1-001
MAANDAG 9 MEI 2005 ___________________________ 1-002
VOORZITTER: DE HEER BORRELL FONTELLES Voorzitter (De vergadering wordt om 17.05 uur geopend) 1-003
Hervatting van de zitting 1-004
De Voorzitter. − Ik verklaar de vergadering van het Europees Parlement die op donderdag 28 april 2005 werd onderbroken, te zijn hervat. 1-005
Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen 1-006
Herdenkingszitting 1-007
De Voorzitter. − Dames en heren, ik zou een verklaring willen afleggen ter nagedachtenis van het eind van de Tweede Wereldoorlog in Europa. Zoals u weet, en zoals iedereen weet, is het vandaag zestig jaar geleden dat we konden beginnen met vaststellen wat voor verschrikkingen Europa heeft doorgemaakt in die periode. De cijfers zijn afschuwelijk: zestig miljoen doden, de systematische uitroeiing van volken en minderheden, steden en regio’s in as en puin gelegd, geruïneerde economieën en dertig miljoen ontheemden onder de burgerbevolking van alle landen die in oorlog waren geweest. En, wat ook de verantwoordelijkheid is van degenen die de oorlog zijn begonnen: menselijk lijden is menselijk lijden. In de Stille Oceaan zou, zoals u weet, de oorlog tot 14 augustus blijven duren en eindigen met die verschrikkelijke beelden van nucleaire vernietiging. Op dat moment was Europa een desolaat, uitgehongerd en bedreigd continent. Toen op die achtste mei de vrede kwam, of in ieder geval het eind van de oorlog, verklaarden sommige politieke leiders dat de vlag van de vrijheid in heel Europa gehesen was, maar vandaag moeten we erkennen dat, op dat moment, het eind van de oorlog slechts de helft van het continent vrede en vrijheid had gebracht. De andere helft was het slachtoffer van de nieuwe wereldorde die in Jalta was gecreëerd. De vrede en vrijheid wisten dus niet iedereen te bereiken. Op die achtste mei werd er een nieuwe kaart van Europa getekend; het totalitarisme was overwonnen – bepaalde vormen ervan tenminste – maar een andere vorm ervan, even meedogenloos en nog langduriger, nam de helft van Europa in gijzeling. De bipolariteit zag
het licht, er begon een slepend ideologisch conflict en het nucleaire tijdperk hield de wereld in de greep van de angst. Ons continent werd in tweeën gedeeld en vandaag, zestig jaar later, kunnen we in het Europees Parlement eindelijk het bestaan van een herenigd Europa gedenken, geen uitgebreid Europa, maar een herenigd Europa. Op 1 mei hebben we de eerste verjaardag gevierd van onze vereniging met de landen die na Jalta werden gegijzeld. Er zullen zich spoedig nog meer bij ons voegen en dan zal onze hereniging nog completer zijn. En dit alles geeft nog meer betekenis aan deze negende mei, de Dag van Europa, de dag waarop 55 jaar geleden de grondvesten werden gelegd van ons antwoord op de verschrikking van de oorlog, om te garanderen dat dit nooit meer zou gebeuren. Ons antwoord is nu compleet met de komst van de nieuwe landen die zich bij de Unie hebben aangesloten. Dames en heren, ik zou willen voorstellen dat vandaag, een dag waarop wij drie gebeurtenissen gedenken die wel verschillend zijn, maar toch met elkaar samenhangen, een dag van bezinning wordt: vijfenvijftig jaar na het begin van het Europese avontuur, zestig jaar na het eind van de oorlog en één jaar na de hereniging. Dit geeft ons een geweldige kans om ons samen van onze gedenkplicht te kwijten en, vooral, om onze kennis over te dragen aan de jongere generaties, die nooit oorlog gekend hebben en voor wie vrede een vanzelfsprekende zaak lijkt. Die vrede was echter niet vanzelfsprekend. Onze steden zijn vol straten met namen van mensen en gebeurtenissen, van voorvallen die onze geschiedenis hebben gevormd en die deel uitmaken van ons collectief geheugen: Westerplatte in Gdansk/Danzig, het Montgomery-plein in Brussel, het metrostation Stalingrad in Parijs, de Boulevard Dresde, op een steenworp hiervandaan, en de militaire begraafplaatsen van beide zijden, die men overal in Europa aantreft. Dit alles vormt onze gemeenschappelijke herinnering, de herinnering van een continent dat nu heeft gezegevierd op de toenmalige onderschikking van het individu aan de staat en de veronachtzaming van het recht en de menselijke waardigheid. Ons systeem van vandaag is gebaseerd op de scheiding der machten, op de soevereiniteit van het volk en op respect voor de mensenrechten. En dit is de boodschap die we heel Europa en de hele wereld moeten sturen op de zestigste verjaardag van het einde van de oorlog en het begin van het avontuur van de Europese Unie: onze vastbeslotenheid om de strijd voor de waarden van vrede, gerechtigheid en verdraagzaamheid voort te zetten, niet alleen voor Europa, maar voor de hele wereld. Dat moeten we doen in de wetenschap dat de burgers van Europa niet alleen vrede van hun Unie verwachten, want vrede hebben wij Europeanen al onder elkaar en wij geloven allemaal dat deze vrede onomkeerbaar is. Niemand kan zich nog voorstellen dat we onze meningsverschillen ooit weer met wapens
6
09/05/2005
zullen oplossen. Wat de Europeanen tegenwoordig van hun Unie verwachten is dat die zal bijdragen aan hun welvaart en aan hun veiligheid tegenover de nieuwe bedreigingen in een wereld die niet meer dezelfde is als de wereld die in Jalta geschapen werd.
Schriftelijke verklaringen (artikel 116): zie notulen 1-013
Samenstelling Parlement: zie notulen 1-014
Daarom denk ik dat wij, kijkend naar de toekomst, onze plicht in gedachten moeten houden om onze burgers de welvaart en veiligheid te geven waarom zij vragen.
1-015
Ondertekening van volgens de medebeslissingsprocedure aangenomen besluiten: zie notulen
(Applaus) Dames en heren, wij wilden deze dag — de dag van het eind van de Tweede Wereldoorlog, de Dag van Europa en de eerste verjaardag van het herenigde Europa — op een formele en ongebruikelijke manier gedenken, en wel met muziek in het Parlement. Ik stel u voor aan een jonge Letse, geboren in Riga, mevrouw Baiba Skride. (Applaus) Mevrouw Skride heeft onze uitnodiging om hier vandaag bij ons te zijn geaccepteerd, en om deze herdenking luister bij te zetten heeft zij voorgesteld een barokstuk te spelen: de chaconne uit BWV 1004 van Bach. Alejo Carpentier heeft gezegd dat de barok zonder twijfel de stijl is die de Europese culturele diversiteit het beste weergeeft. Ondanks haar jeugdige leeftijd heeft Baiba Skride al in de meest prestigieuze concertzalen ter wereld gespeeld en ik weet zeker dat de geïmproviseerde concertzaal waarin ons Parlement vandaag is omgetoverd ook op haar curriculum vitae zal prijken. Mevrouw Skride heeft buiten haar talent en haar jonge leeftijd, een viool van Stradivarius uit 1725 bij zich met de naam Wilhelm, ter ere van de beroemde Duitse violist August Wilhelm, aan wie de viool bijna vijftig jaar heeft toebehoord. Ik stel voor dat u luistert en tegelijkertijd kijkt – want soms moet muziek niet alleen worden gehoord maar ook gezien. Hier is het bewijs dat onze Europese Unie een synthese is van geschiedenis, van talent, van de jeugd en dus ook van de toekomst. Laten wij, indien mogelijk, onze mobiele telefoons uitzetten. Mevrouw Skride, het woord is aan uw viool. (Applaus) 1-008
Ingekomen stukken: zie notulen 1-009
Verzoekschriften: zie notulen 1-010
Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen 1-011-500
Aan de standpunten en resoluties van het Parlement gegeven gevolg 1-012
Samenstelling commissies: zie notulen
1-016
Regeling van de werkzaamheden 1-017
De Voorzitter. − De definitieve ontwerpagenda voor de deelvergaderingen mei I en mei II die overeenkomstig de artikelen 130 en 131 van het Reglement door de Conferentie van voorzitters is opgesteld op haar vergadering van woensdag 4 mei, is rondgedeeld. De volgende wijzigingen zijn voorgesteld: Maandag: Geen wijzigingen. Dinsdag: Geen wijzigingen. Woensdag: De Fractie Onafhankelijkheid/Democratie heeft een verzoek ingediend om een mondelinge vraag van de heer Farage aan de Commissie op te nemen over de maatregelen die de Commissie tegen het risico van belangenconflicten heeft genomen. Wil iemand het verzoek van de Onafhankelijkheid/Democratie toelichten?
Fractie
1-018
Nigel Farage (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, begrijpt u mij niet verkeerd, ik ben er niet tegen dat mensen op vakantie gaan; het gaat erom dat we onze vakanties normaal gesproken zelf betalen. Mijn eenvoudige verzoek aan alle 25 commissarissen was om te verklaren wat voor gratis vakanties zij hebben gekregen sinds ze commissaris zijn. Zij hebben botweg geweigerd deze vraag te beantwoorden en hebben dit Parlement met minachting bejegend. Toen uitlekte dat de heren Mandelson en Barroso vakantie hebben gevierd op privé-jachten van miljardairs, werd ons gezegd dat we ons geen zorgen moesten maken, omdat er absoluut geen sprake was van een conflict. Vervolgens blijkt dat een van de scheepswerven van de heer Latsis – de Lamda-scheepswerf – een subsidie van 10 miljoen euro heeft ontvangen, en vervolgens doet de heer Barroso afstand van de portefeuille voor scheepsbouw. Die daad is ontoereikend en komt te laat. Het is tijd dat het Parlement de Commissie ter verantwoording roept en ik wil de leden met klem verzoeken te stemmen voor een
09/05/2005 wijziging van de agenda opdat de heer Barroso nog deze week hier verschijnt. (Applaus) 1-019
De Voorzitter. − Conform het Reglement, moet ik nu vragen of iemand zich ten gunste van het verzoek wil uitspreken.
7 Hans-Peter Martin (NI). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik beroep mij op artikel 154 in samenhang met artikel 132 respectievelijk artikel 150. Er is protest aangetekend tegen het verslag-Dombrovskis omdat dat verslag in de Begrotingscommissie in stemming is gebracht ondanks het feit dat een stemgerechtigd lid bezwaar had gemaakt tegen het gebruik van mondelinge amendementen. Naar mijn idee mag dit verslag niet op de agenda van het debat …
1-020
Jens-Peter Bonde (IND/DEM). – (DA) Mijnheer de Voorzitter, ik wil het verzoek graag steunen, en in dat verband beveel ik aan dat men artikel 213 van de bestaande Verdragen bestudeert, waar over de leden van de Commissie staat vermeld: “Bij hun ambtsaanvaarding verbinden zij zich plechtig om….”, en nu sla ik een stukje over, “… in het bijzonder eerlijkheid en kiesheid te betrachten in het aanvaarden van bepaalde functies of voordelen na afloop van die ambtsperiode”. Wie zich niet aan deze bepaling in artikel 213 houdt, kan worden ontslagen of het recht op pensioen of andere voordelen van dien aard verliezen. Het Verdrag bepaalt dat de commissarissen na afloop eerlijkheid moeten betrachten. Dat betekent niet dat zij dat niet tevens tijdens hun ambtsperiode moeten doen. Daarom beveel ik aan dat wij voor dit voorstel stemmen en een volledige verantwoording van de Commissie krijgen over alle cadeaus waarmee zij worden overstelpt. 1-021
De Voorzitter. − Aangezien niemand zich tegen het verzoek van de heer Farage wil uitspreken, zullen wij het in stemming brengen. (Het Parlement verwerpt het verzoek) Wij behandelen nu een motie van orde die eerder was ingediend. 1-022
Nils Lundgren (IND/DEM). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik vind het schokkend dat mensen in deze zaal, die gekozen zijn om de uitvoerende macht ter verantwoording te roepen, tegen dit voorstel stemmen. 1-023
De Voorzitter. − U hebt een motie van orde ingediend en u weet heel goed dat u mij moet vertellen op welk artikel deze betrekking heeft.
(Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) 1-027
De Voorzitter. − Uw opmerkingen hebben betrekking op woensdag, maar gaat u verder. 1-028
Hans-Peter Martin (NI). – (DE) Het verslagDombrovskis is op de agenda voor woensdagavond gezet hoewel er in de Begrotingscommissie met betrekking tot dit verslag een procedurefout is gemaakt: Er zijn namelijk mondeling ingrijpende amendementen ingediend en daartegen heeft een lid van de Begrotingscommissie bezwaar gemaakt. Desondanks is het verslag in stemming gebracht. U heeft over deze kwestie inmiddels al een brief ontvangen. Tijdens de laatste plenaire zitting is ook al protest aangetekend en dat wil ik vanaf deze plaats herhalen. Naar mijn idee is die stemming onrechtmatig en dat geldt ook voor het debat van woensdag als u besluit om dat toch door te laten gaan. Dat zou overigens ook in strijd zijn met het Reglement. 1-029
De Voorzitter. − Dank u dat u mij eraan herinnert dat u mij geschreven heeft. Ik kan bevestigen dat ik uw brief ontvangen heb en dat het antwoord op uw opmerkingen dat is opgesteld door de diensten alleen nog door mij getekend hoeft te worden. U zult dit antwoord zeer binnenkort ontvangen. Vergaderingen van 25-05-2005 en 26-05-2005 Geen wijzigingen voorgesteld. (Het Parlement neemt de agenda aan) 1-030
Opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang
1-024
Nils Lundgren (IND/DEM). – (SV) In het licht van wat ik daarnet zei, wil ik erop wijzen dat ik niet op tijd was om vóór het voorstel te stemmen, en dat ik dat graag in de notulen opgenomen wil zien. Wat hier gebeurd is, blijft echter een schande. 1-025
De Voorzitter. − Prima, wij zullen in de notulen vastleggen dat u vóór had willen stemmen. Donderdag: Geen wijzigingen. 1-026
1-031
De Voorzitter. − Aan de orde zijn de opmerkingen van één minuut van politiek belang. 1-032
Tabajdi, Csaba Sándor (PSE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, als voorzitter van de intergroep voor traditionele nationale minderheden, wil ik de afgevaardigden in dit Parlement informeren over onze brief aan Voorzitter Josep Borrell, waarin wij onze volledige steun uitspreken voor het legitieme verzoek van onze elf Catalaanse collega's, om de Catalaanse taal te kunnen gebruiken in de plenaire vergaderingen van het EP. Dit verzoek is in overeenstemming met de
8 Spaanse grondwet en met de oproep die Spanje heeft ingediend bij de Europese Raad. Het verzoek brengt geen extra kosten voor het EP met zich mee, aangezien de afgevaardigden ermee hebben ingestemd hun verzoek op de dag voor hun toespraak in de plenaire vergadering in te dienen. Daarom wil ik Voorzitter Borrell, zelf Catalaan, vragen dit verzoek van de intergroep om sprekers van het Catalaans deze taal te laten gebruiken op toekomstige plenaire vergaderingen, voor te leggen aan de Conferentie van voorzitters. 1-033
Yannick Vaugrenard (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, zowel in het westen van Frankrijk, in Guérande en Saumur, als in Spanje, in Barcelona, zullen bijna achthonderd arbeidsplaatsen worden geschrapt, omdat de productie naar elders in Europa wordt overgeplaatst. Celestica, een Canadese fabrikant van elektronische kaarten, heeft besloten zijn fabrieken te sluiten en de productie over te brengen naar de Tsjechische Republiek, een land met lagere arbeidskosten en lid van onze Unie. Het Europese besluit om iets meer dan elf miljard euro uit te trekken voor regio’s en mensen die getroffen worden door herstructureringen is een goed besluit. Toch is het – gezien het feit dat overplaatsingen van bedrijven eveneens een frequent verschijnsel zijn – van essentieel belang dat er een steunbeleid komt voor werknemers en regio’s die met overplaatsingen binnen de grenzen van de Unie te maken krijgen. De hoop op een Europees sociaal model voor de vijfentwintig landen van de Unie dat gebaseerd is op een sterke sociale cohesie, is alleen terecht als onze instellingen daadwerkelijk en op grote schaal een beleid ten uitvoer leggen dat in territoriaal en menselijk opzicht op solidariteit is gericht. Daarom is het nu beslist noodzakelijk deze krachtige politieke wil om te zetten in concrete steun aan al diegenen die gedupeerd worden door overplaatsingen van bedrijven binnen Europa. 1-034
Sophia in 't Veld (ALDE). – Voorzitter, ik wilde dit Huis graag wijzen op de datum van 17 mei volgende week, de Internationale Dag tegen homofobie. Ik zou dit Huis en alle leden willen oproepen om dat initiatief van harte te steunen, want helaas is het vandaag de dag nog steeds zo dat niet alle homoseksuelen in Europa de Europese grondrechten genieten. Afgelopen weekend nog werd in Amsterdam, de hoofdstad van tolerantie en vrijheid, een man in elkaar geslagen door zeven lafaards alleen maar omdat hij hand in hand liep met de persoon van wie hij hield. Deze dagen herinneren wij ons alle slachtoffers die in de oorlog in Europa zijn gevallen. Daaronder zijn ook vele homoseksuelen die werden vervolgd en gedood wegens hun seksuele voorkeur. Er zijn zelfs landen die dit nog steeds niet erkennen. Dus ik zou alle leden willen oproepen om volgende week ook deze mensen te herdenken. 1-035
09/05/2005 Jim Higgins (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, afgelopen week vierden wij de eerste verjaardag van de grootste uitbreiding van de Europese Unie tot nu toe. De toetreding van tien landen uit het voormalige sovjetblok en Joegoslavië, de Baltische regio en het MiddellandseZeegebied is zonder twijfel de belangrijkste en gedenkwaardigste gebeurtenis in de geschiedenis van de Unie. Deze landen – die jaren gevangen zaten in de ijzeren greep van Moskou – hebben zich aangesloten bij het meest unieke en succesvolle experiment in de geschiedenis van de democratische politiek. Generaal de Gaulle droomde van een verenigd Europa van de Atlantische Oceaan tot de Oeral. Gezien de omstandigheden van die tijd – het IJzeren Gordijn, de koude oorlog en de militaire polarisering tussen Oost en West – zullen buiten de Gaulle weinigen hebben geloofd dat dit ooit zou gebeuren. Maar het gebeurt nu wel degelijk en dat moet worden gevierd. Ik wens onze vrienden uit de tien nieuwe landen het allerbeste. Ik kom uit Ierland, een land waarvan de economie is veranderd van een die weinig beter was dan die van een arm derdewereldland in een van de sterkste economieën van Europa, dankzij de Europese steun via het EUlidmaatschap. Ik wens onze tien nieuwe buren precies dezelfde voordelen en successen toe. Door integratie zijn we erin geslaagd eeuwenoude verschillen tussen Europese landen te overbruggen. De politieke en economische hereniging van ons continent is een overwinning voor de geest van Europa, waarop wij allemaal trots kunnen zijn. 1-036
Gyula Hegyi (PSE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, er leven vandaag de dag slechts een paar honderd Hongaren in Letland, maar als wij werkelijk geloven in de mensenrechten van minderheden, dan mogen wij de schending van hun rechten niet onvermeld laten. Volgens de Letse wet kunnen niet-Letse inwoners van Letland in de praktijk geen staatsburgerschap verwerven. Zij mogen geen stem uitbrengen bij verkiezingen, kunnen geen paspoort krijgen en zeer moeilijk werk vinden; zij worden in het land waar zij wonen als ontheemden beschouwd. Helaas behoort de meerderheid van Hongaren die in Letland wonen ook tot deze groep van honderdduizenden ontheemden. De Letse autoriteiten rechtvaardigen deze discriminatie door de schuld bij Stalin te leggen. Ik wil geen partij kiezen in het historische debat tussen Letten en Russen. Ik heb begrip voor de bitterheid van de Letse natie, maar tegelijkertijd weiger ik deze collectieve straf te accepteren. Discriminatie is in alle gevallen onbegrijpelijk, zeker wanneer het om Hongaren gaat, want wij zijn ook slachtoffer geweest van dezelfde stalinistische onderdrukking. Ik hoop dat mijn Letse collega's, in de geest van onze gemeenschappelijke democratische waarden, hun regering zullen oproepen om een eind te maken aan deze vorm van discriminatie. 1-037
Georgios Karatzaferis (IND/DEM). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u gelukwensen met de tactvolle
09/05/2005 wijze waarop u zojuist heeft gesproken over de zestigste verjaardag van de bevrijding van het fascisme, over de genocide op de Europeanen, meer bepaald die op de joden. De maand mei doet ons echter ook denken aan een andere volkerenmoord, gepleegd door een voorloper van Hitler, Kemal Atatürk, die op 19 mei 1919 Sampsounta is binnengetrokken en daar een half miljoen Pontische Grieken heeft afgeslacht. De historici uit die tijd schrijven dat de Zwarte Zee rood kleurde van het bloed en dat de pleinen bezaaid lagen met afgehakte hoofden. Ik vind het een kwestie van kiesheid ook deze daad te veroordelen, waarvoor geen proces van Neurenberg heeft plaatsgevonden, zoals na de Hitlerdictatuur. Laten we de wereld tonen dat wij, het vrije Europa, nooit zullen vergeten wie verantwoordelijk was voor dergelijke misdaden tegen volkeren. De herinnering aan de Pontische Grieken moet levend worden gehouden. Daarom, mijnheer de Voorzitter, wil ik u vragen om de Pontische Grieken en ook de Armeniërs op een speciale dag te herdenken. Dat is een kwestie van rechtvaardigheid, van medeleven.
9 vraag dan ook uw steun, mijnheer de Voorzitter, voor het terechte verzoek om voldoende financiële middelen toe te wijzen om de verdere ontwikkeling van deze gebieden ook in de toekomst te kunnen waarborgen in overeenstemming met de doelstellingen van Lissabon en Göteborg. 1-040
Pedro Guerreiro (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, naar aanleiding van ontmoetingen die wij met werknemers en werkgevers van de Portugese textielen kledingindustrie hebben gehad, benadrukken wij eens te meer dat er met spoed maatregelen genomen dienen te worden door de Europese Unie om te voorkomen dat de huidige situatie nog verder verslechtert. Bedrijven gaan dicht en de werkloosheid neemt toe, wat een sociaal drama is voor duizenden werknemers en hun gezinnen. Het is onbegrijpelijk dat de Europese Commissie de noodzakelijke spoedeisende maatregelen blijft uitstellen. Het valt te betreuren dat de Europese Commissie het besluit over het formeel starten van de procedure die leidt tot het toepassen van de vrijwaringsclausule voor zich uitschuift en in de plaats daarvan een zogenaamd onderzoek is begonnen, dat maanden kan duren.
1-038
Mirosław Mariusz Piotrowski (IND/DEM). – (PL) Zestig jaar geleden kwam er met de capitulatie van het Duitse Derde Rijk een einde aan de krijgshandelingen van de Tweede Wereldoorlog in Europa. In dit verband wil ik eraan herinneren dat niet alleen Hitlers nationaalsocialistische Duitsland verantwoordelijk was voor het uitbreken van dit mondiale gewapende conflict dat tientallen miljoenen mensen het leven heeft gekost, maar ook de internationalistische Stalins Sovjet-Unie. Het verdrag dat in augustus 1939 tussen deze beide landen werd gesloten, het zogenaamde Molotov-Ribbentroppact, voorzag in de gezamenlijke misdadige aanval van deze beide socialistische dictaturen op de andere democratische landen van Europa. Pas nadat zij in 1941 door haar bondgenoot was aangevallen, voegde de Sovjet-Unie zich bij het kamp van de geallieerden. In tegenstelling tot de legers van de geallieerden in het westen vestigde het Rode Leger in Midden- en OostEuropa, waar het de Duitsers verdreef, een systeem van communistische knechting dat soms nog erger was dan de Duitse bezetting. Stalin verkreeg hiertoe de toestemming van de vertegenwoordigers van de westerse landen, waaronder de Verenigde Staten, op de conferenties van Teheran, Jalta en Potsdam. Hoe beschamend deze historische waarheid ook is, wij mogen haar in de politieke visie voor de vereniging van Europa niet vergeten. 1-039
Agnes Schierhuber (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, ik zou uw aandacht graag willen vestigen op de stemming van morgen in de tijdelijke Commissie voor de financiële vooruitzichten voor 2007 tot en met 2013. Als rapporteur voor de financiering en programmaplanning met betrekking tot de plattelandsontwikkeling voor deze periode maak ik mij zorgen over de beschikbare financiële middelen. Ik
De sociaal-economische situatie in bepaalde regio’s die het sterkst van deze sector afhankelijk zijn, is ernstig, en kan nog verder verslechteren als de Europese Commissie en de Raad blijven weigeren hun verantwoordelijkheid op zich te nemen. 1-041
Zdzisław Zbigniew Podkański (PPE-DE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, talloze malen heb ik, zowel schriftelijk als mondeling, de aandacht van de Europese Commissie gevraagd voor het probleem van het zachte fruit in de landen van de Europese Unie, in het bijzonder in Polen. Zo heb ik op 28 oktober de Europese Commissie en op 13 december u, mijnheer de Voorzitter, verzocht om beschermingmaatregelen. Ik wil u bedanken voor uw interventie. Op 19 april, tijdens de vergadering van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling van het Europees Parlement, heb ik tot mijn vreugde van de vertegenwoordiger van de Europese Commissie gehoord dat er een delegatie naar Polen zou reizen om de problemen ter plaatse te bestuderen. Inmiddels heeft deze delegatie Polen bezocht. Aangezien de eerste oogsten van zacht fruit binnenkort van start gaan wil ik u met klem verzoeken dat u erop aandringt dat deze delegatie nog voor het begin van de oogsten voorstellen voorlegt ter oplossing van de problemen. Gebeurt dat niet, dan is interventie in de markt voor zacht fruit pas volgend jaar mogelijk en lijden de Poolse producenten opnieuw verliezen. Ik wil erop wijzen dat in Polen 50 procent van de volledige productie van zacht fruit in de Europese Unie wordt geteeld. Mijnheer de Voorzitter, ik verzoek u nogmaals om een interventie. 1-042
Jörg Leichtfried (PSE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ik wil deze gelegenheid gebruiken om dit Parlement op een situatie te wijzen die niet bepaald
10 positief te noemen is. Sinds 1 januari 2005 zijn de quota voor de handel in textiel en kleding in Europa afgeschaft. Sindsdien hebben zich ingrijpende veranderingen voorgedaan. Binnen drie maanden is de invoer van textiel uit China aanzienlijk gestegen, en wel met zo’n 700 tot 800 procent. Een onderneming in mijn kiesdistrict heeft door deze invoerstroom al ernstige schade geleden. De orderportefeuille van het bedrijf is met 8 procent gekrompen, en 9 procent van de werknemers is inmiddels ontslagen. In heel Europa worden miljoenen arbeidsplaatsen door deze ontwikkeling bedreigd. Ik roep mijn collega’s dan ook op om de Commissie niet alleen te ondersteunen bij de betreffende maatregelen, maar om er ook op aan te dringen dat er nog efficiëntere en krachtigere maatregelen worden genomen. 1-043
Philip Claeys (NI). – Voorzitter, naar aanleiding van de referenda in verschillende lidstaten over de Europese Grondwet moeten we vaststellen dat in het debat over die Grondwet niet altijd met correcte argumenten wordt gestreden. In Europa-bericht bijvoorbeeld, een informatieblad dat in België door de Europese Commissie wordt uitgegeven, verscheen in het aprilnummer een artikel waarin de tegenstanders van de Grondwet verweten wordt populisten te zijn die de mensen angst proberen in te boezemen. Dat is een wijd verbreide opvatting, al dan niet bewust in leven gehouden door bepaalde belangengroepen. Welnu, de actualiteit toont dat de zaken iets minder eenvoudig zijn dan men ons soms probeert uit te leggen. Wat te denken van de Nederlandse minister van justitie, de heer Donner, die in een toespraak verklaard heeft dat de verwerping van de Grondwet dezelfde consequenties zou hebben als het uiteenvallen van en de burgeroorlog in ex-Joegoslavië. Een week later bracht ministerpresident Balkenende een neen aan de Grondwet in verband met Auschwitz. Op een Franse openbare zender werd door een arts beweerd dat een overwinning van het neen-kamp een ramp zou betekenen voor het aidsonderzoek. Dit is verwerpelijk, mijnheer de Voorzitter. In de schoot van ons Parlement werd een rapid reaction force opgericht om op te treden tegen foute informatie door tegenstanders van de Grondwet. Wij zouden ook moeten optreden tegen foute informatie door voorstanders van de Grondwet. 1-044
Urszula Krupa (IND/DEM). – (PL) Ik wil uw aandacht vragen voor onrechtvaardige praktijken in verband met pensioenuitkeringen. In sommige landen ontstaat de tendens om de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen en de uitkeringen te beperken of zelfs in het geheel niet uit te betalen. Dit wordt gemotiveerd met de economische omstandigheden en de vergrijzing, die het gevolg is van het gezinsonvriendelijke beleid dat sinds jaar en dag wordt gevoerd. Verzekerden moeten er aan het begin van hun loopbaan op kunnen vertrouwen dat zij, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan, na een vastgesteld aantal jaren een pensioen ontvangen. De overheid moet zorgen voor de nodige financiële middelen om dit constitutionele recht te waarborgen.
09/05/2005 Tussentijdse wijziging van de voorschriften, nietuitbetaling of een verlaging van de pensioenen zijn een inbreuk op fundamentele sociale rechten die integraal bestanddeel vormen van de menselijke waardigheid. Zeker in de landen van de Europese Unie, waar het belang van sociale rechten zo sterk wordt benadrukt, mogen deze rechten niet worden geschonden. Dit is ook van belang vanuit het oogpunt van het vertrouwen van de burger in de overheid. 1-045
Adam Jerzy Bielan (UEN). – (PL) De plechtigheden waarmee vandaag het einde van de Tweede Wereldoorlog in Moskou wordt herdacht, hadden een symbool van mondiale verzoening en eenheid moeten worden. Men kan echter niet aan de indruk ontkomen dat het Kremlin deze gelegenheid wil aangrijpen om de geschiedenis te herschrijven. Het Kremlin ontkent de misdaden van Katyn, waar duizenden Poolse officieren zijn vermoord, de genocide in de strafkampen en de onrechtmatige annexatie van de Baltische landen. Dit is de reden waarom de leiders van Litouwen, Estland en Georgië de herdenking boycotten. Wij mogen niet vergeten dat de Tweede Wereldoorlog begon met de vrijwel gelijktijdige aanval van Nazi-Duitsland en de Sovjet-Unie op Polen. Niet alleen Adolf Hitler en NaziDuitsland begonnen de Tweede Wereldoorlog, maar ook de Sovjet-Unie had hierin een belangrijk aandeel. Tot slot mogen wij niet vergeten dat het einde van de bezetting van de nazi’s in Oost-Europa het begin betekende van de Sovjet-overheersing. Als we dat wel vergeten, dan krijgt de viering van de overwinning op het fascisme vandaag in Rusland het karakter van een lofzang op het sovjetimperialisme. 1-046
Marios Matsakis (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, religieuze vrijheid is een van de belangrijkste fundamentele waarden van Europa. Twee dagen geleden werd een groep christenen die de mis bijwoonden in de Turkse stad Bergamos, in aanwezigheid van de orthodoxe oecumenische patriarch Bartholomeüs, belaagd door een grote meute Turkse nationalisten die bekend staan onder de naam “Grijze Wolven” en die de mis probeerden te verstoren door obsceniteiten, beledigingen en doodsbedreigingen naar de aanwezige gelovigen te schreeuwen. De Turkse politie ondernam geen enkele poging ze tegen te houden en er is niemand aangehouden of vervolgd. Dit is slechts een van de vele voorbeelden van door de staat getolereerde, en in veel gevallen, door de staat gesteunde vervolging van christenen in Turkije. Mijnheer de Voorzitter, zou u zo goed willen zijn om per brief krachtig bij de Turkse premier te protesteren, en hem onomwonden te vertellen dat hij, mits hij ons wil doen geloven dat Turkije serieuze Europese aspiraties heeft, er onder meer voor zal moeten zorgen dat de rechten van religieuze minderheden en in het bijzonder van christenen in Turkije op passende wijze worden beschermd en gerespecteerd? 1-047
09/05/2005 Carlo Fatuzzo (PPE-DE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, de liefde van vele Europese burgers voor Europa begint helaas af te nemen. In Italië valt dat zeker ook te wijten aan de overgang van de lire naar de euro. Daardoor zijn de prijzen van alle producten gestegen, terwijl men de consumenten wil doen geloven dat zij met de nieuwe valuta minder uitgeven dan met de lire. Ik zou wensen, mijnheer de Voorzitter, dat u de Raad en de bevoegde commissaris mijn voorstel overbracht om dit probleem op te lossen. Het bestaat erin de vermelding van de prijzen in de oude valuta naast die in euro’s verplicht te maken, waarbij de aanduiding van de prijzen in de oude valuta twee keer zo groot moet zijn als die in euro’s. Ik ben ervan overtuigd dat die maatregel zou helpen om de liefde voor Europa weer terug te laten keren. 1-048
Ryszard Czarnecki (NI). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, de Poolse leden van het Europees Parlement zijn bezorgd over de situatie bij de Europese Commissie, inzake de aanwerving van Polen op de hogere posities, in het zogenaamde top management. Hoewel overeengekomen was dat Polen zeventien van dergelijke posten zou krijgen is nog geen enkele Pool benoemd tot directeur-generaal, plaatsvervangend directeur-generaal, directeur, hoofdadviseur of eenheidshoofd. Het hadden er zeventien moeten zijn, maar er is er niet één. Hetzelfde geldt voor Litouwen en Cyprus, die respectievelijk vier en twee posten behoren te krijgen. Naast deze drie landen wil ik er nog drie noemen: Estland, Letland en Slowakije hebben ook nog steeds geen directeurgeneraal of plaatsvervangend directeur-generaal. De publieke opinie in de nieuwe lidstaten is geschokt door deze toestand. Mijnheer de Voorzitter, ik verzoek u om een persoonlijke interventie in deze zorgwekkende zaak. 1-049
Vytautas Landsbergis (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil kort ingaan op een vreemd concept waarnaar recentelijk meerdere malen is verwezen: de bewering dat de ineenstorting van de Sovjet-Unie “een tragedie voor het Russische volk” is geweest. Welnu, andere volken hebben destijds hun status veranderd van gevangen naties tot vrije naties. Houdt de eerste verklaring in dat het Russische volk zo anders is dat de bevrijding van de autoritaire sovjettirannie hen diep ongelukkig heeft gemaakt? Geen enkele autoriteit, ook de president van Rusland niet, heeft het recht om zijn natie op zo’n karikaturale wijze voor te stellen. Wij zouden ons zorgen moeten maken over de manier waarop wij de eer van het Russische volk moeten verdedigen. 1-050
Gerard Batten (IND/DEM). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik weet zeker dat iedereen hier weet dat er vorige week algemene verkiezingen in Groot-Brittannië zijn gehouden. De verkiezingen vonden plaats volgens het meerderheidsstelsel, dat in beginsel oneerlijk is en in de eenentwintigste eeuw niet meer verdedigbaar is. Het
11 heeft een aantal merkwaardige resultaten opgeleverd: de Labour-partij die nu de regering vormt, won 55 procent van de zetels op basis van slechts 35 procent van de stemmen. 39 procent van de kiesgerechtigden heeft niet de moeite genomen om te stemmen. Groot-Brittannië heeft nu een regering die door slechts 21 procent van het electoraat in het zadel is geholpen. In 1999 heeft de Europese Unie Groot-Brittannië gedwongen een vorm van evenredige vertegenwoordiging in te voeren voor de verkiezingen voor het Europees Parlement. Aangezien de Europese Commissie nu de feitelijke regering van GrootBrittannië is, kan zij ons misschien een plezier doen en Groot-Brittannië dwingen een vorm van evenredige vertegenwoordiging in te voeren voor de parlementsverkiezingen. Met een eerlijk kiesstelsel zou de UK Independence Party in het Britse parlement worden vertegenwoordigd en via deze weg kunnen werken aan de verwezenlijking van onze uiteindelijke wens: de onvoorwaardelijke terugtreding van GrootBrittannië uit de Europese Unie. 1-051
Bogdan Pęk (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, wij ontvangen verontrustende berichten uit Frankrijk. In de aanloop naar het referendum over de Grondwet komt het tot hevige protesten van journalisten bij de publieke media, in het bijzonder de televisie, die de autoriteiten en de directie van deze media verwijten dat zij een alles behalve objectief beeld van de feiten over de Europese Grondwet presenteren. Deze kwestie heeft dramatische vormen aangenomen. Er worden beschuldigingen geuit over een schokkend gebrek aan objectiviteit. Mijnheer de Voorzitter, ik ben van mening dat hier een belangrijke rol is weggelegd voor het Europees Parlement. Als wij niet waken over de waarheid van de informatie voor het Franse volk dat dit belangrijke besluit moet nemen, wie moet dat dan doen? Een interventie van uw kant lijkt mij een goed idee. Voorts zouden wij een delegatie van waarnemers moeten sturen om ter plaatse te onderzoeken of hier democratische beginselen worden geschonden. 1-052
Sylwester Chruszcz (IND/DEM). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik wil u wijzen op de rampzalige toestand waarin de visserij in Polen zich bevindt als gevolg van het protectionistische beleid van de Europese Unie. Dit beleid is er duidelijk op gericht om de Poolse Oostzeevisserij de nek om te draaien. Dit beleid heeft sinds de toetreding van Polen tot de Europese Unie een aanzienlijke toename van de werkloosheid in de kustplaatsen veroorzaakt. Aan Polen zijn krankzinnige vangstlimieten opgelegd die niets te maken hebben met de bescherming van de bestanden en waar geen enkele biologische of economische rechtvaardiging voor bestaat. Ik ben ervan overtuigd dat het hier politieke overwegingen in het spel zijn. Vooralsnog heeft de Europese Commissie geen enkel voorstel gedaan om de Poolse vissers in staat te stellen de achterstand op hun westerse collega’s in te lopen. Er zijn vooral oplossingen nodig voor de modernisering van
12
09/05/2005
de vissersvloot met steun van de communautaire fondsen. 1-053
De Voorzitter. − Het onderdeel is gesloten. 1-054
Gerechtigheid voor de familie van Robert McCartney 1-055
De Voorzitter. − Aan de orde is de verklaring van de Commissie: Gerechtigheid voor de familie van Robert McCartney. Ik deel mee dat de zusters van Robert McCartney op de tribune hebben plaatsgenomen, in gezelschap van de heer Niall O’Neill. Wij verwelkomen hen bij ons debat. 1-056
Stavros Dimas, lid van de Commissie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie wil nogmaals bevestigen dat zij de moord op de heer McCartney scherp veroordeelt. Ze heeft het volste begrip en de grootste bewondering voor de onvermoeibare zoektocht van de zussen McCartney naar waarheid en gerechtigheid en steunt hen daarbij volkomen. Hoewel de Commissie, en daar heeft de familie McCartney begrip voor, zich niet kan inlaten met het gerechtelijk onderzoek en de gerechtelijke procedures in de lidstaten, wil ze toch de gelegenheid benutten om hulde te brengen aan de moed, de waardigheid en het streven naar waarheid en gerechtigheid van de familie McCartney. De Commissie kan enkel haar bewondering uitspreken voor de sterke en moedige houding van de zussen McCartney in hun streven naar gerechtigheid. Zij wil haar solidariteit betuigen met de familie McCartney en is ervan overtuigd dat de rechtsgang in Ierland de waarheid aan het licht zal brengen. Er bestaat geen vrijheid zonder veiligheid en geen veiligheid zonder gerechtigheid. De rechtstaat vormt de hoeksteen van de democratie en van de grondrechten. De zussen McCartney willen geen vergelding, maar gerechtigheid. De Commissie steunt hen daarin onvoorwaardelijk. 1-057
Avril Doyle, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil beginnen met de leden van de familie McCartney hier vanavond welkom te heten en de beste wensen van het Europees Parlement over te brengen aan alle zusters – Catherine, Paula, Gemma, Clare en Donna, en natuurlijk ook aan de partner van wijlen Robert McCartney, Bridgeen. Zij zijn hier in het Europees Parlement van harte welkom. Namens de heer Poettering, de leider van de PPE-DEFractie, namens mijzelf, en vooral namens mijn collega's in de Ierse afvaardiging, wil ik blijk geven van onze volledige steun aan hen in hun moedige, waardige en vastberaden streven naar gerechtigheid voor de brute moord op hun broer Robert.
Zoals Enda Kenny, de fractievoorzitter van mijn partij in de Dáil Éireann, zei, werd het bevel tot het slaan en doodsteken van Robert McCartney gegeven door een commandant van de afdeling Belfast van de Provisional IRA, naar aanleiding van een klein geschil tussen de oom van de commandant en de groep waarmee McCartney omging. Robert McCartney was op het verkeerde moment op de verkeerde plaats, maar dit was geen ordinaire caféruzie, zoals sommigen de gebeurtenis schandalig genoeg hebben geprobeerd voor te stellen. De brute wijze waarop hij is geslagen en gestoken was niets anders dan een grove, barbaarse aanslag die alle kenmerken vertoonde van een politieke IRA-moord. De moordenaars waren met zijn twaalven, waarvan een belangrijk aantal lid is van de Provisional IRA. In eerste instantie heeft Alex Maskey van Sinn Féin iedere betrokkenheid van de IRA heftig ontkend, maar twee weken daarna heeft Gerry Kelly van Sinn Féin na een onderhoud met de nabestaanden een verklaring over de zaak afgelegd waarin de betrokkenheid van de IRA werd toegegeven. De moord was op meedogenloze wijze geregisseerd en de sporen werden vakkundig uitgewist door mannen die zeiden dat het om een zaak van de IRA ging, en die vervolgens overgingen tot intimidatie van de zeventig getuigen van het misdrijf en hun gezinnen, eerst door ze te verbieden een ambulance te bellen op de avond van het misdrijf, terwijl Robert McCartney voor hun ogen lag dood te bloeden en zijn metgezel zwaar gewond op de grond lag; vervolgens werden ze gewaarschuwd om niet mee te werken met de autoriteiten. De angst en intimidatie waaraan de getuigen onderhevig zijn, zijn zo ernstig dat de zwijgcode rondom de gebeurtenis nog altijd niet gebroken is, bijna vier maanden na de dood van Robert McCartney. In de ontwerpresolutie van vanavond verzoeken wij “de leiders van Sinn Féin erop aan te dringen dat degenen die verantwoordelijk zijn voor de moord en getuigen van de moord rechtstreeks samenwerken met de politiediensten van Noord-Ierland en gevrijwaard blijven van de dreiging van represailles van de zijde van de IRA”, of mee te werken met de ombudsman van NoordIerland. Het afschuwelijke aanbod van IRA van 8 maart 2005 om de daders van dit vreselijke misdrijf dood te schieten is weerzinwekkend en barbaars en is in de hele beschaafde wereld met ongeloof ontvangen. Dat zelfs maar wordt gesuggereerd dat dergelijk snelrecht enige genoegdoening zou bieden, geeft al aan hoe weinig de IRA in de afgelopen dertig jaar heeft geleerd, als zij überhaupt al iets heeft geleerd. Deze kwestie laat zien hoe weinig inzicht deze groepering heeft in de grondbeginselen van het recht in een democratisch land. Het rechtsstelsel waarvoor Sinn Féin pleit en dat de IRA oplegt, is een brute heerschappij van terreur, intimidatie
09/05/2005 en geweld. Een rechtsstelsel dat gelijktijdig bestaat met de democratische samenleving, maar daar volledig mee in strijd is. Een stelsel dat zo diep geworteld is in illegaliteit en criminaliteit, dat het een belediging vormt voor het concept van gerechtigheid, en dat zijn slachtoffers, in dit geval de familie McCartney, volledig machteloos maakt en ze geen enkele genoegdoening biedt voor hun vreselijke verlies. Maar deze dappere vrouwen, de McCartney’s, weigeren zich te laten intimideren en hebben in hun nu vier maanden durende campagne voor gerechtigheid voor hun broer en partner, al meer bereikt dan de twee regeringen en het politieke establishment van NoordIerland in de afgelopen tien jaar, door de manier waarop zij de aandacht hebben gevestigd op het gangsterklimaat en de criminaliteit die in Noord-Ierland nog altijd heersen na het officiële staakt-het-vuren van de IRA. Vandaag voegen wij als Europees Parlement, dat zijn samenstelling ontleent aan 25 lidstaten, onze stem bij die van de Ierse regering, de Britse regering en het Amerikaanse Congres, ter ondersteuning van de McCartney-campagne voor gerechtigheid. Als de moordenaars van Robert voor het gerecht worden gebracht, zal dit een nog krachtiger verklaring zijn, in de zin dat het een volledige veroordeling door alle fatsoenlijke mensen inhoudt van dit voortdurende patroon van moord, verminking en geweld. Het is een oproep tot echte vrede. Ik hoop dat wij in staat zullen zijn de familie van Robert te helpen als de noodzaak zich voordoet, als geen van de getuigen, noch de IRA of Sinn Féin zelf, de moed en eer kunnen opbrengen om de politiedienst van NoordIerland of de ombudsman de informatie te geven die nodig is om tot strafrechtelijke vervolging over te gaan. Er bestaat geen gevaar dat er een precedent wordt geschapen: deze zaak is uniek. Voor het eerst is de IRA/Sinn Féin-beweging tot in de kern geraakt door de heftigheid van de reactie uit haar eigen gelederen. Nu kunnen ze hun woorden omzetten in daden. Deze zaak vormt een test voor de oprechtheid van de beweging in haar herhaalde afwijzing van alle vormen van criminele activiteit – of zou het weer gaan om loze, plichtmatige uitspraken? De tijd zal het leren. Ik beveel deze resolutie aan bij het Huis. 1-058
Hannes Swoboda, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, namens de sociaaldemocratische fractie wil ik de familie McCartney onze volledige steun toezeggen bij hun zoektocht naar gerechtigheid, waarheid en vrede. Een van de bijeenkomsten van onze fractie onder voorzitterschap van Martin Schulz is bezocht door de zussen van Robert McCartney. Wij hebben toen bewondering gekregen voor hun moed en standvastigheid, en wij zullen ons respect daarvoor ook in de toekomst kenbaar blijven maken. Wij zijn verheugd dat de heer De Rossa en de heer Titley deze zaak vanuit tweeërlei perspectief zullen behartigen, hoewel het uiteindelijk om een en dezelfde kant van de zaak gaat. Ik ben zelf niet Iers, maar het feit
13 dat ik hier het woord voer, is om ook te onderstrepen dat het niet slechts om een Iers probleem gaat, maar om een Europees probleem. Als wij deze dagen de Tweede Wereldoorlog herdenken, is dat ook tegen de achtergrond dat Europa voor ons het antwoord is op het geweld dat al dan niet uit politieke overwegingen wordt gepleegd. Vaak gaat het namelijk niet om politieke daden, maar slechts om criminele activiteiten die met een politiek sausje worden overgoten. Europa staat voor iedereen in dit Parlement gelijk met het zoeken naar oplossingen voor problemen, het aangaan van discussies en het openen van onderhandelingen; die opvatting is in ieder geval mijn Fractie toegedaan. Europa staat niet voor geweld of voor een zoektocht naar wie er het meest gewelddadig is. Vandaag heeft ook John Hume, de winnaar van de Nobelprijs voor de Vrede, een bezoek aan onze Fractie gebracht. Hij heeft benadrukt hoe belangrijk het voor hem altijd is geweest om in dit Europa de verschillen te zien en te onderkennen. Niet alleen de verschillen tussen twee verschillende kanten, maar ook aan dezelfde kant. Het is onaanvaardbaar dat iemand, zoals in het geval van Robert McCartney, koelbloedig is vermoord omdat iemand hem gewoon niet mocht of er wellicht een andere mening op nahield. Zelfs politieke groeperingen met een duidelijke lijn en duidelijke doelstellingen, moeten andere standpunten accepteren. Wat dat betreft, wil ik nogmaals benadrukken dat de familie McCartney – deze moedige zussen, deze moedige vrouwen – op onze volledige steun kunnen rekenen bij het voortzetten van hun strijd. Wij staan net zo lang aan uw kant tot er vrede en gerechtigheid in Noord-Ierland heerst en de Europese geest ook over diegenen is neergedaald die daar nu nog niet voor openstaan. Wij zullen deze strijd tot het bittere eind voeren. 1-059
Marian Harkin, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik dank u voor deze kans om te spreken over deze resolutie over de moord op Robert McCartney. Namens de ALDE-Fractie en namens mijzelf heet ik de zusters en partner van de heer McCartney vandaag van harte welkom in het Europees Parlement in Straatsburg. Ik wil hen prijzen om hun moed en vasthoudendheid. Zij hebben hun zaak te berde gebracht in Belfast, Dublin, Washington DC en nu in het Europees Parlement. Ik twijfel er niet aan dat wij in het Parlement hen de krachtigste steun zullen geven in hun streven naar gerechtigheid. De omstandigheden rond de moord op Robert McCartney hebben zeer veel mensen geschokt. Maar het uitwissen van de sporen en de daarop volgende intimidatie van getuigen en anderen heeft al degenen die werkelijk geloven in gerechtigheid, waarheid en de rechtstaat en democratie zelf, woedend gemaakt. Hoewel ik me ervan bewust ben dat het de oorspronkelijke bedoeling was en is om de moordenaars van de heer McCartney voor het gerecht te brengen, heeft dit streven naar gerechtigheid zijn effect gehad op het politieke
14
09/05/2005
landschap in Noord-Ierland. Hiermee heeft men namelijk degenen die zichzelf ongenaakbaar achtten, durven te trotseren. Het heeft de schijnwerpers gericht op een aantal duistere plaatsen waar geweld en intimidatie nog altijd de boventoon voeren. Over dit soort zaken is jarenlang wel gefluisterd, maar degenen onder ons die er zelf geen ervaring mee hebben, hoorden het aan met verbijstering, en, toegegeven, een zekere mate van ongeloof. Maar nu is het dan naar buiten gebracht. Hoewel ik niet kan zeggen dat het nooit meer zal gebeuren, kan ik wel zeggen dat de sluier van geheimhouding is opgelicht. Het is niet mogelijk om in zo’n kort tijdsbestek een zinnig kader te schetsen voor de situatie in NoordIerland, maar net als in ieder ander gebied waar sprake is van een conflict, is de situatie altijd ingewikkeld. Wie ons wil doen geloven dat we in Noord-Ierland aan de ene kant de goeden hebben en aan de andere kant de slechten, geeft de situatie niet nauwkeurig weer. Ik sta volledig achter de stelling dat geweld en vrede niet naast elkaar kunnen bestaan. Maar om het geweld definitief uit te bannen en de vrede te stimuleren, moet er sprake zijn van een werkelijke bereidheid om de dialoog aan te gaan en de macht te delen, en moet men inzien dat het verleden niet bepalend mag zijn voor de toekomst. Als we naar de toekomst kijken, dan kijken we naar vrouwen als de McCartney’s, die weigeren om te buigen voor intimidatie en die boven alles willen leven in een vreedzame samenleving. Als we kijken naar het vredesproces, zien we helaas niet al te veel vrouwen aan de onderhandelingstafel; maar als we kijken naar het stichten en bouwen van vrede in de gemeenschappen en woonwijken, zijn het vaak vrouwen die een leidende rol vervullen – vrouwen die begrijpen dat vrede niet alleen afhangt van politieke verklaringen, of het ondertekenen van documenten en sluiten van verdragen. Dergelijke overeenkomsten vormen slechts het kader voor de vrede. Het echte werk van de vredesopbouw vindt plaats in de alledaagse contacten: op scholen, kantoren, verenigingen en buurtcentra, waar vrouwen een enorm belangrijke rol spelen. Door middel van de financiering van vrede heeft de EU veel mensen van goede wil in staat gesteld bij te dragen aan de vredesopbouw in Noord-Ierland. Ik ben van mening dat de EU nu een verdere bijdrage kan leveren. Als het de politiedienst van Noord-Ierland niet lukt om tot een strafzaak te komen, zou de EU een financiële bijdrage kunnen leveren uit de begrotingslijn voor hulp aan de slachtoffers van terrorisme om de familie McCartney te helpen een civiele procedure aan te spannen in haar streven de waarheid aan het licht te brengen. 1-060
VOORZITTER: DE HEER DOS SANTOS Ondervoorzitter 1-061
Jean Lambert, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil vandaag de partner en familieleden van Robert McCartney welkom heten. Dit weekend heb ik een wake in Londen bijgewoond ter herdenking van de tiende verjaardag van de dood van Brian Douglas door toedoen van de politie. Dit laatste is een feit, maar voor zijn dood is niemand vervolgd of verantwoordelijk gehouden. Het lot van de familie van Brian is niet uniek: er zijn veel gevallen in het Verenigd Koninkrijk waarbij mensen hun naasten door deze gewelddaden hebben verloren en waarvoor niemand is gestraft of in het openbaar verantwoordelijk is gesteld voor een gerechtshof. Deze families zullen u vertellen over hun schrijnende gevoel van onrecht over deze situatie en over hun woede dat de moordenaars van hun dierbaren gewoon hun leven kunnen blijven leiden, hun eigen kinderen kunnen zien opgroeien, tijd met hun vrienden kunnen doorbrengen, en al die andere dingen kunnen doen die hun slachtoffers zijn ontnomen. Robert McCartney zal zijn kinderen nooit zien opgroeien. Wij weten dat het vaak is voorgekomen dat getuigen zich niet meldden om een van de volgende twee redenen: een misplaatst loyaliteitsbesef of vrees voor de gevolgen. In de zaak-McCartney is van beide verschijnselen sprake. Bovendien speelt de zaak zich af tegen een politieke achtergrond waarin de waarheid nog minder kans krijgt. Door dit stilzwijgen wordt de wet overgedragen aan gangsters en aan hen die hun gevoel van macht uitsluitend ontlenen aan de angstcultuur die ze creëren. Zij vrezen de waarheid. Het aanbod van de IRA om, zoals we hebben gehoord, de moordenaars dood te schieten is een belediging van het recht en een toonbeeld van verbijsterende arrogantie. De IRA is niet de wet! Noord-Ierland wordt nu, ongeacht het verleden, geregeerd door de stembus, en de regels van de rechtsstaat horen hier ook bij. Er bestaat geen enkele rechtvaardiging voor paramilitaire rechtspleging in welke sector van de gemeenschap dan ook, en volgens mijn fractie heeft die rechtvaardiging ook nooit bestaan. Het sterfgeval bevat zo een zekere symboliek voor de toekomst: een kans om met het verleden te breken. Daarom heeft mijn fractie besloten om de geest van de resolutie te steunen, ondanks bepaalde formuleringen en moeilijkheden betreffende de mogelijke financiële bijdrage van de Unie, wat de reden is dat we hebben gevraagd om een afzonderlijke stemming over dit onderwerp. Deze zaak biedt hoe dan ook een kans om te breken met de cultuur van geheimhouding en angst en om de moordenaars ter verantwoording te roepen. Het is tijd om ons uit de wurggreep van het verleden te bevrijden en een rechtsstaat te creëren die geldt voor alle mensen in alle gemeenschappen. 1-062
Helmuth Markov, namens de GUE/NGL-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s,
09/05/2005 uiteraard heet ook mijn fractie de zussen van Robert McCartney hartelijk welkom in het Europees Parlement. Wij willen nogmaals onze dank tot uiting brengen dat wij in april de mogelijkheid hebben gekregen om hen te ontmoeten. Ik kan u de verzekering geven dat onze fractie aan uw zijde staat bij het vinden van de moordenaar van uw broer. Mijn fractie staat ook aan uw zijde om te zorgen dat het recht zijn loop zal krijgen zodat u eindelijk weer uw innerlijke rust terug kunt vinden. Tot slot kunt u op onze steun rekenen bij het realiseren van de sociale voorwaarden die ondanks alle verschillen in meningen en inzichten een vreedzame samenleving mogelijk moeten maken. Bij de strijd tegen moord kunt u altijd op ons rekenen! Mijn fractie ondersteunt de terechte eis dat de moordenaar of moordenaars zich bij de politie moeten aangeven en dat de getuigen – ten overstaan van de politie, de Ombudsman of andere instellingen – verklaringen dienen af te leggen die in een rechtszaak gebruikt kunnen worden, zodat de dader zijn terechte straf niet zal ontlopen. Een moord mag nooit op een muur van stilzwijgen stuiten. Wij hebben allemaal de burgerlijke plicht om erop aan te dringen dat dit soort praktijken uit de samenleving worden verbannen. Elke instelling, elke vereniging, elke partij en elk individu dient zich ervoor in te spannen dat in de Europese Unie – en ook in de rest van de wereld – de rechtsstaat regeert. Wat dat betreft, heeft iedereen de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat er alle landen van de wereld een open atmosfeer wordt gecreëerd, waarin het mogelijk is om de beginselen van de rechtsstaat en de geldende wetgeving te respecteren. Mijn fractie veroordeelt elk gebruik van militair geweld voor politieke doeleinden. Wij zijn evenzeer tegen repressieve acties van staatswege en het gebruik van geweld door het leger en politie ter onderdrukking van democratische bewegingen als tegen moord- en terreuraanslagen op individuele personen of maatschappelijke structuren. Dergelijk geweld leidt namelijk niet tot een oplossing, maar tot een verharding van maatschappelijke problemen. Mijn fractie ondersteunt het vredesproces in Noord-Ierland en roept alle betrokken partijen op om door te gaan met het vredesproces dat met het Goede Vrijdag-akkoord op gang is gebracht, en om dit proces actief te bevorderen. Met betrekking tot onze ontwerpresolutie heeft mijn fractie uitsluitend oog gehad voor de tragische zaak rondom Robert McCartney. Wij hebben dus niet getracht om een verband te leggen tussen bepaalde politieke groeperingen die naar verluidt verantwoordelijk zijn voor zijn moord. Het maakt wel degelijk onderscheid of iemand ergens toe oproept, iets zelf doet, iets namens iemand anders doet, of dat iemand lid van een bepaalde organisatie is. Dat is de reden voor de formulering van onze ontwerpresolutie en naar mijn idee kunt u zich zonder enig voorbehoud bij de inhoud ervan aansluiten. 1-063
Kathy Sinnott, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, als Iers lid van het Europees
15 Parlement aarzel ik om over deze zaak te spreken. Na de tragische moord op Robert McCartney ben ik bang dat politici in verband met de recente verkiezingen hun eigen verkiezingsagenda naar voren hebben geschoven en de echte strekking van dit alles uit het oog hebben verloren. Ik zal daarom spreken op persoonlijke titel. Er is iemand op afschuwelijke, beestachtige wijze vermoord en de daders lopen vrij rond en zijn nog niet voor het gerecht gebracht. De verloofde van het slachtoffer, Bridgeen, zijn kinderen en zijn familie moeten nu een gevecht leveren in een periode dat ze de gelegenheid zouden moeten hebben om te rouwen en hun verlies te verwerken. Gerechtigheid lijkt deze dappere mensen niet te worden gegund en daarom hebben zij zich tot ons gewend. Maar wat hebben wij ze te bieden behalve nog meer holle woorden in dit reeds overmatig gechargeerde debat? Wij kunnen ze geven waar ze om gevraagd hebben: financiële hulp in hun strijd. Met deze hulp kunnen ze de juridische kosten betalen en dat is ook nodig. Dit zal hen echter nog geen gerechtigheid brengen. Hiertoe roep ik degenen die er die noodlottige avond bij waren op om moedig te zijn en te getuigen tegen degenen die dit misdrijf hebben begaan. Ik vraag dit niet als lid van dit Parlement, maar eerder als moeder die zich nauwelijks kan voorstellen hoeveel leed deze moedige familie momenteel ondervindt. Het is de plicht van dit Parlement om financiële hulp te geven. Het is onze plicht om te streven naar vrede voor Noord-Ierland. Maar als moeder smeek ik in de eerste plaats de mensen die informatie hebben over de criminelen die deze daad op hun geweten hebben zich te melden. Deze familie moet gerechtigheid krijgen om hun verlies te kunnen verwerken, deze episode achter zich te laten en in vrede te kunnen rouwen. Ik gedenk ze in mijn gebeden. 1-064
Brian Crowley, namens de UEN-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, net als mijn collega’s heet ik de familie McCartney welkom in dit Parlement waar ze getuige kunnen zijn van een ongebruikelijk, niet eerder vertoond debat. Iedereen die het verhaal hoort van wat er is gebeurd met Robert McCartney, moet wel getroffen zijn door de kwaadwilligheid van de betrokkenen. We kunnen allemaal, te allen tijde, vergiffenis opbrengen voor een ruzie zo nu en dan, en zelfs voor een klap die wel eens kan vallen. Maar dit is de opeenvolging van gebeurtenissen zoals die de bewuste avond heeft plaatsgevonden: Robert McCartney was tot specifiek doelwit gemaakt en bepaalde mensen kregen de opdracht hem mee naar buiten te nemen en hem te doden; dezelfde mensen kregen vervolgens de opdracht om ervoor te zorgen dat hij niet kon worden bijgestaan door hulpdiensten, en om het café schoon te maken, zodat ieder teken van betrokkenheid en ieder forensisch bewijs dat de betrokkenen in verband zou kunnen brengen met het misdrijf, werd uitgewist. We zouden vergeving kunnen opbrengen voor een ongeluk of een misstap, maar een dergelijke voorbedachte raad en kwaadwilligheid kan niet worden vergeven.
16 De vrouwen van de familie McCartney – Paula, Catherine, Donna, Gemma, Clare en Bridgeen –, gewone vrouwen in ieder opzicht, hebben iets heel bijzonders gedaan. In hun pijn, verdriet en streven naar gerechtigheid hebben ze mensen, dwars over grenzen en politieke tegenstellingen heen, met elkaar verenigd, ook mensen die niets met politiek te maken hebben, maar die wel kunnen meevoelen met het verdriet en de pijn van een familie. Het is nu de verantwoordelijkheid van hen die invloed hebben in Noord-Ierland en van hen die invloed hebben op de leden van de IRA en andere politieke organisaties om de daders aan te geven bij de politie en justitie, zodat het recht kan heersen en zegevieren. Op de zestigste verjaardag van het eind van de Tweede Wereldoorlog spreken wij over de democratie. Wij spreken van gerechtigheid en van het gedenken van de slachtoffers. Het conflict in Noord-Ierland heeft duizenden slachtoffers geëist. Velen onder hen, uit alle gemeenschappen, hebben nooit gerechtigheid gekend. Nu is het tijd dat mensen opstaan en blijk geven van hun oprechte democratische principes en laten zien dat ze geloven in de rechtsstaat; dat ze geloven in gerechtigheid en gelijk respect voor alle mensen uit alle families. Het is aan ons, in het Parlement, om ervoor te zorgen, dat als dit in Noord-Ierland niet kan worden bereikt op politiek niveau, wij de mensen op juridisch niveau kunnen bijstaan. 1-065
James Hugh Allister (NI). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik hulde brengen aan de geweldige moed van de familie McCartney. Intimidatie en het vermogen zijn wil op te leggen door middel van angst is altijd net zo’n belangrijk wapen voor de IRA geweest als zijn vuurwapens en zijn bommen. Door de gangsterpraktijken van Sinn Féin en de IRA aan het licht te brengen en te trotseren, hebben de zusters McCartney blijk gegeven van uitzonderlijke moed.
09/05/2005 tot de moord gaf, paradeert nog steeds door de straten van Belfast in gezelschap van het hoofd van de inlichtingendienst van de IRA, Bobby Storey, en een van de leiders van de provisional IRA, Eddy Copeland. Tot zover de zogenaamde disciplinaire maatregelen van de IRA: een aanfluiting. Wij zullen in dit debat ook een bijdrage horen van een van de afgevaardigden van Sinn Féin/IRA in dit Parlement. Zij en haar partners bevinden zich in de positie om deze familie te helpen door leden van Sinn Féin zoals Bob Fitzsimmons en Joe Fitzpatrick, en andere mensen zoals Terry Davison, te bewegen om de wettige autoriteiten naar eer en geweten te vertellen wat zij weten van de afschuwelijke zaken die hebben plaatsgevonden in die steeg. Ik daag haar uit dit te doen, maar ik ben bang dat we in plaats daarvan het gebruikelijke lege, kwezelachtige en plichtmatige geklets van Sinn Féin zullen horen, waar de onoprechtheid en schijnheiligheid vanaf druipen. Sinn Féin en de IRA zouden de familie McCartney gerechtigheid kunnen bezorgen, maar ze vinden het belangrijker om hun eigen mensen te beschermen. Vandaar de muur van stilzwijgen waartoe de IRA heeft bevolen. Gerechtigheid en afschrikking in de vorm van straffen opgelegd door de strafrechter is verreweg de beste oplossing. Als Sinn Féin en de IRA erin slagen om te voorkomen dat deze familie gerechtigheid krijgt via het strafrecht, dan steun ik de oproep aan de EU om financiële steun te geven om dan ten minste een civielrechtelijke procedure tegen de moordenaars en samenzweerders mogelijk te maken. Maar gezien het feit dat de IRA 40 miljoen euro heeft opgestreken van de roof van de Northern Bank, zou het een weerzinwekkend schandaal zijn als er voor de verdediging in een dergelijke zaak financiële steun beschikbaar zou worden gesteld. Tot slot wil ik toevoegen dat het fonds van de EU ook beschikbaar zou moeten zijn voor de vele andere slachtoffers van de IRA, die al jaren gerechtigheid wordt onthouden als gevolg van dezelfde intimidatie. 1-066
Dit was een smerige moord. Door middel van een handsignaal ten teken dat er een mes moest worden gebruikt gaf een lid van het noordelijk commando van de IRA het bevel om te doden, en een vooraanstaand lid van Sinn Féin gebruikte het mes en maakte deze onschuldige man voor de ogen van verschillende getuigen op brute wijze af. Een IRA-eenheid, onder leiding van een vrijwilliger die het mes had gehaald en het ook weer liet verdwijnen, zette vervolgens een uitwisoperatie op touw om het forensisch en fysiek bewijs te vernietigen, inclusief de beelden van het gesloten videocircuit. In klassieke IRA-stijl kwam vervolgens de intimidatiebrigade in actie om de getuigen het zwijgen op te leggen. Hoewel de IRA en Sinn Féin beweren dat ze tien bij de moord betrokken leden hebben geroyeerd of geschorst, wordt hun onbetrouwbaarheid en bedrieglijkheid rijkelijk geïllustreerd door het feit dat drie maanden na de moord bekend werd gemaakt dat de moordzuchtige psychopaat in kwestie was aangebleven als een van de penningmeesters van Sinn Féin. En de man die het bevel
James Nicholson (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik zou willen beginnen met de familie McCartney hier vanavond in ons Parlement welkom te heten en hulde te brengen aan hun moed, kracht en vastberadenheid bij wat ze hebben bereikt en wat ze hebben geprobeerd. Ik ben blij dat wij de gelegenheid hebben dit debat te voeren. Ik wil mijn volledige steun geven aan de familie McCartney in hun streven naar gerechtigheid voor hun broer Robert. De gebeurtenissen die leidden tot de moord op Robert McCartney laten duidelijk zien van wat voor complot er sprake was. Er werd die avond niet alleen een moord gepleegd, want in het café werden vervolgens ook alle sporen uitgewist. En dit gebeurde onder de ogen van allerlei aanwezigen, die schijnbaar niets hebben gezien. De waarheid is dat ze worden geïntimideerd en dat ze bang zijn om zich te melden: zo sterk is de greep die de Provisional IRA uitoefent op de mensen in deze wijk. Ik wil degenen die informatie hebben, oproepen om zich te melden en deze informatie door te geven aan de
09/05/2005 politiedienst van Noord-Ierland, zodat die de informatie kan vastleggen en er eindelijk een eind wordt gemaakt aan deze zaak. De Provisional IRA heeft angst onder de mensen gezaaid. Helaas lijken we niet dichter bij de oplossing van deze moord te zijn gekomen. Het grote gevaar is nu dat naarmate die vreselijke gebeurtenissen van 30 januari langer geleden zijn, er een groter gevaar is dat deze zaak onopgelost zal blijven en vergeten zal worden, zoals zoveel moorden op onschuldige mensen in Noord-Ierland gedurende de afgelopen 35 jaar. Ik zou niet graag willen dat dit gebeurt. Ik vraag het Parlement en de Commissie om deze gezamenlijke resolutie alle steun te geven. Ik vraag dit Parlement om de in mijn ogen schandelijke resolutie van de GUE/NGL-Fractie te verwerpen. Als de heer Markov in Noord-Ierland had gewoond, had hij vanavond nooit zo’n onzin uitgekraamd toen hij het opnam voor de Provisional IRA en Sinn Féin, waarvan de afgevaardigden achter hem zitten. Het is een bekend gegeven dat de Provisional IRA en Sinn Féin onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Ik wil dat de voortdurende obstructie van alle pogingen om de verantwoordelijken voor deze misdaad voor het gerecht te brengen, ophoudt. Wij kunnen dergelijke terreur of intimidatie niet tolereren, waar in de Europese Unie dan ook. Ik wil dit soort zaken nergens zien, in geen enkel deel van een maatschappij waarin ik wil leven, het Noord-Ierland van de toekomst. Wij hebben te veel ellende doorstaan en wij willen een beter leven voor iedereen. 1-067
Gary Titley (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit Parlement heeft een uitstekende staat van dienst als krachtige voorstander van het vredesproces in NoordIerland en wij hebben dan ook krachtige steun gegeven aan het vredesfonds voor Noord-Ierland. Het is dan ook niet meer dan natuurlijk dat wij ons zorgen maken wanneer het vredesproces moeilijkheden ondervindt, en de moord op McCartney maakt een van de redenen van deze moeilijkheden duidelijk. Het gebeurt vaak dat een zogenaamde “vrijheidsstrijd” misbruikt wordt door misdadige elementen die een politieke zaak aanwenden als dekmantel voor hun activiteiten. De moord op McCartney heeft aangetoond dat dit nu gebeurt in Noord-Ierland. Zoals we hebben gehoord, heeft er een moord zonder motief plaatsgevonden op een onschuldige man. Na die moord is een muur van zwijgen en intimidatie opgetrokken die weinig verschilt van wat in andere streken door de maffia wordt gedaan. Hoe dichter de vrede nabij komt, des te bedreigder voelen de criminelen – de drugskoeriers, de vechtjassen, de afpersers – zich. Wij zijn werkelijk in een cruciaal stadium in het vredesproces beland. Maar vrede is pas mogelijk als we ons aan de wurggreep van de gangsters kunnen ontworstelen. De mensen zijn zich gaan realiseren dat de zogenaamde bevrijders hun cipiers zijn geworden.
17 Dit is geen verschijnsel dat uitsluitend voorkomt aan nationalistische zijde. Wij zijn ons ervan bewust dat het ook voorkomt aan unionistische zijde. Maar de kwestie waar we het vandaag over hebben is de moord op Robert McCartney, en het gaat erom dat we ervoor zorgen dat deze zaak onder de aandacht van het publiek blijft. Daarom moet met name Sinn Féin de muur van stilzwijgen doorbreken zodat zij haar eigen gemeenschap kan bevrijden. Daarom ook zijn wij voorstander van het gebruik van de begrotingslijn voor steun aan slachtoffers van terrorisme om zo de financiële middelen te verschaffen waarmee de familie civiele procedures kan aanspannen – ik wil er gelijk bij zeggen dat dit geld niet bestemd is voor de familie zelf, maar voor een rechtszaak. Wij mogen niet vergeten dat zolang mensen blijven zwijgen, het kwaad nooit kan worden uitgebannen. De uitslagen van de algemene verkiezingen in NoordIerland van afgelopen week laten een toename van de steun aan de tegenstanders van het Goede Vrijdagakkoord zien. De tijd begint te dringen voor het vredesproces en daarom mogen we de druk op degenen die verantwoordelijk zijn voor de moord en de verdoezeling ervan niet laten afnemen, want als deze zaak niet wordt opgelost, zal het vredesproces in zijn geheel mislukken. 1-068
Marian Harkin (ALDE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben het met alle sprekers hier vandaag eens dat er geen rechtvaardiging bestaat voor paramilitaire rechtspleging. Niemand in dit Parlement heeft getracht deze vreselijke daad te vergoelijken of te rechtvaardigen, en iedereen heeft opgeroepen tot gerechtigheid. Er is geen reden waarom de IRA zou moeten blijven bestaan. Sinn Féin heeft de IRA gevraagd zijn gewapende politiek te staken. Dit dient onmiddellijk te gebeuren. Dit zal daden als de moord op Robert McCartney helpen voorkomen. Maar op dit moment moet men erin volharden dat degenen die McCartney in koelen bloede hebben vermoord en degenen die van deze moord getuige zijn geweest, volledig moeten meewerken met de politiedienst van Noord-Ierland. Tegelijkertijd is er een dringende noodzaak om de taal van de politiek in Noord-Ierland te matigen. Recentelijk zijn er bepaalde maskers afgevallen en hebben partijen die vreedzame middelen bepleiten, opruiende taal gebezigd, wat de situatie nog verergert in plaats van haar te sussen. Er is een uitdrukking die vaak wordt gebruikt in de politiek van Noord-Ierland: “We springen allemaal tezamen”. Sommigen die in een eerder stadium deze sprong van vertrouwen gewaagd hebben, zijn niet beloond voor hun moed en merken nu dat ze zich in de periferie bevinden in plaats van in het centrum. En nu staan er weer anderen aan de rand van de kloof om diezelfde sprong te nemen. Het is hun
18 verantwoordelijkheid en gezamenlijk te wagen.
09/05/2005 plicht
om
die
sprong
1-069
Bairbre de Brún (GUE/NGL). – (EN) (Spreker spreekt eerst in het Iers) Mijnheer de Voorzitter, Sinn Féin steunt de eis van de familie McCartney om degenen die verantwoordelijk zijn voor de moord op Robert voor de rechter te brengen en zal alles doen wat in haar vermogen ligt om hen te helpen. Ik heet hen hier vandaag welkom. Onze partij heeft een aantal ontmoetingen gehad met de familie McCartney. Ik heb ze een paar weken geleden nog ontmoet toen ze het Parlement in Brussel bezochten. Ik heb hun toen mijn persoonlijke steun en die van mijn partij beloofd. De voorzitter van Sinn Féin, Gerry Adams, heeft de verantwoordelijken opgeroepen zich te melden en hun verantwoordelijkheid voor deze afschuwelijke moord toe te geven. Dit hebben ze geweigerd. Hij heeft ook iedereen die zich in de omgeving van de Magennis’s Bar bevond, opgeroepen volledige en eerlijke verklaringen af te leggen. Omdat wij deze zaak zo ernstig nemen, zijn elf leden van onze partij die die avond in het café waren en één die later arriveerde, onder alle voorbehoud geschorst. Dit is gedaan om te kunnen vaststellen of zij gehoor hebben gegeven aan de oproep van partijleiders aan iedereen om een volledige en eerlijke verklaring af te leggen. Twee leden zijn geroyeerd omdat zij hebben geweigerd dit te doen; vier anderen hebben hun lidmaatschap opgezegd; de andere zes blijven voorlopig geschorst hangende het rapport van het nationaal uitvoerend orgaan van onze partij. (De spreker spreekt in het Iers) Als lid van het Europees Parlement voor Sinn Féin en als persoon zou ik onmogelijk campagne kunnen voeren voor de slachtoffers van Britse of unionistische paramilitaire geweldspraktijken als ik mij niet net zo onomwonden en overtuigd zou inzetten voor gerechtigheid voor de familie McCartney. Degenen die verantwoordelijk zijn voor de barbaarse moord op Robert McCartney, moeten voor een rechtbank toegeven wat zij hebben gedaan. Dat is voor hen de enige fatsoenlijke handelwijze. Anderen die over informatie beschikken moeten zich melden. Wij vinden dat de PSNI – de politiedienst van Noord-Ierland – in dit stadium actie had kunnen en moeten ondernemen. Deze dienst heeft nog geen grondig onderzoek uitgevoerd.
vrijheidsstrijders. Deze mensen moeten voor het gerecht worden gebracht. Ze hebben een onschuldige man vermoord en zijn collega ernstig verwond. Zij hebben de goede naam en reputatie van mensen uit hun eigen politieke familie aangetast, mensen die getuige waren van deze moord maar er niet bij betrokken waren. De geheel onschuldige mensen die toevallig aanwezig waren op het moment dat de moord gepleegd werd, werden gedwongen hun mond te houden over wat er gebeurd is, om zo in feite medeplichtig te worden aan de misdaad van deze gangsters en criminelen. De schuldigen lopen nog steeds vrij rond in de straten van hun buurt en onderhouden nog steeds contact met hun politieke familie, ook al heeft de leiding van Sinn Féin ze zogenaamd verstoten. De politieke en parlementaire leiding van de partij heeft laten zien dat ze niet in staat of bereid is om deze elementen onder controle te houden. Het feit dat ze nog steeds op vrije voeten zijn doet een zeer fundamentele vraag met betrekking tot Sinn Féin en de IRA-beweging rijzen: wie oefent de controle uit over de richting die deze beweging in de toekomst op zal gaan? Zal haar toekomst worden gevormd door mensen die het Ierse vredesproces en een democratische oplossing van het probleem in Ierland werkelijk steunen, of worden Sinn Féin en de IRA beheerst door mensen die bereid zijn misdaden als moord te tolereren en zelfs te steunen? Ik weet dat dit soort daden niet slechts aan één kant van de gemeenschap plaatsvinden. Er zijn helaas ook andere groepen die zich bezighouden met paramilitaire activiteiten, mishandelingen en schietpartijen. Ook zij moeten worden veroordeeld. Maar de leiding van Sinn Féin en de IRA heeft de macht en invloed om de gangsters en criminelen die Robert McCartney vermoord hebben voor het gerecht te brengen als zij dit wil. Tot dusverre heeft zij zich echter meer geïnteresseerd getoond in het aannemen van de gewenste politieke pose en manipulatie van de media dan in het streven naar gerechtigheid voor de familie McCartney. Waarom moet de familie McCartney naar Washington, Brussel, Straatsburg, Londen en andere plaatsen gaan in hun poging gerechtigheid te krijgen? Waarom komen degenen in hun eigen gemeenschap die pretenderen deze mensen te vertegenwoordigen – Sinn Féinn en de IRA – niet op voor hun belangen? Waarom moet de familie hierheen komen om gerechtigheid te zoeken? Waarom helpen Sinn Féin en de IRA deze familie niet ter plaatse, zodat ze binnen hun eigen gemeenschap hun recht krijgen?
Eoin Ryan (UEN). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik heet de familie McCartney welkom in het Parlement. Ik huldig hun moed bij hun streven naar gerechtigheid voor hun broer.
Gisteren stond er een artikel van Jim Cusack in The Sunday Independent. Zelfs als slechts de helft of een derde van wat er in dat artikel staat waar is, dan betekent dit nog dat Sinn Féin en de IRA zeer ernstige problemen hebben om de gebeurtenissen in de gemeenschappen die zij zeggen te vertegenwoordigen, in de hand te houden.
Robert McCartney is op barbaarse wijze vermoord door een bende gangsters en criminelen die zich voordeden als republikeinse politieke activisten of IRA-
De tijd is gekomen dat Gerry Adams en Martin McGuinness de schuldigen van dit misdrijf naar voren brengen en ze dwingen om zich te onderwerpen aan het
1-070
09/05/2005 oordeel van de rechter. Het mag ze niet worden toegestaan om zich te verschuilen achter de politieke beweging die zij beweren te steunen. Ik steun deze resolutie en het voorstel om de familie volledige vergoeding te bieden voor de eventuele juridische kosten die zij mogelijk gedwongen zijn te maken als zij een proces aanspannen. 1-071
Simon Coveney (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik verwelkom en begroet de leden van de familie McCartney die hun kruistocht voor gerechtigheid zowel in Ierland als erbuiten voortzetten. Op 30 januari werd hun broer Robert vermoord door leden van het Iers Republikeins Leger in Belfast. Dit is helaas niet de enige brute moord die in de afgelopen 30 jaar op ons eiland heeft plaatsgevonden; deze moord heeft er echter wel voor gezorgd dat vele mensen over de hele wereld zijn wakker geschud en zich bewust zijn geworden van de dingen die zeven jaar na het historische Goede Vrijdagakkoord nog steeds gebeuren in Ierland. De feiten zijn ontluisterend. Minder dan vier maanden geleden werd buiten een pub in Belfast het bevel tot een brute moord gegeven, dat vervolgens werd uitgevoerd door psychopaten en waarvan zeventig tot tachtig mensen getuige waren. Vervolgens gaven plaatselijke IRA-leiders het bevel tot een klinische schoonmaakoperatie – die overigens enige tijd in beslag nam. Sindsdien heeft er een zodanige intimidatie in de gemeenschap plaatsgevonden dat dit geresulteerd heeft in stilzwijgen: de mensen zijn bang voor represailles als ze hun mond opendoen. In dit Parlement zitten afgevaardigden van de politieke partij Sinn Féin die, zoals ze zelf toegeven, een speciale band hebben met de IRA, en dat is de reden waarom we ze hier bij naam noemen. Zowel de Ierse als de Britse regering beschrijft deze bewegingen als twee zijden van dezelfde munt. Sinn Féin heeft niet genoeg gedaan om gerechtigheid te brengen in deze smerige zaak en doet dit nog steeds niet. Het is ook een feit dat de invloed van Sinn Féin binnen de gemeenschappen in Noord-Ierland in dit geval gerechtigheid kan brengen. Maar wat we horen zijn alleen maar een heleboel woorden van steun, in plaats van maatregelen ter plaatse. De zusters van Robert McCartney zetten hun streven naar gerechtigheid voort, en wij moeten hen hier in dit Parlement helpen waar wij dat maar kunnen. Wij moeten een eind maken aan straffeloosheid waar die voorkomt: buiten de Europese Unie, voor zover wij daar invloed hebben, maar ook, wat nog belangrijker is, binnen de Europese Unie en in dit geval in een gemeenschap in Noord-Ierland. Dit Parlement kan hieraan bijdragen door de zaak aan de orde te stellen en mogelijk ook door financiële hulp te bieden, zoals gesteld wordt in de ontwerpresolutie. Ik steun beide ideeën. Wij roepen de Raad en de Commissie op om financiële steun beschikbaar te stellen wanneer het tot een civiele rechtszaak komt. Wij hopen echter dat dit niet het geval
19 zal zijn en dat de politiedienst van Noord-Ierland erin zal slagen een strafzaak mogelijk te maken, met de medewerking van degenen die invloed hebben in de gemeenschappen in Noord-Ierland. Twee weken geleden hebben wij in dit Parlement een resolutie over mensenrechten aangenomen. De essentie hiervan betrof de noodzaak een einde te maken aan de gesel van de straffeloosheid in sommige delen van de wereld. Wij moeten zelf het goede voorbeeld geven en hetzelfde doen in Belfast. 1-072
Proinsias De Rossa (PSE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, het enige doel van deze resolutie is het verkrijgen van gerechtigheid voor de familie McCartney – die ik hier vanavond welkom heet – door erop aan te dringen dat de normale politiële en justitiële procedures kunnen worden gevolgd in verband met de moord op hun broer Robert. Sinn Féin beweert dat de moord op Robert McCartney geen politieke motieven had. Dat kunnen we pas met zekerheid zeggen nadat deze zaak in een rechtbank is behandeld. Het is een feit dat de forensische schoonmaakoperatie op de plaats van de moord, de intimidatie van getuigen, het aanbod van de IRA om de moordenaars te vermoorden en de weigering om mee te werken met de politiedienst van Noord-Ierland wél politiek gemotiveerd zijn en niet los van de moord zelf kunnen worden gezien. Het is ook een feit dat de zogenaamde IRA de meest actieve en politiek gemotiveerde pleger van geweld en intimidatie in Noord-Ierland is en dat de IRA betrokken is bij wijdverbreide criminele activiteiten in Noord-Ierland, in de Ierse Republiek en ook in Groot-Brittannië, dit alles om zijn eigen wet te kunnen opleggen en zijn activiteiten te kunnen financieren. Tot het moment dat deze criminele activiteit definitief stopt en de ijzeren greep die de republikeinse beweging op diverse delen van Noord-Ierland heeft ten einde komt, zie ik weinig hoop voor gewone burgers om hun mensenrechten geëerbiedigd te zien. In het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, dat tot uitdrukking komt in de nieuwe Europese Grondwet, zijn het recht op leven, de vrijwaring van folteringen en van straf buiten de wet, de vrijheid van meningsuiting, het recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel en het recht op vrijheid, veiligheid en een eerlijk proces vastgelegd. Al deze rechten en vrijheden worden door de IRA keer op keer in woord en in daad ontkend. Sinn Féin draagt dan ook, door haar permanente natuurlijke band met de IRA en al haar beweringen ten spijt, net zoveel schuld. Door de poging om de schuld voor de monsterlijke moord op Robert McCartney te schuiven op criminelen in het algemeen, stellen de resolutie van de GUE/NGL-Fractie en het amendement van de Verts/ALE-Fractie in hun naïviteit Sinn Féinn en de IRA in staat om zich van alle blaam te zuiveren, terwijl de medeplichtigheid van leden van de IRA voor, tijdens en na de moord een bekend gegeven is. Deze resolutie en dit amendement dienen door dit Parlement dan ook niet gesteund te worden. Ik
20 verzoek het Parlement de gezamenlijke resolutie te steunen. 1-073
Liam Aylward (UEN). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik heet de familie McCartney hier vanmiddag welkom en bied hun mijn steun in hun poging om gerechtigheid te krijgen voor de afschuwelijke moord op Robert. In mijn ogen stak er geen enkel politiek motief achter de moord op Robert McCartney. De mensen die hem vermoord hebben moeten terechtstaan en hun straf in de gevangenis uitzitten. Het feit dat de meeste, zo niet alle, betrokkenen bij deze moord leden of sympathisanten van de IRA of Sinn Féin waren, vormt geen enkele rechtvaardiging voor hun daden. Het feit dat zij zich niet aan justitie overleveren, brengt de reputatie van Sinn Féin en haar leiderschap in gevaar. Nog belangrijker is het feit dat het leiderschap van Sinn Féin heeft nagelaten ervoor te zorgen dat er gerechtigheid kan komen in deze zaak, en dit vormt een ondermijning van de Ierse republikeinse zaak. Niemand heeft het recht het Ierse republikanisme als dekmantel te gebruiken om de moord op een onschuldig persoon te verdoezelen wanneer de motieven op geen enkele manier politiek te verantwoorden zijn. Zoals de grote meerderheid op het eiland Ierland heb ik altijd de wens van een verenigd Ierland gekoesterd. Ik heb mezelf altijd gezien als een Iers republikein, net als de familie McCartney. Ik vind het daarom ook walgelijk wanneer iemand denkt dat zijn republikeinse ideeën gebruikt kunnen worden als excuus voor gewelddadige en verachtelijke moorden, vooral in het geval van Robert McCartney. Dit standpunt wordt naar mijn mening door de grote meerderheid van het Ierse volk gedeeld. De zaak van het Ierse republikanisme moet geheel worden gescheiden van ordinaire criminaliteit, zowel nu als in de toekomst. De maatregelen en verklaringen van de leiding van Sinn Féin gedurende de afgelopen maanden hebben niet bijgedragen aan het krijgen van gerechtigheid voor de familie McCartney. Het is nog altijd niet te laat voor de leiding van Sinn Féin om deze tekortkoming recht te zetten, vooropgesteld dat ze bereid is om dit te doen. Als leiders van de grootste republikeinse partij in NoordIerland, helemaal na de verkiezingen van afgelopen week, hebben zij de plicht om de zaak van het Ierse republikanisme los te koppelen van de daden van ordinaire misdadigers. Zij hebben ook een verplichting tegenover de familie McCartney, die het recht heeft om gerechtigheid te verwachten voor de moord op Robert. Deze afschuwelijke episode heeft al veel te lang geduurd. Ik beveel deze resolutie aan bij het Parlement. 1-074
Stavros Dimas, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik kan u mededelen dat ik over dit debat verslag zal uitbrengen aan voorzitter Barroso, die een maand geleden het genoegen had om leden van de familie McCartney te ontmoeten – en ik zal ook vice-
09/05/2005 voorzitter Frattini informeren over het verzoek omtrent de mogelijkheid financiële steun te verlenen voor de kosten van gerechtelijke procedures. De Commissie steunt het proces van vrede en verzoening in de regio volledig, niet in de laatste plaats door middel van het vredesprogramma, dat door een aantal afgevaardigden is genoemd, en dat goed is voor zo’n 760 miljoen euro in de periode 2000-2006. Dit programma omvat onder meer financiering voor projecten in de buurt waar de gezusters McCartney vandaan komen, zoals een naschoolse sociëteit, een hulpprogramma voor jeugdige slachtoffers en een economisch herstelprogramma voor de gemeenschap. Nogmaals wil ik mijn grote bewondering uitspreken voor deze dappere mensen: de familie McCartney. 1-075
De Voorzitter. − Overeenkomstig artikel 103, lid 2 van het Reglement heb ik twee ontwerpresoluties1 ontvangen. Het debat is gesloten. De stemming vindt dinsdag plaats. 1-076
VOORZITTER: DE HEER McMILLAN-SCOTT Ondervoorzitter 1-077
Kwaliteit van het zwemwater 1-078
De Voorzitter. − Aanbeveling voor de tweede lezing (A6-0102/2005) van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende het beheer van de zwemwaterkwaliteit en tot intrekking van Richtlijn 76/160/EEG (rapporteur: Jules Maaten) (12884/1/2004 – C6-0006/2005 – 2002/0254(COD)). 1-079
Jules Maaten (ALDE), rapporteur. – Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Commissaris, waar moet de Europese Unie zich nu eigenlijk wel en niet mee bezighouden en kan het, als het om regels gaat, niet eens een onsje minder. Dat is onder andere waar we het bij deze richtlijn over hebben, zowel bij het oorspronkelijke voorstel van de Commissie als natuurlijk bij wat nu voorligt: het gemeenschappelijk standpunt van de Raad. De zwemwaterrichtlijn stamt uit 1976 en er is sinds 1976 nogal wat veranderd, niet alleen in het denken over het milieu, maar ook over wat nu precies, op welk niveau en hoe geregeld moet worden. Je kunt je natuurlijk, ik heb het zelf ook gedaan, afvragen of het eigenlijk nog wel noodzakelijk is dat wij op Europees niveau de normen waaraan zwemwater en het water aan kusten en in meren in de Europese Unie 1
Zie notulen
09/05/2005 moet voldoen, moeten bepalen, of we dat Europees moeten vastleggen en of Europees optreden op dit gebied een meerwaarde oplevert. Dit Parlement heeft in eerste lezing besloten dat dit het geval is, maar, eigenlijk nog belangrijker, de lidstaten hebben dit ook gedaan. Ook de lidstaten, waarvan je zou kunnen zeggen: die zijn prima in staat om dat zelf te bepalen, vonden dat er een nieuwe zwemwaterrichtlijn moest komen. Wie zijn wij dan om te zeggen dat dit niet zo is? Waarom kiezen de regeringen voor de nieuwe zwemwaterrichtlijn? Natuurlijk vooral wegens de onwerkbaarheid van de oude richtlijn, die in milieutermen uit het stenen tijdperk stamt. De oude richtlijn was gebaseerd op bewaken en meten en niet op pro-actief en verstandig beheer van zwemwater. De Commissie wilde hier met haar voorstel naar mijn smaak zeer terecht verandering in brengen. De nieuwe richtlijn moet uitvoerbaar zijn, flexibel en gericht op het management van het zwemwater en op deregulering en moet zeker minder administratieve rompslomp met zich meebrengen. Metingen moeten bijvoorbeeld soepeler kunnen: als zwemwater op een bepaalde locatie jaren achtereen schoon is geweest, zou je minder moeten kunnen meten. Dat is wat de Commissie voorstelde en dat heeft het Parlement ook overgenomen en de Raad vervolgens ook, dus dat is absoluut een vooruitgang. De richtlijn is ook, en dat is niet onbelangrijk in deze tijd van referenda, populair bij het grote publiek. Het is een van de bekendste richtlijnen bij de burgers van Europa en men wacht ieder jaar weer op de nieuwe cijfers die uitkomen. Het is ook een succesvolle richtlijn geweest, een tiental jaar geleden voldeed nog maar zo'n 60 procent van het zwemwater en inmiddels is dat al 95 procent geworden. Dat is heel goed. Het Parlement vindt wel, in de milieucommissie is zo gestemd, dat de informatie die voor het publiek beschikbaar moet zijn, vooral betrekking moet hebben op de actuele waterkwaliteit. Ik heb eens de proef op de som genomen en gekeken naar een willekeurige plaats in Europa, waar een vooraanstaand lid van de Commissie vandaan komt, namelijk Athene, om te zien hoe de zwemwaterkwaliteit daar is. Wij hebben hiervoor vanmiddag wat onderzoek gedaan op het internet, maar kwamen helaas niet verder dan de kwaliteit van het jaar 2003 als recentste gegeven. Dat zegt natuurlijk niet of het nu nog veilig is om bij Athene te zwemmen of niet. Het zou best kunnen zijn dat die informatie wel op de site van het Griekse ministerie van gezondheid en welzijn te vinden is, maar dan zou ik het niet kunnen lezen want die informatie is in het Grieks. Het is ook daarom dat het Parlement zegt: je moet de actuele informatie beschikbaar hebben en je moet ook symbolen gebruiken, die door de Commissie worden ontwikkeld en die in de hele Unie voor alle burgers herkenbaar zijn. Op dit moment loopt de informatie achter en is zij slechts moeizaam via internet te vinden, nog los van het feit dat, hoop ik, de meeste toeristen niet met hun laptop op vakantie gaan of die in ieder geval niet meenemen naar het strand.
21 Volgens de normen van de oude richtlijn is er een gezondheidsrisico van één op acht. Eén op acht zwemmers loopt volgens de huidige normen het risico om ziek te worden. Die gezondheidsrisico's moeten wij niet onderschatten: het gaat om maag- en darmstoornissen, huid-, oog- en luchtwegaandoeningen en ontstekingen van de uitwendige gehoorgang. Met de voorgestelde normen van de Commissie en van de milieucommissie van het Europees Parlement wordt een op twintig zwemmers ziek, misschien nog altijd te veel, maar toch een stap vooruit, terwijl het gemeenschappelijk standpunt van de Raad zich tevreden stelt met één op negen. Ik begrijp het standpunt van de regeringen wel: men wil dat het systeem betaalbaar is. Ik vind dat het Europees Parlement daar ook oog moet voor hebben en ik vind het daarom ook jammer dat er niet viel te praten over een substantiële overeenstemming tussen Raad en Parlement in tweede lezing. Er ligt een aantal amendementen voor, mijnheer de Voorzitter, die zeer interessant zijn. Wat het schrappen van de categorie “aanvaardbaar” of het bijstellen ervan betreft, ben ik van mening dat het aannemen van dat soort amendementen ons in ieder geval als Parlement in conciliatie een goede positie zou geven om samen met de Raad tot een oplossing te komen waar zwemmers beter van worden, waar de consument beter van wordt, waarvan we kunnen zeggen: ja, de kwaliteit van het zwemwater wordt echt beduidend beter, zoals de Europese Commissie dat in zijn oorspronkelijke voorstel wilde. Aan de andere kant moeten wij ook een oplossing vinden waarbij we kunnen zeggen: ja, hier worden ook overheden beter van, het is beter werkbaar, er wordt gedereguleerd en het is ook betaalbaar, want dat is natuurlijk een belangrijk punt. Het is ook om die reden dat ik denk dat we recreatiewater niet onder deze richtlijn moeten brengen, maar dat misschien eens in de toekomst moeten doen. Er valt wat mij betreft best over te praten, maar vind ik dit niet het moment om dit op deze manier aan de orde te stellen. Als laatste opmerking: ik heb gezien dat de Commissie enigszins knarsetandend een verklaring heeft gevoegd bij het standpunt van de Raad. U wilt in ieder geval ook in de toekomst blijven kijken naar de waarden. Ik vind dat heel nuttig, want we moeten natuurlijk blijven bijstellen, ook in de toekomst. Ik hoop dat u dat ook volgens de gewone procedure in overleg met dit Parlement zult doen. 1-080
Stavros Dimas, lid van de Commissie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik de rapporteur, de heer Maaten, danken en gelukwensen met zijn inzet in dit lastige dossier. Het verslag van de Europese Commissie over het badseizoen van 2004 zal tegen het einde van de maand worden gepubliceerd, niet alleen in het Grieks maar ook in andere talen. Het oorspronkelijke Commissievoorstel beoogde een vernieuwing van de bestaande richtlijn, die dateert van 1976. Het voorstel kwam neer op striktere normen voor
22 de waterkwaliteit, een bijstelling van de beheersstelsels voor badwater, een rationalisering van de controlevereisten en een betere voorlichting van het publiek. De Commissie heeft in eerste lezing 22 van de 37 amendementen van het Parlement2 geheel of gedeeltelijk overgenomen. De formulering van het voorstel is er beter op geworden, terwijl de basisstructuur en vooral de kwaliteitsnormen in het oorspronkelijke voorstel van de Commissie niet zijn gewijzigd. De discussie in de Raad vond plaats tijdens het Griekse, Italiaanse en Ierse voorzitterschap. Snel bleek tijdens het debat in de Raad dat een grote meerderheid van lidstaten de Commissievoorstellen voor de waterkwaliteit overdreven ambitieus en duur vond en dat zij een onderscheid wensten te maken tussen kwaliteitsnormen voor kustwateren en voor binnenwateren. Andere wijzigingen als gevolg van de discussie in de Raad betroffen het vaststellen van de termijn die nodig is voor het invoeren van de nieuwe normen en ook een alternatieve oplossing voor het probleem van de kortstondige verontreiniging en buitengewone omstandigheden. De Commissie vindt dat vele wijzigingen in het gemeenschappelijke standpunt de oorspronkelijke tekst verbeteren. Maar inzake de afdoende strengheid van de waterkwaliteitsnormen en het instellen van een badwaterclassificatie geeft de Commissie nog steeds de voorkeur aan haar eigen voorstel. Na lange en lastige onderhandelingen in de Raad bleek echter dat het voorstel van de Commissie nooit op voldoende steun zou kunnen rekenen. Bijgevolg besloot de Commissie het gemeenschappelijke standpunt te steunen. Dat is verre van ideaal, maar vormt toch een grote verbetering ten opzichte van de huidige richtlijn. De huidige wetgeving is bijna dertig jaar oud en moet dringend worden vernieuwd. Tijdens de goedkeuring van het gemeenschappelijke standpunt heeft de Commissie een verklaring voor de notulen afgelegd. Daarin staat dat zij voornemens is gedetailleerd epidemiologisch onderzoek te financieren naar de eventuele gevolgen van het baden, met name naar de gevolgen voor de gezondheid bij het zwemmen in zoet water. Wij verwachten de resultaten van dat onderzoeksprogramma in 2008, en misschien zal dan een aantal problemen kunnen worden opgelost waarover Parlement en Raad vandaag van mening verschillen. Ik zou het Parlement willen verzoeken om met steun van de Commissie zo snel mogelijk met de Raad te streven naar een akkoord over dit dossier. Wij hebben de nieuwe richtlijn dringend nodig, met de voorgestelde beheersmaatregelen, met rationelere controlestelsels en een efficiëntere voorlichting van het publiek. 1-081
Christa Klaß, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, 2 (Standpunt van de Commissie betreffende de amendementen van het Parlement: zie bijlage)
09/05/2005 geachte dames en heren, in 1976 zijn in Richtlijn 76/160/EEG voor de eerste keer uniforme normen voor de kwaliteit van zwemwater in de Europese Gemeenschap vastgelegd. In de richtlijn zijn daartoe negentien natuurkundige, chemische en microbiologische parameters opgenomen. In het onderhavige gemeenschappelijke standpunt worden die toetscriteria echter tot slechts twee microbiologische ziekteverwekkers gereduceerd, die met visuele controles en metingen van de pH-waarde in zoet water worden aangevuld. In algemene zin is het voorstel van de Commissie voor de nieuwe zwemwaterrichtlijn een onderdeel van het uitgebreide waterbeleid van de Europese Unie. Het voorstel is gebaseerd op nieuwe wetenschappelijke inzichten, met name op onderzoeken van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). In 1976 kreeg zwemwater de kwalificatie “aanvaardbaar” als er gezondheidsrisico’s voor 7 tot 9 procent van de zwemmers bestond. De WHO hanteert momenteel een maximaal risico van 5 procent voor ziektegevallen onder zwemmers. De Raad heeft in zijn gemeenschappelijk standpunt nu een nieuwe kwalificatie voor “aanvaardbaar” opgenomen, maar deze vormt geen verbetering ten opzichte van de norm uit 1976. Op dit punt lopen de meningen uiteen. U heeft zojuist gezegd, mijnheer de commissaris, dat het belangrijkste argument is dat de kosten te hoog worden. Veel van de vermeende extra kosten moeten echter sowieso al gemaakt worden omdat er aan de normen voldaan moet worden van de kaderrichtlijn Water, de nitratenrichtlijn en de communautaire afvalwaterrichtlijn. De feitelijke, kleine hoeveelheid extra kosten voor het hanteren van de hogere kwaliteitsnormen worden gedekt door een vermindering van de maatschappelijke kosten, omdat er uiteindelijk gewoon minder mensen ziek worden. Persoonlijk ben ik er voorstander van om de hogere kwaliteitsnormen zoals die door de WHO en de Commissie zijn voorgesteld, met onmiddellijke ingang in te voeren. Ziektepreventie kan niet op de lange baan worden geschoven. Desalniettemin heeft de heer Seeber samen met mevrouw Oomen-Ruijters, mevrouw Gutiérrez-Cortines en mevrouw Ayuso González namens de Fractie een compromisamendement ingediend. In dat amendement wordt voorzien in een overgangsperiode van acht jaar, wat voldoende moet zijn om aan de kwaliteitsnormen te voldoen. Hierdoor krijgen de landen die van mening zijn dat de nieuwe kwaliteitsnormen voor hen tot een bijzonder sterke belasting zal leiden, de mogelijkheid om zich langer op de strengere normen voor te bereiden en eventuele problemen uit de weg te ruimen. Ik roep het Parlement op om dit compromisamendement te ondersteunen. 1-082
Gyula Hegyi, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, er bestaat een grappig Hongaars gezegde: “het kind met het badwater weggooien”. Tot mijn spijt
09/05/2005 moet ik zeggen dat dit mijn mening is over de aanbeveling. Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad biedt een realistische benadering van deze kwestie en toont begrip voor de problemen van de verschillenden lidstaten en hun regio's. Het verslag-Maaten wil een eind maken aan dit compromis, door bijvoorbeeld de categorie “aanvaardbaar” te schrappen. Gewone mensen begrijpen dat sommige wateren misschien niet volmaakt geschikt zijn om te zwemmen, maar ook weer niet gevaarlijk: het is gewoon aanvaardbaar. Dat is wat we verstaan onder gezond verstand. Het zelfreinigend vermogen van een meer en van een zee is duidelijk verschillend. Daarom is de Raad zo verstandig geweest om verschillende kwaliteitsnormen te stellen voor kustwateren en binnenwateren. De rapporteur verzet zich hiertegen. Volgens het verslagMaaten moet de lidstaten verteld worden in welke taal de informatie over waterkwaliteit gegeven moet worden. Dat is geen goed idee. Mensen die besluiten om tegen de Europese Grondwet te stemmen, zullen dit doen vanwege het soort overregulering dat in dit verslag wordt aanbevolen en soortgelijke zaken. 1-083
Holger Krahmer, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, geachte collega’s, ik wil de rapporteur graag bedanken, met name voor zijn vraag of wij een dergelijke richtlijn op Europees niveau überhaupt nodig hebben. “Als het niet nodig is om een wet te maken, is het nodig om geen wet te maken,” zei Montesquieu al enkele eeuwen geleden. De zwemwaterrichtlijn is naar mijn idee een goed voorbeeld van een richtlijn waar Europa heel goed buiten kan. Het voortdurende streven naar een Europese harmonisatie leidt tot een overregulering waardoor de Europese Unie steeds verder van de burgers af komt te staan. Omgekeerd keren ook steeds meer burgers zich van de Europese Unie af, omdat de Unie met name opvalt door zich steeds meer achter een stortvloed van bureaucratische regels te verstoppen. Waar draait het in dit geval eigenlijk om? Elke regio die over zwemwater of recreatieve watergebieden beschikt, heeft een intrinsiek belang bij het in stand houden van een hoge kwaliteit van die watergebieden, omdat anders de bezoekers en toeristen wegblijven. Het moet dan ook de taak van de lidstaten blijven om op dit terrein voor het benodigde wettelijke kader te zorgen. Ik zie niet in wat dit met de interne markt te maken heeft. Hoe slecht het met de praktische omzetting van talrijke milieuvoorschriften in de EU is gesteld, hoef ik – met het oog op de vele inbreukprocedures – hier niet nader toe te lichten. Als Europa transpanter voor de burgers wil worden, moeten wij ons ook op het gebied van de milieu- en gezondheidsbescherming op de maatregelen concentreren die in een Europees kader noodzakelijk en haalbaar zijn. Als wij niet zeker weten of een bepaalde kwestie op Europees niveau geregeld moet worden,
23 dienen wij die zaak aan de verantwoordelijkheid van de lidstaten over te laten. Ik geloof niet dat de zwemwaterrichtlijn tot die dingen behoort die voor de Europese integratie noodzakelijk zijn. 1-084
Marie Anne Isler Béguin, namens de Verts/ALEFractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, als reactie op mijn collega het volgende: als er één richtlijn is die bij alle burgers populair of bekend is, dan is het wel de zwemwaterrichtlijn. Persoonlijk zou ik zelfs verder gaan dan deze ontwerprichtlijn: wij zijn namelijk van mening dat als de ontwerprichtlijn betreffende de zwemwaterkwaliteit in zijn huidige vorm gehandhaafd blijft, recreatieve activiteiten feitelijk worden uitgesloten. Hierdoor ontstaat een ongelijke behandeling van zwemmers en andere gebruikers van kust- of binnenwateren en dat is voor ons onaanvaardbaar. De door de Commissie voorgestelde versie is in onze ogen absoluut ontoereikend en het is ons goed recht om de Commissie en de Raad vandaag te vragen waarom zij erin volharden om andere recreatieve activiteiten niet onder deze ontwerprichtlijn betreffende het zwemwater te laten vallen. Wat voor waarde zal deze richtlijn dan nog hebben, als zij voor nieuwe activiteiten als surfen, plankzeilen en kajakvaren niet dezelfde garanties ten aanzien van veiligheid en kwaliteit van de wateren biedt, terwijl deze activiteiten – zoals wij allen weten – schering en inslag zijn geworden in talrijke zwemwateren in de hele Europese Unie? Bij deze activiteiten en recreatieve of wedstrijdsporten is het risico om water binnen te krijgen even groot als bij gewoon zwemmen en daar zijn wij ons allen van bewust. Als wij niet openstaan voor de verwachtingen van een ouder, jonger en steeds talrijker publiek, en als wij doof blijven voor de verzoeken van de nieuwe gebruikers van kust- of binnenwateren, dan schieten wij echt tekort in onze taak van wetgever en vertegenwoordiger van onze medeburgers. Terwijl het debat over de bevoegdheden en de rol van de Unie in Frankrijk bijzonder sterk leeft, hebben wij hier met deze ontwerprichtlijn de mogelijkheid om te laten zien dat de Unie openstaat voor een veranderende samenleving en dat zij bereid is te luisteren naar en in te spelen op de verwachtingen van haar burgers. De organisaties die bijvoorbeeld actie voeren om in water van goede kwaliteit te kunnen sporten, hebben met elkaar meer dan tienduizend handtekeningen ingezameld, juist om ons ervan te overtuigen om de recreatieve sporten in de ontwerprichtlijn op te nemen. Tegen commissaris Dimas wil ik zeggen dat iedereen het er volgens mij wel over eens is dat er in de kwaliteit van het water moet worden geïnvesteerd, zolang dat niets kost. Wij moeten ons echter realiseren dat een investering in een goede waterkwaliteit een investering in onze toekomst is. 1-085
Adamos Adamou, namens de GUE/NGL-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, u
24 kunt zich wel indenken dat ik als Cyprioot erg veel belang hecht aan de bescherming van het badwater, omdat ik afkomstig ben van een eiland. Mijn land met zijn buitengewone stranden is voor een groot deel van zijn nationale inkomen afhankelijk van het toerisme, vooral van Europese toeristen, die veeleisend zijn op het vlak van waterkwaliteit, zoals trouwens ook de Cyprioten zelf. Een vuil strand op Cyprus veroorzaakt steevast veel heisa en discussie. De burgers verwachtten van de regering dat zij de toestand van het zeewater controleert en verbetert volgens de strengste criteria. Ik vind dat de nieuwe richtlijn zowel streng als haalbaar moet zijn, niet alleen omwille van het toerisme op Cyprus. Alle Europese burgers moeten kunnen rekenen op schoon badwater in Europa, zowel aan de kust als in het binnenland. Zij hebben het recht hun recreatieve activiteiten uit te oefenen zonder risico op microbiologische besmetting en – het allerbelangrijkste – ze hebben het recht om zo snel mogelijk te worden geïnformeerd over de toestand van het water waarin zij en hun kinderen willen zwemmen. Ik begrijp niet waarom de inwerkingtreding van de richtlijn moet worden uitgesteld. Ik vind dat de datum 2011 en de andere hier genoemde elementen de plaatselijke autoriteiten voldoende gelegenheid bieden om het vereiste onderzoek uit te voeren en de nodige infrastructuur te ontwikkelen. Ik ben het volledig eens met de rapporteur dat voorlichting van het publiek een van de belangrijkste elementen van de richtlijn vormt. Als het de bedoeling is de goede zwemwaterkwaliteit in Europa te handhaven en te verbeteren en de burger te beschermen, kan ik niet begrijpen waarom de Raad niet wil weten van een gemeenschappelijk informatiesysteem. Ik wil u dus vragen de betreffende amendementen te steunen. Toen ik de richtlijn voor het eerst las, vroeg ik me al af waarom de Commissie zich tevredenstelde met de parameter goede kwaliteit van het zwemwater. Nu wil de Raad er een parameter aan toevoegen, namelijk “aanvaardbare kwaliteit”. Ik kan niet leven met nog lagere microbiologische normen dan die welke de Commissie heeft voorgeschreven. Dus vraag ik u de amendementen aan te nemen die de nieuwe parameter verwerpen en ook de amendementen aan te nemen die het onderscheid tussen kustwateren en binnenwateren tenietdoen. Omdat het Europees Parlement nog geen wetenschappelijke studie of gegevens heeft gezien die dat onderscheid onderbouwen, stel ik voor het niet te aanvaarden. Tot slot vind ik net als de rapporteur dat het Parlement trouw moet blijven aan zijn standpunten, vooral na de stemming in de Milieucommissie. Ik wil u verzoeken via uw stemgedrag duidelijk te maken dat de Europese burger een zo hoog mogelijke zwemwaterkwaliteit verdient. 1-086
Johannes Blokland, namens de IND/DEM-Fractie. – Voorzitter, de discussie over subsidiariteit hebben we bij
09/05/2005 de eerste lezing gevoerd, daar ga ik nu dus niet meer op in. Ik had gehoopt dat de herziening van de zwemwaterrichtlijn ons dichter bij schoner zwemwater zou hebben gebracht. Het oorspronkelijke voorstel van de Commissie bood daartoe een goede aanzet. In eerste lezing heeft het er Parlement daarom voor gekozen om relatief weinig wijzigingen aan te brengen. De positie die de Raad heeft ingenomen bij het vaststellen van het gemeenschappelijk standpunt, is echter niet positief te noemen. Dit standpunt kan naar mijn mening niet echt gemeenschappelijk worden genoemd. Van het standpunt van het Parlement uit de eerste lezing is daarin namelijk weinig terug te vinden. Met name de verlaging van het ambitieniveau kan ik niet waarderen. Er zijn allerlei cosmetische ingrepen gedaan om het geheel er nog leuk uit te laten zien, o.a. door de introductie van een nieuwe categorie voor “aanvaardbaar” zwemwater. Maar dat kan niet de indruk wegnemen dat er bij de Raad weinig animo bestond voor een aanscherping van de normen. Ook de scheiding die de Raad heeft aangebracht tussen zout en zoet water, is ingegeven door de wens om binnen de Raad een compromis te bereiken. Maar de aangedragen argumenten hebben mij niet overtuigd van de wetenschappelijke basis die daarvoor zou bestaan. Ik zal dan ook de amendementen steunen om dit ongedaan te maken. Ook het schrappen van de categorie “aanvaardbaar” kan ik steunen. Eventueel zou ook amendement 36 van de PPE-DE-Fractie voor mij aanvaardbaar zijn als compromis. Het opnieuw opnemen van de tabel met de parameters – amendement 29 – vind ik eveneens een goede zaak en het steunen waard. Nu we het toch over dit onderwerp hebben, zou ik graag aan de Raad willen vragen wat hij vindt van de manier waarop de oude zwemwaterrichtlijn uit 1976 is geïmplementeerd. Als ik kijk naar de situatie in de Europese Unie in 2003 – dat is het laatst beschikbare jaar – dan zie we dat zo ongeveer 95 procent van de zwemwateren voldoet aan de verplichte normen en ongeveer 80 procent aan de richtwaarden. Zonder dat er dus enige extra arbeid hoeft te worden verricht, voldoet al 80 procent van het zwemwater aan de nieuwe normen die de Commissie had voorgesteld. Waarom is de Raad dan zo tegen een betere bescherming van de zwemmers? We weten allemaal dat de huidige richtlijn niet meer aan de eisen van de tijd voldoet, maar ik vind wel dat de nieuwe richtlijn ook de lat iets hoger moet leggen. Dat is in het belang van de zwemmers de enige juiste weg. Tot slot wil ik de rapporteur veel sterkte toewensen. Ik vind dat hij tot nu toe uitstekend werk heeft geleverd. Laten we hopen dat ook de Raad dat inziet en conciliatie vermeden kan worden. 1-087
Caroline Jackson (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, dit is een zeer nuttige en belangrijke herziening van de richtlijn uit 1976. Wij moeten bedenken dat er voor wat betreft de waterkwaliteit binnen de categorieën “goed” en “uitstekend” die nu worden voorgesteld, sprake is van significante verbeteringen. De zwemwaterrichtlijn zal hiermee doelmatiger worden, met duidelijkere en strengere
09/05/2005 regels, en ik wil benadrukken dat de herziening ambitieus is. De tenuitvoerlegging van de richtlijn van 1976 heeft minstens 30 jaar in beslag genomen en een hoop geld gekost. Ik sta hier als afgevaardigde van het zuidwesten van Engeland, waar we meer dan 1 miljard Britse pond – het spijt me dat ik het bedrag niet in euro's noem – hebben uitgegeven aan het schoonmaken van de zwemstranden aan de kust van enkel die ene regio in Engeland. Een en ander heeft een jaarlijkse verhoging van 15 procent in de waterheffingen tot gevolg gehad en ik denk niet dat de mensen bereid zijn veel meer te betalen voor een richtlijn die nog veel hogere eisen stelt. Er is duidelijk sprake van twee problemen. In tegenstelling tot de heer Blokland ben ik ervoor dat de categorie “aanvaardbaar” behouden blijft. Ik weet dat sommigen onder ons deze categorie willen schrappen, maar het schijnt mij toe dat, gezien het feit dat de nieuwe normen voor “goed” en “uitstekend” veel strenger zijn en dat een aantal stranden zelfs na investeringen nog niet aan die normen zullen voldoen, vooral na regenval, wij de categorie “aanvaardbaar” nodig zullen hebben als een soort proefcategorie. Ik zou graag de mening van de commissaris over amendement 36 willen horen. Vindt hij dat dit een efficiënte manier is om deze kwestie aan te pakken en kan hij voorspellen hoe de Raad er waarschijnlijk tegenover zal staan? Tot slot over de kwestie van recreatiewateren: ik denk dat alle amendementen met betrekking tot recreatiewater nogal onzinnig zijn, want de definitie is te ruim om echt betekenis te hebben. Als je vanuit Cornwall in een kano naar Florida probeert te komen, zou de gehele Atlantische Oceaan opeens recreatiewater worden en ik denk niet dat dat het waard is. Ik heb nog geen kostenramingen gezien van de leden van de Groenen die deze amendementen hebben ingediend. Ik denk ook niet dat die er zijn. Dan is er ook de kwestie van praktische uitvoerbaarheid. Ik wil erop wijzen dat de British Canoe Union ons smeekt om de uitbreiding van deze richtlijn naar recreatiewateren niet te steunen. Ik merk tevens op dat de Britse organisatie Surfers Against Sewage heeft gezegd: “Het effect van de richtlijn zal vooral voelbaar zijn op het nationale watersportcentrum van de Canoe Union, waar slechte waterkwaliteit als vanzelfsprekend als een risico voor jonge mensen wordt beschouwd”. De British Canoe Union zegt verder: “Het is veelbetekenend dat het gezondheidsrisico voor kanovaarders in wateren in het Verenigd Koninkrijk zeer laag is en op basis hiervan stellen wij vraagtekens bij de opneming in de richtlijn van recreatiewater en de hierop bedreven activiteiten.” Ik wens deze richtlijn het allerbeste. Ik herinner mij nog de richtlijn van 1976 toen deze voor het eerst aan de orde kwam. Dit is een grote verbetering en dat moeten wij in gedachten houden. 1-088
25 Dorette Corbey (PSE). – Voorzitter, ook mijn complimenten aan Jules Maaten voor zijn werk. Ik doe eigenlijk een beroep op alle collega’s en op de Commissie om de kern van het voorstel zoals het was ingediend, te handhaven. En die kern is een hoog beschermingsniveau door middel van scherpe normen voor goed en zelfs uitstekend zwemwater. De Commissie baseert zich op onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie, maar de Raad laat zich in zijn gemeenschappelijk standpunt wel van een zeer cynische kant zien. De normen zijn scherp en daardoor dreigen zwemwaterlocaties te moeten sluiten, maar door geschipper met de normen hoeven zij niet te sluiten. Hierbij moeten wij wel bedenken dat het gaat om gezondheidsnormen en daarmee schipper je niet. De Europese zwemmer wil gewoon weten of het water veilig is voor zichzelf en vooral voor zijn of haar kinderen. Zwemmers hebben recht op die duidelijkheid en wat moet je nu met een plas met “aanvaardbaar’ zwemwater? Is dat wel of niet veilig? Daarom zullen wij tegen de verlaging van de normen stemmen. De PvdA plaatst in ieder geval de zwemmer centraal. De uitbreiding van de werkingssfeer naar andere vormen van recreatie zien wij niet zitten. De WHO-normen zijn gebaseerd op zwemmers en niet op kanoërs of zeilers die per ongeluk uit hun bootje vallen. Ook staan wij voor een praktische en uitvoerbare wetgeving die niet onnodig gecompliceerd wordt. 1-089
Frédérique Ries (ALDE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, allereerst wil ik onze rapporteur en collega van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa bedanken voor de kwaliteit van zijn verslag. Wij zijn dit van hem gewend. In deze tekst, die zowel ambitieus als evenwichtig is, worden de belangrijkste problemen aangepakt: de richtlijn moet uitvoerbaar zijn en daarnaast moeten de zwemmers van nauwkeurige en actuele informatie worden voorzien. Persoonlijk zou ik twee conclusies willen trekken bij lezing van de Europese wetgeving op het gebied van zwemwater, die nu al bijna dertig jaar omspant. Ten eerste mogen wij ons voor alles gelukkig prijzen met de uiterst bemoedigende resultaten die reeds zijn behaald. Ik wijs er nog eens op dat volgens het laatste rapport dat de Commissie in 2003 openbaar heeft gemaakt, bijna 96 procent van de zwemlocaties aan de kust en meer dan 91 procent van de zoetwaterlocaties voldeed aan de door de richtlijn vastgestelde kwaliteitsnormen. Ten tweede is enige nuancering bij deze conclusie en dit succes niettemin op zijn plaats en dient er kritisch te worden gekeken naar het feit dat de lidstaten geen speelruimte is gelaten bij de toepassing van deze Europese wet. Neemt u mij niet kwalijk dat ik een concreet voorbeeld noem dat mijzelf betreft. Ik vind het wat al te ijverig dat de Commissie – daarin gesteund door de Europese rechters – voor bepaalde rivieren in Wallonië heeft bepaald dat een tien centimeter diep riviertje, waar twee badgasten af en toe komen pootjebaden, de benaming “zwemwater” rechtvaardigt, waardoor er per locatie een investering van 700 000 euro voor saneringsmaatregelen
26 nodig is. Het is geen toeval dat er voor deze geldende wet niet minder dan vijftien arresten door het Hof van Justitie zijn gewezen. Als wij willen dat deze nieuwe richtlijn de verbeteringen brengt die iedereen wenst, en vooral, dat zij in de praktijk wordt toegepast, dan moeten wij ons koste wat het kost ontdoen van deze enigszins kortzichtige toepassing van de wet. Wij willen een richtlijn die uitvoerbaar is – dat hebben wij gezegd en de rapporteur heeft het gezegd -, een richtlijn die ons tevens de middelen verschaft om informatie te bieden en waarmee wij op doeltreffende wijze de strijd kunnen aanbinden met alle vormen van verontreiniging. Bovendien is bij deze verontreiniging in de meeste gevallen steeds minder sprake van een incident. Ook als het om zwemwater gaat, moeten wij namelijk de oorzaken van de milieuvervuiling aanpakken, evenals de invloed daarvan op de gezondheid van de burgers in Europa en daarbuiten. 1-090
Françoise Grossetête (PPE-DE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, deze richtlijn is bijzonder populair; onze medeburgers zijn er erg aan gehecht en door de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis zijn er sinds 1976 overduidelijk nieuwe eisen op het gebied van de volksgezondheid ontstaan. Wij beschikken dus over standaardinformatie over geharmoniseerde maatregelen. Iedere burger heeft dezelfde informatie tot zijn beschikking, of dat nu in België, Spanje, Griekenland of Slovenië is. Daarom wil ik vijf opmerkingen over deze ontwerprichtlijn maken. Ten eerste is het belangrijk dat de juiste maatregelen worden ingesteld, zodat het publiek goed kan worden geïnformeerd. Ten tweede hebben talrijke gemeenten zich aanzienlijk ingespannen om de kwaliteit van hun water te verbeteren, en deze plaatselijke initiatieven moeten beslist niet door onze wetgeving worden ontmoedigd. Daarom moet deze ontwerprichtlijn flexibel en uitvoerbaar zijn, zoals al is onderstreept. Er kunnen zich onverwacht gevallen van verontreiniging voordoen, waardoor het noodzakelijk is tijdelijke maatregelen voor een zwemverbod te treffen. Dit mag er echter niet onherroepelijk toe leiden dat de betreffende gemeente in een lagere categorie wordt geplaatst. Wat de kwaliteitsindeling betreft, moeten wij inderdaad veeleisend zijn en ons niet vergissen in de kwaliteit van het zwemwater; ik betreur het echter dat de overgangscategorie “aanvaardbare kwaliteit” verdwijnt. Een dergelijke maatregel kan ernstige gevolgen hebben voor de ontwikkeling van een aantal van onze toeristenoorden. Het is niet goed om de burgers voor niets ongerust te maken. Er moet een goede balans worden gevonden tussen de kwaliteit van het zwemwater en steun voor het toerisme, dat een essentiële sector van onze economie is. Evenzo vind ik het belangrijk dat recreatieve activiteiten van deze ontwerprichtlijn worden uitgesloten. Als dit niet gebeurt, zullen liefhebbers van onder andere surfen, kajakvaren, zeilen en waterskiën
09/05/2005 onze vakantieoorden gaan mijden. Dit lijkt mij in feite niet erg realistisch. Tot slot moet er inderdaad een onderscheid worden gemaakt tussen kustwateren en binnenwateren, die van nature verschillend zijn; daarom zien wij reikhalzend uit naar het Europees epidemiologisch onderzoek dat verricht is om deze verschillen te beoordelen. Het is bovenal onze plicht om alles in het werk te stellen om te voorkomen dat de zee vervuild wordt door ongelukken of door het schoonspoelen van tanks, waar onze kusten maar al te vaak schade van ondervinden. 1-091
Riitta Myller (PSE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, de herziening van de richtlijn betreffende zwemwater is van groot belang, zoals hier al is gezegd. In dit verband is ook zeer sterk de vraag opgekomen wat onder de bevoegdheid van de Europese Unie valt en wat onder nationale wetgeving. Wij moeten vooral aandacht besteden aan de mate waarin verschillende regio’s zich aan watersystemen hebben aangepast, want dat bepaalt voor een groot deel hoe men tegenover de verschillende punten in de zwemwaterrichtlijn staat. Zo is het bij recreatief gebruik iets heel anders of er sprake is van een zeekustgebied waar bijvoorbeeld honderden mensen in boten varen, of een 50 kilometer lange rivier in Lapland waar kano’s worden gebruikt. Deze zaken hebben niet veel met elkaar te maken. Dergelijke zaken moeten in aanmerking worden genomen, maar tegelijkertijd moet men ervoor zorgen dat alle Europeanen de best mogelijke bescherming wordt geboden als het om zwemwater gaat. 1-092
Eija-Riitta Korhola (PPE-DE). – (FI) Mijnheer de Voorzitter, voor ons ligt een strategische richtlijn, omdat zij het basisprobleem van het communautaire milieubeleid weerspiegelt, namelijk de grote verschillen in omstandigheden tussen de lidstaten. Wij moeten daar dus op de juiste manier op reageren. Ik kom zelf uit een land met 187 888 meren. Het is duidelijk dat wij gefrustreerd zouden zijn als de maatregelen dezelfde waren als in bijvoorbeeld Luxemburg. Daarom is het zowel uit het oogpunt van gezond verstand als voor het milieu van belang dat wij ons richten op de doelen en dat wij de maatregelen aan de lidstaten overlaten. Gelukkig biedt het voorstel ook meer speelruimte voor de lidstaten om zelf te bepalen welke zwemstranden zogeheten EU-stranden zijn. Wat dit betreft is de definitie van zwemwateren in het gemeenschappelijk standpunt goed. In mijn land betekent dat een vermindering van de administratieve lasten voor de autoriteiten, zonder dat de controle op de kwaliteit daaronder lijdt. Wij hebben deze zwemwaterrichtlijn nodig. De huidige richtlijn is verouderd en de herziene versie zal een beter beeld geven van de hygiënische situatie van het water. De amendementen van het Parlement bevatten echter veel punten waarmee ik het niet eens kan zijn. Het verscherpen van de termijnen van 2015 naar 2011 is
09/05/2005 onder andere problematisch vanwege de tijdschema’s in kaderrichtlijn Water. Het lastigst in de amendementen van het Parlement is het plan om de classificatie “aanvaardbaar” voor zwemwater te schrappen. Wij mogen niet vergeten dat dit een absolute voorwaarde was voor het bereiken van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad. Hetzelfde probleem heeft betrekking op het harmoniseren van de grenswaarden voor kustwateren en zoete wateren. Er zijn wetenschappelijke criteria voor de verschillende grenswaarden en die vergroten het risico voor zwemmers niet. Het compromisvoorstel dat in het Parlement is opgesteld, is een stap in de goede richting. Als de categorie “aanvaardbaar” niet wordt aangenomen, bestaat het gevaar dat het hele project in de Commissie sneuvelt. Dit zou zeer betreurenswaardig zijn voor het milieu. Sommige lidstaten laten het project immers liever stranden dan dat zij instemmen met aangescherpte grenswaarden. 1-093
Marta Vincenzi (PSE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ook ik ben van mening dat de richtlijn waar wij morgen over zullen stemmen van zeer groot belang is voor Italië en de andere lidstaten, omdat een aantal starre bepalingen – die leiden tot een groot aantal inbreukprocedures – in de richtlijn die nu van kracht is dan mogelijk zullen verdwijnen. Ik heb twee korte opmerkingen, waarvan de eerste betrekking heeft op de kwaliteit van het zwemwater. Het voorstel van de Commissie bevat drie categorieën voor de indeling van het zwemwater. Aan elke categorie liggen precieze microbiologische parameters ten grondslag, die gebaseerd zijn op onderzoek dat is uitgevoerd door de Wereldgezondheidsorganisatie waarbij een hoog beschermingsniveau van de menselijke gezondheid het uitgangspunt vormde. Het introduceren van de categorie “aanvaardbare kwaliteit” zou de rechtsgeldigheid van de richtlijn van 1976 betreffende het zwemwater verbreden, zonder dat er sprake is van overeenstemming met de minimumwaarden die de Wereldgezondheidsorganisatie voorschrijft. Daarom hoop ik dat de plenaire vergadering zich zal uitspreken voor handhaving van de drie oorspronkelijke categorieën. Tevens stel ik voor de datum voor het voldoen aan de bepalingen van de richtlijn, het jaar 2011, ongewijzigd te laten. 1-094
Christofer Fjellner (PPE-DE). – (SV) Mijnheer de Voorzitter, in de parlementaire commissie krijgen we vaak middelmatige voorstellen van de Raad. Helaas krijg ik af en toe het gevoel dat de Milieucommissie het daarna als haar taak ziet om van die middelmatige voorstellen slechte voorstellen te maken. Nu ligt er weer zo’n voorstel voor ons in de vorm van de zwemwaterrichtlijn. De naam van deze richtlijn zegt eigenlijk al alles. De EU moet dus de waterkwaliteit op onze badstranden regelen. Ik moet zeggen dat ik dat uitermate dom vind.
27 Je vraagt je af of er nog een vraagstuk is dat zo klein is dat de lidstaten er zelf over mogen beslissen. Ter verdediging van de Raad dient echter gezegd dat dit geen nieuwe stommiteit is, want de geldende richtlijn is veel erger dan het compromis dat de Raad heeft bereikt. Volgens de huidige richtlijn zou een klein land als Zweden regelmatig de waterkwaliteit van tegen de 5 000 badplaatsen moeten meten. Dat Zweden de waterkwaliteit van niet meer dan 800 badplaatsen meet, is geen teken dat wij een soort Europees Wilde Westen zijn. Het is een voorbeeld van een aanpak waarbij het gezond verstand gelukkig voorrang heeft gekregen boven absurde wetgeving. Ter verdediging van de Raad moet ik zeggen dat men nu in elk geval geprobeerd heeft om zich te ontdoen van een aantal van de ergste absurditeiten. Doch zoals gezegd: het voorstel van de Milieucommissie dat ter stemming ligt is helaas een voorbeeld van de manier waarop deze parlementaire commissie van een middelmatig voorstel een slecht voorstel wil maken. Een van de vele voorbeelden is dat de commissie nu eist dat informatie over de kwaliteit van het badwater in bijvoorbeeld Härjarö bij Enköping, waar ik vele zonnige zomerdagen heb doorgebracht, ook in het Frans wordt verspreid. En helaas wil men nog belastender regels invoeren. Een aantal mensen wil bijvoorbeeld dat men ook de kwaliteit van water voor recreatiedoeleinden opneemt, en dat dit regelmatig wordt gecontroleerd. Dit omvat de kwaliteit van al het water waar mensen windsurfen, kanovaren en dergelijke – en voor je het weet dreigt het water van in beginsel de hele Zweedse scherenkust regelmatig te moeten worden gecontroleerd. Als het Europees Parlement nu alle Zweedse gemeenten moet dwingen om overal de waterkwaliteit te controleren, en nog wat meer, heb ik eigenlijk reuze zin om tegen het hele voorstel te stemmen. Helaas riskeren we dan de door de Raad voorgestelde vereenvoudigingen te verliezen. Het probleem zit hem eigenlijk niet in alle details die ik genoemd heb, maar in het feit dat de EU zaken regelt op een gebied met zulke duidelijke Europese verschillen. Het punt is dat de EU niet zou moeten regelen hoe je de zwemwaterkwaliteit in het noorden van de Zweedse provincie Värmland meet. Te veel leden van dit Parlement lijken hun trots te ontlenen aan de nieuwe regelingen waarmee ze thuiskomen, om in hun kiesdistrict te laten zien wat ze hebben ingevoerd. Ik voel een minstens even grote trots over het feit dat ik dwaasheden heb helpen tegenhouden, en ik hoop dat meer leden van dit Parlement morgen na de …. (Spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) 1-095
Ria Oomen-Ruijten (PPE-DE). – Voorzitter, ik ken eigenlijk weinig rapporteurs die zozeer als was in de handen van de schaduwrapporteurs van dit Parlement waren, maar toch, Jules, zeg ik als Nederlandse dat we
28 ook weer heel goed hebben samengewerkt, omdat wij de zorgen delen die een land als Nederland heeft. Wij hebben in Nederland circa 600 zwemwaters aangewezen en die moeten goed van kwaliteit zijn en goed voor het milieu en de gezondheid, en mensen moeten er ook nog op kunnen recreëren. Dat vinden wij allemaal heel belangrijk en tegelijkertijd zeggen wij dat een aantal eisen die door de milieucommissie waren geraakt, eigenlijk veel te ver gingen en ook niet echt iets toevoegden of zouden gaan toevoegen als extra bescherming voor de gezondheid van mensen. Voorzitter, wij hebben dus met de rapporteur de zorgen gedeeld, maar ik heb op dit moment erg veel vertrouwen, ook nog een paar zorgen, maar toch veel vertrouwen dat we er wel uit komen, morgen. De aanvankelijk geplande uitbreiding van zwemwater naar recreatief water gaat niet door en dit is, daar zijn wij het denk ik met de meerderheid over eens, een winstpunt. Ten tweede is er het geschilpunt van de “aanvaardbare” kwaliteit van zwemwater. Er zijn mensen in dit Huis die willen dat zwemwater meteen van hele goede kwaliteit is, maar, Voorzitter, hoe moet dat dan met een nationaal park, een nationaal landschap? Ik weet dat er in natuurgebieden alleen al door de fecaliën van bijvoorbeeld vogels een dusdanige diffuse vervuilingsbron is, dat je dat zwemwater nooit van goede kwaliteit kunt krijgen, dat het nooit “aanvaardbaar” kan blijven. Ik vind dus ook dat wij een tweede blok amendementen dat wij morgen gaan stemmen, waarbij de categorie “aanvaardbaar” eruit wordt gehaald, moeten verwerpen. Voorzitter, tot slot maak ik me ook zorgen over amendement 42 van de Groenen. Wat zeggen de Groenen? Als een zwemwater eenmaal is geselecteerd, mag je het, ook al weet je dat het nooit meer aan de kwaliteitseisen zal voldoen, toch niet meer van de lijst halen. Voorzitter, dat is voor het dolle, dat kan niemand goed vinden in dit Huis, hoop ik. 1-096
John Purvis (PPE-DE). – (EN) Mijnheer de Voorzitter, Schotland heeft veel moeilijkheden ondervonden om zelfs maar aan de zwemwaterrichtlijn van 1976 te voldoen. Het voornaamste probleem voor ons zijn de landbouw en de afvloeiing die wordt veroorzaakt door de hoge regenval, vooral aan de westkust. De regenval in deze streken, die aan de Atlantische Oceaan liggen en waar de weersomstandigheden navenant zijn, kan jaarlijks van 80 tot meer dan 100 inch – oftewel 250 centimeter – bedragen. Het land aan de westkust wordt hoofdzakelijk gebruikt voor veeteelt: schapen, rundvee en wilde herten. Het gevolg is dat bij iedere zware regenval een hoeveelheid fecaal materiaal van het hoogveen wordt weggespoeld, dat uiteindelijk op de stranden terechtkomt. Dit is een natuurlijk proces, dat al eeuwenlang plaatsvindt, en als de vloed komt, wordt het strand weer snel schoongespoeld.
09/05/2005 En toch hebben de Schotse regering, de plaatselijke autoriteiten en de Schotse waterautoriteit enorme bedragen uitgegeven aan inspanningen om de effecten van dit verschijnsel zo klein mogelijk te maken, door het vee uit de buurt van de waterlopen te houden en door eenvoudige zuiveringssystemen te installeren waarmee de natuurlijke afvloeiing wordt geremd. Het is echter onmogelijk om die afvloeiing helemaal tegen te houden. Schotland heeft prachtige, mijlenlange stranden. Schotland beschikt over de mooiste en meest woeste landschappen van Europa. Schotland heeft een aantal van de bekendste schapen- en rundveerassen ter wereld. Schotland heeft soms zelfs mooi weer, en op die dagen stromen de toeristen en plaatselijke bewoners in groten getale naar onze stranden. Het zou tegennatuurlijk en zeer schadelijk zijn indien het Parlement, onder leiding van de Groene brigade, die helaas zo weinig afweet van de echte wereld, de classificatie “aanvaardbaar” uit de nieuwe richtlijn zou schrappen en daarmee de Schotse stranden hun felbegeerde en welverdiende status van beste en mooiste stranden van Europa zou afnemen. 1-097
Olajos, Péter (PPE-DE). – (HU) Mijnheer de Voorzitter, in het land waar ik vandaan kom, Hongarije, kennen we een gezegde om situaties te beschrijven wanneer iemand met goede bedoelingen zijn doel voorbijschiet, en uiteindelijk meer kwaad dan goed doet: hij gooit het kind met het badwater weg. Dit is nu precies wat het Europees Parlement zou doen wanneer het het verslag van Jules Maaten in zijn huidige vorm zou goedkeuren. Het Balatonmeer is een van de grootste zoetwatermeren in Hongarije en Europa en het is de meeste waardevolle bron van toerisme in Hongarije. Het wordt jaarlijks door miljoenen mensen gebruikt om te zwemmen of voor andere recreatie, en indien deze aanbeveling wordt aangenomen, zou hieraan een eind komen, en zouden tegelijkertijd honderdduizenden mensen die aldaar in het toerisme werken, hun broodwinning verliezen. Ik ben het helemaal eens met de doelstelling om ervoor te zorgen dat we in Europa zwemwater van uitstekende kwaliteit krijgen. Dat is in het belang van de gezondheid van de mensen die het water met sportief of recreatief oogmerk benutten en ook in het belang van andere milieudoelen. Daarom kunnen wij niet aanvaarden dat in dit verslag de kwaliteitsbepalingen voor kustwateren en binnenwateren op één hoop worden gegooid. Ik kan ook niet instemmen met het verslag van het Parlement omdat er zonder enige professionele rechtvaardiging strengere drempelwaarden worden aanbevolen dan in het voorstel van de Raad. Ik maak mij tegelijkertijd ook zorgen over de aanbevolen beheersmaatregelen voor het geval de waterkwaliteit minder wordt. Indien de waarden de betreffende grenzen zouden overschrijden, wat inhoudt dat het water schadelijk is voor de gezondheid, zou zwemmen gewoon verboden moeten worden. Dit is tot nu toe ook de praktijk geweest en er is geen reden om hierin verandering te brengen. Het is gewoon onredelijk
09/05/2005 om in alle 25 lidstaten uitsluitend volledige informatie te moeten geven in het Engels en Frans. Het is beter om zwemmers te informeren in de talen die het meest gesproken worden in het betreffende gebied. Het Balatonmeer en het Neusiedler Meer in Hongarije zijn hiervan een uitstekend voorbeeld, aangezien deze het meest bezocht worden door Duitse, Oostenrijkse en Nederlandse toeristen. In de afgelopen dagen en uren zijn er een aantal voorstellen tot wijziging van het huidige parlementaire verslag ingediend, die een positieve bijdrage aan de nieuwe wetgeving inhouden, en daarom adviseer ik het verslag niet te aanvaarden wanneer deze amendementen niet zijn goedgekeurd. Zo kunnen we voorkomen dat er wetgeving wordt aangenomen waarin de milieuaspecten worden verwaarloosd en die de bloei van het toerisme in vele regio’s onmogelijk zou maken en vele miljoenen mensen het plezier van veilig zwemmen en van andere recreatieve activiteiten zou ontnemen. Wij mogen het kind niet met het badwater weggooien. 1-098
Stavros Dimas, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie kan een reeks amendementen inzake de informatievoorziening aan het publiek, zowel in de badzone als via het internet, aanvaarden. De Commissie aanvaardt ook met genoegen het idee om gemeenschappelijke, in badzones te gebruiken symbolen en tekens te ontwikkelen. Er mag echter geen onduidelijkheid bestaan over de precieze betekenis van dergelijke tekens en symbolen. Een aantal amendementen zijn gericht op de herintroductie van bepalingen met betrekking tot rampenplannen. De Commissie is van mening dat, in dit opzicht, het gemeenschappelijk standpunt een verbetering inhoudt ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel. Aangezien in de tekst reeds wordt ingegaan op verontreiniging als gevolg van ongebruikelijke of uitzonderlijke gebeurtenissen, is het niet op zijn plaats om uitgebreide bepalingen voor rampenplannen met betrekking tot het zwemmen te introduceren. Wat betreft de classificatie: de Commissie wil de categorie “aanvaardbaar” aanhouden teneinde een akkoord te bereiken dat de Europese Unie in staat zou stellen een beter kader voor zwemwateren in te voeren dan het huidige. De Commissie kan niet aanvaarden dat deze categorie geschrapt wordt. De Commissie verwelkomt echter de geest van compromis achter de amendementen 36 en 55. Amendement 36 bepaalt dat deze classificatiecategorie slechts gedurende acht jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn mag blijven bestaan. Aangezien we hiermee slechts tot 2013 zouden komen, nog eerder dan de datum waarop volgens het gemeenschappelijk standpunt de kwaliteitsnormen van kracht zouden worden, beschouwt de Commissie dit amendement niet als realistisch. Met betrekking tot amendement 55 is de Commissie van mening dat een verhoging van de strengheid van de kwaliteitsnormen behorend bij de classificatiecategorie
29 “aanvaardbaar” een mogelijk vruchtbare optie zou zijn om tot een compromis te komen. Daarom kan, hoewel de kwaliteitsnormen voor de categorie “aanvaardbaar” veel te streng zijn, de Commissie het amendement in beginsel aanvaarden. Met betrekking tot het onderscheid tussen kustwateren en binnenwateren, kan de Commissie de amendementen waarmee dit onderscheid wordt afgeschaft niet aanvaarden, evenmin als de amendementen die gericht zijn op een vervroeging van de data waarop de nieuwe kwaliteitsnormen in werking treden. Tot slot neemt de Commissie nota van de aandacht die het Parlement hecht aan de kwestie van de aanpak van andersoortig recreatief gebruik van water, zoals surfen en zeilen. De Commissie gelooft niet dat het haalbaar is om de reikwijdte van de richtlijn vandaag nog naar deze onderwerpen uit te breiden. De te kiezen richting die wordt aanbevolen in amendement 35, waarbij de Commissie zich verplicht een studie inzake dit onderwerp uit te voeren en daarover tegen 2018 verslag uit te brengen, is aanvaardbaar. Concluderend kan de Commissie tien amendementen geheel aanvaarden, en drie amendementen gedeeltelijk of in beginsel. 21 amendementen zijn echter onaanvaardbaar voor de Commissie. Ik zal een volledige lijst van het standpunt van de Commissie inzake de amendementen1 aan het secretariaat van het Parlement doen toekomen. De Europese Unie zorgt voor de minimumnormen. Lidstaten kunnen hierin echter verder en sneller gaan, en de concurrentie tussen toeristische locaties zal dit proces stimuleren. Mijn laatste opmerking: de lidstaten zijn zelf verantwoordelijk voor het aanwijzen van badzones. De zaak in Wallonië waarnaar mevrouw Ries verwees, had betrekking op een plaats die door België als badzone werd aangemerkt. Daarom hebben wij en het Hof erop aangedrongen dat deze plaats voldeed aan de richtlijn van 1976. 1-099
De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt op dinsdag plaats. Bijlage – Standpunt van de Commissie Aanbeveling voor tweede lezing-Maaten (A6-0102/2005) De Commissie kan de volgende amendementen in hun geheel aanvaarden: 2, 9, 10, 13, 17, 19, 21, 25, 26, 33 en 35. Zij kan de volgende amendementen gedeeltelijk of in beginsel aanvaarden: 15, 16, 22 en 55. De volgende amendementen zijn niet aanvaardbaar: 1, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 11, 12, 14, 18, 20, 23, 24, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 34, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 53 en 54. 1-100
1
Zie bijlage – Standpunt van de Commissie
30 Tweede conferentie van partijen bij het Verdrag van Aarhus 1-101
De Voorzitter. − Aan de orde is de mondelinge vraag (B6-0237/05) van de heer Florenz aan de Commissie, namens de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, betreffende de strategie van de Commissie voor de tweede conferentie van partijen bij het Verdrag van Aarhus. 1-102
Karl-Heinz Florenz (PPE-DE), rapporteur. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de commissaris, het Verdrag van Aarhus is in 2001 aangenomen, maar tot nu toe hebben slechts zeventien Europese landen het Verdrag geratificeerd. Als geïnteresseerde afgevaardigde zou ik graag van de Commissie antwoord op de volgende vraag willen krijgen: waarom hebben maar relatief weinig landen dit verdrag geratificeerd? Met name bij de drie pijlers heeft een aantal landen grote problemen met de kwestie van “toegang tot rechtbanken bij milieuaangelegenheden”. Dat geldt ook voor mijn eigen land. Ik zou ook graag willen weten of de Commissie en de Raad zich bewust zijn van het feit dat er degelijke en eerlijke vooronderhandelingen nodig zijn om op dit punt vooruitgang te boeken. Ik zou ook willen weten in hoeverre de nationale parlementen bij dergelijke verdragen worden betrokken. Ik stel deze vraag omdat wij in verband met Kazachstan een beslissing moeten nemen over ons standpunt betreffende de GGO’s – genetisch gemodificeerde organismen. Ik sta overigens heel positief tegenover dit soort mondiale verdragen, maar dat wil absoluut niet zeggen dat de nationale parlementen bij deze ontwikkeling genegeerd mogen worden. Mijn vraag aan commissaris Dimas is dan ook hoe hij zich op de bijeenkomst in Kazachstan gaat voorbereiden. Welke contacten heeft u met de Raad? Welke informatie heeft u van de lidstaten over deze kwestie ontvangen? 1-103
Stavros Dimas, lid van de Commissie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, het verheugt mij zeer dat de Europese Unie op 17 februari 2005 het ratificatiedocument heeft ingediend en dus als volwaardig lid zal deelnemen aan de tweede conferentie van de partijen bij het Verdrag van Aarhus. Die conferentie biedt ons de gelegenheid de werking van het perdrag en het protocol voor de registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen nader te bekijken. De conferentie zal de maatregelen bestuderen die de partijen hebben getroffen ter toepassing van het verdrag, terwijl de Commissie toelichting zal verstrekken bij de maatregelen die de Europese Gemeenschap heeft genomen. De vooruitgang van de Europese Gemeenschap op dit gebied is erg bevredigend. Behalve met de richtlijnen betreffende toegang tot informatie en participatie van het publiek is er vooral
09/05/2005 ook grote vooruitgang geboekt met de ontwerpverordening ter toepassing van het Verdrag van Aarhus op de EG-instellingen en organisaties. Ook worden voorstellen bestudeerd betreffende de goedkeuring door de Gemeenschap van het Protocol betreffende de registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen en een verordening betreffende het opstellen van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen. Bovendien heeft de Commissie een voorstel ingediend inzake de toegang tot justitie in milieuzaken. De Commissie vindt dat de inspanningen zich de komende jaren moeten concentreren op toepassingsaangelegenheden. Het is van groot belang de bepalingen van het verdrag over te nemen in de administratieve praktijk om ze te kunnen uitvoeren. Verder verdienen het uitwisselen van expertise en beste praktijken op het gebied van de elektronische media, het informatiesysteem (clearing-house-mechanisme) en de toegang tot justitie onze steun. In dat kader is ook het nalevingsmechanisme van groot belang. We moeten er dus voor zorgen dat het efficiënt functioneert. De Commissie zal ook wijzen op het belang van grotere institutionele capaciteit als middel om de toepassing van het verdrag te verbeteren. In het kader van haar verbintenis om de doelstellingen van het verdrag te steunen, heeft de Commissie de nodige maatregelen getroffen met het oog op een financiële bijdrage aan het verdrag voor 2005. Ook zal in Almaty een eventuele wijziging van het verdrag worden besproken om het ook te doen gelden voor genetisch gemodificeerde organismen. Wat dat laatste punt betreft, zal de Commissie de richtsnoeren van de Raad volgen bij de onderhandelingen en zal ze alles in het werk stellen om een bevredigend onderhandelingsresultaat in de wacht te slepen. Ik vind het dus heel belangrijk de procedures toe te passen die bestaan voor activiteiten die te maken hebben met genetisch gemodificeerde producten op basis van bijvoorbeeld het Protocol van Cartagena. Tevens moeten ervaringen worden gewonnen en uitgewisseld. Ook op dit gebied moet meer institutionele capaciteit worden ontwikkeld, vooral in de landen van Oost-Europa, de Kaukasus en Centraal-Azië. De Commissie is buitengewoon tevreden met de belangstelling die het Europees Parlement koestert voor dit onderwerp, met name via de aanwezigheid van drie van zijn afgevaardigden, waarvan twee rapporteurs voor de voorstellen van Aarhus, als waarnemers in de EUdelegatie in Almaty. In overeenstemming met het interinstitutionele akkoord zal de Commissie de leden van het Parlement uiteraard geregeld op de hoogte brengen van het verloop van de onderhandelingen. 1-104
VOORZITTER: DE HEER COCILOVO Ondervoorzitter 1-105
09/05/2005 Eija-Riitta Korhola, namens de PPE-DE-Fractie. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, het Parlement heeft met het Verdrag van Aarhus gewerkt sinds 2000, toen wij de versie van de Commissie kregen van de eerste pijler van dit verdrag: het recht van de burger op informatie over het milieu. Ons beleid is voortdurend ambitieus geweest en heeft de deelname van de burgers verdedigd. Wij gaan ervan uit dat de rechten van de burger om informatie te verkrijgen en over milieuzaken geraadpleegd te worden door niets mag worden belemmerd. Dat is van wezenlijk belang voor het goed functioneren van de democratie in een wereld waarin milieuvraagstukken een steeds belangrijker rol spelen. Nu de conferentie in Almaty nadert, gaan wij er ook van uit dat het onderhavige thema van bioveiligheid in dezelfde geest wordt behandeld, namelijk met respect voor de burgerrechten. Daarom eist het Parlement dat zijn delegatie bij de onderhandelingen op adequate wijze wordt gehoord. Wij hebben namelijk iets te bieden. Wij willen dat de besluiten die in de tweede bijeenkomst van partijen in het Verdrag van Aarhus worden genomen, de implementatie en de ontwikkeling van het verdrag bevorderen en dat er synergie ontstaat tussen het Verdrag van Aarhus en andere relevante multilaterale milieuakkoorden, zoals die van Kiev en Cartagena. Het Protocol van Kiev betreffende registers inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen helpt op zijn beurt vervuiling te reduceren en duurzame ontwikkeling te bevorderen. Het doel van de toepassing van de beginselen van Aarhus is er voor te zorgen dat overheden en burgers hun individuele en collectieve verantwoordelijkheid dragen voor het beschermen en verbeteren van het milieu, zodat het welzijn van de huidige en toekomstige generaties kan worden gewaarborgd. Het Verdrag van Aarhus is een belangrijk element in een goed functionerende democratie. Daarom vindt mijn fractie het niet juist dat deze verreikende burgerrechten worden misbruikt wanneer men in beroep gaat om projecten doelbewust te vertragen of om een platform te bieden voor fondsenwervingscampagnes van nietgouvernementele organisaties. Wij kunnen ook niet accepteren dat het wetgevingswerk van politieke beleidsmakers stokt door de eindeloze klachten van deze organisaties. Het is niet goed om voortdurend gebruik te maken van het recht op beroep. Een dergelijk misbruik ondermijnt ook de rechten die wij gaan verdedigen. Daarom moeten wij er in de toekomst goed op toezien hoe de Gemeenschap het recht op beroep toepast. 1-106
Gyula Hegyi, namens de PSE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben ingenomen met het feit dat de Europese Gemeenschap het Verdrag van Aarhus heeft geratificeerd. Het garanderen van een schoon en veilig milieu voor onze burgers vormt onze eerste prioriteit. Een goed milieubeleid gaat hand in hand met een goede voorlichting over milieukwesties, inclusief verontreiniging, mogelijke gevaren en de effecten van
31 milieuongelukken. De Europese Unie heeft reeds belangrijke stappen ondernomen om de bestaande wettelijke bepalingen te actualiseren zodat aan de eisen van het Verdrag van Aarhus wordt voldaan. Als afgevaardigde uit een nieuwe lidstaat en als voormalig journalist stem ik volledig in met het belang van het Verdrag van Aarhus. De voormalig socialistische landen van Midden- en Oost-Europa kenden tot op zekere hoogte wel een milieubeleid, maar dit beleid werd strikt opgevat als een overheidsbeleid waarin voor het publiek geen enkele rol was weggelegd. Daarom heerste er bij de mensen zo”n negatief gevoel over de werkelijke stand van zaken. Het gebrek aan goede voorlichting en aan niet-gouvernementele milieuorganisaties leidden tot een zekere mate van wantrouwen met betrekking tot de werkelijke prestaties op milieugebied. Zelfs zeer algemene informatie over verontreiniging werd als staatsgeheim aangemerkt. Eerlijk gezegd leeft bij bepaalde multinationals tot op de dag van vandaag nog altijd de verleiding om deze praktijk te volgen. Om het Verdrag van Aarhus doeltreffend ten uitvoer te leggen, moeten we kijken naar alle details en de volledige inhoud van ieder stukje wetgeving. Zo houdt de PSE-Fractie, met onze rapporteur Guido Sacconi, zich zeer actief bezig met de nieuwe wetgeving voor REACH en met de evaluatie van en vergunningverlening voor chemische producten. Wat betreft REACH: wij hebben dringend behoefte aan krachtige wetgeving waarmee alle mogelijke informatie inzake de mogelijke gevaren en risico's van ieder chemisch product aan het publiek wordt overgebracht. Hetzelfde gaat op voor genetisch gemodificeerde producten, de uitstoot van verontreinigende stoffen, de richtlijn betreffende het register inzake overbrenging, etcetera. Al deze wetgeving moet het recht van het publiek garanderen om te kunnen beschikken over de informatie waarbij het belang heeft. Als wij het Verdrag van Aarhus ratificeren, moeten wij deze overeenkomst stap voor stap in de praktijk brengen in onze wetgeving. De komende bijeenkomst in AlmaAta in Kazachstan is van zeer groot belang. Wanneer we het hebben over de toegang tot informatie, gaat het erom dat het publiek voldoende bij de zaken betrokken wordt en geïnformeerd wordt. Wij moeten beginnen met te kijken naar de discussie over het verdrag, waarin de deelname van afgevaardigden van dit Parlement gewaarborgd is, aangezien zij de vertegenwoordigers van de Europese burgers zijn. 1-107
Rebecca Harms, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, namens mijn Fractie kan ik verklaren dat wij – zoals de vorige sprekers ook al opgemerkt hebben – het Verdrag van Aarhus als een grote vooruitgang voor het milieubeleid beschouwen. Door de duidelijke wijze waarop de inspraakrechten van het publiek in het Verdrag zijn geregeld, wordt een situatie gecreëerd waarin burgers, NGO’s en de autoriteiten voor een betere bescherming van het milieu
32
09/05/2005
kunnen zorgdragen. Ik denk zelf overigens niet dat wij in Europa met onoplosbare problemen geconfronteerd zouden worden als wij deze inspraakrechten ook aan de toegang tot de rechter zouden koppelen. Tijdens discussies met burgers heb ik de indruk dat zij vaak een stap verder zijn dan de politiek denkt. Over een redelijke opstelling van de burgers in deze discussies maak ik mij dan ook niet echt zorgen.
niet meer nuttig of opportuun zou zijn. Het Verdrag van Aarhus is in zoverre baanbrekend dat het publiek nu betrokken wordt bij de besluitvorming met betrekking tot het milieu. Uiteindelijk zal de geloofwaardigheid echter afhangen van de manier waarop zij wordt toegepast. Daarom is de Commissie van mening dat het werk de komende jaren geconcentreerd zal moeten worden op de tenuitvoerlegging van het verdrag.
Ik maak mij op dit moment wel zorgen in verband met de voorbereidingen van Almaty over de vraag hoe wij deze kwestie daar zullen gaan behandelen. Dit onderwerp houdt namelijk veel Europese burgers bezig en zij vrezen dat dit in de toekomst tot problemen zal leiden. De voorzitter van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid, de heer Florenz, heeft het zojuist al aan de orde gesteld: vallen genetisch gemodificeerde organismen in de toekomst wel of niet onder het Verdrag van Aarhus? De regering van Moldavië heeft een dringend verzoek daartoe ingediend en wil dat dit in een bijlage bij het Verdrag van Aarhus duidelijk wordt geregeld. Waarom hecht een OostEuropees land, een Oost-Europese regering, zo’n groot belang aan deze kwestie? Ik weet wel waarom: de Amerikaanse en ook de Europese agro-industrie zoeken op dit moment naar percelen grond in Oost-Europa – bij voorkeur zonder toezicht – om met genetisch gemodificeerde organismen te kunnen experimenteren. Als wij willen dat het Verdrag van Aarhus geloofwaardig is én als wij willen dat het serieus wordt genomen, moeten wij ervoor zorgen dat het Verdrag van Aarhus ook op die GGO’s van toepassing is. Dit punt zal in Almaty ongetwijfeld centraal staan.
De partijen en ondertekenaars hoeven niet alleen administratieve procedures in werking te stellen of aan te nemen, zij moeten ook ervaring opdoen, deze uitwisselen met andere partijen, en leren van de praktijk. Zoals de heer Florenz al opmerkte, moeten ze het verdrag ondertekenen en ratificeren. De huidige situatie is dat 24 lidstaten het verdrag in 1998 hebben getekend en dat één land nu gereed is om het te tekenen. Van die 24 lidstaten hebben tot dusverre 19 het verdrag geratificeerd. De lidstaten die dit niet hebben gedaan zijn – volgens onze informatie – alle bezig de wetgeving voor de tenuitvoerlegging in te voeren. Ik reken op uw blijvende steun bij deze ambitieuze onderneming. 1-109
De Voorzitter. − Tot besluit van het debat deel ik mee conform artikel 108, lid 5 van het Reglement een ontwerpresolutie1 te hebben ontvangen. Het debat is gesloten. De stemming vindt donderdag plaats. 1-110
Zoals ook al eerder is gezegd, is het daarnaast van belang dat de publieke inspraakrechten ook op andere gebieden duidelijk worden geregeld. Daarnaast zou ik het op prijs stellen als u, mijnheer Dimas, nog een keer zou willen toelichten wat het standpunt van de Commissie is met betrekking tot het derde deel van het verdrag, betreffende de toegang tot de rechter. Bovendien zou ik graag willen weten wat u hierover in Almaty gaat zeggen. 1-108
Stavros Dimas, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik heb met interesse kennis genomen van de punten die in de ontwerpresolutie aan de orde zijn gesteld en van de opmerkingen die hier vandaag zijn gemaakt. Boven alles wil ik u bedanken voor de algemene steun voor de strategie van de Commissie voor de tweede bijeenkomst van partijen bij het Verdrag van Aarhus. Het is belangrijk dat de Europese Unie een coherente boodschap naar de partijen bij het verdrag stuurt en dat we tegelijkertijd tonen dat wij zijn beginselen en regels toegewijd zijn. In verband met de vraag die door de laatste spreker is gesteld over de voorgestelde richtlijn inzake toegang tot de rechter, benadrukt de Commissie dat het feit dat het Verdrag van Aarhus door de Gemeenschap is geratificeerd voordat de richtlijn inzake toegang tot de rechter is aangenomen, niet impliceert dat de richtlijn
Cinematografisch erfgoed en het concurrentievermogen van verwante industriële activiteiten 1-111
De Voorzitter. − Aan de orde is het voorstel (A60101/2005) voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad over cinematografisch erfgoed en het concurrentievermogen van verwante industriële activiteiten (COM(2004)0171 – C5-0133/2004 – 2004/0066(COD)) (rapporteur: Gyula Hegyi). Het woord is aan mevrouw Reding namens de Commissie. 1-112
Viviane Reding, lid van de Commissie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, op 16 maart 2004 heeft de Commissie een voorstel voor een aanbeveling van de Raad en het Parlement aangenomen over de bescherming van cinematografisch erfgoed en het concurrentievermogen van verwante industriële activiteiten. Cinematografie is een kunstvorm die wordt vastgelegd op een kwetsbaar medium, en het behoud daarvan vergt derhalve positieve, snelle en effectieve actie van de kant van de publieke autoriteiten. Films zijn de alomvattende 1
Zie notulen.
09/05/2005 getuigen van onze tijden. De bescherming van het Europese cinematografisch erfgoed, inclusief coproducties met derde landen, is daarom in het belang van de toekomstige generaties. Om te garanderen dat het Europese cinematografisch erfgoed wordt overgeleverd aan de toekomstige generaties, dient het systematisch te worden verzameld, gecatalogiseerd, bewaard en gerestaureerd. Het dient ook toegankelijk te worden gemaakt voor het gebruik in onderwijs, onderzoek en cultuur en andere niet-commerciële doelen; dit gebruik dient in ieder geval in overeenstemming te zijn met het auteursrecht en naburige rechten. De Commissie is daarom voornemens de totstandkoming van Europese normen inzake de catalogisering van films te stimuleren en met dit oogmerk hebben wij het Europees Comité voor standaardisering gemachtigd om de voorbereidende werkzaamheden te starten. Dit zal de uitwisseling van informatie en de interoperabiliteit bevorderen tussen de databases die in de filmarchieven in alle lidstaten worden aangehouden. De Commissie zal ook de samenwerking tussen de filmarchieven stimuleren. Eén voordeel van deze samenwerking is de mogelijkheid om zogenaamde “verloren films” te herstellen en te restaureren. Het verslag en de amendementen die hier vandaag worden besproken, zijn een afspiegeling van de grondige arbeid die is verricht door de rapporteur en schaduwrapporteurs enerzijds, en het voorzitterschap anderzijds. Ik wil de heer Hegyi bedanken voor zijn zeer constructieve werk in dat opzicht. De Commissie is alle belangrijke betrokkenen die het mogelijk hebben gemaakt vandaag een goed compromis te bereiken hiervoor dankbaar. In het door het Parlement gewijzigde Commissievoorstel wordt aanbevolen dat de lidstaten een verplichting invoeren om cinematografische werken die onderdeel vormen van het audiovisuele erfgoed van een lidstaat en waarvoor overheidssubsidie is ontvangen, te deponeren. Daarnaast geeft de tekst, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, de lidstaten de optie deze verplichting hetzij op wettelijke grond, hetzij op contractuele grond in te voeren. Deze keuze laten wij aan de lidstaten. Een aanbeveling is het meest geschikte instrument dat ons ter beschikking staat om de doelstellingen van de voorgestelde maatregelen te verwezenlijken. Deze doelstellingen zijn: in de eerste plaats, het versterken van de filmsector door de grondvesten te leggen voor het toegankelijk maken van “slapende” catalogi door de houders van de rechten; en in de tweede plaats, de systematische deponering, verzameling en bewaring van het visueel erfgoed van de lidstaten. De Commissie is zeer ingenomen – en ik denk dat de burger dat ook is – met het vooruitzicht dat bij eerste lezing een overeenkomst wordt bereikt. De Commissie aanvaardt de amendementen van het Parlement voor zover deze in overeenstemming zijn met de politieke overeenkomst tussen het Parlement en het voorzitterschap, die bekrachtigd is door het Coreper op 2 mei 2005.
33 1-113
Gyula Hegyi (PSE), rapporteur. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, film is de oogappel van de Europese cultuur. Het werd, samen met andere wetenschappelijke en belangrijke technologische uitvindingen, geboren tijdens de Gouden Eeuw van de Europese beschaving. Dat gebeurde allemaal vóór de wereldoorlogen en voordat de illusie van de negentiende eeuw aan scherven ging. De film werd geboren in Parijs, toentertijd de hoofdstad van kunst, revoluties en schittering. Binnen een jaar werden de eerste films in heel Europa vertoond in cafés, schouwburgen en andere openbare gelegenheden. Film en filmen werden voor duizenden, meestal jonge mannen en vrouwen tot een activiteit die een snelle ontwikkeling doormaakte. In de eerste drie decennia van de filmgeschiedenis veroverde de Europese stomme film dankzij zijn artistieke verdiensten de wereld. Ook de voortrekkers in de jonge Amerikaanse filmindustrie waren getalenteerde emigranten uit Europa. De uitvinding van de sprekende film veranderde de wereld van de film voorgoed. Veeltaligheid bleek een belemmering voor het op de markt brengen van cinematografische producten en hier en daar was men wellicht de mening toegedaan dat de taalkundige rijkdom waarop wij in Europa zo trots zijn, vanuit concurrentieoogpunt in een nadeel verkeerde. Deze paradoxale situatie moest worden aangepakt door de productie van films te subsidiëren uit nationale en Europese fondsen. Deze financiering is niet nodig voor de filmindustrie als tak van nijverheid, maar voor de culturele en taalkundige verscheidenheid – de diepste kern van Europa. Iedere Europese regering moet haar best doen om onze unieke culturele rijkdom te verdedigen, door de Europese film, die tot iedere Europese natie spreekt in haar eigen taal, te beschermen en aan te moedigen. Ik ben bijzonder ingenomen met de vaste toezegging van onze regeringen de huidige subsidieformule voor filmproducties te handhaven. Film en filmen zijn niet alleen kunst en amusement. Na de Tweede Wereldoorlog zijn tal van verwoeste gebouwen weer opgebouwd aan de hand van filmscènes. Het cinematografisch erfgoed van Europa omvat ieder aspect van ons leven vanaf het eind van de negentiende eeuw tot aan het aanbreken van deze nieuwe eeuw. Het behoud van dit erfgoed betekent het behoud van herinneringen aan onze cultuur en geschiedenis, het leven van alledag, belangrijke gebeurtenissen, kleine rampspoed en gewoon plezier. Als de oude films verloren gaan, zullen de nieuwe generaties het leven van hun voorouders waarschijnlijk nauwelijks begrijpen. Voor de nationale filmarchieven is een belangrijke rol weggelegd bij het behoud van ons cinematografisch erfgoed. Als een film naar behoren gearchiveerd is, wordt de boodschap ervan bewaard voor de toekomst. Daarom pleit ik als rapporteur voor het verplicht deponeren in de archieven van een kopie van iedere Europese film die is gemaakt om algemeen vertoond te worden. De nationale filminstituten en -archieven in Europa moeten hun archiveringssystemen harmoniseren
34 en standaardiseren. Aldus kunnen wij ervoor zorgen dat ons cinematografisch erfgoed werkelijk ons gemeenschappelijk en voor eenieder toegankelijk erfgoed wordt. De digitalisering van Europese films, de totstandkoming van een gemeenschappelijke database en de samenwerking tussen de nationale filmacademies en filmarchieven dienen alle hetzelfde doel: het behoud van ons filmerfgoed en dit toegankelijk maken voor iedereen. Dit voorstel, in de vorm van een aanbeveling, is gericht op een meer systematische deponering en bewaring van Europese films teneinde het audiovisuele erfgoed van Europa veilig te stellen. Ik ben van mening dat er, dankzij de zeer constructieve aanpak van mijn collega’s in het Parlement, mevrouw Descamps en mevrouw Gibault en de Commissie cultuur, jeugd, onderwijs, media en sport, alsmede de betrokken en actieve rol van het Luxemburgs voorzitterschap, een goed compromis voor een akkoord bij eerste lezing is bereikt. Dit dossier bewijst de toegevoegde waarde die de medebeslissingsprocedure biedt en is een goed voorbeeld van de wijze waarop het Parlement en de Raad gezamenlijk overeenstemming kunnen bereiken over een aantal belangrijke kwesties teneinde het oorspronkelijke voorstel van de Commissie vollediger en effectiever te maken. Laat mij deze zaken waaraan het Parlement grote prioriteit toekent en die door de Raad zijn overgenomen, uitlichten. Als gevolg van de aanpak van het Parlement zal de deponering van films in alle gevallen verplicht zijn, zodat de systematische verzameling in heel Europa verzekerd is. Er is sprake van een vast tijdsbestek waarbinnen lidstaten verplicht zijn de nodige maatregelen aan te nemen om het behoud van het Europese filmerfgoed te waarborgen. Om de kwaliteit van de gedeponeerde werken te garanderen, geldt nu de eis dat de gedeponeerde kopie van hoge kwaliteit is. Om ons gemeenschappelijk filmerfgoed zo compleet mogelijk te maken, is bepaald dat iedere film na een overgangsperiode gedeponeerd moet worden, en dit geldt niet alleen voor films waarvoor overheidssubsidie is ontvangen. Om op de hoogte te blijven van de verzameling waarover iedere lidstaat beschikt, wordt in het verslag de ontwikkeling van een netwerk van databases voorgesteld, waarbij de reeds functionerende instellingen van de Raad van Europa, zoals het Europees Waarnemingscentrum in Straatsburg, een belangrijke rol kunnen spelen. Ik ben van mening dat er een goed compromis is bereikt. Ik verzoek u het verslag te steunen zodat het mogelijk is bij eerste lezing overeenstemming te bereiken, wat in het belang van ons gemeenschappelijk filmerfgoed zou zijn. Ik ben commissaris Reding uit Luxemburg dankbaar voor haar vriendelijke woorden. Wij zijn onze carrière beiden begonnen als jonge journalisten, als film- en theaterrecensenten. Het is een goede zaak dat wij in verband met dit verslag kunnen samenwerken.
09/05/2005 1-114
Eoin Ryan (UEN), rapporteur voor advies van de Commissie ontwikkelingssamenwerking. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, eerst wil ik de heer Hegyi gelukwensen en prijzen voor zijn werk met betrekking tot het cinematografisch erfgoed en het concurrentievermogen van verwante industriële activiteiten. Met het oog op het advies inzake het cinematografisch erfgoed en het concurrentievermogen van verwante industriële activiteiten dat ik moest verstrekken, heb ik de kans gekregen om onderzoek te verrichten naar het functioneren van de Europese filmindustrie, een industrie waarvan de filmproductie goed is voor 25 procent van de Europese markt. Helaas bestaat ongeveer 65 procent van de films uit commerciële producties die buiten de Europese Unie zijn gemaakt, voornamelijk in de Verenigde Staten. Het moge duidelijk zijn dat de Europese filmindustrie op dit terrein geen concurrentievoordeel heeft. Deze cijfers zijn eerlijk gezegd niet bevredigend. Hoewel ik geen enkel probleem heb met de Amerikaanse cultuur of met de Amerikaanse filmindustrie, vind ik het belangrijk dat we de Europese cultuur zo goed mogelijk beschermen en de Europese filmindustrie stimuleren. Het succes van de Bollywood-filmindustrie in India geldt als typisch voorbeeld van wat er mogelijk en ook werkelijk verwezenlijkt is. Eén manier om dit probleem aan te pakken is het verlenen van overheidssubsidies. Ik ben ingenomen met het feit dat in de mededeling van de Commissie inzake film het belang van overheidssubsidie voor de filmindustrie als middel tot bevordering van cultuur onderkend wordt. De verlenging van de geldigheidstermijn van deze specifieke overheidssteun tot juni 2007 toont aan dat deze steun de industrie een hoge mate van stabiliteit en broodnodige rechtszekerheid geeft. Voor de eindgebruikers garandeert dit het voortbestaan van essentiële subsidieprogramma’s zoals de Irish Film Board. Ik heb bij de Commissie bedongen dat er hogere niveaus van overheidssteun moeten worden overwogen op het gebied van cultuur en moeilijke films. Iedere verlaging van de overheidssteun voor de filmindustrie zou ongerechtvaardigd en ongewenst zijn. Overheidssteun speelt een belangrijke rol bij het stimuleren van de cultuur, want die steun zorgt ervoor dat nationale filmproducties ook in de betreffende lidstaten worden opgenomen en niet in het buitenland. Dit draagt ertoe bij dat de specialistische vaardigheden en expertise die noodzakelijk zijn voor audiovisuele creaties blijven bestaan. Ik ben van mening dat alle filmproducties moeten worden beschouwd als culturele activiteit, zodat subsidies niet worden gezien als belemmering voor de interne markt. Ik ben zeer ingenomen met het feit dat de Commissie heeft aangegeven bereid te zijn bij de volgende herziening van de mededeling inzake film hogere subsidieniveaus te overwegen. Ik hoop dat het
09/05/2005 niet bij aangeven blijft, en dat een en ander ook spoedig zal worden toegepast. 1-115
Marie-Hélène Descamps, namens de PPE-DE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte collega's, cinematografische werken in hun geheel – uit het verleden, het heden en de toekomst – behoren tot de meest levendige, artistieke getuigenissen van onze lidstaten en blijven dit ook. Europa heeft een identiteit die gevormd is door een uitzonderlijke opeenhoping van cultureel erfgoed, waaronder het cinematografische erfgoed dat heeft bijgedragen aan zowel de vorming van deze identiteit, als de waarborging en ontwikkeling van de culturele verscheidenheid. Doel van het verslag van de heer Hegyi is dan ook enerzijds om ervoor te zorgen dat ons nationaal en Europees cinematografisch erfgoed wordt beschermd en behouden, en anderzijds om de voorwaarden voor het concurrentievermogen van de industriële activiteiten op het gebied van dit erfgoed te verbeteren. Om deze doelstellingen te verwezenlijken, wordt aanbevolen de cinematografische werken die deel uitmaken van dit erfgoed stelselmatig te verzamelen, catalogiseren, behouden en restaureren, en er tegelijkertijd voor te zorgen dat de auteursrechten in acht worden genomen. Een ander essentieel punt van dit verslag is de wijze van deponering van de cinematografische werken bij door de lidstaten aangewezen instanties. Voor deze deponering zou een wettelijke of contractuele verplichting moeten gelden. Bovendien zou het, wat het gedeponeerde materiaal betreft, om een kopie van technisch goede kwaliteit moeten gaan, zodat een goede exploitatie van het werk in een later stadium gewaarborgd is. Daarnaast wordt gepreciseerd dat het cinematografische erfgoed niet alleen producties zou moeten omvatten, maar ook coproducties van films tussen lidstaten onderling of tussen een lidstaat en een derde land. Verder wordt er een idee voorgesteld dat mij interessant lijkt, namelijk de oprichting van een netwerk van gegevensbestanden voor het Europese audiovisuele erfgoed, in samenwerking met de Raad van Europa en meer in het bijzonder met Eurimage en het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector. Tot slot staat er in dit verslag een punt dat volgens mij van essentieel belang is, namelijk de doelstelling om onderwijs over film op alle onderwijsniveaus aan te moedigen en om de jongere generaties dankzij de rijkdommen van het Europees cinematografisch erfgoed ook iets bij te brengen over geschiedenis, over het leven van alledag en over sociologie. Graag wil ik dan ook in het bijzonder de rapporteur gelukwensen met zijn uitstekende, en vooral bijzonder nuttige werk dat dankzij het streven om de cinematografische werken te behouden, hopelijk een bijdrage zal leveren aan de ontwikkeling en de verspreiding van de filmcultuur in Europa. 1-116
35 Guy Bono, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe dat ik de rapporteur op mijn beurt gelukwens met het voortreffelijke werk dat hij heeft verricht met betrekking tot een dermate belangrijk onderwerp als het behoud en de bevordering van het Europees cinematografisch erfgoed. Ik wil met name drie cruciale punten uit het verslag onderstrepen. Ten eerste spreekt het voor zich dat catalogisering, behoud en restauratie van de werken van wezenlijke betekenis zijn voor de waarborging van de culturele verscheidenheid in Europa. Ten tweede wordt in het verslag terecht het belang onderstreept van het systematisch verzamelen van de cinematografische werken via een wettelijk verplicht systeem van deponering. Tot slot dient te worden onderstreept hoezeer de ontwikkeling van nieuwe technologieën van fundamentele betekenis is om ervoor te zorgen dat catalogisering, behoud en restauratie van de cinematografische werken van de hoogste kwaliteit zijn. Dan zou ik nu nader willen ingaan op het verband tussen dit verslag en de besprekingen die gaande zijn over de Europese programma’s op het gebied van onderwijs en Media 2007. In dit verslag wordt een actievere benadering van de lidstaten verlangd op het gebied van visueel onderwijs, met name in de beroepsopleiding, en op het gebied van kennis van de mediacultuur. Als opsteller van het verslag over de rol van het onderwijs als hoeksteen van het proces van Lissabon – dat ik binnenkort aan de Commissie cultuur en onderwijs zal presenteren – steun ik dit uitstekende voorstel volledig. Met de ontwikkeling van het alfabetisme zijn onze samenlevingen toleranter geworden. Nu moeten wij met elkaar leren om beelden beter te interpreteren, omdat die het voornaamste voertuig voor de communicatie tussen mensen geworden zijn. Tot slot wil ik op het volgende wijzen. De Europese cinema is weliswaar reeds een belangrijk erfgoed, maar moet ook deel blijven uitmaken van onze toekomst. Daarom zou ik mijn collega's willen wijzen op de noodzaak om passende financieringswijzen voor de Europese filmproductie in het programma Media 2007 op te nemen. Hier zijn voorbeelden van: zo is het Franse instituut voor de financiering van de cinema en de culturele industrieën ruim twintig jaar geleden juist opgericht om de toegang tot kredieten voor producenten en onafhankelijke distributeurs te bevorderen. Gezien de financieringswijze van de cinema is het voor onafhankelijke distributeurs van cruciaal belang om toegang tot bankleningen te hebben. Ik hoop dat wij dankzij de besprekingen over het programma 2007 oplossingen zullen vinden, opdat de Europese cinema niets aan vitaliteit inboet. 1-117
Claire Gibault, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte collega’s, allereerst wil ik de heer Hegyi bedanken voor het werk dat hij heeft verricht en voor de ruimdenkendheid waarvan hij tijdens onze werkbesprekingen blijk heeft gegeven. Hierdoor kon
36
09/05/2005
deze bijzonder complete en goed gefundeerde aanbeveling in een zeer kort tijdsbestek in zijn definitieve vorm worden opgesteld. Daarnaast verheugt het mij dat er een compromis kon worden bereikt met de Raad, waardoor dit verslag hopelijk in eerste lezing kan worden aangenomen, zodat het Europese filmerfgoed zo snel mogelijk zal kunnen profiteren van alle garanties die deze aanbeveling zal bieden. Ik ben bijzonder blij dat alle amendementen die ik had ingediend, gesteund en goedgekeurd zijn door zowel mijn collega’s in de Commissie cultuur en onderwijs als die van de Fractie Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa; ik wil hen hartelijk bedanken voor hun vertrouwen.
filminfrastructuur van hoge kwaliteit, getalenteerde technici en acteurs, en schitterende locaties, maar toch staan wij niet bekend om onze filmindustrie. De reden hiervoor is duidelijk: onze regering geeft haar niet voldoende steun. Binnenkort zal er een film over Mary Stuart, Koningin der Schotten, worden gemaakt – in Ierland. Macbeth – het Schotse toneelstuk – zal binnenkort opnieuw worden verfilmd – op het eiland Man. Overheidssteun voor de film is van cruciaal belang in de mondiale markt van de filmindustrie. Dit verslag toont aan waarom we een Europees kader nodig hebben dat ambitieus en bezield is en waarmee we op grond van een Europese dimensie vooruit kunnen.
Deze aanbeveling zal de Europese filmproductie ongetwijfeld een nieuwe impuls geven en de ontwikkeling van cinematografische werken in de nieuwe lidstaten stimuleren. Ik heb mij erg betrokken gevoeld bij het opstellen van dit document dat voor ons, Fransen, erg belangrijk is, omdat wij de cinema hebben uitgevonden. In Lyon hebben de gebroeders Lumière als eersten de filmtechniek geperfectioneerd en de aanzet gegeven voor de documentaire film.
Ik feliciteer de rapporteur en ik zal de Schotse regering een exemplaar van het verslag doen toekomen.
Enkele decennia later werd de cinema door Georges Méliès verruimd met fictieve en fantastische speelfilms. Alle films van de gebroeders Lumière zijn door het Franse filmarchief gerestaureerd, terwijl er onlangs een uitgave op DVD van is verschenen. Daarom ben ik ervan overtuigd dat wij moeten aandringen op een verplichte deponering van het origineel van de cinematografische werken bij een Europese instantie en op de oprichting van een gegevensbestand bij het Europees Waarnemingscentrum voor de audiovisuele sector, opdat er niets verloren zal gaan. Wat zou het fijn zijn om op die manier de magische momenten van L'arroseur arrosé van de gebroeders Lumière nog eens te kunnen beleven; hieraan dacht ik terwijl ik aan deze aanbeveling van de Raad werkte. Daarnaast zou ik de nadruk willen leggen op de rol die de filmkritiek heeft gespeeld. De geschriften van dit Franse specialisme vormden een stimulans voor het behoud van de cinematografische werken. Ik denk hierbij aan André Bazin, François Truffaut en Henri Langlois. Ik ben dan ook uitermate tevreden over dit verslag, waarvoor ik uw steun vraag. De cinema verdient een beleid dat het erfgoed beschermt, net als gebouwen, schilderijen of boeken. Hetzelfde geldt voor het behoud van dit erfgoed, de opbouw van deze geschiedenis en de schakel tussen het verleden en de toekomst.
1-119
Vasco Graça Moura (PPE-DE). – (PT) De cinematografie van de lidstaten van de Europese Unie is een historisch, cultureel en beschavingserfgoed, dat niet alleen met alle middelen bewaard dient te worden en beter tot zijn recht moet komen maar ook op brede schaal ter beschikking moet worden gesteld voor onderzoek, scholing en cultureel gebruik. Dat principe geldt natuurlijk ook voor alle andere uitingsvormen van het Europees cultureel erfgoed. Met zo’n concreet beleid, dat gericht is op het in goede staat en voor multifunctioneel gebruik bewaren van ons geheugen, kunnen wij de pluriformiteit van de culturen van de lidstaten van de Europese Unie met hun buitengewone spirituele en materiële rijkdom verdedigen. Langs die weg kunnen wij ook de essentiële Europese meerwaarde stimuleren en realiseren, die kenmerkend moet zijn voor de culturele projecten die door de instellingen van de Unie worden gesteund. De Europese cultuur kan het alleen opnemen tegen de culturen van derde landen door haar waarde te vergroten, waardoor alle burgers die zich ermee vereenzelvigen steeds hogere kwaliteitseisen stellen op het vlak van de creatie en consumptie van cultuur. Europa hoeft zich niet te verdedigen tegen cultuurproducten van kwaliteit die van elders komen. Als dergelijke producten kwaliteit bezitten, vormen zij ook een weerspiegeling van de waardigheid van de menselijke geest en Europa heeft ook die producten nodig. Het is echter zaak dat Europa in ieder geval met producten van dezelfde kwaliteit concurreert.
Alyn Smith, namens de Verts/ALE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik sluit mij volledig aan bij de gelukwensen voor onze rapporteur en ook voor de Commissie naar aanleiding van dit ambitieuze verslag en pakket.
Europa moet zich ook verdedigen tegen een mogelijke invasie van illegale producten. “Politiek correcte” verdragen, die met veel bombarie beweren de culturele verscheidenheid te beschermen, bieden een dergelijke verdediging niet. Die verdragen zijn juist opgesteld om uit naam van grotere of kleinere corporatieve en provinciale belangen barrières op te werpen.
Ik wil het belang van dergelijke ambitie voor de Europese filmindustrie op Europees niveau onderstrepen. Als voorbeeld van hoe het niet moet en ter illustratie van de noodzaak van dit pakket, hoeven we maar te kijken naar Schotland. Wij beschikken over een
Daarom zal ik voor deze aanbeveling stemmen, hoewel ik enige vraagtekens plaats bij de juridische doeltreffendheid van het voorstel. Het voorstel draagt
1-118
09/05/2005 dan wel de titel aanbeveling maar desalniettemin richt het zich op harmonisatie, die het Verdrag uitsluit. 1-120
Antolín Sánchez Presedo (PSE). – (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de Commissaris, allereerst feliciteer ik de heer Hegyi met zijn gedetailleerde verslag, dat zijn oorsprong heeft in een voorstel van de Commissie. Dat voorstel bestaat uit twee aparte teksten: de follow-up Mededeling inzake bescherming van het cinematografisch erfgoed en overheidssteun, die volgde op de Mededeling inzake film uit 2001; en een voorstel voor een aanbeveling van Raad en Parlement dat uitsluitend betrekking heeft op het cinematografisch erfgoed, aangezien het Parlement op het gebied van steun momenteel geen wetgevende bevoegdheid heeft. Europa is de bakermat van de film. We moeten ons cinematografisch erfgoed beschermen, want het bevat een belangrijk deel van ons collectief geheugen, geeft uiting aan onze culturele identiteit en toont de diversiteit van de Europese volken. Zoals de rapporteur zegt, belicht het alle aspecten van ons leven vanaf het einde van de negentiende eeuw. Het is tevens een economisch bezit, en de bescherming daarvan kan bijdragen tot groei en werkgelegenheid, evenals tot de totstandkoming van beleid inzake technologische innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling dat bevorderlijk is voor het algehele concurrentievermogen in de sector. De Commissie heeft dat terecht zo opgevat door artikel 157 van het EGVerdrag, betreffende het concurrentievermogen van verwante industrieën als rechtsgrondslag te kiezen, met het gevolg dat de medebeslissingsprocedure van toepassing is. De dominantie van Noord-Amerikaanse films op de Europese markt (met een aandeel van rond de 75 procent), alsmede de moeite die Europese films hebben om ook op markten buiten het land van oorsprong te worden vertoond (hun aandeel op de communautaire markt bedraagt slechts 10 procent) en de behoefte aan meer dynamiek in de filmproductie, vragen om een grondig antwoord. Ik ben daarom buitengewoon benieuwd naar de uitkomsten van het door de Commissie aangekondigde onderzoek naar de economische en culturele effecten van de bestaande overheidssteun, en ik ben blij dat de Commissie de geldigheid van de normen voor steun aan de productie van film- en tv-programma’s heeft verlengd tot eind juni 2007. Het doet me deugd dat een en ander terug te vinden is in het verslag van de heer Hegyi. Ik wijs met nadruk op de belangrijke rol die het publieke omroepbestel speelt ten aanzien van de bescherming van ons cinematografisch erfgoed, de uitbreiding van de reikwijdte ervan naar televisieproducties en de beantwoording van de vraag van de openbare dienstverlening. Mijns inziens moet ook hiernaar worden gekeken om voortgang te kunnen maken met de ontwikkeling van het audiovisuele erfgoed. 1-121
37 Alfonso Andria (ALDE). – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte collega’s, ook ik feliciteer de rapporteur met zijn uitstekende werk, dat een duidelijk signaal is van zijn grote gevoeligheid voor deze materie, die voortvloeit uit zijn specifieke deskundigheid. Daar het cinematografisch erfgoed de capaciteit heeft naast zijn pedagogische functie de verschillende nationale en lokale culturele werkelijkheden te vertegenwoordigen en het historisch geheugen van Europa te verspreiden, is het een nuttig instrument voor de consolidatie van de Europese culturele dimensie en van de gemeenschappelijke historische identiteit. Het is geen toeval dat in een aantal lidstaten de wetgever films al beschouwt als cultuurgoederen. Daarom is het hoognodig de wetgeving op het gebied van de archivering, bewaring en verspreiding van Europese cinematografische werken te harmoniseren door op de allereerste plaats gebruik te maken van de uitwisseling van goede praktijken. Het gebruik van de nieuwe technologieën is bovendien een onmisbare stap om de kosten te rationaliseren en daarmee het concurrentievermogen te verbeteren. Dat betreft dan niet alleen de productie van films in de strikte zin van het woord, maar ook alle activiteiten die ermee verbonden zijn, zoals het verzamelen, catalogiseren en restaureren van films. Bovendien ben ik het met de rapporteur eens dat de gehandicapten in dit verband speciale aandacht moeten krijgen – door hen beter gebruik te laten maken van de gedeponeerde werken – en dat alle cinematografische werken bewaard dienen te worden en niet alleen de met overheidsgeld gefinancierde producten, zoals in het Commissievoorstel staat. Al die films hebben een bijdrage geleverd aan de geschiedenis van de Europese film en vormen een weerspiegeling van de verschillende tendensen en invloeden van hun tijd. Tot slot zou ik de commissaris, mevrouw Reding, willen voorstellen een Europese thematische cinematheek op te zetten. Vandaag, de negende mei, de Dag van Europa, verkrijgt dat voorstel een symbolische betekenis. Die cinematheek zou moeten instaan voor een nauwkeurige selectie van films over historische en andere gebeurtenissen in verband met de ontwikkeling van het communautair project. De film dus als instrument om de Europese burgers op bewustere wijze toegang te geven tot informatie en kennis over Europa en zijn instellingen. 1-122
Ljudmila Novak (PPE-DE). – (SL) In een tijd dat de banden binnen de Europese Unie steeds nauwer worden, is het smeden van banden in de culturele sfeer van groot belang, en films spelen daarbij een belangrijke rol. Daarom verwelkom ik het verslag over het cinematografisch erfgoed, want ik ben van mening dat wij door ons filmerfgoed op juiste wijze en tijdig te bewaren, deze kunnen behouden voor de latere generaties.
38 In een tijd van snelle ontwikkelingen en veranderingen is het van essentieel belang dat iedere natie zijn eigen identiteit en nationaal erfgoed bewaart, en dit geldt met name voor kleine naties zoals Slovenië. Om deze reden dienen de lidstaten steun te geven aan hun filmindustrie, nationale filmacademies en filmprojecten, want anders zullen er hiaten ontstaan in de wijze waarop de geschiedenis, het leven en de cultuur van de natie op film zijn vastgelegd. Aangezien de mens van nu veel tijd besteedt aan het kijken naar films, is er op dit vlak ook een dringende behoefte aan onderwijs, en dit geldt met name voor jonge mensen. Een betere voorlichting zal het mogelijk maken dat films van hoge kwaliteit een prominentere positie verwerven – films die niet noodzakelijk zijn gemaakt om een breed publiek aan te trekken, maar waarvan de intentie desalniettemin tekort wordt gedaan indien de kijker niet in staat is kwaliteit als zodanig te herkennen. Ik steun daarom het voorgestelde amendement 10, waarin de indiener de lidstaten aanbeveelt om visueel onderwijs en onderwijs over mediacultuur binnen de nationale onderwijsstelsels en beroepsopleidingsprogramma’s te bevorderen. Het doel van het behoud van het filmerfgoed ligt dan ook in het toegankelijk maken van deze archieven voor de behoeften van het onderwijs, het onderzoek en culturele betrekkingen. En aangezien ons tijdperk ook het tijdperk is van de geluidsfilm, is film ook een goed en effectief medium om snel een taal te leren. In het belang van het behoud van de authenticiteit denk ik dan ook dat ondertitels over het algemeen te verkiezen zijn boven nasynchronisatie. 1-123
Nikolaos Sifounakis (PSE). – (EL) Mijnheer de Voorzitter, in de commissie die ik voorzit, zijn vele interessante debatten gevoerd. Vandaag wil ik collega Hegyi in de plenaire vergadering gelukwensen met zijn uitstekende verslag over de bescherming van het cinematografisch erfgoed. Dit werkstuk hebben we te danken – zoals al is gezegd – aan zijn kennis van de film. De Europese film is een warm gekoesterd kind van de Europese cultuur. De laatste honderd jaar zijn duizenden films gedraaid, stuk voor stuk unieke uitingen van cultuur. Het bewaren en redden van die werken staat gelijk met het instandhouden van het geheugen van de beeldcultuur en van onze geschiedenis. Die films geven ons een dieper inzicht in de evolutie en de geschiedenis van het leven op ons continent en nog veel meer. Daarom is het van belang dat de Europese Unie vandaag een initiatief neemt – zij het in de vorm van een aanbeveling aan de lidstaten – waardoor het conserveren van ons filmerfgoed een prioriteit wordt, gecombineerd met concrete en realistische maatregelen om dat doel te kunnen verwezenlijken. Het onderhavige verslag wijst terecht op de grote rol die de nationale filmarchieven te vervullen hebben bij het bewaren van het Europese filmerfgoed.
09/05/2005 De lidstaten moeten ernstig nadenken over een systeem waarbij nieuwe filmproducties verplicht worden opgenomen in hun filmarchieven. Zij moeten de nodige maatregelen treffen met het oog op de inventarisering, bewaring, vervanging en toegankelijkheid van dat erfgoed. Zo worden niet alleen oude films bewaard, maar ontstaan ook banen. Ik vind dat deze aanbeveling daartoe een eerste aanzet kan bieden. Ten slotte is het erg positief dat de standpunten van Parlement en Raad over dit onderwerp gelijklopen. Het is ook interessant dat twee journalisten – mevrouw Reding en de heer Hegyi – hierin het voortouw nemen. Het besluit om de aanbeveling in eerste lezing aan te nemen brengt ons een stap dichter bij de toepassing ervan, zodat er zo snel mogelijk doortastende maatregelen kunnen komen voor het bewaren van ons filmerfgoed. De twintigste eeuw is de eeuw van de beeldcultuur. Ik hoop en denk dat de eenentwintigste eeuw de eeuw zal worden van groter historisch inzicht dankzij de beeldcultuur. 1-124
Viviane Reding, lid van de Commissie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou het liefst een vreugdekreet slaken, omdat het in de politiek maar zelden voorkomt dat er zo’n overeenstemming is tussen de verschillende instellingen. Het Parlement, de Commissie en de Raad zitten op dezelfde golflengte en dat is een goede zaak, want waar het om gaat, is niets meer en niets minder dan dat wij ons gemeenschappelijk erfgoed willen behouden, op onze fundamenten willen voortbouwen en ervoor willen zorgen dat ons rijke, meer dan honderd jaar oude cinematografische erfgoed behouden blijft voor toekomstige generaties. Dit geldt echter eveneens en op dezelfde wijze voor de cinema die vandaag en morgen wordt gecreëerd, want dat is ons toekomstige erfgoed. Dit is een plicht die wij tegenover onze culturen hebben en het is een goede zaak dat al onze krachten gebundeld worden om actie in deze richting te ondernemen. Ik ben het helemaal eens met de rapporteur en met de parlementsleden die op het belang van de toegankelijkheid hebben gewezen. Niet alleen het erfgoed is belangrijk, maar ook de toegang van het publiek tot dit erfgoed. Dit verklaart waarom de Commissie investeert in zoekmachines en in onderzoek in het algemeen om een beter behoud van oude films te waarborgen. Het is echter ook noodzakelijk dat er toegang is tot dit erfgoed dat beschikbaar is gemaakt en daarom ben ik het ook op dit punt eens met het Parlement, dat wil dat onze jongere generaties leren om beelden te begrijpen. Het is inderdaad niet logisch dat jongeren leren om woorden te ontcijferen en getallen te begrijpen, maar dat ze geen toegang hebben tot beelden – terwijl hun omgeving vrijwel geheel uit beelden is opgebouwd – en dat ze deze alleen passief tot zich nemen. Mijn theorie is de volgende. Europese films vereisen een actieve benadering. Je kunt niet passief blijven en een
09/05/2005 Europese film zomaar over je heen laten komen; je moet hem begrijpen, en om hem te begrijpen, moet je leren interpreteren. Wij moeten er dus voor zorgen dat onze jongere generaties leren om de taal van onze cinema te interpreteren. We hebben al verschillende proefprojecten op scholen gehad, maar dat is niet voldoende; deze proefprojecten moeten overal worden toegepast. Ik ben echt tevreden dat er op deze negende mei zo'n mooie overeenstemming in deze vergaderzaal heerst; dat is een goed teken, het teken dat Europa vorderingen maakt en zich ervan bewust is dat wij een gemeenschappelijke geschiedenis en een gemeenschappelijke toekomst hebben. Wat deze gemeenschappelijke toekomst betreft, zou ik nog iets over overheidssteun willen zeggen. Hoewel deze opmerking misschien volkomen overbodig is, wil ik hem toch graag maken, want ik krijg voortdurend vragen over dit onderwerp en ik vind dat ik daar op moet reageren. Dames en heren, er bestaat geen enkel gevaar dat de Commissie de overheidssteun ter bevordering van de cinema aanpakt. U hoeft zich dus niet telkens druk te maken als de Commissie haar werk doet, dat eruit bestaat de situatie ter plekke te analyseren. U hoeft evenmin te denken dat dit werk erop gericht is welke verworvenheden dan ook op losse schroeven te zetten. Tot nu toe hebben wij vele – zo niet alle – nationale regelingen voor overheidssteun aan de cinema onderzocht. Wij hebben altijd onze steun geboden en zullen dit ook blijven doen. Iedereen moet zich van zijn taken kwijten. Ik ben er echter van overtuigd – en ik leg me hierop tegenover u vast – dat de Europese cinema steun nodig heeft; wij zullen die steun blijven bieden. (Applaus) 1-125
De Voorzitter. − Ook namens dit Parlement, wil ik mevrouw Reding hartelijk danken. Het debat is gesloten. De stemming vindt dinsdag plaats. 1-126
Stand van de onderhandelingen tussen de Unie en Mercosur
39 Ondanks de vooruitgang die de afgelopen jaren is geboekt, bevinden deze onderhandelingen zich sinds oktober 2004 in een impasse. Op dat moment is vastgesteld dat het hoge niveau dat wij voor deze overeenkomst nastreven, niet haalbaar is met hetgeen beide partijen boden. Tijdens de ministeriële bijeenkomst in Lissabon in oktober hebben de ministers besloten tijd uit te trekken om na te denken over de manier waarop het proces weer vlot kan worden getrokken. In januari 2005 hebben voorzitter Barroso en president Lula da Silva elkaar in Davos ontmoet. Zij hebben beiden het strategische belang onderstreept dat zij aan een associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Mercosur hechten. Ik wijs er nog eens op dat de onderhandelingen met een ambitieuze en inderdaad strategische doelstelling zijn aangevangen, namelijk een sterke alliantie opbouwen tussen de twee handelsblokken, die veel met elkaar gemeen hebben, met inbegrip van een overeenkomstige visie op de internationale orde. Voorzitter Barroso en president Lula da Silva zijn overeengekomen dat als wij de onderhandelingen over de handelsaspecten wilden bespoedigen, deze gebaseerd zouden moeten zijn op het beste aanbod dat op dat moment door de beide partners was uitgewisseld. Het idee om de onderhandelingen weer vlot te trekken op basis van het beste aanbod is tijdens het Bedrijfsforum Mercosur-EU in februari grotendeels overgenomen en gesteund door alle onderhandelaars van de Europese Unie en van Mercosur. Op 21 en 22 maart vond er een technische vergadering plaats ter voorbereiding van de ministeriële bijeenkomst, die de onderhandelingen weer op gang moest brengen. Tijdens deze vergadering heeft Mercosur geweigerd het uitgewisselde beste aanbod te bekrachtigen. Mercosur vestigde er de aandacht op dat dit aanbod te zeer in het voordeel van de Europese Unie zou zijn en dat deze vermeende wanverhouding door hun bekrachtiging nog versterkt zou worden. Wij streven ernaar Mercosur ervan te overtuigen dat wij snel vorderingen moeten maken met de onderhandelingen. Dit is namelijk van het grootste belang, omdat sommige partners van Mercosur ertoe verleid zouden kunnen worden zich uitsluitend op de onderhandelingen binnen de WTO te richten en vervolgens een biregionale overeenkomst te sluiten.
1-127
De Voorzitter. − Als laatste onderdeel is aan de orde de verklaring van de Commissie inzake de stand van de onderhandelingen tussen de Europese Unie en Mercosur. Het woord is aan mevrouw Reding, namens de Commissie. 1-128
Viviane Reding, lid van de Commissie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, namens mijn collega, mevrouw FerreroWaldner, zou ik een verklaring willen afleggen over de onderhandelingen tussen de Europese Unie en Mercosur.
Ik wil in dit stadium verklaren dat wij het absoluut niet eens zijn met het standpunt van Mercosur dat het aanbod dat op tafel ligt te zeer in het voordeel van de Europese Unie is. Ten eerste: wat de toegang tot de markt betreft, is het aanbod van de Unie in termen van productdekking en tijdschema voor de tariefafbraak het meest ruimhartige bod dat ooit is gedaan. Met name het aanbod van de Unie voor landbouwproducten is het meest vergaande dat ooit in bilaterale overeenkomsten is gedaan. Ten tweede: wat de regels betreft, heeft Mercosur geweigerd een aanbod inzake overheidsopdrachten in te dienen en om een hoofdstuk over de intellectuele-eigendomsrechten op te nemen; daarnaast heeft Mercosur het beginsel van een adequate
40
09/05/2005
bescherming van de geografische aanduidingen van de Europese Unie afgewezen. In het aanbod van Mercosur voor de diensten wordt zelfs het huidige niveau van liberalisering niet geconsolideerd. Dit gezegd hebbende, zijn wij van oordeel dat de dialoog alleen door middel van een ministeriële bijeenkomst kan worden hervat. De voorbereidingen voor deze bijeenkomst zijn in volle gang. Met het oog hierop onderhouden wij nauwe contacten met onze partners van Mercosur. Wij richten onze inspanningen voornamelijk op de stand van zaken van de technische voorbereidingen en op de mate waarin Mercosur bereid is een substantiële discussie te voeren, want wij streven er in dit stadium naar om te voorkomen dat wij in een neerwaartse spiraal terechtkomen en dat de reeds geboekte vooruitgang op losse schroeven wordt gezet. Onze partners, met name de Braziliaanse minister van Buitenlandse Zaken Amorin, hebben herhaaldelijk in het openbaar gezegd dat Mercosur alle opties open wilde houden, dus ook de biregionale onderhandelingen met de Europese Unie of de overeenkomst in het kader van de pan-Amerikaanse vrijhandelszone (FTAA), terwijl de onderhandelingen binnen de WTO voor hen prioriteit hebben. Wij streven er dan ook naar om de communicatie open te houden, totdat onze partners een voldoende duidelijk beeld hebben van de mogelijke uitkomsten van de onderhandelingen binnen de WTO. De Commissie blijft zich ervoor inzetten om deze onderhandelingen weer op het goede spoor te krijgen, en streeft daarbij naar een ambitieuze, evenwichtige overeenkomst. Hiertoe hopen wij dat er voor eind juli een ministeriële bijeenkomst zal plaatsvinden. 1-129
VOORZITTER: DE HEER ONESTA Ondervoorzitter 1-130
Charles Tannock, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Het doet mij veel plezier hier namens mijn Fractie het woord te voeren, en ik wil in het bijzonder hulde brengen aan het werk van mijn collega, de heer Salafranca Sánchez-Neyra, die hier vanavond niet aanwezig kan zijn, maar die een gerenommeerd deskundige is inzake de handel en politieke betrekkingen tussen de EU en Latijns-Amerika. Soms is het erg moeilijk voor iemand als ik, met interesse voor de patronen van de wereldhandel, om bij te houden wat er wordt besproken op al die verschillende bilaterale en multilaterale handelsbesprekingen die voortdurend plaatsvinden buiten het kader van de Doharonde van de WTO – welke dergelijke biregionale afspraken naar ik hoop uiteindelijk overbodig zal maken. Momenteel heeft de EU in Latijns-Amerika een succesvolle vrijhandelsovereenkomst met Chili in de vorm van een associatie-overeenkomst, die tevens extra nauwe politieke samenwerking mogelijk maakt en belangrijke wederzijdse afspraken inzake mensenrechten
en democratie bevat. De EU heeft een soortgelijke overeenkomst met Mexico. Aangezien de EU zelf van oorsprong een regionale douane-unie is, zou het logisch zijn om waar de mogelijkheid zich voordoet, te onderhandelen met andere multilaterale douane-unies elders in de wereld en om regionale vrijhandelsovereenkomsten af te sluiten, die te verkiezen zijn boven een hele reeks van bilaterale overeenkomsten. Eén zo'n belangrijk blok is Mercosur, dat bestaat uit vier Latijns-Amerikaanse landen – Brazilië, Argentinië, Uruguay en Paraguay – en waarin Chili en Bolivia een associatiestatus hebben. Het succes van Mercosur is de afgelopen jaren wisselend geweest, met name vanwege de onevenwichtigheid van de handelsbalans tussen Argentinië en Brazilië. Deze zaak is voortdurend onderwerp van kritiek geweest van Argentinië, dat september jongstleden een waarborgclausule aan Brazilië heeft voorgesteld, die echter door dit land is afgewezen. Mercosur is van oudsher bedoeld voor de handel tussen de grote industriële conglomeraten, en niet voor de KMO's in de regio, die zich dan ook door deze overeenkomst benadeeld voelen. Argentinië maakt ook bezwaar tegen de verwarring inzake het initiatief van Brazilië afgelopen december tot oprichting van een gemeenschap van Zuid-Amerikaanse naties, dat belangrijk is geweest voor de ondersteuning van de rol van Brazilië bij de stabilisering van Ecuador. Argentinië is namelijk van mening dat Mercosur eerst moet worden versterkt voordat een dergelijke gemeenschap zou kunnen worden opgericht. Dan speelt ook nog de netelige kwestie rond de wens van het Portugeestalige Brazilië om een zetel in de VNVeiligheidsraad te krijgen teneinde zijn politieke ambities tot het verwerven van de status van regionale supermacht te bevorderen. Argentinië stelt in plaats daarvan voor om die zetel te laten rouleren om zo alle Zuid-Amerikaanse landen, die in meerderheid Spaanstalig zijn, de kans te geven hun stem te laten horen. Vorig jaar heeft Mercosur problemen gehad om tot een akkoord te komen met de EU, en de reden hiervoor was volgens Mercosur het feit dat de toenmalige commissaris Pascal Lamy uit Frankrijk kwam, een van de meest protectionistische landen op het gebied van de landbouw. Het ging hier vooral over de wens van Mercosur om de EU toegankelijk te maken voor zijn landbouwproducten, hetgeen door onze Europese landbouwsector als bedreigend wordt ervaren. Brazilië is een enorme producent van sojabonen en Argentinië is een producent van tarwe en rundvlees, en ook van vers fruit, etcetera. Aan de andere kant heeft Mercosur er grote moeite mee om heffingsvrije toegang te verlenen aan industriële goederen uit de EU, aangezien met name Brazilië over een goed ontwikkelde zware industrie beschikt. Opvallend genoeg is Mercosur tegelijkertijd aan het onderhandelen met landen als Zuid-Korea en andere multilaterale handelsblokken. Een voorbeeld hiervan is het voorgestelde akkoord met de Samenwerkingsraad van de Golf; morgen vindt er in
09/05/2005 Brasilia namelijk een ontmoeting plaats tussen de leiders van Latijns-Amerika en de regeringsleiders van de Arabische Liga. Het lijdt geen twijfel dat president Lula da Silva van Brazilië en president Kirchner van Argentinië elkaar bij de voorbereiding op het bezoek van president Bush nog steeds proberen te overtroeven om uit te maken wie de belangrijkste gesprekspartner van de Verenigde Staten van Amerika is. Mercosur lijkt nog steeds te hopen dat de panAmerikaanse vrijhandelszone tot stand zal komen ook al voelen de VS er weinig voor en geven ze de voorkeur aan voordelige bilaterale overeenkomsten met LatijnsAmerikaanse republieken, aangezien de VS in de NAFTA met Mexico en Canada al over een zeer succesvolle en aangename regeling beschikt. Zoals ik reeds heb geschetst is de situatie zeer ingewikkeld en ik ben het oneens met de recente beschuldigingen van de heer D’Alema aan de andere kant van dit Huis, die aan commissaris Mandelson – die volgens mij de hoofdrol zal spelen in de onderhandelingen – verwijt dat hij niet geïnteressseerd is in de regio en in het sluiten van een overeenkomst. Ik zie ernaar uit te vernemen hoe commissaris Mandelson dit project zal presenteren na de mislukking van afgelopen oktober, aangezien er in mijn ogen geen sprake is van een echte politieke wil aan de kant van Mercosur. Ik zou graag een volledigere toelichting krijgen van de commissaris over de manier waarop wij ze terug aan de onderhandelingstafel kunnen krijgen. 1-131
Javier Moreno Sánchez, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mevrouw de Commissaris, zoals u weet, volgt het Europees Parlement het verloop van de huidige besprekingen met Mercosur op de voet. Met deze regio hebben wij als Europeanen belangrijke banden, niet alleen economisch, maar ook historisch, politiek en cultureel. Staat u mij toe, mevrouw de Commissaris, u mijn vragen en opmerkingen voor te leggen in mijn hoedanigheid van lid van de Commissie internationale handel van dit Parlement en van de Delegatie voor de betrekkingen met Mercosur, die volgende week een officieel bezoek brengt aan Brazilië. Ik ben blij dat de Commissie, na de impasse waarin het overleg sinds de herfst van vorig jaar verkeert – zoals u hebt opgemerkt – alles in het werk stelt om een akkoord te bereiken. Ik maak mij echter zorgen – en daarop hebt u eveneens gewezen – over de spanning die kan ontstaan tussen deze besprekingen en die van de Ronde van Doha, die als ik me niet vergis de hoogste prioriteit genieten binnen het handelsbeleid van de Unie, met name met het oog op de ministeriële conferentie van Hongkong in december van dit jaar. Zoals u hebt opgemerkt, staan beide besprekingen met elkaar in verband. Kunt u daar wat dieper op ingaan? Bij
41 aanvang van het overleg met Mercosur werd met nadruk gesteld dat de associatieovereenkomst zou worden gebaseerd op de WTO-afspraken. Ik vraag me af hoe de uitkomsten van het overleg over de associatieovereenkomst zullen worden opgenomen als er vóór december al een akkoord wordt bereikt. Zo te zien wordt dat lastig, maar stel dat het lukt, hoe gaat dat dan in zijn werk? Ik wil u heel kort, in telegramstijl, drie vragen voorleggen. De eerste is: welke oplossing is er voor de verschillen die ontstaan uit het gebrek aan wederkerigheid tussen het vrije verkeer van landbouwproducten waarom wordt gevraagd vanuit Mercosur en onze eisen tot openstelling van haar markt, om vrij verkeer van diensten mogelijk te maken, met name op het gebied van de telecommunicatie en de financiële dienstverlening? De tweede vraag is: hoe denkt men de toegang van ontwikkelingslanden tot onze markt te kunnen verenigen met de bescherming van onze visserij en voedingsmiddelenindustrie? En mijn derde en laatste vraag is: kunt u een korte evaluatie geven van de programma’s voor samenwerking en technische ondersteuning van de Commissie voor de institutionele ontwikkeling van Mercosur met het oog op een grotere subregionale integratie op politiek en economisch gebied? 1-132
Erka Mann, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, geachte collega’s, sta mij toe om nader in te gaan op een aantal punten die beide collega’s al aan de orde hebben gesteld en waarnaar u, mevrouw de commissaris, ook al hebt verwezen. Zowel de Mercosur-onderhandelingen als de vraag hoe wij die op een zinvolle wijze aan de lopende WTO-onderhandelingen kunnen koppelen, stellen ons voor een moeilijke opgave. Daarom moeten wij zorgen dat wij over een goed strategisch plan beschikken, met name wat het tijdschema betreft. Afgelopen jaar waren er al problemen bij de onderhandelingen en tot nu toe zijn noch wij noch de Commissie erin geslaagd om die op te lossen. Ik vraag mij dan ook af hoe u een adequaat tijdschema kunt opstellen en op welke wijze u meer concessies los kunt krijgen dan tot nu toe het geval is geweest. Mijn Spaanse collega heeft het al de orde gesteld: Hoe denkt u die koppeling in de onderhandelingen tot stand te kunnen brengen, zeker ook met het oog op de beschikbare middelen? Beide onderhandelingsprocessen zijn veeleisend en gecompliceerd. De hele kwestie ligt volgens mij bijzonder moeilijk. Daarom heb ik de volgende vraag: zou het niet verstandiger zijn om voor die onderhandelingen een langere periode met meer speelruimte uit te trekken? Met name gezien de opmerking van de heer Tannock dat er ook zeer veel politieke machtspelletjes een rol spelen. Ongetwijfeld zijn de onderhandelingen tussen Brazilië en Argentinië ook buitengewoon ingewikkeld, en dan laat ik de
42 onderhandelingen met de Verenigde Staten nog maar even buiten beschouwing. De cruciale vraag is volgens mij of wij aan het geplande tijdschema blijven vasthouden, of dat het misschien verstandiger is om een andere planning te overwegen. Mijn tweede vraag gaat over de teksten. Ik heb gelezen dat u van plan bent om voorbereidingen voor een grootschalig ministersoverleg te treffen om zo een grote doorbraak te bewerkstelligen. Dat lijkt mij een goed plan. Het is altijd belangrijk om steun te verwerven van degenen die politiek verantwoordelijk zijn. Net als zo vaak bij de onderhandelingen met de Verenigde Staten en de rest van de wereld, heb ik de indruk dat de Commissie zich nog te veel op de regeringsniveaus richt waardoor het parlementaire niveau vaak verwaarloosd wordt. Dat betreuren wij elke keer weer. Ook op dit punt zou het heel nuttig kunnen zijn om gebruik te maken van de aanwezige relevante organen zoals de bestaande samenwerking tussen het Europees Parlement en de Mercosur-landen. Het lijkt misschien niet eenvoudig om onze politieke steun te verwerven, maar waarom zou u het niet proberen als u hierdoor meer begrip en een grotere politieke bereidwilligheid bewerkstelligt? Tegelijkertijd geeft u zo een signaal aan de politieke leiders in de betreffende landen dat ook de parlementariërs voorstanders van dergelijke onderhandelingen zijn. 1-133
Viviane Reding, lid van de Commissie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik zou heel graag conclusies willen trekken, maar zo ver zijn we helaas nog lang niet.
09/05/2005 Wat de voorstellen betreft die reeds op tafel liggen, is er naar onze mening bovendien sprake van een scheve verhouding in het voordeel van Mercosur. Ik geef u daar een paar voorbeelden van. Het aanbod van de Unie inzake de liberalisering van de goederenhandel is ruimhartiger dan dat van Mercosur als het gaat om productdekking, tariefafbraak en het tijdschema voor deze tariefafbraak. Het aanbod betreffende de toegang tot de dienstenmarkt van Mercosur blijft onbevredigend voor een aantal essentiële sectoren die van belang zijn voor de Europese Unie, zoals de financiële diensten, het zeevervoer en de telecommunicatiesector. Met de specifieke verzoeken van de Unie betreffende de diensten, investeringen en overheidsopdrachten wordt niet beoogd een ruimere toegang tot de markt te verkrijgen – in de praktijk is de markt van Mercosur al helemaal open – maar om overeenstemming te bereiken over de regels die onze actoren in de regio rechtszekerheid verschaffen. Mercosur heeft echter juist geweigerd een aanbod in te dienen voor dergelijke regels met betrekking tot overheidsopdrachten, de intellectuele eigendom en de geografische aanduidingen van de Europese Unie – een onderwerp dat bijzonder gevoelig ligt bij landen als Spanje, Italië en Frankrijk als het om wijn en gedistilleerde dranken gaat. Samenvattend wil ik opmerken dat de Commissie beschikbaar is om de parlementsleden voorafgaand aan hun missie alle informatie te verschaffen die zij nodig hebben, zodat zij ertoe kunnen bijdragen dat er – onder de beste voorwaarden en zo snel mogelijk – een evenwichtige relatie wordt opgebouwd tussen deze twee regio's van de wereld. 1-134
Voor het moment kan ik mevrouw Mann antwoorden dat de rol van het Parlement duidelijk van fundamenteel belang is. Overigens is dat de reden waarom de Commissie de uitwisselingen financiert; ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de parlementaire delegatie voor de betrekkingen met Mercosur. Daarom zien wij gaarne dat de parlementsleden tijdens hun volgende bezoek aan deze landen de zaken op hun niveau ter hand nemen. Het probleem is dat als wij meer WTO willen, we beter kunnen wachten totdat de WTO in zijn huidige vorm functioneert voordat we verder gaan. Dit is precies het conflict dat landen verdeeld houdt: sommige landen willen zo snel mogelijk op bilateraal niveau verder en andere willen een besluit van de WTO afwachten. Ik heb niets toe te voegen aan de verklaring van de Commissie die ik bij wijze van inleiding op dit debat heb afgelegd, afgezien misschien van de volgende punten. Als de Parlementsleden naar Mercosur gaan, is het voor hen belangrijk te weten dat Mercosur zich defensief opstelt tegenover de meeste kwesties die van belang zijn voor de Europese Unie, zoals industrietarieven, diensten, investeringen, geografische aanduidingen en overheidsopdrachten. Zo is het landbouwaanbod van de Europese Unie, ter hoogte van 2,7 miljard euro, het hoogste bod dat ooit in het kader van bilaterale onderhandelingen is gedaan.
De Voorzitter. – Het debat is gesloten. Dit was het laatste punt van de agenda van maandag. 1-135
Agenda van de volgende vergadering: zie notulen 1-136
Sluiting van de vergadering 1-137
(De vergadering wordt om 21.20 uur gesloten)
09/05/2005
43 INHOUD
MAANDAG 9 MEI 2005 ............................................. 5 Hervatting van de zitting............................................. 5 Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen................................... 5 Herdenkingszitting....................................................... 5 Ingekomen stukken: zie notulen ................................. 6 Verzoekschriften: zie notulen ..................................... 6 Van de Raad ontvangen verdragsteksten: zie notulen ............................................................................ 6 Aan de standpunten en resoluties van het Parlement gegeven gevolg................................................... 6 Schriftelijke verklaringen (artikel 116): zie notulen . 6 Samenstelling Parlement: zie notulen ........................ 6 Samenstelling commissies: zie notulen ....................... 6 Ondertekening van volgens de medebeslissingsprocedure aangenomen besluiten: zie notulen ........................................ 6 Regeling van de werkzaamheden................................ 6 Opmerkingen van één minuut over kwesties van politiek belang ................................................... 7 Gerechtigheid voor de familie van Robert McCartney....................................................... 12 Kwaliteit van het zwemwater.................................... 20 Tweede conferentie van partijen bij het Verdrag van Aarhus ............................................................. 30 Cinematografisch erfgoed en het concurrentievermogen van verwante industriële activiteiten .................................... 32 Stand van de onderhandelingen tussen de Unie en Mercosur ......................................................... 39 Agenda van de volgende vergadering: zie notulen.. 42 Sluiting van de vergadering ...................................... 42