MONUMENTENwacht Juni 2008
N i e u w s b r i e f
Jaar van het Religieus Erfgoed Eén loket voor geldzaken Hang- en sluitwerk Tijdstip aftrekbaarheid onderhoudskosten Modernisering Monumentenzorg
Nwsbrf1-08-Algemeen.indd 1
09-06-2008 16:07:25
2008 Jaar van het Religieus Erfgoed in volle gang
Geloven in doelmatig on Uitgerekend...
2008 is uitgeroepen tot Jaar van het Religieus Erfgoed. Enerzijds om te onderstrepen hoe veelzijdig en veelomvattend dit onderdeel van onze cultuurhistorie is. Anderzijds om, minstens even dik, te onderstrepen dat het religieus erfgoed op vele fronten wordt
Nationaal Restauratiefonds opereert als financier
bedreigd of aangetast, en soms zelfs verdwijnt. Monumentenwacht herkent de proble-
voor eigenaren van beschermenswaardige panden
men als geen ander, zeker waar het de gebouwen betreft. Van de bijna 4.000 religieuze
en is jaarlijks betrokken bij honderden restauraties.
monumentale objecten wordt ongeveer 80 procent regelmatig geïnspecteerd.
Ina Roeterdink en Tjitske Plakké haken in op financiële
Hun eigenaren geloven in doelmatig onderhoud.
actualiteiten.
Alle financiële zaken bij één loket Als eigenaar van een gemeentelijk monument kunt u vaak in aanmerking komen voor (financiële) ondersteuning bij de instandhouding van uw pand. Soms is dat in de vorm van subsidie, soms in de vorm van een financiering. Een voorbeeld van een financiering is de Cultuurfonds-hypotheek: een laagrentende lening uit een van de Cultuurfondsen voor Monumenten in de provincies Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht en Noord-Brabant. Ook zijn laagrentende leningen mogelijk uit de revolverende fondsen in de gemeenten Deventer, Leeuwarden en Utrecht. Bij deze leningen ligt de rente 4,5 procent onder de marktrente (met een minimum van 1,5 procent). Met dit soort leningen kunt u bijvoorbeeld het achterstallig onderhoud aanpakken of de restauratie uitvoeren die u voor ogen heeft.
Als een cultuurhistorisch onderwerp wordt verheven tot thema van ‘een jaar van’, is dat meestal niet best. Het gaat dan niet goed met de boerderijen, kastelen of molens. Het religieus erfgoed vormt hierop helaas geen uitzondering. Er leven veel zorgen over het behoud van gebouwen en terreinen, gebruiken en gebruiksvoorwerpen, interieurs en kunstschatten. Bij zowel religieuze instellingen als niet-geloofsgebonden (culturele) instanties. De geschiedenis van ons land is nauw verweven met de (vrijheid van) godsdienst. Als de uitingen daarvan verdwijnen, gaat daarmee ook een deel van de nationale identiteit verloren. Het Jaar van het Religieus Erfgoed heeft niet alleen tot doel de noodklok te luiden. Het wil ook duidelijk maken hoe groot de rijkdom uit het verleden is en mogelijke oplossingen voor de huidige problemen aandragen.
Ingewikkeld Wie snel meer wil weten over opzet, doel, activiteiten en achtergronden van het Jaar, kan terecht op de website www.2008re.nl. Daar blijkt al gauw dat de problematiek van het religieus erfgoed net zo ingewikkeld is als het logo dat voor de actie is ontworpen (haal de muis hiernaartoe en ontdek dat de site veel meer informatie biedt dan ‘Nieuws’ en ‘Komende evenementen’). Diverse oorzaken en omstandigheden spelen een rol. Veel heeft te maken met de toenemende ontkerkelijking. Kloosters komen leeg te staan, kerken blijken te groot. Inkomsten lopen terug, terwijl de uitgaven voor onderhoud en herstel toenemen. Herbestemming ligt procedureel, technisch en emotioneel vaak ingewikkeld. Kerkbestuurders zien een godshuis soms liever tegen de vlakte gaan dan dat er een discotheek in wordt gevestigd. De financiële ondersteuning door overheden is in het
Aanvullend financieren Er zijn, naast restauratie- of onderhoudskosten, ook kosten waarvoor u geen laagrentende lening kunt krijgen. Denkt u bijvoorbeeld aan een nieuwe keuken of badkamer. Het Restauratiefonds kan de uitgaven hiervoor nu ook aanvullend financieren, tegen een marktconform tarief. Zo kan de totale financiering gemakkelijk bij één partij worden geregeld. U kunt dan voor alle financiële zaken rondom uw restauratie terecht bij één loket: Nationaal Restauratiefonds. Wilt u meer weten? Neemt u dan contact op met de afdeling Voorlichting en Advies van Nationaal Restauratiefonds, telefoon (033) 253 94 39 (optie 4) of kijk voor meer informatie op onze website www.restauratiefonds.nl. Er zijn geslaagde en minder geslaagde vormen van herbestemming
2
Nwsbrf1-08-Algemeen.indd 2
Monumentenwacht Nieuwsbrief | juni 2008
09-06-2008 14:36:56
ig onderhoud algemeen complex, onvoldoende voorspelbaar en bij lange na niet toereikend, zo valt uit de site en de diverse links op te maken. Positief is wel dat, ondanks de secularisatie, de waardering van het publiek voor het religieus erfgoed toeneemt. Van de circa 18.000 kerkelijke gebouwen in ons land hebben er zo’n 3.700 de status van rijksmonument. Volgens sommigen behoort dit te betekenen dat de rijksoverheid voor deze gebouwen de volledige zorg (lees kosten) voor het exterieur op zich neemt. De overheid zelf is aanmerkelijk terughoudender. Wat betreft ‘het Jaar’ ziet ze eerst graag een strategisch beleidsplan, op te stellen door de organisatoren in samenspraak met de sector. Twee nationale symposia in juni hebben tot doel ‘samen bij te dragen aan oplossingen’. In het kader van de modernisering van het monumentenbeleid (zie ook pagina 8) is het Rijk zo mogelijk nog voorzichtiger. “Het is de vraag welke financieringssystematiek wenselijk is, gelet op de wens tot versterking van de relatie met ruimtelijke ordening en de herbestemmingsopgave in samenhang met de omvangrijke restauratiebehoefte.”
kruisen en kapellen alsook historische begraafplaatsen geïnventariseerd en beschreven. Daarnaast is een project gestart om religieuze gebouwen beter toegankelijk te maken. Ook is onlangs de grootste digitale database voor religieus erfgoed operationeel geworden. Op de interactieve website www.reliwiki.nl is informatie te vinden over meer dan 18.000 kerken, kloosters, synagogen en moskeeën.
Doelmatig onderhoud Zoals vermeld zijn veel knelpunten, zeker waar deze het onderhoud van gebouwen betreffen, zeer herkenbaar voor Monumentenwacht. Al meer dan dertig jaar ondersteunen wij beheerders van kerken, kloosters en andere religeuze bouwwerken met adviezen voor sober en doelmatig onderhoud. Omdat wij en zij daarin geloven. Dat we van de rijksmonumenten in deze categorie zo’n 85 procent in onze bestanden vinden, is veelzeggend. Onlangs heeft de Konferentie Nederlandse Religieuzen (KNR), het samenwerkingsverband van de ordes en congregaties, ons ver-
zocht om alle nog door religieuzen bewoonde kloosters in Nederland te inspecteren. Het gaat om een beoordeling van de bouwtechnische staat van onderhoud en een indicatie van de noodzakelijke kosten voor de instandhouding. De gezamenlijke monumentenwachten staan positief tegenover dit verzoek en spannen zich in om de KNR een goede aanbieding te doen. Weer een positief effect van het Jaar van het Religieus Erfgoed . Enkele interessante websites: www.2008re.nl, www.reliwiki.nl, www.religieuserfgoed.nl, www.skkn.nl.
Volop aandacht Wat dit jaar in elk geval goed lukt, is het verkrijgen van aandacht voor het religieus erfgoed. Er verschijnt een groot aantal publicaties en websites, er zijn volop tentoonstellingen, talloze activiteiten en de media schenken regelmatig aandacht aan de mooie en de moeilijke kanten van het religieus erfgoed. Daarnaast leveren veel provinciebesturen (financiële) ondersteuning om ‘het Jaar’ tot een succes te maken. In Groningen bijvoorbeeld hebben het Museumhuis, de Stichting Oude Groninger Kerken en het Libau Steunpunt de handen ineengeslagen met als resultaat een gevarieerd programma van exposities, een cultureel festival en een onderzoek naar de vergroting van het publieksbereik van Groninger orgels. In Limburg werden en worden met provinciale en Europese steun
juni 2008 |
Monumentenwacht Nieuwsbrief
Nwsbrf1-08-Algemeen.indd 3
3
09-06-2008 14:37:14
Wetgever vraagt inspanningen van Monumentenwacht en van monumenteigenaar
Zorg voor veilige veiligheidsvoorzieningen! Om ons inspectie- en kleinonderhoudswerk aan monumenten goed te kunnen doen, is het noodzakelijk dat we alle schadegevoelige plaatsen aan een gebouw op een veilige manier kunnen bereiken. Veel monumenten zijn of worden daarom voorzien van veiligheidsvoorzieningen, zoals dakluiken, loopbruggen en vaste ladders. Meestal is dit de handigste en goedkoopste manier om aan de wettelijke eisen te voldoen. Maar de voorzieningen zelf moeten dan natuurlijk ook veilig zijn, benadrukt Als dit soort trappen hoger zijn dan 2,5 meter, is een veiligheidskooi verplicht
veiligheidskundige Henk van der Schaft.
Onderste trede is grotendeels verdwenen
“De wetgeving op het gebied van de arbeidsomstandigheden is de afgelopen decennia steeds verder aangescherpt. Een van de gevolgen hiervan is dat het gebruik van losse, verplaatsbare ladders wordt teruggedrongen. Waar mogelijk, moeten permanente trappen of ladders worden aangebracht”, vertelt Van der Schaft. “Die zijn in principe stabieler, waardoor het valgevaar aanzienlijk wordt beperkt. Ook worden werknemers hierdoor minder belast met het verslepen van losse ladders of ander klimmaterieel.”
“Eigenlijk komen we iets te vaak vaste ladders en trappen tegen waar iets aan mankeert. Er ontbreekt dan bijvoorbeeld een trede, de bevestiging laat te wensen over of er is geen goede leuning aangebracht. In het inspectierapport worden dergelijke zaken aangegeven in paragraaf 4.2. Met een aanbeveling voor verbeteringen. Gelukkig hebben veel monumenteigenaren de afgelopen jaren deze adviezen opgevolgd, maar enkelen blijven nog achter. Ik hoop dat ook zij spoedig maatregelen treffen.”
Verantwoordelijkheid Als er, bijvoorbeeld in een molen of in een kerktoren, een vaste ladder wordt aangebracht, moet die natuurlijk wel goed vaststaan en helemaal in orde zijn. Dat klinkt heel logisch, maar in de praktijk blijkt dit niet altijd vanzelfsprekend.
Van der Schaft wijst erop dat niet alleen de werknemer en zijn werkgever veantwoordelijk zijn voor de veiligheid van het werk. Ook de eigenaar of beheerder van het monument wordt geacht bij te dragen aan een veilige werkomgeving.
‘Trap’ over gewelf
Korte berichten • Met ingang van mei 2008 is Monumentenwacht Limburg versterkt met inspecteur Huub Beekman. Huub (41) heeft de opleiding tot leermeester-timmerman gevolgd en heeft vele jaren ervaring opgedaan bij uiteenlopende renovatieprojecten. Hij is actief in de regio Noord-Limburg. • Door diverse oorzaken is het nog altijd bijzonder druk bij Monumentenwacht Limburg. Hierdoor lukt het niet overal om de inspectiefrequentie te handhaven. We stellen uw geduld bijzonder op prijs. Voor ‘spoedgevallen’ kunt u uiteraard verzoeken om voorrang. • Graag wijzen we eigenaren van rijksmonumenten nog eens op de mogelijkheden van het Brim. Vooral voor de Limburgse molens wordt nog (te) weinig gebruikgemaakt van de subsidiemogelijkheden. Monumentenwacht is een van de organisaties die u met een aanvraag op weg kan helpen.
4
Nwsbrf1-08-Limburg.indd 4
“De wettelijke verplichtingen zijn niet voor elke monumenteigenaar hetzelfde. Maar het komt erop neer dat als de opdrachtgever ‘RI&E-plichtig’ is – wat inhoudt dat hij beschikt over een risicoinventarisatie en -evaluatierapport – hij verplicht is losstaande ladders jaarlijks te laten keuren. Vaste ladders of trappen vallen niet onder deze keuringsplicht, maar ze moeten wel veilig zijn te betreden. Daarnaast geldt dat waar een ladder noodzakelijk is, deze ook aanwezig moet zijn. Als er in het gebouw vrijwilligers werken, is dat een reden te meer om te zorgen voor de juiste voorzieningen.
Monumentenwacht Nieuwsbrief | juni 2008
09-06-2008 14:22:34
Provinciale monitoringprojecten succesvol
De opdrachtgever heeft voor deze mensen namelijk een verhoogde zorgplicht.”
Potten verf Van der Schaft toont zich een realist. “Ik kan me op zich best voorstellen dat een eigenaar zijn geld liever uitgeeft aan nieuw daklood, mooi voegwerk of potten verf. Daar heb je op het eerste gezicht meer aan. Daar knapt het gebouw van op. Toch moet je bedenken dat ook de aanwezigheid van goede veiligheidsvoorzieningen bijdraagt aan de instandhouding van het monument. Als deze voorzieningen namelijk ontbreken of niet aan de eisen voldoen, mogen wij bepaalde werkzaamheden niet ter plaatse uitvoeren. We kunnen de onderhoudstoestand dan wel visueel inspecteren, eventueel met een verrekijker, maar we kunnen een houtaantasting niet ter plekke onderzoeken. Ook kunnen we een paar afgeschoven leitjes niet terugplaatsen. Als we dit toch zouden doen, riskeren we ten eerste een hoge boete. Maar het is nog vele malen erger als zich een ernstig ongeval zou voordoen. En die kans is echt reëel. Wie de laatste tijd het nieuws heeft gevolgd, zal weten dat er onlangs nog diverse dodelijke ongevallen hebben plaatsgevonden bij werken op hoogte.” Het aanbrengen van goede veiligheidsvoorzieningen is overigens niet alleen van belang voor de inspecteurs van Monumentenwacht. Ook installateurs, dakdekkers, loodgieters enzovoort moeten zich aan de voorschriften houden, onderstreept Van der Schaft. “Daarentegen kunnen wij mét de juiste voorzieningen ons werk zeer doeltreffend uitvoeren. Daarom zijn we onze abonnees graag van dienst met een goed advies over de aanschaf van de juiste ladders. Ook kunnen we geïnteresseerden in contact brengen met erkende ladderleveranciers. Goede veiligheidsvoorzieningen zijn geen weggegooid geld. Breng ze daarom zo snel mogelijk aan, zou ik zeggen. Des te langer heb je er profijt van.”
Voorafgaande aan het symposium ‘Kruisen en kapellen’ werden met de paardentram diverse kruisen en kapellen in en om Thorn bezocht
In opdracht van de Provincie Limburg voert Monumentenwacht jaarlijks een zogeheten monitoringproject uit. Deze activiteit heeft tot doel een bepaalde groep voor Limburg waardevolle en/of karakteristieke objecten beter in kaart te brengen. Het hoeft hierbij niet te gaan om erkende monumenten; elke cultuurhistorisch interessante groep objecten of gebieden kan voor monitoring in aanmerking komen. Zo werd in 2006 begonnen met het inventariseren en beschrijven van de vele duizenden wegkruisen en veldkapellen die onze provincie rijk is. In 2007 waren de honderden (al dan niet erkende) archeologische monumenten en vindplaatsen aan de beurt. Dit jaar staan de historische begraafplaatsen op het programma. Uit een eerste inventarisatie blijkt dat er hiervan ten minste 700 in Limburg aanwezig zijn. Het provinciale monitoringproject ‘Kruisen en kapellen’ uit 2006 heeft een opmerkelijk vervolg gekregen. En wel in het Europese Interreg IIIA-project ‘Verborgen monumenten’. Tussen juni 2007 en juni 2008 zijn, in nauwe samenwerking met het Belgische IGO Leuven, kruisen en kapellen voor een groter gebied beschreven. Ook kon de geautomatiseerde systematiek verder worden ontwikkeld. Er is nu voor vrijwel elk wegkruis en elke veldkapel in de provincie Limburg en het arrondissement Leuven een ‘digitaal fiche’ beschikbaar. Dit bevat een groot aantal gestructureerde gegevens over onder meer herkomst, religieuze en bouwtechnische kenmerken en onderhoudstoestand. Het bijbehorende computerprogramma maakt het mogelijk snel inzicht te krijgen in de vele (beheer)aspecten van dit kleine religieuze erfgoed. Ter afsluiting van het Europese project werd op 28 mei jongstleden in Thorn een bescheiden symposium gehouden. Diverse sprekers gingen in op de resultaten van het project. Ook werd aangekondigd dat op grond van de ervaringen een ‘Onderhoudswijzer Kruisen en kapellen’ wordt samengesteld. De uitgave, die later dit jaar verschijnt, helpt professionals en vrijwilligers op weg met een doeltreffende en verantwoorde instandhouding van deze kleine monumenten van devotie.
Hofstraat 12 - 6017 AK Thorn T (0475) 56 39 99
E
[email protected]
F (0475) 56 47 66
I www.monumentenwachtlimburg.nl
Gedeputeerde voor Cultuur Noël Lebens (links) ontvangt uit handen van Koos Swinkels, voorzitter van de Stichting Kruisen en Kapellen Limburg, het eerste exemplaar van de film ‘Kruutser en Kapelkes in Limburg’ op dvd juni 2008 |
Monumentenwacht Nieuwsbrief
Nwsbrf1-08-Limburg.indd 5
5
09-06-2008 14:22:44
Fiscaliteiten... Het Bureau Monumentenpanden van de Belastingdienst (BBM) beoordeelt welke kosten voor de instandhouding van rijksmonumenten wel en niet aftrekbaar zijn. Hein Vessies geeft opheldering over lastige vraagstukken.
Vanaf welk moment zijn onderhoudskosten van een rijksmonument fiscaal aftrekbaar? In de Wet Inkomstenbelasting is voor de aftrek van onderhoudskosten van een rijksmonument de voorwaarde opgenomen dat het pand moet zijn ingeschreven in het monumentenregister. In de fiscale jurisprudentie en bij uitspraak van de Commissie voor de verzoekschriften van de Tweede Kamer is bevestigd dat het hierbij niet gaat om de datum van de aanwijzing als rijksmonument, maar om de datum van de inschrijving in het monumentenregister. Het Gerechtshof Den Bosch heeft eind vorig jaar een ander standpunt ingenomen. Het betreft hier een situatie waarbij in oktober 2001 een pand als rijksmonument is aangewezen en de inschrijving in het monumentenregister in april 2002 heeft plaatsgevonden. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet de dupe mag worden van de vertraging bij de inschrijving en dat de onderhoudskosten aftrekbaar zijn vanaf het moment dat de termijn voor het indienen van bezwaar/beroep tegen de aanwijzing als rijksmonument verstreken is. Op dat moment dient de aanwijzing als definitief te worden beschouwd. In de praktijk betekent dit dat onderhoudskosten die gemaakt zijn vanaf zes weken na het afgeven van de aanwijzing als rijksmonument, fiscaal aftrekbaar zijn. De Staatssecretaris heeft aangegeven dat hij geen cassatie bij de Hoge Raad zal instellen. Wel moet een eigenaar zich ervan vergewissen dat de aanwijzing definitief is en dat inschrijving in het register dus zeker zal volgen.
Hang- en sluitwerk doet de deur dicht Aan een dichte ruimte heeft niemand iets, dus zijn er openingen nodig. Om binnen te komen en om licht en lucht toe te laten. Zo’n opening moet wel naar wens kunnen worden geopend en gesloten. Daarom kunnen deuren, vensters en luiken draaien, schuiven of klappen. En zo nodig worden vergrendeld. Om dit mogelijk te maken is door de eeuwen heen een veelheid aan – overwegend metalen – hulpstukken bedacht. In dit artikel het hangwerk, de volgende keer het sluitwerk.
Ooit van een harconstructie gehoord? Toch is dit vrijwel zeker de oudste oplossing om een deur of raam in een opening te laten draaien. Tegenwoordig kom je het principe vooral tegen bij oude kasten en ook wel bij speelgoed. Het te draaien onderdeel is dan aan één zijde, zowel boven als beneden, voorzien van een metalen pen(netje). In de omlijsting bevindt zich ter plaatse van de pen een gat, waardoor het mogelijk wordt een deur of iets vergelijkbaars te laten draaien. In het verleden is de harconstruc-
tie vooral toegepast bij luiken en voordeuren. Beneden draaide de pen dan in een stenen dorpel en boven in een (smeed)ijzeren ring in het metselwerk of in een uitsparing in de balk die als bovendorpel diende.
Appels en peren In tegenstelling tot de harconstructie zijn gehengen nog op vele plaatsen in gebruik, zeker bij monumenten. Een geheng
Beter smeren dan renoveren Als twee metalen vlakken onder druk over elkaar schuiven, treedt slijtage op. Van beide vlakken wordt iets afgeslepen. Na één keer merk je daar niets van, maar na een paar honderd keer worden de gevolgen duidelijk. De oplossing is regelmatig smeren. Zeker zo belangrijk is dat hierdoor ook gevolgschade wordt voorkomen. Want wat gebeurt er als bijvoorbeeld een deurgeheng een halve centimeter inslijt? De deur komt dan lager te hangen en schuurt de verf van de eigen onderzijde en van de onderdorpel af. Hierdoor kan het hout vocht opnemen, waardoor het gaat zwellen. De deur gaat klemmen en er is steeds meer kracht nodig om deze te openen en te sluiten. Hierdoor wordt de bevestiging van de gehengen (of scharnieren) op den duur zo zwaar belast, dat ook hier het schilderwerk gaat scheuren of in het ergste geval zelfs het hout. Vandaar: regelmatig smeren voorkomt renoveren.
Neem voor meer informatie contact op met Belastingdienst Utrecht-Gooi/kantoor Amersfoort/ Bureau Monumentenpanden, Postbus 4050, 3800 EB Amersfoort, telefoonnummer 033 - 450 52 77.
6
Nwsbrf1-08-Algemeen.indd 6
Monumentenwacht Nieuwsbrief | juni 2008
09-06-2008 14:37:42
k Zuinig zijn op oud ijzer Wees zuinig op oude gehengen (en ander hangen sluitwerk). Ze versterken het historische karakter van een gebouw. Na een goede behandeling kan ‘oud ijzer’ nog jaren mee en het staat bij monumenten vele malen beter dan strak, nieuw materiaal. In de handel wordt voor smeedijzeren gehengen al een euro per strekkende centimeter gevraagd!
Smeedijzeren geheng aan een kerkdeur. De beschadiging is zolang geretoucheerd
bestaat uit een ijzeren strook of strip, die aan een uiteinde is omgekruld. Hierdoor ontstaat een oog. Het geheng wordt, meestal aan de buitenzijde, op een deur of luik bevestigd. In het kozijn of het metselwerk wordt een zogeheten duim aangebracht. Deze bestaat uit een puntige, ijzeren spie, die in het hout wordt gedreven of in het metselwerk wordt opgenomen, met haaks daarop een ijzeren stift waar het oog van het geheng over valt. Een deur of luik hangt bijna altijd aan twee duimen. Bij de bovenste is de stift wat langer, door een peervormig uiteinde; bij de onderste duim wordt de stift beëindigd door een bolletje, ofwel de appel. Bij het inhangen wordt het draaiende onderdeel eerst met het bovenste geheng net over de peer gehaakt, waarna je voor het onderste geheng gemakkelijk de appel kunt opzoeken. Gehengen werden tot aan het begin van de twintigste eeuw gesmeed. Ze kregen bijna altijd een sierlijke vorm, ook als ze dienden voor eenvoudige gebouwen. Zo bevindt zich aan de zijde van het draaipunt vaak een verbreding en is het uiteinde fraai afgerond of in een pijlvorm gesmeed. Voor belangrijke gebouwen, zoals kerken en kastelen, werden zeer decoratieve gehengen vervaardigd, vaak met blad- en bloemmotieven. Bij de latere toepassingen (19de en 20ste eeuw) wordt meestal volstaan met een rechte stalen strip. Afhankelijk van hun functie en de detaillering van deuren en dergelijke, kunnen gehengen ook hoeken naar boven, beneden of binnen bevatten.
juni 2008 |
Monumentenwacht Nieuwsbrief
Nwsbrf1-08-Algemeen.indd 7
Fitsen In de zeventiende eeuw verschijnen de eerste scharnieren. Ze hebben als voordeel dat hiervoor geen duimen hoeven worden aangebracht, die in het algemeen (door roestvorming en uitzetting) veel schade toebrengen aan het hout of de steen waarin ze zijn bevestigd. Daarnaast springen scharnieren veel minder in het oog dan de nogal nadrukkelijk aanwezige gehengen. De vroegste scharnieren, ook wel fitsen genoemd, bestaan uit één blad met een pen en één blad met een bus (waar de pen in valt). Er is, net als bij het geheng, slechts één draaipunt. Dit geldt eveneens voor de veelgebruikte paumelle, een scharniertype waarbij een dwarsverbinding zorgt voor enige afstand tussen pen dan wel bus en het blad.
massa van het draaiende onderdeel wordt hierdoor beter gespreid. Bij het hoekscharnier, dat veel is toegepast bij binnendeuren, werden de bladen als een spie in deur en kozijn geslagen. Scharnieren van latere datum worden, doorgaans in een daarvoor aangebrachte insparing in het hout, met nagels of schroeven bevestigd.
harconstructie
fits
Bij de latere scharnieren zijn de ijzeren of koperen bladen aan één zijde vertand. De tanden van de twee bladen zijn zodanig gevormd en gevouwen (‘opgerold’) dat zij in elkaar grijpen. Een losse scharnierpen houdt de bladen bijeen. Door de verschillende tanden ontstaat een reeks draaipunten onder elkaar. De belasting door de
paumelle
7
09-06-2008 14:38:10
M
Modernisering Monumentenzorg
Ju
Beschermen we nog wel de juiste monumenten? Heeft de bescherming wel de juiste vorm? En is de bescherming wel ondergebracht bij de juiste instanties? Voor minister Plasterk en diens ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is duidelijk dat de monumentenzorg aan herziening toe is. Via de brochure Modernisering Monumentenzorg (MoMo) wordt iedereen uitgenodigd mee te denken over bovenstaande en andere vragen. Ook aard- en nagelvast erfgoed gaat op de helling.
De samenleving is altijd in ontwikkeling en zeker de laatste jaren lijken inzichten en uitgangspunten meer dan ooit aan veranderingen onderhevig. Ook bij het huidige stelsel voor de monumentenzorg zijn steeds meer vraagtekens geplaatst. Dat is reden geweest om het volledige stelsel van wetten en regels voor de monumentenzorg eens zorgvuldig tegen het licht te houden.
doorklinkt, is dat er ook in de toekomst monumenten – of cultuurhistorisch waardevolle ensembles – beschermd zullen blijven worden. Maar wie dat gaan doen, in welke vorm, op welke wijze, volgens wat voor regeling, met welke bevoegdheid en met welke financiën, staat allemaal nog te bezien. Net als de vraag wat er gaat gebeuren met de huidige rijksmonumentenlijst.
“In 2008 ontwikkelt de minister van OCW een plan voor de monumentenzorg”, zo meldt de website van OCW. “De minister wil een koerswijziging aanbrengen. Het belangrijkste doel is om het behoud van erfgoed te verbinden met vernieuwing waar de samenleving om vraagt. Economie, duurzaamheid en sociale samenhang spelen hierbij een rol.”
Enkele jaren geleden heeft de Raad voor Cultuur zich al eens gebogen over het ‘herijken’ van dit omvangrijke bestand. Het initiatief is vervolgens min of meer verzand, maar duidelijk was wel dat uitwerking van de plannen onvermijdelijk tot een forse inkrimping van het aantal rijksmonumenten zou hebben geleid. MoMo gaat met de herziening van het volledige stelsel vele stappen verder. Bovendien is een duidelijk tijdpad uitgezet. Dit jaar wordt er gediscussieerd en geschetst, volgend jaar start de uitwerking. Hoewel er op dit moment nog niets vaststaat, kan het haast niet anders dan dat binnen enkele jaren onder meer de selectie, de voorwaarden en de financiering voor rijksmonumenten gaan veranderen.
Het ministerie wil de plannen voor modernisering ontwikkelen en uitwerken in samenspraak met de vele organisaties en particulieren die zich bewegen op het vakgebied van de cultuurhistorie. Hiertoe is, als uitnodiging om inbreng te leveren, een goed verzorgde brochure samengesteld. Deze behandelt onder meer twee praktijkvoorbeelden van zeer uiteenlopende objecten van monumentenzorg. Namelijk dierentuin Artis en de DRU-fabriek in Ulft (bij Doetinchem). Hiermee wordt geïllustreerd dat de zorg voor het cultureel erfgoed (tegenwoordig) veel meer omvat dan het conserveren of restaureren van traditionele, duidelijk omlijnde ‘objecten van geschiedenis en kunst’. Verder werpt de brochure vooral heel veel vragen op. Zo ongeveer elk wezenskenmerk van het huidige stelsel voor de monumentenzorg wordt ter discussie gesteld. De enige zekerheid die (impliciet) 8
Nwsbrf1-08-Algemeen.indd 8
Eigenaren van rijksmonumenten hebben daarom wel enige reden zich zorgen te maken. Het beste wat zij kunnen doen is, nu het nog net kan, zich mengen in de discussie en druk uitoefenen op de ministeriële projectgroep die in de tweede helft van dit jaar de contouren voor het gemoderniseerde monumentenbeleid gaat vaststellen. Monumentenwacht bepleit dat ook een hernieuwd stelsel voorziet in een stevig (ook subsidietechnisch) preventief instandhoudingsbeleid. Het laatste woord over Momo is in elk geval nog niet gezegd. Ook niet in deze nieuwsbrief.
Meer informatie: www.minocw.nl/moderniseringmonumentenzorg Voor vragen:
[email protected]
Colofon Monumentenwacht Nieuwsbrief is een uitgave van de Monumentenwachten van Groningen, Friesland, Drenthe, Overijssel en Flevoland, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg, en Monumentenwacht Nederland. Samenstelling, eindredactie en coördinatie Rik de Groot, Dries Kuijpers, Geert van der Varst, Fred Vos Vormgeving en productie Inpladi BV, Cuijk Redactieadres Monumentenwacht Noord-Brabant Sparrendaalseweg 5 5262 LR Vught Telefoon 0411 - 64 33 66 Telefax 0411 - 64 34 05 E-mail
[email protected] Overname van artikelen uit deze nieuwsbrief is toegestaan mits de bron wordt vermeld. ISSN 1567 - 1399 Foto voorzijde: Ronny Verwoolde van Monumentenwacht Overijssel en Flevoland aan het werk in de H. Antonius Abtkerk in Enter
Monumentenwacht Nieuwsbrief | juni 2008
09-06-2008 14:36:27