MEMO Aan: Van: Datum: Onderwerp:
raadsleden en fractieondersteuners college van Heusden 12 april 2011 (t.b.v. Informatievergadering Ruimte 27-04-2011) voorontwerpbestemmingsplan Heusden vesting
Op 5 april 2011 nam ons college het besluit om het voorontwerpbestemmingsplan Heusden vesting vrij te geven voor de inspraak. Het voorontwerpbestemmingsplan ligt ter inzage van 21 april 2011 tot en met 18 mei 2011. Op 27 april 2011 leggen wij het voorontwerpbestemming Heusden vesting ter bespreking aan u voor in de informatievergadering Ruimte. Dit is een eerste bespreking door de raadsleden van het (voorontwerp)bestemmingsplan. Volgens afspraak is het daarbij niet mogelijk dat er door burgers wordt ingesproken of meegesproken. Het voorontwerpbestemmingsplan ligt immers voor hen ter inzage. Het volgende moment waarbij de raad het bestemmingsplan bespreekt is bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Voorafgaand aan de vaststelling wordt het bestemmingsplan (ditmaal het ontwerp) opnieuw in de informatievergadering Ruime besproken. In deze (tweede) informatievergadering kunnen burgers inspreken. In het raadsvoorstel geeft ons college de reactie op de eerder ingediende inspraakreacties (voorontwerpfase) en zienswijzen (ontwerpfase). Daarnaast zal het college reageren op de door u aangegeven bespreekpunten die in de in de eerste informatievergadering aangegeven zijn. Bestemmingsplan Heusden vesting Voor u ligt het voorontwerpbestemmingsplan Heusden vesting. Het nieuwe bestemmingsplan dient ter vervanging van 13 bestaande bestemmingsplannen (waarvan 12 partiële herzieningen) en heeft voornamelijk, op enkele zaken na, een conserverend karakter. Bij het opstellen van bestemmingsplan Heusden vesting is ervoor gekozen wegens het bijzondere karakter van de vesting en het daarvoor vereiste beschermingsregime om aan te sluiten bij de vigerende bestemmingsregeling. Waar mogelijk sluit de regeling aan op de bestemmingsplansystematiek van de gemeente Heusden. Het plangebied behelst de bebouwde historische stadskern en de onbebouwde vestinggordel (vestinggracht en vestingwerken). Ten noorden wordt het plangebied begrensd door de Bergsche Maas.
*000228841*
Ons kenmerk Onderwerp
Voorontwerpbestemmingsplan Heusden vesting
Datum
12 april 2011
Pagina
2 van 3
Globale begrenzing plangebied Heusden vesting Opzet bestemmingsplan Het voorontwerpbestemmingsplan is opgesteld conform het handboek bestemmingsplannen van gemeente Heusden. Hierdoor krijgt het bestemmingsplan een eenvoudigere opzet en is daardoor beter leesbaar. Wel is op een aantal punten afgeweken van het handboek gelet op het behoud en bescherming van historisch waardevolle karakter van de vesting. Een aantal bestemmingen uit het vigerende bestemmingsplan verdwijnen aangezien deze niet overeenkomen met de bestemmingen uit het SVBP 2008. Ook worden een aantal bestemmingen gecombineerd ter vereenvoudiging van het plan. Voor de opzet van het bestemmingsplan wordt verwezen naar bijlage 2. Reacties en initiatieven Er zijn reeds enkele brieven (deels over individuele percelen, deels over de gehele vesting) naar aanleiding van de actualisering van het bestemmingsplan Heusden vesting binnengekomen. Deze brieven zijn als inspraakreactie aangemerkt, zodat zij op de juiste plek en met voldoende aandacht beantwoord kunnen worden. Daarnaast zullen nog twee lopende bouwaanvragen worden meegenomen (een woning binnen een bestaand bouwvlak aan Burchtstraat 1 en een voorhof bij de Lutherkerk ter hoogte van Putterstraat 32). In dit stadium van de bestemmingsplanprocedure kan dit nog worden meegenomen. Nadat door de aanvragers de noodzakelijke onderzoeken zijn verricht en akkoord bevonden kan het (definitief) worden meegenomen in het ontwerp bestemmingsplan.
Ons kenmerk Onderwerp
Voorontwerpbestemmingsplan Heusden vesting
Datum
12 april 2011
Pagina
3 van 3
Stand van zaken procedure Inzage De stukken liggen van 21 april 2011 tot en met 18 mei 2011 ter inzage. De stukken kunnen worden ingezien in het gemeentehuis in Drunen en Vlijmen en in de bibliotheek in Heusden. Dit kan tijdens openingstijden. Een digitale versie van het voorontwerp bestemmingsplan is raadpleegbaar en wordt beschikbaar gesteld op de landelijke website ruimtelijkeplannen.nl. Een link naar deze website is te vinden op onze gemeentelijke website vanaf 21 april a.s. Daarnaast is het bestemmingsplan raadpleegbaar via onze gemeentelijke website onder ruimtelijke plannen > bestemmingsplannen: https://www.heusden.nl/?contenttype=stadsomroeper&schermid=13417 Inspraakreactie Gedurende de bovengenoemde termijn van vier weken kan een ieder naar keuze schriftelijk (wat de voorkeur heeft) of mondeling zijn of haar inspraakreactie omtrent het voorontwerpbestemmingsplan naar voren brengen bij het college van Heusden. Indien u vragen heeft naar aanleiding van dit voorontwerpbestemmingsplan, kunt u deze stellen voorafgaand aan en tijdens de informatievergadering Ruimte 27 april 2011. Vervolgstappen Zoals gebruikelijk verwerken wij na het sluiten van de inzagetermijn de eventuele ingediende inspraakreacties. De ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan Heusden vesting staat gepland in september 2011. Het ontwerpbestemmingsplan wordt vervolgens samen met het ontwerpraadsvoorstel met eventuele wijzigingen aan u ter vaststelling voorgelegd. Dit staat gepland voor december 2012. Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groeten, Namens het college van Heusden, Wethouder C.A.M. van Bokhoven
Actualisering bestemmingsplan Heusden vesting 1. Uitgangspunten en bestemmingsplanopzet Hoofddoel bestemmingsplanopzet: een eenduidig en actueel bestemmingsplan, die voldoet aan de (digitale) verplichtingen van de Wro. Bij het opstellen van bestemmingsplan Heusden vesting is ervoor gekozen wegens het bijzondere karakter van de vesting en het daarvoor vereiste beschermingsregime om aan te sluiten bij de vigerende bestemmingsregeling en waar mogelijk de regeling aan te laten sluiten op de bestemmingsplansystematiek van de gemeente Heusden. Uitgangspunten: eenvoudigere opzet en daardoor beter leesbaar plan; bestaande situatie als zodanig bestemmen, waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten op de standaardregels bestemmingsplannen; geen nieuwe ontwikkelingen; concentratie van detailhandel, met mengbestemming voor meer flexibiliteit door onderlinge functiewisseling; concentratie van horeca in twee gebieden; behoud en bescherming van historisch waardevolle karakter van de vesting (beschermd stadsgezicht); verdere deregulering van regelgeving door toepassen standaard bestemmingsplansystematiek. 2. Systematiek bestemmingsregeling De actualisering van het bestemmingsplan gaat uit van een systematiek waarbij de bestaande situatie als zodanig wordt bestemd. Door gebruik te maken van de standaardregels bestemmingsplannen krijgt het bestemmingsplan een eenvoudigere opzet en is daardoor beter leesbaar. Wel is op een aantal punten afgeweken van de systematiek gelet op het behoud en bescherming van het historisch waardevolle karakter van de vesting. Om deze reden wordt de bestaande goot- en bouwhoogte uit het geldende bestemmingsplan overgenomen en niet een standaard hoogte toegepast (van 7 m en 11 m) zoals eerder is gedaan bij de nieuwe bestemmingsplannen voor de kernen Drunen en Vlijmen. Een aantal bestemmingen verdwijnen aangezien deze niet overeenkomen met de bestemmingen uit het SVBP 2008. Dit geldt onder meer voor de artikelen Bezoekerscentrum, Bedrijfserven, Garageboxen/bergingen en Openbare en bijzondere doeleinden. Ook worden een aantal bestemmingen gecombineerd ter vereenvoudiging van het plan. 2.1 Bestemmingen Hieronder wordt inzichtelijk gemaakt in hoeverre de algemeen gehanteerde standaard bestemmingsplansystematiek zich verhoudt tot de bestaande situatie en het geldende bestemmingsplan. De (meest) voorkomende bestemmingen in Heusden vesting worden hieronder toegelicht: Centrum (mengbestemming) Het geldende bestemmingsplan heeft nauwelijks bestemmingen waarbinnen meerdere doeleinden zijn toegestaan. Horeca is bestemd als horeca, detailhandel is bestemd als detailhandel etc. Het is wenselijk om in het winkelgebied een mengbestemming (Centrum) op te nemen, om ter plaatse meer gebruiksmogelijkheden toe te staan.
*000153365*
Hiermee kan worden ingespeeld op de dynamiek van functies in het centrum: meer gebruiksmogelijkheden voor een (monumentaal) pand kan betekenen dat het pand duurzamer kan worden gebruikt: sneller inspelen op gewijzigde marktvraag, panden staan niet of minder lang leeg, betere verhuurbaarheid. Bouwregels bieden in dat kader afdoende bescherming voor de monumentale bebouwing. Voor het winkelgebied wordt, gezien de centrumfunctie van Heusden, gedacht aan de bestemming Centrum waarin zowel wonen, bedrijven (categorie A en B), detailhandel, kantoren, dienstverlening etc zijn toegestaan. Binnen deze bestemming is aan de detailhandelsfunctie verwante horeca toegestaan. Hierbij moet gedacht worden aan lichte horeca, zoals een broodjeszaak, koffiebar, lunchroom, tearoom of ijssalon. Gelet op de aard en omvang ervan zowel vanuit functionele als uit milieuoverwegingen zal dit niet of nauwelijks storend werken op de omgeving. Zwaardere horeca is hier niet toegestaan. In verhouding zijn redelijk veel galeries aanwezig in de vesting, hetgeen past bij de uitstraling van de vesting. Het is niet bezwaarlijk om galeries meer ruimte te geven in de vesting. Binnen het winkelgebied zijn deze rechtstreeks toegestaan. Buiten het winkelgebied worden alleen bestaande galeries positief bestemd, dit vanwege de gewenste concentratie. Winkelgebied Het bestaande winkelgebied wordt iets uitgebreid (zie kaart). Dit vanwege het toevoegen van enkele winkels die net buiten het bestaande winkelgebied zijn gelegen. In de opzet van het nieuwe bestemmingsplan blijft er sprake van een zogenaamd winkelkerngebied. In dit gebied zijn de winkels geconcentreerd zodat ze elkaar kunnen versterken. Hier buiten is geen detailhandel toegestaan ter voorkoming van versnippering. Verdere uitbreiding is niet wenselijk omdat het moet gaan om een concentratiegebied zodat de winkels elkaar versterken. Binnen het winkelgebied is nog voldoende ruimte om panden om te zetten naar een winkelbestemming. Gemengd (mengbestemming) Binnen het geldende plan is voor enkele doeleinden een aparte bestemming aanwezig: Bedrijf; met 3 ambachtelijke bedrijven (fotograaf, glasstudio, atelier/galerie), 1 garagebedrijf (dit is nu een fietsenwinkel), 5 nutsbedrijven en 1 schildersbedrijf. Dienstverlening en Kantoor; de meeste hiervan zijn gelegen in het winkelgebied. Deze bestemmingen kunnen het beste worden ondergebracht in één mengbestemming (Gemengd). In feite gaat het hier om functies anders dan wonen die zijn gelegen buiten het winkelconcentratiegebied. Hier is wonen toegestaan als ook bedrijven, kantoren en dienstverlening voor zover genoemd in de Bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten bij de categorie A. Indien sprake is van bestaande functies met een hogere categorie, detailhandel of een atelier/expositieruimte/galerie is dit met een specifieke aanduiding aangegeven. Deze functies horen namelijk thuis in het winkelconcentratiegebied. Horeca Zoals verwoord in de nota horecabeleid stelt het college zich op het standpunt dat - in ruimere mate dan nu het geval is – bevorderd moet worden dat een uitbreiding van de horecafunctie gaat plaatsvinden in de kernen van Heusden-Vesting, Drunen en Vlijmen. Het college neemt daarbij in overweging dat daartoe toeristisch-recreatieve motieven bestaan en dat daartoe tevens behoefte bestaat vanuit zowel de ondernemers als de inwoners van de gemeente. Door onder andere aankleding van dorpspleinen met daaromheen horecagelegenheden worden de kernen aantrekkelijker voor de eigen inwoners en voor bezoekers van buitenaf.
Nadere aandacht vraagt de diversiteit van de horecavoorzieningen alsmede de ruimtelijke lokalisering c.q. zonering van de horecafuncties. Met dit uitgangspunt zal in de planvorming rekening worden gehouden. Horecagebieden De bestaande horeca in de vesting is voornamelijk gesitueerd aan de Vismarkt. Ook aan het Burchtplein is horeca aanwezig. Deze locatie is geschikt voor uitbreiding van horeca- danwel commerciële activiteiten. Het is gewenst de horeca op deze plaatsen te concentreren door het aangeven van een horecazone met bijbehorende categorieën. Bestaande horecazaken worden rechtstreeks bestemd. Daarnaast is het binnen deze zone mogelijk om, met een wijzigingsbevoegdheid, de percelen/panden om te zetten naar horeca. Er is gekozen voor een wijzigingsbevoegdheid zodat de gemeente nog nadere eisen kan stellen voordat de bestemming wordt omgezet. Hierbij valt te denken aan een afweging ten aanzien van parkeerbalans, overlast en horecastructuur. Ook het gebruik van een perceel als terras moet in overeenstemming zijn met de bestemmingsplanvoorschriften. Als een terras gelegen is in de openbare ruimte, kan het voorkomen dat dit gebruik niet (volledig) aansluit bij de voorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Daarom zijn in het nieuwe bestemmingsplan regels opgenomen ten aanzien van terrassen en andere, bij het terras horende objecten (parasols, schermen ed). Buiten de concentratiegebieden is vestiging van nieuwe horeca niet toegestaan. De reeds bestaande horeca zal als zodanig worden bestemd, waarbij een wijzigingsbevoegdheid naar een andere bestemming wordt opgenomen. Wonen en Tuin Deze bestemming is primair gericht op de woonfunctie en heeft betrekking op de bestaande woningen in het huidige plan. Aangezien er sprake is van een beschermd stadsgezicht worden de bebouwingsmogelijkheden van het geldende bestemmingsplan aangehouden. Wel wordt de beleidslijn voor bijgebouwen ingepast in de regels en zal ook het appartementenbeleid worden verwerkt. In situaties waar een voortuin aanwezig is, is hieraan bestemming tuin toegekend. Bestaande andere functies/voorzieningen in de woongebieden zijn positief bestemd en mogen blijven voortbestaan. Deze hebben overwegend de bestemming Gemengd gekregen. Nieuwe vestiging van voorzieningen en functies anders dan wonen in de woongebieden is niet gewenst. Wel is de vestiging van een aan huis verbonden beroep of –bedrijf bij een woning toegestaan evenals een bed en breakfast. Groen, Havens, Maatschappelijk, Verkeer – Verblijfsgebied, Water Deze bestemmingen zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan. Wel is de benaming aangepast vanwege de verplichte standaardisatie vanuit het SVBP 2008. Inhoudelijk worden deze regels voorzien van een nieuw jasje volgens de nieuwe systematiek. 2.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen In het bestemmingsplan zijn een aantal dubbelbestemmingen en aanduidingen opgenomen. Dit is een extra bestemming of aanduiding boven de reeds toegekende bestemming om extra bepalingen, ter aanvulling of ter beperking, op te kunnen nemen voor een bepaald perceel.
Algemene dubbelbestemmingen zijn die voor de gas- en rioolleiding in het plangebied, met bijbehorende beschermingszone. Vanwege de ligging aan de Bergsche Maas zijn verder nog de dubbelbestemming Waterstaat – Waterkering en Waterstaat – Stroomvoerend rivierbed opgenomen. Daarnaast worden de dubbelbestemmingen en aanduidingen gebruikt voor het behoud en bescherming van het cultuurhistorisch waardevolle karakter van de vesting: Waarde – Beschermd stadsgezicht en Waarde – Vestingwerken Voor het beschermde stadsgezicht van vestingstad Heusden is een dubbelbestemming opgenomen. Ter bescherming van het cultuurhistorische karakter zijn hierin bouwregels ten aanzien van de kapvorm, dakhelling en materialisatie (dakbedekking en gevels) opgenomen. Daarnaast is het mogelijk nadere eisen te stellen ten aanzien van het karakter van de vestingstad en is een aanlegvergunning en sloopvergunning opgenomen. Hetzelfde geldt voor de vestingwerken. Schootsvelden Vrij uniek voor de vesting is het vrije veld rondom de vestingstad, het zogenaamde schootsveld. Gelet op deze waarde wordt voor het noordelijke deel, vanaf de grens van het beschermde stadsgezicht tot de noordgrens van het plangebied van het bestemmingsplan, een zogenaamde vrijwaringszone – schootsveld opgenomen. Voor het overige deel van het nieuwe bestemmingsplan valt het schootsveld samen met de dubbelbestemming Waarde – Beschermd stadsgezicht. Binnen deze bestemming wordt eveneens voorzien in bescherming voor het schootsveld. Het apart vermelden van een vrijwaringszone voor het schootveld is hier niet nodig. Ook in het bestemmingsplan voor het Buitengebied, dat aansluit op Heusden vesting, zal een vrijwaringszone – schootsveld worden opgenomen. Molenbeschermingszone Een nieuwe aanduiding die aandacht verdiend is de Molenbeschermingszone. Voor het beschermen van de windvang en belevingswaarde van de 3 molens in de vestingstad is voor een zogenaamde molenbeschermingszone van 200 m opgenomen. Binnen deze zone geldt een hoogtebeperking ten aanzien van nieuwbouw, hoge beplanting en ophogen van gronden. De zone heeft geen gevolgen voor bestaande bebouwing en beplanting. Er is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor eventuele uitbreidingen en nieuwbouw binnen de zone van 200 m. Er vindt dan een belangenafweging plaats, onder meer door het inwinnen van advies bij een deskundige moleninstantie. Waarde – Archeologie Het plangebied van Heusden vesting is aangemerkt als gebied met een (middel)hoge verwachtingswaarde ten aanzien van archeologie. Daarom is een dubbelbestemming opgenomen voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden. Dit is het geval bij bouwen groter dan 100 m2 of grondbewerkingen dieper dan 0,70 m. 2.3 Algemene regels en Overgangs- en slotregels In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter en gelden voor het hele plan. In voorliggend plan zijn een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene afwijkingsregels en het overgangsrecht opgenomen.
LEGENDA PLANGEBIED plangebied
BESTEMMINGEN Centrum
Wonen
W
C Gemengd
Leiding - Gas
L-G
GD Groen
Leiding - Riool
G
L-R Horeca
Waarde - Archeologie 2
WR-A2
H Maatschappelijk
Waarde - Beschermd stadsgezicht
M
WR-BD Tuin
Waarde - Monumentale boom
WR-MB
T Verkeer - Verblijfsgebied
Waarde - Vestingwerken
V-VB
WR-V Water
WA
WS-SR
Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed rivierbed Waterstaat - Waterkering
WS-WK AANDUIDINGEN geluidzone - industrie
1
vrijwaringszone - molenbiotoop
(a)
(-bw) (dh)
2
agrarisch
3
wro-zone - wijzigingsgebied 1
wro-zone - wijzigingsgebied 2
wro-zone - wijzigingsgebied 3
schootsvelden
bedrijfswoning uitgesloten detailhandel
garage (ga) horeca tot en met horecacategorie 2
horeca van categorie 1 (h=1) nutsvoorziening (nv) parkeerterrein (p) specifieke vorm van gemengd - autoverhuur (sgd-av) specifieke vorm van gemengd - galerie (sgd-gl) specifieke vorm van gemengd - nutsbedrijven (sgd-nb) specifieke vorm van gemengd - rijwielhandel (sgd-rh) (sgd-sb)
specifieke vorm van gemengd - schildersbedrijf
specifieke vorm van groen - club- en werkruimten 1 (sg-cl1) specifieke vorm van groen - club- en werkruimten 2 (sg-cl2)
WA
specifieke vorm van groen - hobbymatig houden van vee (sg-ho) (sg-ml)
(sg-o)
G
(sg-p1)
specifieke vorm van groen - molens
specifieke vorm van groen - onderdoorgang
specifieke vorm van groen - parkeerterrein 1
specifieke vorm van groen - recreatie 1 (sg-r1) specifieke vorm van groen - toiletgebouw (sg-tg) specifieke vorm van horeca - ambachtelijke bierbrouwerij (sh-abb) specifieke vorm van verkeer - botenkraan (sv-bk) specifieke vorm van water - club- en werkruimten (swa-cl) specifieke vorm van water - haven 1 (swa-h1) (swa-h2) (swa-h1)
(swa-h3)
specifieke vorm van water - haven 2
specifieke vorm van water - haven 3
specifieke vorm van water - haven 4 (swa-h4)
(swa-h2)
bouwvlak
WS-SR
[gs]
WA [ond]
gestapeld
onderdoorgang
specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument [sba-mg] specifieke bouwaanduiding - rijksmonument [sba-rm] 3,5 50
(sg-p1)
5,5
WR-MB
maximum bebouwingspercentage (%)
(sg-o)
70
(sg-cl2)
G
1
G
(sg-ml)
G
(sg-r2)
(-bw)
WR-BD
hartlijn leiding - gas
G
hartlijn leiding - riool
15
M
dwarsprofiel gevellijn
WR-V
WR-V
(sg-cl1)
maximale goot- en bouwhoogte (m)
9
(swa-h1)
G
maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)
15
VERKLARING
[ond]
35
gbkn- en kadastrale gegevens
37
5,5
5,5
5,5
8
9
5,5
(sg-r1) (sv-bk)
G
W
(sg-ml)
V-VB
4 7
(sg-tg)
W 7
7
G
12,5
3,5
3
(ga)
WA
12
(swa-h4)
W
12
[sba-mg]
9 14 6
G
6
12
WS-WK 3,5 50
GD
(sgd-gl)
6
4,5
9
9
6
6 9
(p)
4 4,5
G
7,5
[sba-rm]
8,5
12
13
T
14,5
23 5
3,5 50
9
[sba-mg]
2
13,5
6
9
10,5
12,5
4,5
8
13
H
9,5 5 9
1 [sba-rm]
7
4,5 6,5
9
10,5
[sba-rm]
13
2H 503,5
8,5 9
13
(ga)
3
10,5 7 13
7,5 6,5
12,5
6
[sba-mg] [sba-rm]
C
5
[sba-mg]
6,5 5 9,5
10
5,5
10
[sba-mg]
3
8 10,5
8,5
4,5
13
9
6,5
[sba-rm]
9
13 9
8
C
2,5 9
3,5 50
6
6
GD
T
9
7
9
W
6
6
9
9
14 [gs]
(sg-ml) T
V-VB
7,5
[sba-mg]
W
9
14
T 9
4
13
7
12
[sba-rm]
(ga) 26
(sgd-gl)
11
GD
6
8
5,5 4,5
T
6 3,5 50
10
W
4,5
5
6,5
10 4,5
8,5
13
11
9,5 5,5
[sba-rm]
4,5 8,5
T
4,5 6
7,5
7
WS-WK
W
T
8
4
G
11
6,5
15,5
W
3,5
6,5
W
3
WR-V
6
[sba-rm]
9
[ond]
2
4,5
3
(nv)
[sba-rm]
WA
GD
12,5
1
(swa-h3)
(ga)
W
5
16
12,5
T
[sba-mg]10
7,5
11,5
10
11 9
12
[sba-rm] [sba-mg]
[sba-rm]
9
8 5
6,5 9,5
C
14
4
(ga)
5,5
[gs]
2
3,5 50
6,5 10
9
[sba-mg]
[sba-rm]
9
5
3
13
8
[sba-mg]
[sba-rm]
[sba-rm]
7,5
[sba-rm]
11
10,5
3
[sba-mg]
7
4
14
WR-MB
12
[sba-rm]
5
6
11 20
[sba-mg] 9,5 [sba-rm] 8,5
2 7
13
9
T W
6,5
(sgd-gl) [sba-rm] [sba-mg]
7,5
10,5 9
6 8,5
W
8,5
[sba-rm] [sba-rm] C [sba-rm] 4,5
[sba-rm]
3,5 50
H
W C
8
W
6
[ond]
9
W
8,5
W
9
9
7,5
[sba-mg]
15
[sba-mg] [sba-mg] [sba-rm] [sba-rm]
11,5
WR-V
19
4
13
8
[sba-rm]
5,5
5
18
8
6
G
W
(ga)
[sba-mg]
5,5
V-VB
3,5
12,5
7
G
3,5 50
7
9
3,5
(swa-cl)
GD
22
5
5
9
H
9,5
9
5,5 9
WR-V
(swa-h2)
W
BLADINDELING 5
[sba-rm]
5
V-VB
[sba-rm]
V-VB T
(nv)
T
W
M
SAB Arnhem postbus 479 T 026 357 69 11 I www.sab.nl
G
bestemmingsplan
Heusden Vesting Arnhem
schaal : formaat : projectnummer : bladnummer : aantal bladen : Identificatiecode :
gemeente
datum : 1 : 1000 datum ondergrond : A0 voorontwerp : 90424 ontwerp : 1 vaststelling : 3 NL.IMRO.0797.BPHeusdenvesting-VO01
HEUSDEN
11-04-2011 11-04-2011 -
G
5,5
5,5
5,5
8
9
5,5
(sg-r1) (sv-bk)
G
V-VB
4
(swa-h2)
W 3
3,5
7
7
(swa-cl)
(ga)
WA
12
(swa-h4)
8
[sba-rm]
W
12
14,5
14 6
12
6
8,5
12
13
11,5
WS-WK
6 3,5 50
WR-V
4,5
9
GD
(sgd-gl)
9
6
9
(p)
T
G
13,5
9
12
6 7
9
5 6,5
15
V-VB
[ond]
(-bw)
15
M
9
W
10
7,5
6,5
7 10,5
10,5
10
[gs]
6
7,5
1
WA
W
11
7
9
7,5
W
7,5
V-VB
12
W
12
1
1
6,5
1
(sh-abb)
7 11,5
H
6
6,5 11
[sba-rm]
GD (ga)
[sba-rm] 4,5
3,5 50
[sba-rm]
M
6
15
G
3,5
9 7
[sba-mg] 6
W
4 8,5
[sba-mg]
11
4,5
12,5
8
WR-BD 6
T
(sg-o)
9
T
6
6
6
9,5
9,5
4
G
9
G
16 5
6,5
4
4,5
7
8
5,5 8
[sba-rm]
M
[sba-mg]
11
4
[sba-rm]
6,5
W
5,5
6,5
7
3 7
T
M
[sba-rm]
GD
[sba-mg]
[sba-mg]
10,5 7 6
T
[sba-mg]
T
3
T
6,5
9
(ga)
W
W
7
WA G
(nv) (ga)
8 10,5
8,5 12
3,5
3,5
7
7
W
7
specifieke vorm van groen - hobbymatig houden van vee
WA
(sg-ho)
W M
3,5
(sg-ml)
7
(sg-o)
GD G
(sg-p1)
3,5
9
specifieke vorm van groen - onderdoorgang
specifieke vorm van groen - parkeerterrein 1
specifieke vorm van groen - recreatie 1
G
7
specifieke vorm van groen - toiletgebouw (sg-tg)
W
3,5 50
W
specifieke vorm van groen - molens
(sg-r1)
M
[sba-mg]
specifieke vorm van horeca - ambachtelijke bierbrouwerij (sh-abb)
7
9 10 6
9,5
[sba-mg] 10
[sba-rm] (ga)
(ga)
6
7
T
4,5
M
6
[sba-mg]
specifieke vorm van groen - club- en werkruimten 2 (sg-cl2)
3,5
T
9
4,5
7 12
T
5,5
G
W
10,5
T
3,5
(nv) V-VB
7 7
T
(sgd-nb)
4,5
11
T
L-G
8 11,5
(sg-cl1)
WA
6,5
(ga)
WA
11
specifieke vorm van gemengd - schildersbedrijf
specifieke vorm van groen - club- en werkruimten 1
7
G
5
W
3,5
7
4,5
G
(sgd-sb)
3,5
5
G 7
specifieke vorm van gemengd - rijwielhandel (sgd-rh)
T
W
4
9,5
G
7
3,5
(sgd-nb)
(ga)
[sba-mg] W
W
7
specifieke vorm van gemengd - nutsbedrijven
7
4
5
T
G
[sba-mg]
9
[sba-rm]
3,5
9 (ga)
W
3
3,5
7 5
6
T
5
7
W
8
5,5
3
specifieke vorm van gemengd - galerie (sgd-gl)
7
8
9
(sgd-av)
T
9
T
9,5
G
8,5
8,5 4,5
specifieke vorm van gemengd - autoverhuur
3,5
3,5
10
3,5
9,5
6
WA
7
12,5
20,5
[sba-rm]
WA
W
W
4,5
(ga)
6
(p)
(nv)
(ga)
3,5
[sba-mg]
4,5
10,5
parkeerterrein
V-VB
7
5
9,5
8,5
9,5
G
4
nutsvoorziening (nv)
7
8
M
detailhandel
horeca van categorie 1
T
[sba-rm] 11
[sba-rm]
15
schootsvelden
bedrijfswoning uitgesloten
6,5 5,5
V-VB
(dh)
5
11
9
9,5
T
[gs]
wro-zone - wijzigingsgebied 3
(h=1)
W
10
3
horeca tot en met horecacategorie 2
(ga)
M
agrarisch
wro-zone - wijzigingsgebied 2
6,5
10
8,5
6,5
6,5
3,5 50
W
(ga)
12
[sba-rm]
W
9
2
garage
GD
6
wro-zone - wijzigingsgebied 1
(ga) (sgd-gl)
[sba-mg]
5
W
3,5 50
(dh)
10
T
[sba-rm]
10
W
T
W 4,5
7,5
11.5 12
(ga)
13
10
10,5
[sba-mg]
(ga)
T
8,5
7
8
[sba-rm]
(-bw)
5,5
9
8,5
W
9,5
9
11
3,5 50
6
T
WA
9,5
11
G
6
9
[sba-mg]
[sba-rm]
(sgd-sb)
V-VB
9
V-VB
5
10
6 6
7,5
4,5
GD
[sba-rm]
GD
10
6,5
10,5 5 7
10,5
7
21
5,5
9
4,5
[sba-rm]
6
7
W
9,5
5,5
6 9
3
10 6
13
12
[sba-mg]
(ga)
T
H
9
[sba-rm]
9,5
G W
10 10,5
4
(ga)
9
W
10,5
7 10,5
9
6
G
10
4,5
10,5
T
3,5 50
7
W
T
(ga) T
7
[sba-rm]
V-VB
[sba-rm]
(sgd-gl)
7,5
8,5 6
5,5
W 7
[sba-rm]
M
9
7
5
5,5
8
C
5,5
[sba-rm]
13
14
5,5
W
W (a)
10
1
vrijwaringszone - molenbiotoop
4
7,5
7
W
9
8
1
8
5
10
(ga)
9,5
9
6
[sba-rm]
6 6
11
[sba-rm]
[sba-rm] [sba-rm] 3
8
(sgd-rh)
GD
[sba-rm]
12
9,5
GD
3,5 50
6,5 9
8
[sba-mg] T [sba-mg] 5,5 [sba-rm]
9
9,5
11
T
8,5 12,5 8,5
M
geluidzone - industrie
[sba-mg]
[sba-mg]
4,5
[sba-rm]
8
[sba-rm]
9
[sba-rm] 11
5
10
3,5 50 %
W
[sba-mg] 10
15,5
9
WR-A2
AANDUIDINGEN
13
T
6
5,5
WS-WK
8
T
Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed rivierbed Waterstaat - Waterkering
4,5
7,5
8
4,5
6
T
4,5
10
4,5
11
10 7
6,5
14
10
12
[sba-rm]
5,5
4 7,5
9,5
20,5
G
T
[sba-rm]
6,5
10
8,5
9,5
T
10
3,5
13
17
5
[sba-mg]
7
V-VB
3,5 50 %
7
[sba-rm]
7,5
T
4,5
11,5
7
13
9
3,5
[sba-mg]
12
7
10
7,5 6 9,5
WR-V
T
4
7
W
10
6 9,5
[sba-rm]
W
7,5
7
8,5
[sba-mg]
WS-SR
8
9 4,5
[sba-rm]
12
Water
9
[sba-mg] 5
7
W
(ga)
4
C
9
14
8,5
V-VB
10 10
[sba-rm]
6,5
WR-V
4
10
4
Waarde - Vestingwerken
WA
5,5
9
10 7
4,5
[sba-rm]
4,5
9 6,5
[sba-mg]
Verkeer - Verblijfsgebied
V-VB
11
6,5
W
7
11,5
T
7,5
(sgd-av)
Waarde - Monumentale boom
WR-MB
[sba-rm]
8,5 5,5
GD
WR-BD Tuin
8
26
Waarde - Beschermd stadsgezicht
M
13
7
3,5 50 %
Waarde - Archeologie 2
WR-A2 Maatschappelijk
9
4
10,5 14
L-R
W
(ga)
[sba-mg]
8
11
W
7,5
10
7,5
[sba-mg]
9
7
10
12,5 6,5
7,5
9 14 [gs]
6,5
3,5 50 %
Leiding - Riool
H
C
3,5 4
5,5
8,5
C
11
11,5
[sba-rm]
14
12 7
7
G
2
10
1
9,5
3
9
12
8
11
8,5
8,5
3,5 50
10
11,5
11
C
GD (sgd-gl)
6
4,5
7
GD
3
W
13
[sba-mg] [sba-mg]
1
7
3,5 50
9
10,5
V-VB
W
16
[sba-mg]
12
9,5
(ga)
T
(h=1)
L-G
Horeca
[sba-rm]
T
8,5
Leiding - Gas
G
5 9
8
12
7
13
Gemengd
Groen
15,5
[sba-mg]10
8
9
8
6,5
[sba-rm] [sba-rm]
10
11
8
3,5 50
9
5
9
C
7,5
8
9
[sba-rm]
8
5,5
[sba-rm] C [sba-mg]
5
3,5 50
7,5
10
13
W
12,5
[ond]
Wonen
C
12
9
8,5
4,5
10,5
6,5
9
9
10
9
7,5
H
9
4,5
4
GD
V-VB
5
[ond]
H W [sba-mg]
1
W
10,5
9
12
3,5 50
7,5
3,5 50
[sba-mg]
9,5
10 15 4,5
3
C
[sba-rm] 3,5 50
9,5
8
5,5
5
7
10
(ga)
3,5 50
(ga)
5,5
12
[sba-mg]
5,5
T[sba-mg]
[sba-mg]
10
10
9
[sba-mg]
[sba-mg]
6,5
50
H
7
[sba-rm] 12
GD (sgd-gl)
10,5
[sba-rm] [sba-mg]
12
7,5
7,5
11
7,5
9
11
[sba-mg]
14
6,5 5
T
GD
14
5,5
12
Centrum
GD
10
11 9
6,5
[sba-rm]
2
[sba-mg] 6,5
(h=1)
8,5
2
13
10
4,5
C 3,5 50
13
11
8 12,5
9
7,5
9
7,5
[sba-mg]
9
13
6
[sba-mg] [sba-rm]
C
5 9,5
H 3,5
6,5
10,5
9
[sba-mg]
7
13
9
12,5
12,5
[sba-mg] W 5,5
6
6
9,5
[sba-mg] [sba-rm]
4
G
6
9
[sba-mg]
(sg-o)
5,5
9
8
[sba-rm]
3,5
W
5
[sba-mg]
8,5
[sba-rm]
13
10,5 12,5
11
7
4,5 6,5
3,5 50
10,5
11 20
10,5
[sba-rm] 6 7,5 [sba-mg] 11,5
7
V-VB
1 [sba-rm]
9
8,5
[sba-mg]
5
5
5
3
[sba-rm]
12,5
3,5 50
8 5
9
3
BESTEMMINGEN
W
14
[sba-rm]
[sba-rm]
H
GD
12,5
(nv)
[gs]
2
WR-MB
12
(ga)
[sba-rm]
10,5 3
plangebied
11,5
8
9
[sba-mg]
[sba-rm]
PLANGEBIED
10
5,5
6
7,5
[sba-rm]
[sba-mg] 9,5 [sba-rm]
8,5
5
[sba-rm]
2
8
14
W
7
7
6
23
12,5
7,5
4,5 9
9,5
W C
W
10,5
T
10,5
13
3,5 50
7,5
8
2 8
H
4 4,5
W
8,5
[sba-rm] [sba-rm] C [sba-rm] 4,5
[sba-rm]
3,5 50
[ond]
9
6
9
4
11
[sba-mg] (ga)
6
15
[sba-mg] [sba-mg] [sba-rm] [sba-rm]
6
G
19
[sba-mg]
9
[sba-mg]
5
6,5
(sgd-gl) [sba-rm] [sba-mg]
9
4
[sba-rm]
9
7,5
W
13
5,5
5
18
8
6
V-VB
W
(ga)
[sba-mg]
5,5
G
7
9 12,5
7
G
3,5 50
3,5
W
9 6,5
8,5
GD
12,5
5
5
9
LEGENDA
9,5
9
5,5 9
3,5
G
W
7
(sg-tg)
WR-V
5
W
(sg-ml)
5
[sba-rm]
6,5
6,5
10,5
11
[sba-rm] [sba-mg]
6,5
9
specifieke vorm van verkeer - botenkraan
(ga)
(sv-bk)
G specifieke vorm van water - club- en werkruimten (swa-cl)
6,5
10,5
[sba-mg]
(ga)
6
11
[sba-rm]
specifieke vorm van water - haven 1 (swa-h1) (swa-h2)
L-R (swa-h3)
V-VB
specifieke vorm van water - haven 2
specifieke vorm van water - haven 3
specifieke vorm van water - haven 4 (swa-h4) bouwvlak
G
[gs]
[ond]
gestapeld
onderdoorgang
(p)
G
specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument [sba-mg]
V-VB specifieke bouwaanduiding - rijksmonument [sba-rm]
G
3,5 50
G
WA 5,5
maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%) maximale goot- en bouwhoogte (m)
9
maximum bebouwingspercentage (%) 70
L-G
1
dwarsprofiel gevellijn
WR-V
hartlijn leiding - gas hartlijn leiding - riool
WR-V WA
VERKLARING 35
gbkn- en kadastrale gegevens
37
G G
BLADINDELING
G WR-BD
L-G
1 WA
2
3
V-VB
G
SAB Arnhem postbus 479 T 026 357 69 11 I www.sab.nl
G
11-04-2011
Heusden Vesting Arnhem
schaal : formaat : projectnummer : bladnummer : aantal bladen : Identificatiecode :
gemeente
datum : 1 : 1000 datum ondergrond : A0 voorontwerp : 90424 ontwerp : 2 vaststelling : 3 NL.IMRO.0797.BPHeusdenvesting-VO01
HEUSDEN
11-04-2011 11-04-2011 -
(swa-h1)
LEGENDA
WR-MB (sg-cl2)
G
PLANGEBIED plangebied
(sg-o)
G WR-V
WR-V G
(sg-r2)
(-bw)
BESTEMMINGEN
G
Centrum
15
M
W
C
WS-WK
15
Wonen
Gemengd
[ond]
Leiding - Gas
L-G
GD 5,5
5,5
5,5
8
9
5,5
[sba-rm]
5
W
6,5
8,5
GD
[sba-rm]
5 5,5
4
11
3,5 50
5,5
W
2
[sba-rm]
V-VB
9
7,5
[sba-mg]
W
15,5
13
6,5 9
7
[sba-rm] 26
T
(sgd-av)
W
GD
7
[sba-rm]
12 5 3,5
5
10,5
GD
8,5 6
5,5
W
V-VB
T
8,5
(ga)
W
13
10
GD
(sgd-gl) 3,5 50
W
(ga)
6
(ga)
6,5
3,5
6
8
9
M
[sba-mg]
9
3,5
6
8
9
T
L-R
specifieke vorm van gemengd - galerie (sgd-gl)
9
6 9
T
W
V-VB
(ga)
5
T
6 9
specifieke vorm van gemengd - nutsbedrijven (sgd-nb)
(ga)
WR-BD
3
specifieke vorm van gemengd - rijwielhandel (sgd-rh)
6
GD (sgd-sb)
W
specifieke vorm van groen - club- en werkruimten 1
W (ga)
7
specifieke vorm van groen - club- en werkruimten 2
6
(sg-cl2)
(ga)
9
3,5
WA
7
T
4,5 3,5 7
(sg-ho)
WA
7
T
5
(sg-ml)
3,5
9 (ga)
G
7
3,5
9
L-R
7
4
T
7,5
(sg-p1)
specifieke vorm van groen - onderdoorgang
specifieke vorm van groen - parkeerterrein 1
70% specifieke vorm van groen - recreatie 1
T 3,5
3,5
(sg-r1)
M
7
7
specifieke vorm van groen - toiletgebouw
T
(sg-tg)
G
T
3,5
T
(sg-o)
V-VB
(ga)
W
specifieke vorm van groen - molens
7
4
5
GD
specifieke vorm van groen - hobbymatig houden van vee
(sg-ho)
3,5
10
specifieke vorm van gemengd - schildersbedrijf
(sg-cl1)
3,5
(nv)
specifieke vorm van gemengd - autoverhuur (sgd-av)
6
G
9
3,5 50 3
T
6,5
V-VB
3,5 4
11
V-VB
WA
T
6 9
(ga)
(ga)
parkeerterrein (p)
W
9
WA
9
(ga)
11
[sba-rm]
T
3,5
9,5
[sba-rm]
nutsvoorziening
[gs]
9,5 6,5
10
W
horeca van categorie 1 (h=1)
9
T
detailhandel
(nv)
7
6,5
schootsvelden
bedrijfswoning uitgesloten
horeca tot en met horecacategorie 2
7
10,5
[sba-rm] [sba-mg]
10
[sba-rm] 6
M
3,5
W
wro-zone - wijzigingsgebied 3
3,5
6,5
14,5
4,5
T
G
6 8
3
W
T
25
WR-V
G
6,5
agrarisch
wro-zone - wijzigingsgebied 2
garage
M
9,5
[sba-mg]
10
2
wro-zone - wijzigingsgebied 1
(ga)
(p)
G
24
10
[sba-mg]
9
4,5
5,5
10
4
11
6
T
9,5
[sba-rm]
10
6
6 9,5
4,5
(sgd-gl)
7,5
6
T
4
7,5 5,5
[sba-rm]
8
[sba-rm]
(dh)
T
[sba-mg]
4,5
(a)
W
13
T
M
9,5
W
(-bw)
T
[ond]
7,5
6
11
8
T
8
4,5
6
13
4,5
[sba-mg]
[sba-mg]
13
17
7
W
7
8,5
10
8,5
[sba-mg]
9
9 4,5
10 7
4,5
6,5
(nv)
8
5
9 6,5
5
10 4,5
(a)
G
V-VB T
W
4,5
4,5
9 4
9
6,5
[sba-mg]
8
5,5
[sba-mg]
10
9,5 5,5
[sba-rm]
4,5 8,5 5,5
3,5 50
6
11
W
vrijwaringszone - molenbiotoop
T
6
GD
6
7,5
7
4,5
(sgd-gl)
1
T
T
8
4
WS-WK
W
4
12
(ga)
geluidzone - industrie
T 9
3,5 50 %
AANDUIDINGEN
G
11
10
(ga)
(sg-ml) T
14 [gs]
W
WS-WK
9
9
[sba-rm]
[ond]
Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed rivierbed Waterstaat - Waterkering
6
12,5
5
WS-SR
WA
6
8
6
WA
7
9
W
14
WR-V Water
3,5
6,5
[sba-rm]
10,5 3
9
Waarde - Vestingwerken
V-VB WR-V
6
(nv)
[gs]
Verkeer - Verblijfsgebied
6
6
Waarde - Monumentale boom
WR-MB
T
WA 4,5
T
WR-BD Tuin
9
3
GD
Waarde - Beschermd stadsgezicht
M
2,5
GD
12,5
9
14
[sba-rm]
8
Maatschappelijk (swa-h3)
(ga)
8
[sba-mg]
16
(ga)
10
(sgd-gl) [sba-rm] [sba-mg]
(ga)
7,5
11,5
9
[sba-mg]
4
9
specifieke vorm van horeca - ambachtelijke bierbrouwerij
3,5
7
7
(sh-abb)
T
WA
specifieke vorm van verkeer - botenkraan
W 3,5
G
(sv-bk) (sg-o)
7
specifieke vorm van water - club- en werkruimten (swa-cl)
T
specifieke vorm van water - haven 1 (swa-h1)
G
specifieke vorm van water - haven 2 (nv) V-VB
(swa-h2)
WR-V
(swa-h3)
specifieke vorm van water - haven 3
specifieke vorm van water - haven 4 (swa-h4) bouwvlak
G
[gs]
WA
WA [ond]
gestapeld
onderdoorgang
specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument
G
[sba-mg] specifieke bouwaanduiding - rijksmonument [sba-rm]
G
3,5 50 5,5
maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%) maximale goot- en bouwhoogte (m)
9
maximum bebouwingspercentage (%) 70
1
dwarsprofiel gevellijn hartlijn leiding - gas hartlijn leiding - riool
VERKLARING 35
gbkn- en kadastrale gegevens
37
WR-V WA
BLADINDELING
1 2
SAB Arnhem postbus 479 T 026 357 69 11 I www.sab.nl
3,5
6,5
Waarde - Archeologie 2
WR-A2
H
W
9
5
L-R Horeca
22
5
Leiding - Riool
G
H
9,5
9
5,5 9
5
Groen
V-VB
[sba-rm]
bestemmingsplan
3
HEUSDEN VESTING Arnhem
schaal : formaat : projectnummer : bladnummer : aantal bladen : Identificatiecode :
gemeente
datum : 1 : 1000 datum ondergrond : A0 voorontwerp : 90424 ontwerp : 3 vaststelling : 3 NL.IMRO.0797.BPHeusdenvesting-VO01
HEUSDEN
11-04-2011 11-04-2011 -
Bestemmingsplan
Heusden Vesting Regels
Gemeente Heusden
Datum: 11 april 2011 Projectnummer: 90424 ID: NL.IMRO.0797.BPHeusdenvesting-VO01
INHOUD REGELS
1
Inleidende regels
3
Artikel 1 Artikel 2
Begrippen Wijze van meten
3 9
2
Bestemmingsregels
11
Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19
Centrum Gemengd Groen Horeca Maatschappelijk Tuin Verkeer - Verblijfsgebied Water Wonen Leiding - Gas Leiding - Riool Waarde - Archeologie 2 Waarde - Beschermd stadsgezicht Waarde - Monumentale boom Waarde - Vestingwerken Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed Waterstaat - Waterkering
11 14 16 18 20 22 23 25 27 30 32 34 36 38 39 41 43
3
Algemene regels
45
Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25 Artikel 26
Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene aanduidingsregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels Algemene procedureregels
45 45 45 46 48 48 49
4
Overgangs- en slotregels
50
Artikel 27 Artikel 28
Overgangsrecht Slotregel
50 51
Bijlagen − − − −
Bijlage 1. Staat van bedrijfsactiviteiten Bijlage 2. Staat van horeca-activiteiten Bijlage 3. Dwarsprofielen Bijlage 4. Kappenkaart
De verbeelding Verbeelding met legenda
1 Artikel 1
Inleidende regels Begrippen In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
plan het bestemmingsplan Heusden Vesting van de gemeente Heusden.
1.2
bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0797.BPHeusdenvesting-VO01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3
aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4
aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5
aan-huis-verbonden bedrijf het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang dusdanig is dat de activiteit in een woning en/of daarbij behorende andere gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.6
aan-huis-verbonden beroep een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7
afhankelijke woonruimte een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouden, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.
1.8
afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening.
1.9
agrarisch bedrijf een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.10
atelier werkplaats van een beeldend kunstenaar.
SAB
3
1.11
bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12
bed and breakfast een aan de woonfunctie ondergeschikte recreatieve verblijfsvoorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een Bed and Breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.
1.13
bedrijfsgebouw een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.14
bedrijfswoning een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
1.15
beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlak het totale vloeroppervlak van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein dat wordt gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.16
bestaande situatie a t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning; b t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het van het bestemmingsplan en dat in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime.
1.17
bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak.
1.18
bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19
bijgebouw een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.20
bolwerk een verdedigingswerk.
SAB
4
1.21
bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.22
bouwgrens de grens van een bouwvlak.
1.23
bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd; zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder (ruimte onder peil) en zolder (ruimten onder de kap) voor zover deze zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor woonfuncties en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden biedt als de daaronder gelegen bouwlagen.
1.24
bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25
bouwperceelgrens de grens van een bouwperceel.
1.26
bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.27
bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
1.28
cultuurhistorische waarde de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.
1.29
(cultuur)historisch karakter het karakter van de vesting – als afspiegeling van het zich in de loop der tijden ontwikkelde beschavingspatroon – zoals dat is omschreven in de overwegingen, welke hebben geleid tot het inschrijven van de Vesting Heusden, als beschermd stadsgezicht ingevolge de Monumentenwet en welke inschrijving is gericht op het bewaren van het karakter van het stadgezicht, zoals dit nader is omschreven in de toelichting, behorende bij de inschrijving van de Vesting Heusden als beschermd stadgezicht d.d. 21 augustus 1972.
1.30
dagrecreatie recreatieve activiteit die plaats vindt binnen een periode van een uur voor zonsopgang tot een uur na zonsondergang.
SAB
5
1.31
dak iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.32
detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.33
dienstverlening het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie.
1.34
eerste bouwlaag de bouwlaag op de begane grond.
1.35
extensief recreatief medegebruik een vorm van recreatief medegebruik die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving en die nauwelijks of geen invloed heeft op de in de bestemmingsomschrijving van de bestemmingen gegeven doeleinden.
1.36
functie doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.37
galerie ruimte voor het exposeren en verkopen van kunstwerken.
1.38
garagebedrijf een bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.
1.39
gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.40
geluidzoneringsplichtige inrichting een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld.
1.41
gesloten bebouwing bebouwing bestaande uit overwegend aaneengebouwde hoofdgebouwen.
1.42
gestapelde bebouwing bebouwing bestaande uit zich in één hoofdgebouw boven en naast elkaar bevindende zelfstandige woningen en/of bijzondere woonruimten.
SAB
6
1.43
hobbymatige agrarische activiteiten activiteiten die kunnen worden uitgevoerd in het kader van een agrarisch bedrijf, maar die in omvang zodanig beperkt zijn dat deze niet als bedrijfsmatig kunnen worden beschouwd.
1.44
hobbymatig houden van vee het niet bedrijfsmatig houden van vee.
1.45
hoofdfunctie een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.46
hoofdgebouw een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.47
hoofdwal de doorlopende wal van een vestingwerk.
1.48
hoornwerk een buitenwerk, bestaande uit een gebastionneerd front, verlengd met twee vleugels.
1.49
horeca een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en/of waar bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.
1.50
huishouden een persoon of groep personen die een huishouding voert waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en voor zover het een groep personen betreft van onderlinge verbondenheid.
1.51
kantoor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congresen vergaderaccommodaties.
1.52
kappenkaart een van het bestemmingsplan deel uitmakende kaart, waarop de bestaande kapvormen van de daarvoor in aanmerking komende panden zijn aangegeven.
1.53
kelder een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk.
1.54
maatschappelijke en culturele voorzieningen educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen, sportvoorzieningen, recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.
SAB
7
1.55
mantelzorg het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huishouden, die hulpbehoevend is, respectievelijk zijn, op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.
1.56
molen inrichting bestemd en geschikt voor het benutten van windkracht.
1.57
molenbedrijf bedrijf gericht op het gebruik van een molen als zodanig.
1.58
nevenactiviteit activiteiten die in ruimtelijke opzicht ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op een bouwperceel.
1.59
omgevingsvergunning een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.60
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
1.61
omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening.
1.62
ondergeschikte bouwonderdelen ondergeschikte delen aan een gebouw zoals trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, overstekende daken, goten, luifels, balkons, balkonhekken, schoorstenen, liftopbouwen en andere ondergeschikte (dak)opbouwen.
1.63
ondergeschikte detailhandel beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten.
1.64
overkapping bouwwerken, geen gebouwen zijnde met één dakvlak en maximaal één gesloten wand.
1.65
prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding.
1.66
seksinrichting een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
SAB
8
1.67
standplaats het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
1.68
terras een buiten een gebouw gelegen gebied, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding bedrijfsmatig dranken worden geschonken en/of etenswaren verstrekt.
1.69
voorgevel de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel.
1.70
voorgevelrooilijn de bouwgrens, waarop de voorgevel van het hoofdgebouw is georiënteerd.
1.71
waterhuishoudkundige voorzieningen voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop.
1.72
werk een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.73
woning een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Artikel 2
Wijze van meten Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1
bebouwd oppervlak van een bouwperceel de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
2.2
bebouwingspercentage het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
2.3
bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4
breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
SAB
9
2.5
dakhelling langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6
goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7
inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8
oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9
peil a voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b voor zover gebouwd wordt op of in het water: de waterlijn; c in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
SAB
10
2 Artikel 3
Bestemmingsregels Centrum
3.1
Bestemmingsomschrijving De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a bedrijven in de categorieën A en B van de Staat van bedrijfsactiviteiten; b detailhandel, inclusief aan detailhandelsfunctie verwante horeca als bedoeld in categorie 1a van de Staat van horeca-inrichtingen; c horeca: 1 in categorie 1, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 1’; 2 tot en met categorie 2, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met categorie 2’; d kantoren; e maatschappelijke voorzieningen; f dienstverlening; g het bestaande aantal woningen; h aan-huis-verbonden beroep of bedrijf; i nutsvoorzieningen; j tuinen, erven en verhardingen; k terrassen; l voorzieningen voor verkeer en verblijf; m parkeervoorzieningen; n groenvoorzieningen; o water en waterhuishoudkundige voorzieningen; p de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monument’ en ‘specifieke bouwaanduiding rijksmonument’ aangegeven gebouwen.
3.2 3.2.1
Bouwregels Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ mogen de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte; c ter plaatse van de aanduiding maximale ‘bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ mag de bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte en bebouwingspercentage. Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen In afwijking van het bepaalde in lid 3.2.1 gelden voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen de volgende bepalingen: a de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2; b de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m.
3.2.2
SAB
11
3.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; b de bouwhoogte van tuinmuren ter plaatse van de figuur ‘gevellijn’ niet meer dan 2 m mag bedragen; c de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen anders dan bedoeld onder b mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m; d de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
3.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is: a voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld; b ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het BEVI; d ter voorkoming dat bebouwing onevenredige belemmeringen oplevert voor de bedrijfsvoering van en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de in de omgeving liggende inrichtingen in de zin van het BEVI/bedrijven; e ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid; f voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding ’ specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ en ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’.
3.4 3.4.1
Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de in lid 3.2.1 onder c bedoelde bouwhoogte tot een maximum van 10%; Een in lid 3.4.1 bedoelde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien het (cultuur)historische karakter van de Vesting Heusden niet in onevenredige mate wordt geschaad.
3.4.2
3.5
Specifieke gebruiksregels Voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, gelden de volgende bepalingen: a de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m2; b detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel ten behoeve van en als onderdeel van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in de vorm van ateliers; c de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
SAB
12
3.6
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van een horeca-aanduiding zoals bedoeld in lid 3.1 onder a, dan wel voor het wijzigen van een horeca-aanduiding naar een horeca-aanduiding van een lagere categorie, mits dit in het kader van het gebruik ter plaatse mogelijk is.
SAB
13
Artikel 4
Gemengd
4.1
Bestemmingsomschrijving De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) onder de categorie A, met uitzondering van: 1 geluidzoneringsplichtige inrichtingen; 2 risicovolle inrichtingen; b een schildersbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf’; c een autoverhuurbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - autoverhuur’; d kantoren; e dienstverlening; f ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - galerie’ tevens voor galerieën, ateliers en expositieruimten; g een rijwielhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - rijwielhandel’; h het bestaande aantal woningen; i aan-huis-verbonden beroep of bedrijf; j tuinen, erven en verhardingen; k groenvoorzieningen; l water en waterhuishoudkundige voorzieningen; m voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder begrepen ontsluitingswegen, langzaamverkeerroutes, parkeervoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van bevoorrading; n de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monument’ en ‘specifieke bouwaanduiding rijksmonument’ aangegeven gebouwen.
4.2 4.2.1
Bouwregels Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ mogen de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte; c ter plaatse van de aanduiding maximale ‘bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ mag de bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte en bebouwingspercentage. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; b de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m; c de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.2.2
SAB
14
4.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is: a voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld; b ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het BEVI; d ter voorkoming dat bebouwing onevenredige belemmeringen oplevert voor de bedrijfsvoering van en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de in de omgeving liggende inrichtingen in de zin van het BEVI/bedrijven; e ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid; f voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding ’ specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ en ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’.
4.4 4.4.1
Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de in lid 4.2.1 onder c bedoelde maten tot een maximum van 10%. Een in lid 4.4.1 bedoelde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien het (cultuur)historische karakter van de Vesting Heusden niet in onevenredige mate wordt geschaad.
4.4.2
4.5
Specifieke gebruiksregels Voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, gelden de volgende bepalingen: a de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m2; b detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel ten behoeve van en als onderdeel van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in de vorm van ateliers; c de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
SAB
15
Artikel 5
Groen
5.1
Bestemmingsomschrijving De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a groenvoorzieningen; b bermen en beplantingen; c speelvoorzieningen; d water en waterhuishoudkundige voorzieningen; e voorzieningen voor langzaam verkeer; f nutsvoorzieningen; g het hobbymatig houden van vee, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - hobbymatig houden van vee’; h een molen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - molens’; i een heemtuin ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - recreatie 1’; j een schutterij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - recreatie 2’; k club- en werkruimten en opslag ten behoeve van de exploitatie van de jachthaven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - club- en werkruimten 1’ en ‘specifieke vorm van groen - club- en werkruimten 2’ met dien verstande dat buiten de bebouwing uitsluitend opslag van boten is toegestaan; l sanitaire voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - toiletgebouw’; m een onderdoorgang ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen onderdoorgang’; n parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’; o parkeervoorzieningen alsmede voor de stalling van motorvoertuigen en pleziervoertuigen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen parkeerterrein 1).
5.2 5.2.1
Bouwregels Gebouwen Op of in deze gronden mogen uitsluitend de volgende gebouwen worden gebouwd: a molens, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - molens’ met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 15 m mag bedragen; b gebouwen ten behoeve van de heemtuin, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - recreatie 1’, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 4,5 m mag bedragen en de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 50 m2 mag bedragen; c club- en werkruimten ten behoeve van de exploitatie van de jachthaven, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - club- en werkruimten 1’ met dien verstande dat: 1 de oppervlakte maximaal 100 m2 mag bedragen; 2 de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen; d club- en werkruimten ten behoeve van de exploitatie van de jachthaven, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen - club- en werkruimten 2’ met dien verstande dat: 1 de oppervlakte maximaal 50 m2 mag bedragen; 2 de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen;
SAB
16
5.2.2
5.3
e gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met dien verstande dat: 1 de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2; 2 de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a de maximale bouwhoogte voor lichtmasten mag niet meer bedragen dan 6 m; b bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m; c de maximale bouwhoogte voor masten ten dienste van de schutterij ter plaatse van de aanduiding‘specifieke vorm van groen - recreatie 2’ mag niet meer bedragen dan 16,5 m. Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmeting van bebouwing ten behoeve van het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de vestingstad Heusden.
SAB
17
Artikel 6
Horeca
6.1
Bestemmingsomschrijving De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a horeca: 1 in categorie 1, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 1’; 2 tot en met categorie 2, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca tot en met categorie 2’; b een ambachtelijke bierbrouwerij ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - ambachtelijke bierbrouwerij’; c het bestaande aantal woningen; d aan-huis-verbonden beroep of bedrijf; e tuinen, erven en verhardingen; f terrassen; g voorzieningen voor verkeer en verblijf; h parkeervoorzieningen; i groenvoorzieningen; j water en waterhuishoudkundige voorzieningen; k de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monument’ en ‘specifieke bouwaanduiding rijksmonument’ aangegeven gebouwen.
6.2 6.2.1
Bouwregels Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ mogen de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte; c ter plaatse van de aanduiding maximale ‘bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ mag de bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte en bebouwingspercentage. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; b de bouwhoogte van tuinmuren ter plaatse van de figuur ‘gevellijn’ niet meer dan 2 m mag bedragen; c de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen anders dan bedoeld onder b mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m; d de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
6.2.2
SAB
18
6.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is: a voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld; b ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het BEVI; d ter voorkoming dat bebouwing onevenredige belemmeringen oplevert voor de bedrijfsvoering van en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de in de omgeving liggende inrichtingen in de zin van het BEVI/bedrijven; e ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid; f voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding ’ specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ en ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’.
6.4 6.4.1
Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de in lid 6.2.1 onder c bedoelde maten tot een maximum van 10%; Een in lid 6.4.1 bedoelde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien het (cultuur)historische karakter van de Vesting Heusden niet in onevenredige mate wordt geschaad.
6.4.2
6.5
Specifieke gebruiksregels Voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, gelden de volgende bepalingen: a de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m2; b detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel ten behoeve van en als onderdeel van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in de vorm van ateliers; c de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
6.6
Afwijken van de gebruiksregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1 voor het toestaan van een andere vorm van horeca dan ter plaatse is toegestaan, mits: a geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefklimaat; b geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
6.7
Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone - wijzigingsgebied 3’ wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ met dien verstande dat: a hierdoor geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan vanwege de milieusituatie van omliggende bedrijven; b de regels van de bestemming ‘Wonen’ (Artikel 11) van toepassing zijn; c het cultuurhistorisch karakter van de Vesting Heusden niet in onevenredige mate mag worden geschaad.
SAB
19
Artikel 7
Maatschappelijk
7.1
Bestemmingsomschrijving De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a maatschappelijke en culturele voorzieningen; b bij maatschappelijke instellingen behorende zorg- en aanleunwoningen, voor zover aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan; c één bedrijfswoning per bouwvlak, met dien verstanden dat ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning - uitgesloten’ geen bedrijfswoning is toegestaan; d aan-huis-verbonden beroep of bedrijf; e tuinen, erven en verhardingen; f voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder begrepen ontsluitingswegen, langzaamverkeerroutes, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen; g groenvoorzieningen; h water en waterhuishoudkundige voorzieningen; i een onderdoorgang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding onderdoorgang; j de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monument’/‘ specifieke bouwaanduiding rijksmonument’ aangegeven gebouwen.
7.2 7.2.1
Bouwregels Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte; c ter plaatse van de aanduiding maximale ‘bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage’ mag de bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage niet meer bedragen dan de aangegeven bouwhoogte en bebouwingspercentage; d een bedrijfswoning mag uitsluitend inpandig worden opgericht en de inhoud moet ten minste 200 m3 bedragen; e ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ mag niet worden gebouwd op de begane grond. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; b de bouwhoogte van tuinmuren ter plaatse van de figuur ‘gevellijn’ niet meer dan 2 m mag bedragen; c de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m; d de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
7.2.2
SAB
20
7.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is: a voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld; b ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het BEVI; d ter voorkoming dat bebouwing onevenredige belemmeringen oplevert voor de bedrijfsvoering van en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de in de omgeving liggende inrichtingen in de zin van het BEVI/bedrijven; e ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid; f voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding ’ specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ en ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’.
7.4 7.4.1
Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a de in lid 7.2.1 onder b, c en d bedoelde maten tot een maximum van 10%; Een in lid 7.4.1 bedoelde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien het (cultuur)historische karakter van de Vesting Heusden niet in onevenredige mate wordt geschaad.
7.4.2
7.5
Specifieke gebruiksregels Voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, gelden de volgende bepalingen: a de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m2; b detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel ten behoeve van en als onderdeel van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in de vorm ateliers; c de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
SAB
21
Artikel 8 8.1
8.2 8.2.1
8.2.2
Tuin Bestemmingsomschrijving De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:: a tuinen, erven, verhardingen; b water en waterhuishoudkundige voorzieningen; c de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de figuur ‘gevellijn’ aangegeven tuinmuur. Bouwregels Gebouwen Op of in deze gronden mogen als gebouwen uitsluitend erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, aan een hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming worden gebouwd. Voor deze gebouwen gelden de volgende voorwaarden: a de diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 m; b de afstand tot de bestemmingsgrens van de bestemming ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ mag niet minder bedragen dan 3 m; c de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw; d de breedte van een erker mag niet meer bedragen dan 66% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van tuinmuren ter plaatse van de figuur ‘gevellijn’ niet meer dan 2 m mag bedragen; b de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
SAB
22
Artikel 9 9.1 9.1.1
9.1.2
9.2 9.2.1
9.2.2
Verkeer - Verblijfsgebied Bestemmingsomschrijving De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a gebiedsontsluitingswegen; b erftoegangswegen; c fiets- en voetpaden; d parkeervoorzieningen; e garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘garage’; f terrassen; g groenvoorzieningen; h speelvoorzieningen; i straatmeubilair; j nutsvoorzieningen; k standplaatsen; l water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bruggen; m een botenkraan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - botenkraan’. Het profiel van de wegen ter plaatse van de figuur ‘dwarsprofiel’ is opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage Dwarsprofielen. Bouwregels Gebouwen Voor gebouwen gelden de volgende bepalingen: a ter plaatse van de aanduiding ‘garage’ mogen uitsluitend garageboxen worden gebouwd, daarbij zijn de volgende bepalingen van toepassing: 1 garageboxen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak; 2 de oppervlakte van een garagebox mag niet meer bedragen dan 25 m2; 3 de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m; 4 de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m; b voor nutsvoorzieningen zijn de volgende bepalingen van toepassing: 1 de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m2; 2 de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 m; c gebouwen anders dan toegelaten onder a en b, zijn niet toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a de bouwhoogte van een botenkraan ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van verkeer - botenkraan’ mag niet meer bedragen dan 15 m; b de bouwhoogte van tuinmuren ter plaatse van de figuur ‘gevellijn’ mag niet meer dan 2 m mag bedragen; c de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen anders dan bedoeld onder b mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m; d de bouwhoogte van palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer bedragen dan 12 m; e de bouwhoogte van signalerings- en telecommunicatiemasten mag niet meer bedragen dan 4 m; f de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer bedragen dan 12 m;
SAB
23
g de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m. 9.3
Specifieke gebruiksregels Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan: a het gebruik van de gronden voor terrassen in de maanden december, januari en februari; b het bouwen of in stand houden van bouwwerken ten behoeve van terrassen in de maanden december, januari en februari; c het bouwen van permanente bouwwerken, zoals overkappingen die duurzaam zijn gevestigd aan op aangrenzende gronden gelegen gebouwen, ten behoeve van terrassen.
9.4
Afwijking van de gebruiksregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.1.2 voor het aanbrengen van stoepen voor gebouwen, met dien verstande dat de daartoe benodigde strook geen grotere diepte heeft dan 1,5 m.
SAB
24
Artikel 10
Water
10.1
Bestemmingsomschrijving De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen; b de aanleg en instandhouding van de waterhuishouding van een: 1 een rijksvluchthaven ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water haven 1’; 2 een buitendijkse jachthaven ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - haven 2’; 3 een binnendijkse jachthaven ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - haven 3’; 4 stadshaven ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - haven 4’; c werk- en clubruimten ten behoeve van de exploitatie van de jachthaven uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - club- en werkruimten’; groenvoorzieningen; d voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder bruggen, duikers en gelijksoortige voorzieningen.
10.2 10.2.1
Bouwregels Gebouwen Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de exploitatie van de jachthaven ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water - club- en werkruimten’, met dien verstande dat: a de oppervlakte maximaal 200 m2 mag bedragen; b de bouwhoogte maximaal 3 m mag bedragen. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m. In aanvulling op het bepaalde in lid 10.2.2 geldt ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van water - haven 1’ dat, tevens bouwwerken geen gebouwen zijnde, in de vorm van beschoeiingen, steigers, constructies ten behoeve van de geleiding en beveiliging van het verkeer te water en hijs-/takelwerktuigen zijn toegestaan, met dien verstande dat: a de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m mag bedragen; b de bouwhoogte van hijs-/takelwerktuigen niet meer dan 6 m mag bedragen. In aanvulling op het bepaalde in lid 10.2.2 geldt ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van water - haven 2’, ‘specifieke vorm van water - haven 3’ en ‘specifieke vorm van water - haven 4’ dat, tevens bouwwerken geen gebouwen zijnde, in de vorm van meerpalen en hijs-/takelwerktuigen zijn toegestaan, met dien verstande dat: a de bouwhoogte niet meer dan 5,5 m mag bedragen; b de bouwhoogte van hijs-/takelwerktuigen niet meer dan 6 m mag bedragen.
10.2.2
10.2.3
10.2.4
10.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmeting van bebouwing ten behoeve van het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de vestingstad Heusden.
SAB
25
10.4 10.4.1
10.4.2
10.4.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Water’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem; b het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van oppervlakte verhardingen; c werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke wijziging van de waterhuishouding beogen of ten gevolge hebben conform de keur van het beherende waterschap; d het vellen of rooien van houtopstanden; e het bebossen van gronden welke op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan niet als bos konden worden aangemerkt. Uitzonderingen Het in lid 10.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming; b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan. Toelaatbaarheid De in lid 10.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend: a indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige doeleinden; b nadat het bevoegd gezag advies hebben ingewonnen bij de beheerder van de waterloop c.q. waterhuishoudkundige voorziening.
SAB
26
Artikel 11 11.1 11.1.1
11.1.2 11.2 11.2.1
11.2.2
Wonen Bestemmingsomschrijving De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a vrijstaande of aaneengebouwde woningen, met dien verstande dat uitsluitend de bestaande bouwwijze is toegestaan; b gestapelde woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’; c aan-huis-verbonden beroep of bedrijf; d tuinen, erven en verhardingen; e water en waterhuishoudkundige voorzieningen; f garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘garage’; g detailhandel, uitsluitend ter plaatste van de aanduiding ‘detailhandel’; h hobbymatige agrarische activiteiten ter plaatse van de aanduiding ‘agrarisch’; i een onderdoorgang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding onderdoorgang; j de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - gemeentelijke monument’ of ‘specifieke bouwaanduiding rijksmonument’ aangegeven gebouwen. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal. Bouwregels Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: a hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd; b de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn; c mogen de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 4,5 m en 9 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ een andere goot- en bouwhoogte is aangegeven; d ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ mag niet worden gebouwd op de begane grond. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, waaronder garageboxen, gelden de volgende bepalingen: a aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd; b de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 32 m2, met dien verstande dat niet meer dan 50% van de gronden buiten het bouwvlak mag worden bebouwd; c de gronden gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mogen voor maximaal 50% worden bebouwd; d de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen; e de sub d bedoelde bijgebouwen mogen uitsluitend met een kap worden afgedekt, waarvan de dakhelling niet meer dan 60 graden mag bedragen; f de goothoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen; g de bouwhoogte van aangebouwde bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 4,75 m bedragen; h de sub f bedoelde bijgebouwen mogen uitsluitend met een kap worden afgedekt, waarvan de dakhelling niet meer bedragen dan die van het hoofdgebouw, met dien verstande, dat de daardoor verkregen hoogte van het aangebouwde bijgebouw niet meer dan 4,75 m mag bedragen;
SAB
27
i
11.2.3
11.3
11.4 11.4.1
11.4.2
de dakbedekking van de gebouwen mag uitsluitend bestaan uit gebakken pannen of gehakte leisteen; j ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ mag niet worden gebouwd op de begane grond. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen: a bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd binnen en buiten het bouwvlak; b de bouwhoogte van tuinmuren ter plaatse van de figuur ‘gevellijn’ niet meer dan 2 m mag bedragen; c de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen anders dan bedoeld onder b mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel niet meer mag bedragen dan 1 m; d de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m. Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is: a voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld; b ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c ter voorkoming dat bebouwing gelegen is binnen de veiligheidszone van een inrichting in de zin van het BEVI; d ter voorkoming dat bebouwing onevenredige belemmeringen oplevert voor de bedrijfsvoering van en/of ontwikkelingsmogelijkheden van de in de omgeving liggende inrichtingen in de zin van het BEVI/bedrijven; e ter bevordering van de verkeers- en brandveiligheid en sociale veiligheid; f voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding ’ specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument’ en ‘specifieke bouwaanduiding - rijksmonument’. Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a het bepaalde in lid 11.2.2 onder i ten behoeve van het gebruik van andere materialen voor het oprichten van de gevels; b het bepaalde in lid 11.2.2 onder b voor het toestaan van een gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen van maximaal 50 m2; c het bepaalde in lid 11.2.2 onder e en/of h voor het toestaan van een platte dakafdekking; d de in lid 11.2.2 onder d, f, g en h bedoelde maten tot een maximum van 10%. Een in lid 11.4.1 bedoelde omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend indien het (cultuur)historische karakter van de Vesting Heusden niet in onevenredige mate wordt geschaad en nadat de monumentencommissie schriftelijk om advies is gevraagd.
SAB
28
11.5
Specifieke gebruiksregels Voor de uitoefening van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, gelden de volgende bepalingen: a de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 50 m2; b detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel ten behoeve van en als onderdeel van aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in de vorm van ateliers; c de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
SAB
29
Artikel 12
Leiding - Gas
12.1
Bestemmingsomschrijving De voor ‘Leiding - Gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: a een ondergrondse gastransportleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - gas’; b de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse gastransportleidingen; c groenvoorzieningen.
12.2
Bouwregels In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd: a bouwwerken voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse gastransportleidingen tot een maximale bouwhoogte van 3 m.
12.3
Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat: a het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie dient te zijn gewaarborgd; b het bevoegd gezag schriftelijk advies dient te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
12.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Vergunningplicht Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding - Gas’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen; b het uitvoeren van graafwerkzaamheden; c het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem; d het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen; e het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte. Uitzonderingen Het in lid 12.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming; b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
12.4.1
12.4.2
SAB
30
12.4.3
Toelaatbaarheid a De in lid 12.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening zijn gewaarborgd; b Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in dit lid sub 12.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
SAB
31
Artikel 13
Leiding - Riool
13.1
Bestemmingsomschrijving De voor ‘Leiding - Riool’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de volgende doeleinden: a een ondergrondse rioolleiding ter plaatse van de aanduiding ‘hartlijn leiding - riool’; b de aanleg, instandhouding en/of bescherming van ondergrondse afvalwatertransportleidingen en voorzieningen voor de berging en infiltratie van hemelwater en/of voorzieningen voor de verwerking van grondwater; c groenvoorzieningen.
13.2
Bouwregels In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend worden gebouwd: a bouwwerken tot een maximale bouwhoogte van 3 m voor de aanleg en instandhouding van de ondergrondse afvalwatertransportleidingen.
13.3
Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, met dien verstande dat: a het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de afvalwatervoorziening dient te zijn gewaarborgd; b het bevoegd gezag schriftelijk advies dient te hebben ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
13.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Vergunningplicht Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Leiding - Riool’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen; b het uitvoeren van graafwerkzaamheden; c het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem; d het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen; e het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte. Uitzonderingen Het in lid 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming; b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
13.4.1
13.4.2
SAB
32
13.4.3
Toelaatbaarheid a De in lid 13.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien het behoud van een veilige ligging en de continuïteit van de energie- en afvalwatervoorziening met hemelwater en/of grondwatervoorzieningen zijn gewaarborgd; b Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 13.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de betreffende leidingbeheerder.
SAB
33
Artikel 14 14.1
14.2 14.2.1
14.2.2
14.2.3
14.3 14.3.1
14.3.2
Waarde - Archeologie 2 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden van de gronden. Bouwregels Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd. Indien uit het in lid 14.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen: a de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b de verplichting tot het doen van opgravingen; c de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,70 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen; b het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels; c het aanleggen van leidingen dieper dan 0,70 m onder het maaiveld. Uitzonderingen Het in lid 14.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: a het normale onderhoud en/of gebruik betreffen; b reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
SAB
34
14.3.3
Toelaatbaarheid a de in lid 14.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden; b alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld; c een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
SAB
35
Artikel 15 15.1
15.2 15.2.1
15.2.2
Waarde - Beschermd stadsgezicht Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde - Beschermd stadsgezicht’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de vestingstad Heusden. Bouwregels Voor de kapvorm van hoofdgebouwen en garages geldt dat uitsluitend de bestaande kapvorm is toegestaan zoals opgenomen in bijlage 4, voor zover de kapvorm daarin is opgenomen, met dien verstande dat voor zover de kapvorm niet is opgenomen in bijlage 4, hoofdgebouwen en garages worden afgedekt met een zadeldak, een schilddak of met een afgeplat schilddak. Voor het bouwen van gebouwen als bedoeld in lid 3.2.1 (artikel 3 Centrum) 4.2.1 (artikel 3 Gemengd), 6.2.1 (artikel 6 Horeca), 7.2.1 (artikel 7 Maatschappelijk), 9.2.1 (artikel 9 Verkeer - Verblijfsgebied) en 11.2.1 (artikel 11 Wonen) gelden de volgende bepalingen: a de dakhelling mag niet minder dan 30 en niet meer dan 60 graden bedragen; b de dakbedekking van de gebouwen mag uitsluitend bestaan uit gebakken pannen of gehakte leisteen; c de gevels van de gebouwen mogen is zowel baksteen als in pleisterwerk worden uitgevoerd.
15.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ter verkrijging van een stedenbouwkundig verantwoorde bebouwing in relatie tot het behoud van het (cultuur)historische karakter van de Vestiging Heusden, welke karakter is omschreven in de plantoelichting, nadere eisen te stellen aan de situering en aan de afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor zover deze vanaf de openbare weg zichtbaar zijn.
15.4
Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.2 mits: a door deze afwijking het (cultuur)historische karakter van de Vesting Heusden niet in onevenredige mate wordt geschaad; b schriftelijk advies is gevraagd aan de monumentencommissie.
15.5
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Vergunningplicht Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 15.1 bedoelde gronden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren: a het aanleggen of verharden van wegen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b het ontgronden, bodemverlagen of afgraven en ophogen; c het aanbrengen van bomen of andere opgaande beplanting c.q. het kappen daarvan; d het wijzigen van het profiel van straten, stegen en pleinen; e het wijzigen van het profiel van sloten, watergangen en vestinggrachten dan wel het graven of dempen hiervan.
15.5.1
SAB
36
15.5.2
15.5.3
15.6 15.6.1
15.6.2
15.6.3
Uitzondering Het bepaalde in lid 15.5.1 is niet van toepassing: a op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied; b op werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van de ruimtelijke ordening van niet ingrijpende betekenis zijn. Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.5.1 kan slechts worden verleend, indien door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden de cultuurhistorische waarden van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, versterken en/of herstel van die waarden niet worden verkleind. Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk Vergunningplicht Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 15.1 bedoelde gronden bouwwerken geheel of gedeeltelijk af te breken. Uitzonderingen Het bepaalde in lid 15.6.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden: a van ondergeschikte betekenis, indien door het bevoegd gezag schriftelijk is medegedeeld, dat daarvoor geen omgevingsvergunning is vereist; b die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning; c voortvloeiende uit het normale onderhoud; d ter voldoening van een aanschrijving of een besluit van het bevoegd gezag; e waarvoor ingevolge het bepaalde in artikel 11 van de Monumentenwet 1988 reeds een vergunning is vereist; f waarvoor ingevolge de Monumentenverordening 2010 van de gemeente Heusden reeds een vergunning is vereist. Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 15.6.1 is slechts toelaatbaar, indien door het afbreken van bouwwerken de cultuurhistorische waarden van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, versterken en/of herstel van die waarden niet worden verkleind.
SAB
37
Artikel 16
Waarde - Monumentale boom
16.1
Bestemmingsomschrijving De voor Waarde - Monumentale boom aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de beeldbepalende waarden van de ter plaatse aanwezige monumentale bomen.
16.2
Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden Vergunningplicht Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 16.1 bedoelde gronden de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren: a het vellen of rooien of het verrichten en van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van de bomen tot gevolg kunnen hebben. Uitzondering Het bepaalde in artikel 16.2.1 is niet van toepassing: a op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de boom; b op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van de ruimtelijke ordening van niet ingrijpende betekenis zijn. Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.2.1 kan slechts worden verleend, indien door die werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden de beeldbepalende waarde van de bomen niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, versterken en/of herstel van die waarden niet worden verkleind.
16.2.1
16.2.2
16.2.3
Alvorens te kunnen beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.2.1 wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen van de gemeentelijke welstands- en monumentencommissie.
SAB
38
Artikel 17
Waarde - Vestingwerken
17.1
Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waarde - Vestigingwerken’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en de instandhouding van vestigingwerken waarin ondermeer begrepen: hoofdwal, hoornwerken, bolwerken, taluds, keermuren, vestingtunnels, parkeerplaatsen, gazons, beplantingen en paden, met de daarbij behorende gronden, andere bouwwerken en andere werken.
17.2
Bouwregels In aanvulling op het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemmingen mogen op de in lid 17.1 bedoelde gronden tevens bouwwerken in de vorm van keermuren en vestingtunnels worden gebouwd.
17.3
Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ter verkrijging van een stedenbouwkundig verantwoorde bebouwing in relatie tot het behoud van het (cultuur)historische karakter van de Vestiging Heusden, welke karakter is omschreven in de plantoelichting, nadere eisen te stellen aan de situering en aan de afmetingen van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, voor zover deze vanaf de openbare weg zichtbaar zijn.
17.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Vergunningplicht Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 17.1 bedoelde gronden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren: a het aanleggen of verharden van wegen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b het ontgronden, bodemverlagen of afgraven en ophogen; c het aanbrengen van hoogopgaande beplanting c.q. het kappen daarvan; d het wijzigen van het profiel van straten, stegen en pleinen; e het wijzigen van het profiel van sloten, watergangen en vestinggrachten dan wel het graven of dempen hiervan. Uitzondering Het bepaalde in lid 17.4.1 is niet van toepassing: a op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied; b op werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van de ruimtelijke ordening van niet ingrijpende betekenis zijn. Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.4.1 kan slechts worden verleend, indien door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden de cultuurhistorische waarden van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, versterken en/of herstel van die waarden niet worden verkleind.
17.4.1
17.4.2
17.4.3
SAB
39
17.5 17.5.1
17.5.2
17.5.3
Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk Vergunningplicht Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 17.1 bedoelde gronden bouwwerken geheel of gedeeltelijk af te breken. Uitzondering Het bepaalde in lid 17.5.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden: a sloopwerkzaamheden voortvloeiende uit het normale onderhoud; b sloopwerkzaamheden ter voldoening van een aanschrijving of een besluit van het bevoegd gezag; c waarvoor ingevolge het bepaalde in artikel 11 van de Monumentenwet 1988 reeds een vergunning is vereist; d waarvoor ingevolge de Monumentenverordening 2010 van de gemeente Heusden reeds een vergunning is vereist. Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.5.1 is slechts toelaatbaar, indien door het afbreken van bouwwerken de cultuurhistorische waarden van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, versterken en/of herstel van die waarden niet worden verkleind.
SAB
40
Artikel 18
Waterstaat - Stroomvoerend rivierbed
18.1
Bestemmingsomschrijving De voor 'Waterstaat -Stroomvoerend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor: a de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs; b de waterhuishouding; c de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit; met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
18.2
Bouwregels In of op de voor stroomvoerend rivierbed bestemde gronden mag uitsluitend ten behoeve van de sub a genoemde riviergebonden en de sub b genoemde nietriviergebonden activiteiten worden gebouwd, mits de andere aan deze gronden gegeven bestemmingen dit toelaten. a De riviergebonden activiteiten zijn: 1 de aanleg of wijziging van waterstaatkundige (kunst)werken; 2 de realisatie van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- en recreatievaart; 3 de bouw of wijziging van scheepswerven; 4 de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier; 5 de aanleg of wijziging van scheepswerven; 6 de realisatie van natuur; 7 de uitbreiding van bestaande steenfabrieken; 8 de realisatie van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden, of 9 de winning van oppervlaktedelfstoffen. b De niet-riviergebonden activiteiten betreffen: 1 een groot openbaar belang en de activiteit kan redelijkerwijs niet buiten het rivierbed worden gerealiseerd; 2 een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven en de activiteit kan redelijkerwijs niet uiten het rivierbed worden gerealiseerd; 3 een functieverandering binnen de bestaande bebouwing; of 4 een activiteit die per saldo meer ruimte voor de rivier oplevert op een rivierkundig bezien aanvaardbare locatie. c De activiteiten genoemd sub a en b moeten voldoen aan de volgende voorwaarden: 1 er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat het veilig functioneren va het waterstaatwerk gewaarborgd blijft; 2 er mag geen sprake zijn van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit; 3 er moet sprake zijn van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
SAB
41
4 de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen dienen duurzaam te worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn; 5 En specifiek voor het bepaalde in sub a onder 4 geldt dat de gevraagde rivierverruimingsmaatregelen genomen worden, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
SAB
42
Artikel 19 19.1
19.2 19.2.1
19.2.2
Waterstaat - Waterkering Bestemmingsomschrijving De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor de volgende doeleinden: a voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water; b aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering; c verhardingen; d groenvoorzieningen. Bouwregels Gebouwen In afwijking van hetgeen elders in deze planregels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen gronden geen gebouwen worden gebouwd. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk voor het beheer en onderhoud van de waterkering mogen worden opgericht tot een maximale bouwhoogte van 3 m.
19.3
Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.1 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de voor deze gronden geldende bestemmingen, indien door de bouw en situering van de betreffende bebouwing geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterkering. Alvorens te beslissen over de omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van de waterkering.
19.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Vergunningplicht Het is verboden op de gronden met de bestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a het aanleggen van wegen of paden en/of andere oppervlakteverhardingen; b het uitvoeren van graafwerkzaamheden; c het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indrijven van voorwerpen in de bodem; d het aanbrengen van diepwortelende beplanting en/of bomen; e het ophogen, verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem, of anderszins wijzigen in maaiveld- of weghoogte. Uitzonderingen Het in lid 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de overige bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming; b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
19.4.1
19.4.2
SAB
43
19.4.3
Toelaatbaarheid a De in lid 19.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functie van de waterkering; b Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.
SAB
44
3
Algemene regels
Artikel 20
Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 21
Algemene bouwregels
21.1
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
21.2
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
Artikel 22
Algemene gebruiksregels
22.1
Strijdig gebruik Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan: a gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting; b het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.
22.2
Niet strijdig gebruik Onder strijdig gebruik wordt niet begrepen het gebruik van woningen voor recreatieve verblijfsvoorzieningen in de vorm van ’bed and breakfast’, mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen: a de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de hoofdbebouwing en de daaraan gebouwde bijgebouwen; b het aantal personen ten dienste van de recreatieve verblijfsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 10.
SAB
45
Artikel 23 23.1
23.2 23.2.1
23.2.2
23.2.3
23.2.4
23.3 23.3.1
Algemene aanduidingsregels Geluidzone - industrie Op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone - industrie’ mag, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht indien de voorkeurgrenswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden, tenzij een hogere waarde is vastgesteld. Met uitzondering van nieuwbouw ter vervanging van bestaande geluidsgevoelige bebouwing, waarvoor op basis van een bestemmingsplan reeds een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend. Schootsvelden De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Schootsvelden’ zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van de schootsvelden. Vergunningplicht Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in lid 23.2.1 bedoelde gronden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren: a het aanleggen of verharden van wegen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; b het ontgronden, bodemverlagen of afgraven en ophogen; c het aanbrengen van hoogopgaande beplanting c.q. het kappen daarvan; d het wijzigen van het profiel van straten, stegen en pleinen; e het wijzigen van het profiel van sloten, watergangen en vestinggrachten dan wel het graven of dempen hiervan. Uitzondering Het bepaalde in lid 23.2.2 is niet van toepassing: a op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied; b op werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van de ruimtelijke ordening van niet ingrijpende betekenis zijn. Toelaatbaarheid Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 23.2.2 kan slechts worden verleend, indien door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden de cultuurhistorische waarden van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, versterken en/of herstel van die waarden niet worden verkleind. Vrijwaringszone - molenbiotoop Bouwregels Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - molenbiotoop’ mag, in afwijking van het overigens in deze regels bepaalde, de bouwhoogte van bouwwerken niet meer bedragen dan: a in meters uitgedrukt, de afstand van het bouwwerk tot de molen gedeeld door 30, plus 4.
SAB
46
23.3.2
23.3.3
23.3.4
23.3.5
23.4
Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 23.3.1, ten behoeve van het bouwen tot de bouwhoogte die in het betreffende geval krachtens het overigens in deze regels bepaalde is toegestaan, mits: a daardoor de windvang, het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast; b vooraf de eigenaar en de beheerder van de molen en een deskundige moleninstantie zijn gehoord. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Behoudens het bepaalde in lid 23.3.4 is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de hierna aangegeven werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren: a het aanbrengen van beplanting waarvan de voorzienbare hoogte meer zal bedragen dan op de betreffende plaats overeenkomstig het bepaalde in lid 23.3.1 als maximale bouwhoogte voor een bouwwerk is toegestaan; b het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur, voor zover het geen bouwwerken betreft, waarvan de hoogte meer zal bedragen dan op de betreffende plaats overeenkomstig het bepaalde in lid 23.3.1 als maximale bouwhoogte voor een bouwwerk is toegestaan; c het ophogen van gronden. Uitzonderingen Het in lid 23.3.3 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke: a het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de andere bestemmingen van deze gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming; b reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. Toelaatbaarheid De in lid 23.3.3 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien: a door de uitvoering daarvan, dan wel de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de windvang, het functioneren en de zichtbaarheid van de molen; en b vooraf de eigenaar en de beheerder van de molen en een deskundige moleninstantie zijn gehoord. Wro-zone - wijzigingsgebied 1 Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone - wijzigingsgebied 1’ wijzigen in de bestemming ‘Horeca’, met dien verstande dat: a hierdoor geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de voorzieningenstructuur van de Vesting Heusden; b ter bescherming van het woonkarakter in de Wijksestraat en het plein direct ten oosten van Wijksestraat 14, mag het horecabedrijf niet zijn georiënteerd op de Wijksestraat en op het plein direct ten oosten van de Wijksestraat 14; c na wijziging de regels van de bestemming ‘Horeca’ (artikel 6) van toepassing zijn; d het cultuurhistorisch karakter van de Vesting Heusden niet in onevenredige mate wordt geschaad.
SAB
47
23.5
Artikel 24
Wro-zone - wijzigingsgebied 2 Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone - wijzigingsgebied 2’ wijzigen in de bestemming ‘Centrum’, met dien verstande dat: a hierdoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het voorzieningenstructuur van de Vesting Heusden; b de regels van de bestemming ‘Centrum’ (artikel 3) van toepassing zijn; c het cultuurhistorisch karakter van de Vesting Heusden niet in onevenredige mate mag worden geschaad.
Algemene afwijkingsregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken: a van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft; b van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat: 1 de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen; 2 de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen; c van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot: 1 ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m; 2 ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m; 3 ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m; d van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat: 1 de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak; 2 de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,26 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.
Artikel 25
Algemene wijzigingsregels Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het mogelijk maken van gestapelde woningen, met dien verstande dat: a deze wijzigingsbevoegdheid heeft uitsluitend betrekking op bouwpercelen waarvan wonen het bestaand gebruik is; b uitsluitend de bestaande bebouwing mag hiervoor worden gebruikt;
SAB
48
c ten behoeve van gestapelde woningen wordt een aanduiding opgenomen op de verbeelding; d de inhoud van de bestaande bebouwing waarin de gestapelde woningen worden gerealiseerd bedraagt minimaal 450 m3; e de inhoud van een gestapelde woning bedraagt minimaal 150 m3; f het aantal gestapelde woningen bedraagt maximaal 3, met dien verstande dat: 1 voor zover het aantal naar de openbare ruimte gekeerde gevels niet meer bedraagt dan één, het aantal gestapelde woningen maximaal 2 bedraagt; 2 voor zover de inhoud van de bestaande bebouwing waarin de gestapelde woningen worden gerealiseerd minimaal 1.000 m3 bedraagt, mag het aantal gestapelde woningen maximaal 5 bedragen, mits de inhoud per woning minimaal 250 m3 bedraagt; g het (cultuur)historische karakter van de Vesting Heusden niet in onevenredige mate mag worden geschaad.
Artikel 26 26.1
Algemene procedureregels Nadere eisen Met betrekking tot de voorbereiding van het stellen van nadere eisen ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en wethouders, geldt de volgende procedure: a het voornemen wordt gepubliceerd in het plaatselijk huis-aan-huisblad en tevens langs elektronische weg kennisgegeven; b het voornemen ligt vervolgens twee weken ter inzage op het gemeentehuis; c gedurende de periode van de terinzagelegging kunnen belanghebbenden schriftelijk hun zienswijze kenbaar maken aan het college van burgemeester en wethouders; d na afloop van de termijn van de terinzagelegging beslissen burgemeester en wethouders omtrent nadere eisen.
SAB
49
4 Artikel 27
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht
27.1
Overgangsrecht bouwwerken a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%; c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.2
Overgangsrecht gebruik a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
SAB
50
Artikel 28
Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Heusden Vesting.
SAB
51
Bijlage 1. Staat van bedrijfsactiviteiten
CATEGORIE
SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING nummer
58
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
581
Uitgeverijen (kantoren)
A
18129
Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
B
1814
Grafische afwerking
A
182
Reproduktiebedrijven opgenomen media
A
23
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
231
Glasbewerkingsbedrijven
B
232, 234
Aardewerkfabrieken:
232, 234
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
B
31 31
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
9524
Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m
321
Fabricage van munten, sieraden e.d.
B
322
Muziekinstrumentenfabrieken
B
2
A
35 35
PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
35
Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
35
- < 10 MVA
35
Gasdistributiebedrijven:
35
- gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A
B
A
47 47
DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
47
Detailhandel voor zover n.e.g.
A
4722, 4723
Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken
A
4724
Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel
A
4773, 4774
Apotheken en drogisterijen
A
4778
Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt
A
952
Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
A
55
CATEGORIE
SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING nummer
55
LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
562
Cateringbedrijven
B
50, 51 50, 51
VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
50, 51
Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren)
A
52 52
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
5222
Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren)
A
791
Reisorganisaties
A
5229
Expediteurs, cargadoors (kantoren)
A
53 53
POST EN TELECOMMUNICATIE
61
Telecommunicatiebedrijven
A
64, 65, 66 64, 65, 66
FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN
64, 65, 66
Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen
B
41, 68 41, 68
VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
41, 68
Verhuur van en handel in onroerend goed
A
62 62
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
62
Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d.
A
72 72
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
722
Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek
A
74 63, 69t/m71, 73, OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING 74, 77, 78, 80t/m82 63, 69t/m71, 73, Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 74, 77, 78, 80t/m82
A
CATEGORIE
SBI-CODE 2008 OMSCHRIJVING nummer
82992
Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
A
84 84
OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
84
Openbaar bestuur (kantoren e.d.)
A
86 86
GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
8621, 8622,
Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven
A
8691, 8692
Consultatiebureaus
A
871
Verpleeghuizen
B
8891
Kinderopvang
B
8623
94 94
DIVERSE ORGANISATIES
941, 942
Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren)
A
9491
Kerkgebouwen e.d.
B
94991
Buurt- en clubhuizen
B
59 59
CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
8552
Muziek- en balletscholen
B
85521
Dansscholen
B
9101, 9102
Bibliotheken, musea, ateliers, e.d.
A
931
Schietinrichtingen:
931
- binnenbanen: boogbanen
A
96 96
OVERIGE DIENSTVERLENING
96013
Wasserettes, wassalons
A
9602
Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten
A
9603
Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra
A
Bijlage 2. Staat van horeca-activiteiten
CATEGORIE
1 "LICHTE HORECA"
Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel vanuit functionele als uit milieuoverwegingen (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) niet of nauwelijks storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden: Ia.
aan de detailhandelsfunctie verwante horeca
−
automatiek
−
broodjeszaak
−
cafetaria
−
crêperie
−
croissanterie
−
koffiebar
−
lunchroom
−
snackbar
−
tearoom
−
ijssalon
Ib. overige lichte horeca −
bistro
−
hotel/pension
−
restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice)
CATEGORIE
2 "MIDDELZWARE HORECA"
Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel vanuit functionele als uit milieuoverwegingen aanzienlijk storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven: −
automatiek
−
bar
−
bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bruto-vloeroppervlak groter dan 250 m2
−
biljartcentrum
−
café (openbare gelegenheid waar men dranken kan gebruiken, met daaraan ondergeschikt dansgelegenheid)
−
café-restaurant (met of zonder bezorg- en/of afhaalservice)
−
proeflokaal
−
restaurant met een bezorg- en/of afhaalservice (pizzeria, chinees, drive-in, etc.)
−
shoarma/grillroom
−
zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen)
CATEGORIE
3 "ZWARE HORECA"
Horecabedrijven, die gelet op de aard en omvang ervan zowel vanuit functionele als uit milieuoverwegingen in min of meer ernstige mate storend kunnen werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze horecabedrijven: −
dancing (dansgelegenheid)
−
discotheek/discobar (openbare drank- en dansgelegenheid)
−
nachtclub (gelegenheid voor dansen en ander vermaak die 's nachts geopend is)
−
partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen)
Bijlage 3. Dwarsprofielen
Bijlage 4. Kappenkaart
Bestemmingsplan
Heusden Vesting Toelichting
Gemeente Heusden
Datum: 11 april 2011 Projectnummer: 90424 ID: NL.IMRO.0797.BPHeusdenvesting-VO01
INHOUD
1
Inleiding
3
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Aanleiding Het plangebied Huidige juridische status plangebied Planvorm Leeswijzer
3 3 4 5 5
2
Ruimtelijk beleidskader
6
2.1 2.2 2.3
Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid
6 7 12
3
Planbeschrijving
22
3.1 3.2 3.3
Ligging plangebied in de omgeving Beschrijving van Heusden-Vesting Voorzieningen
22 23 26
4
Realiserings- en uitvoeringsaspecten
28
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10
Bodem Natuur Water Archeologie en cultuurhistorie Geluid Geurhinder Luchtkwaliteit Externe veiligheid Bedrijvigheid Kabels en leidingen
28 28 31 39 44 46 46 47 50 50
5
Planuitgangspunten
51
5.1 5.2
Functioneel en ruimtelijk Deregulering
51 51
6
Duurzaamheid
53
7
Economische haalbaarheid
54
8
De bestemmingen
55
8.1 8.2
Algemeen Dit bestemmingsplan
55 57
9
Procedures
65
9.1 9.2 9.3
Inspraak Overleg Zienswijzen
65 65 65
Bijlagen − − − −
.
Bijlage 1: Aanwijzing tot beschermd stadsgezicht Bijlage 2: Overzicht bodemonderzoeken Heusden Vesting Bijlage 3: Flora- en fauna rapportage Heusden Vesting, gemeente Heusden Bijlage 4: Lijst gemeentelijke en rijksmonumenten
1 1.1
Inleiding Aanleiding De gemeente Heusden is bezig met een actualiseringslag voor alle bestemmingsplannen. Voor Heusden Vesting vigeren 13 bestemmingsplannen (waarvan 12 partiële herzieningen) en het is wenselijk dit terug te brengen tot 1 plan waarbij hoofdzakelijk de actuele situatie inzichtelijk wordt gemaakt en hiervoor met dit bestemmingsplan in een actueel juridisch-planologisch kader wordt voorzien De aanleiding om de vigerende plannen te actualiseren is gelegen in het feit dat ze tientallen jaren geleden opgesteld zijn en daardoor sterk verouderd zijn. Het is dringend gewenst om het kaartbeeld weer kloppend te maken met de feitelijke situatie en de regels aan te passen aan de huidige inzichten van rijk, provincie en gemeente. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft immers aan dat een bestemmingsplan om de tien jaar moet worden herzien en dat is dus op een groot deel van de hierboven aangegeven bestemmingsplannen van toepassing. Daarnaast zijn de bestemmingsplannen door vele (partiële) herzieningen grotendeels uiteengevallen waardoor de samenhang van die plannen niet altijd meer goed kan worden overzien. De Wro bevat onder meer de volgende elementen: Een verplichting om één of meer bestemmingsplannen vast te stellen voor het gehele gemeentelijke grondgebied; − bevordering van de actualiteit van bestemmingsplannen; − vereenvoudiging en verkorting van de procedure om bestemmingsplannen aan te passen of deze na 10 jaar weer te verlengen. Na 10 jaar kan men kiezen tussen een nieuw bestemmingsplan of voor een verlenging met 10 jaar. Deze verplichting is gesanctioneerd. Het onderhavige bestemmingsplan is conserverend van aard, dat wil zeggen het is in beginsel gericht op het planologisch regelen van de bestaande functies in het plangebied. Daarbij rekening gehouden met wijzigingen die zijn opgetreden sinds het van rechtskracht worden van de diverse plannen.
1.2
Het plangebied Het plangebied valt onder te verdelen in de bebouwde historische stadskern en de onbebouwde vestinggordel (vestinggracht en vestingwerken), waaronder de voormalige schootsvelden vallen. Eén en ander zoals begrensd in het besluit tot de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht en met enkele uitbreidingen van gebieden buiten deze aanwijzing. Het aanwijzigingsbesluit is opgenomen in de bijlagen. Op de navolgende afbeelding is de globale begrenzing van het plangebied weergegeven. Voor een exacte aanduiding van de plangrens wordt verwezen naar de verbeelding bij dit plan.
SAB
3
Globale begrenzing van het plangebied
1.3
bron: Google Earth, 2010
Huidige juridische status plangebied Binnen het plangebied is hoofdzakelijk het bestemmingsplan Vesting Heusden 1984 van kracht. Daarnaast geldt een aantal partiële herzieningen van dit plan. Navolgende tabel biedt hier inzicht in: Naam Vesting Heusden
Raadsbesluit
Besluit GS
Kroonbesluit
21-2-1984
27-3-1985
27-5-1985
1e part herziening*
-
-
-
2e part herziening
15-3-1997
8-12-1985
20-7-1988
3e part herziening
23-8-1988
20-1-1989
-
4e part herziening
19-2-1991
11-6-1991
-
e
5 part herziening
22-11-1994
6-3-1995
-
6e part herziening
14-7-1992
20-10-1992
-
7e part herziening
in voorbereiding -
-
-
-
-
17-12-1996
20-3-1997
-
e
-
-
-
e
21-3-2000
23-6-2000
-
e
8-5-2001
23-10-2001
-
e
8 part herziening* e
9 part herziening 10 part herziening* 11 part herziening 12 part herziening * niet in procedure gebracht
SAB
4
1.4
Planvorm Het bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een beheerplan. Verder is binnen het plangebied een aantal locaties gelegen waar recent ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. Hiervoor zijn de ruimtelijke procedures al afgerond en zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Voor deze locaties is een directe bouwtitel opgenomen in dit bestemmingsplan. Voor de initiatieven die nog onvoldoende uitgewerkt zijn, bestaat via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid om deze locaties in een later stadium, doch binnen de planperiode van het onderhavige bestemmingsplan, te ontwikkelen. Het bestemmingsplan ‘Heusden Vesting’ is vervat in een verbeelding en regels en gaat vergezeld van deze toelichting. Verbeelding Op de verbeelding zijn onder meer de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden aangegeven. Regels De regels bevatten de regeling inzake het gebruik van de gronden die in het plan zijn begrepen en de zich daarop bevindende opstallen. Toelichting In de toelichting wordt de opzet van het plan beschreven en zijn de aan het plan ten grondslag liggende gedachten vermeld. Tevens wordt er verslag gedaan van de resultaten van het over het plan gevoerde overleg en de inspraak.
1.5
Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader geschetst, bestaande uit Europees- en rijksbeleid, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 3 wordt de huidige situatie van het plangebied en de omgeving beschreven. Hoofdstuk 4 geeft een beschrijving van de realiserings- en uitvoeringsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de planuitgangspunten en in hoofdstuk 6 en 7 volgen een beschrijving over duurzaamheid en de economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 8 volgt vervolgens een beschrijving van de juridische regeling en in hoofdstuk 9 wordt ingegaan op de gevoerde inspraak.
SAB
5
2
Ruimtelijk beleidskader
2.1
Rijksbeleid
2.1.1
Nota Ruimte In de Nota Ruimte worden de uitgangspunten voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd, waarbij het gaat om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland (RHS) een belangrijke rol speelt. De kern van het beleid ligt in het toepassen van efficiënte manieren om met de ruimte om te gaan. Uitgangspunt van beleid is dat de ruimtebehoefte zoveel mogelijk wordt gehonoreerd en dat er gezocht wordt naar mogelijkheden om tegelijkertijd ruimtelijke kwaliteit te waarborgen. Dit betekent dat nieuwe bebouwing voor verstedelijking grotendeels tot stand moet komen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ruimte die in het bestaande stedelijke gebied aanwezig is, moet door verdichting optimaal worden gebruikt. Het rijk stimuleert revitalisering, herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen in het algemeen. Toets plan Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is met name het beleidsvoornemen om te komen tot één actueel ruimtelijk-juridisch beheerskader richtinggevend geweest. Het rijksbeleid heeft geen gevolgen gehad voor de opzet en inhoud van dit conserverende bestemmingsplan. Voor de gebieden waar in de toekomst ontwikkelingen zullen plaatsvinden moet rekening gehouden worden met bovenstaand beleid.
2.1.2
Nota Wonen – Mensen, Wensen, Wonen In november 2000 is de nota "Wonen - Mensen, Wensen, Wonen" uitgebracht. In deze nota heeft het kabinet zijn visie op het wonen in de 21e eeuw neergelegd. De nota stelt de wensen van de burger centraal in het woonbeleid. Kwaliteit en keuzevrijheid zijn de sleutelbegrippen in het woonbeleid van nu en de nabije toekomst. Drie principes staan daarbij centraal: − vergroten van de keuzevrijheid van de burger; − aandacht voor maatschappelijke waarden. Aan de keuzevrijheid van de burger zullen, om collectieve waarden te beschermen, altijd grenzen moeten worden gesteld; − een betrokken overheid en een beheerste marktwerking. Overheid en marktpartijen trekken samen op bij de uitvoering van het woonbeleid. Om ook de zwakke groepen op de woningmarkt te beschermen, zal de werking van de markt moeten worden beheerst en zo nodig bijgestuurd; Het woonbeleid voor de komende tien jaar richt zich op vijf kernopgaven; − Vergroten van de zeggenschap over de woning en de woonomgeving. Op dit moment werkt de woningmarkt zodanig dat veel mensen hun woonwensen onvoldoende kunnen honoreren. Om dit te verbeteren, moet de zeggenschap van zowel kopers als huurders worden vergroot;
SAB
6
− Kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities. Bepaalde groepen in de samenleving dreigen de aansluiting te verliezen met de grote groepen die het momenteel voor de wind gaat. Het kabinet wil ook via het woonbeleid deze aansluiting behouden en verbeteren; − Bevorderen van wonen en zorg op maat. Het aantal mensen dat zorg nodig heeft, neemt in de toekomst fors toe. Het woonbeleid wil de ontwikkeling bevorderen van op maat gesneden woon- en zorgarrangementen, die nauw aansluiten bij de (individuele) behoeftes en wensen van de zorgbehoevende; − Verbeteren van de stedelijke woonkwaliteit. De kwaliteit van het wonen in de steden blijft achter bij die elders in het land. Met het grote stedenbeleid en het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) wordt de stedelijke woonkwaliteit verbeterd. De ambities op dit gebied worden aanzienlijk verhoogd. Om beter te kunnen aansluiten bij de woonvoorkeuren is het nodig om, naast het creëren van gewenste woningen en woonmilieus op de zogenaamde Vinex-locaties, bestaande woonmilieus te transformeren door sloop en verkoop. Het gaat bij deze opgave om het transformeren van destedelijke buiten-centrum woonmilieus, waarvan er te veel zijn, naar centrum-stedelijke milieus (via verdichting) en/of groen-stedelijke milieus (via verdunnen en vergroenen). Hiervan zijn er te weinig. In de nota wordt deze operatie toepasselijk de ‘transformatieopgave’ genoemd. − Tegemoet komen aan de groene woonwensen. Er is bij de burgers een grote belangstelling om ruim en groen te wonen. Het woonbeleid richt zich op het faciliteren van deze woonwensen zonder dat daarbij natuurwaarden en ruimtelijke kwaliteiten worden geschaad. Toets plan De gemeente Heusden heeft de genoemde kernopgaven uit het rijksbeleid vertaald in haar visie "Nota Volkshuisvesting". Voor nieuwe ontwikkelingen is deze woonvisie de leidraad.
2.2 2.2.1
Provinciaal beleid Structuurvisie Ruimtelijke Ordening De Wet ruimtelijke ordening vraagt van overheden om in een structuurvisie hun belangen helder te definiëren en aan te geven hoe zij deze willen realiseren. Met de Interimstructuurvisie (2008) heeft de provincie Noord-Brabant hierin een eerste stap gezet. In de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaat de provincie nog een stap verder. De Structuurvisie is op 1 oktober 2010 vastgesteld. De provincie heeft vijf rollen in de ruimtelijke ordening. Dat zijn ontwikkelen, beschermen, ordenen, regionaal samenwerken en stimuleren. Met de structuurvisie vindt de provincie de balans tussen toelatingsplanologie en ontwikkelingsplanologie. Het stellen van heldere kaders biedt daarbij duidelijkheid voor nieuwe ontwikkelingen of voor een efficiënte uitvoering.
SAB
7
De Structuurvisie beschrijft een aantal trends en ontwikkelingen die ruimtelijke keuzes op provinciaal niveau vergen. Deze trends en ontwikkelingen zijn: − ruimtelijke kwaliteit staat onder druk; − veranderend klimaat; − achteruitgang biodiversiteit; − veranderend landelijk gebied; − toenemende behoefte aan duurzame energie; − toenemende concurrentie tussen economische regio’s; − afnemende bevolkingsgroei; − toename mobiliteit. Daarnaast beschrijft de Structuurvisie de onderscheidende kwaliteiten van NoordBrabant. Dit zijn: − de natuurlijke basis; − het ontginningslandschap; − het moderne landschap. Op basis van de hierboven beschreven trends en kernkwaliteiten geeft de Structuurvisie ruimtelijke keuzes voor de toekomstige ontwikkeling van Noord-Brabant. De provincie kiest voor een ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie afkomen. Daardoor dragen ontwikkelingen bij aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant. De ruimtelijke keuzes geven invulling aan het streven naar ruimtelijke kwaliteit en zijn van provinciaal belang. Dit zijn: − regionale contrasten; − vitaal en divers platteland (landelijk gebied); − een robuust water en natuursysteem; − een betere waterveiligheid door preventie; − koppeling van waterberging en droogtebestrijding; − ruimte voor duurzame energie; − concentratie van verstedelijking; − sterk stedelijk netwerk: BrabantStad; − groene geledingszones tussen steden; − goed bereikbare recreatieve voorzieningen; − economische kennisclusters; − (inter)nationale bereikbaarheid; − beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur. De ruimtelijke belangen en keuzes zijn in vier ruimtelijke structuren geordend. Binnen deze structuren worden de belangrijkste maatschappelijke ontwikkelingen opgevangen. De vier structuren zijn de groenblauwe structuur, de agrarische structuur, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Groenblauwe structuur Op basis van de Structuurvisie is onderhavig plangebied gelegen in de groenblauwe structuur. Hierbinnen wil de provincie de contrasten tussen klei, zand en veenontginning versterken. Dit betekent enerzijds inzet op de ontwikkeling van functies die de grootschaligheid en de openheid van de kleigebieden ondersteunen. Anderzijds het versterken van het mozaïeklandschap van het Brabantse zand door menging van functies die de afwisseling en kleinschaligheid versterken. De stad (rood) staat niet te-
SAB
8
genover het land (groen), maar ontwikkelen zich in balans met elkaar, het zogenaamde ‘stadteland’. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten daarbij inspelen op de karakteristieken van de verschillende Brabantse landschappen. De provincie vindt het belangrijk dat bij ruimtelijke ontwikkelingen ook de cultuurhistorische waarden worden betrokken. Landschappen met hoge cultuurhistorische waarden worden op gebiedsniveau behouden en versterkt. De rivieren, de beken en kreken vormen binnen Noord-Brabant de samenbindend waterstructuur. Bij toekomstige ontwikkelingen in stad en land wil de provincie dat het patroon van beken en kreken beter beleefbaar wordt. De water-, klimaat-, natuur en recreatieve ontwikkelingen worden sterker aan dit patroon gekoppeld. Dorpen en steden verbeteren de relatie met de rivier, de beek en krekenstructuur. Dit betekent dat de beken en kreken als doorgaande structuur meer kwaliteit krijgen. Daarbij wordt gekeken naar de grensoverschrijdende relaties van natuurgebieden en het watersysteem. Te denken valt aan grote natuurgebieden als de Brabantse Wal en de Biesbosch en de beken aan de zuidgrens van Brabant.
Ligging (rode cirkel) op de Visiekaart Structuurvisie
SAB
bron: Provincie Noord-Brabant, 2010
9
Toets plan Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is met name het beleidsvoornemen om te komen tot één actueel ruimtelijk-juridisch beheerskader richtinggevend geweest. Daarbij zijn de kwaliteiten van Heusden Vesting zoveel mogelijk benoemd en beschermd. Het doel van dit bestemmingsplan is een actueel kader te scheppen dat voldoet aan de inzichten van deze tijd en met respect voor de aanwezige cultuurhistorische waarden. 2.2.2
Verordening Ruimte De Verordening Ruimte draagt bij aan het realiseren van de provinciaal ruimtelijke belangen en doelen zoals die benoemd zijn in de (Interim)structuurvisie Ruimtelijke Ordening en bevat hiertoe instructieregels die van belang zijn voor gemeenten bij het opstellen van hun bestemmingsplannen. Het ontwikkelen van de Verordening Ruimte gaat in twee fasen. Fase 1 betreft de onderwerpen waarvoor het Rijk uitwerking van de provincie vraagt (onder andere de ecologische hoofdstructuur) of waarvan duidelijk is dat deze inhoudelijk niet ter discussie staan in de nieuwe Structuurvisie. Daarna worden de overige in de Verordening te regelen onderwerpen bepaald en uitgewerkt in fase 2. Dit gebeurt tegelijkertijd met het traject voor de nieuwe Structuurvisie. In de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening, die op 1 oktober 2010 is vastgesteld, zijn de hoofdlijnen van het provinciale beleid voor de komende periode (2025 met een doorkijk naar 2040) aangegeven. De Wet ruimtelijke ordening geeft aan dat niet alleen wordt aangegeven wat de hoofdlijnen van het beleid zijn, maar ook hoe dat gerealiseerd wordt. Daarom stelt de wet een zogenaamde uitvoeringsparagraaf verplicht. De onderwerpen die in de verordening staan komen uit de provinciale structuurvisie. Daarin staat welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De verordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen. De regels in de verordening gelden voor gemeenten en niet rechtstreeks voor burgers. De verordening fase 2 is aanvullend op de verordening fase 1.
2.2.2.1
Fase 1 Op 23 april 2010 is fase 1 van de Verordening Ruimte vastgesteld. De verordening 1e fase is per 1 juni 2010 inwerking getreden. Op de verbeelding behorende bij de Verordening Ruimte fase 1 is aangegeven dat het bebouwde gebied binnen plangebied van dit bestemmingsplan gelegen is in het bestaand stedelijk gebied. Het overige gedeelte bevindt zich in het landelijk gebied.
SAB
10
Ligging binnen de Verordening Ruimte Bron: Provincie Noord-Brabant, 2010
Toets plan Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is met name het beleidsvoornemen om te komen tot één actueel ruimtelijk-juridisch beheerskader richtinggevend geweest. Daarbij zijn de kwaliteiten van Heusden Vesting zoveel mogelijk benoemd en beschermd. Het doel van dit bestemmingsplan is een actueel kader te scheppen dat voldoet aan de inzichten van deze tijd en met respect voor de aanwezige cultuurhistorische waarden.
SAB
11
2.2.2.2
Fase 2 Op 1 en 22 juni 2010 is fase 2 van de Verordening Ruimte vastgesteld. Dit betrof het omzetten van nieuw beleid in regels , komende uit de Structuurvisie ruimtelijke ordening. Daarnaast behelst fase 2 ook een herziening van de verordening ruimte, fase 1. Fase 2 is op 1 maart 2011 in werking getreden. Onderwerpen waarvoor Provinciale Staten aangegeven hebben dat de afweging voor de inzet van instrumenten nauw samenhing met de opstelling van nieuw beleid in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening zijn naar de tweede fase doorgeschoven. Deze onderwerpen zijn: − bescherming van de landschappelijke en natuurwaarden in de groene hoofdstructuur, subzone landbouw en de agrarische hoofdstructuur; − cultuurhistorische en aardkundige waarden; − land- en tuinbouw (inclusief de ontwikkeling van teeltondersteunende voorzieningen); − windenergie, biomassavergisting; − externe veiligheid in relatie tot de ontwikkeling van bedrijventerreinen; − detailhandel en voorzieningen; − nieuwe economische dragers in het buitengebied; − toeristisch-recreatieve ontwikkelingen; − grondwaterbeschermingsgebieden; − de overlegzones infrastructuur; − wateronderwerpen indien dit uit de vaststelling van het Provinciaal Waterplan voortvloeit. Toets plan Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is met name het beleidsvoornemen om te komen tot één actueel ruimtelijk-juridisch beheerskader richtinggevend geweest. Daarbij zijn de kwaliteiten van Heusden Vesting zoveel mogelijk benoemd en beschermd. Het doel van dit bestemmingsplan is een actueel kader te scheppen dat voldoet aan de inzichten van deze tijd en met respect voor de aanwezige cultuurhistorische waarden.
2.3 2.3.1
Gemeentelijk beleid Structuurvisie gemeente Heusden “Ideeën voor een plek” Op 21 juli 2009 heeft de gemeenteraad van de gemeente Heusden de Structuurvisie “Ideeën voor een plek” vastgesteld. Deze structuurvisie geeft de ruimtelijke ambities van de gemeente Heusden voor een periode van 20 jaar, met een accent op de periode 2010-2020. Hoewel het een visie op het gehele gemeentelijke grondgebied betreft, zoals ook bedoeld in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, wil dat niet zeggen dat deze visie ook het op alle aspecten een uitputtende weergave bevat van het ruimtelijke beleid voor de komende 20 jaar. Deze visie richt zich specifiek op de ruimtelijke ontwikkeling en het ruimtelijke investeringsprogramma dat daarmee samenhangt. Voor zover het gaat om de bescherming van de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden, biedt deze structuurvisie buiten signalerende aanduidingen, geen beleidskader. Deze
SAB
12
waarden zijn nader beschreven en beschermd in de ontwikkelingsvisie buitengebied (die eveneens de status van structuurvisie heeft). Voor zover het gaat om de bescherming van de waarden binnen de komgrenzen, dient dit in de geactualiseerde bestemmingsplannen terug te komen. De ambities van de gemeente Heusden hebben voornamelijk betrekking op: − regionale positionering; − natuur en landschap − infrastructuur; − wonen; − bedrijvigheid. De Structuurvisie vormt primair een onderbouwing van de plannen en projecten waarmee de gemeentelijke visie en ambities worden uitgewerkt en gerealiseerd. Voor plannen en projecten die deze ontwikkelingsrichting niet versterken en wellicht zelfs bemoeilijken, kan de structuurvisie tevens worden gebruikt als afwegingskader.
Heusden Vesting binnen de structuurvisie
bron: gemeente Heusden, 2009
Toets plan Dit bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter, waarbij de kwaliteiten van Heusden Vesting zoveel mogelijk worden benoemd en beschermd. Het doel van dit bestemmingsplan is een actueel juridisch-planologisch kader te scheppen dat voldoet aan de inzichten van deze tijd en met respect voor de aanwezige cultuurhistorische waarden.
SAB
13
2.3.2
Ontwikkelingsvisie Buitengebied Op 20 juli 2010 heeft de gemeenteraad de Ontwikkelingsvisie Buitengebied vastgesteld. Deze ontwikkelingsvisie (die ook de status van structuurvisie heeft) is een nadere uitwerking van de structuurvisie en richt zich alleen op het buitengebied. De ontwikkelingsvisie gaat met name in op het regelen van de ‘onbekende’ toekomst. Het bestemmingsplan is bij uitstek geschikt om bestaande rechten en de voorzienbare ofwel 'bekende' toekomst adequaat te regelen. De in het provinciaal beleid aangeduide landelijk gebied is het gedeelte van het plangebied waarop de Ontwikkelingsvisie Buitengebied van toepassing is. Het plangebied is daarbij gelegen in het deelgebied ‘Oeverwallen’. De oeverwallen zijn in het noordelijk deel van de gemeente gesitueerd, zuidelijk van de Maas tot de omgeving van het tracé van het 'Oude Maasje'. In dit gebied liggen de kernen Heusden, Oud-Heusden en Herpt en de kleinere bebouwingsconcentraties Doeveren, Heesbeen en Hedikhuizen, waardoor in het gebied naast landbouw veel verschillende en gemengde functies voorkomen. Het landschap wordt bepaald door rivierlopen, omdat de verkavelingen door de hoogteverschillen haaks op de rivier zijn gericht. Bij een meanderende rivier levert dit zeer onregelmatige patronen op. Door de vruchtbare gronden is het landschap van oudsher gekenmerkt door rijke fruitgaarden, tuin- en akkerbouw. Het gebied van de oude uiterwaarden (Geldersche waarden en de Middelwaard) is door de riviersedimentaties het hoogste gedeelte van de oeverwal en zeer open van karakter. Aan weerszijden van de gemeente Heusden vinden in het kader van het Natuurbeleid uitvoeringsprojecten in het Maasdal plaats, gericht op hoogwaterveiligheid en natuurontwikkeling. De gemeente wil waar mogelijk deze projecten ondersteunen. De gemeente dicht dit gebied de volgende kernkwaliteiten toe: − relatieve openheid en hoogteverschillen in het microreliëf; − aanwezigheid en leesbaarheid van het dijkensysteem langs de huidige Maas en de Hoge Maasdijk; − plaatselijk kleinschalige en onregelmatige verkavelingpatronen gebaseerd op de kronkelende loop van het 'Oude Maasje', de Hedikhuizensche Maas en het Haarsteegs wiel; − overwegend rustige overgangen tussen stedelijke vormen en open landschap met ook de bijzondere ligging van de vesting Heusden; − cultuurhistorische waarde van het gebied, ook in relatie met oude rivierloop (toen Heusden en Nederhemert één samenhangend gebied was). Ligging van het plangebied binnen de ‘oeverwallen’ bron: gemeente Heusden, 2010
SAB
14
Belangrijke landschappelijke doelstellingen zijn onder andere: − het behoud en herstel van de kleinschalige en diverse ruimtelijke en functionele kenmerken (zoals fruit- en boomgaarden, heggen, houtwallen en dergelijke); − het herstel en het leesbaar maken van het tracé van het 'Oude Maasje'; − het behoud en de versterking van de open ligging van de vesting Heusden; − het behoud en de versterking cultuurhistorische waarden van de gehele vestingsen verdedigingswerken met elementen als Fort Hedikhuizen en de inundatiesluizen; − een betere landschappelijke inpassing van kleinschalige of grotere bebouwde gebieden; − verbetering van de profilering op toeristisch en recreatief vlak (vesting Heusden, Fort Hedikhuizen, oude en nieuwe Maaslopen – in combinatie met waterrecreatie en de omgeving van Land van Heusden en Altena). Toets plan Dit bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter, waarbij de kwaliteiten van Heusden Vesting zoveel mogelijk worden benoemd en beschermd. Het doel van dit bestemmingsplan is een actueel juridisch-planologisch kader te scheppen dat voldoet aan de inzichten van deze tijd en met respect voor de aanwezige cultuurhistorische waarden. Daarbij worden in dit bestemmingsplan mogelijkheden geschapen voor een verbeterde profilering op toeristisch en recreatief vlak door bijvoorbeeld het mogelijk maken van functiemenging en het aanwijzen van horecaconcentratiegebieden. 2.3.3
Nota Volkshuisvesting 2030 Op 16 december 2008 heeft de gemeenteraad van de gemeente Heusden de nota Volkshuisvesting 2030 vastgesteld. Op basis van de in 2005 geactualiseerde bevolkings- en woningbehoefteprognose van de provincie Noord-Brabant, heeft de gemeente Heusden tot 2030 een bouwopgave te realiseren van 3.580 woningen. Waar in de komende jaren gebouwd kan worden (kwantiteit) en onder welke planologische randvoorwaarden dit plaats moet vinden, is vastgelegd in provinciaal beleid en de gemeentelijke structuurvisie. In de Nota Volkshuisvesting 2030 wordt aandacht besteed aan de planologische randvoorwaarden, de gemeentelijke bouwopgave, een analyse van de bestaande woningvoorraad en de omvang en samenstelling van de bevolking tot 2030. Het gaat daarbij dus om zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve bouwopgave. Belangrijke accenten die in de nota naar vormen komen zijn: − ruimte bieden aan zowel nieuwbouw als zelfbouw; − kansen bieden voor de doelgroepen. Dit zijn lage inkomens, starters en senioren; − vergroten van de kernvoorraad; − speciale aandacht voor wonen-welzijn-zorg (levensloopbestendige woningen, specifieke woon-zorgvormen); − terughoudendheid ten aanzien van het bouwen van appartementen; − investeren in samenwerking tussen alle betrokken partijen met gemeente als regisseur (woningstichting, huurdersvereniging, gehandicaptenplatform, bewoners); − inspelen op ontwikkelingen bij de provincie, met een insteek op kwaliteit en minder op kwantiteit (certificaat Woonkeur, duurzaam bouwen, technologische ontwikkeling, toegankelijkheidseisen).
SAB
15
Toets plan Dit bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter, waarbij de kwaliteiten van Heusden Vesting zoveel mogelijk worden benoemd en beschermd. Binnen bestemmingsplan is geen woningbouw beoogd. Wel worden meer mogelijkheden geschapen voor de realisatie van appartementen binnen bestaande panden en daarmee het mengen van functies. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 2.3.9. 2.3.4
Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan In januari 2001 heeft de gemeenteraad van Heusden het Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan vastgesteld. In dit plan zijn hoofdpunten uitgewerkt ten aanzien van het oplossen van bestaande problemen en het voorkomen van het ontstaan hiervan. Het plan heeft een beoogde werkingsduur van 10 jaar. De gemeente Heusden heeft gekozen voor het toepassen van het concept Duurzaam Veilig. Dit staat voor een preventieve aanpak van de verkeersonveiligheid, waarbij een drietal hoofdkenmerken van het vervoers- en verkeerssysteem te onderscheiden zijn. Ten eerste een omgeving die qua infrastructuur is aangepast aan de beperking van de menselijke vermogens. Ten tweede voertuigen die zijn voorzien van middelen om de taken van mensen te vereenvoudigen en die geconstrueerd zijn om de kwetsbare mens zo goed mogelijk te beschermen. Ten derde verkeersdeelnemers die adequaat worden opgeleid en geïnformeerd. Een voorwaarde voor een duurzaam veilig ingericht wegennet is herkenbaarheid, waarbij het wegbeeld in overeenstemming dient te zijn met de geldende snelheidslimiet. Daartoe is een aantal wegcategorieën onderscheiden, te weten: − stroomwegen; − ontsluitingswegen; − erftoegangswegen. In dit kader wordt onder een stroomweg verstaan een weg uitgevoerd als autosnelweg of autoweg ertoe dienend het doorgaande verkeer snel te verwerken, onder een ontsluitingsweg een weg die een functie heeft voor afwikkelen en uitwisselen van verkeer en onder een erftoegangsweg een weg die een functie heeft voor het toegankelijk maken van de directe woon- en leefomgeving. Deze categorisering is nader uitgewerkt voor wegen binnen en buiten de bebouwde kom, waarbij verschillende voorwaarden gelden ten aanzien van inrichting en snelheid. Binnen de wegenstructuur van Heusden zijn de Rijksweg A59 en de provinciale weg N267 de belangrijkste interlokale dragers van het hoofdwegennet. De Rijksweg A59 kan als stroomweg worden aangemerkt. Binnen de bebouwde kom fungeert een parallelstructuur (ten opzichte van de Rijksweg A59) als drager van de wegenstructuur. Rechtstreekse ontsluitingen van woningen en bedrijven op de parallelstructuur wordt niet toegestaan.
SAB
16
Hoofdwegenstructuur van de gemeente Heusden
bron: gemeente Heusden, 2010
Toets plan Dit bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter, waarbij de kwaliteiten van Heusden Vesting zoveel mogelijk worden benoemd en beschermd. De wegen zijn daarbij bestemd conform het gemeentelijke verkeer- en vervoersplan. 2.3.5
Groenstructuurplan Heusden 2009-2014 Op 21 juli 2009 is het Groenstructuurplan Heusden 2009-2014 door de gemeenteraad vastgesteld. De gemeente Heusden heeft de ambitie een groene gemeente te zijn, die voor de eigen burgers en voor bezoekers (toeristen) kan fungeren als buffer tussen de verstedelijkte gebieden van sHertogenbosch en Waalwijk. Het groene karakter en de duurzaamheid daarvan berusten in hoofdzaak op de groene kaders van de gemeente. Deze kaders worden gevormd door de groenstructuur van de gemeente. Heusden Vesting is daarbij beschreven als een aparte wijk. Bijzonderheden van Heusden Vesting zijn onder andere de voornamelijk twee- en drielaagse woningen uit de 17e eeuw. Daarnaast kent het gebied een compacte stedenbouwkundige structuur, passend binnen de typering ‘Vestingstad’. Met name de menging van rechthoekig en organisch stratenpatroon en de deels historische bestrating wordt als erg waardevol gezien. Het gebied binnen de vesting is zeer kleinschalig, er is nauwelijks ruimte voor openbaar groen. Het aanwezige groen bestaat daarom met name uit bomen en er zijn nauwelijks groenvakken. Logischerwijs voor een vestiging zijn de entrees duidelijk herkenbaar. De ecologische waarde van het openbare groen in de vesting is laag,
SAB
17
omdat het slechts beperkt aanwezig is. Op de bolwerken en rond de grachten is de ecologische potentie natuurlijk hoger. De ecologische potentie is ook hoger rondom Demer. Buiten de vesting is randgroen rondom de grachten gelegen. Dit groen omsluit de vesting Heusden vanaf de zuidzijde. Vooral het groen langs de zuidrand van de gracht heeft een hoge ecologische potentie. De vestingwerken als geheel zijn een beeldbepalend element op gemeenteniveau en vormen samen een grote groenzone.
Plangebied binnen het groenstructuurplan bron: gemeente Heusden, 2009
Toets plan Dit bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter, waarbij de kwaliteiten van Heusden Vesting zoveel mogelijk worden benoemd en beschermd. De belangrijkste groene en cultuurhistorisch waardevolle elementen zijn in dit bestemmingsplan planologisch beschermd. 2.3.6
Welstandsnota Op 25 mei 2004 is het welstandsbeleid van de gemeente Heusden vastgelegd in de Welstandsnota. In deze gebiedsuitwerking zijn de welstandsaspecten van het bebouwde gebied van de Vesting Heusden beschreven. Hierbij zijn de bebouwingstypen in de verschillende gebieden en de specifieke objecten en ensembles aangegeven.
SAB
18
Afhankelijk van de waarde en gevoeligheid van het gebied en de betekenis voor het aanzien van de openbare ruimte kan voor dat gebied een bijzonder (niveau 1), regulier + (niveau 2 ), regulier (niveau 3) welstandsniveau vastgesteld worden. Afhankelijk van het welstandsniveau worden de beoordelingsaspecten streng, kritisch, licht of niet gehanteerd. In het algemeen geldt: hoe waardevoller de gebiedskarakteristiek, hoe hoger het welstandsniveau. Gebiedsuitwerking Vesting Heusden De Vesting Heusden is bij ministerieel besluit d.d. 21 augustus 1972 aangewezen als beschermd stadsgezicht. Het hele gebied waarvoor het beschermd stadsgezicht geldt is in deze welstandsnota opgenomen als specifiek ensemble. Voor alle bebouwing binnen de grens van het beschermd stadsgezicht geldt het hoogste welstandsniveau: niveau 1. Alle bebouwing heeft een historisch karakter of is aangepast op de historische context. Bij bouwplannen dient niet alleen op de hoofdmassa te worden gelet, maar wordt tevens de detaillering van het bouwplan getoetst. Ondanks dat niet het gehele plangebied deel uit maakt van het beschermd stadsgezicht, is in het hele plangebied welstandsniveau 1 van toepassing. Toets plan Dit bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter, waarbij de kwaliteiten van Heusden Vesting zoveel mogelijk worden benoemd en beschermd. Het doel van dit bestemmingsplan is een actueel juridisch-planologisch kader te scheppen dat voldoet aan de inzichten van deze tijd en met respect voor de aanwezige cultuurhistorische waarden. 2.3.7
Horecabeleid In maart 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heusden het horecabeleid vastgesteld. Het horeca-aanbod binnen de gemeente Heusden is redelijk divers. Iedere kern beschikt over cafés en snackbars. Restaurants concentreren zich met name in HeusdenVesting en in het centrum van Drunen. Er bevinden zich binnen de gemeente meerdere partycentra en hotels. Rondom de Loonse en Drunense Duinen is een aantal minicampings (kamperen bij de boer) aanwezig. Ook biedt de gemeente enkele groepsaccommodaties en bed-and-breakfastadressen. De horeca vervult een belangrijke rol met betrekking tot de vrijetijdsbesteding van de eigen inwoners en van toeristen. Zij ondersteunt de dagrecreatieve mogelijkheden, die de gemeente Heusden biedt, zoals landelijke en regionale routes voor wandelen en fietsen, cultuurhistorische en monumentale bezienswaardigheden in HeusdenVesting, het Nationaal Park Loonse en Drunense Duinen met diens hoge landschappelijke en natuurwaarden en diverse voorzieningen met een meer lokale uitstraling. Bij de ontwikkeling van recreatie en toerisme binnen de gemeente wordt onder andere belang gehecht aan het verlengen van de verblijfsduur van de recreanten. De horeca speelt hier ook een rol bij het bieden van verblijfsrecreatief aanbod. Daarnaast biedt de horeca werkgelegenheid. De gemeente is daarbij van mening dat uitbreiding van de horecafunctie moet plaatsvinden in de kernen van Heusden-Vesting, Drunen en Vlijmen. De gemeente neemt
SAB
19
daarbij in overweging dat daartoe toeristisch-recreatieve motieven bestaan en dat daartoe tevens behoefte bestaat vanuit zowel de ondernemers als de inwoners van de gemeente. Door onder andere aankleding van dorpspleinen met daaromheen horecagelegenheden worden de kernen aantrekkelijker voor de eigen inwoners en voor bezoekers van buitenaf. Toets plan Dit bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter, waarbij de kwaliteiten van Heusden Vesting zoveel mogelijk worden benoemd en beschermd. In het plangebied zijn twee horecaconcentratiegebieden aangewezen waarbij concentratie en ontwikkeling van horeca gewenst is. Dit zijn de Vismarkt en het Burghtplein. De mogelijkheid ten aanzien van terrassen zijn daarbij geregeld in de bestemming “Verkeer – Verblijfsgebied”. De vergunningverlening vindt plaats conform de Algemene Plaatselijke Verordening. 2.3.8
Beleidnotitie Bed & Breakfast De gemeente Heusden ontvangt regelmatig verzoeken voor het starten van een Bed & Breakfast-accomodatie (B&B-accommodatie), en juicht deze ontwikkeling toe. Nog niet alle bestemmingsplannen bieden mogelijkheden om een dergelijke activiteit te realiseren. Het is daarom wenselijk om bij de actualisatie van de bestemmingsplannen een bed en breakfast-accommodatie rechtstreeks, zonder procedure en onder bepaalde voorwaarden, mogelijk te maken. Toets plan Bed & Breakfast-accomodaties worden binnen de algemene gebruiksregels toegestaan, conform de gemeentelijke standaard. Hierin is geregeld dat de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing. Daarnaast mag het het aantal personen ten dienste van de recreatieve verblijfsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 10.
2.3.9
Beleid huisgebonden beroepen Volgens de nieuwe systematiek die gebruikt wordt bij de actualisering van bestemmingsplannen dient een eenduidige definitie opgenomen te worden van het begrip aan huis verbonden beroep of bedrijf. Er wordt geen specifiek onderscheid gemaakt tussen een beroep of een bedrijf aan huis. Het uitoefenen van een beroep aan huis, of het vestigen van een bedrijf aan huis is zonder meer mogelijk, indien wordt voldaan aan bepaalde gebruiksregels. Voorwaarde daarbij is dat de ruimtelijke uitwerking overeenkomt met die van de aan huis gebonden beroepen. De uitoefening van deze beroepen mag immers niet ten koste gaan van een goed woon- en leefmilieu in de omgeving. Als de initiatiefnemer kan aantonen dat aan deze voorwaarden wordt voldaan, is de activiteit rechtstreeks toegestaan. Met deze regeling worden voldoende mogelijkheden geboden voor activiteiten aan huis die passen in de woonomgeving. Het is niet wenselijk activiteiten toe te staan die niet in passen binnen de uitgangspunten van deze regeling. Zoals detailhandel en publieksgerichte activiteiten. Indien hiertoe een verzoek wordt ingediend, wordt hieraan geen medewerking verleend.
SAB
20
Toets plan Dit bestemmingsplan heeft een beheersgericht karakter, waarbij de kwaliteiten van Heusden Vesting zoveel mogelijk worden benoemd en beschermd. Het doel van dit bestemmingsplan is een actueel juridisch-planologisch kader te scheppen dat voldoet aan de inzichten van deze tijd en met respect voor de aanwezige cultuurhistorische waarden. Zo wordt binnen de woonbestemming ruimte geschapen voor huisgebonden beroepen die aan huis die passen in de woonomgeving. 2.3.10
Notitie Appartementenbeleid Vesting Heusden De notitie ‘Appartementenbeleid Vesting Heusden’ is op 20 november 2007 vastgesteld. De notitie is een toetsingskader voor appartementen binnen de in het vigerend bestemmingsplan toegestane bouwmassa voor wonen. Het bouwen van appartementen in de vesting past in een landelijke trend om het bestaande grondoppervlak in Nederland intensiever te benutten. Bij gebruik van de regeling kan binnen Heusden Vesting plaatselijk intensiever worden bewoond, zonder dat dit ten koste gaat van de bestaande waardevolle bebouwingskarakteristiek. In de notitie staan de thema’s leefbaarheid en cultuurhistorie centraal. Het toetsingskader bestaat onder andere uit stedenbouwkundige aspecten, monumentale aspecten, vormgeving en maatvoering, materialen, overlast (onder andere parkeren). Toets plan Het toetsingskader wordt gebruikt bij aanvragen tot planologische medewerking aan een plan dat voorziet in de realisatie van appartementen binnen de bestaande bouwmassa voor wonen. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid voor gestapelde woningen binnen bestaande bouwmassa opgenomen.
SAB
21
3 3.1
Planbeschrijving Ligging plangebied in de omgeving Het plangebied is gelegen in het noorden van de gemeente Heusden. In 1997 is door de gemeentelijke herindeling de gemeente Heusden ontstaan door samenvoeging van de gemeenten Drunen, Heusden en Vlijmen. Heusden-Vesting is omringd door water, zowel door de grachten die onderdeel uitmakten van de verdedigingswerken als de Bergsche Maas. Ook vallen de open schootsvelden op. Dit zijn open vlaktes die vroeger open werden gehouden ten behoeve van de verdediging. Het plangebied is aan de noordzijde begrensd door de Bergsche Maas en daarmee de provincie Gelderland. Aan deze zijde is ook de jachthaven gelegen. Ten noordoosten van de vesting zijn van oudsher enkele bedrijven aanwezig op het bescheiden bedrijventerrein Bakkersdam. Aan de oostzijde is een open, agrarisch gebied gelegen. Hier is ook de Heusdenseweg gelegen, die de vesting verbindt met Herpt. Zuidelijk van de vesting en de schootsvelden ligt de kern Oud Heusden. Ten westen van de vesting loopt de Grotestraat, deze weg verbindt de vesting met bedrijventerrein Heesten en met de N267. Dit is een belangrijke provinciale weg tussen Gelderland (ten noorden) en de A59 (ten zuiden).
Topografische kaart omgeving Heusden
SAB
bron: topografische dienst, 2006
22
3.2 3.2.1
Beschrijving van Heusden-Vesting Historie De nederzetting Heusden is in de periode 1200-1300 ontstaan rond een versterkt tolhuis met kasteel aan de Maas. In de middeleeuwen is de nederzetting uitgegroeid tot een bastidestad. Het stedenbouwkundig patroon dateert uit de periode 1600 en later. In 1460 is de maasmeander die langs het stadje liep kortgesloten. Dit betekende in eerste instantie een aderlating voor Heusden, maar de aanleg van de vestingwerken zorgde vanaf het einde van de zestiende eeuw voor nieuwe economische impulsen. In 1904 kwam Heusden weer aan de Maas te liggen door de opening van de Bergsche Maas. Dit trok onder andere de scheepswerf en de machinefabriek aan. In de periode 1968-1984 werden in de hele stad reconstructie en restauratiewerkzaamheden uitgevoerd, als basis diende de kaart van Blaeu uit 1649. De vestingwerken werden hersteld en terug onder profiel gebracht naar de toestand in 1774. Door rekening te houden met de historische, karakteristieke kleinschalige bebouwing bij de naoorlogse uitbreidingen binnen de vesting werden schaalbreuken vermeden en vormen ‘oud’ en ‘nieuw’ een coherent geheel.
Kaart van Blaeu, uit 1649
SAB
bron: gemeente Heusden, 1985
23
3.2.2
De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht Op 21 augustus 1972 is Heusden-Vesting met de omringende vestinggordel, ingeschreven in het register beschermde stads- en dorpsgezichten. De tekst van deze aanwijzing luidde als volgt: “Overwegende dat Heusden, gemeente Heusden, door zijn strategische ligging een belangrijk historisch vestingstadje, met de in 1630 aangelegde wallen en grachten, het nog authentieke stratenpatroon en een groot aantal 17e eeuwse, 18e eeuwse en 19e eeuwse monumenten een beeld vormt, dat van algemeen belang is vanwege de het karakter en de schoonheid van het geheel.” Gelet op artikel 36 van de Monumentenwet 1988 is de gemeente verplicht voor het aangewezen gebied een beschermend bestemmingsplan op te stellen. Binnen beschermde gezichten geldt een vergunningstelsel voor het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken. Vergunningverlener hiervoor is hier de gemeente.
De grens van het beschermd stadsgezicht, zoals weergegeven op de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht
De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is in bijlage 1 opgenomen. Dit bestemmingsplan voorziet in een planologische regeling voor het grootste gedeelte van het aangewezen beschermd stadsgezicht.
SAB
24
3.2.3
De huidige situatie in Heusden-Vesting Algemeen Om een goed beeld te krijgen van de huidige situatie is voorafgaand aan het traject van de totstandkoming van dit bestemmingsplan een inventarisatie gemaakt van het plangebied. Deze inventarisatie heeft plaatsgevonden in september 2009. Navolgende paragraaf geeft een beschrijving van de huidige situatie. Functies Binnen de vesting is een grote diversiteit aan functies waar te nemen, de woonfunctie overheerst echter. Hierbij wordt in veel panden enkel gewoond, terwijl in panden waar bijvoorbeeld detailhandel is gevestigd de verdieping veelal als woning is ingericht. Bebouwing De bebouwing bestaat voornamelijk uit tweeënhalve of drielaagse bebouwing. Aan de route Breestraat, Botermarkt, Hoofdstraat, Waterpoort kent de straat een verspringende rooilijn en hebben nagenoeg alle panden een dwarskap. De Vismarkt in het westen van de vesting vormt één van de belangrijkste pleinen binnen de vesting. Dit rechthoekige plein kent een gesloten bebouwingswand van twee lagen. De visbank in het noordelijk deel scheidt de markt van de na 1968 heruitgraven Stadshaven. Nabij het Burchtplein staat de in 1949 opgetrokken R.K. kerk, daarachter bevindt zich de herbouwde kasteelruïne. De toegang tot de vesting geschiedt via een viertal poorten: één over het water, de Waterpoort en drie landpoorten; de Herptsepoort in het oosten, de Oudheusdensepoort in het zuiden en de Wijkse Poort in het noordwesten. De vestingwerken rond de stad bestaan uit wallen, verschillende bastions, ravelijnen, enveloppen en diverse grachten. Infrastructuur Het stedenbouwkundig patroon bestaat uit een onregelmatige gridstructuur. De toegangswegen tot de vesting worden gevormd door de Grotestraat, de Steenweg en de Heusdenseweg. De Steenweg vormt de verbindingsweg met Oudheusden en de Heusdenseweg vormt de verbindingsweg naar Herpt. Binnen de vesting zijn alle wegen verkeerstechnisch gelijkwaardig. Wel kennen de belangrijkste wegen binnen de vesting (bijvoorbeeld de Breestraat, Botermarkt, Hoofdstraat, Waterpoort) een andere materialisering dan de overige straten. Een aantal wegen kent eenrichtingsverkeer waardoor doorgaand verkeer door het centrum vrijwel onmogelijk is. De vesting trekt veel toeristen aan. Voor dit doel zijn in en rond de stad (langs toegangswegen) grote parkeerplaatsen aangelegd. Het gehele gebied binnen de vesting heeft een 30km/uur regime. Daarnaast zijn er twee bushalten binnen de vesting te vinden, beide in het zuidoosten van de vesting (aan de Demer). De busroute worden ontsloten via de Heusdenseweg en de Steenweg.
SAB
25
Groen en water De vestingwerken van Heusden zijn goed bewaard gebleven en vormen momenteel het belangrijkste structurerende element rond de stad. De vestingwerken vormen tevens de belangrijkste groene openbare ruimte van de Vesting Heusden. Naast deze groenstructuur kent vesting Heusden een aantal kleinere groenplekken zoals het park rond de kasteelruïne. De vesting wordt aan alle kanten omgeven door water. Aan de oost-, zuid-, westzijde lopen de grachten en aan de noordkant loopt de Maas. Aan deze zijde van de stad ligt, binnen de vestingwerken, de jachthaven. De ecologische waarde van het openbare groen in de vesting is laag, omdat het slechts beperkt aanwezig is. Op de bolwerken en rond de grachten is de ecologische potentie natuurlijk hoger. De ecologische potentie is ook hoger rondom Demer. Vanzelfsprekend is Heusden vesting als geheel een beeldbepalend element voor de gemeente Heusden. Accentpunten liggen op de Vismarkt en op de hoek Breestraat – Pelsestraat (voormalige gemeentehuis met monument). Het groen aan de Tramhaven, rondom jachthaven de Wiel en langs de Demer zijn belangrijke groene structuren in het plangebied. Maar ook de solitaire groene ruimtes rondom de kerk, in de kasteeltuin, bij de Bromsluis en in de Heemtuim zijn waardevol, evenals de bomen op het Burghtplein en de tuin bij het Gouveneurshuis.
3.3 3.3.1
Voorzieningen Detailhandel en horeca De winkelzone van de vesting concentreert zich rondom de Botermarkt. Horeca is geconcentreerd op de Vismarkt en het Burghtplein. Dit centrumgebied bepaalt voor een belangrijk deel de levendigheid van de vesting. Maar ook in de rest van de vesting zijn diverse winkels en horecagelegenheden gevestigd.
3.3.2
Bedrijven Er komen in het gebied diverse kleinschalige bedrijven voor. Een onderscheid kan daarbij worden gemaakt tussen lichte bedrijven, dienstverlenende bedrijvenen bedrijven in de kunst- en cultuursector.
3.3.3
Nutsvoorzieningen Binnen het plangebied bevinden zich diverse nutsvoorzieningen, onder andere trafohuisjes en schakelkasten voor telecomdiensten.
SAB
26
3.3.4
Overige voorzieningen Aan de Kerkstraat is de Nederlands Hervormde Kerk te vinden, met een ommuurd erf. Dit rijksmonument is in 1944 zwaar beschadigd en bestaat daardoor alleen nog uit een driebeukig schip met koor uit de 14e eeuw en een noord beuk uit 1550. De Lutherse Kerk en de Gereformeerde Kerk zijn respectievelijk aan de Putterstraat en de Gasthuisstraat gelegen. In het voormalige stadhuis op de hoek van de Botermarkt en de Pelsestraat is het Heusdens Bureau voor Toerisme (HBT) en het Streekarchiefgevestigd. Verspreid door het plangebied komen diverse andere maatschappelijke voorzieningen voor.
SAB
27
4
Realiserings- en uitvoeringsaspecten
4.1
Bodem
4.1.1
Inleiding In het kader van de onderzoeksplicht dient onder andere de bodemgesteldheid in het plangebied in kaart gebracht te worden. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan.
4.1.2
Onderzoek Het bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan. Bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied blijven gehandhaafd en worden overeenkomstig de huidige situatie geregeld in het bestemmingsplan. Er is geen sprake van een functiewijziging in het plangebied en dus bestaat er geen noodzaak om bodemonderzoek uit te voeren. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied is verontreinigd, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn. Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Wel is in de bijlage een overzicht opgenomen van alle bodemonderzoeken die in de vesting in het verleden zijn uitgevoerd1.
4.1.3
Conclusie Het aspect bodem vormt geen belemmering voor dit conserverende bestemmingsplan.
4.2
Natuur
4.2.1
Inleiding Voor het gebied Heusden Vesting wordt een aantal bestemmingsplannen geactualiseerd en samengevoegd in onderhavig bestemmingsplan. Het bestemmingsplan dat hiervoor is opgesteld is conserverend van aard en legt dus de bestaande functies en bebouwing vast. In het kader van dit conserverende plan heeft SAB B.V. in januari 2010 een rapportage opgesteld waarin een bureaustudie is uitgevoerd naar mogelijk aanwezige beschermde soorten flora en fauna2. Ook eventueel geldende gebiedsbescherming komt aan bod. Deze rapportage is niet te gebruiken als onderbouwing voor fysieke ingrepen in de ruimtelijke ordening zoals sloop en herbouw van gebouwen.
1
Gemeente Heusden (2010) Overzicht bodemonderzoeken Heusden Vesting.
2
SAB Arnhem B.V. (4 januari 2010) Flora- en fauna rapportage Heusden Vesting, gemeente Heusden.
SAB
28
Daadwerkelijke aantasting van gebouwen of infrastructurele werken dienen voorafgegaan te worden door een veldbezoek ter plaatse met eventueel een nader onderzoek. 4.2.2
Wet- en regelgeving Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebiedsen soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische Hoofdstructuur. Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet. Gebiedsbescherming Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen aangewezen worden als Europese Vogelrichtlijn- en/of Habitatrichtlijngebied (Natura 2000). De verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn in Nederland opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998. Hierin zijn de al bestaande staatsnatuurmonumenten ook opgenomen. Op grond van deze wet is het verboden projecten of andere handelingen te realiseren of te verrichten die, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten kunnen verslechteren, of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een andere vorm van gebiedsbescherming komt voort uit aanwijzing van een gebied als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Voor dergelijke gebieden geldt dat het natuurbelang prioriteit heeft en dat andere activiteiten niet mogen leiden tot frustratie van de natuurdoelen. Anders dan bij gebieds- en soortbescherming is de status als EHS niet verankerd in de natuurwetgeving, maar dient het belang in de planologische afweging een rol te spelen. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag. Soortenbescherming Soortenbescherming is altijd aan de orde. Hiervoor is de Flora- en faunawet bepalend. Deze wet is gericht op het duurzaam in stand houden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Deze wet heeft de beschermingsregels, zoals die ook in de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn opgenomen, overgenomen en voor de Nederlandse situatie toegepast. Deze bescherming is als volgt in de Flora- en faunawet opgenomen: − het is verboden beschermde plantensoorten te plukken, verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen (artikel 8); − het is verboden beschermde diersoorten te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen (artikel 9), opzettelijk te verontrusten (artikel 10) en hun nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren (artikel 11). De procedurele consequenties zijn afhankelijk van de soorten die door de ingreep worden beïnvloed.
SAB
29
Zorgplicht Verder geldt altijd artikel 2 van de Flora- en faunawet, een zorgplichtbepaling. Iedereen dient voldoende zorg in acht te nemen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat voorafgaand aan alle werkzaamheden wordt gecontroleerd of dat negatieve gevolgen voor aanwezige soorten kunnen worden voorkomen door het nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs kunnen worden verwacht. 4.2.3
Gebiedsbescherming In het kader van de Natuurbeschermingswet (NB-wet) en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) dient getoetst te worden of negatieve invloeden bestaan op beschermde gebieden. Het plangebied te Heusden ligt niet in of nabij een gebied dat is aangewezen in het kader van de NB-wet. Het dichtstbijzijnde beschermde natuurgebied ligt op een afstand van meer dan drie kilometer (hemelsbreed gemeten). Gezien de afstand, het ontbreken van overeenkomstig habitat en de aard van het tussenliggende gebied zijn geen negatieve effecten aanwezig. Gebiedsbescherming is op dit moment niet aanwezig. Bij nieuwe te ontwikkelen initiatieven zijn negatieve effecten niet op voorhand uitgesloten. Een deel van het plangebied valt onder de EHS (Bergsche Maas). Omdat het om een conserverend bestemmingsplan gaat, worden alleen bestaande functies en activiteiten hierin vastgelegd. Ervan uitgaande dat bij het ontwikkelen van deze functies/activiteiten rekening is gehouden met gebiedsbescherming, wordt gesteld dat geen negatieve effecten aanwezig zijn. Wanneer nieuwe functies of activiteiten worden ontwikkeld die invloed hebben op de rivier of een versnipperend effect hebben op de zoekzones voor ecologische verbindingszones, dan is er mogelijk sprake van een negatief effect op de EHS. Bij de ontwikkeling van dergelijke nieuwe initiatieven moet een nieuwe beoordeling plaatsvinden. Deze rapportage is daarvoor niet geschikt. Voor het conserverende bestemmingsplan is gebiedsbescherming niet aan de orde.
4.2.4
Soortenbescherming Algemene soorten De meeste van de aanwezige soorten zijn beschermd maar vallen onder het lichte beschermingsregime van de Flora- en faunawet (tabel 1). Hiervoor geldt dat aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen op basis van een vrijstelling mogelijk is, zonder dat er sprake is van procedurele consequenties. Strikt beschermde soorten Een aantal van de mogelijk voorkomende soorten staat vermeld op tabel 2 en 3 van de Flora- en faunawet en is daarmee strikter beschermd. Voor deze soorten geldt dat bij een aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet moet worden aangevraagd. Uit de volgende soortgroepen kunnen strikt beschermde soorten voorkomen in het plangebied: − Grondgebonden zoogdieren, Bever (Castor fiber) − Vleermuizen − Vogels − Amfibieën − Vissen
SAB
30
Gezien de verspreidingsgegevens, aanwezige habitats en soortspecifieke eisen zijn strikt beschermde soorten uit deze soortgroepen niet op voorhand uit te sluiten binnen het plangebied. Bij werkzaamheden in het broedseizoen, kunnen broedende vogels worden verstoord, of hun nesten worden aangetast. Er is geen vrijstelling te verkrijgen in het kader van de Flora- en faunawet voor activiteiten die vogels in hun broedseizoen zou kunnen verstoren. Werkzaamheden dienen plaats te vinden buiten het broedseizoen of, als broedende vogels binnen en in de directe omgeving van het plangebied uitgesloten kunnen worden, tijdens het broedseizoen. 4.2.5
Nader onderzoek Het conserverende bestemmingsplan maakt geen nieuwe initiatieven mogelijk, maar legt alleen de bestaande bebouwing en functies planologisch vast. Daarom is een nader onderzoek niet aan de orde.
4.2.6
Aanbevelingen Naast de consequenties die voortkomen uit de Flora- en faunawet is ook een aantal vrijblijvende aanbevelingen te doen ten aanzien van de inrichting van het plangebied, zoals: − voor vleermuizen zouden open stootvoegen aangebracht kunnen worden in spouwmuren, of vleermuiskasten kunnen worden geplaatst tegen de muur op >2,5 meter hoogte in nieuw te bouwen woningen; − bij aanleg van zolders of vlieringen, zouden deze niet helemaal geïsoleerd kunnen worden. Hierdoor ontstaan mogelijk een geschikt verblijf voor vleermuizen; − het creëren van een geleidelijke overgang van de watergangen naar het plangebied. Hierbij dient vegetatieontwikkeling in deze overgang gestimuleerd te worden. Dit kan positieve effecten hebben op het voorkomen van amfibieën; − er kunnen nestpannen of neststenen worden aangebracht ten behoeve van gierzwaluwen. Deze beschermde soort verliest steeds meer nestmogelijkheden.
4.2.7
Conclusie Het aspect natuur vormt geen belemmering voor dit conserverende bestemmingsplan.
4.3 4.3.1
Water Europese Kaderrichtlijn water In het jaar 2000 is de nieuwe Europese ‘Kaderrichtlijn water’ in werking getreden. De richtlijn is in verschillende stukken beschreven. Het doel van deze richtlijn is de vaststelling van een kader voor de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater in de Europese Gemeenschap. Verschillende doelstellingen uit de Kaderrichtlijn zijn ook opgenomen in het landelijke waterbeleid. Aspecten betreffende duurzaam gebruik maken bijvoorbeeld een belangrijk onderdeel uit van het kabinetsstandpunt ‘Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw (WB21)’, en ook in het Nationaal Waterplan zijn al vergaande doelstellingen ten aanzien van de waterkwaliteit opgenomen. Voor deze aspecten zijn daardoor vanuit de
SAB
31
Kaderrichtlijn geen gevolgen te verwachten, die niet ook vanuit andere wet- en regelgeving voortkomen (zie 4.3.2 en 4.3.3). 4.3.2
Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt ‘Anders omgaan met water, waterbeleid in de 21e eeuw’ (WB21), is de zorg over het toenemend hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de zeespiegel. Het kabinet is van mening dat er een aanscherping in het denken over water dient plaats te vinden. Nadrukkelijker zal rekening moeten worden gehouden met de (ruimtelijke) eisen die het water aan de inrichting van Nederland stelt. Het kabinet heeft voor het waterbeleid in de 21e eeuw de volgende drie uitgangspunten opgesteld: − Anticiperen in plaats van reageren; − Niet afwentelen van waterproblemen op het volgende stroomgebied, maar handelen volgens de drietrapsstrategie van ‘vasthouden-bergen-afvoeren’; − Meer ruimtelijke maatregelen naast technische ingrepen. In de Nota Ruimte zijn de ruimtelijke consequenties van het waterbeleid meegenomen. Water en ruimtelijke ordening worden in deze nota nadrukkelijk aan elkaar gekoppeld. De watertoets vormt een waarborg voor de inbreng van water in de ruimtelijke ordening.
4.3.3
Nationaal Waterplan In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het plangebied ligt in het gebied ‘Rivieren’. De grote rivieren bestaan uit het Nederlandse deel van de Rijn inclusief de aftakkingen en de Maas en wordt onderscheiden in bovenrivieren, benedenrivieren en de Maas. De Rijn- en Maasmonding hebben andere hydraulische kenmerken dan het bovenrivierengebied. De rivieren zijn breder en stromen trager en staan onder invloed van het getij. Bij het rivierengebied gaat het om de rivier zelf, het rivierbed en de ruimte binnendijks die nodig is voor rivierverruiming. De rivier en het rivierbed vormen het ‘buitendijks’ gebied. Iedere rivier(tak) heeft eigen kenmerken en eigenschappen. In de afgelopen eeuwen is door de verschillende gebruiksfuncties veel ruimte aan de rivieren ontnomen, met als gevolg dat de rivieren zijn ingeklemd tussen de dijken, die steeds hoger zijn gemaakt. Door de bevolkingsontwikkeling en economische groei zijn de te beschermen waarden sterk toegenomen. Deze kwetsbaarheid van ons land, samen met ongunstige verwachtingen over klimaatverandering en zeespiegelstijging,
SAB
32
maken duidelijk dat een duurzame bescherming tegen hoogwater, zowel nu als in de toekomst, hoge prioriteit moet houden. 4.3.4
PKB Ruimte voor de Rivier De Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier is op 26 januari 2007 van kracht geworden. In de PKB wordt de verwachting uitgesproken dat in de toekomst de waterafvoeren van de rivieren zullen gaan stijgen. Volgens berekeningen kunnen de rivieren op termijn de hogere waterafvoeren niet meer accommoderen. Het Waterbeleid 21e eeuw laat een trendbreuk zien in de omgang met water in Nederland. Er moet ruimte worden gegeven aan water. Het verhogen en versterken van dijken langs waterlopen is een vicieuze cirkel. Om deze reden is de beleidslijn Ruimte voor de Rivier in het leven geroepen en later ook de PKB Ruimte voor de Rivier opgesteld. In de PKB Ruimte voor de Rivier wordt een visie op de ontwikkeling van meer ruimte voor de rivier neergelegd, met een concreet maatregelenpakket voor de korte termijn, een doorkijk naar de lange termijn en in samenhang daarmee een gedifferentieerde ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. De nationale doelstelling in de PKB richt zich op een integrale aanpak van de hoogwaterproblematiek, waarbij voor het rivierengebied als geheel één koers wordt uitgezet en waarbij rekening wordt gehouden met de functies en belangen die in de betreffende deelgebieden aan de orde zijn. De doelstelling in de PKB is tweeledig: − Veiligheid: veilig stellen van gebieden voor toekomstige wateroverlast. − Ruimtelijke kwaliteit: benutten van kansen om de omgeving van de rivieren mooier en aantrekkelijker te maken - het rivierengebied moet er in economisch, ecologisch en landschappelijk opzicht beter van worden. De nationale doelstelling is door het Rijk uitgewerkt in een 40-tal maatregelen. De navolgende figuur geeft aan waar deze maatregelen gelegen zijn. In de PKB is uitgewerkt welke maatregelen het kabinet per gebied wil inzetten. Nabij het plangebied zijn geen maatregelen voorzien.
Figuur 1. Locatie maatregelen PKB Ruimte voor de Rivier
SAB
33
4.3.5
Beleidslijn grote rivieren De ‘Beleidslijn grote rivieren’ van 4 juli 2006 heeft de ‘Beleidslijn Ruimte voor de Rivier’ uit 1996 vervangen. De beleidslijn grote rivieren bestaat uit vier delen, een beleidsbrief, beleidsregels, een handreiking en een set kaarten. Doelstelling van de Beleidslijn grote rivieren is om de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed te behouden en ontwikkelingen tegen te gaan die de mogelijkheid tot rivierverruiming door verbreding en verlaging nu en in de toekomst feitelijk onmogelijk maken. De beleidslijn gaat uit van een eigen risico en verantwoordelijkheid ten aanzien van ontstane schade door hoog water voor activiteiten in het rivierbed. Het afwegingskader in deze beleidslijn is bedoeld om te kunnen beoordelen of activiteiten kunnen plaatsvinden in het rivierbed, en zo ja, onder welke voorwaarden. De beleidslijn zelf is geen instrument om actief rivierverruiming uit te voeren. Daarvoor bestaan andere kaders en procedures. Wel biedt het afwegingskader mogelijkheden voor initiatieven om binnen de gestelde voorwaarden rivierverruimende maatregelen uit te voeren. Maatregelen, ingrepen, bouwen en soortgelijke begrippen worden voor de toepassing van het besluit als vervat in de beleidslijn als activiteit aangemerkt. Er wordt in de beleidslijn onderscheid gemaakt tussen een ‘stroomvoerend’ regime en een ‘bergend’ regime. Op grond van de handreiking bij de beleidslijn zijn hieronder kort de kenmerken per regime aangegeven: − het “stroomvoerend regime”. Dit geldt voor delen van het rivierbed waar, op grond van rivierkundige overwegingen, in principe alleen specifiek omschreven “riviergebonden” activiteiten zijn toegestaan (“Ja, mits”). Deze activiteiten dienen te voldoen aan rivierkundige voorwaarden. Niet-riviergebonden activiteiten zijn niet toegestaan; alleen onder specifieke criteria zijn uitzonderingen mogelijk. (“Nee, tenzij”). Dit houdt in dat er stringente beperkingen gelden voor de uitbreiding van bestaande niet-riviergebonden activiteiten. Er geldt onder andere dat de oppervlakte van bebouwing, onder voorwaarden, éénmalig met niet meer dan 10% mag toenemen. Nieuwe niet-riviergebonden activiteiten zijn binnen dit regime alleen mogelijk als sprake is van het hergebruiken van bestaande gebouwen of als met rivierverruimingsmaatregelen per saldo meer ruimte voor de rivier wordt geboden; − het “bergend regime”. Dit geldt voor delen van het rivierbed waar – in principe – alle activiteiten kunnen worden toegestaan, mits deze voldoen aan de gestelde rivierkundige voorwaarden (“Ja, mits”), zijnde: − er sprake is van een zodanige situering en uitvoering van de activiteit, dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk wordt gewaarborgd; − er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit; en − er sprake is een zodanige situering en uitvoering van de activiteit, dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is. waarbij de volgende aanvullende voorwaarde geldt: − de resterende, blijvende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen gezekerd zijn.
SAB
34
De juridische vertaling van de regimes is verwerkt in de Beleidsregels grote rivieren. Voor het plangebied geldt hoofdzakelijk het ‘stroomvoerend’ regime. Voor een klein deel geldt het ‘bergend’ regime. De navolgende figuren laten globaal welk regime in het plangebied van kracht is. Dit is het stroomvoerend regime (blauw gebied).
Figuur. Uitsnede kaartbeeld Beleidslijn Grote Rivieren ter plaatse van plangebied
De Beleidsregels grote rivieren zijn beleidsregels in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Deze moeten worden gehanteerd bij de beslissing tot verlening van een Watervergunning. De Watervergunning waar de beleidsregels betrekking op hebben is opgenomen in artikel 6.12, eerste lid Waterbesluit. 4.3.6
Hoofdrapport Waterplan Heusden De gemeente Heusden en haar waterpartners (waterschappen Aa en Maas en De Dommel, provincie Noord-Brabant en waterleidingmaatschappij Brabant Water) hebben in juli 2008 een integraal waterplan opgesteld. De aanleiding hiervoor was een omslag in het denken en beleid rond water gedurende de afgelopen jaren: “In plaats van voort te borduren op het vertrouwde denken in waterbeheersing door technische ingrepen, kwam de nadruk te liggen op het aansluiten op de natuurlijke potenties van het landschap en het watersysteem (duurzaamheidprincipe).” Deze beleidsomslag is vastgelegd op Europees niveau in de Kaderrichtlijn Water en op Rijksniveau in de 4e Nota Waterhuishouding, de nota Waterbeheer 21e Eeuw en het Nationaal Bestuursakkoord Water. Op gemeentelijk niveau is deze beleidsomslag doorvertaald in de “Wet gemeentelijke watertaken”. Hierin zijn voor de gemeente een drietal zorgplichten opgenomen: hemelwater, grondwater en afvalwater. Door deze aanpak maakt het waterplan duidelijk: − hoe de waterpartners op het gemeentelijke grondgebied integraal met water omgaan en vormt daarmee een referentiekader voor het beleid en de werking van het watersysteem en de waterketen; − welke taken horen bij de gemeente en welke bij de overige waterpartners en welke veranderingen hierin gaan optreden in de nabije toekomst; − hoe de waterpartners in de toekomst structureel samenwerken. Het waterplan heeft daarom de status van kaderstellend beleidsplan. Het plan is hierdoor een “parapluplan” voor andere gemeentelijke plannen waarin water een rol speelt. Het
SAB
35
plan kent echter geen directe planologische doorwerking. De waterdoelen en streefbeelden dienen wel door te werken in ruimtelijke afwegingen. Het ambitieniveau van de waterpartners, dat de basis vormde voor het opstellen van het waterplan, is op zijn minst te voldoen aan de verplichtingen die vanuit deze beleidsomslag en de wetgeving waarin dit is vastgelegd op de gemeente afkomen. Om dit ambitieniveau en deze verplichtingen concreet te maken, zijn in het waterplan zeven waterdoelen geformuleerd: − een veerkrachtig en duurzaam (grond)watersysteem in 2015; − een optimaal functionerende waterketen in 2015; − een effectieve waterorganisatie; − een veilig en gezond watersysteem; − optimale recreatiemogelijkheden en een juiste educatie; − water als ordenend principe; − een maximaal ontwikkeld waterbewustzijn en watercommunicatie. Deze doelstellingen zijn echter nog te weinig concreet om gebiedsspecifieke maatregelen uit te werken. De doelstellingen zijn daarom uitgewerkt als gebiedsspecifieke streefbeelden voor stedelijk-, landelijk-, en natuurlijk gebied. Het streefbeeld stedelijk is van toepassing op het gebied Heusden vesting. Streefbeeld Stedelijk De waterhuishoudkundige functie is gericht op wonen en werken. Het water is aantrekkelijk, helder en schoon. Het is prettig om op of om het water te vertoeven of te recreëren. Het (schone) hemelwater wordt zoveel mogelijk vastgehouden en ter plaatse hergebruikt, geïnfiltreerd of geborgen. Voor waterberging is voldoende ruimte in of rondom het bebouwde gebied. Er treedt geen afwenteling op. Nieuwe ontwikkelingen hebben geen nadelige gevolgen voor het watersysteem en verbeteren het watersysteem en de waterketen waar mogelijk. Al het afvalwater wordt gezuiverd en de zuivering zuivert hoofdzakelijk afvalwater. Regenwater wordt in principe in het watersysteem gehouden en dus niet afgevoerd via de waterketen. Speerpunten daarbij zijn: − de stedelijke (grondwater, oppervlaktewater en riolering) en regionale wateropgave is in samenspraak gerealiseerd. − de afvalwaterketen is geoptimaliseerd, waardoor o.a. de overstortproblematiek is opgelost en een permanente samenwerking in de afvalwaterketen plaatsvindt. − er is duidelijk beleid voor afkoppelen, waardoor afstromend regenwater van verhardingen op een verantwoorde wijze wordt verwerkt. − het gebruik van chemische (onkruid)bestrijdingsmiddelen, uitloogbare bouwmaterialen, strooizout etc. is geminimaliseerd. − baggerproblematiek is opgelost. − de waterbeleving is gemaximaliseerd. − nieuwe ontwikkelingen worden hydrologisch neutraal ontwikkeld. 4.3.7
Gemeentelijk Rioleringsplan 2004-2008, verlengd 2009-2010 Voor het verwijderen van huishoudelijk afvalwater en regenwater uit de woonomgeving is riolering een onmisbare voorziening. De aanleg en het in stand houden van de riolering is een taak van de gemeente, die zijn wettelijke basis vindt in de Wet milieubeheer. De gemeente heeft daarom het Gemeentelijk Rioleringsplan 2004 t/m 2008
SAB
36
door Tauw laten opstellen. Hierin zijn ten behoeve van de kwaliteit van de rioleringszorg de volgende doelen onderscheiden: − de inzameling van het binnen het gemeentelijk gebied geproduceerde afvalwater; − de inzameling van het hemelwater dat niet mag of kan worden gebruikt voor de lokale waterhuishouding; − het transport van het ingezamelde water naar een geschikt lozingspunt; − het voorkomen van ongewenste emissies naar oppervlaktewater, bodem en − grondwater; − het voorkomen van overlast voor de omgeving; − doelmatig beheer en goed gebruik van de riolering. − Ten aanzien van de riolering streeft de gemeente Heusden bij vervanging van riolering naar het afkoppelen van het regenwater. Het beleid en de wetgeving rondom inzameling van afvalwater, hemelwater en grondwater is de afgelopen jaren in ontwikkeling geweest wat heeft geleid tot de Wet verankering en bekostiging gemeentelijke Watertaken die per 1 januari 2008 in werking is getreden. Hierin zijn drie nieuwe zorgplichten gedefinieerd: − de zorgplicht voor (stedelijk) afvalwater; − de zorgplicht voor hemelwater; − de zorgplicht voor grondwater. De oude gemeentelijke zorgplicht voor de doelmatige inzameling en het transport van afvalwater zoals wettelijk vastgelegd in 1993 is met de komst van de nieuwe zorgplichten komen te vervallen. De zorgplicht afvalwater is in wezen een voortzetting van de oude zorgplicht. De hemelwaterzorgplicht en grondwaterzorgplicht zijn nieuw. De wet verankering en bekostiging gemeentelijke watertaken is doorvertaald in de Wet Milieubeheer en de wet op de waterhuishouding. Alle gemeenten moeten volgens de wet uiterlijk vóór 2013 beschikken over een verbreed GRP dat voldoet aan de nieuwe vereisten. Gemeente Heusden is in mei 2009 gestart met het opstellen van een verbreed GRP en het uitwerken van een aantal onderleggers voor dit plan die afgestemd zijn op beleid dat is opgenomen in het waterplan Heusden. Dit verbreed GRP zal naar verwachting medio 2010 kunnen worden vastgesteld. Het nieuwe GRP zal worden gemaakt voor de planperiode 2011-2015. Voor de periode 2009-2010 is besloten het oude GRP 2004-2008 met twee jaar te verlengen. Het rioleringsbeleid dat in deze periode wordt gevoerd is in deze beleidsnota verlenging GRP Heusden periode 2009-2010 beschreven. Hiermee wordt enerzijds voldaan aan de wettelijke verplichting om over een GRP te beschikken anderzijds wordt verantwoording afgelegd over het rioleringsbeleid dat de afgelopen jaren is gevoerd en over het beleid dat in 2009 en 2010 zal worden gevoerd. De verbreding van de zorgplichten komt in deze beleidsnotitie dus nog niet aan de orde omdat daarvoor momenteel een aantal bouwstenen nog ontbreken. 4.3.8
Watertoets De watertoets vormt een waarborg voor de inbreng van water in de ruimtelijke ordening. De watertoets wordt sinds 2001 toegepast op plannen die gevolgen voor de waterhuishouding kunnen hebben. De watertoets heeft een integraal karakter: alle relevante 'wateraspecten' worden meegenomen. Er wordt gekeken naar veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit en verdroging. De watertoets wordt toegepast door in
SAB
37
een vroegtijdig stadium de waterbeheerders te betrekken bij plannen die een invloed kunnen hebben op de waterhuishouding. In het kader van dit consoliderende bestemmingsplan vinden geen grootschalige nieuwbouwontwikkelingen plaats. Bestaande bouwrechten worden zoveel als mogelijk gehandhaafd. De bestaande waterkeringen 4.3.8.1
Veiligheid en wateroverlast Waterkering De vestingmuur is in beheer bij de gemeente. In de toekomst zal het beheer over worden gedragen aan het waterschap. Het waterschap heeft een advies gegeven met betrekking tot de legger bij de vestingmuur. Dit advies is in deze paragraaf verwerkt. Van de drie te onderscheiden typen waterkering in de vesting Heusden is in het navolgende aangegeven hoe de kern- en de beschermingszone vorm kunnen worden gegeven. Schetsen van navolgende beschrijvingen zijn in de bijlage gegeven3. Grondlichaam − leggerprofiel: aanwezig buitentalud, 4 m kruinbreedte op MHW + waakhoogte (geen robuustheidtoeslag), binnentalud 1:3 (gewenste situatie); − kernzone tussen buitenteen en (theoretische) binnenteen in het bredere grondlichaam; − beschermingszone tot 30 m uit buitenteen (vaste afstand); − beschermingszone tot 30 m uit binnenteen (vaste afstand); − daar waar waterpartijen direct langs dijk liggen het betreffende talud tot op de bodem doorzetten en daar ligt dan de teen van de waterkering (grens kernzone). Muurconstructies met ankers − leggerprofiel: muur + 4 m kruinbreedte op MHW + waakhoogte (geen robuustheidtoeslag), binnentalud 1:3 (gewenste situatie); − kernzone tussen teen onderhoudspad met steenbestorting als bescherming van muur buitenzijde en snijpunt binnentalud met doorgetrokken gemiddeld binnendijks maaiveld (vaak theoretisch punt in het brede lichaam van de waterkering); − beschermingszone op 30 m uit teen bestorting buiten muur (vaste afstand); − aan de binnendijkse zijde de beschermingszone leggen 30 m uit de kernzone (vaste afstand). Grondlichaam met muur in voorland − kernzone tussen teen van het grondlichaam aan de buitenzijde en (theoretisch) snijpunt van 1:3 talud (gewenste situatie) met gemiddeld maaiveldniveau in het brede grondlichaam; − beschermingszone op 30 m uit de kernzone aan weerszijden (vaste afstand). Voor de waterkering langs de rivier is in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen voor de kernzone en de beschermingszone. Bouw- en aanlegactiviteiten zijn onder omstandigheden niet zonder watervergunning mogelijk. 3
Waterschap Aa en Maas (2010) schets met in dwarsprofiel aangegeven mogelijke plaats kern- en beschermingszone.
SAB
38
Stroomvoerend regime Voor het gebied waarvoor volgens de Beleidslijn Grote rivieren het stroomvoerend regime geldt, is een dubbelbestemming opgenomen. In dit bestemmingsplan is de bestaande bebouwing toegestaan. De bestaande bebouwing heeft betrekking op voorzieningen ten behoeve van de jachthaven. Voor dit gebied is in dit bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen voor de kernzone en de beschermingszone. Bouw- en aanlegactiviteiten zijn onder omstandigheden niet zonder watervergunning mogelijk. 4.3.8.2
Waterkwaliteit en verdroging Gezien het consoliderende karakter van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die invloed hebben op de waterkwaliteit en op het aspect verdroging.
4.3.8.3
Conclusie Het onderhavige bestemmingsplan zal in het kader van de watertoets worden besproken met het waterschap Aa en Maas, waarbij het verwoorde beleid van het waterschap als leidraad zal dienen.
4.4 4.4.1
Archeologie en cultuurhistorie Nota Belvedère In de Nota Belvedère (1999) wordt een relatie gelegd tussen cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. Centraal in de nota staat de instandhouding, versterking en verdere ontwikkeling van cultuurhistorische identiteit door een betere benutting van cultuurhistorische kwaliteiten bij ruimtelijke aanpassingen. In de nota zijn de - in cultuurhistorisch opzicht - meest waardevolle gebieden en steden van Nederland geselecteerd. Heusden wordt daarbij genoemd als een cultuurhistorisch waardevolle stad en het plangebied Heusden vesting maakt onderdeel uit van het Belvedèregebied de ‘Langstraat’. Het gebied de Langstraat bestaat uit een waardevol laagveenontginningslandschap met aan de zuidkant een overgang naar heideontginningen. Bijzonder waardevol zijn de vele historische lintbebouwingen die het gebied kenmerken.
4.4.2
Verdrag van Valletta (Malta) Het Europese Verdrag van Valletta, ook wel het Verdrag van Malta genoemd, beoogt het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. Om het bodemarchief (o.a. grafvelden, gebruiksvoorwerpen en resten van bewoning) beter te beschermen en om onzekerheden tijdens de bouw van bijvoorbeeld nieuwe wijken te beperken, is het vanaf 1 januari 2005 verplicht vooraf onderzoek te laten doen naar de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op deze manier kan daar bij de ontwikkeling van de plannen zoveel mogelijk rekening mee worden gehouden. Uitgangspunt van het nieuwe verdrag is dat het archeologische erfgoed al voordat het tot monument is verklaard, integrale bescherming nodig heeft en krijgt.
SAB
39
4.4.3
Archeologie Op basis van de Provinciale Cultuurhistorisch Waardenkaart kan worden geconcludeerd dat het grootste gedeelte van het plangebied een (middel)hoge indicatieve archeologische waarde heeft.
Provinciale Cultuurhistorisch Waardenkaart
bron: Provincie Noord-Brabant, 2010
In het kader van het opstellen van dit bestemmingsplan is geen archeologisch onderzoek uitgevoerd, omdat met dit bestemmingsplan geen nieuwe bodemverstorende ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. De oude stadskern van Heusden heeft stadsrechten verkregen in 1318. Net als veel andere historische stads- en dorpskernen en clusters oude bebouwing heeft de oude vesting een hoge archeologische waarde. Dit is op grond van het belang van deze locaties, waar de wortels van de huidige dorpen of steden kunnen liggen. De selectie en begrenzing van deze kernen is gebaseerd op 16e-eeuwse (Van Deventer) en vroeg 20e-eeuwse kaarten (Bonnebladen). Binnen deze contouren kunnen in de bodem resten van vroegmoderne en waarschijnlijk ook van laatmiddeleeuwse (vanaf circa 1300 AD) bewoning aangetroffen worden. Ook sporen van oudere bewoning kunnen aanwezig zijn. Bedacht dient echter te worden dat de bewoning in de vroege en volle middeleeuwen (tot circa 1300 AD) een meer dynamisch karakter gehad kan hebben en dat de plaats en grens ervan niet perse hoeft samen te vallen met die van de latere bewoning. Om deze reden zijn de archeologisch waardevolle gebieden bestemd met een dubbelbestemming ten aanzien van archeologie.
SAB
40
4.4.4
Cultuurhistorie Monumenten Heusden vesting heeft een groot aantal waardevolle structuren en bouwwerken. In de stad zijn verschillende gemeentelijke en rijksmonumenten aanwezig. Dit cultuurhistorische erfgoed geeft een goed beeld van de ontwikkeling en het karakter van de vesting. De bescherming van een monumentale status is geregeld in de Monumentenwet en de gemeentelijke monumentenverordening. Binnen het onderhavige plangebied is tevens een aantal monumenten aanwezig, welke door de gemeente Heusden op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst. In de bijlage is een lijst opgenomen van de in het plangebied aanwezige beschermde monumenten4. De gemeentelijke- en rijksmonumenten worden door middel van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – gemeentelijk monument” respectievelijk “specifieke bouwaanduiding – rijksmonument” weergegeven op de verbeelding. Voor sommige percelen zijn beide aanduidingen opgenomen. De aanduidingen hebben echter uitsluitend een signaleringsfunctie. In het bestemmingsplan is hier geen juridische regeling of bescherming gekoppeld. De bescherming van het monument vindt plaats via de Monumentenwet. In de bijlage is een lijst opgenomen van alle gemeentelijke en rijksmonumenten in het plangebied. Beschermd stadsgezicht en vestingwerken Voor het beschermd stadsgezicht en de vestingwerken zijn dubbelbestemmingen opgenomen. Binnen het beschermd stadsgezicht is het verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning bouwwerken geheel of gedeeltelijk af te breken. Een omgevingsvergunning is slechts toelaatbaar, indien door het afbreken van bouwwerken de cultuurhistorische waarden van deze gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, versterken en/of herstel van die waarden niet worden verkleind. Daarnaast geldt een vergunningplicht voor onder andere het aanbrengen van verharding en het wijzigingen van straatprofielen ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen dwarsprofielen in de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied. Molenbiotopen Algemeen Voor het functioneren is een molen afhankelijk van een sterke windvang. Het ‘levensgebied’ van een molen wordt bepaald in een molenbiotoop. Een molenbiotoop kan gedefinieerd worden als het gebied rondom de molen dat van essentieel belang is voor de vrije windvang en het zicht op de molen. Om dit gebied te begrenzen is een molenbeschermingszone ingesteld van 400 meter vanaf het middelpunt van de molen. Bomen, struiken, gebouwen en andere obstakels beperken niet alleen het optimaal functioneren maar ook de cultuurhistorische en landschappelijke waarde van een molen.
4
Gemeente Heusden (2010) Gemeentelijke monumentenlijst.
SAB
41
Molens in het plangebied In het plangebied zijn drie molens aan het Havenbastion gelegen. Molen nummer 1, Molen nummer 2 en Molen nummer 3. Alle drie de molens zijn grondzeilers van het type ‘standerdmolen’. Deze molens hebben geen stelling of belt
Molen nummer 1
Molen nummer 2
Molen nummer 3
Echter, de drie molens liggen allen op een verhoging, ten opzichte van het maaiveld. Deze hogere ligging dient te worden meegenomen in de biotoopformule, aangezien de molens door de verhoging hoger ligt dan het maaiveld. Navolgende tabel geeft enkele eigenschappen van de molens weer.
Molentype
Naam
Omgevingsfactor Windrichting
standerdmolen
Molen nummer 1
standerdmolen
Molen nummer 2
Molen nummer 3
Askophoogte
in meters
in meters
Hogere ligging t.o.v. het maaiveld
Kenmerk
Noord - Oost
Ruw
12,30
12,30
Oost - Zuid
Gesloten
12,30
12,30
Zuid - West
Gesloten
12,30
12,30
Ruw
12,30
12,30 12,60
West - Noord standerdmolen
1/2 vlucht
Noord - Oost
Ruw
12,60
Oost - Zuid
Gesloten
12,60
12,60
Zuid - West
Gesloten
12,60
12,60
West - Noord
Ruw
12,60
12,60
Noord - Oost
Gesloten
12,50
12,50
Oost - Zuid
Gesloten
12,50
12,50
Zuid - West
Gesloten
12,50
12,50
West - Noord
Gesloten
12,50
12,50
Eigenschappen van de molens in het plangebied
Beleid Molenbiotoop Ten behoeve van het in stand houden van de belangen van de molen als werktuig en beeldbepalend element is, mede gelet op de stedenbouwkundige belangen, voor de bebouwde kom een zogenaamde molenbeschermingszone van 200 meter in de bestemmingsregeling en op de plankaart opgenomen. Binnen deze molenbeschermingszone geldt een hoogtebeperking ten aanzien van nieuwbouw. Het opnemen van de molenbeschermingszone heeft geen gevolgen voor de bestaande bebouwing en beplanting.
SAB
42
Op grond van een formule ontwikkeld door de provincie Zuid-Holland uit "De molenbiotoop Zuid-Holland (2003)", is de hoogte van omliggende bebouwing afhankelijk van de afstand tot de molen. In het stedelijk gebied mag de maximale hoogte van bebouwing/beplanting niet hoger zijn dan 1/30 van de afstand tussen bouwwerk/beplanting en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (l op 30 regel). De onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen staat op 4 meter van de grond. Dit betekent dat binnen de molenbeschermingszone in Heusden-Vesting het volgende geldt: − maximale bouwhoogte = (afstand tot molen/30) + 4 Dit komt erop neer, dat op een afstand van bijvoorbeeld 99 meter van de molen een gebouw maximaal (99/30) + 4 = 7,3 meter hoog mag zijn. In de regels is binnen de bestemming "Molenbeschermingszone" een aanlegvergunningenvereiste opgenomen teneinde te voorkomen dat met de aanleg van hoog opgaande beplanting en/of het ophogen van gronden afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de molen als werktuig en als beeldbepalend element. Tevens is in de regels een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor eventuele uitbreidingen en nieuwbouw binnen de beschermingszone van 200 meter, mits daardoor de windvang, het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast. Ter bepaling hiervan moet advies worden ingewonnen bij een deskundige moleninstantie. Toets plan De molenbiotoop van de molens in het plangebied zijn in de windrichtingen naar het water toe aan te merken als ruw gebied, terwijl ten opzichte van de overige windrichtingen de omgeving de kenmerken van een gesloten gebied heeft. In de gehele molenbiotoop komt al bebouwing voor, aangezien onderhavig bestemmingsplan een beheersgericht karakter heeft. Zodoende ‘voldoet’ de al bestaande bebouwing niet altijd aan de molenbiotoop conform het weergegeven beleid. Door in dit bestemmingsplan echter een molenbeschermingszone op te nemen die zowel de windvang als het cultuurhistorisch aspect van de molen van een passend beschermingskader voorzien, zal de molenbiotoop in de toekomst niet verder verslechteren.
SAB
43
Ioannes Peeters delineavit.Gaspar Bouttats fecit aqua forti excudit Ant-verpiae Cum privilege Historisch afbeelding van Heusden, met daarop onder andere de drie molens
4.4.5
Conclusie De aspecten archeologie, cultuurhistorie en molenbiotopen vormen geen belemmering voor de uitvoering van dit conserverende bestemmingsplan.
4.5 4.5.1
Geluid Wegverkeerslawaai De mate waarin het geluid veroorzaakt door het (spoor)wegverkeer of industrie het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Voor wegverkeer stelt de wet dat in principe de geluidsbelasting op geluidsgevoelige functies de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet mag overschrijden. Voor spoorwegverkeer mag de voorkeursgrenswaarde van 55 dB niet worden overschreden. In het geval van industrielawaai geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar geluidsbelasting ten gevolge van alle (spoor)wegen op een bepaalde afstand van geluidsgevoelige functies. Ook ten aanzien van industrielawaai moet worden aangetoond dat een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd.
4.5.2
Industrielawaai Ten aanzien van het aspect industrielawaai is in de Wet geluidhinder bepaald dat rond industrieterreinen waarop bepaalde krachtens de Wet milieubeheer aangewezen inrichtingen zijn gevestigd of zich mogen vestigen (grote lawaaimakers), een geluidszone moet zijn vastgesteld. Met deze zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel lawaaimakers als aan woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Lawaaimakers kunnen aan de ene kant hun geluidproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter be-
SAB
44
scherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen te veel oprukken naar de lawaaimakers toe. De bedrijventerreinen Heesbeen en Bakkersdam zijn gezoneerde terreinen. De geluidszone voor Heesbeen en Bakkersdam is vastgelegd bij Koninklijk Besluit op 26 september 1970. Buiten deze geluidszone mag de geluidsbelasting door industrielawaai niet meer bedragen dan 50 dB (A) (de voorkeursgrenswaarde industrielawaai). Deze besluiten blijven onverkort van toepassing. Aanvragen voor omgevingsvergunningen worden mede getoetst aan deze geluidszone.
Zonekaart Heesbeen Bakkersdam 1990
bron gemeente Heusden
Het bedrijventerrein Bakkersdam en Heesbeen zijn vanwege de aanwezigheid van zogenaamde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, ingevolge de Wet geluidhinder voorzien van een geluidzone. Dit is als zodanig op de verbeelding aangegeven met de aanduiding geluidzone - industrie. In de regels is dan ook geregeld dat er in het plangebied geen voor geluidgevoelige objecten gevestigd mogen worden, indien de voorkeurgrenswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden, tenzij een hogere waarde is vastgesteld. 4.5.3
Onderzoek In het kader van de Wgh is voor dit bestemmingsplan geen akoestisch onderzoek noodzakelijk ten aanzien van (spoor)wegverkeerslawaai en industrielawaai. Binnen dit conserverende plan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt.
4.5.4
Conclusie Het aspect geluid vormt geen belemmering voor dit conserverende bestemmingsplan.
SAB
45
4.6 4.6.1
Geurhinder Verordening wet geurhinder en veehouderij Op 1 januari 2007 is de wet geurhinder en veehouderij in werking getreden. Deze wet is het nieuwe beoordelingskader voor geurhinder bij milieuvergunningen en bestemmingsplannen. Deze wet vervangt alle voorgaande wetgeving met betrekking tot stank en geur vanuit de landbouw. De wet voorziet in de mogelijkheid de standaard afstanden bij gemeentelijke verordening aan te passen.
4.6.2
Onderzoek De gemeenteraad heeft op 17 december 2008 de Verordening wet geurhinder en veehouderij vastgesteld. Met het vaststellen van deze verordening heeft de gemeenteraad besloten om de vaste afstandcirkel van veehouderijen binnen de bebouwde kom te verlagen van 100 meter naar 50 meter. Hierdoor wordt (woning)bouw tot 50 meter nabij de veehouderij mogelijk, terwijl dit niet leidt tot extra uitbreidingsmogelijkheden voor die bedrijven. Ook is hiermee besloten om de vaste afstandcirkel buiten de bebouwde kom te halveren van 50 naar 25 meter, waardoor er ontwikkelingsruimte kan ontstaan voor veehouderijen in het buitengebied die nu in elkaars geurcirkel liggen. Op locaties waar doorontwikkeling ongewenst is, wordt dit in de praktijk al belemmerd door wetgeving op het gebied van ammoniak of luchtkwaliteit.
4.6.3
Conclusie In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geurgevoelige objecten gerealiseerd en neemt de afstand van geurgevoelige objecten tot een agrarisch bedrijf niet toe. Het aspect geurhinder en veehouderij vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.7 4.7.1
Luchtkwaliteit Algemeen Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De cri-
SAB
46
teria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Mg/m3 NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate’ wordt beschouwd. 4.7.2
Onderzoek Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard. Er worden geen ontwikkelingen toegelaten die leiden tot een substantiële toename van het verkeer. De verwachting is dat er in de toekomst geen overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen zullen plaatsvinden. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.
4.7.3
Conclusie Zowel vanuit de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
4.8 4.8.1
Externe veiligheid Inleiding Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijk slachtoffers. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde. Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Het groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor
SAB
47
honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico’s acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico’s te verkleinen. 4.8.2
Stationaire bronnen in het plangebied Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken en lpg-tankstations. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Het besluit is - op enkele onderdelen na - op 27 oktober 2004 in werking getreden. Op de navolgende afbeelding is een fragment van de provinciale risicoatlas NoordBrabant opgenomen, waarop mogelijke stationaire bronnen zijn aangegeven.
Uitsnede provinciale risicokaart
bron: risicokaart, 2010
Volgens de risicokaart bevindt zich nabij het plangebied één stationaire bronnen met risicovolle activiteiten. Het gaat hierbij om de Verenigde Scheepswerven Heusden, gevestigd aan de Bakkersdam 1. Dit bedrijf heeft een bovengrondse tank met een 10-6 contour van 21 meter. Gezien het conserverende karakter van het plan vormt dit aspect geen belemmering voor het plan. Bovendien komt deze contour niet over het plangebied heen.
SAB
48
4.8.3
Mobiele bronnen in het plangebied Rondom het plangebied is een aantal lokale wegen gelegen. Deze wegen worden beperkt gebruikt voor vervoer van gevaarlijke stoffen (bijvoorbeeld voor bevoorrading van de nabij gelegen bedrijven). Binnen 250 meter van het plangebied liggen geen wegen die zijn aangewezen als route voor vervoer van gevaarlijke stoffen. In de risicoatlas is nabij het plangebied geen knelpunt geïnventariseerd. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg levert thans dan ook geen veiligheidsknelpunten op. De normen voor het plaatsgebonden risico en/of groepsrisico worden, door vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, ter plaatse van het plangebied dan ook niet overschreden. Er zijn verder geen aanwijzingen dat het weggebruik van de wegen in de omgeving van het plangebied invloed hebben op het groepsrisico en de bestrijdbaarheid en beheersbaarheid van risico’s en de zelfredzaamheid van individuen in de omgeving bij uitvoering van het plan. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van spoorwegen. Dit aspect hoeft dan ook niet nader te worden beoordeeld. Ten aanzien van de Bergsche Maas is deze watergang conform het Basisnet aangewezen als zijnde ‘minder belangrijke vaarweg’. Voor dit type vaarwegen zijn geen beperkingen ten aanzien van het plaatsgebonden risico. Ook is een verantwoording ten opzichte van het groepsrisico niet noodzakelijk en zijn dergelijke vaarwegen niet aangewezen als plasbrandaandachtsgebied. Uit de gegevens van de gemeente Heusden blijkt dat er nabij het plangebied geen bovengrondse hoogspanningsleiding zijn gelegen. Het stralingseffect hoeft dan ook niet verder beoordeeld te worden. In het plangebied ligt wel een hoge druk aardgasleiding, met het kenmerk 49309 - Z517-11-KR-002. Gezien het conserverende karakter van het plan vormt dit aspect geen belemmering voor het plan.
4.8.4
Conclusie Ter plekke van het plangebied wordt voldaan aan de eisen op het gebied van externe veiligheid en van een goede ruimtelijke ordening. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit conserverende bestemmingsplan. Overigens betreft het hier een plan met een beheersgericht karakter, waardoor het aantal kwetsbare objecten niet toeneemt. De Gasunie wordt in het kader van het vooroverleg betrokken bij dit plan.
SAB
49
4.9 4.9.1
Bedrijvigheid Inleiding Indien door middel van een plan nieuwe, milieuhindergevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door de ontwikkelingen die met een plan mogelijk worden gemaakt.
4.9.2
Onderzoek Binnen dit conserverende plan worden geen nieuwe milieuhindergevoelige functies mogelijk gemaakt. De in het plangebied aanwezige bedrijven vallen in principe onder categorie A zoals die is gegeven in de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering. Dat is ook het type bedrijvigheid zoals dat categoraal in dit bestemmingsplan wordt toegestaan. Voor zover er bedrijven zijn die in een hogere categorie vallen, zijn deze voorzien van een bijzondere aanduiding. De keuze voor het generiek bestemmen van bedrijven in de categorie A is ingegeven door het feit dat het bestaande bedrijven betreft. Ten westen en oosten van het plangebied liggen respectievelijk het bedrijventerrein Heesbeen en Bakkersdam. Op dit bedrijventerrein worden bedrijven tot en met categorie III van de Staat van Bedrijfsactiviteiten van de VNG toegestaan. Binnen het plangebied worden geen milieugevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt en bovendien is het plangebied op zodanige afstand van het bedrijventerrein gelegen, dat er vanwege Bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen voor het onderhavige plan zijn.
4.9.3
Conclusie Het aspect bedrijvigheid vormt geen belemmering voor dit conserverende bestemmingsplan.
4.10
Kabels en leidingen Op de verbeelding zijn de in het plangebied aanwezige riooltransportleidingen met een onderhoudszone en gasleidingen met een onderhoudszone opgenomen. In het plan zijn nadere regels opgenomen ter bescherming van de onderhoudszone.
SAB
50
5 5.1
Planuitgangspunten Functioneel en ruimtelijk Het onderhavige bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. Dit betekent dat de bestaande situatie behouden blijft, waarbij voldoende flexibiliteit wordt gewaarborgd.
5.2
Deregulering Overmatige regelgeving vormt een onnodige belasting voor de burger. Niet alleen omdat sommige regels de handelingsalternatieven van de burger beperken zonder dat daar een goede reden voor is, maar ook omdat de burger steeds meer het zicht verliest op wat wel en wat niet is toegestaan. Om die reden is bij het opstellen van de bestemmingsplansystematiek, die de standaard vormt bij de actualiseren van alle bestemmingsplannen in de gemeente Heusden, kritisch gekeken naar de beperkingen en procedures die de planregels opleggen. Bij het saneren van die regels zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: 1. zo weinig mogelijk binnenplanse ontheffingen. Datgene wat normaal gesproken bij ontheffing mogelijk werd gemaakt, wordt nu direct (bij recht) toegestaan. Voorbeelden daarvan zijn het laten vervallen van ontheffingen voor het: − bouwen tot 10% boven de maximale bouwhoogte met gelijktijdige verhoging van de maximale bouwhoogte; − uitoefenen van beroep of bedrijf aan huis, hetgeen nu in de planregels direct wordt toegestaan. 2. De planregels zo toegankelijk mogelijk maken. Dit is gebeurd door de bouwmogelijkheden per perceel zoveel mogelijk op de plankaart te verbeelden. Verder draagt ook het hanteren van een vaste systematiek voor de gehele gemeente bij aan de leesbaarheid van de plannen; 3. bestaande bouwmogelijkheden worden zoveel mogelijk gerespecteerd door het plan, ook als deze minder goed inpasbaar zijn in de nieuwe systematiek; 4. daar waar de nieuwe standaardafmetingen voor vrijstaande, halfvrijstaande en rijenwoningen tot verruiming leiden van de bestaande bouwmogelijkheden, zijn deze zoveel mogelijk toegekend; 5. de mogelijkheden voor het bouwen van bijgebouwen op grote percelen zijn verruimd; 6. het toestaan van mogelijkheden voor ‘Bed and Breakfast’; 7. het verruimen van de mogelijkheden voor de bouw van carports voor de voorgevelrooilijn; 8. het verminderen van het aantal bestemmingen.
SAB
51
Deze opsomming geeft de huidige stand van zaken bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan. Dat wil echter niet zeggen dat het dereguleringsproces bij bestemmingsplannen hiermee is afgerond. Indien door nieuwe beleidsinzichten of praktijkervaringen duidelijk wordt dat ook op andere onderdelen de regels kunnen worden vereenvoudigd, dan wel geschrapt, zal dit niet alleen in nieuwe bestemmingsplannen worden toegepast, maar ook in de vorm van technische herzieningen van reeds eerder vastgestelde plannen. Op die wijze is de rechtsgelijkheid voor burgers van onze gemeente zoveel mogelijk gewaarborgd.
SAB
52
6
Duurzaamheid In het kader van het bestemmingsplan dient aandacht te worden geschonken aan de ontwikkeling van een ‘duurzame woonomgeving’. Duurzaam bouwen heeft tot doel het milieu zo min mogelijk te belasten. De aard van dit conserverende bestemmingsplan biedt geen aansluiting bij duurzaamheid zoals dat is vastgelegd in de Heusdense duurzaamheidagenda. In het gemeentelijk duurzaamheid beleid is de Duurzaamheidsagenda leidend. De daarin gestelde ambities en beleidskaders zijn innovatief van aard, in tegenstelling tot de behoudende aard van het bestemmingsplan. Voor bestaande woningbouw wordt een jaarlijks verbetering van het energielabel met 2% aangegeven. Echter, dubo-maatregelen op gebouwniveau kunnen niet in een bestemmingsplan geregeld worden. Het bestemmingsplan mag alleen duurzaamheidsaspecten regelen die een direct verband houden met de bestemming die aan de gronden wordt toegekend. De voorschriften moeten rechtstreeks betrekking hebben op het ruimtebeslag van de gronden zelf of effect hebben op het ruimtegebruik van nabijgelegen gronden. Dit betekent dat kwaliteitseisen niet bindend zijn op te nemen in bestemmingsplannen. Een uitzondering vormen bijvoorbeeld voorgeschreven dakhellingen, het bouwen zonder kruipruimte, of het verbod te bouwen beneden een bepaald peil, samenhangend met het grondwaterpeil. De uitzonderingen hebben dan te maken met (grond-) waterbeheer, vermijden van grondophogingen, beeldkwaliteit of bezonning. Bestemmingsplannen kunnen op bepaalde punten wel degelijk bijdragen aan duurzame stedenbouw. Voorbeelden zijn de aanwijzing van bestemmingen voor een ecologische structuur, behoud van natuurwaarden, bestemming voor windenergie, bestemmingen voor fietsroutes en openbaar vervoer-routes, duurzaam waterbeheer, zongerichte of zuid-verkaveling van bebouwing ten behoeve van passieve zonneenergie (gebouworiëntatie), bestemmingen voor (gescheiden) afvalsystemen, beeldkwaliteit van woon- en leefmilieu, bestemmingen voor compact bouwen/dubbel ruimtegebruik en dergelijke. In het beschreven beleidskader zijn met name elementen opgenomen in vigerend beleid die aansluiten bij duurzaamheid in algemene zin. Beleidsregels met betrekking tot natuur en water zijn gericht op de ecologische kant van duurzaamheid. Voor beide terreinen vinden geen veranderingen plaats. Derhalve vormen beiden geen belemmering voor dit conserverende bestemmingsplan.
SAB
53
7
Economische haalbaarheid De gemeenteraad heeft krediet beschikbaar gesteld voor de actualisatie van het bestemmingsplan Heusden Vesting. Sinds 1 juli 2008 heeft de Grondexploitatiewet als Afdeling 6.4 van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening rechtskracht gekregen. Doel van de wet is te komen tot een verbetering van het stelsel van kostenverhaal en het kunnen stellen van locatie-eisen bij particuliere grondexploitatie. In de wet is opgenomen dat een gemeente de gemaakte kosten op een particuliere grondeigenaar moet verhalen in het geval deze eigenaar tot ontwikkeling van een bouwplan overgaat. Daarnaast kan de gemeente eisen stellen met betrekking tot de te ontwikkelen locatie, zoals kwaliteitseisen van het openbaar gebied of eisen met betrekking tot woningbouwcategorieën (particulier opdrachtgeverschap en sociale woningbouw). In voorliggend bestemmingsplan wordt de bestaande situatie planologisch vastgelegd. Voor het perceel Putterstraat 32 wordt in dit plan een ontwikkeling bij het voorhof van de kerk toegestaan. Hiertoe wordt een overeenkomst getekend inzake planschade en exploitatie. In het ontwerpbestemmingsplan wordt deze ontwikkeling nader onderbouwd. Het bestemmingsplan maakt hierbij verder geen bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening mogelijk. De ontwikkeling van dit bestemmingsplan brengt voor de gemeente alleen plankosten met zich mee. Hiervoor staan fondsen uit de algemene middelen ter beschikking. Eventuele toekomstige particuliere plannen komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht voldoende te zijn aangetoond.
SAB
54
8
De bestemmingen Deze paragraaf wordt ingevuld bij het definitieve voorontwerpbestemmingsplan, naar aanleiding van de reactie op het concept.
8.1 8.1.1
Algemeen Wat is een bestemmingsplan? Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft, uit te oefenen. Dit houdt in dat: 1 de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en 2 de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (de overgangsbepalingen zijn hierbij mede van belang). Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing en regels voor het verrichten van ‘werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden’. Een bestemmingsplan regelt: − het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen); en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor: − het bebouwen van de gronden; − het verrichten van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals de Woningwet, de Monumentenwet 1988, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de Bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van ruimtelijk beleid.
8.1.2
Over bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijbehorende regels worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld: a Via een dubbelbestemming. Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één ‘enkel’ bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regels van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
SAB
55
b Via een aanduiding. Een aanduiding is een teken op de verbeelding. Dat teken kan bestaan uit een lijn, een figuur, of een lettercode etc. Via een aanduiding wordt in de regels ‘iets’ geregeld. Dat ‘iets’ kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben. 8.1.3
Hoofdstukindeling van de regels De regels zijn verdeeld over 4 hoofdstukken: Inleidende regels. In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2). Bestemmingsregels. In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels. Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouwen/of gebruiksregels. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld. Algemene regels. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. In voorliggend plan zijn een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingsregels en algemene procedureregels opgenomen. Overgangs- en slotregels. In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
8.1.4
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het doel van deze wet is om te komen tot een samenhangende beoordeling in één procedure van verschillende activiteiten die invloed hebben op de fysieke leefomgeving. De Wabo heeft tot gevolg dat verschillende vergunningen worden verleend in één besluit, de omgevingsvergunning. Ook vergunningen en ontheffingen op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vallen onder de Wabo. Voor het bestemmingsplan heeft dit gevolgen voor de gebruikte terminologie. Termen als ‘aanlegvergunning’, ‘sloopvergunning’, ‘ontheffing’ en ‘bouwvergunning’ zijn vervangen door ‘omgevingsvergunning ten behoeve van…’.
SAB
56
8.2 8.2.1
Dit bestemmingsplan Inleiding Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Bij het opstellen van onderhavig is ervoor gekozen wegens het bijzondere karakter van de vesting en het daarvoor vereiste beschermingsregime om aan te sluiten bij de vigerende bestemmingsregeling en waar mogelijk de regeling aan te laten sluiten op de modelregels die de gemeente Heusden hanteert. Hieronder wordt per bestemming de wijze van bestemmen nader toegelicht.
8.2.2
Centrum De voor Centrum bestemde gronden is opgenomen voor het kernwinkelgebied van de vesting. Gronden met deze bestemming mogen voor verschillende doeleinden worden gebruikt, waaronder detailhandel, horeca (alleen ter plaatse van de hiervoor op de verbeelding aangeduide percelen), de bestaande woningen, kantoren, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening. Functiewisseling is onderling mogelijk. Horeca is zoals gesteld alleen ter plaatse van de aangeduide percelen op de verbeelding toegestaan. Bovendien geldt een maximum horecacategorie. De op de verbeelding aangeduide categorie komt overeen met de horecalijst in de bijlagen bij de regels. Voor de lijst geldt dat de lichtere vormen van horeca zijn gevat onder categorie 1 en de wat zwaarder en mogelijk meer overlast gevende vormen van horeca onder de hogere categorieën. De functies zijn, overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan voor de vesting, tevens op de verdieping toegestaan. Gebouwen ten dienste van de bestemming mogen in het bouwvlak worden gebouwd. Binnen het bouwvlak wordt geen onderscheid gemaakt in hoofd- en bijgebouwen, omdat de hoofdfunctie op het perceel binnen het gehele bouwvlak en de daar voorkomende mag worden uitgeoefend. Dit stemt overeen met voorheen geldende bestemmingsplan voor de vesting. Binnen het bouwvlak is in voorkomende gevallen met een maatvoeringsvlak onderscheid gemaakt in de goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage. Voor het achtererf geldt een bouwhoogte van 3,5 meter en een bebouwingspercentage van 50%. Voor de hoofdbouwmassa is een grotere bouwhoogte toegestaan en is tevens een goothoogte opgenomen. De goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding aangeduid. Er geldt voor dit deel geen bebouwingspercentage.
SAB
57
8.2.3
Gemengd De voor Gemengd bestemde gronden hebben hoofdzakelijk betrekking op de percelen die in het voorheen geldende bestemmingsplan een bestemming voor bedrijfsdoeleinden hadden of waar voor kantoren/dienstverlening en galeries waren toegestaan. Gronden met deze bestemming mogen voor verschillende doeleinden worden gebruikt, waardonder bedrijven, de bestaande woningen, kantoren en dienstverlening. Functiewisseling is onderling mogelijk. Echter, een aantal functies zijn alleen toegestaan waar deze op de verbeelding zijn aangeduid en zijn derhalve niet uitwisselbaar. Het betreffen onder andere galerieën, ateliers en expositieruimte en een schildersbedrijf. Voor de genoemde bedrijven geldt een maximum milieucategorie. De op de verbeelding aangeduide categorie komt overeen met de bedrijvenlijst in de bijlagen bij de regels. De functies zijn, overeenkomstig het voorheen geldende bestemmingsplan voor de vesting, tevens op de verdieping toegestaan. Gebouwen ten dienste van de bestemming mogen in het bouwvlak worden gebouwd. Binnen het bouwvlak wordt geen onderscheid gemaakt in hoofd- en bijgebouwen, omdat de hoofdfunctie op het perceel binnen het gehele bouwvlak en de daar voorkomende mag worden uitgeoefend. Dit stemt overeen met voorheen geldende bestemmingsplan voor de vesting. Binnen het bouwvlak is in voorkomende gevallen met een maatvoeringsvlak onderscheid gemaakt in de goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage. Voor het achtererf geldt een bouwhoogte van 3,5 meter en een bebouwingspercentage van 50%. Voor de hoofdbouwmassa is een grotere bouwhoogte toegestaan en is tevens een goothoogte opgenomen. De goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding aangeduid. Er geldt voor dit deel geen bebouwingspercentage.
8.2.4
Groen De bestemming Groen is voornamelijk opgenomen voor de vestingwerken en de groenzones langs de Demer. Gronden met deze bestemming mogen worden gebruikt voor onder andere groenvoorzieningen, speelvoorzieningen water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen voor langzaam verkeer en nutsvoorzieningen. Daarnaast zijn tevens enkele bijzondere functies toegestaan en op de verbeelding aangeduid. Deze functies zijn binnen het groen van de vestingwerken gelegen, maar vereisen vanwege het bestaande gebruik en de bestaande bebouwing een specifieke regeling. Het gaat bijvoorbeeld om werk- en clubruimten ten dienste van de jachthaven en de molens op de vestingwerken. Bouwmogelijkheden voor gebouwen zijn alleen opgenomen voor de bijzondere functies die op de verbeelding zijn aangeduid en voor de nutsvoorzieningen. De goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding aangeduid dan wel in de regels geregeld. Voor het overige zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen toegestaan.
8.2.5
Horeca De voor Horeca bestemde gronden gelden hoofdzakelijk voor twee horecagebieden rondom het Burchtplein en de Vismarkt. De bestaande horecavestigingen hebben hier de bestemming Horeca gekregen. De horecavestigingen die buiten de zone rondom de twee pleinen en buiten de bestemming Centrum vallen hebben ook de bestemming Horeca gekregen. Voor ieder perceel met een horecavestiging geldt een maximum
SAB
58
horecacategorie. De op de verbeelding aangeduide categorie komt overeen met de horecalijst in de bijlagen bij de regels. Voor de lijst geldt dat de lichtere vormen van horeca zijn gevat onder categorie 1 en de wat zwaarder en mogelijk meer overlast gevende vormen van horeca onder de hogere categorieën. Gebouwen ten dienste van de bestemming mogen in het bouwvlak worden gebouwd. Binnen het bouwvlak wordt geen onderscheid gemaakt in hoofd- en bijgebouwen, omdat de hoofdfunctie op het perceel binnen het gehele bouwvlak en de daar voorkomende mag worden uitgeoefend. Dit stemt overeen met voorheen geldende bestemmingsplan voor de vesting. Binnen het bouwvlak is in voorkomende gevallen met een maatvoeringsvlak onderscheid gemaakt in de goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage. Voor het achtererf geldt een bouwhoogte van 3,5 meter en een bebouwingspercentage van 50%. Voor de hoofdbouwmassa is een grotere bouwhoogte toegestaan en is tevens een goothoogte opgenomen. De goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding aangeduid. Er geldt voor dit deel geen bebouwingspercentage. Voor de horecazones rondom het Burchtplein en de Vismarkt zijn twee gebiedsaanduidingen opgenomen in verband met twee wijzigingsbevoegdheden. In wijzigingsgebied 1 kunnen burgemeester en wethouders de bestemming van gronden ter plaatse wijzigen in de bestemming Horeca. In wijzigingsgebied 2 kunnen burgemeester en wethouders de bestemming van gronden ter plaatse wijzigen in de bestemming Centrum. In wijzigingsgebied 3 geldt dat de bestemming Horeca kan worden gewijzigd in Wonen. 8.2.6
Maatschappelijk De voor Maatschappelijk bestemde gronden heeft betrekking op percelen waar een maatschappelijke en/of culturele functie aanwezig is. Het gaat bijvoorbeeld om gebouwen met overheidsinstellingen, kerken en zorginstellingen. Per bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, uitgezonderd bij de bouwvlakken waar op de verbeelding de aanduiding ‘bedrijfswoning uitgesloten’ is opgenomen. Binnen het bouwvlak wordt geen onderscheid gemaakt in hoofd- en bijgebouwen, omdat de hoofdfunctie op het perceel binnen het gehele bouwvlak en de daar voorkomende mag worden uitgeoefend. Binnen het bouwvlak is in voorkomende gevallen met een maatvoeringsvlak onderscheid gemaakt in de goot- en bouwhoogte en bebouwingspercentage. Voor het achtererf geldt een bouwhoogte van 3,5 meter en een bebouwingspercentage van 50%. Voor de hoofdbouwmassa is een grotere bouwhoogte toegestaan en is tevens een goothoogte opgenomen. De goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding aangeduid. Er geldt voor dit deel geen bebouwingspercentage. Een bedrijfswoning mag uitsluitend inpandig worden opgericht en de inhoud moet ten minste 200 m3 bedragen.
8.2.7
Tuin De bestemming Tuin is hoofdzakelijk opgenomen voor de bijzondere binnentuinen in de vesting. Deze binnentuinen waren op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan reeds planologisch beschermd. De bestemming Tuin geldt eveneens bij een groot aantal woningen zonder bijzonder binnentuin. De gronden zijn onder andere
SAB
59
bestemd voor tuinen, erven, waterhuishoudkundige voorzieningen en de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de figuur ‘gevellijn’ aangegeven tuinmuur. Uitsluitend gebouwen als erkers, balkons of luifels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, aan een hoofdgebouw in de aangrenzende bestemming mogen onder andere voorwaarden worden gebouwd. De bouwhoogte van de tuinmuur ter plaatse van de aanduiding gevellijn mag niet meer bedragen dan 2 meter. De beschermenswaardige tuinmuren die in de andere bestemmingen zoals Centrum en Wonen voorkomen hebben een soortgelijke bestemmingsregeling als in de bestemming Tuin. 8.2.8
Verkeer - Verblijfsgebied De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is opgenomen voor het grootste deel van de openbare ruimte in de vesting. De ontsluitingswegen, pleinen en de meeste paden hebben dan ook deze bestemming. Gronden met deze bestemming mogen voor verschillende doeleinden worden gebruikt, zoals voor wegen, fiets- en voetpaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutvoorzieningen en standplaatsen. Daarnaast zijn tevens enkele bijzondere functies toegestaan en op de verbeelding aangeduid. Deze functies vereisen vanwege het bestaande gebruik en de bestaande bebouwing een specifieke regeling. Het gaat bijvoorbeeld om de garageboxen en de botenkraan aan de haven. Het profiel van de wegen ter plaatse van de figuur ‘dwarsprofiel’ is opgenomen in de bij de regels behorende bijlage Dwarsprofielen. Gebouwen mogen alleen worden gebouwd ten dienste van nutsvoorzieningen of in de vorm van garageboxen ter plaatse van de aanduiding op de verbeelding.
8.2.9
Water De bestemming Water geldt voor al het oppervlaktewater in het plangebied. De gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen waaronder voorzieningen voor waterberging, -aanvoer en -afvoer, zoals watergangen, waterlopen en waterpartijen. Daarnaast zijn enkele specifieke functies toegestaan, waaronder de havenfuncties en de werk- en clubruimten ten behoeve van de exploitatie van de jachthaven. Deze functies zijn specifiek aangeduid op de verbeelding. Gebouwen zijn alleen toegestaan ten dienste van de exploitatie van de jachthaven ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – club- en werkruimten’ Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan voor de toegelaten functies. Voor de bijzondere functies zijn ter plaatse van de bijbehorende aanduidingen specifieke bouwwerken, geen gebouwen zijde zoals hijs-/takelwerktuigen toegestaan.
8.2.10
Wonen De bestemming Wonen geldt voor een groot deel van de percelen binnen de vesting. De bestaande woningen hebben, voor zover deze geen onderdeel uitmaken van het centrumgebied of een gebouw met een horecabestemming (met bovengelegen woningen), deze bestemming gekregen.
SAB
60
Vrijstaande of aaneengebouwde woningen zijn toegestaan, met dien verstande dat uitsluitend de bestaande bouwwijze is toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding ‘gestapeld’ zijn gestapelde woningen toegestaan. Detailhandel, hobbymatige agrarische activiteiten en garageboxen zijn uitsluitend ter plaatste van de bijbehorende aanduidingen op de verbeelding toegestaan. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. De voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn. De goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 4,5 m en 9 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte’ op de verbeelding een andere goot- en bouwhoogte is aangegeven. De afwijkende goot- en bouwhoogte geldt hoofdzakelijk voor de delen met historische bebouwing. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, voor zover gesitueerd buiten het bouwvlak, mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 32 m2, met dien verstande dat niet meer dan 50% van de gronden buiten het bouwvlak mag worden bebouwd. Voor de goot- en bouwhoogte van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen gelden verschillende regelingen ten aanzien van de hoogte en het afdekken met een kap. 8.2.11
Dubbelbestemmingen voor leidingen Binnen de plangrenzen liggen diverse leidingen en/of beschermingszones van deze leidingen. Vanwege de onderhoudszone van deze leidingen en de planologische bescherming van deze leidingen zelf, zijn in dit bestemmingsplan dubbelbestemmingen opgenomen. Het betreft de dubbelbestemmingen Leiding - Gas en Leiding - Riool. In de dubbelbestemingen is geregeld dat de gronden tevens bestemd zijn voor de bescherming van de leidingen en het onderhoud daarvan. Er gelden afwijkende bouwregels ten opzichte van de onderliggende bestemmingen. Deze afwijkende bouwregels prevaleren ten opzichte van de bouwregels van onderliggende bestemmingen. Bovendien geldt een vergunningplicht voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden zoals het vergraven van gronden.
8.2.12
Dubbelbestemmingen voor archeologie en cultuurhistorie Archeologie Ter bescherming van de archeologische waarden binnen de plangrenzen is de dubbelbestemming Waarde – Archeologie – 2 opgenomen. Vanwege de archeologische waarde, is in dit bestemmingsplan deze dubbelbestemmingen opgenomen. In de dubbelbesteming is geregeld dat de gronden tevens bestemd zijn voor de bescherming van de archeologische waarde en het onderhoud daarvan. Er gelden afwijkende bouwregels ten opzichte van de onderliggende bestemmingen. Deze afwijkende bouwregels prevaleren ten opzichte van de bouwregels van onderliggende bestemmingen. Bovendien geldt een vergunningplicht voor het uitvoeren van bepaaldewerkzaa,heden zoals het vergraven van gronden.
SAB
61
Cultuurhistorie Ter bescherming van de cultuurhistorische waarden in het plangebied geldt op grond van de Monumentenwet (MW) een sloopverbod voor het gehele beschermde stadsgezicht (art 37 MW) en een sloopverbod voor rijksmonumenten (art 11 MW). Op grond van de gemeentelijke monumentenverordening geldt een sloopverbod voor gemeentelijke monumenten. De gebouwde monumenten zijn binnen de in het plan voorkomende bestemmingen aangeduid op de verbeelding. De bestemming is mede gericht op het behoud van deze monumenten. In de bestemmingsregels zijn nadere eisen opgenomen ter bescherming van het historische karakter. Dergelijke eisen zijn tevens opgenomen bij de afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden in het plan. Er gelden drie dubbelbestemmingen ter bescherming van het cultuurhistorische karakter van de vesting: ‘Waarde - Beschermd stadsgezicht’, ‘Waarde - Vestingwerken’ en ‘Waarde – Monumentale boom’. Daarnaast is een regeling opgenomen voor een deel van het schootsveld dat buiten de begrenzing van het beschermd stadsgezicht valt. Dit gebied ligt ten noorden van de vesting. De voor ‘Waarde - Beschermd stadsgezicht’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de cultuurhistorische waarden van de vestingstad Heusden. Er gelden specifieke bouwregels. Voor de kapvorm van hoofdgebouwen en garages geldt dat uitsluitend de bestaande kapvorm is toegestaan zoals opgenomen in bijlage 4 van de regels (kappenkaart) voor zover de kapvorm daarin is opgenomen. Indien de kapvorm niet op deze kaart is opgenomen, worden hoofdgebouwen en garages afgedekt met een zadeldak, een schilddak of met een afgeplat schilddak. Daarnaast gelden bepalingen ten aanzien van de dakhelling, dakbedekking en gevelmateriaal. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels mits: a door deze afwijking het (cultuur)historische karakter van de Vesting Heusden niet in onevenredige mate wordt geschaad; b schriftelijk advies is gevraagd aan de monumentencommissie. Op grond van onderhavig bestemmingsplan geldt een sloopverbod voor alle bouwwerken binnen het beschermde stadsgezicht, uitgezonderd de bouwwerken waar op grond van de Monumentenwet of de gemeentelijke monumentenverordening al een sloopvergunning nodig is. Het is verder verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren: − het aanleggen of verharden van wegen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; − het ontgronden, bodemverlagen of afgraven en ophogen; − het aanbrengen van bomen of andere opgaande beplanting c.q. het kappen daarvan; − het wijzigen van het profiel van straten, stegen en pleinen. − het wijzigen van het profiel van sloten, watergangen en vestinggrachten dan wel het graven of dempen hiervan.
SAB
62
De vergunningplicht is niet van toepassing: − op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied; − op werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van de ruimtelijke ordening van niet ingrijpende betekenis zijn. De vestingwerken hebben binnen het beschermd stadsgezicht vanwege de voorkomende functies en de specifieke waarden een aparte dubbelbestemming. Dit is de dubbelbestemming Waarde – Vestingwerken. De voor ‘Waarde – Vestigingwerken’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en de instandhouding van vestigingwerken waarin ondermeer begrepen: hoofdwal, hoornwerken, bolwerken, taluds, keermuren, vestingtunnels, parkeerplaatsen, gazons, beplantingen en paden, met de daarbij behorende gronden, andere bouwwerken en andere werken. Op grond van de dubbelbestemming mogen tevens bouwwerken in de vorm van keermuren en vestingtunnels worden gebouwd. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren: − het aanleggen of verharden van wegen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; − het ontgronden, bodemverlagen of afgraven en ophogen; − het aanbrengen van hoogopgaande beplanting c.q. het kappen daarvan; − het wijzigen van het profiel van straten, stegen en pleinen. − het wijzigen van het profiel van sloten, watergangen en vestinggrachten dan wel het graven of dempen hiervan. De vergunningplicht is niet van toepassing: − op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied; − op werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van de ruimtelijke ordening van niet ingrijpende betekenis zijn. Op grond van de dubbelbestemming geldt een sloopverbod voor alle bouwwerken binnen het beschermde stadsgezicht, uitgezonderd de bouwwerken waar op grond van de Monumentenwet of de gemeentelijke monumentenverordening al een sloopvergunning nodig is. Tenslotte geldt een dubbelbestemming voor drie mono mentale bomen. Dit is de dubbelbestemming Waarde- Monumentale boom. Op grond hiervan is het niet zonder vergunning toegestaan om werkzaamheden uit te voeren die de bomen kunnen beschadigen.
SAB
63
Samengevat ziet de bescherming van cultuurhistorie op basis van de Monumentenwet en dit bestemmingsplan er als volgt uit.
sloopverbod Mo-
monumenten
niet-monumenten
beschermd stads-
(bouwwerk)
(bouwwerk)
gezicht
bomen
ja
nee
ja, art 37, lid 1
nee
nee (2.4.3 sub d)
ja
nee, art 37,
nee
numentenwet sloopverbod bestemmingsplan
lid 1 voorziet in verg
nadere eisen BP
ja
ja
ja
nee
vergunning aan-
nee
nee
ja
ja
leggen BP Tabel met overzicht beschermingsregeling cultuurhistorische waarden
8.2.13
Dubbelbestemmingen voor waterstaat De kern- en beschermingszone van de dijk is een dubbelbestemming opgenomen (Waterstaat - Waterkering). Voor het buitendijkse gebied is de dubbelbestemming Waterstaat – Stroomvoerend regime opgenomen. Beide bestemmingen dienen ter bescherming van waterstaatkundige werken. Er gelden afwijkende bouwregels ten opzichte van de onderliggende bestemmingen. Deze afwijkende bouwregels prevaleren ten opzichte van de bouwregels van onderliggende bestemmingen. Bovendien geldt een vergunningplicht voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden zoals het vergraven van gronden.
SAB
64
9 9.1
Procedures Inspraak In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de inspraakresultaten opgenomen.
9.2
Overleg Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening, artikel 3.1.1, voert het college van burgemeester en wethouders overleg met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het bestemmingsplan in het geding zijn. Het overleg tussen de bestuurlijke instanties dient in een redelijke verhouding te staan tot de aard en omvang van het bestemmingsplan
9.3
Zienswijzen In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan en de gemeentelijke reactie hierop opgenomen.
SAB
65
Bijlage 1: Aanwijzing tot beschermd stadsgezicht
Bijlage 2: Overzicht bodemonderzoeken Heusden Vesting
Bijlage 3: Flora- en fauna rapportage Heusden Vesting, gemeente Heusden
Bijlage 4: Lijst gemeentelijke en rijksmonumenten