnippering waargenomen (zie paragraaf 1.4.4.2, Niveau 1).
7.3 Conclusie onderzoek In Nederland komen in aanbestedingen maatschappelijke onderwerpen voor, maar de methode van de uitvraag is nog versnipperd. Deze bevinding over MVA komt overeen met de algemene bevindingen van aanbesteden. Versnippering kan leiden tot het niet volledig benutten van maatschappelijke middelen. Dat betekent dat de kans op verspilling van maatschappelijke middelen aanwezig is. Op aanbestedingsniveau/projectniveau kan versnippering leiden tot een ongunstiger prijs-kwaliteitratio dan nodig is. Een hogere prijs-kwaliteitratio kan worden gecreëerd als een hogere mate van standaardisatie van [1] maatschappelijke onderwerpen ontwikkeld wordt. Dit beïnvloedt ook [2] de consistentie van de uitvraag. [1] Maatschappelijke onderwerpen kunnen progressief worden ingezet door bijvoorbeeld het creëren van een prestatieladder. Het doel van een prestatieladder is een bepaalde bewustheid te creëren en ervoor te zorgen dat de markt zich tot een bepaald niveau ontwikkelt. Echter, de hoeveelheid prestatieladders moet beperkt blijven binnen een tijdsinterval zodat de markt genoeg tijd heeft om zich volgens de prestatieladder te kunnen ontwikkelen en dat het gewenste effect wordt gecreëerd bij de markt, de opdrachtgever en de maatschappij. Wanneer de betreffende prestatieladder niet meer onderscheidend is, of een bepaald niveau van ontwikkeling en/of bewustheid is gecreëerd, moet worden overgestapt op een andere prestatieladder met een ander onderwerp. [2] De uitvraag kan consistenter worden als een standaard wordt ontwikkeld voor dezelfde definities van criteria, sub-gunningscriteria, eisen en beoordelingssystemen. Door het ontwikkelen van een standaard ontstaat een overzicht van criteria, sub-gunningscriteria, eisen en beoordelingssystemen waaruit een opdrachtgever kan kiezen. Dit overzicht geeft weer wat relevant kan zijn voor MVA. De opdrachtgever kan dan beslissen wat relevant is - of relevant kan zijn - voor een aanbesteding. Omdat alle opdrachtgevers uit hetzelfde overzicht kunnen kiezen en dezelfde criteria, subgunningscriteria, eisen en beoordelingssystemen toepassen, kan consistentie ontstaan. Die consistentie is afhankelijk van de soort opdrachtgever en/of soort project/opdracht/aanbesteding.
82
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Hoofdstuk 8: Aanbevelingen Dit hoofdstuk bevat de aanbevelingen naar aanleiding van de conclusie die uit dit onderzoek kan worden afgeleid. De aanbevelingen bestaan uit twee categorieën: 1. Aanbevelingen voor het toepassen van MVA; 2. Aanbevelingen voor vervolgonderzoek naar MVA. 8.1 Aanbevelingen voor het toepassen van MVA Aanbevelingen voor het toepassen van MVA: Gebruik scoringsmethodieken die minder probleemgevoelig zijn en zorg als aanbestedende dienst dat de gunningsmethodiek zo objectief en transparant mogelijk is. Dit kan door alle parameters van het beoordelingsmechanisme van tevoren bekend te maken (bijvoorbeeld de scoringsmethodiek en beoordelingsmethodiek). Wettelijk zou het melden van de scoringsmethodiek bij EMVI-aanbestedingen ook verplicht moeten worden. Op microniveau kunnen de kosten van de EMVI-procedure verminderd worden door: 104 o Inschrijvers geen plan van aanpak te laten indienen, maar meer gebruik te laten maken van gestandaardiseerde criteria. o Minder partijen te laten inschrijven. Innovatie partnerschap in de wet opnemen zodat innovaties meer worden gestimuleerd door de opdrachtgever. Volgens artikel 31 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU mag een aanbestedende dienst innovatie van producten, diensten of werken stimuleren door het kiezen van een ‘the innovative partnership’. Maar volgens artikel 26, lid 3 van de Europese Richtlijn 2014/24/EU mag elke lidstaat zelf kiezen of deze optie in zijn land in de Aanbestedingswet voorkomt. In het aanbestedingsrecht van Nederland komt de optie van ‘the innovative partnership’ nog niet voor. ‘The innovative partnership’ kan een effectief en efficiënt middel zijn om bepaalde ontwikkelingen in aanbestedingen in gang te zetten. Dit kan zowel voor de korte termijn als de lange termijn van toepassing zijn. Het hangt van de ontwikkeling af of de maatschappij hier voordelen uit haalt. ‘The innovative partnership’ kan ook zorgen voor een langdurige relatie tussen contractpartners. Een relatie die onafhankelijk van een aanbesteding kan zijn. De relatie tussen ‘The innovative partnership’ en contractpartners kan een soort ketensamenwerking zijn. Afhankelijk van de partner en zijn relaties kan de opdrachtgever hier baat bij hebben in een aanbesteding waarbij innovatie een rol kan spelen. Om consistentie te creëren kan een standaard worden ontwikkeld voor dezelfde definities van criteria, sub-gunningscriteria, eisen en beoordelingssystemen. Dit kan door opdrachtgevers, opdrachtnemers en andere belanghebbenden. Dit lijkt een taak voor Rijkswaterstaat, Bouwend Nederland, het Aanbestedingsinstituut en de NEN. De RAMS(HEC)-methodiek kan door de opdrachtgever gebruikt worden als kapstok om alle sub-gunningscriteria aan op te hangen. Dit maakt het overzichtelijk en geeft weer welk subgunningscriterium betrekking heeft op welke categorie (bijvoorbeeld kosten of bedrijfszekerheid). De CO2 Prestatieladder is een goed voorbeeld dat laat zien hoe bewustheid gecreëerd kan worden bij de markt. En dat de markt zich daardoor tot een bepaald niveau kan ontwikkelen. Dit betekent wel dat de huidige vorm van de CO2 Prestatieladder niet meer onderscheidend is omdat relatief veel opdrachtnemers al op niveau 3, 4 of 5 zitten. Het is tijd voor een andere soort prestatieladder, bijvoorbeeld: o Social return; o Past performance; 104
Fijneman, J. (2014). Voor de baat uit…? (pp. 24 - 25).
83
Hoofdstuk 8: Aanbevelingen
2015
o o
Veiligheidsladder; Duurzaamheid: de opdrachtnemer laat zien welke systematiek toegepast wordt om duurzaamheid te implementeren in een project; o RAMS(HEC)-methodiek: de opdrachtnemer laat zien welke systematiek toegepast wordt om een RAMS(HEC)-criteria te implementeren in een project. Wanneer de RAMS(HEC)-methodiek in zijn geheel wordt toegepast hoeft duurzaamheid, past performance, social return en de veiligheidsladder niet meer los te worden behandeld omdat deze elementen onderdeel zijn van de RAMS(HEC)-methodiek. Het doel van een prestatieladder is om een bepaalde bewustheid te creëren en ervoor te zorgen dat de markt zich tot een bepaald niveau ontwikkelt. Echter, de hoeveelheid prestatieladders moet beperkt blijven binnen een tijdsinterval zodat de markt genoeg tijd heeft om zich te ontwikkelen en het gewenste effect wordt gecreëerd bij de markt, de opdrachtgever en de maatschappij. Wanneer de betreffende prestatieladder niet meer onderscheidend is of een bepaald niveau van ontwikkeling en/of bewustheid is gecreëerd moet worden overgestapt op een andere prestatieladder met een ander onderwerp. 8.2 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek naar MVA Aanbevelingen voor vervolgonderzoek naar MVA: Meer onderzoek is nodig om te onderzoeken hoe maatschappelijke onderwerpen optimaal kunnen worden toegepast in aanbestedingen. Dit geldt voor bijna alle onderwerpen die in de theoretische beschrijving aan bod zijn gekomen. Tabel 9: Analyse van de aspecten beschrijft meer doelmatige aanbevelingen. Met 100 procent zekerheid kan niet worden vermeldt dat deze theoretische beschrijving van MVA compleet is. Meer onderzoek kan nodig zijn als het blijkt dat deze theoretische beschrijving van MVA incompleet is. Bewustheid kan ook gecreëerd worden door maturity-modellen, maar dit is afhankelijk of het model niet tegenstrijdig is met de basisbeginselen. Meer onderzoek kan relevant zijn naar de toepasbaarheid van dit soort modellen in aanbestedingen. In dit onderzoek zijn geen onderwerpen gevonden in het kader van MVA die in de praktijk wel gebruikt worden, maar in de theorie niet beschreven zijn. Dit wil niet zeggen dat deze onderwerpen niet bestaan. Meer onderzoek is nodig om te valideren of dit daadwerkelijk zo is. Tevens zijn ook onderwerpen in de theorie beschreven die in de praktijk niet gebruikt worden. Ook hier moet meer onderzoek naar gedaan worden. Als de RAMS(HEC)-criteria als geschiktheidseisen worden gebruikt, dan toont de opdrachtnemer welk proces, welke systemen, welk budget, welk personeel en/of beleid in een bedrijf en/of project worden toegepast om een criteria en de kwaliteit daarvan te waarborgen tijdens een project. Meer onderzoek is nodig om uit te zoeken hoe deze templates eruit moeten zien. Templates zijn gestandaardiseerde sjablonen waarin de opdrachtgever kan invullen welke processen, systemen, budget, personeel en/of beleid in een bedrijf en/of project worden toegepast om een criteria en de kwaliteit daarvan te waarborgen tijdens een project.
84
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Hoofdstuk 9: Reflectie Dit hoofdstuk bevat de reflectie over drie beslissingen die zijn genomen over de aanpak van het onderzoek. [1] Het is ook mogelijk om te onderzoeken hoe de aanbestedingswet aangepast kan worden, zodat relatief beter maatschappelijk verantwoord kan worden aanbesteed. Een onderzoek naar de aanbestedingswet zou een meer juridisch onderzoek worden. Hiervoor heb ik niet genoeg juridisch achtergrond en omdat MVA een relatief nieuw onderwerp is heb ik juist ervoor gekozen om de huidige aanbestedingswet en de ontwikkeling daarvan als uitgangspunt te nemen en een andere perspectief te onderzoeken. Ik vond het interessanter om te onderzoeken welke processen rond het aanbesteden vanuit de opdrachtgevers perspectief plaatsvinden met betrekking tot MVA. [2] In Tabel 9 van paragraaf 6.1 is enigszins een verschil tussen de analyse van de onderwerpen. Het verschil in analyse ontstaat doordat over sommige onderwerpen relatief wetenschappelijk niet veel bekend is en in de beschikbare tijd voor dit onderzoek was het niet mogelijk om alle onderwerpen grondig te onderzoeken. Een beslissing kan dan genomen worden om de resultaten betreffende sommige onderwerpen niet te presenteren, omdat de analyse niet grondig is voor elk onderwerp. Maar toch is wel gekozen om de resultaten te vermelden, want elk onderwerp heeft wel betrekking op MVA en door de resultaten wel te presenteren kan een beter beeld geschetst worden over de ontwikkeling van de onderwerpen die betrekking kunnen hebben tot MVA. Tevens kunnen de resultaten als inspiratie werken voor verder onderzoek (naar MVA of onderwerpen die betrekking hebben tot MVA). [3] In het onderzoek wordt gemeld dat [A] “Versnippering kan leiden tot het niet optimaal creëren van maatschappelijke waarde in aanbestedingen en dit kan resulteren in verspilling van maatschappelijke middelen, want op aanbestedingsniveau/projectniveau kan versnippering leiden tot een ongunstigere prijs-kwaliteitratio dan nodig is.” In dit onderzoek is punt A feitelijk niet onderzocht, maar het is beredeneerd. Tevens wordt in het onderzoek gemeld dat [B] “Een hogere prijs-kwaliteitratio kan worden gecreëerd als een hogere mate van standaardisatie van maatschappelijke onderwerpen ontwikkeld wordt. Dit beïnvloedt ook de consistentie van de uitvraag.” Ook punt B is niet feitelijk onderzocht of standaardisering tot een hogere prijskwaliteitsratio kan leiden, maar het is beredeneerd. Meer onderzoek kan van toepassing zijn om te bewijzen of de redenatie van de punten A en B wel of niet klopt.
85
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Referenties Alpen, van K. (2013). Bouwsector flink geraakt door economische crisis. Geraadpleegd op 10 maart 2015, van http://www.elsevier.nl/Nederland/nieuws/2013/3/Bouwsector-flink-geraakt-dooreconomische-crisis-1190877W/ Annemarie, T., Klomp, Lageweg, W., M., Reinhoudt, J. & Vlaming, L. (2013). Trends voor 2013. Utrecht: Drukkerij Pascal. Geraadpleegd op 15 januari 2015, van http://www.mvonederland.nl/system/files/media/trendrapport_2013__mvo_nederland_def.pdf Atkinson, R. (1999). Project management: cost, time and quality, two best guesses and a phenomenon, its time to accept other success criteria. [Elsevier]. International Journal of Project Management, 17 (6), pp. 337 – 342. Geraadpleegd op 2 maart 2015, van https://notendur.hi.is/vio1/Project_management_Cost_time_and_quality.pdf Avots, I. (1969). Why does project management fail? California Management Review 12, 77-82 Belzen, van T. (2015). Ballast Nedam weer nummer 1 bij Rijk. Geraadpleegd op 10 maart 2015, van http://www.cobouw.nl/nieuws/aanbesteden/2015/02/05/ballast-nedam-weer-nummer-1-bijrijk Berg, van den I. & Berg, van den M. (2006). Aandacht voor aanbesteden: Goed besteed: Maatschappelijk verantwoord aanbesteden binnen de Europese regels (pp. 8 - 11). Geraadpleegd op 10 juli 2015, van http://www.europeseaanbestedingen.eu/europeseaanbestedingen/download/common/aand acht_voor_aanbesteden.pdf Bjeirmi, B.F. & Munns, A. K. (1996). The role of project management in achieving project success. International Journal of Project Management, 14 (2), 81 – 87. Geraadpleegd op 8 juli 2015, van doi:10.1016/0263-7863(95)00057-7 Bouma, J. (2015). Overheid kiest voor zuinig, niet voor groen. Geraadpleegd op 2 februari 2015, van http://www.trouw.nl/tr/nl/4332/Groen/article/detail/3840540/2015/01/30/Overheid-kiestvoor-zuinig-niet-voor-groen.dhtml Bouwkennis, (2013). Faalkosten. Gedownload op 17 maart 2015, van http://www.bouwkennis.nl/wpcontent/uploads/2014/03/Faalkosten.pdf BREEAM-NL, (z.d.). BREEAM-NL. Geraadpleegd op 9 april 2015, van http://www.breeam.nl/ Bunt, van den B.P. & Kinderen, van S. & Well-Stam, van D. (2013). Risicomanagement voor projecten (9e druk, pp. 11-24). Houten: Uitgeverij Unieboek | Het Spectrum. Burg, van der J. (2015). Fraude en vertrouwen. Geraadpleegd op 30 januari 2015, van http://www.cobouw.nl/nieuws/aanbesteden/2015/01/23/fraude-en-vertrouwen. Centraal Bureau voor de Statistiek, (2008). Faalkosten in de bouw naar hoogtepunt. Geraadpleegd op 17 maart 2015, van http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/E9C40EEC-9488-4CE0-B92DD61CA07C9275/0/200806landenwaterart.pdf Checkmarket, (z.d.). Optimale steekproefgrootte. Geraadpleegd op 29 augustus 2015, van https://nl.checkmarket.com/kb/hoe-bereken-ik-de-grootte-van-mijn-steekproef/ CO2 Prestatieladder, (z.d.). De CO2 Prestatieladder. Geraadpleegd op 1 juli 2015, van http://www.co2-prestatieladder.info/ CO2 Prestatieladder, (z.d.). Wat is de ladder? Geraadpleegd op 9 juli 2015, van http://co2prestatieladder.nl/Wat-is-de-ladder Damme, van E. (2002). BOUWFRAUDE IN BREDER PERSPECTIEF. Geraadpleegd op 10 juli 2015, van http://www.researchgate.net/profile/Eric_Damme/publication/228813243_Bouwfraude_in_b reder_perspectief/links/0c960521278f643add000000.pdf De Telegraaf, (2015). Unaniem besluit Kamer over Wet Aanpak Schijnconstructies. Geraadpleegd op 17 maart 2015, van
86
Referenties
2015
http://www.telegraaf.nl/dft/ondernemen/23754791/__Unaniem_besluit_Kamer_over_Wet_A anpak_Schijnconstructies__.html Deurzen, van M. (2015). Met emvi zijn we te ver doorgeschoten. Geraadpleegd op 30 januari 2015, van http://www.cobouw.nl/nieuws/algemeen/2015/01/31/met-emvi-zijn-we-te-verdoorgeschoten Duijkers, R. & Hogerbrug, R. (2013). Forse krimp bouw in 2012. Geraadpleegd op 10 maart 2015, van http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/bouwenwonen/publicaties/artikelen/archief/2013/2013-3792-wm.htm Duurzaam GWW, (2012). Aanpak Duurzaam GWW: Praktische werkwijze om duurzaamheid in GWWprojecten concreet te maken. Geraadpleegd op 12 juni 2015, van http://www.aanpakduurzaamgww.nl/pdf/f01.pdf Duurzaamheidkompas, (z.d.). Duurzaamheidkompas. http://www.duurzaamheidkompas.nl/ Duurzaam-ondernemen, (2014). Bedrijven worden steeds vaker afgerekend op maatschappelijke prestaties. Geraadpleegd op 15 januari 2015, van http://www.duurzaamondernemen.nl/bedrijven-worden-steeds-vaker-afgerekend-op-maatschappelijke-prestaties/ Duurzaam-ondernemen, (2011). Ondanks economische crisis neemt belang duurzaamheid weer toe. Geraadpleegd op 5 september 2014, van http://www.duurzaam-ondernemen.nl/ondankseconomische-crisis-neemt-belang-duurzaamheid-weer-toe/ ECORYS, (2013). Ex post beleidsevaluatie duurzaam inkopen (pp. 5 – 6). Geraadpleegd op 2 februari 2015, van http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/rapporten/2014/02/07/bijlage-2-eindrapport-ex-post-beleidsevaluatie-duurzaaminkopen.html Ee, van M.B. (2009). De toepassing van de inkoopportfolio bij kleine internationale handelsbedrijven. Geraadpleegd op 10 maart 2015, van http://dspace.ou.nl/bitstream/1820/2760/1/mwMBveejun09.pdf Essers, M.J.J.M. (2013). Aanbestedingsrecht voor overheden: naar een maatschappelijk verantwoord aanbestedingsbeleid (4de druk). Amsterdam: Reed Business Education. Europa decentraal, (2010). Inkopen met groene vingers: prioriteit in Den Haag en Brussel (p. 1). Den Haag: Sdu uitgevers. Geraadpleegd op 4 maart 2015, van http://www.europadecentraal.nl/wpcontent/uploads/2013/01/Europa-Decentraal-Publicatie-Inkopen-Met-Groene-Vingers2010.pdf Europa decentraal, (z.d.). Duurzaam aanbesteden. Geraadpleegd op 9 april 2015, van http://www.europadecentraal.nl/onderwerpen/aanbestedingen/duurzaam-aanbesteden/ European Commission, (2015). EU GPP criteria. Geraadpleegd op 9 april 2015, van http://ec.europa.eu/environment/gpp/eu_gpp_criteria_en.htm Europese Commissie, (2005). Groen kopen!: Een handboek inzake milieuvriendelijke overheidsopdrachten (pp. 14 - 26). Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen. Geraadpleegd op 9 april 2015, van http://ec.europa.eu/environment/gpp/pdf/buying_green_handbook_nl.pdf Europese Commissie, (z.d.). Public procurement. Geraadpleegd op 10 maart 2015, van http://ec.europa.eu/trade/policy/accessing-markets/public-procurement/ Fijneman, J. (2015). Wie dacht dat aanbestedingsproblematiek iets van de ‘laatste jaren’ was? Geraadpleegd op 10 juli 2015, van http://www.cobouw.nl/nieuws/aanbesteden/2015/02/27/een-lesje-geschiedenis Fijneman, J. (2014). Voor de baat uit…? (pp. 05 – 30). Geraadpleegd op 26 februari 2015, van http://www.aanbestedingsinstituut.nl/_uploads/Statistic/STABI_VoorDeBaatUit_e81dea53850f-4cf7-85d7-53df1a7b524a.pdf Flyvbjerg, B., M.K. Skamris Holm & S.L. Buhl (2002). Underestimating Costs in Public Works Projects: Error or Lie? American Planning Association, 68(3), 279 - 295. Flyvbjerg, B. (1998, English Translation). Rationality and Power: Democracy in Practice. Chicago: University of Chicago Press, 290. 87
Referenties
2015
Gelderman, C.J., (2003). A Portfolio Approach to the Development of Differentiated Purchasing Strategies (Doctoral thesis). Eindhoven: Eindhoven University of Technology. Greencalc+, (z.d.). Greencalc+. Geraadpleegd op 9 april 2015, van http://www.greencalc.com/ Gunduz, M. & Karacan, V. (2009). Damage to Treasury: Abnormally Low Tenders in Public Construction Works [ASCE]. Journal of Legal Affairs and Dispute Resolution in Engineering and Construction, 1, 130 – 136. Gedownload op 17 maart 2015, van http://dx.doi.org/10.1061/(ASCE)1943-4162(2009)1:3(130) Ham, van der M. (2014). Bouwethiek ligt op koers. Geraadpleegd op 26 februari 2015, van http://www.cobouw.nl/nieuws/rechtspraak/2014/07/15/bouwethiek-ligt-op-koers Hardeman, S. (2015). Succesvolle EMVI aanbestedingen: Aanbevelingen voor opdrachtgevers en opdrachtnemers (pp. 19 – 24). Hardeman, S. (2014). Aanbesteding anno 2014: Facts & figures over ontwikkelingen in de aanbestedingsmarkt (pp. 7 - 11) [Powerpoint]. Geraadpleegd op 24 maart 2015, van http://www.aanbestedingsinstituut.nl/_uploads/Statistic/Aanbestedingprocent20annoprocent 202014procent20EIB00d5d73c-4314-49b7-b90e-637dba0ee065.pdf Hardeman, S. (2014). Transactiekosten aanbesteden: Effecten van Aanbestedingswet en marktdynamiek (pp. 7 – 8). Geraadpleegd op 26 februari 2015, van http://www.eib.nl/publicaties/aanbestedingen/transactiekosten-aanbesteden/ Hardeman, S. (2013). EMVI, tenzij...: EMVI en de aanbestedingswet (pp. 07 – 08). Geraadpleegd op 24 maart 2015, van http://www.eib.nl/pdf/EMVI_tenzij.pdf Haverkate, J. (2014). Strategieën tegen opportunisme bij inschrijven. Geraadpleegd op 30 januari 2015, van http://www.cobouw.nl/nieuws/aanbesteden/2014/05/23/strategieen-tegenopportunisme-bij-inschrijven Hoogeveen, R. (2014). Some Award Methods are More Prone to Problems than Others: An Empirical Analysis of the Relationship Between Award Methods in the Economically Most Advantageous Tender and Problems in Dutch Public Procurement. Gedownload op 6 maart 2015, van http://essay.utwente.nl/66317/ Houwing, R. (2014). Waarom veel bedrijven zullen falen bij prestatie-inkoop. Geraadpleegd op 28 augustus 2015, van http://www.smarttenders.nl/artikel/waarom-veel-bedrijven-zullen-falenbij-prestatie-inkoop Jacobs, B. (2013). Macro-economische politiek voor een uitweg uit de crisis (deel II). Geraadpleegd op 10 maart 2015, van http://people.few.eur.nl/bjacobs/jacobs_esb_deel2.pdf Janssen, W.A. (2012). Maatschappelijk verantwoord aanbesteden; van een procedurele naar een instrumentele benadering van het aanbestedingsrecht (pp. 7 - 17). [Tijdschrift Aanbestedingsrecht]. Den Haag: Sdu Uitgevers. Geraadpleegd op 3 maart 2015, van http://www.pprc.eu/wp-content/uploads/Maatschappelijk-verantwoord-aanbesteden-vaneen-procedurele-naar-een-instrumentele-benadering-van-het-aanbestedingsrecht.pdf kennisbank platform 31, (z.d.). Waar komt de term duurzame stedelijke vernieuwing vandaan? Geraadpleegd op 2 augustus 2015, van http://kennisbank.platform31.nl/pages/27803/Waarkomt-de-term-duurzame-stedelijke-vernieuwing-vandaankennisbank platform 31, (z.d.). Wat houdt sociale duurzaamheid in? Geraadpleegd op 2 augustus 2015, van http://kennisbank.platform31.nl/pages/27804/Wat-houdt-sociale-duurzaamheid-in.html Kennisportaal Europese aanbesteding, (z.d.). Aanbestedingsbeginselen. Geraadpleegd op 8 augustus 2015, van http://www.europeseaanbestedingen.eu/europeseaanbestedingen/europese_aanbesteding/b ronnen_van_aanbestedingsrecht/aanbestedingsbeginselen Kleureneconomie, (2015). Cradle to Cradle (afval = voedsel). Geraadpleegd op 9 april 2015, van http://kleureneconomie.nl/essentie/cradle2cradle/ Koenen, I. (2015). Blog: Ballast Nedam winnaar of verliezer?. Geraadpleegd op 10 maart 2015, van http://www.cobouw.nl/nieuws/blogs/ingrid-koenen/blog-ballast-nedam-winnaar-of-verliezer 88
Referenties
2015
Kootstra, G.L. (2006). Designmanagement: design effectief benutten om ondernemingenssucces te creëren (p. 330). Amsterdam: Pearson education benelux Koppenjan, J., Veeneman, W., Voort, H. van de, Heuvelhof, E. ten, and Leijten, M., (2010). Competing management approaches in large engineering projects: The Dutch RandstadRail project. [Elsevier]. International Journal of Project Management, 29, (2011), pp. 740 –750. Geraadpleegd op 2 maart 2015, van http://www.researchgate.net/publication/251542395_Competing_management_approaches_ in_large_engineering_projects_The_Dutch_RandstadRail_project Kraljic, P., (1983). Purchasing Must Become Supply Management. Harvard Business Review, 61 (5), September - October, 109 - 117. Kuit, M. (2014). A4all breekt met detacheerder Rugovac. Geraadpleegd op 17 maart, van http://www.cobouw.nl/nieuws/algemeen/2014/05/08/a4all-breekt-met-detacheerderrugovac Leiden Universiteit, (1998). STATISTIEK VOOR HISTORICI. Geraadpleegd op 30 maart 2015, van http://www.let.leidenuniv.nl/history/RES/stat/html/les8.html Lohmann, W. & Manunza E. & Telgen, J. (2013). Hoe wordt uitzendwerk gegund? Analyse van aanbestedingen (pp. 2 – 3). Geraadpleegd op 26 februari 2015, van http://www.pprc.eu/wpcontent/uploads/Onderzoek-PPRC-Hoe-wordt-uitzendwerk-gegund-sep-2013.pdf Luo, Y & Wang, Y.M. (2009). On rank reversal in decision analysis [Elsevier]. Mathematical and Computer Modelling 49, pp. 1221-1229. Geraadpleegd op 27 februari 2015, van doi:10.1016/j.mcm.2008.06.019 Manunza E. & Telgen, J. (2014). Emvi is geen emvi meer. Geraadpleegd op 2 februari 2015, van http://www.cobouw.nl/nieuws/algemeen/2014/11/14/emvi-is-geen-emvi-meer Milieu Centraal, (z.d.) .Klimaatverandering. Geraadpleegd op 23 februari 2015, van http://www.milieucentraal.nl/klimaat-en-aarde/klimaatverandering/ MVO Nederland, (z.d.). Dossier NATUURSTEEN. Geraadpleegd op 26 februari 2015, van http://www.mvonederland.nl/dossier/96/ MVO Nederland, (z.d.) Naar een nieuwe, effectieve procesaanpak voor Duurzaam Inkopen. Geraadpleegd op 2 augustus 2015 van, http://www.mvonederland.nl/system/files/media/nieuweprocesaanpakduurzaaminkopen.pdf NEN-ISO 26000:2010 (nl). (2010). Richtlijn voor maatschappelijke verantwoordelijkheid van organisaties.[NEN Connect]. Gedownload op 27 februari 2015, van https://connect.nen.nl/standard/openpdf/nen-iso26000=2010nlbevatkleur_0004_00517096_001.pdf?artfile=517096&RNR=152362&token=7717ace9-f62449b7-b1ff-2aea3fbdc745&type=pdf#pagemode=bookmarks&Search="iso 26000" Noordhuis, M & Veen, van der J. (2012). Aanbesteding is nodig voor het scherp houden van toeleveranciers? Geraadpleegd op 27 februari 2015, van https://ketensamenwerking.wordpress.com/2012/04/15/stelling-aanbesteding-is-nodig-voorhet-scherp-houden-van-toeleveranciers/ Noordhuis, M. & Vrijhoef, R. (2011). Ketensamenwerking in de bouw: Een leidraad voor ondernemers die ketensamenwerking willen implementeren (p. 5). Zoetermeer:Stichting Research Rationalisatie Bouw. Geraadpleegd op 9 juli 2015, van http://www.bouwendnederland.nl/download.php?itemID=4787 Noord/Zuid lijn, (z.d.). Waarom de Noord/Zuidlijn?. Geraadpleegd op 29 augustus 2015, van http://www.amsterdam.nl/noordzuidlijn/informatie/aanleiding/ Noord/Zuid lijn, (z.d.). Kosten. Geraadpleegd op 23 maart 2015, van http://www.noordzuidlijn.nl/kosten/ Pianoo, (z.d.). EMVI. Geraadpleegd op 11 juli 2015, van https://www.pianoo.nl/metrokaart/emvi Pianoo, (z.d.). Opstellen (sub)gunningscriteria. Geraadpleegd op 7 juli 2015, van https://www.pianoo.nl/inkoopproces/fase-1-voorbereiden-inkoopdracht/opstellensubgunningscriteria 89
Referenties
2015
Pianoo, (z.d.). Wat is het onderscheid tussen geschiktheidseisen, uitsluitingsgronden en selectie- en gunningcriteria? Geraadpleegd op 6 juli 2015, van https://www.pianoo.nl/metrokaart/wat-isonderscheid-tussen-geschiktheidseisen-uitsluitingsgronden-selectie-gunningcriteria Platform logistiek in de bouw, (2014). PROJECT: VLAARDINGEN, RENOVATIE STADSKANTOOR WESTNIEUWLAND. Geraadpleegd op 2 februari 2015, van http://www.202020in2020.nl/project-vlaardingen-renovatie-stadskantoor-westnieuwland/ Platform omgevingsmanagement, (z.d.). De definitie van de omgevingsmanager. Geraadpleegd op 9 april 2015, van http://platformomgevingsmanagement.nl/blog/287566.aspx?t=de+definitie+van+de+omgevin gsmanager Podium-redactie, (2014). Aanbestedingswet heeft aanzienlijke resultaten geboekt. Geraadpleegd op 2 februari 2015, van http://www.bouwendnederland.nl/nieuws/1314533/aanbestedingswetheeft-aanzienlijke-resultaten-geboekt Poel, an de I. & Royakkers, L. (2011). Ethics, Technology, and Engineering: An Introduction, p. 71. West Sussex: Wiley Blackwell REACH, (z.d.). REACH. Geraadpleegd op 9 april 2015, van http://echa.europa.eu/nl/regulations/reach Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, (z.d.). Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Geraadpleegd op 9 april 2015, van http://www.rvo.nl/ Rijksoverheid, (2014). Aanpak schijnconstructies: minimumloon niet meer contant uitbetalen. Geraadpleegd op 17 maart, van http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2014/07/04/aanpakschijnconstructies-minimumloon-niet-meer-contant-uitbetalen.html Rijksoverheid, (2014). Wetsvoorstel aanpak schijnconstructies inclusief memorie van toelichting. Gedownload op 17 maart 2015, van http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2014/12/12/wetsvoorstel-aanpak-schijnconstructies-inclusiefmemorie-van-toelichting.html Rijksoverheid, (2009). Verklarende begrippenlijst duurzaam bouwen en verbouwen (pp. 2 - 24). Gedownload op 9 juli 2015, van http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/duurzaambouwen-en-verbouwen/documenten-en-publicaties/brochures/2009/08/31/verklarendebegrippenlijst.html Rijkswaterstaat, (2010).Leidraad RAMS: Sturen op prestaties van systemen. Geraadpleegd op 12 juni 2015, van http://www.leidraadse.nl/assets/files/downloads/Publicaties/leidraad_rams__sturen_op_prestaties_van_systemen.pdf Rijkswaterstaat, (z.d.). DuboCalc. Geraadpleegd op 23 februari 2015, van http://www.rijkswaterstaat.nl/zakelijk/duurzaam/duurzaam_inkopen/duurzaamheid_bij_cont racten_en_aanbestedingen/dubocalc/ Rijkswaterstaat, (z.d.). Wat is de Omgevingswijzer? Geraadpleegd op 9 april 2015, van https://www.omgevingswijzer.org/ Sandel, M.J. (1998). What Money can't buy: The Moral Limits of Markets. Geraadpleegd op 29 augustus 2015, van http://tannerlectures.utah.edu/_documents/a-to-z/s/sandel00.pdf Schaap, H.A. et al. (2010). De COINS-systematiek 1.0: Introductie (p. 13). Geraadpleegd op 9 juli 2015, van http://www.coinsweb.nl/downloads/COINS_systematiek_1.0_Introductie.pdf Shell, (z.d.). Shell GTL Fuel. Geraadpleegd op 9 april 2015, van http://www.shell.nl/nld/productsservices/solutions-for-businesses/commercialfuels/gtl.html Soudry, O. (2006). Chapter 19: A Principal-Agent Analysis of Accountability in Public Procurement. In K.V. Thai en G. Piga (Ed.), International Public Procurement Conference: Advancing Public Procurement: Experiences, Innovation and Knowledge Sharing (pp. 432 – 451). Boca Raton: PrAcademics Press. Geraadgepleegd op 17 maart 2015, van http://www.ippa.org/IPPC2/BOOK/Chapter_19.pdf Stichting Klimaatvriendelijk Aanbesteden & Ondernemen (SKAO). (z.d.). Wat is de ladder? Geraadpleegd op 23 februari 2015, van http://www.co2-prestatieladder.nl/Wat-is-de-ladder
90
Referenties
2015
Stichting Social Return, (z.d.). Wat is social return? Geraadpleegd op 23 februari 2015, van http://www.stichtingsocialreturn.nl/site/index.php/wat-is-social-return Telgen, J. (2014). HOE KRIJG JE WAT EN WIE JE HEBBEN WILT? Geraadpleegd op 26 februari 2015, van http://www.aanbestedingsinstituut.nl/_uploads/Statistic/Hoeprocent20krijgprocent20jeproce nt20watprocent20enprocent20wieprocent20jeprocent20hebbenprocent20wiltprocent20defff efc713-1393-4bd6-8103-c3d03f6b30f8.pdf Toornend Partners, (z.d.). Doel Aanbestedingswet. Geraadpleegd op 10 maart 2015, van http://www.nieuweaanbestedingswet.nl/doel-aanbestedingswet/ Uenk, N. (2015). Dubbel genaaid houdt beter. Geraadpleegd op 24 maart 2015, van http://www.cobouw.nl/nieuws/aanbesteden/2015/03/20/dubbel-genaaid-houdt-beter Vanier, D.J. (2001). Why Industry Needs Asset Management Tools. Journal of Computing in Civil Engineering, 15 (1), 35 - 43. Geraadpleegd op 9 juli 2015, van http://dx.doi.org/10.1061/(ASCE)0887-3801(2001)15:1(35) VCA, (z.d.). VCA. Geraadpleegd op 9 april 2015, van http://www.vca.nl/home/homepage.aspx Waaijenberg, M. (2006). Maatschappelijk aanbesteden: mogen wij u inspireren? Een manifest, p.06 09. Den Haag: B&A B.V. Geraadpleegd op 5 september 2014, van http://www.kissoost.nl/uploads/1/Maatschappelijk_aanbesteden_2013.pdf Wal, van de L. (2015). Bouwreus failliet? Te weinig Darwin!. Geraadpleegd op 10 maart 2015, van http://www.cobouw.nl/nieuws/grootbedrijf/2015/02/21/b-ouwreus-failliet-te-weinig-darwin Weele, van A.J., (1992, 1997, 2000, 2002, 2005). Purchasing and Supply Chain Management: Analysis, Strategy, Planning and Practice (1st, 2nd, 3rd, 4th and 5th Edition). London: Thomson Learning Woorden-boeken.nl (2015). Methode. Geraadpleegd op 1 juli 2015, van http://www.woordenboek.nl/woord/methode Zwaga, J. (2015). Kan Ballast Nedam het vege lijf nog redden? Geraadpleegd op 26 februari 2015, van http://www.cobouw.nl/nieuws/grootbedrijf/2015/01/07/kan-ballast-nedam-het-vege-lijf-nogredden
91
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Bijlage
92
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Appendix A: Overzicht van de verschillende actoren bij een aanbesteding Bij een aanbesteding zijn verschillende actoren betrokken. Figuur A1 geeft een overzicht van hoe de actoren betrokken zijn bij een aanbesteding en toont tevens het onderzoeksgebied van dit onderzoek. Voor dit onderzoek is gekozen voor de perspectief van de publieke opdrachtgever(hierna aangeduid als ‘opdrachtgever’). Andere perspectieven zijn ook mogelijk zoals opdrachtnemer of een private opdrachtgever. Omdat gekozen is voor de perspectief van de opdrachtgever houdt het in dat de opdrachtgever zich houdt aan de Aanbestedingswet en de Europese Richtlijn 2004/18/EG.
Privaat
Provincies
Waterschappen
Rijk
Gemeentes
Overige
Publieke opdrachtgever Beleid
Ethiek: Wat kan de opdrachtgever vragen? Is het praktisch om te vragen?
Wetgever
Inkoper
Opdrachtgever
Project
Wensen
Wat kan de opdrachtgever vragen? Wat wil de opdrachtgever vragen? Hoe kan de opdrachtgever het vragen?
Aanbesteding
Onderzoeksgebied Thesis
Politieke invloeden en/of project ligt politiek gevoelig
Aanbestedingsrecht
Overige actoren Opdrachtnemer
Figuur A1: Overzicht van actoren bij een aanbesteding en het onderzoeksgebied voor dit onderzoek
93
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Appendix B: Tabel van de NEN-ISO 26000 (NL) Richtlijn voor MVO Deze appendix geeft de onderwerpen weer die volgens de literatuur van belang kunnen zijn voor MVA of betrekking hebben op MVA. Dit zal deels gebaseerd zijn op de ISO 26000-norm (zie Tabel B1). De criteria en onderwerpen die aan bod komen zijn geschiktheidscriteria/ subgunningscriteria/eisen/beoordelingssystemen. In de literatuur komen relatief te veel onderwerpen voor om ze allemaal in deze appendix te behandelen. Tabel B1 geeft enkele onderwerpen weer met soms een korte beschrijving. De kolom ‘overige onderwerpen’ is gelinkt aan de kernthema’s en onderwerpen van de ISO 26000-norm. Randvoorwaarden voor het toepassen van de ISO 26000-norm in het onderzoek zijn: MVA is per definitie geen MVO; De tabel geeft alleen een afbakening/kader van onderwerpen weer die betrekking kunnen hebben op MVA. Vandaar dat de onderwerpen die in aanbestedingen voorkomen tot MVA behoren. De tabel wordt als richtlijn gebruikt om inhoud te geven aan MVA. Tabel B1: Kernthema's en onderwerpen van maatschappelijke verantwoordelijkheid van de NEN-ISO 26000 (NL) Behandeld in ISO 26000-norm 6.3 6.3.3 6.3.4 6.3.5 6.3.6 6.3.7 6.3.8 6.3.9 6.3.10 6.4 6.4.3 6.4.4 6.4.5 6.4.6
6.4.7
Kernthema's en onderwerpen
105
Overige onderwerpen
Kernthema: Mensenrechten Onderwerp 1: Gepaste zorgvuldigheid (due diligence) Onderwerp 2: Risicosituaties met betrekking tot mensenrechten Onderwerp 3: Vermijden van medeplichtigheid Onderwerp 4: Het oplossen van klachten Onderwerp 5: Discriminatie en kwetsbare groepen Onderwerp 6: Burger- en politieke rechten Onderwerp 7: Economische, maatschappelijke en culturele rechten Onderwerp 8: Fundamentele principes en arbeidsrechten Kernthema: Arbeidspraktijk Onderwerp 1: Werkgelegenheid en arbeidsrelaties Onderwerp 2: Werkomstandigheden en sociale bescherming Onderwerp 3: Sociale dialoog Onderwerp 4: Gezondheid en veiligheid op het werk
Het vermijden van het kopen van kinderarbeidproducten (bijvoorbeeld natuursteen)
Wagenparkbeheer Zakelijk reizen
VCA-certificaat: veiligheid, gezondheid en milieu Checklist Aannemers (VCA, z.d.). OHSAS 18001 is een soortgelijke norm.
Onderwerp 5: Persoonlijke ontwikkeling en training op de werkplek
105
NEN-ISO 26000:2010 (nl). (2010). Richtlijn voor maatschappelijke verantwoordelijkheid van organisaties, p. vii Geneva: ISO copyright office
94
Appendix B 6.5 6.5.3 6.5.4
Kernthema: Het milieu Onderwerp 1: Voorkomen van milieuvervuiling Onderwerp 2: Duurzaam gebruik van hulpbronnen
2015 Dubocalc: ‘Alle milieueffecten van een materiaal van de gehele levenscyclus en het energiegebruik van een Grond- Weg- en Waterbouwwerk te berekenen’ (Rijkswaterstaat, z.d.). Cradle to cradle: (Volledige) recycling van materialen (Kleureneconomie, 2015). Groene stroom GTL Fuel: diesel met minder uitstoot van o.a. fijnstof en stikstofoxiden dan gewone diesel (Shell, z.d.). REACH: ‘Een overheidsbesluit van algemene strekking van de Europese Unie dat is aangenomen om het milieu en de gezondheid van de mens beter te beschermen tegen de risico's die chemische stoffen kunnen opleveren en tegelijkertijd het concurrentievermogen van de chemische industrie in de EU te verbeteren. REACH bevordert ook om alternatieve methoden toe te passen voor de gevarenbeoordeling van stoffen om het aantal dierproeven te verminderen’ (REACH, z.d.). Duurzaamheidskompas: kan gebruikt worden door de opdrachtgever om een duurzame beleidskeuze te maken (Duurzaamheidkompas, z.d.). BREEAM-NL: ‘Hét instrument om integraal de duurzaamheid van bestaande gebouwen, sloopprojecten, nieuwe gebouwen en gebieden te meten en te beoordelen’ (BREEAM-NL, z.d.).
6.5.5 6.5.6
6.6 6.6.3 6.6.4 6.6.5 6.6.6
6.6.7 6.7 6.7.3
6.7.4 6.7.5
Onderwerp 3: Mitigatie van en adaptatie aan klimaatverandering Onderwerp 4: Bescherming van het milieu, biodiversiteit en herstel van natuurlijke leefgebieden Kernthema: Eerlijk zakendoen Onderwerp 1: Anti-corruptie Onderwerp 2: Verantwoorde politieke betrokkenheid Onderwerp 3: Eerlijke concurrentie Onderwerp 4: Het bevorderen van maatschappelijke verantwoordelijkheid in de waardeketen Onderwerp 5: Respect voor eigendomsrechten Kernthema: Consumentenaangelegenheden Onderwerp 1: Eerlijke marketing, feitelijke en onbevooroordeelde informatie en eerlijke werkwijzen bij het sluiten van contracten Onderwerp 2: Het beschermen van de consumentengezondheid en -veiligheid Onderwerp 3: Duurzame consumptie
Greencalc+: ‘Een instrument waarmee inzicht kan vergaard worden in de duurzaamheid van een wijk/gebouw’ (Greencalc+, z.d.). CO2 Prestatieladder: CO2-reductie bij de bedrijven te bevorderen en te belonen.
Tropisch hardhout beschermen Dierenproeven
Verantwoordelijk bankieren Klanttevredenheid Open source documentatie BIM Logistiek in de bouw (Greendeal)
95
Appendix B 6.7.6
6.7.7 6.7.8 6.7.9 6.8 6.8.3
Onderwerp 4: Dienstverlening aan consumenten, ondersteuning, oplossen van klachten en geschillen Onderwerp 5: Privacy en gegevensbescherming van consumenten Onderwerp 6: Toegang tot essentiële voorzieningen Onderwerp 7: Opleiding en bewustzijn Kernthema: Betrokkenheid bij en ontwikkeling van de gemeenschap Onderwerp 1: Betrokkenheid bij de gemeenschap
2015
Omgevingsmanagement: ‘Het activeren, onderhouden en sturen van de relaties tussen het project en zijn omgeving, in dienst van het project’ (Platform omgevingsmanagement, z.d.). Omgevingswijzer: ‘Een systematische wijze om de duurzaamheid van projecten en opgaves in een gebied inzichtelijk te maken’ (Rijskwaterstaat, z.d.).
6.8.4 6.8.5
Onderwerp 2: Opleiding en cultuur Onderwerp 3: Het scheppen van werkgelegenheid en het ontwikkelen van vaardigheden
6.8.6
Onderwerp 4: Ontwikkeling en toegang tot technologie Onderwerp 5: Creatie van inkomsten en rijkdom Onderwerp 6: Gezondheid Onderwerp 7: Maatschappelijke investering
6.8.7 6.8.8 6.8.9
Social return: ‘Afspraken hebben als doel een bijdrage te leveren aan het vergroten van de arbeidsparticipatie van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en wordt als onderdeel bij aanbestedingen verplicht gesteld' (Stichting Social Return, z.d.).
96
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Appendix C: Verslag van de panelbijeenkomst Om te onderzoeken welke andere factoren van belang kunnen zijn voor MVA die in de markt wel aanwezig zijn maar in theorie niet of weinig voorkomen, is een panelbijeenkomst georganiseerd. Hierdoor is de theoretische afbakening zo compleet mogelijk gemaakt in de tijd die beschikbaar was voor dit onderzoek. Het panel bestond uit: Manager van het Aanbestedingsinstituut; Manager van Inkoop- en Contractmanagement bij Rijkswaterstaat; Sustainability-manager van Van Oord. De aanbevelingen van deze panelbijeenkomst bestond hoofdzakelijk uit vier onderwerpen: 1) Bewustheid creëren door middel van een prestatieladder; 2) Doelen van duurzaamheid beter vertalen in het project; 3) Criteria opdelen volgens de RAMS(HEC)-methodiek; 4) Opzet gestandaardiseerde documenten en criteria.
C.1 Bewustheid creëren door middel van een prestatieladder In de praktijk zijn er genoeg criteria waar de markt zich verder op kan ontwikkelen. Nieuwe criteria lijken nu nog overbodig. De CO2 Prestatieladder is een goed voorbeeld dat laat zien hoe bewustheid gecreëerd kan worden bij de markt en dat de markt zich daardoor tot een bepaald niveau kan ontwikkelen. Dit betekent wel dat de huidige vorm van de CO2 Prestatieladder niet meer onderscheidend is omdat relatief veel opdrachtnemers al op niveau 3, 4 of 5 zitten. Voor verdere uitleg zie prargraaf 3.5.1.
C.2 Doelen van duurzaamheid beter vertalen in het project Duurzaam GWW heeft een stappenplan bedacht hoe in elke fase van een project duurzaamheid geïmplementeerd kan worden en behouden kan blijven in elke fase van een project (Duurzaam GWW, 2012). Fases van een project die Duurzaam GWW behandeld zijn: Initiatiefase Concept- of planfase Ontwikkel- of ontwerpfase Realisatie- of bouwfase Gebruiksfase Sloopfase Om doelen en aanpak duidelijk te maken maakt Duurzaam GWW gebruik van vier instrumenten: 106 Omgevingswijzer: een analysetool met een uitgebreide vragenlijst om in vroege preprojectfasen inzicht te krijgen in ambities en kansen (win-winsituaties); Ambitieweb: dit hulpmiddel is specifiek ontwikkeld voor de aanpak en is de centrale spil daarin. Het is een communicatietool en een hulpmiddel bij het vastleggen van ambities, het opstellen van eisen en het monitoren van ambities; Dubocalc: een instrument om de effecten van ontwerpvarianten kwantitatief inzichtelijk te maken voor alle duurzaamheidseffecten van materialen. CO2 Prestatieladder: een certificeringstool om de CO2-reductie en energiebesparing in de bedrijfsprocessen van de gehele keten te stimuleren.
106
Duurzaam GWW, (2012). Aanpak Duurzaam GWW: Praktische werkwijze om duurzaamheid in GWWprojecten concreet te maken (p. 7). Geraadpleegd op 12 juni 2015 van, http://www.aanpakduurzaamgww.nl/pdf/f01.pdf
97
Appendix C
2015
Deze aanpak kan door elke opdrachtgever en opdrachtnemer gebuikt worden voor de GWW-sector. Welllicht is het ook mogelijk om het proces in andere sectoren te gebruiken. Voor gebouwen is het BREEAM-instrument ontwikkeld om gebouwen duurzaam te maken (BREEAM-NL, z.d.).
C.3 Criteria opdelen volgens de RAMS(HEC)-methodiek Door de eisen en doelen van een opdracht/werk/project te vertalen naar sub-gunningscriteria laat de opdrachtgever merken welke sub-gunningscriteria van belang zijn voor een opdracht/werk/project. Door verschillende gewichten aan sub-gunningscriteria toe te kennen laat de opdrachtgever merken welke sub-gunningscriteria/doelen belangrijker zijn dan andere sub-gunningscriteria/doelen. De subgunningscriteria zijn verdeeld volgens de RAMS(HEC)-methodiek (Rijkswaterstaat, 2010). De verdeling geeft een duidelijker overzicht van welke criteria betrekking hebben op een bepaald thema. Als geen verdeling wordt gegeven is er ook geen overzicht van welke criteria op elkaar invloed kunnen hebben of andere criteria die van toepassing kunnen zijn. Zie paragraaf 3.6 voor de indeling van de RAMS(HEC) methodiek.
C.4 Opzet gestandaardiseerde documenten en criteria Zie paragraaf 6.1.4.
98
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Appendix D: Aselecte steekproefgrootte Bij steekproeven wordt onderscheid gemaakt in oneindige en eindige populaties. Het totaal aantal aanbestedingen is bekend (1398 aanbestdingen van 2014), dus de steekproef is een eindige populatie. Hierbij hoort de volgende formule: 𝑛 >=
𝑁 ∗ 𝑧 2 ∗ 𝑝(1 − 𝑝) (𝑧 2 ∗ 𝑝(1 − 𝑝) + (𝑁 − 1) ∗ 𝑓 2 )
Waarbij: n= het aantal benodigde cases/aanbestedingen; z= de standaardafwijking bij een bepaald betrouwbaarheidspercentage. Bij een betrouwbaarheid van 90 procent is de z-waarde 1,645; bij 95 procent is de z-waarde 1,960 en bij 99 procent is de z-waarde 2,575 (Leiden Universiteit, 1998); N= de grootte van de populatie (totaal aantal aanbestedingen); p= de kans dat een bepaalde uitkomst wordt gegeven. Dit is meestal 50 procent; f= de foutmarge/nauwkeurigheidsmarge is meestal 3 procent, 5 procent of 7 procent (Leiden Universiteit, 1998). Voor dit onderzoek zijn de volgende parameters gekozen: n= z= N= p= f=
zie Tabel D1; Bij een betrouwbaarheid van 90 procent is de z-waarde 1,645, bij 95 procent is de zwaarde 1,960 en bij 99 procent is de z-waarde 2,575; 1398 totaal aantal aanbestedingen; Omdat de kans van een bepaald antwoord niet bekend is, wordt voor de waarde van 50 procent gekozen; de foutmarge/nauwkeurigheidsmarge is 3 procent, 5 procent of 7 procent. Tabel D1: Aantal steekproeven afhankelijk van nauwkeurigheidsmarge en betrouwbaarheid
n (aantal aanbestedingen) Betrouwbaarheid 90 [%] z = 1,645 95 [%] z = 1,960 99 [%] z = 2,575
Nauwkeurigheidsmarge 0,03 490 606 796
0,05 227 302 450
0,07 126 173 273
Vanwege de tijd die beschikbaar was om dit onderzoek uit te voeren is gekozen voor een betrouwbaarheid van 90 procent en een nauwkeurigheid van 7 procent. Dit houdt in dat de aselecte proef uit 126 aanbestedingen bestaat (zie Tabel D1).
99
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Appendix E: Verschillende procedures, drempelwaardes en wetten zijn van toepassing bij MVA Verschillende procedures, drempelwaardes en wetten zijn van toepassing bij MVA. Tabel D1 geeft de toepassing van verschillende drempelwaardes en wetten weer. De drempelwaarde bepaalt of Europees moet worden aanbesteed en de keuze van de procedure hangt af van de eigenschappen van het project (bijvoorbeeld complexiteit). Figuur D1 geeft de drempelwaardes en mogelijke procedures van werken weer. Tabel D1: Toepassing van aanbestedingswet
Waarde opdracht Boven de drempelwaardes
Onder de drempelwaardes
Overheidsopdrachten 1.1 Begripsbepaling 1.2.1 Algemene bepaling 1.2.2 Beginselen bij Europese aanbestedingen(geldt ook bij grensoverschrijdende belang) 2 Europese aanbestedingen van overheidsopdrachten 4 Overige bepalingen Aanbestedingsbesluit Richtsnoeren: Gidsproportionaliteit Leveringen en diensten 1.1 Begripsbepaling 1.2.1 Algemene bepaling 1.2.3 Uitgangspunten bij nationale aanbestedingen 1.2.4. Uitgangspunten bij de meervoudige onderhandse procedure 1.3 Administratieve voorschriften 1.4 (Alleen voor werken) 4.4 Arbitrage en klachten 4.5 Evaluatiebepaling 4.6 Overgangs- en slotbepaling Aanbestedingsbesluit Richtsnoeren: Gidsproportionaliteit Aanbestedingsreglement Werken 2012 (ARW 2012) Leveringen en diensten VNG-model inkoop- en aanbestedingsbeleid Aanbestedingsrapport en aanbestedingspaspoort
107
Speciale-sectoropdrachten 1.1 Begripsbepaling 1.2.1 Algemene bepaling 1.2.2 Beginselen bij Europese aanbestedingen(geldt ook bij grensoverschrijdende belang) 3 Europese aanbestedingen van speciale-sectoropdrachten 4 Overige bepalingen Aanbestedingsbesluit Zonder verankering in aanbestedingswet: ARN 2013 1.1 Begripsbepaling 1.2.1 Algemene bepaling 1.2.3 Uitgangspunten bij nationale aanbestedingen 1.2.4. Uitgangspunten bij de meervoudige onderhandse procedure 1.3 Administratieve voorschriften 4.4 Arbitrage en klachten 4.5 Evaluatiebepaling 4.6 Overgangs- en slotbepaling Aanbestedingsbesluit Zonder verankering in aanbestedingswet: ARN 2013
107
Essers, M.J.J.M. (2013). Aanbestedingsrecht voor overheden: naar een maatschappelijk verantwoord aanbestedingsbeleid (p. 51) (4de druk). Amsterdam: Reed Business Education
100
Appendix E
2015
108
Figuur D1: Drempelwaardes werken
Mogelijke aanbestedingsprocedures De volgende aanbestedingsprocedures zijn mogelijk: 109 Europese standaardprocedures: o Openbare procedure; o Niet-openbare procedure; o Onderhandelingsprocedure na voorafgaande aankondiging; o Onderhandelingsprocedure zonder voorafgaande aankondiging; o Concurrentiegerichte dialoog; o Elektronische veiling. Nationale procedures: o Nationale openbare; o Nationale niet-openbare procedure; o De procedure van gunning via onderhandelingen; o De (Meervoudige) onderhandse procedure. Bijzondere procedures:110 o 2B-diensten; o Versnelde procedure; o Prijsvraag voor ontwerpen; o Concessieovereenkomst; o De prijsvraag voor ontwerp; o Complex sociale woningen; o Procedure voor opname lid bouwteam; o De ongereglementeerde procedure.
108
Gids Proportionaliteit, 2013 (p. 26). Essers, M.J.J.M. (2013). Aanbestedingsrecht voor overheden: naar een maatschappelijk verantwoord aanbestedingsbeleid (p. 172) (4de druk). Amsterdam: Reed Business Education. Pijnacker Hordijk, E.H., Bend, van der G.W. & Nouhuys, van J.F. (2009). Aanbestedingsrecht: Handboek van het Europese en het Nederlandse aanbestedingsrecht (p. 183) (4e druk) 110 Pianoo, (z.d.). Nationale procedures. Geraadpleegd op 30 maart 2015, van http://www.pianoo.nl/inkoopproces/fase-1-voorbereiden-inkoopdracht/mogelijkeaanbestedingsprocedures/bijzondere-europese109
101
Maatschappelijk Verantwoord Aanbesteden
2015
Appendix F: Resultaten van de aselecte selectie Deze appendix beschrijft de resultaten van de aselecte selectie. Via het Aanbestedingsinstituut en Tenderned wordt empirisch onderzoek gedaan naar criteria en gewichten die voorkomen in aanbestedingen van het jaar 2014. Elk aspect of onderwerp dat van belang is voor MVA wordt ingedeeld per opdrachtgever (waterschap, gemeente, provincie, het rijk, etc.) en soort werk. Voor sub-gunningscriteria wordt gekeken naar het gewicht dat een criterium heeft gekregen. Helaas is het zo dat bij sommige niet-openbare (selectie) aanbestedingen de gewichten van de criteria niet bekend zijn. Tevens zijn bij niet-openbare (selectie) aanbestedingen niet alle documenten/informatie beschikbaar. Hiermee moet rekening worden gehouden. Vandaar dat ervoor gekozen is om openbare en niet-openbare (selectie) aanbestedingen te scheiden. Naast openbaar of selectie worden de onderzoeksresultaten ook onderverdeeld in EMVI of laagste prijs.
F1 De beschikbare data Via het Aanbestedingsinstituut en Tenderned zijn 1398 aanbestedingen van werken beschikbaar van het jaar 2014. Dit zijn aanbestedingen van werken waarbij de sluitingsdatum in het jaar 2014 was. F1.1 Data Over de data kan het volgende worden gemeld: In totaal gaat het om vijftien opdrachtgevers in het databestand (zie Figuur F1). De gemeentes hebben de meeste opdrachten uitgezet. Dit is logisch omdat de gemeentes tot de grootste groep opdrachtgevers behoren. De provincie Zuid-Holland heeft relatief de meeste opdrachten (zie Figuur F3 en Figuur F5); Drenthe, Flevoland en Zeeland relatief de minste. In totaal zijn er 22 soorten werken (zie Figuur F5). De meest voorkomende zijn asfaltverhardingen, B&U nieuwbouw, B&U verbouw, betonwerken, groen en natuurbouw, grondwerken, onderhoud infra en reconstructie; 72 procent van de aanbestedingen is openbaar en 28 procent is selectie (zie Figuur F7). Relatief komen openbare aanbestedingen vaker voor dan aanbestedingen met selectie. 67 procent van de aanbestedingen gebruikt de gunningsmethodiek EMVI (zie Figuur F9). Relatief komt de gunningsmethodiek EMVI vaker voor dan de gunningsmethodiek laagste prijs.
102
Appendix F
2015
Figuur F1: Aanbestedingen per opdrachtgever van de totale data
Figuur F2: Aanbestedingen per opdrachtgever van de aselecte selectie
103
Appendix F
2015
Figuur F3: Opdrachten per provincie van de totale data
Figuur F4: Opdrachten per provincie van de aselecte selectie
104
Appendix F
2015
Figuur F5: Soorten werk van de totale data
Figuur F6: Soorten werk van de aselecte selectie
105
Appendix F
2015
Figuur F7: Soort aanbesteding van de totale data
Figuur F8: Soort aanbesteding van de aselecte selectie
Figuur F9: Gunningsmethodiek van de totale data
Figuur F10: Gunningsmethodiek van de aselecte selectie
106
Appendix F
2015
F1.2 Informatie van de data van de aselecte selectie Over de aselecte data in vergelijking met de gehele data kan het volgende worden gemeld: Relatief is het grootste verschil kleiner dan 2,5 procent bij de opdrachtgevers en twee opdrachtgevers ontbreken van de aselecte data (Industrie & Havenschap, en Particulier; zie Figuur F1 en Figuur F2); Bij de provincies is relatief het grootste verschil kleiner dan 1,5 procent (zie Figuur F3 en Figuur F4); Onder de aselecte data kwamen zeventien soorten werken voor; in de totale data 21 soorten. Dit heeft te maken met het feit dat B&U onderhoud, Bodemsanering, Prullenbak en Niet bekend niet in de aselecte data zitten. Relatief is het grootste verschil bij de soort werken kleiner dan 4,5 procent (zie Figuur F5 en Figuur F6); Relatief is het grootste verschil bij de soort aanbestedingen kleiner dan 4 procent (zie Figuur F7 en Figuur F8); Relatief is het grootste verschil bij de gunningsmethodiek kleiner dan 5,5 procent (zie Figuur F9 en Figuur F10). Over het algemeen is het verschil tussen de aselecte data en de gehele data relatief klein en is de verhouding enigszins gelijk gebleven. Er was geen bestaande dataset beschikbaar die voor dit onderzoek gebruikt kon worden. De dataset die was verkregen via het Aanbestedingsinstituut was niet helemaal geschikt voor het onderzoek naar MVA, maar vormde wel de basis voor dit onderzoek. Dat betekent dat de dataset van het Aanbestedingsinstituut is aangevuld met alle 126 aanbestedingen die onderzocht zijn op alle aspecten en onderwerpen van de aspecten 2 tot en met 9 van de paragrafen 2.5 tot en met 3.8. Alle volgende informatie/resultaten zijn te danken aan het uitvoeren van dit onderzoek. Het eerste aspect (Wettelijk kader) heeft geen betrekking op het onderzoeksresultaat. Vandaar dat dit aspect niet beschreven wordt in dit hoofdstuk.
F2 Resultaten van de aselecte data Deze paragraaf geeft de resultaten weer van de aselecte selectie. De resultaten zijn ingedeeld volgens de volgorde van de negen aspecten: 1. Wettelijk kader met betrekking tot MVA 2. Percelen 3. Varianten 4. Uitsluitingsgronden 5. Geschiktheidseisen 6. Sub-gunningscriteria 7. Overige onderwerpen 8. Beoordelingssystemen 9. Consistentie in de uitvraag Dit deel van het onderzoek richt zich alleen op de aspecten 2 tot en met 9. Daarnaast worden overige bevindingen in een aparte paragraaf beschreven. Termen en definities voor de figuren In de figuren komen soms bepaalde termen voor: Wel: criteria/geschiktheidseis/eis/sub-gunningscriteria komt in de aanbesteding voor. Geen: criteria/geschiktheidseis/eis/sub-gunningscriteria komt in de aanbesteding voor, maar de opdrachtgever wil het niet. 107
Appendix F
2015
N.B. staat voor Niet Bekend. Dit heeft betrekking op het feit dat bij selectie niet alle documenten openbaar (digitaal) beschikbaar zijn waardoor het niet mogelijk is om de documenten te onderzoeken (zie bijvoorbeeld Figuur F17). N.B. bij openbare aanbestedingen heeft te maken met het feit dat die aanbesteding incompleet is, dus niet alle documenten zijn beschikbaar, terwijl er in de publicatie wel naar verwezen wordt (zie bijvoorbeeld Figuur F17). N.V. staat voor Niet Vermeld: criteria/geschiktheidseis/eis/sub-gunningscriteria komt in de aanbesteding niet voor.
Interpretatie van de resultaten van de figuren Over het algemeen zijn er drie verschillende soorten weergaven van de resultaten. Deze soorten worden uitgelegd aan de hand van voorbeelden. De drie verschillende soorten weergaven zijn: Hoofdgroep: in Figuur F11 zijn de soorten aanbesteding weergegeven. 25 procent van de aanbestedingen is selectie en 75 procent is openbaar. procent Onderverdeling van hoofdgroep in subgroepen met verandering van verhoudingen: in Figuur F12 is 59 procent van de openbare aanbestedingen EMVI, de rest is laagste prijs. Samen vormt de subgroep 100 procent, maar de subgroep selectie in Figuur F12 vormt ook een subgroep van 100 procent. De subgroep openbare aanbestedingen in Figuur F12 geeft de verhoudingen weer van de gunningscriteria laagste prijs en EMVI binnen de hoofdgroep openbare aanbestedingen in Figuur F11. Onderverdeling van hoofdgroep in subgroepen zonder verandering van verhoudingen: in Figuur F105 is in de eerste afbeelding bovenaan het percentage weergegeven dat duurzaamheid wordt gevraagd. Samen vormen de percentages 100 procent. In de drie afbeeldingen eronder is de verdeling weergegeven zonder dat de verhoudingen zijn veranderd. De som van de subgroep ‘wel’ in de afbeelding ‘per soort opdrachter’ is 12,7 procent. Dit is dus gelijk aan het percentage van de hoofdgroep in de eerste afbeelding bovenaan die weergeeft hoe vaak duurzaamheid wordt gevraagd. Figuur F11 geeft de soorten aanbestedingen weer: 25 procent van de aanbestedingen is selectie en 75 procent is openbaar. 59 procent van de openbare aanbestedingen zijn EMVI, de rest is laagste prijs (zie Figuur F12). Bij selectie is 93,5 procent EMVI (zie Figuur F12). Relatief wordt EMVI vaker gevraagd dan laagste prijs. Omdat laagste prijs met selectie relatief weinig voorkomt, worden uit dit deel geen verdere conclusies getrokken (zie Figuur F12). De informatie is te weinig om duidelijke conclusies te kunnen trekken.
Figuur F11: Soorten aanbesteding
108
Appendix F
2015
Figuur F12: Gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.2 Percelen Bij 9,5 procent van de aanbestedingen wordt gevraagd om percelen of is de opdracht al in percelen opgedeeld (zie Figuur F13). Bij 55,6 procent van de aanbestedingen wordt gevraagd om de opdracht niet in percelen op te delen. Bij 23 procent van de aanbestedingen wordt geen melding gedaan over percelen. Bij 15,4 procent van de openbare laagste-prijsaanbestedingen is de opdracht al in percelen opgedeeld (zie Figuur F14). Bij 7,1 procent van de openbare EMVI-aanbestedingen wordt gevraagd om percelen of is de opdracht al in percelen opgedeeld. Bij 3,4 procent van de EMVI-aanbestedingen met selectie wordt gevraagd om percelen of is de opdracht al in percelen opgedeeld. Relatief wordt vaker gevraagd om percelen of is de opdracht al in percelen opgedeeld bij openbare laagste-prijsaanbestedingen dan bij EMVI-aanbestedingen.
Figuur F13: Percelen
Figuur F14: Percelen per gunningscriteria per soort aanbesteding
109
Appendix F
2015
F2.3 Varianten Bij 4 procent van de aanbestedingen wordt gevraagd om varianten (zie Figuur F15). Bij 70,6 procent van de aanbestedingen wordt gevraagd om geen varianten te leveren. Bij 11,1 procent van de aanbestedingen wordt geen melding gedaan over varianten. Alleen bij openbare aanbestedingen met EMVI wordt om varianten gevraagd. Bij selectie wordt niet om varianten gevraagd. Bij 8,9 procent van de EMVI aanbestedingen wordt gevraagd om varianten. Bij EMVI aanbestedingen met selectie komt de vraag naar varianten niet voor (zie Figuur F16).
Varianten 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
70,6% 11,1% Niet vermeld
Geen
4,0%
14,3%
Wel
Niet bekend
Figuur F15: Varianten
Varianten per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
82,1%
78,6% 50,0%
15,4% N.V.
2,6% Geen
N.B.
12,5% N.V.
Laagste prijs
41,4%
8,9% Geen EMVI
Openbaar
50,0%
Wel
55,2%
3,4% Geen
N.B.
N.V.
Laagste prijs
Geen
N.B.
EMVI Selectie
Figuur F16: Varianten per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.4 Uitsluitingsgronden In alle openbare aanbestedingen worden om uitsluitingsgronden gevraagd in de aanbesteding (zie Figuur F17). Het ontbreken/niet bekend van uitsluitingsgronden heeft te maken met selectie. Bij selectie zijn niet alle documenten openbaar digitaal beschikbaar, dus het is niet mogelijk om de documenten te onderzoeken. Tevens alle publicaties van alle aanbestedingen zijn op Tenderned, maar de documenten kunnen opgeslagen zijn bij verschillende databanken. De databanken die tijdens het onderzoek zijn tegengekomen zijn: Tenderned Aanbestedingskalender Negometrix.com Commerce-hub.com Zri.nl https://tender.ibisapps.nl. Niet alle databanken zijn publiekelijk toegankelijk, hierdoor is de nodig informatie ook niet beschikbaar.
110
Appendix F
2015
Uitsluitingsgronden per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0%
100,0%
100,0%
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
75,9% 24,1% Wel
Wel
Wel
Laagste prijs
EMVI
Laagste prijs
Openbaar
Wel
Niet bekend EMVI
Selectie
Figuur F17: Uitsluitingsgronden per gunningscriteria per soort aanbesteding
Naast uitsluitingsgronden vragen sommige opdrachtgevers ook naar een: Model K; Gedragsverklaring Aanbesteden; Verklaring van de belastingdienst. F2.5 Geschiktheidseisen Geschiktheidseisen zijn eisen waarmee de opdrachtgever de toetst of een inschrijvende partij geschikt is voor een opdracht (Pianoo, z.d.). Het is in maatschappelijk belang dat de meest geschikte inschrijvende partij zich kan inschrijven en dat die ook gekozen wordt. Want die opdrachtnemer kan de opdracht het beste uitvoeren. In alle aanbestedingen komen geschiktheidseisen voor (zie Figuur F18). Het niet bekend deel bij openbare aanbestedingen heeft te maken dat die aanbesteding incompleet is, terwijl in de publicatie wel naar verwezen wordt. Zie uitleg ‘termen en definities voor de figuren’ voor het niet bekende deel van de Figuur F18.
Geschiktheidseisen per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
100,0%
97,4%
100,0%
65,5% 34,5% 2,6% Wel
Niet bekend Laagste prijs Openbaar
Wel
Wel
EMVI
Laagste prijs
Wel
Niet bekend EMVI
Selectie
Figuur F18: Geschiktheidseisen per gunningscriteria per soort aanbesteding
Financiële en economische draagkracht F2.5.1 Bankverklaring Bij 50 procent van de aanbestedingen wordt de eis bankverklaring als geschiktheidseis gesteld (zie Figuur F19). Bij 36,5 procent van de aanbestedingen wordt een bankverklaring niet als een eis gesteld.
111
Appendix F
2015
Bij 51,3 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt de eis bankverklaring als geschiktheidseis gesteld (zie Figuur F20). Bij 46,4 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de eis bankverklaring als geschiktheidseis gesteld. Bij 51,7 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de eis bankverklaring als geschiktheidseis gesteld. Relatief wordt vaker een bankverklaring als eis gesteld bij openbare laagste prijs aanbesteding als bij een EMVI aanbesteding met selectie, dan bij een openbare EMVI aanbesteding.
Bankverklaring 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
50,0%
36,5%
13,5%
Niet Vermeld
Wel
Niet bekend
Figuur F19: Bankverklaring
Bankverklaring per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0%
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
43,6%
51,8%
51,3%
46,4%
5,1% Niet vermeld
Wel
Niet bekend
51,7%
48,3%
Wel
Niet bekend
1,8% Niet vermeld
Laagste prijs
Wel EMVI
Niet bekend
Wel Laagste prijs
Openbaar
EMVI Selectie
Figuur F20: Bankverklaring per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.5.2 Verzekering Bij 72,2 procent van de aanbestedingen wordt de eis verzekering als geschiktheidseis/contracteis gesteld (zie Figuur F21). In de meeste gevallen gaat het om een verplichte C(onstructie) A(ll) R(isks)verzekering (CAR verzekering). Bij 87,2 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt de eis verzekering als geschiktheidseis gesteld (zie Figuur F22). Bij 80,4 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de eis verzekering als geschiktheidseis gesteld. Bij 37,9 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de eis verzekering als geschiktheidseis gesteld. Relatief wordt de eis verzekering vaker gesteld bij openbare laagste prijs aanbestedingen, dan bij EMVI aanbestedingen. Relatief wordt de eis verzekering vaker gesteld bij openbare EMVI aanbestedingen, dan bij EMVI aanbestedingen met selectie. In de andere gevallen staat het rijk zelf garant.
112
Appendix F
2015
Verzekering 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
72,2% 14,3%
13,5%
Niet vermeld
Wel
Niet bekend
Figuur F21: Verzekering
Verzekering per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
87,2%
80,4% 50,0%
17,9%
12,8% Niet vermeld
Wel
Niet vermeld
Laagste prijs
EMVI
37,9% 3,4%
1,8% Wel
58,6%
50,0%
Niet Niet bekend vermeld
Wel
Niet vermeld
Laagste prijs
Openbaar
Wel
Niet bekend
EMVI Selectie
Figuur F22: Verzekering per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.5.3 Omzetverklaring van de afgelopen 3 jaar Bij 17,5 procent van de aanbestedingen wordt de eis omzetverklaring als geschiktheidseis gesteld (zie Figuur F23). Bij 61,9 procent van de aanbestedingen wordt een omzetverklaring niet als een eis gesteld. Bij 20,5 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt de eis omzetverklaring als geschiktheidseis gesteld (zie Figuur F24). Bij 14,3 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de eis omzetverklaring als geschiktheidseis gesteld. Bij 17,2 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de eis omzetverklaring als geschiktheidseis gesteld. Relatief wordt de eis omzetverklaring vaker gesteld bij openbare laagste prijs aanbestedingen, dan bij EMVI aanbestedingen. Relatief wordt de eis omzetverklaring vaker gesteld bij EMVI aanbestedingen met selectie, dan bij openbare EMVI aanbestedingen.
Omzetverklaring 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
61,9% 0,8% Niet vermeld
Geen
17,5%
19,8%
Wel
Niet bekend
Figuur F23: Omzetverklaring
113
Appendix F
2015
Omzetverklaring per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0%
82,1%
74,4%
75,9% 50,0% 50,0%
20,5%
5,1%
1,8%
14,3%
6,9%
1,8%
17,2%
0,0% Niet Wel vermeld
Niet Niet Geen bekend vermeld
Laagste prijs
Wel
Niet Niet Wel Niet Wel bekend vermeld vermeld
EMVI
Laagste prijs
Openbaar
Niet bekend
EMVI Selectie
Figuur F24: Omzetverklaring per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.5.4 Balansuittreksel Bij 6,3 procent van de aanbestedingen wordt de eis balansuittreksel als geschiktheidseis gesteld (zie Figuur F38). Bij 73,0 procent van de aanbestedingen wordt een balansuittreksel niet als een eis gesteld. Bij 5,1 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt de eis balansuittreksel als geschiktheidseis gesteld (zie Figuur F26). Bij 3,6 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de eis balansuittreksel als geschiktheidseis gesteld. Bij 13,8 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de eis balansuittreksel als geschiktheidseis gesteld. Relatief wordt de eis balansuittreksel vaker gesteld bij EMVI aanbestedingen met selectie, dan bij openbare aanbestedingen.
Balansuittreksel 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
73,0%
6,3% Niet vermeld
Wel
20,6% Niet bekend
Figuur F25: Balansuittreksel
114
Appendix F
2015
Balansuittreksel per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
94,6%
89,7%
75,9% 50,0%
5,1% Niet vermeld
Wel
5,1% Niet Niet bekend vermeld
Laagste prijs
3,6%
50,0% 13,8%
10,3%
1,8%
Wel
Niet Niet Niet Niet bekend vermeld bekend vermeld
Wel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
Openbaar
Niet bekend
Selectie
Figuur F26: Balansuittreksel per gunningscriteria per soort aanbesteding
Technische bekwaamheid F2.5.5 Ervaring Werken die de afgelopen 5 jaar zijn verricht en relevant zijn voor de opdracht waarvoor de opdrachtnemer zich gaat inschrijven. Dit worden vaak kerncompetenties genoemd. Bij 80,2 procent van de aanbestedingen wordt de eis ervaring (kerncompetitie(s)) als geschiktheidseis gesteld (zie Figuur F27). Relatief wordt ervaring het vaakst gevraagd bij openbare aanbestedingen. In 10,3 procent wordt daarover niets vermeld, dit kan te maken hebben met de soort en grote van de opdracht. Bij 82,1 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt de eis ervaring als geschiktheidseis gesteld (zie Figuur F28). Bij 83,9 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de eis ervaring als geschiktheidseis gesteld. Bij 69,0 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de eis ervaring als geschiktheidseis gesteld. Relatief wordt vaker ervaring als eis gesteld bij een openbare EMVI aanbesteding, dan bij een openbare laagste prijs inschrijving of EMVI aanbesteding met selectie.
Ervaring 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
80,2% 10,3% Niet vermeld
9,5% Wel
Niet bekend
Figuur F27: Ervaring
115
Appendix F
2015
Ervaring per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
12,8% Niet vermeld
Wel
100,0%
83,9%
82,1%
5,1%
14,3%
Niet bekend
Niet vermeld
Laagste prijs
69,0% 31,0% 1,8%
Wel
Niet bekend
EMVI
Wel
Wel
Laagste prijs
Openbaar
Niet bekend EMVI
Selectie
Figuur F28: Ervaring per gunningscriteria per soort aanbesteding
F. Certificaten Bij 84,1 procent van de aanbestedingen wordt een certificaat als geschiktheidseis gesteld (zie Figuur F29). Bij 7,9 procent van de aanbestedingen wordt een certificaat niet als een eis gesteld. Bij 84,6 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt een certificaat als geschiktheidseis gesteld (zie Figuur F30). Bij 89,3 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt een certificaat als geschiktheidseis gesteld. Bij 72,4 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt een certificaat als geschiktheidseis gesteld. Relatief wordt een certificaat het vaakst gevraagd bij openbare EMVI aanbestedingen.
Certificaten 84,1%
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
7,9%
7,9%
Niet vermeld
Wel
Niet bekend
Figuur F29: Certificaten
Certificaten per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
12,8% Niet vermeld
Wel
100,0%
89,3%
84,6%
2,6%
8,9%
Niet bekend
Niet vermeld
Laagste prijs
72,4%
27,6% 1,8% Wel EMVI
Niet bekend
Wel Laagste prijs
Openbaar
Wel
Niet bekend EMVI
Selectie
Figuur F30: Certificaten per gunningscriteria per soort aanbesteding
116
Appendix F
2015
F2.5.6 Kwaliteitscontrole Dit kan een ISO 9001 certificaat zijn of een ander soort vergelijkbare document. Ongeveer wordt bij twee derde van de aanbestedingen om een ISO 9001 (Kwaliteitscontrole) certificaat gevraagd of iets soort gelijks (zie Figuur F31 en Figuur F32).
ISO 9001 (Kwaliteitscontrole) 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
68,3% 21,4%
10,3%
Niet vermeld
Wel
Niet bekend
Figuur F31: ISO 9001 (Kwaliteitscontrole)
ISO 9001 (Kwaliteitscontrole) per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0%
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
69,6%
66,7% 28,2% Niet vermeld
5,1% Wel
Niet bekend
34,5%
28,6% Niet vermeld
Laagste prijs
1,8% Wel EMVI
Openbaar
65,5%
Niet bekend
Wel
Wel
Laagste prijs
Niet bekend EMVI
Selectie
Figuur F32: ISO 9001 (Kwaliteitscontrole) per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.5.7 Milieubeheer Maatregelen inzake milieubeheer die kunnen worden toegepast op het werk. Dit kan een ISO 14001 certificaat zijn of een ander soort vergelijkbare document. Bij 2,4 procent van de aanbestedingen wordt de ISO 14001 certificaat als geschiktheidseis gesteld of iets soort gelijks (zie Figuur F33). Bij 82,5 procent van de aanbestedingen wordt de ISO 14001 certificaat niet als een eis gesteld. Bij 3,6 procent van de openbare EMVI aanbestedingen gaat het om een ISO 14001 certificaat of iets soort gelijks (zie Figuur F34). Bij 3,4 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie gaat het om een ISO 14001 certificaat of iets soort gelijks.
117
Appendix F
2015
ISO 14001 (milieubeheer) 82,5%
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
15,1%
2,4% Niet vermeld
Wel
Niet bekend
Figuur F33: ISO 14001 (milieubeheer)
ISO 14001 (milieubeheer) per gunningscriteria per soort aanbesteding
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
97,4%
94,6% 50,0%
50,0%
55,2%
41,4%
2,6%
3,6%
Niet Niet Niet vermeld bekend vermeld
Wel
Niet Niet Niet Niet bekend vermeld bekend vermeld
Wel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
Laagste prijs
3,4%
1,8%
Openbaar
Niet bekend
Selectie
Figuur F34: ISO 14001 (milieubeheer) per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.5.8 VCA-certificaat Is een certificaat voor Veiligheid, Gezondheid en Milieu (VGM) (VCA, z.d.). Het is een controlelijst voor aannemers. Het is in maatschappelijke belang dat VGM tijdens een project wordt gehandhaafd. Bij 65,9 procent van de aanbestedingen wordt de VCA (Veiligheid) certificaat als geschiktheidseis gesteld of iets soort gelijks (zie Figuur F35). Bij 20,6 procent van de aanbestedingen wordt de VCA (Veiligheid) certificaat niet als een eis gesteld. Bij 61,5 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen gaat het om een VCA (Veiligheid) certificaat of iets soort gelijks (zie Figuur F36). Bij 78,6 procent van de openbare EMVI aanbestedingen gaat het om een VCA certificaat of iets soort gelijks. Bij 48,3 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie gaat het om een VCA certificaat of iets soort gelijks. Relatief wordt een VCA certificaat het vaakst gevraagd bij openbare EMVI aanbestedingen.
VCA (Veiligheid) 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
65,9% 20,6% Niet vermeld
13,5% Wel
Niet bekend
Figuur F35: VCA (Veiligheid)
118
Appendix F
2015
VCA (Veiligheid) per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0%
78,6% 61,5%
75,0% 50,0%
50,0%
33,3%
25,0%
5,1%
50,0%
19,6%
48,3%
48,3%
Wel
Niet bekend
3,4%
1,8%
0,0% Niet vermeld
Wel
Niet Niet bekend vermeld
Laagste prijs
Wel
Niet Niet bekend vermeld
EMVI
Wel
Niet vermeld
Laagste prijs
Openbaar
EMVI Selectie
Figuur F36: VCA (Veiligheid) per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.5.9 Eigen verklaring In alle aanbestedingen waarbij de informatie openbaar toegankelijk was, wordt om een eigenverklaringen gevraagd (zie Figuur F37). Zie uitleg ‘termen en definities voor de figuren’ voor het niet bekende deel van de Figuur F37.
Eigen verklaringen per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0%
100,0%
100,0%
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
75,9% 24,1%
Wel
Wel
Wel
Laagste prijs
EMVI
Laagste prijs
Openbaar
Wel
Niet bekend EMVI
Selectie
Figuur F37: Eigen verklaringen per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.5.10 Belangverstrengeling Bij 14,3 procent van de aanbestedingen wordt de eis belangenverstrengeling als geschiktheidseis gesteld (zie Figuur F38). Bij 62,7 procent van de aanbestedingen wordt geen melding gedaan over belangenverstrengeling. Bij 7,7 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt de eis belangenverstrengeling als geschiktheidseis gesteld (zie Figuur F39). Bij 25 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de eis belangenverstrengeling als geschiktheidseis gesteld. Bij 3,4 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de eis belangenverstrengeling als geschiktheidseis gesteld. Relatief worden bij aanbestedingen die openbaar zijn met EMVI het vaakst belangenverstrengeling als geschiktheidseis gesteld.
119
Appendix F
2015
Belangenverstrengeling 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
62,7%
Niet vermeld
14,3%
23,0%
Wel
Niet bekend
Figuur F38: Belangenverstrengeling
Belangenverstrengeling per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
87,2%
86,2%
73,2%
50,0% 7,7% Niet vermeld
Wel
5,1% Niet Niet bekend vermeld
Laagste prijs Openbaar
25,0%
50,0% 10,3%
1,8%
3,4%
Wel
Niet Niet Niet Niet bekend vermeld bekend vermeld
Wel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
Niet bekend
Selectie
Figuur F39: Belangenverstrengeling per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.5.11 Overige geschiktheidseisen Andere geschiktheidseisen die een paar keer gevraagd werden door de opdrachtgever zijn: Groenkeurcertificaat Certificaat BRL9101 (Past performance)Tevredenheidsverklaring111 Asbestverwijdering conform SC-530 Beroepsbevoegdheid112: De opdrachtnemer beschikt over een handelsregister, is de rechtspersoon en beschikt over de nodige beroepskwalificaties. In dit aselecte onderzoek kwam in geen een aanbesteding voor dat de opdrachtgever vroeg naar: Kwaliteitsbewaking113: Een onafhankelijk instantie voert de kwaliteitsbewaking uit; Normen inzake milieubeheer114: Een onafhankelijk instantie voert het milieubeheer plan uit. Dit houdt niet in dat naar deze geschiktheidseisen helemaal niet gevraagd worden, maar in dit aselecte onderzoeken werd niet daar deze geschiktheidseisen gevraagd in een aanbesteding door een opdrachtgever. F2.6 Sub-gunningscriteria Sub-gunningscriteria115 zijn opdracht/werk/project gerelateerde criteria in tegenstelling tot geschiktheidseisen die opdrachtnemer gerelateerd zijn. Door de eisen en doelen van een opdracht/werk/project vertalen naar sub-gunningscriteria laat de opdrachtgever merken welke subgunningscriteria van belang zijn voor een opdracht/werk/project. Door verschillende gewichten aan 111
Wordt in F2.8 behandeld. ARW 2012 Art. 2.10 113 ARW 2012 Art. 2.8 114 ARW 2012 Art. 2.9 115 ARW 2012 Art. 3.3.11 112
120
Appendix F
2015
sub-gunningscriteria toe te laten kennen laat de opdrachtgever merken welke subgunningscriteria/doelen belangrijker zijn, dan andere sub-gunningscriteria/doelen. De subgunningscriteria zijn verdeeld volgens de RAMS(HEC)-methodiek (Rijkswaterstaat, 2010). De verdeling geeft een duidelijkere overzicht van welke criteria betrekking hebben tot een bepaald thema. Als geen verdeling wordt gegeven, is ook geen overzicht over welke criteria op elkaar invloed kunnen hebben of andere criteria van toepassing kunnen zijn. Reliability (Bedrijfszekerheid) F2.6.1 Plan van Aanpak Bij 31 procent van de aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria plan van aanpak gevraagd (zie Figuur F40). Bij 60,7 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria plan van aanpak gevraagd (Figuur F41). Bij 13,8 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de sub-gunningscriteria plan van aanpak gevraagd. Relatief wordt een plan van aanpak het vaakst gevraagd bij openbare EMVI aanbestedingen.
Plan van Aanpak 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
53,2%
31,0%
15,9% Niet bekend
Wel
Niet gevraagd
Figuur F40: Plan van Aanpak
Plan van Aanpak per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
94,9%
60,7% 37,5% 2,6%
2,6%
Niet bekend
Wel
50,0%
50,0%
58,6% 13,8%
1,8% Niet Niet gevraagd bekend
Laagste prijs Openbaar
Wel
Niet Niet Niet Niet gevraagd bekend gevraagd bekend
Wel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
27,6%
Niet gevraagd
Selectie
Figuur F41: Plan van Aanpak per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.6.2 Project management Bij 13,5 procent van de aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria project management gevraagd (zie Figuur F42). Bij 2,5 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt het criterium project management een verplichting (zie Figuur F43). Bij 23,2 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria project management gevraagd. Bij 10,3 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de sub-gunningscriteria project management gevraagd. 121
Appendix F
2015
Relatief wordt project management het vaakst gevraagd bij openbare EMVI aanbestedingen.
Project management 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
70,6%
15,9%
13,5%
Niet bekend
Wel
Niet gevraagd
Figuur F42: Project management
Project management per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
94,9% 2,6%
2,6%
Niet bekend
Wel
75,0% 1,8%
Niet Niet gevraagd bekend
Laagste prijs
50,0%
50,0%
58,6%
23,2%
10,3%
Wel
Niet Niet Niet Niet gevraagd bekend gevraagd bekend
Wel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
Openbaar
31,0% Niet gevraagd
Selectie
Figuur F43: Project management per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.6.3 Risicomanagement Bij 19 procent van de aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria risicomanagement gevraagd (zie Figuur F44). Bij 2,5 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt het criterium risicomanagement een verplichting (zie Figuur F45). Bij 39,3 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria risicomanagement gevraagd. Bij 3,4 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de sub-gunningscriteria risicomanagement gevraagd. Relatief wordt risicomanagement het vaakst gevraagd bij openbare EMVI aanbestedingen.
Risicomanagement 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
65,1% 15,9%
19,0%
Niet bekend
Wel
Niet gevraagd
Figuur F44: Risicomanagement
122
Appendix F
2015
Risicomanagement per gunningscriteria per soort aanbesteding 94,9%
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
58,9%
50,0%
39,3% 2,6%
2,6%
Niet bekend
Wel
50,0%
58,6% 37,9% 3,4%
1,8% Niet Niet gevraagd bekend
Laagste prijs
Wel
Niet Niet Niet Niet gevraagd bekend gevraagd bekend
Wel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
Openbaar
Niet gevraagd
Selectie
Figuur F45: Risicomanagement per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.6.4 Kansendossier Bij 1,6 procent van de aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria kansendossier gevraagd (zie Figuur F46). Met kansendossier wordt bedoeld welke kansen en mogelijkheden zijn in een bepaalde project aanwezig om een mogelijke oplossing verder te optimaliseren. Bij 3,6 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria logistiek gevraagd (zie Figuur F47). Bij aanbestedingen met selectie komt deze criteria niet voor.
Kansendossier 82,5%
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
15,9%
1,6%
Niet bekend
Wel
Niet gevraagd
Figuur F46: Kansendossier
Kansendossier per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
97,4%
94,6% 50,0%
2,6%
1,8%
Niet Niet Niet bekend gevraagd bekend Laagste prijs
58,6%
41,4%
3,6% Wel EMVI
Openbaar
50,0%
Niet Niet Niet Niet Niet gevraagd bekend gevraagd bekend gevraagd Laagste prijs
EMVI
Selectie
Figuur F47: Kansendossier per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.6.5 Ontwerpervaring Bij 1,5 procent van de aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria ontwerpervaring gevraagd (zie Figuur F48).
123
Appendix F
2015
Bij 3,5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria ontwerpervaring gevraagd. Bij aanbestedingen met selectie komt deze criteria niet voor (zie Figuur F49).
Ontwerpervaring 82,5%
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
15,9%
1,6%
Niet bekend
Wel
Niet gevraagd
Figuur F48: Ontwerpervaring
Ontwerpervaring per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
97,4%
94,6%
50,0% 2,6%
1,8%
Niet Niet Niet bekend gevraagd bekend Laagste prijs
58,6%
41,4%
3,6% Wel EMVI
Openbaar
50,0%
Niet Niet Niet Niet Niet gevraagd bekend gevraagd bekend gevraagd Laagste prijs
EMVI Selectie
Figuur F49: Ontwerpervaring per gunningscriteria per soort aanbesteding
Maintainability (Onderhoudbaarheid) F2.6.6 CO2 gerelateerd Bij 19 procent van de aanbestedingen wordt een sub-gunningscriteria gevraagd die CO2 gerelateerd is (zie Figuur F50). Hieronder valt de CO2 prestatieladder, CO2 ambitieniveau en uitstoot van de gebruikte voertuigen (bijvoorbeeld minimaal EURO 3 motoren bij vrachtwagens). Bij 10,3 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt het criterium die CO2 gerelateerd is een verplichting (zie Figuur F51). Bij 26,8 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt een sub-gunningscriteria gevraagd die CO2 gerelateerd is. Bij 17,2 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt een sub-gunningscriteria gevraagd die CO2 gerelateerd is. Relatief wordt een criteria die CO2 gerelateerd het vaakst gevraagd bij openbare EMVI aanbestedingen. Van alle aanbestedingen werd in totaal 11,1 procent gevraagd naar de sub-gunningscriteria CO2 prestatieladder. Bij 17,9 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de subgunningscriteria CO2 prestatieladder gevraagd (zie Figuur F52). Bij 13,8 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de sub-gunningscriteria CO2 prestatieladder gevraagd. Van alle aanbestedingen werd in totaal 8,7 procent gevraagd naar de sub-gunningscriteria CO2 ambitieniveau. Bij 16,1 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de subgunningscriteria CO2 ambitieniveau gevraagd (zie Figuur F53). Bij 6,9 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de sub-gunningscriteria CO2 ambitieniveau gevraagd. 124
Appendix F
2015
In 8,7 procent van alle aanbestedingen kwamen beide opties voor, dus of een niveau op CO2 prestatieladder of een CO2 ambitieniveau. Maar de inschrijvende partij moest wel aan een voldoen.
CO2 gerelateerd 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
64,3%
Niet gevraagd
19,0%
16,7%
Wel
Niet bekend
Figuur F50: CO2 gerelateerd
CO2 gerelateerd per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
84,6%
71,4% 10,3%
Niet gevraagd
Wel
50,0%
26,8%
5,1% Niet Niet bekend gevraagd
Laagste prijs
50,0%
1,8%
58,6% 24,1%
17,2%
Wel
Niet Niet Niet Niet bekend gevraagd bekend gevraagd
Wel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
Openbaar
Niet bekend
Selectie
Figuur F51: CO2 gerelateerd per gunningscriteria per soort aanbesteding
CO2 prestatieladder per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
97,4%
80,4% 50,0%
2,6%
1,8%
Niet Niet Niet bekend gevraagd bekend Laagste prijs Openbaar
50,0%
51,7%
17,9%
13,8%
Wel
Niet Niet Niet Niet gevraagd bekend gevraagd bekend
Wel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
34,5%
Niet gevraagd
Selectie
Figuur F52: CO2 prestatieladder per gunningscriteria per soort aanbesteding
125
Appendix F
2015
CO2-ambitieniveau per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
97,4%
82,1% 50,0%
2,6%
1,8%
Niet Niet Niet bekend gevraagd bekend Laagste prijs
50,0%
51,7%
16,1%
41,4% 6,9%
Wel
Niet Niet Niet Niet gevraagd bekend gevraagd bekend
Wel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
Openbaar
Niet gevraagd
Selectie
Figuur F53: CO2-ambitieniveau per gunningscriteria per soort aanbesteding
In enkele andere gevallen werd gevraagd: dat de voertuigen aan een bepaalde uitvoering moesten voldoen, bijvoorbeeld minimaal EURO 3 motoren bij vrachtwagens. hoe duurzaam de gebruikte voertuigen zouden zijn. F2.6.7 Duurzaamheid Onder duurzaamheid kan worden verstaan116: ‘Ontwikkeling die de huidige behoefte dekt zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigenbehoefte te voorzien in gevaar te brengen. Duurzame ontwikkeling gaat over het integreren van de doelstellingen van een hoge kwaliteit van leven, gezondheid en welvaart met maatschappelijke rechtvaardigheid en het in stand houden van het vermogen van de aarde om vormen van leven in al hun diversiteit in stand te houden. Deze maatschappelijke, economische en milieudoelstellingen zijn onderling afhankelijk en versterken elkaar. Duurzame ontwikkeling kan worden beschouwd als een manier om uitdrukking te geven aan de algemene verwachtingen van de maatschappij als geheel.’ Duurzaamheid in aanbestedingen kan betrekking hebben op: Preventief en correctief onderhoud; Onderhoudskosten minimaliseren; Toe passen van het materiaal in het ontwerp; Onderhoudscyclus; CO2 gerelateerde criteria vallen in dit onderzoek niet hieronder. Bij 12,7 procent van de aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria duurzaamheid gevraagd (zie Figuur F54). Bij 21,4 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria duurzaamheid gevraagd (zie Figuur F55). Bij 13,8 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de sub-gunningscriteria duurzaamheid gevraagd.
116
NEN-ISO 26000:2010 (nl). (2010). Richtlijn voor maatschappelijke verantwoordelijkheid van organisaties, pp. 02-05. Geneva: ISO copyright office
126
Appendix F
2015
Duurzaamheid 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
71,4%
15,9%
12,7%
Niet bekend
Wel
Niet gevraagd
Figuur F54: Duurzaamheid
Duurzaamheid per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
97,4%
76,8% 50,0%
50,0%
58,6%
21,4% 2,6%
13,8%
1,8%
Niet Niet Niet bekend gevraagd bekend Laagste prijs
Wel
Niet Niet Niet Niet gevraagd bekend gevraagd bekend
Wel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
Openbaar
27,6%
Niet gevraagd
Selectie
Figuur F55: Duurzaamheid per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.6.8 Storingen Bij 7,1 procent van de aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria ontwerpervaring gevraagd (zie Figuur F56). Onder storingen wordt verstaan hoe snel kan een opdrachtnemer een storing oplossen wanneer een melding erover wordt gedaan. Dit kunnen ook onderhoudswerken zijn, waarbij gekeken hoe snel het onderhoud plaats kan vinden. Bij 16,1 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria storingen gevraagd (zie Figuur F57). Bij aanbestedingen met selectie komt deze criteria niet voor.
Storingen 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
77,0% 15,9%
7,1%
Niet bekend
Wel
Niet gevraagd
Figuur F56: Storingen
127
Appendix F
2015
Storingen per gunningscriteria per soort aanbesteding 97,4%
100,0%
82,1%
75,0%
50,0%
50,0%
58,6%
50,0% 25,0%
2,6%
1,8%
41,4%
16,1%
0,0% Niet Niet Niet bekend gevraagd bekend Laagste prijs
Wel
Niet Niet Niet Niet Niet gevraagd bekend gevraagd bekend gevraagd
EMVI
Laagste prijs
Openbaar
EMVI
Selectie
Figuur F57: Storingen per gunningscriteria per soort aanbesteding
Environment (Omgeving) F2.6.9 Omgevingsmanagement Bij 22,2 procent van de aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria omgevingsmanagement gevraagd (zie Figuur F58). Hieronder wordt verstaan in dit onderzoek: Bereikbaarheid (beperken hinder voor omwonenden en bestemmingsverkeer); Vriendelijkheid (hoe wordt omgegaan met klachten?). Bij 2,6 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt het criterium omgevingsmanagement een verplichting (zie Figuur F59). Bij 44,6 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria omgevingsmanagement gevraagd. Bij 6,9 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de sub-gunningscriteria omgevings-management gevraagd. Relatief wordt omgevingsmanagement het vaakst gevraagd bij openbare EMVI aanbestedingen. Van alle aanbestedingen werd in totaal 10,3 procent gevraagd naar de sub-gunningscriteria bereikbaarheid. Bij 23,2 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de subgunningscriteria bereikbaarheid gevraagd (zie Figuur F60). Bij aanbestedingen met selectie komt deze criteria niet voor. Van alle aanbestedingen werd in totaal 3,2 procent gevraagd naar de sub-gunningscriteria vriendelijkheid. Bij 5,4 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria vriendelijkheid gevraagd (zie Figuur F61). Bij 3,4 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de sub-gunningscriteria vriendelijkheid gevraagd.
Omgevingsmanagement 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
61,9% 15,9%
22,2%
Niet bekend
Wel
Niet gevraagd
Figuur F58: Omgevingsmanagement
128
Appendix F
2015
Omgevingsmanagement per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
94,9% 53,6%
44,6% 2,6%
2,6%
Niet bekend
Wel
50,0%
58,6%
50,0%
34,5%
6,9%
1,8% Niet Niet gevraagd bekend
Laagste prijs
Wel
Niet Niet Niet Niet gevraagd bekend gevraagd bekend
Wel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
Openbaar
Niet gevraagd
Selectie
Figuur F59: Omgevingsmanagement per gunningscriteria per soort aanbesteding
Bereikbaarheid per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
97,4%
75,0% 50,0%
50,0%
58,6%
Niet bekend
Niet gevraagd
Niet bekend
41,4%
23,2% 2,6% Niet bekend
1,8% Niet gevraagd
Niet bekend
Wel
Laagste prijs
Niet gevraagd
EMVI
Laagste prijs
Openbaar
Niet gevraagd
EMVI Selectie
Figuur F60: Bereikbaarheid per gunningscriteria per soort aanbesteding
Vriendelijkheid per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
97,4%
92,9% 50,0%
2,6%
1,8%
Niet Niet Niet bekend gevraagd bekend Laagste prijs Openbaar
50,0%
58,6% 37,9%
5,4%
3,4%
Wel
Niet Niet Niet Niet gevraagd bekend gevraagd bekend
Wel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
Niet gevraagd
Selectie
Figuur F61: Vriendelijkheid per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.6.10 Logistiek Bij 3,2 procent van de aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria logistiek gevraagd (zie Figuur F62). Met logistiek wordt bedoeld hoe vindt het transport rondom het project plaats. Bij 7,1 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt de sub-gunningscriteria logistiek gevraagd (zie Figuur F63). Bij aanbestedingen met selectie komt deze criteria niet voor. 129
Appendix F
2015
Logistiek 81,0%
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
15,9%
3,2%
Niet bekend
Wel
Niet gevraagd
Figuur F62: Logistiek
Logistiek per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
97,4%
2,6% Niet bekend
Niet gevraagd
91,1%
1,8%
7,1%
Niet bekend
Wel
Laagste prijs
EMVI Openbaar
Niet gevraagd
50,0%
50,0%
58,6%
Niet bekend
Niet gevraagd
Niet bekend
Laagste prijs
41,4%
Niet gevraagd
EMVI Selectie
Figuur F63: Logistiek per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.6.11 Overige sub-gunningscriteria Andere sub-gunningscriteria die een paar keer gevraagd werden door de opdrachtgever zijn: Project administratie Asset management Nazorg: bij een bepaalde aanbesteding bleef restverontreiniging in de bodem, hiervoor was nazorg noodzakelijk. In dit aselecte onderzoek kwam in geen een aanbesteding voor dat de opdrachtgever vroeg naar: BIM; Ketensamenwerking; DuboCalc; BREEAM; Cradle to cradle (C2C); LifeCycle Costs (LCC); Total Cost of Ownership (TCO). Dit houdt niet in dat naar deze sub-gunningscriteria helemaal niet gevraagd worden, maar in dit aselecte onderzoeken werd niet daar deze sub-gunningscriteria gevraagd in een aanbesteding door een opdrachtgever. F2.7 Overige onderwerpen In deze paragraaf wordt onderscheid gemaakt tussen twee klassen van onderwerpen die in aanbestedingen voor kunnen komen. Klasse 1 zijn criteria die zowel geschiktheidseisen en subgunningscriteria zijn. Dit zijn: Social return; Past performance; 130
Appendix F
2015
Verkeersmaatregelen; Veiligheidsplan.
In de tweede klasse worden criteria beschreven die geëist kunnen worden door de opdrachtgever. Dit zijn: Hinderplan; Ketenaansprakelijkheid; Arbeidsomstandigheden; Vreemdelingen arbeid; Geen kinderarbeid producten; Vergoeding. Klasse 1: Zowel geschiktheidseisen als sub-gunningscriteria F2.7.1 Social return Bij 43,7 procent van de aanbestedingen wordt het criterium social return gevraagd als subgunningscriteria of is het een verplichting als geschiktheidseis (zie Figuur F64). Bij 46,2 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen is het criterium social return een verplichting (zie Figuur F65). Bij 55,4 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt het criterium social return gevraagd. In sommige gevallen is het een verplichting en in andere gevallen is het een sub-gunningscriteria. Bij 20,7 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de sub-gunningscriteria social return gevraagd. In sommige gevallen is het een verplichting en in andere gevallen is het een sub-gunningscriteria. Relatief wordt het criterium social return vaker verplicht of gevraagd bij openbare EMVI aanbestedingen, dan bij openbare laagste prijs aanbestedingen. Relatief wordt het criterium social return vaker verplicht of gevraagd bij openbare EMVI aanbestedingen, dan bij EMVI aanbestedingen met selectie.
Social return 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
34,1%
43,7%
Niet gevraagd
Wel
22,2%
Niet bekend
Figuur F64: Social return
131
Appendix F
2015
Social return per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
46,2%
46,2%
41,1%
55,4%
7,7% Niet gevraagd
Wel
50,0%
75,9%
50,0%
3,6%
Niet Niet bekend gevraagd
Laagste prijs
3,4%
20,7%
Wel
Niet Niet Niet Niet bekend gevraagd bekend gevraagd
Wel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
Openbaar
Niet bekend
Selectie
Figuur F65: Social return per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.7.1.1 Social return percentage/bedrag In 77,4 procent van de gevallen dat Social return wordt gevraagd gaat het om een percentage van de opdrachtsom (zie Figuur F66). In 84,6 procent hiervan gaat het om 5 procent van de opdrachtsom(zie Figuur F67). In 12,8 procent gaat het om 2 procent van de opdrachtsom. In 2,6 procent gaat het om 2,5 procent van de opdrachtsom. In 22,6 procent van de gevallen dat Social return wordt gevraagd gaat het om een bedrag (zie Figuur F66). In 28,5 procent van de gevallen gaat het om € 25.000,00 of € 10.000,00 (zie Figuur F68). In de rest van de gevallen gaat het om € 12.000,00, € 7.500,00 of € 5.000,00.
Social return percentage/bedrag 77,4%
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
22,6% Bedrag
Percentage
Figuur F66: Social return percentage/bedrag
Social return percentage 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
84,6% 12,8%
2,6%
2%
2,5 %
5%
Figuur F67: Social return percentage
132
Appendix F
2015
Social return bedrag 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
14,3%
14,3%
5000
7500
28,6%
28,6%
14,3%
10000
12000
25000
Figuur F68: Social return bedrag
F2.7.2 Past performance Bij 6,4 procent van de aanbestedingen wordt het criterium past performance gevraagd als subgunningscriteria of is het een verplichting als geschiktheidseis (zie Figuur F69). Bij 7,7 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen is het criterium past performance een verplichting (zie Figuur F70). Bij 7,1 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt het criterium past performance gevraagd las sub-gunningscriteria. Bij 3,4 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de sub-gunningscriteria past performance gevraagd. Relatief wordt het criterium past performance bijna even vaak verplicht bij openbare EMVI aanbestedingen als bij openbare laagste prijs aanbestedingen.
Past performance 77,7%
100,00% 75,00% 50,00% 25,00% 0,00%
15,9%
6,4%
Niet bekend
Wel
Niet gevraagd
Figuur F69: Past performance
Past performance per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
91,1%
89,7%
50,0% 2,6%
7,7%
Niet bekend
Wel
1,8% Niet Niet gevraagd bekend
Laagste prijs Openbaar
50,0%
58,6% 37,9%
7,1%
3,4%
Wel
Niet Niet Niet Niet gevraagd bekend gevraagd bekend
Wel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
Niet gevraagd
Selectie
Figuur F70: Past performance per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.7.3 Verkeersmaatregelen Bij 64,3 procent van de aanbestedingen wordt het criterium verkeersmaatregelen gevraagd als subgunningscriteria of is het een verplichting (zie Figuur F71). Bij 84,6 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen is het criterium verkeersmaatregelen een verplichting (zie Figuur F72). Bij 83,9 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt het 133
Appendix F
2015
criterium verkeersmaatregelen gevraagd. In sommige gevallen is het een verplichting en in andere gevallen is het een sub-gunningscriteria. Bij 3,4 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie wordt de sub-gunningscriteria verkeersmaatregelen gevraagd. In sommige gevallen is het een verplichting en in andere gevallen is het een sub-gunningscriteria. Relatief wordt het criterium verkeersmaatregelen bijna even vaak verplicht bij openbare EMVI aanbestedingen als bij openbare laagste prijs aanbestedingen. Sommige projecten hebben geen verkeersmaatregelen nodig.
Verkeersmaatregelen 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
64,3% 34,9% 0,8% Niet gevraagd
Wel
Niet bekend
Figuur F71: Verkeersmaatregelen
Verkeersmaatregelen per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
84,6% 12,8%
2,6% Niet gevraagd
Wel
100,0%
83,9%
Niet bekend
Laagste prijs Openbaar
Wel
16,1%
3,4%
Niet Niet bekend bekend
Wel
EMVI
Laagste prijs
96,6%
Niet bekend EMVI
Selectie
Figuur F72: Verkeersmaatregelen per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.7.4 Veiligheidsplan Bij 82,5 procent van de aanbestedingen wordt het criterium veiligheidsplan een verplichting (zie Figuur F73). Bij 89,7 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen is het criterium veiligheidsplan een verplichting (zie Figuur F74).Bij 94,6 procent van de openbare EMVI aanbestedingen is het criterium veiligheidsplan een verplichting. Bij 48,3 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie is het criterium veiligheidsplan een verplichting. Relatief wordt het criterium veiligheidsplan vaker verplicht bij openbare EMVI aanbestedingen, dan bij openbare laagste prijs aanbestedingen. Relatief wordt het criterium veiligheidsplan vaker verplicht bij openbare EMVI aanbestedingen, dan bij EMVI aanbestedingen met selectie. De overheid is bezig met het ontwikkeling van een veiligheidsladder. Hetzelfde principe als voor CO2 prestatieladder alleen dan voor veiligheid.
134
Appendix F
2015
Veiligheidsplan 82,5%
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
12,7%
4,8%
Niet vermeld
Wel
Niet bekend
Figuur F73: Veiligheidsplan
Veiligheidsplan per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
7,7%
2,6%
Niet vermeld
Wel
100,0%
94,6%
89,7% 3,6%
Niet Niet bekend vermeld
Laagste prijs
Niet bekend
EMVI
48,3%
Wel
Niet bekend
3,4%
1,8% Wel
48,3%
Wel
Niet vermeld
Laagste prijs
Openbaar
EMVI Selectie
Figuur F74: Veiligheidsplan per gunningscriteria per soort aanbesteding
Klasse 2: Geëiste criteria in het contract F2.7.5 Hinderplan Bij 43,7 procent van de aanbestedingen wordt het criterium hinderplan een verplichting (zie Figuur F75). Onder hinderplan wordt verstaan maatregelen nemen tegen geluidsoverlast of trilling overlast. Bij 43,6 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen is het criterium hinderplan een verplichting (zie Figuur F76). Bij 64,3 procent van de openbare EMVI aanbestedingen is het criterium hinderplan een verplichting. Bij 6,9 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie is het criterium hinderplan een verplichting.
Hinderplan (geluid/trilling) 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
34,9%
43,7%
Niet vermeld
Wel
21,4% Niet bekend
Figuur F75: Hinderplan (geluid/trilling)
135
Appendix F
2015
Hinderplan (geluid/trilling) per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
53,8%
43,6%
Wel
50,0%
33,9% 2,6%
Niet vermeld
82,8%
64,3%
50,0% 10,3%
1,8%
Niet Niet bekend vermeld
Laagste prijs
6,9%
Wel
Niet Niet Niet Niet bekend vermeld bekend vermeld
Wel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
Openbaar
Niet bekend
Selectie
Figuur F76: Hinderplan (geluid/trilling) per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.7.6 Ketenaansprakelijkheid Bij 21,4 procent van de aanbestedingen werd een melding gedaan over het criterium ketenaansprakelijkheid door de opdrachtgever in een contract (zie Figuur F77). Bij 23,1 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen is en melding gedaan over het criterium ketenaansprakelijkheid (zie Figuur F78). Bij 28,6 procent van de openbare EMVI aanbestedingen is en melding gedaan over het criterium ketenaansprakelijkheid. Bij 3,4 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie is en melding gedaan over het criterium ketenaansprakelijkheid. Relatief wordt het criterium ketenaansprakelijkheid vaker gemeld bij openbare EMVI aanbestedingen, dan bij openbare laagste prijs aanbestedingen.
Ketenaansprakelijkheid 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
57,1% 21,4%
21,4%
Wel
Niet bekend
Niet vermeld
Figuur F77: Ketenaansprakelijkheid
Ketenaansprakelijkheid per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
76,9%
Wel
50,0%
28,6%
23,1% Niet vermeld
86,2%
69,6%
50,0% 10,3%
1,8% Niet vermeld
Laagste prijs
Wel EMVI
Openbaar
Niet bekend
Wel
Niet Niet bekend vermeld
Laagste prijs
3,4% Wel
Niet bekend
EMVI Selectie
Figuur F78: Ketenaansprakelijkheid per gunningscriteria per soort aanbesteding
136
Appendix F
2015
F2.7.7 Arbeidsomstandigheden Bij 67,5 procent van de aanbestedingen werd een melding gedaan over het criterium arbeidsomstandigheden door de opdrachtgever in een contract (zie Figuur F79). Bij 87,2 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen is een melding gedaan over het criterium arbeidsomstandigheden (zie Figuur F80). Bij 85,7 procent van de openbare EMVI aanbestedingen is een melding gedaan over het criterium arbeidsomstandigheden. Bij 6,9 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie is een melding gedaan over het criterium arbeidsomstandigheden. Relatief wordt het criterium arbeidsomstandigheden vaker gemeld bij openbare laagste prijs aanbestedingen, dan bij EMVI aanbestedingen.
Arbeidsomstandigheden 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
67,5% 21,4%
11,1% Niet vermeld
Wel
Niet bekend
Figuur F79: Arbeidsomstandigheden
Arbeidsomstandigheden per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
87,2%
86,2%
85,7%
50,0% 12,8% Niet vermeld
12,5% Wel
Niet vermeld
Laagste prijs
6,9%
1,8% Wel EMVI
Openbaar
50,0%
Niet bekend
Wel
Niet Niet bekend vermeld
Laagste prijs
6,9% Wel
Niet bekend
EMVI Selectie
Figuur F80: Arbeidsomstandigheden per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.7.8 Vreemdelingen arbeid Bij 37,3 procent van de aanbestedingen werd een melding gedaan over het criterium vreemdelingen arbeid door de opdrachtgever in een contract (zie Figuur F81). Wet vreemdelingen arbeid heeft betrekking op buitenlandse arbeiders die in Nederland werken. Bij 53,8 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen een melding gedaan over het criterium vreemdelingen arbeid (zie Figuur F82). Bij 44,6 procent van de openbare EMVI aanbestedingen een melding gedaan over het criterium vreemdelingen arbeid. Bij 3,4 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie is een melding gedaan over het criterium vreemdelingen arbeid. Relatief wordt het criterium wet vreemdelingen arbeid vaker gemeld bij openbare laagste prijs aanbestedingen, dan bij EMVI aanbestedingen.
137
Appendix F
2015
Vreemdelingen arbeid 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
41,3%
37,3%
Niet vermeld
Wel
21,4% Niet bekend
Figuur F81: Vreemdelingen arbeid
Vreemdelingen arbeid per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
86,2% 46,2%
53,8%
53,6%
50,0%
44,6%
50,0% 10,3%
1,8% Niet vermeld
Wel
Niet vermeld
Laagste prijs
3,4%
Wel
Niet Niet Niet Niet bekend vermeld bekend vermeld
Wel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
Openbaar
Niet bekend
Selectie
Figuur F82: Vreemdelingen arbeid per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.7.9 Geen kinderarbeid producten Bij 0,8 procent van de aanbestedingen wordt het criterium geen kinderarbeid producten een verplichting (zie Figuur F83). Dit was bij een openbare laagste prijs aanbesteding en had betrekking op onderhoud infra, dus of het logisch was om aan deze verplichting te voldoen is niet bekend (zie Figuur F84, Figuur F85, Figuur F86 en Figuur F87). Het lijkt erop dat de opdrachtgever dit onderwerp geen aandacht geeft, terwijl het een groot invloed kan hebben op een leven van een kind. Dit probleem heeft ook een praktisch probleem, want het is moeilijk om te controleren (zie paragraaf 4.1.1).
Geen kinderarbeid producten 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
83,3% 15,9% Niet bekend
0,8% Wel
Niet vermeld
Figuur F83: Geen kinderarbeid producten
138
Appendix F
2015
Geen kinderarbeid producten per opdrachtgever 100,0%
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
83,3%
15,9% Gemeente Niet bekend
Wel
Niet vermeld
Figuur F84: Geen kinderarbeid producten per opdrachtgever
Geen kinderarbeid producten per provincie 100,0%
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
83,3%
15,9% Zuid-Holland Niet bekend
Wel
Niet vermeld
Figuur F85: Geen kinderarbeid producten per provincie
Geen kinderarbeid producten per soort werk 100,0%
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
83,3%
15,9%
Onderhoud infra Niet bekend
Wel
Niet vermeld
Figuur F86: Geen kinderarbeid producten per soort werk
Geen kinderarbeid producten per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
98,2%
94,9%
50,0% 2,6%
2,6%
Niet bekend
Wel
50,0%
58,6%
41,4%
1,8% Niet Niet Niet Niet Niet Niet Niet vermeld bekend vermeld bekend vermeld bekend vermeld
Laagste prijs Openbaar
EMVI
Laagste prijs
EMVI
Selectie
Figuur F87: Geen kinderarbeid producten per gunningscriteria per soort aanbesteding
139
Appendix F
2015
F2.7.10 Keurmerken Bij 46,0 procent van de aanbestedingen zijn keurmerken een verplichting. Dit zijn keurmerken met betrekking op producten (zie Figuur F88). Bij 66,7 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen zijn keurmerken een verplichting (zie Figuur F89). Bij 55,4 procent van de openbare EMVI aanbestedingen zijn keurmerken een verplichting. Bij 3,4 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie zijn keurmerken een verplichting. Relatief worden keurmerken vaker verplicht bij openbare laagste prijs aanbestedingen, dan bij EMVI aanbestedingen. In de meeste gevallen ging het om: Keurmerken Komo/KIWA/KEMA/GASTEC (bouwstoffen): In totaal werd in 42,9 procent van alle aanbestedingen gevraagd naar de keurmerken Komo/KIWA/KEMA/GASTEC; Keurmerken FSE/TPAC (hout): In totaal werd in 11,9 procent van alle aanbestedingen gevraagd naar het keurmerk FSE/TPAC. Keurmerken voor bouwstoffen werden bij (zie Figuur F90): 59,0 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen zijn keurmerken voor bouwstoffen gevraagd; 53,0 procent van de openbare EMVI aanbestedingen zijn keurmerken voor bouwstoffen gevraagd; 3,4 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie zijn keurmerken voor bouwstoffen gevraagd. Keurmerken voor hout werden bij (zie Figuur F91): 17,9 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen zijn keurmerken voor hout gevraagd; 12,5 procent van de openbare EMVI aanbestedingen zijn keurmerken voor hout gevraagd; 3,4 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie zijn keurmerken voor hout gevraagd. Andere keurmerken die een paar keer verplicht werden zijn: CE keurmerk SKG***
Keurmerken 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
31,0% Niet vermeld
46,0%
Wel
23,0% Niet bekend
Figuur F88: Keurmerken
140
Appendix F
2015
Keurmerken per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
89,7%
66,7%
42,9%
30,8% Niet vermeld
55,4%
50,0%
2,6% Wel
50,0% 6,9%
1,8%
Niet Niet bekend vermeld
Laagste prijs
3,4%
Wel
Niet Niet Niet Niet bekend vermeld bekend vermeld
Wel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
Openbaar
Niet bekend
Selectie
Figuur F89: Keurmerken per gunningscriteria per soort aanbesteding
Komo/KIWA/KEMA/GASTEC (bouwstoffen)per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
59,0%
53,6%
41,0%
44,6%
50,0%
58,6%
50,0%
37,9% 3,4%
1,8% Wel
Niet Niet vermeld bekend
Laagste prijs
Wel
Niet Niet Niet Niet vermeld bekend vermeld bekend
Wel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
Openbaar
Niet vermeld
Selectie
Figuur F90: Komo/KIWA/KEMA/GASTEC (bouwstoffen)per gunningscriteria per soort aanbesteding
FSE/TPAC (hout ) per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
85,7%
82,1%
50,0% 17,9% Wel
1,8% Niet Niet bvermeld bekend
Laagste prijs Openbaar
50,0%
58,6% 37,9%
12,5%
3,4%
Wel
Niet Niet Niet Niet bvermeld bekend bvermeld bekend
Wel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
Niet bvermeld
Selectie
Figuur F91: FSE/TPAC (hout ) per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.7.11 Vergoeding Bij 6,3 procent van de aanbestedingen kreeg de inschrijvende partij een vergoeding (zie Figuur F92). Bij 31,7 procent van de aanbestedingen kreeg de inschrijvende partij geen vergoeding. In 43,7 procent van de aanbesteding was geen melding gemaakt of de inschrijvende partij wel of geen vergoeding kreeg. Bij 5,4 procent van de openbare EMVI aanbestedingen kreeg de inschrijvende partij een vergoeding (zie Figuur F93). Bij 17,2 procent van de EMVI aanbestedingen met selectie kreeg de inschrijvende partij een vergoeding. Bij geen een laagste prijs aanbesteding werd vergoeding gegeven, zover 141
Appendix F
2015
bekend. Relatief krijgen inschrijvende partijen bij een EMVI aanbesteding met selectie vaker een vergoeding, dan EMVI aanbestedingen die openbaar zijn. Bij openbare EMVI aanbestedingen kreeg een derde € 1.500,00 vergoeding, de andere derde kreeg € 2.500,00 en het resterende gedeelte kreeg € 7.500,00 vergoeding (zie Figuur F94). Of deze bedragen proportioneel zijn geweest ten aanzien van de gemaakte kosten door de opdrachtnemer is niet onderzocht voor dit onderzoek. Bij EMVI aanbestedingen met selectie varieerde het vergoedingsbedrag tussen € 5.000,00 en € 40.000,00, maar het vergoedingsbedrag bij selectie werd alleen uitgekeerd aan de vier verliezende partijen die de selectie door waren (zie Figuur F94). De rest kreeg geen vergoeding. Of deze bedragen proportioneel zijn geweest ten aanzien van de gemaakte kosten door de opdrachtnemer is niet onderzocht voor dit onderzoek.
Vergoeding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
43,7%
31,7%
Niet vermeld
Geen
6,3%
18,3%
Wel
Niet bekend
Figuur F92: Vergoeding
Vergoeding per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
61,5%
55,4%
33,3% 5,1%
5,4%
Niet Geen Niet Niet Geen vermeld bekend vermeld
Wel
Laagste prijs
EMVI Openbaar
65,5%
50,0% 50,0%
37,5%
17,2% 17,2%
1,8%
Niet Geen Niet Geen bekend bekend
Wel
Laagste prijs
EMVI
Niet bekend
Selectie
Figuur F93: Vergoeding per gunningscriteria per soort aanbesteding
142
Appendix F
2015
Vergoedingsbedrag 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
33,3%
33,3%
33,3%
40,0%
1500
2500
7500
5000
20,0%
20,0%
20,0%
15000
30000
40000
EMVI
EMVI
Openbaar
Selectie
Figuur F94: Vergoedingsbedrag
F2.8 Beoordelingssystemen F2.8.1 Abnormaal inschrijvingen Bij 10,3 procent van de aanbestedingen wordt een melding gedaan over een abnormaal inschrijving en in sommige gevallen wordt ook gedefinieerd wat onder een abnormaal inschrijving valt aan de hand van normen, bijvoorbeeld de laagste/hoogste prijs mag niet lager/hoger zijn dan 15 procent van de prijs beraming dat de opdrachtgever zelf heeft berekend (zie Figuur F95). Bij 10,3 procent van de openbare laagste prijs aanbestedingen wordt een melding gedaan over abnormaal inschrijving (zie Figuur F96). Bij 16,1 procent van de openbare EMVI aanbestedingen wordt een melding gedaan over abnormaal lage inschrijving. Relatief wordt de melding over abnormaal lage inschrijving vaker gemeld bij een openbare EMVI aanbesteding, dan bij een openbare laagste prijs aanbesteding. Bij selectie komt deze melding niet voor. Uit het onderzoek van Economisch Instituut voor de bouw (EIB) blijkt dat bij gewicht van 0 tot 20procent voor kwaliteit de winnende prijs 19 procent onder het gemiddelde prijs gemiddeld ligt (zie Tabel F1). Kwaliteit wint het op 1 procent boven het gemiddelde geleverde kwaliteit. Het lijkt dat abnormale inschrijvingen geen problemen zijn bij de winnende inschrijving, maar in de praktijk blijkt het toch niet zo te zijn. De opdrachtgever moet op de hoede zijn voor abnormale inschrijvingen situatie afhankelijk.
Abnormaal inschrijvingen 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
65,9%
Niet vermeld
10,3%
23,8%
Wel
Niet bekend
Figuur F95: Abnormaal inschrijvingen
143
Appendix F
2015
Abnormaal lage inschrijvingen per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
84,6%
89,7%
82,1% 50,0% 10,3%
Niet vermeld
Wel
5,1% Niet Niet bekend vermeld
Laagste prijs
16,1% Wel EMVI
50,0% 10,3%
1,8%
Niet Niet Niet Niet Niet bekend vermeld bekend vermeld bekend Laagste prijs
Openbaar
EMVI
Selectie
Figuur F96: Abnormaal lage inschrijvingen per gunningscriteria per soort aanbesteding
Tabel F1: Verschillen tussen prijzen en kwaliteiten naar categorie per markt aandeel (Hardeman, 2015)
Categorie I II III IV
Weging kwaliteit 0–20procent 20-50procent 50-80procent 80-100procent
procent markt aandeel 35procent 46procent 19procent 0procent
Prijs winnaar t.o.v. gemiddelde inschrijfprijs - 19procent - 13procent - 5procent Geen metingen
Kwaliteit winnaar t.o.v. gemiddelde kwaliteit + 1procent + 29procent + 39procent Geen metingen
F2.8.2 EMVI wegingsmethodiek Bij 58,7 procent van de EMVI aanbestedingen wordt de gunningsmethodiek gunnen op waarde gebruikt (zie Figuur F97). Relatief zijn meer gunningsmethodiek en gunnen op waarde, dan puntenmodel. Bij gunnen op waarde wordt kwaliteit uitgedrukt in geld en wordt het bedrag bijgeteld of afgetrokken op/van de prijs. 89,2 procent van de aanbesteding van gunnen op waarde zijn openbaar en 10,8 procent is selectie (zie Figuur F98). Relatief is het grootste gedeelte minder dan € 300.000 (zie Figuur F99). Het is niet bekend tot welke verhouding dit staat tot de prijs beraming van een project. Bij 38,1 procent van de EMVI aanbestedingen wordt het puntenmodel als gunningsmethodiek gebruikt (zie Figuur F97). Hierbij wordt kwaliteit en prijs uitgedrukt in punten en inschrijvende partij met de hoogste punten wint. 87,5 procent van de aanbesteding van puntenmodel zijn openbaar en 12,5 procent is selectie (zie Figuur F98). In Figuur F100 is het gewicht voor de deel kwaliteit weergegeven. Relatief gaat het in de meeste gevallen om 40 procent van het totale hoeveel punten/gewicht. Bij 46,5 procent van de EMVI aanbestedingen die het puntenmodel gebruikt is het gewicht tussen de sub-gunningscriteria ongelijk verdeeld, dus sommige sub-gunningscriteria zijn belangrijker dan andere sub-gunningscriteria (zie Figuur F101). Bij 40 procent van de EMVI aanbestedingen die het puntenmodel gebruikt is het gewicht tussen de sub-gunningscriteria gelijk verdeeld. Dit houdt in dat de doelen in deze specifieke projecten voor de opdrachtgever even belangrijk waren, want in het gewicht van de sub-gunningscriteria zit geen onderscheidende vermogen. Dit is lastig om te voorstellen dat alle doelen in een aanbestedingen gelijk aan elkaar zijn. Meestal is een hoofddoel aanwezig en de andere doelen zijn subdoelen. Bij gunnen op waarde komt dit fenomeen niet voor, want daarin is bijna geen een bedrag aan elkaar gelijk, dus geen een doel is gelijk aan elkaar. Het lijkt
144
Appendix F
2015
dat bij gunnen op waarde de opdrachtgever duidelijker laat blijken in de aanbestedingen wat het belangrijkst is. Bij 5 procent wordt relatief vaak gevraagd naar een criteria en dat is de CO2 prestatieladder (zie Figuur F100). De CO2 prestatieladder is bijna niet meer onderscheidend is, omdat zo veel opdrachtnemers al op niveau 3, 4 of 5 zitten. Dus hoe praktisch is het om de CO2 prestatieladder als enige sub-gunningscriteria te gebruiken?
EMVI wegingsmethodiek 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
58,7%
38,1% 3,2% Puntenmodel
Niet bekend
Gunnen op waarde
Figuur F97: EMVI wegingsmethodiek
EMVI wegingsmethodiek per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
89,2%
87,5% 12,5% Openbaar
10,8%
3,2%
Selectie
Puntenmodel
Openbaar Niet bekend door Selectie / incompleet
Selectie
Gunnen op waarde
Figuur F98: EMVI wegingsmethodiek per soort aanbesteding
Gunnen op waarde: Het bedrag 100,0% 75,0% 50,0% 25,0%
25,0% 20,8%
12,5% 0,0%
8,3%
4,2%
4,2%
12,5% 12,5%
0,0%
Figuur F99: Gunnen op waarde: Het bedrag
145
Appendix F
2015
EMVI gewicht puntenmodel 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
3,7%
3,7%
3,7%
7,4%
7,4%
5%
10 %
15 %
20 %
30 %
29,6%
40 %
11,1% 22,2% 7,4% 50 %
60 %
70 %
3,7% Niet bekend
Figuur F100: EMVI gewicht puntenmodel
Gewicht gelijk verdeeld bij puntenmodel 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
46,7%
40,0% 13,3%
Ongelijk
Niet bekend
Gelijk
Figuur F101: Gewicht gelijk verdeeld bij puntenmodel
F2.8.3 Scoringsmethodiek Bij 73,0 procent van de EMVI aanbestedingen is de scoringsmethodiek gegeven (zie Figuur F102). Bij 17,5 procent is de scoringsmethodiek niet gegeven. Dit kan tot manipulatie van de winnende inschrijving leiden (zie Hoofdstuk 4 ‘Scoringsmethodiek’). Bij 14,3 procent dat een scoringsmethodiek niet gegeven is heeft betrekking op een openbare aanbesteding (zie Figuur F102). Bij selectie wordt het meestal na de selectiefase de scoringsmethodiek bekend gemaakt, maar in sommige gevallen wordt de scoringsmethodiek al voor de selectiefase bekend gemaakt.
Scoringsmethodiek per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
71,4% 14,3%
3,2%
3,2%
6,3%
Openbaar
Selectie
Openbaar
Selectie
niet gegeven scoringsmethodiek
Niet bekend door selectie / incompleet
1,6% Openbaar
Selectie
Wel gegeven scoringsmethodiek
Figuur F102: Scoringsmethodiek per soort aanbesteding
F2.8.4 Beoordelingsmethodiek Bij ongeveer 20 procent van alle aanbestedingen is een relatief hoog risico op het ontstaan van de twee effecten (zie Figuur F103). In Figuur F104 is te zien dat bij gunnen op waarde 80 procent van de aanbestedingen relatief een goed scoringsmethodiek heeft. Dit is relatief hoger dan bij het puntenmodel. Maar ook bij het puntenmodel heeft 56 procent van de aanbestedingen een goed scoringsmethodiek. Of het puntenmodel relatief gevoeliger is om de twee effecten te kunnen veroorzaken kan aan de hand hiervan niet geconcludeerd worden. De opdrachtgever moet goed op de hoogte zijn van deze effecten en proberen om dit te voorkomen.
146
Appendix F
2015
Beoordelingsmethodiek en minimum eis 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
52,4% 17,5% Relatief een goed scoringsmethodiek
20,6%
9,5%
Niet bekend door geen Niet bekend door Scoringsmethodiek selectie / incompleet
Relatief hoog risico op het ontstaan van de twee effecten
Figuur F103: Beoordelingsmethodiek en minimum eis
EMVI wegingsmethodiek per gegeven scoringsmethodiek per beoordelingsmethodiek en minimum eis 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
80,0%
56,3%
43,8%
Relatief een goed scoringsmethodiek
Relatief hoog risico op het ontstaan van de twee effecten
20,0% Relatief een goed scoringsmethodiek
Relatief hoog risico op het ontstaan van de twee effecten
Wel gegeven scoringsmethodiek
Wel gegeven scoringsmethodiek
Puntenmodel
Gunnen op waarde
Figuur F104: EMVI wegingsmethodiek per gegeven scoringsmethodiek per beoordelingsmethodiek en minimum eis
F2.9 Consistentie in de uitvraag Criteria, sub-gunningscriteria en eisen worden niet consistent toegepast in aanbestedingen, daarom lijkt het net of dat bij elke aanbesteding het wiel opnieuw moet worden uitgevonden, terwijl inhoudelijk de aanbestedingen best veel op elkaar lijken (zie paragraaf 1.4.4.2, kenmerk 2 van niveau 1). In aanbestedingsdocumenten worden soms verschillende criteria gebruikt, terwijl de verschillende criteria als hetzelfde worden toegepast, dus verschillende termen voor dezelfde definitie (zie paragraaf 1.4.4.2, kenmerk 1 van niveau 1). Dit is ook waargenomen in het onderzoek van het Economisch Instituut voor de bouw Hardeman. 117 Bijvoorbeeld procesmatig lijken – zelfde soort − projecten veel op elkaar, hierdoor kan ervaring worden opgebouwd door de deelnemende actoren en die ervaring kan worden gebruikt bij het volgende project(en), zodat dat dan niet dezelfde fouten worden gemaakt, hierdoor ontstaat er vooruitgang/ontwikkeling/progressie. Maar weinig ontwikkeling/progressie is waargenomen in aanbestedingsdocumenten, want als het subgunningscriteria duurzaamheid als voorbeeld wordt genomen, dan zitten bij de soort opdrachtgevers bijna dezelfde soort opdrachtgevers die het sub-gunningscriteria duurzaamheid wel vragen of niet vragen (zie Figuur F105). Dit kan ook worden waargenomen als per provincie wordt gekeken. In bijna dezelfde provincie dat het sub-gunningscriteria duurzaamheid wel gevraagd wordt, wordt het ook niet gevraagd (zie Figuur F105). Dit zelfde verschijnsel vindt ook plaats bij soort werk. Bij bijna alle zelfde soort werken kan het sub-gunningscriteria duurzaamheid wel gevraagd worden of niet (zie Figuur F105). Deze versnippering wordt bijna bij alle criteria/sub117
Hardeman, S. (2015). Succesvolle EMVI aanbestedingen: Aanbevelingen voor opdrachtgevers en opdrachtnemers (pp. 7 – 9). 147
Appendix F
2015
gunningscriteria/eisen/beoordelingssystemen waargenomen (e.g. zie Figuur F106 en Figuur F107). De versnippering komt overeen met kenmerk 3 van niveau 1. Misschien is het zo dat het in de praktijk, wanneer het project daadwerkelijk wel uitgevoerd dat de criteria wel meer consistent worden toegepast, maar dat is in iedere geval niet te vinden in het onderzoek. In Nederland worden werken op een maatschappelijke aanbesteed, maar de methode is nog versnipperd.
148
Niet bekend
Wel
Waterbouw
Verhardingen
Zuid-Holland
10,3%10,3% 7,9% 3,2% 4,8% 3,2%
Zeeland
Utrecht
Overijssel
Waterschappen
Rijkswaterstaat
Provincie
Nutsbedrijven
9,5%
Terreininrichting
Reconstructie
Noord-Holland
Landbouw (DLG)
0,8% 2,4% 3,2%
Onderhoud infra
Ondergrondse netwerken
Wel Noord-Brabant
7,1%
Grondwerken
15,9%
Limburg
Wel
Groen en natuurbouw
0,8% 0,8% 2,4% 1,6% 0,8% 2,4% 0,8% 3,2% 1,6% 3,2% 2,4% Instellingen school en zorg
0,8% 0,8% 0,8% 0,8% 0,8% 0,8%
Groningen
Wel
Elementenverhardingen
Niet bekend
Diversen
Gemeente
12,7%
Gelderland
Friesland
Defensie
Bedrijven
Waterschappen
Provincie
ProRail
15,9%
Dijkbouw
Flevoland
Drenthe
Zuid-Holland
Utrecht
Noord-Holland
Noord-Brabant
Duurzaamheid per soort opdrachtgever
Betonwerken
Bagger-/Kustwerken
B&U verbouw
B&U nieuwbouw
Asfaltverhardingen
(Sport)parken
Waterbouw
Niet bekend
Reconstructie
Niet bekend
Limburg
Instellingen school en zorg
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
Onderhoud infra
Gelderland
Gemeente
9,5%
Groen en natuurbouw
Diversen
Friesland
Flevoland
15,9%
B&U nieuwbouw
Asfaltverhardingen
Appendix F 2015
Duurzaamheid 71,4%
Niet gevraagd
40,5%
4,8% 8,7%
Niet gevraagd
Duurzaamheid per provincie
15,9%
1,6%
Niet gevraagd
Duurzaamheid per soort werk
8,7% 12,7% 8,7% 1,6% 15,9% 1,6% 1,6% 4,8% 1,6% 6,3% 4,8% 1,6% 3,2% 3,2% 7,9% 2,4% 3,2% 1,6% 1,6% 0,8% 3,2% 0,8% 0,8% 0,8% 0,8%
Niet gevraagd
Figuur F105: Duurzaamheid per soort opdrachtgever of provincie of soort werk
149
Asfaltverhardingen B&U nieuwbouw B&U verbouw Betonwerken Dijkbouw Diversen Elementenverhardingen Grondwerken Onderhoud infra Reconstructie Terreininrichting Waterbouw (Sport)parken Asfaltverhardingen B&U nieuwbouw B&U verbouw Bagger-/Kustwerken Betonwerken Dijkbouw Diversen Elementenverhardingen Groen en natuurbouw Grondwerken Ondergrondse netwerken Onderhoud infra Reconstructie Terreininrichting Verhardingen Waterbouw
Niet bekend
Niet bekend
Wel Wel
15,9%
Zuid-Holland
Zeeland
Utrecht
9,5%7,9%
Overijssel
2,4%4,0%
Noord-Holland
4,0%1,6%4,0%2,4% 6,3%
Noord-Brabant
Wel
Waterschappen
Rijkswaterstaat
Provincie
ProRail
Nutsbedrijven
Wel
Limburg
Niet bekend
Landbouw (DLG)
22,2%
Groningen
15,9%
Gelderland
Instellingen school en zorg
Gemeente
Defensie
Bedrijven
Waterschappen
Rijkswaterstaat
0,8% 4,0% 1,6% 1,6% 0,8% 0,8%
Friesland
Flevoland
Drenthe
0,8%
Zuid-Holland
4,8%4,0%
Zeeland
Utrecht
0,8%3,2%0,8%2,4%1,6%
Noord-Holland
Noord-Brabant
Niet bekend Provincie
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
Limburg
Instellingen school en zorg
Gemeente
15,9% 14,3%
Groningen
Gelderland
Friesland
Appendix F 2015
Omgevingsmanagement 61,9%
Niet gevraagd
Omgevingsmanagement per soort opdrachtgever 35,7% 0,8% 2,4% 3,2% 0,8% 6,3% 3,2% 7,9%
Niet gevraagd
Omgevingsmanagement per provincie
15,1%
3,2%4,8%0,8%
Niet gevraagd
Omgevingsmanagement per soort werk
4,0% 7,9% 11,9% 15,9% 2,4% 0,8% 0,8% 0,8% 0,8% 6,3% 0,8% 1,6% 7,9% 0,8% 4,0% 5,6% 7,1% 4,0% 1,6% 0,8% 0,8% 2,4% 0,8% 3,2% 0,8% 0,8% 0,8% 0,8% 0,8% 3,2%
Niet gevraagd
Figuur F106: Omgevingsmanagement per soort opdrachtgever of provincie of soort werk
150
Appendix F
2015
EMVI wegingsmethodiek 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
58,7%
38,1% 3,2% Niet bekend door Selectie / incompleet
Puntenmodel
Gunnen op waarde
EMVI wegingsmethodiek per soort opdrachtgever 36,5%
15,9%
Puntenmodel
Zeeland
7,9%
Zuid-Holland
4,8% 3,2% Utrecht
1,6% Overijssel
Noord-Brabant
6,3% 7,9%
Limburg
Drenthe
3,2% 1,6%
Noord-Holland
4,8%
Flevoland
1,6% Zuid-Holland
Utrecht
Overijssel
Noord-Holland
Noord-Brabant
Limburg
Groningen
Friesland
3,2% 3,2% 3,2%
Groningen
14,3%
Niet bekend
Waterschappen
Gunnen op waarde
EMVI wegingsmethodiek per provincie 6,3% 4,8%
4,8%
Provincie
Gemeente
Puntenmodel
3,2% 1,6% 1,6%
4,8% Rijkswaterstaat
12,7%
7,9% Waterschappen
1,6%
Gelderland
Niet bekend
1,6%
Provincie
Gemeente
3,2%
Instellingen school en zorg
27,0%
Gunnen op waarde
EMVI wegingsmethodiek per soort werk
Niet bekend
Puntenmodel
Waterbouw
Verhardingen
Terreininrichting
Reconstructie
Onderhoud infra
Ondergrondse netwerken
Grondwerken
Groen en natuurbouw
Elementenverhardingen
Dijkbouw
Betonwerken
Bagger-/Kustwerken
B&U verbouw
Asfaltverhardingen
(Sport)parken
Reconstructie
Onderhoud infra
Grondwerken
Groen en natuurbouw
Diversen
Betonwerken
B&U verbouw
B&U nieuwbouw
Asfaltverhardingen
4,8% 1,6% 9,5% 14,3% 3,2% 6,3% 4,8%4,8% 1,6% 3,2% 4,8% 6,3% 4,8% 1,6% 3,2% 4,8% 1,6% 3,2% 3,2% 1,6% 1,6% 1,6% 1,6% 1,6% 4,8%
Gunnen op waarde
Figuur F107: EMVI wegingsmethodiek per soort opdrachtgever of provincie of soort werk
151
Appendix F
2015
F2.10 Overige bevindingen In deze (sub) paragraaf worden de afgebroken, incomplete en aanbesteding met uitstel behandeld. F2.10.1 Afgebroken aanbestedingen In Figuur F108 is het percentage afgebroken aanbestedingen weergegeven. 5,6 procent van de aanbestedingen is afgebroken. 13,8 procent van de aanbestedingen met de gunningscriteria EMVI met selectie zijn afgebroken (zie Figuur F109). Dit zijn 4 van 27 aanbestedingen met selectie. De helft van de aanbestedingen is afgebroken, omdat het onvolledig was. Bij de andere helft is het niet bekend waarom het was afgebroken. In Figuur F110 is weergegeven dat 50procent van de afgebroken aanbestedingen met gunningscriteria EMVI met selectie de opdrachtgever Prorail en gemeentes heeft. In Figuur F111 is weergeven dat 50procent van de afgebroken procedures uit provincie Utrecht komt. Uit nadere onderzoek is het gebleken dat het in al deze gevallen over een onvolledige procedure ging. Waarom de procedures niet volledig waren is niet bekend. In Figuur F112 is weergegeven over welke soorten werk gaat per gunningscriteria per soort aanbesteding. Geen een aanbestedingen met de laagste prijs met selectie is afgebroken/onvolledige. In de overige 6 procent worden wel transactiekosten gemaakt zowel door de opdrachtgever en de inschrijvende partij(en). Dit zijn faalkosten. Het gaat ten koste van de maatschappelijke belangen. Dit is niet in lijn met MVA.
Afgebroken 94,4%
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
5,6% Afgebroken
Niet afgebroken
Figuur F108: Afgebroken aanbestedingen
Afgebroken per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
97,4%
96,4%
100,0%
13,8%
3,6%
2,6% Afgebroken
86,2%
Niet Afgebroken Niet Niet Afgebroken Niet afgebroken afgebroken afgebroken afgebroken
Laagste prijs
EMVI Openbaar
Laagste prijs
EMVI Selectie
Figuur F109: Afgebroken per gunningscriteria per soort aanbesteding
152
Appendix F
2015
Afgebroken per opdrachtgever per gunningscriteria per soort aanbesteding
100,0% 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
Gemeente Afgebroken
100,0%
97,4%
96,4%
100,0%
86,2%
Gemeente
50,0%
50,0%
Gemeente
ProRail
Niet Afgebroken Niet Niet afgebroken afgebroken afgebroken
Laagste prijs
EMVI
Afgebroken
Laagste prijs
Niet afgebroken
EMVI
Openbaar
Selectie
Figuur F110: Afgebroken per opdrachtgever per gunningscriteria per soort aanbesteding
100,0%
Afgebroken per provincie per gunningscriteria per soort aanbesteding 97,4%
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
100,0%
96,4%
100,0%
86,2%
50,0%
NoordBrabant
NoordHolland
Afgebroken
Niet Afgebroken Niet Niet afgebroken afgebroken afgebroken
Laagste prijs
EMVI
Openbaar
Laagste prijs
25,0%
25,0%
Limburg
Overijssel
Utrecht
Afgebroken
Niet afgebroken
EMVI
Selectie
Figuur F111: Afgebroken per provincie per gunningscriteria per soort aanbesteding
153
Appendix F
2015
Afgebroken per soort werk per gunningscriteria per soort aanbesteding 97,4%
96,4%
86,2%
AfgebrokenNiet afg.
Afgebroken
Laagste prijs
EMVI
25,0%
25,0%
25,0%
Asfaltverhardingen
Terreininrichting
B&U nieuwbouw
Onderhoud infra
25,0%
Diversen
50,0%
Betonwerken
50,0%
100,0%
B&U nieuwbouw
100,0% 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
Niet afg. Niet afg.
Afgebroken
Laagste prijs
Niet afg.
EMVI
Openbaar
Selectie
Figuur F112: Afgebroken per soort werk per gunningscriteria per soort aanbesteding
F2.10.2 incomplete aanbestedingen In Figuur F113 is de percentage incomplete aanbestedingen weergegeven. De incomplete aanbestedingen slaan alleen op de aanbestedingen die openbaar zijn. Aanbestedingen met selectie kunnen niet hierop worden gecontroleerd, want de informatie van aanbestedingen met selectie is niet openbaar toegankelijk. 2,4 procent van de aanbestedingen met de gunningscriteria laagste prijs openbaar zijn incompleet. Dit zijn 3 van de 99 aanbestedingen die openbaar zijn. Relatief is dat bijna het zelfde als openbaar of EMVI (zie Figuur F114). Incompleet heeft in dit onderzoek betrekking tot het ontbreken van een bestek, aanbestedingsleidraad of een andere document op de digitale plek waar het hoort aanwezig te zijn, want in de publicatie wordt wel naar verwezen. In Figuur F115 is weergeven dat een derde van de aanbestedingen met laagste prijs dat incompleet is de waterschappen als opdrachtgever heeft. De andere twee derde komt uit de gunningscriteria EMVI en heeft Defensie en Rijkswaterstaat als opdrachtgever. Incomplete informatie kan tot onduidelijkheid leiden bij de inschrijvers. In Figuur F116 is weergeven dat een derde van de aanbestedingen met laagste prijs dat incompleet is uit provincie Friesland komt. De andere twee derde komt uit de gunningscriteria EMVI uit de provincie Drenthe en Limburg. In Figuur F117 is weergegeven bij welke soort werk de incomplete aanbestedingen betrekking op heeft. Incomplete informatie kan tot onduidelijkheid leiden bij de inschrijvers. Waardoor minder inschrijvers zich kunnen gaan inschrijven op de aanbesteding. Dit kan tot een situatie leiden met onvoldoende concurrentie. Dit kan zorgen voor hogere invloed op de financiële resultaten en toeleveringsrisico’s (zie Figuur 4 Kraljic’s matrix).
Incomplete aanbestedingen openbaar 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
97,6%
2,4% Incompleet
Compleet
Figuur F113: Incomplete aanbestedingen openbaar
154
Appendix F
2015
Incompleet per gunningscriteria openbaar 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
97,4%
96,4%
3,6%
2,6% Incompleet
Compleet
Incompleet
Laagste prijs
Compleet EMVI
Openbaar Figuur F114: Incompleet per gunningscriteria openbaar
Incompleet per opdrachtgever per gunningscriteria openbaar
100,0% 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
97,4%
Waterschappen Incompleet
Compleet
50,0%
50,0%
Defensie
Rijkswaterstaat
Incompleet
Laagste prijs
96,4%
Compleet
EMVI Openbaar
Figuur F115: Incompleet per opdrachtgever per gunningscriteria openbaar
Incompleet per provincie per gunningscriteria openbaar 100,0%
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
97,4%
Friesland Incompleet
Compleet
96,4%
50,0%
50,0%
Drenthe
Limburg
Incompleet
Laagste prijs
Compleet
EMVI Openbaar
Figuur F116: Incompleet per provincie per gunningscriteria openbaar
155
Appendix F
2015
Onvolledig per soort werk per gunningscriteria openbaar 100,0%
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
97,4%
96,4%
Betonwerken Incompleet
50,0%
50,0%
Groen en natuurbouw
Waterbouw
Compleet
Incompleet
Laagste prijs
Compleet
EMVI Openbaar
Figuur F117: Onvolledig per soort werk per gunningscriteria openbaar Figuur A1:
F2.10.3 Uitgestelde aanbesteding In Figuur F118 zijn de percentage aanbestedingen met uitstel weergegeven. 0,8 procent van de aanbesteding heeft voor uitstel gekozen. Dat is 1 van de 126 aanbestedingen. 2,5 procent van de aanbestedingen met de gunningscriteria laagste prijs openbaar heeft voor uitstel gekozen (zie Figuur F119). Het is afkomstig van een gemeente (zie Figuur F120) uit provincie Friesland (zie Figuur F121) en heeft soort werk groen en natuurbouw (zie Figuur F122). Uitstel kan tot onduidelijkheid leiden bij de inschrijvers, want de inschrijvende partijen weten niet tot wanneer de aanbesteding is uitgesteld. Waardoor minder inschrijvers zich kunnen gaan inschrijven op de aanbesteding. Dit kan tot een situatie leiden met onvoldoende concurrentie. Dit kan zorgen voor hogere invloed op de financiële resultaten en toeleveringsrisico’s (zie Figuur 4 Kraljic’s matrix). Tevens worden ook transactiekosten gemaakt die misschien faalkosten worden wanneer onduidelijkheid ontstaan over het vervolg van de aanbesteding. Dit is niet in lijn met MVA.
Uitstel 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
99,2%
0,8% Uitstel
Geen uitstel
Figuur F118: Uitstel van aanbestedingen
156
Appendix F
2015
Uitstel per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
97,4%
100,0%
100,0%
100,0%
Geen uitstel
Geen uitstel
Geen uitstel
Geen uitstel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
2,6% Uitstel
Laagste prijs Openbaar
Selectie
Figuur F119: Uitstel per gunningscriteria per soort aanbesteding
Uitstel per opdrachtgever per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0%
97,4%
100,0%
100,0%
100,0%
Geen uitstel
Geen uitstel
Geen uitstel
Geen uitstel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0% Gemeente Uitstel
Laagste prijs Openbaar
Selectie
Figuur F120: Uitstel per opdrachtgever per gunningscriteria per soort aanbesteding
Uitstel per provincie per gunningscriteria per soort aanbesteding
100,0% 100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0%
97,4%
100,0%
100,0%
100,0%
Geen uitstel
Geen uitstel
Geen uitstel
Geen uitstel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
Friesland Uitstel
Laagste prijs Openbaar
Selectie
Figuur F121: Uitstel per provincie per gunningscriteria per soort aanbesteding
157
Appendix F
2015
Uitstel per soort werk per gunningscriteria per soort aanbesteding 100,0%
97,4%
100,0%
100,0%
100,0%
Geen uitstel
Geen uitstel
Geen uitstel
Geen uitstel
EMVI
Laagste prijs
EMVI
100,0% 75,0% 50,0% 25,0% 0,0% Groen en natuurbouw Uitstel
Laagste prijs Openbaar
Selectie
Figuur F122: Uitstel per soort werk per gunningscriteria per soort aanbesteding
158