g e m e e n t e M O N T F O O R T
SCHRIFTELIJKE VRAGEN AAN HET COLLEGE Nr.
2016-01
Datum: 8 januari 2016 Naam vragensteller: H.P.M. Bezuijen Vraag gericht aan: portefeuillehouder Onderwerp: Raadsvoorstel Doorontwikkeling Beleid Jeugd en Wmo gemeente Montfoort 2016 -
Het college/de burgemeester wordt verzocht de volgende vraag/vragen zo spoedig mogelijk schriftelijk te beantwoorden:
Vragen n.a.v. het Raadsvoorstel: Doorontwikkeling Beleid Jeugd en Wmo gemeente Montfoort 2016: 1. Waarom is er geen gehoor gegeven aan het verzoek van de Raad om in januari 2016 een voortgangsoverleg te organiseren over dit onderwerp? Reactie college: Het college is niet bekend met een verzoek om een voortgangsoverleg in januari met de Raad. Wel ziet het college een voortgangsoverleg met de raad als een belangrijke bijdrage en zal dit als advies overnemen. Derhalve zal er binnen afzienbare tijd een voortgangsoverleg met de raad worden georganiseerd. 2. Er wordt gesteld dat er een goede basis is en dat de leidende principes, doelen en uitgangspunten , zoals door de raad vastgesteld in 2015, van kracht blijven. Is er dan op geen enkel punt ervaring opgedaan waaruit blijkt dat de ingezette koers gewijzigd moet worden? (dit gelet op de kritiek door gebruikers geuit) Reactie college: Er zijn veel ervaringen opgedaan. Deze worden meegenomen in de evaluatie 2015 welke u medio 2016 wordt aangeboden. 3.Bij punt 2.3 is er sprake van de inkoop specialistische zorg, dit contract is verlengd met 1 jaar. Tot wanneer loopt dit contract? En krijgt de raad inzicht, met cijfers onderbouwd, in wat er is gedaan alvorens het contract moet worden verlengd?
_Bijlage_2_bij_informatienota_raad-Beantwoording_schr_art_39_vragen_D66_2016-01
2
g e m e e n t e M O N T F O O R T Reactie college: De gemeenteraad heeft op 18 mei 2015 ingestemd met het verlengen van de contracten voor 1 jaar. De contracten lopen tot en met 31 december 2017. De raad wordt via de kwartaalrapportage cijfermatig (kwantitatief ) geïnformeerd over het gebruik specialistische zorg. Op dit moment zijn de samenwerkende gemeente (Utrecht West) bezig met de voorbereidingen voor de inkoop voor 2017 (e.v.). De gemeenteraad wordt betrokken bij de inkoopinstructie voor de inkoop 2017 en verder. 4. Op pagina 5 wordt gesproken over bezuinigingsmogelijkheden. Tot welke bezuinigingsmogelijkheden heeft de gehouden inventarisatie om te transformeren geleid? (Met name jeugd en WMO ) Reactie college: Met betrekking tot Wmo zijn er meerdere transitie-onderwerpen in het kader van de bezuinigingsopdracht: 1. De inzet van een dementie consulent heeft effect op het langer (met behulp van ondersteuning) zelfstandig thuis kunnen wonen en verlaagt de druk (op termijn) op de intramurale zorg. 2. Het organiseren van algemene (voorliggende) voorzieningen voor individuele- en groepsgewijze ondersteuning van cliënten i.k.v. dagbesteding DoeMeehuis. 3. Het structureel inbedden van een infrastructuur ten behoeve van de ondersteuning van Mantelzorgers door het Steunpunt Mantelzorg. Dit betreft een pilot en zal in mei 2016 worden geëvalueerd. Deze evaluatie zal aan de Raad worden voorgelegd waarbij d.m.v. een besluitvormend proces tot structurele inbedding kan worden besloten. Het is nog te vroeg om een oordeel te vormen over de mate waarin er middels de inzet van deze pilots bezuinigd kan worden op het Wmo budget. De evaluatie in 2016 zal hierover kwantitatieve duiding geven. Jeugdhulp. Na 1 jaar is het te vroeg om te spreken over effecten van transformatie en de mogelijke bezuiniging die dit heeft opgeleverd. Na het afgelopen jaar is de eerste indruk dat een sterk lokaal team en samenwerking met o.a. huisartsen ertoe heeft geleid dat minder specialistische zorg is ingezet. Daarnaast zijn er goede ervaringen met een aantal specialistische jeugdhulpaanbieders, dat zij beter aansluiten bij het lokale veld, het systeem van het gezin en daarmee een integrale benadering wordt ingezet. Het heeft een aantal jaren nodig voordat deze majeure verandering over de gehele breedte tot transformatie heeft geleid. 5. Het DoeMeeHuis biedt groepsgewijze en individuele dagbesteding aan. Zonder onderbouwing d.m.v cijfers m.b.t hoeveel mensen en hoe frequent hier gebruik van wordt gemaakt, wordt gesteld dat het project succesvol is terwijl er toch ook kritische geluiden te horen zijn. Kunt u dit toelichten? Reactie college: In 2015 zijn er een aantal pilots gestart. Een daarvan is het DoeMeehuis. In mei 2016 zal de eindevaluatie plaatsvinden. Uit een tussenevaluatie blijkt dat het bezoekersaantal stijgt en de bezoekers de kwaliteit van de dienstverlening met een ruim voldoende tot goed beoordelen. De eindevaluatie in mei zal onderbouwd zijn met valide cijfers en zal een kwantitatieve én kwalitatieve duiding geven. De evaluatie zal aan de Raad worden voorgelegd waarbij d.m.v. een besluitvormend proces tot structurele inbedding kan worden besloten.
3
g e m e e n t e M O N T F O O R T 6. Er wordt gesteld dat de lokale teams deskundig en sterk zijn. Waar blijkt dat uit? NB. Bij de SWOM – de instantie die het gemeentelijk loket is voor Jeugd en Wmo – is op het domein alleen financiële en beperkte juridische kennis aanwezig. Geen medische kennis. Al eerder hebben gebruikers van de WMO samen met de wethouder vastgesteld dat de SWOM verzuimt om die medische kennis (huisarts, ergotherapeut) in te schakelen en zich zonder die kennis te hebben bevoegd acht beslissingen over medische noodzakelijkheid te kunnen nemen. De ervaring van gebruikers (Zie Nota paragraaf 3.3 “Maatschappelijke Ondersteuning”) is dat er vaak geen inhoudelijk contact is tussen deze z.g. professionals en de cliënten, maar dat er direct wordt doorgeschakeld naar de verkoopadviseurs van de partijen via welke de gemeente hulpmiddelen betrekt: Welzorg resp Meyra. Reactie college: Het sociaal team van SWOM bestaat uit deskundige professionele geschoolde generalisten met een specialistische achtergrond. In 2015 is geïnvesteerd in een versterking van het team d.m.v het aantrekken van gekwalificeerde medewerkers en het bijscholen van het team. Het SWOM team biedt geen medische zorg maar maatschappelijke (en integrale) ondersteuning. De partijen die hulpmiddelen verstrekken beschikken over een professioneel team van bewegingstechnologen en ergotherapeuten met een specialisatie in hulpmiddelen. Een deskundigenadvies van huisarts of (para)medisch behandelaar is slechts bij uitzondering nodig voor het beoordelen van het recht op een hulpmiddel. Voor psychosociale problemen wordt bijna altijd deskundige medische expertise ingeschakeld. Zowel op het niveau van huisartsen als medisch specialisten. Indien een cliënt een ‘derden’ advies wenst, behoort dit altijd tot de mogelijkheden. Daar waar het de omruilactie betreft is er sprake van een volgende (andere) situatie: Er is in geval van een eerdere indicatie voor een (Welzorg) voorziening destijds al vastgesteld dat er een (medische) noodzaak aanwezig was en heeft er al een passing en selectie plaatsgevonden. De omruilactie van Welzorg naar Meyra/Beenhakker behelst alleen hetzelfde of een vergelijkbaar hulpmiddel. Geconstateerd kan worden dat de nieuwe leverancier niet altijd zorgvuldig is geweest bij het leveren van nieuwe hulpmiddelen met dezelfde functie. Hierover is de leverancier aangesproken. Het jeugdteam – dat geen onderdeel is van de SWOM – bestaat uit medewerkers met verschillende deskundigheid op een breed terrein van welzijn en zorg. Het team beschikt over pedagogische, sociaal- maatschappelijke en psychosociale expertise en heeft kennis van psychiatrie en kinderen met een beperking (jeugdhulpverleners, orthopedagogen). De jeugdgezondheidszorg (jeugdverpleegkundige en jeugdarts) is ook onderdeel van het Jeugdteam. Alle medewerkers zijn minimaal HBO geschoold en hebben werkervaring in het jeugdveld. Daarnaast werkt het jeugdteam samen met de huisartsen (o.a. locatie bij huisartsenpraktijk Linschoten), onderwijs, welzijn en specialistische jeugdhulpverleners. Het jeugdteam kan bijvoorbeeld de expertisepool inschakelen voor consultatie. 7. Er is sprake van behoorlijk verloop – van de 6 medewerkers die nog steeds op de gemeentesite staan met foto en naam, zijn in 2015 2 medewerkers vertrokken. Wat betekent dit verloop voor de sterkte en kennis van het team? Reactie college: Wmo – Verloop van personeel is niet tegen te gaan. De kwaliteit van de dienstverlening is op eenzelfde goed niveau gebleven. Er wordt altijd gestreefd naar dienstverlening op een professioneel niveau. Met de uitvoeringsorganisatie zal in de nieuwe DVO 2016 KPI’s worden
4
g e m e e n t e M O N T F O O R T afgesproken: onderdeel van de set aan KPI’s zal zijn: klanttevredenheid en kwaliteit van de dienstverlening op diverse aspecten. Jeugdteam – Er zal altijd sprake zijn van verloop, met de uitvoeringsorganisatie van het jeugdteam, de Thuisbasis, hebben we afspraken gemaakt over de continuïteit van zorg. Op de website van het jeugdteam is te lezen welke medewerker vanaf 1 januari 2016 onderdeel zijn van het jeugdteam: http://www.jeugdteammontfoort.nl/het-jeugdteam/medewerkers/ 8. Er wordt – zowel in het Raadsvoorstel als de Nota – gesteld dat vooral wordt ingezet op voorliggende voorzieningen. Wat zijn dat???? Reactie college: Een Voorliggende voorziening is gelijk aan algemene voorzieningen. Het zijn voorzieningen voorliggend op lokale ondersteuning (Wmo of jeugdteam) en specialistische zorg. De definitie voor algemene voorzieningen, zoals opgenomen in de ‘Kadernota algemene voorzieningen’ welke door uw raad is vastgesteld op 22 september 2014: "aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van zelfredzaamheid en participatie, of op opvang". 9. De raad wordt gevraagd in te stemmen met doorontwikkeling van het beleid tot aan 1 januari 2017 –zonder dat de raad de kans wordt gegeven kennis te nemen van bereikte resultaten en verleende ondersteuning, en deze te toetsen aan gestelde prestatienormen. a. Hoe geeft de wethouder invulling aan zijn wettelijke verplichting, Wmo artikel 2.5.3, om jaarlijks te rapporteren welke inhoudelijke resultaten zijn geleverd? b. Welke ondersteuning is er geleverd in 2015, aan hoeveel klanten en aan welke soorten klanten? c. Wat zijn de kosten die worden gemaakt in elk type ondersteuning? En wat is de effectiviteit van die ondersteuning? Reactie college: In de loop van de eerste helft van 2016 krijgt de Raad de evaluatie 2015 samen met de beleidsvoorstellen 2017 (e.v.) 10. Wat is het resultaat van de gevoerde keukentafelgesprekken en de gemaakte integrale plannen van aanpak die samen met cliënt zijn opgesteld? Om hoeveel cliënten gaat het? Is dit voor alle cliënten die in aanmerking komen voor WMO gedaan? Reactie college: Het aantal gesprekken door de teams van SWOM tot aan het derde kwartaal 2015: 675 Daar waar dit geleid heeft tot een keukentafelgesprek heeft dit altijd tot het volgende resultaat geleid: een verslag met een persoonlijk ondersteuningsplan dat aan de cliënt/aanvrager is toegezonden. De cliënt tekent het kopie van het persoonlijk ondersteuningsplan voor akkoord. Jeugd: Tot en met Q3 hebben 426 mensen het jeugdteam benaderd. Daarvan zijn 155 aanmeldingen voor hulp geweest. Een aanmelding houdt in dat door het jeugdteam een uitgebreide vraagverheldering wordt gedaan en indien nodig een gezinsplan wordt opgesteld. 11. Op pagina 7 stelt u dat “Dé verwachting is dat door het inzetten van (algemene)
5
g e m e e n t e M O N T F O O R T voorzieningen er een afname van dure individuele zorg zal zijn”. Waarop baseert u deze verwachting? Reactie college: Een individuele maatwerkvoorziening zal in de meeste gevallen duurder zijn dan een voorliggende (algemene) voorziening welke in het maatschappelijke veld wordt georganiseerd waarbij maximaal gebruik wordt gemaakt van de reeds aanwezige maatschappelijke infrastructuur en met maximale inzet van vrijwilligers indien dit mogelijk is. Deze veronderstelling zal in de loop van 2016 moeten worden gestaafd door concrete cijfers over deelname en kosten. Uw raad zal middels de Q rapportages hierover worden geïnformeerd. 12. Waarom is er voor gekozen van Welzorg naar Meyra over te stappen en massaal hulpmiddelen in te nemen en opnieuw aan te laten schaffen? Reactie college: Welzorg presteert volgens de meerderheid van de gemeentes die participeren in de inkoopsamenwerking al jarenlang onder de maat en berekent veel geld voor (soms stokoude) voorzieningen. Welzorg is niet leerbaar gebleken als zij aangesproken werd op spookrekeningen voor voorzieningen die niet meer bij klanten aanwezig zijn. Daarom is gestopt met deze leverancier. 13. Wie draagt de maatschappelijke kosten van het voortijdig afschrijven van eerder verstrekte hulpmiddelen? Reactie college: De middelen worden gehuurd. De afschrijving is derhalve voor rekening van Welzorg. (niet anders als bij Meyra en Beenhakker) 14. Waarom konden de lopende voorzieningen niet worden overgenomen of tot einde gebruikstermijn worden gebruikt? Reactie college: De gemeente bepaalt niet wat er tussen zelfstandige organisaties (lees leveranciers) aan producten worden verkocht. Dat is aan de vrije markt. Het staat cliënten vrij om hun eigen hulpmiddel tegen de dagwaarde over te nemen. Voor een servicepakket moet dan door de cliënt zelf worden gezorgd. Een en ander wordt bij een verzoek van de cliënt onmiddellijk gehonoreerd. 15. Klopt het dat hulpmiddelen middels een leasecontract worden verstrekt en dat in de praktijk blijkt dat per jaar bijna de helft van de nieuwprijs moet worden betaald terwijl de economische levensduur tussen de 5 a 7 jaar ligt en er nauwelijks onderhoud nodig is? Reactie college: Het klopt dat er sprake is van een lease overeenkomst. Bij lease is de verplichte WA-verzekering geregeld, de landelijke ‘pech onderweg’ dienst, onderhoud en reparatie en tijdelijke vervanging. Bij het nieuwe inkoopcontract zal ook een rechtstreekse aanschaf van het hulpmiddel door de cliënt in eigendom worden meegenomen. 16. Kan de wethouder inzicht geven in de verwachte huurkosten van de verstrekte hulpmiddelen en dit afzetten tegen de aanschafprijs?
6
g e m e e n t e M O N T F O O R T
Reactie college: Er is sprake van een Europese aanbesteding welke door de regionale inkoop wordt georganiseerd. De aanschafprijzen zijn onderdeel van de onderhandeling door het regionaal inkoopbureau en worden niet prijsgegeven. De totaalprijs van een product is een optelsom van het aantal aanpassingen. Beantwoording voor: Liefst op de aankomende forumvergadering doch uiterlijk voor de raadsvergadering Ondertekening