Basisboek arbeid / aanpassingen t/m december 2009 (wijzigingen december 2009 zijn blauw gekleurd) In april zal de 2e druk van het Handboek Personeelswerk verschijnen, dat geschikt is voor zowel Mbo- als Hbo-studenten en in vele opzichten lijkt op het Basisboek Arbeid. Daarom zal dit het laatste 3-maandelijkse overzicht zijn van de aanpassingen die sindsdien (vanaf begin 2007) aan de orde waren. Hoofdstuk 2.1 - Demografie Beroepsbevolking (blz. 27) De Nederlandse bevolking telde begin 2008 ruim 16 miljoen mensen. Daarvan werd 65% (10 miljoen personen) tussen de 20 en 64 jaar gerekend tot de potentiële beroepsbevolking. Van dit aantal had ca 70 procent (7 miljoen personen) een baan van meer dan 12 uur per week, de grens die het CBS hanteert om onderscheid te maken tussen een bijbaan en een volledige baan. Van degenen met een baan had 5,5 miljoen werknemers een vaste baan en 500 duizend werknemers hadden een flexibele arbeidsrelatie. Verder waren er ruim een miljoen zelfstandigen. Circa 30 procent (3 miljoen personen) had dus geen baan. Categorieën zonder baan waren studenten, mensen met een WW-, WAO/WIA- of bijstandsuitkering en overigen. Immi- en emigratie (blz. 27) In 2009 kwamen er circa 146 duizend immigranten naar Nederland en emigreerden 112 duizend personen naar het buitenland. Het saldo van immi- en emigratie kwam in 2009 uit op ongeveer 34 duizend personen. De komende jaren zal dit verschil naar verwachting teruglopen tot ongeveer 8 duizend personen per jaar (Bron: CBS). Hoofdstuk 2.3.1 – Jongeren (blz. 32) Het is gebruikelijk dat de jeugdwerkloosheid hoger ligt dan de totale werkloosheid, omdat jongeren na afloop van hun opleiding vaak eerst nog moeten zoeken naar een baan. Ook het missen van een startkwalificatie (zie onder) en omdat jongeren vaak een tijdelijk contract hebben zijn belangrijke redenen dat jongeren meer werkloos zijn. In 2008/2009 is de jeugdwerkloosheid flink gestegen, van ca 9% begin 2008 tot ca 13,9% eind 2009! Het waren vooral jonge mannen die in deze periode te maken kregen met de recessie die volgde op de kredietcrisis. Gelet op de eisen die op de arbeidsmarkt worden gesteld, lopen vooral de jongeren die de school verlaten zonder startkwalificatie een extra groot risico op werkloosheid. Een startkwalificatie is volgens de overheid het minimale onderwijsniveau dat nodig is om kans te maken op duurzaam werk. Een startkwalificatie is een HAVO of VWO-diploma of een MBOdiploma vanaf niveau 2. Een VMBO-diploma wordt dus niet gezien als een startkwalificatie. Elk jaar verlaten ruim 40.000 jongeren het onderwijs zonder een diploma op zak, een meer dan ongewenste ontwikkeling want de banen voor niet-gediplomeerden en jongelui zonder werkervaring liggen niet voor het oprapen. Zorgen voor de gevolgen van massale drop-out waardoor een ‘verloren generatie’ kan ontstaan, hebben ertoe geleid dat de regering zich tot doel heeft gesteld extra arbeidsplaatsen te creëren. Hoofdstuk 2.3.2 - Vrouwen Toename vrouwen die betaald werken (blz 34) © Boom Onderwijs
1
Basisboek arbeid – dec 2009
Het aantal vrouwen dat werkt is de afgelopen 40 jaar spectaculair gewijzigd. Was in 1960 de deelname van de Nederlandse vrouwen aan het arbeidsproces nog beperkt tot 10%, in 1990 was dat gegroeid naar 39% en in 2008 bijna 60%. Daar staat tegenover dat in 2008 ca 78% van de mannen een betaalde baan had. Het gaat hier om mannen en vrouwen van 15 tot 65 jaar die een betaalde baan van twaalf uur of meer per week, mensen die minder dan 12 uur werken vallen buiten de statistieken van het Nederlandse Centraal Bureau voor het Statistiek (CBS). Hoofdstuk 2.2.4 - Tabel 2.3 Aantallen uitkeringen (blz. 31) Uitkeringen sociale zekerheid per ultimo (x 1.000) / Bronnen CBS en UWV 2005
2006
2007
2008
Werkloosheid*
305
249
192
157
Arbeidsongeschiktheid
899
863
847
742
Bijstand (<65 jaar)
328
301
274
356
Hoewel in 2009 het aantal WW-uitkeringen is gestegen naar 259.000 (eind 2009), is een flink aantal daarvan toe te rekenen aan de deeltijd-WW. In het kader hierboven worden deeltijdWW-ers door het CBS niet meegerekend, omdat ze niet beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt, de CBS-cijfers geven daarom zeker in 2008 en 2009 een vertekend beeld. Het werkloosheidcijfer (aug. 2009) met en zonder uitkering bedroeg 360.000 personen, onder meer veroorzaakt door de kredietcrisis, maar ook door de jaarlijkse aanwas van schoolverlaters die nog geen baan hebben. Hoofdstuk 2.3.4 – Allochtonen Meer werkloosheid (blz. 36) In 2007 kon het CBS nog melden dat de werkloosheid onder niet-westerse allochtonen tussen september 2006 en september 2007 was gedaald van 14,2 procent naar 8,7 procent. De werkloosheid onder autochtone Nederlanders daalde in dezelfde periode van 4,3 procent naar 3,7 procent. Anno 2009 is de situatie dramatisch verslechterd! Terwijl de totale werkloosheid in Nederland in het tweede kwartaal t.o.v. het eerste kwartaal 2009 toenam van 4,4 tot 4,8 procent, steeg de werkloosheid onder niet-westerse allochtonen in dezelfde periode van 10 naar 11 procent, ofwel een toename met 7.000 tot 84.000 personen. De kredietcrisis lijkt in het bijzonder negatieve gevolgen te hebben voor allochtone jongeren, deze groep laat een stijging van de werkloosheid zien van 19 naar 21 procent. De werkloosheid onder allochtone vrouwen nam toe van 10 naar 12 procent. Stage-overeenkomst (blz. 47) In bepaalde gevallen is er geen sprake van een echte arbeidsverhouding, er is bijvoorbeeld geen gezagsrelatie. Om in die gevallen toch loonbelasting te kunnen heffen, heeft de overheid bepaald dat er onder bepaalde voorwaarden toch sprake is van een dienstbetrekking en wel van een fictieve dienstbetrekking. Een voorbeeld van een fictieve dienstbetrekking is de stageovereenkomst. Bij de stageovereenkomst kan sprake zijn van een arbeidsovereenkomst of niet. Er is sprake van een echte dienstbetrekking als de stagiair voor de uren die hij maakt met minimumloon of hoger © Boom Onderwijs
2
Basisboek arbeid – dec 2009
ontvangt en de werkgever verplicht is dit te betalen. Bovendien moet de stagiair onder het gezag staan en tijdens een bepaalde tijd arbeid verrichten. Is er sprake van een echte dienstbetrekking, dan moet de werkgever als stageverlener loonheffingen en sociale premies inhouden. Ook moet de werkgever nu voor een stagiair een eerstedagsmelding doen. Is de stagiair werkzaam op grond van de Beroepsbegeleidende leerweg (BBL), dan is er altijd sprake van een echte dienstbetrekking. Vaak ontvangt de stagiair een stagevergoeding die lager is dan het minimumloon. In dit geval is er weliswaar geen sprake van een echte dienstbetrekking maar wel van een fictieve. De werkgever moet ook nu loonheffingen en sociale premies Zvw, ZW en Wajong inhouden. Vakantiewerker (blz. 45) Een arbeidsovereenkomst voor vakantiewerk is een normale arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, waarbij tenminste het minimumloon betaald moet worden. Ook andere wettelijke bepalingen (zoals het doorbetalen bij ziekte, vakantiedagen en -toeslag) gelden onverkort voor de vakantiewerker. Er zijn drie varianten voor een arbeidsovereenkomst met een vakantiewerker: - een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, waarbij de einddatum in de arbeidsovereenkomst is opgenomen; - de arbeidsovereenkomst voor de duur van een bepaald project. De arbeidsovereenkomst eindigt als het karwei waarvoor de vakantiewerker is aangenomen, is voltooid en; - de einddatum van de arbeidsovereenkomst is afhankelijk gesteld van een gebeurtenis in de toekomst NB: Bij variant 2 en 3 mag het einde van de arbeidsovereenkomst niet afhankelijk zijn van de wil van de werkgever of de vakantiewerker.
Hoofdstuk 3.2.2 – Flexibele arbeidsovereenkomsten Gewijzigde pensioenregeling (blz. 48) De pensioenregeling voor flexkrachten, uitzendkrachten en gedetacheerden is per 1 januari 2008 gewijzigd, vanaf deze datum gelden twee pensioenregelingen: de Basisregeling en de Plusregeling. De Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten (StiPP) voert de regelingen uit. De Basisregeling is vergelijkbaar met de 'oude' pensioenregeling voor de uitzendbranche die in 1999 werd ingevoerd. Deze is bestemd voor uitzendkrachten vanaf 21 jaar en ouder die langer dan 26 weken voor één uitzend- of detacheringsbureau werken. De premie van 2,6% komt volledig voor rekening van het uitzendbureau. In totaal vallen 225.000 flexkrachten in deze categorie. De Plusregeling geldt voor de flexkracht die meer dan 78 weken heeft gewerkt; in totaal zijn dat er ongeveer 55.000. De Plusregeling is gebaseerd op een premie van 12,3%; het uitzendbureau betaalt tweederde, de flexkracht eenderde deel. Daarnaast is er een nabestaandenpensioen geregeld en betaalt de StiPP de premie bij arbeidsongeschiktheid. Hoofdstuk 3.2.5 - Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag Boete bij ontduiken minimumloon (blz. 55) Werkgevers die werknemers minder uitbetalen dan het wettelijke minimumloon, krijgen daarvoor direct een boete van de Arbeidsinspectie.
© Boom Onderwijs
3
Basisboek arbeid – dec 2009
Tabel 3.1 Minimumlonen per leeftijdscategorie vanaf 1 januari 2010 (blz. 57) Minimumloon (1 januari 2010) Leeftijd
In procenten van het minimumloon
Per maand
Per week
Per dag
≥ 23 jaar 100%
€ 1.407,60
€ 324,85
€ 64,97
22 jaar
85%
€ 1.196,45
€ 276,10
€ 55,22
21 jaar
72,5%
€ 1.020,50
€ 235,50
€ 47,10
20 jaar
61,5%
€ 865,65
€ 199,75
€ 39,95
19 jaar
52,5%
€ 739,00
€ 170,55
€ 34,11
18 jaar
45,5%
€ 640,45
€ 147,80
€ 29,56
17 jaar
39,5%
€ 556,00
€ 128,30
€ 25,66
16 jaar
34,5%
€ 485,60
€ 112,05
€ 22,41
15 jaar
30%
€ 422,30
€ 97,45
€ 19,49
Er zijn bedragen van het minimumloon per maand, per week en per dag, maar niet per uur! Het minimumloon per dag gaat uit van de gangbare werkdag. Bij een 40-urige werkweek en een werkdag van 8 uur is het uurloon van een 22-jarige: € 55,22 / 8 = € 6,90. Bij een 36-urige werkweek (7,2 uur per dag) is dat dus hoger: € 7,67. Omdat een minimumloon per uur leidt tot ofwel loonsverhogingen of -verlagingen, is dit een reden waarom politiek Den Haag (vooralsnog) afziet van het stellen van een minimumloon per uur dat voor iedereen gelijk is. Hoofdstuk 3.2.7 – Vakantiedagen Opbouw vakantiedagen bij langdurige arbeidsongeschiktheid (blz. 60) Anders dan de vakantietoeslag, wordt de opbouw van wettelijke vakantiedagen bij langdurige arbeidsongeschiktheid beperkt tot de laatste zes maanden van de ziekte (7:635, lid 4 BW). Een uitspraak van het Europees Hof van Justitie (januari 2009) verbiedt het voorstaande, zieke werknemers blijven vakantiedagen opbouwen, ongeacht de duur van hun ziekte. De uitspraak van het Europees Hof geldt alleen voor het wettelijk minimum aantal vakantiedagen, bovenwettelijke vakantiedagen mogen na zes maanden arbeidsongeschiktheid wel vervallen. De uitspraak van het Europees Hof maakt dat de Nederlandse wetgeving moet worden aangepast. Hoofdstuk 3.2.8 – Boetebeding Herziene tekst (blz. 61) In de wet staat dat de boete uitgedrukt moet zijn in een bepaald bedrag aan geld waarbij een maximum geldt. In de periode van een week mag geen hoger bedrag aan gezamenlijke boetes worden opgelegd dan het loon van een halve dag. Ook een aparte boete is gemaximeerd en mag niet hoger zijn dan een halve dag loon per week. Dit geldt voor werknemers die niet meer dan het minimumloon verdienen. Voor werknemers die meer dan het minimumloon verdienen, mag de werkgever van deze wettelijke bepaling afwijken en een hogere boete stellen op een overtreding. De rechter kan deze boete matigen. Hoofdstuk 3.2.11 – Arbeidstijdenwet © Boom Onderwijs
4
Basisboek arbeid – dec 2009
Werktijden jongeren (blz. 66) Volgens de Arbeidstijdenwet 2007 mogen jongeren van 13 en 14 jaar voortaan op zaterdag 7 uur werken, net als op vakantiedagen. Het maximum op zaterdag was 6 uur. Verder mogen jongeren in een schoolweek net als 15-jarigen voortaan om 7 uur ’s ochtends met werken beginnen in plaats van 8 uur. Meer gedetailleerde informatie over de regels voor werk door jongeren kan je vinden op de site van het ministerie van SZW. Hoofdstuk 3.2.12 – Wet op de medische keuringen Arbeidsgezondheidskundig onderzoek (blz. 69) Organisaties kunnen aan het personeel een Periodiek Arbeidsgezondheidskundig Onderzoek (PAGO) aanbieden. Een PAGO is geen gezondheidsonderzoek, het doel is eventuele risico’s van het werk te voorkomen en te beperken. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een bedrijfsarts, eventueel in dienst van een Arbodienst. Deelname aan de PAGO is vrijwillig. Alleen als de werknemer dit wil, bespreekt hij de uitkomst van het onderzoek met de werkgever. Sollicitatiegesprek (blz. 69) Hoewel in 'normale' situaties geen medische keuring plaats vindt, is het niet toegestaan dit te compenseren door tijdens het sollicitatiegesprek vragen over de gezondheid te stellen. De toekomstige werknemer van zijn kant mag echter geen gezondheidsklachten verzwijgen die hem zullen hinderen in het uitoefenen van zijn functie. Uit jurisprudentie is gebleken dat de kantonrechter in dergelijke gevallen een ontslag billijkt. Hoofdstuk 3.2.14 – Verbreken van de arbeidsovereenkomst Gewijzigde tekst ‘Ontslag op eigen verzoek’ (blz. 77) Van ontslag op eigen verzoek is sprake als je zelf ontslag neemt en jouw werkgever daarmee akkoord gaat (7:667, lid 2 BW). Gaat de werkgever niet akkoord, dan kan de werknemer trachten het ontslag bij de afdeling Juridische Zaken van het CWI of kantonrechter te verkrijgen. Tot 1 oktober 2006 liepen de werknemers, die zelf ontslag namen of daaraan meewerkten, het risico niet voor een eventuele werkloosheidsuitkering in aanmerking te komen. Vanaf 1 oktober 2006 is de ‘verwijtbaarheidstoets’ afgeschaft, werknemer en werkgever kunnen nu gemakkelijk van elkaar afscheid nemen, zonder dat het de werknemer zijn werkloosheidsuitkering kost. Beëindiging arbeidsovereenkomst zonder tussenkomst CWI of kantonrechter (blz. 75) De arbeidsovereenkomst kan zonder tussenkomst van CWI of kantonrechter worden beëindigd en wel door het opstellen van een zogeheten vaststellingsovereenkomst (7:900-908 BW). In deze overeenkomst moet minimaal het volgende worden opgenomen: • de werkgever heeft het initiatief voor het ontslag genomen; • de werknemer heeft om een ontslagvergoeding gevraagd op grond van de kantonrechtersformule, waarbij de correctiefactor minimaal 1 is. Indien partijen overwegen een vaststellingsovereenkomst te sluiten, is het raadzaam hierbij juridisch advies in te winnen. Hoofdstuk 4.2 – Belastbaar inkomen uit werk Loonbelastingverklaring vervallen (blz. 85) © Boom Onderwijs
5
Basisboek arbeid – dec 2009
Werkgevers hoeven bij de indiensttreding van nieuwe werknemers geen loonbelastingverklaring meer in te laten vullen. Dit is overbodig geworden omdat de werkgever óók al de plicht heeft om de identiteit van de werknemer vast te stellen en een kopie van het identiteitsbewijs te bewaren. Bovendien moeten bedrijven nieuwe werknemers sinds 1 juli 2006 aanmelden bij de fiscus voordat ze feitelijk aan het werk gaan (eerstedagsmelding), die op 1 januari 2009 weer is afgeschaft, zie onder. Tabel 4.1 Belastingschijven 1 januari 2010 (blz. 86) Schijf 1 Schijf 2 Schijf 3 Schijf 4
t/m € 18.218 € 18.219 t/m € 32.738 € 32.739 t/m € 54.367 vanaf € 54.368
33,45% 1 41,95% 42% 52%
Voor 65-plussers zijn de tarieven 2010 in schijf 1 en 2 (inclusief de premies volksverzekeringen) resp. 15,55% en 24,05%. Deze tarieven zijn lager dan voor personen jonger dan 65 jaar, dit komt omdat zij geen premie AOW betalen. Definitie heffingskorting (blz. 86) De heffingskorting is een korting op de door de werkgever in te houden loonbelasting. Heffingskortingen (1 januari 2010) Algemene heffingskorting - Jonger dan 65 jaar - 65 jaar en ouder
€ 1.987 € 924
Arbeidskorting (maximaal) - tot 57 jaar - 57, 58 of 59 jaar - 60 en 61 jaar - 62, 63 en 64 jaar - 65 jaar en ouder
€ 1.489 € 1.752 € 2.012 € 2.273 € 1.059
NB: Arbeidskorting inkomens > € 43.385 wordt verminderd met 0,581% tot maximaal € 26
Heffingskorting voor partners gaat verdwijnen (blz. 86) De uitbetaling van de algemene heffingskorting aan partners die niet of weinig verdienen wordt vanaf 2009 in fases afgeschaft. Voorbeeld inkomen na aftrek loonbelasting in jaar 2010 (werknemer 30 jaar) (blz. 87) 1
NB: In de schijven 1 en 2 zijn de percentages voor de volksverzekeringen verwerkt: AOW (17,90%), AWBZ (12,15%) en Anw (1,10%),
totaal 31,15%. In schijf 1 bedraagt het belastingtarief 2,30% en in schijf 2: 10,80%
© Boom Onderwijs
6
Basisboek arbeid – dec 2009
Belastbaar inkomen
€ 40.000
Schijf 1
(18.218 - 0) x 33,45% =
€ 6.094
Schijf 2
(32.739 - 18.218) x 41,95% =
€ 6.091
Schijf 3
(40.000 – 32.740) x 42% =
€ 3.049
Schijf 4
0 x 52% =
€
Totaal (excl. heffingskortingen)
0
€ 15.234
Algemene heffingskorting
-
€ 1.987
Arbeidskorting
-
€ 1.489
Inhouding Netto inkomen
€ 11.758 40.000 - 11.758 =
€ 28.242
Het netto inkomen bedraagt 100 - {(28.242 : 40.000) x 100} = 71% van het bruto inkomen
Hoofdstuk 4.5 - Belastingzaken Aanvulling vrijwilligersvergoeding (blz. 89) De vrijwilligersvergoeding voor personen van 23 jaar of ouder is in beginsel belasting- en premievrij als deze niet hoger is dan € 1.500 per jaar, € 150 per maand of € 4,50 per dag, voor personen jonger dan 23 jaar geldt € 1.500 per jaar, € 150 per maand en € 2,50 per dag. Een urenregistratie is niet verplicht. Vergoedingen of verstrekkingen voor de werkelijk gemaakte kosten mogen maximaal € 150 per maand en € 1.500 per jaar bedragen. Bijstandsgerechtigden die vrijwilligerswerk doen, krijgen daar soms een onkostenvergoeding voor. Die mogen ze tot een beperkt bedrag houden, zonder dat de hoogte van hun uitkering verandert. Als het gaat om vrijwilligerswerk dat de gemeente noodzakelijk vindt voor reintegratie van een bijstandsgerechtigde, dan mag er per maand maximaal € 150 vrij ontvangen worden. Per jaar is het maximum € 1.500. In alle andere gevallen is de grens van de vrij te laten onkostenvergoeding lager: maximaal € 95 per maand, met een maximum van € 764 per jaar. Hoofdstuk 4.5 - Loonbelasting Eindheffing (blz. 91) Loonheffing wordt als regel op het loon van de werknemer ingehouden en afgedragen door de werkgever. Over bepaalde vormen van loon wordt de loonheffing geheven in de vorm van een eindheffing. Dit betekent dat de loonheffing niet wordt ingehouden op het loon van de werknemer, doch dat de werkgever dit betaalt. Er zijn tien verschillende tarieven voor de eindheffing: • het gebruteerde tabeltarief*: de hoogte van het percentage waarop de eindheffing wordt toegepast, komt ruim boven de percentages van de eerder genoemde belastingschijven 1 t/m 4 uit. Het gebruteerde tabeltarief wordt o.m. toegepast bij bovenmatige kostenvergoedingen tot maximaal € 200 per werknemer per maand; • het enkelvoudige tarief: veelal is het percentage van de eindheffing gelijk aan de percentages van de belastingschijven 1 t/m 4. Het enkelvoudige tarief wordt toegepast als er sprake is van bestemmingsloon, dat is een betaling van de werkgever aan de werknemer die nauwelijks het karakter van loon heeft omdat het loon niet ter vrije besteding door de werknemer kan worden aangewend (bijv. vergoedingen voor zakelijke verhuizingen, personeelsfeesten, vergoeding van een ov-jaarkaart (na aftrek eigen bijdrage) en vergoeding voor het verlies van persoonlijke zaken tijdens werktijd; © Boom Onderwijs
7
Basisboek arbeid – dec 2009
•
•
een vast tarief in procenten: 20% (geschenken tot € 70), 25% (geblokkeerde spaarloon), 26% (o.m. een regeling voor vervroegde uittreding, 30% (excessief hoge ontslagvergoeding als de werknemer twee jaar voor uitdiensttreden € 508.500 of meer verdiende), 45% (geschenk tot € 136 voor niet-werknemers) en 75% (geschenk boven € 136 maar maximaal € 272 voor niet-werknemers); een vast bedrag: € 300 (afwisselend gebruik van een bestelauto).
Aanvulling: Loonbeslag (blz. 91) Een derde kan beslag laten leggen op het loon dat een werkgever verschuldigd is aan de medewerker, het gaat hier om een beslissing van de rechter die loonbeslag wordt genoemd. In voorkomende gevallen mag de werkgever het salaris niet aan de werknemer uitkeren, maar wel aan de deurwaarder of belastingdienst. De werkgever kan zelf ook beslag laten leggen op het loon dat hij moet uitbetalen aan de medewerker. Dit doet hij, als hij een vordering op de medewerker heeft die hij niet meteen kan, maar later wil verrekenen. Een deel van het loon kan niet in beslag worden genomen; dat is de ‘beslagvrije voet’. De beslagvrije voet is een minimuminkomen waarvan de werknemer alle vaste lasten, zoals huur, levensonderhoud en ziektekostenverzekering moet betalen. Eerstedagsmelding afgeschaft (blz. 92) Op 1 januari 2009 is de eerstedagsmelding – een van de grootste (administratieve) ergernissen van werkgevers – afgeschaft. Daarbij geldt dat de inspecteur de bevoegdheid heeft bij fraude voor de periode van drie jaar (maximaal vijf) een EDM-verplichting op te leggen. Hoofdstuk 4.6 - Leningen Marktrente verlaagd (blz. 92) De minimale (wettelijke) marktrente in 2010 voor persoonlijke leningen binnen een organisatie is 2,50 procent, was 4,9% in 2009. Hoofdstuk 4.7 – Subsidieregelingen Aanvulling 1 (blz. 93) Vanaf 3 september 2007 tot en met 30 september 2009 is de Subsidieregeling stimulering totstandkoming arbocatalogi (ARBOCAT) van kracht. Aanvulling 2 (blz. 93) Brugbanen herbeoordeelden: werkgevers kunnen vanaf 1 januari 2008 tijdelijk een subsidie krijgen om herkeurde WAO'ers, arbeidsongeschikte zelfstandigen (WAZ) en jonggehandicapten (Wajong) aan de slag te helpen Deze bedraagt maximaal 50% van het minimumloon. De regeling is tijdelijk omdat de herbeoordeling van WAO'ers en Wajongers die op 1 juli 2004 45 jaar of jonger waren, naar verwachting in 2009 afgelopen zal zijn.
© Boom Onderwijs
8
Basisboek arbeid – dec 2009
Aanvulling 3 (blz. 93) Vanaf 2009 is de regeling Premiekorting voor oudere werknemers van kracht voor het in dienst nemen van een uitkeringsgerechtigde in dienst die 50 jaar of ouder is en/of het in dienst nemen van een werknemer van 62 jaar of ouder. Hoofdstuk 5.3 – Salarisbeleid Hoger aanvangssalaris (blz. 106) (Redactie Personeelsnet, 7 april 2008) Werkgevers geven hogere startsalarissen aan werknemers die vers uit het hoger onderwijs aan het werk gaan. Ze moeten wel, want door de lage werkloosheid en de krappere arbeidsmarkt hebben starters meer te eisen. Daardoor krijgen zij tien procent meer salaris dan twee jaar geleden. Dat is één van de uitkomsten van de jaarlijkse Hay Group Salaris Update. Startsalarissen zijn fors gestegen de afgelopen twee jaar. In 2006 en 2007 steeg het inkomen van hoger opgeleide starters van 28.785 naar gemiddeld 31.710 euro. Dat komt neer op een gemiddelde jaarlijkse stijging van vijf procent, terwijl de salarissen in 2005 en in 2004 voor beginnende werknemers juist iets waren gedaald. Na twee jaar mag de starter met een Hbo- of WO-diploma gemiddeld op een vast inkomen van 36.163 euro rekenen. Een Mbo-starter ontvangt bij aanvang gemiddeld een vast inkomen van 25.000 euro. Na twee jaar groeit dat vaste inkomen naar 27.230 euro per jaar. Verwacht mag worden dat de aanvangssalarissen in 2009 als gevolg van de kredietcrisis niet verder zijn verhoogd. Hoofdstuk 6.2 – Overwerk Reistijd kan overwerk zijn (blz. 117) Op 15 februari 2008 heeft de Hoge Raad beslist dat extra reistijd overwerk is als: • de normale arbeidsduur wordt overschreden doordat de werknemer in opdracht van de werkgever naar een tijdelijke arbeidsplaats reist; en • de tijdelijke arbeidsplaats op grote afstand ligt van de woon- of verblijfplaats van de werknemer. De vergoeding voor de extra reistijd is dan overwerkloon. Het maakt niet uit of de werknemer tijdens die reistijd werkt of niet. Hoofdstuk 6.3 – Verhuiskosten Regeling herzien (blz. 122) Vanaf 2009 kunnen naast de inboedelvervoerskosten de overige kosten tot € 7.750 onbelast worden vergoed. De 12%-norm is komen te vervallen. Aan een onbelaste vergoeding van een verhuizing om zakelijke redenen stelt de fiscus de voorwaarden dat de oude woon-werkafstand meer bedraagt dan 25 kilometer, de nieuwe woon-werkafstand is minder dan 10 kilometer en de verhuizing moet binnen twee jaar na aanvaarding van de dienstbetrekking plaats vinden. Hoofdstuk 6.3 – Ziektekosten en bevalling Onbelaste vergoeding vervalt (blz. 123) De aftrek ‘buitengewone uitgaven’ is per 1 januari 2009 vervangen door de regeling ‘uitgaven voor specifieke zorgkosten’. Vergeleken met de oude regeling zijn in de ‘uitgaven voor © Boom Onderwijs
9
Basisboek arbeid – dec 2009
specifieke zorgkosten’ veel aftrekposten komen te vervallen. In feite is de regeling ‘uitgaven voor specifieke uitgaven’ alleen nog interessant voor chronisch zieken. Eigen bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) (toevoeging blz. 123) De verplichte eigen bijdrage van € 150 die een werknemer (vanaf 2008) betaalt voor Zvw, mag de werkgever onbelast vergoeden. Hoofdstuk 6.4 – Gedeeltelijk belastbare vergoedingen 200-euroregeling vervalt (blz. 124) Hoofdstuk 6.5 – Loon in natura Fitness alleen in werktijd vervalt (blz. 126) De eis dat fitness (vrijwel) geheel tijdens werktijd moet plaatsvinden, is vervallen. De fitness kan zowel in bedrijfstijd als daarbuiten plaatsvinden. Voorwaarden zijn dat de bedrijfsfitness te maken heeft met de conditie- of krachttraining van werknemers, dat deze openstaat voor alle werknemers, plaatsvindt onder deskundig toezicht. De bedrijfsfitness hoeft niet persé op het bedrijfsadres van de onderneming zelf te worden georganiseerd, maar kan eventueel bij een derde (sportschool) worden ingekocht. Maaltijden (blz. 125) Voor de onbelaste vergoeding voor meer dan bijkomstig zakelijke maaltijden stelt de fiscus ieder jaar normbedragen (maximum bedragen) op, het maakt daarbij niet uit waar de werknemer kosten voor de maaltijd heeft gemaakt. Uiteraard mag de werkgever ook de werkelijke kosten vergoeden. De normbedragen voor 2010 zijn: warme maaltijd € 4,20, koffiemaaltijd € 2,20 en ontbijt eveneens € 2,20. Feestdagenregeling wordt geschenkenregeling (blz. 126) Over één of meer geschenken in natura tot € 70 per kalenderjaar zal de loonheffing via eindheffing plaatsvinden tegen een vast tarief van 20%. Ook het kerstpakket valt onder deze regeling. Hoofdstuk 9.4 – Onbetaald verlof Wijziging (blz. 156) Mantel- of palliatief verlof moet zijn Mantelzorg- of palliatief verlof (idem tabel 9.1, blz. 161). Hoofdstuk 9.5 - Levenloopsregeling Verhoging bedragen verlofkorting (blz. 159) Werknemers die deelnemen aan de levensloopregeling hebben per deelnamejaar recht op een heffingskorting; de zogeheten levensloopverlofkorting. Deze korting kan worden benut als de werknemer (onbetaald) verlof heeft en hiervoor bedragen opneemt uit zijn levenslooptegoed. De werknemer heeft recht op de ouderschapsverlofkorting als hij ouderschapsverlof opneemt en in het betreffende jaar ook deelneemt aan de levensloopregeling. Hoofdstuk 10.4 – Deeltijd - Arbeidsvoorwaarden Betaling onder het minimumloon (blz. 165)
© Boom Onderwijs
10
Basisboek arbeid – dec 2009
Betaling van deeltijdwerkers onder het minimumloon komt regelmatig voor in de detailhandel en horeca. Dit is vaak het gevolg van een verkeerde berekening van het bruto bedrag naar het netto bedrag. Werkgevers berekenen het loon van een deeltijder vaak op basis van een 40urige werkweek, terwijl in het bedrijf een 36- of 38-urige werkweek de norm is. Het ministerie SZW publiceert daarom vanaf 2008 een schema waarin per werkweek (van 40, 38 en 36 uur) het bijbehorende minimumuurloon staat. Dit wordt tegelijkertijd met de (halfjaarlijkse) aanpassingen van de minimumloonbedragen gepubliceerd. Hoofdstuk 11.2 – Wet kinderopvang Meer kosten (blz. 169) In 2007 ontvingen 388 duizend ouders kinderopvangtoeslag. Dat zijn er 117 duizend meer dan in 2006. De totale opvangkosten voor deze ouders bedroegen in 2007 bijna 2,4 miljard euro. Hiervan werd 1,9 miljard euro gecompenseerd via de kinderopvangtoeslag. De ouders betaalden gemiddeld bijna 20 procent van de kosten zelf. Slechts een klein deel van de ouders met kinderen in de formele opvang had geen toeslag. Het aantal kinderen waarvoor toeslag werd uitgekeerd lag in 2007 op ruim 585 duizend. Dat is bijna 95 procent van het totaal aantal opgevangen kinderen. Veel oppasmoeders, oppasopa’s en -oma’s en oppasburen schreven zich in 2007 in bij een erkend gastouderbureau, zodat ouders in aanmerking kwamen voor kinderopvangtoeslag. Ongeveer 80 duizend ouders ontvingen in 2007 een toeslag voor deze vorm van opvang. Dat is bijna tweeënhalf keer zo veel als in 2006. Ook bij de andere vormen van formele kinderopvang steeg het aantal ouders met compensatie, maar in mindere mate. Hoofdstuk 11.3 – Vormen van kinderopvang Buitenschoolse opvang door basisscholen verplicht (blz. 170) Om school en kinderopvang beter op elkaar af te stemmen moeten basisscholen per 1 augustus 2007 buitenschoolse opvang van 7.30 tot 18.30 uur organiseren. Zij kunnen er hierbij voor kiezen de opvang uit te besteden dan wel in eigen beheer te nemen. De buitenschoolse opvang kan plaatsvinden in een geregistreerd kindercentrum of bij een gastouder via een geregistreerd gastouderbureau. De medezeggenschapsraad heeft adviesrecht op de vaststelling of wijziging van de manier waarop de buitenschoolse opvang wordt georganiseerd. Een besluit met betrekking tot de vaststelling of wijziging van de manier waarop de buitenschoolse opvang wordt georganiseerd wordt niet genomen dan na raadpleging van de ouders. Beperking gastouderopvang (blz. 170) Ouders hebben in 2010 alleen recht op kinderopvangtoeslag voor gastouderopvang als hun gastouder voldoet aan alle kwaliteitseisen. De gastouder moet dan wel voor 1 september 2010 worden aangemeld bij de gemeente én voor 1 januari 2011 worden ingeschreven in het Landelijk Register Kinderopvang. Ouders moeten hun toeslag over 2010 terugbetalen als dat niet lukt. Hoofdstuk 12.2 - Spaarloonregeling Schema verschillen tussen spaarloon- en levensloopregeling (blz. 172) © Boom Onderwijs
11
Basisboek arbeid – dec 2009
Wettelijk recht
Bron spaargeld Besteding spaarsaldo
Spaarloonregeling
Levensloopregeling
Nee, regeling staat alleen open als de werkgever de regeling aanbiedt, deelname vrijwillig. Bruto-inkomen. Vrij besteedbaar.
Recht op deelname, geen recht op opname.
Maximale inleg
€ 613 per jaar, bij ten hoogste één werkgever per kalenderjaar.
Loonbelasting
na 4 jaar vrij opneembaar.
Inkomstenbelasting
Spaartegoed telt niet mee voor vermogensrendementsheffing in box 3 tijdens de 4 jaar dat het geblokkeerd is. Geen premies verschuldigd.
Premies werknemersverzekeringen Verlaging uitkeringsgrondslag (o.m. WW en WIA). Fiscaal werkgever
Inleg verlaagt uitkeringsgrondslag. 25% eindheffing over inleg spaarloon.
Bruto-inkomen. Inkomen tijdens onbetaald verlof (max.18 maanden), afvloeiingsregeling en overlijdensuitkering. Per jaar 12% van het bruto jaarsalaris, in totaal 210% van het bruto jaarsalaris vóór opname. Loonbelasting bij opname, heffingskorting per gespaard jaar. Spaartegoed telt niet mee voor vermogensrendementsheffing in box 3 Premies over gespaard bedrag verschuldigd. Geen verlaging. Geen eindheffing.
Hoofdstuk 13.1 - Reiskostenvergoeding Aanpassing belastingvrije vergoeding woon-werkverkeer (blz. 175) De werkgever mag een vaste vergoeding geven voor woon-werkverkeer of andere zakelijke reizen met een bepaalde vaste regelmaat. Voorwaarde is dat de kosten naar aard en veronderstelde omvang gespecificeerd moeten zijn. Werknemers met een vaste arbeidsplaats mogen een vaste onbelaste reiskostenvergoeding krijgen. Voorwaarde is dat de werknemer de vaste arbeidsplaats op jaarbasis ten minste 36 weken (70% van 52 weken) zal bezoeken. Voor de berekening van de vaste onbelaste vergoeding mag de werkgever vanaf 2009 uitgaan van 260 werkdagen (op jaarbasis) verminderd met gemiddeld 46 dagen voor vakantie, ziekte en verlof (op jaarbasis), in totaal 214 werkdagen (was tot 2009 206 werkdagen) per kalenderjaar. Alleen als de werkgever aannemelijk kan maken dat het gemiddeld aantal dagen voor vakantie, ziekte en verlof minder is, mag hij uitgaan van het werkelijk gewerkte aantal dagen. Van de 214 werkdagen moet de werknemer vanaf 2009 op ten minste 128 dagen (= 60% van 214) naar de vaste arbeidsplaats reizen (was tot 2009 70%). Per gereden kilometer mag hij
© Boom Onderwijs
12
Basisboek arbeid – dec 2009
een maximale vergoeding ontvangen van € 0,19. Bij parttime werk worden de aantallen van 214 en 128 naar rato (tijdsevenredig) aangepast. Voor de vaste onbelaste vergoeding mag de totale reisafstand, dat wil zeggen heen en terug, maximaal 150 kilometer per dag bedragen. Hoofdstuk 13.3 – Lease-auto Gewijzigde bijtelling (blz. 180) In 2010 zijn er vier percentages voor de bijtelling: • 0% voor auto’s zonder CO2-uitstoot; • 14%* voor zeer zuinige auto's met een CO2-uitstoot van maximaal: o 95 gram per kilometer bij een auto die op diesel rijdt o 110 gram per kilometer bij een auto die niet op diesel rijdt; • 20% voor zuinige auto's met een CO2-uitstoot van meer dan o 95 en maximaal 116 gram per kilometer bij een auto die op diesel rijdt o 110 en maximaal 140 gram per kilometer bij een auto die niet op diesel rijdt; • tenminste 25% voor alle andere auto's, bij excessief privégebruik kan het zijn dat de werknemer van een hogere werkelijke waarde (grondslag) moet uitgaan. Hoofdstuk 14.3 - Uitzending naar Nederland Tewerkstelling buitenlandse werknemers vertraagd (blz. 187) De algemene regel is dat, om in Nederland te mogen werken, buitenlandse werknemers een tewerkstellingsvergunning nodig hebben. Werknemers uit de EU-landen hebben deze vergunning niet nodig. Werknemers uit Bulgarije en Roemenië, landen die op 1 januari 2007 tot de Europese Unie toetraden, hebben tot 2009 deze tewerkstellingsvergunning nog nodig. Die krijgen ze pas als in Nederland of andere EU-lidstaten geen werknemers te vinden zijn die het werk kunnen doen, de zogeheten arbeidsmarkttoets. Hoofdstuk 15.4 - Bereik (vakbonden) Minder vakbondsleden (blz. 201) In 2008 was een op de vijf werknemers, met een baan van ten minste twaalf uur per week, lid van een vakbond. De laatste jaren loopt de organisatiegraad van werknemers fors terug. De organisatiegraad lag in de periode 1950-1980 boven de 35 procent. Daarna zette een daling in, dit geldt echter niet voor vrouwen, al hebben zij nog steeds een achterstand t.o.v. de mannen. Na 1995 nam de organisatiegraad af van 28 naar 21 procent in 2008. Mannen en ouderen zijn relatief vaak vakbondslid (bron: CBS). NB: De vakcentrale FNV, verdeeld over veertien vakbonden, telde in september 2009 1,197 miljoen leden. Het CNV met elf bonden telde 336 duizend leden, MHP verdeeld over vier vakbonden telde 135 duizend en overige bonden 219 duizend. Samen een bestand van circa 1,887 miljoen leden. Hoofdstuk 17.2 – Volks- en werknemersverzekeringen Tabel 17.1 Premies werknemersverzekeringen (1 januari 2010) (blz. 216)
Werkgever
© Boom Onderwijs
Werknemer
13
Totaal
Opmerkingen
Basisboek arbeid – dec 2009
WAO/WIA basispremie
5,70%
0%
5,70%
max.premieloon € 186,65 per dag
WGA-rekenpremie
0,59%
0%
0,59%
idem
Uniforme WAO-premie
0,07%
0%
0,07%
variabel per werkgever
AWf (WW)-premie
4,15%
0%
4,15%
max.premieloon € 186,65 per dag
Hoofdstuk 17.2 Dagloon Aanvulling en voorbeeld berekening dagloon (blz. 218) Loonelementen voor het dagloon zijn: vaste loon, loon in natura, vakantietoeslag, dertiende maand of vaste winstuitkering, ploegentoeslag, vergoedingen voor overwerk en een bijdrage in de levensloopregeling. Voor de berekening tellen niet mee: bijtelling privégebruik leaseauto, spaarloonregeling, pensioenpremie werknemer, opname levensloop regeling, eenmalige ontslagvergoeding en werkgeversvergoeding zorgverzekeringswet (Zvw). Berekening dagloon Werknemer A: salaris tijdens de referteperiode bedroeg € 2.500 bruto per maand, ook ontving hij een ploegentoeslag van € 800 bruto per maand, berekening dagloon: (12 x € 2.500 + € 2.400 (vakantietoeslag) + 12 x € 800) : 261 werkdagen (2007) = € 161.
Hoofdstuk 17.2 / Volks- en werknemersverzekeringen Centrum voor Werk en Inkomen & Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen gefuseerd (blz. 217) Vanaf 1 januari 2009 zijn het UWV en CWI formeel gefuseerd, de nieuwe naam is Locaties Werk en Inkomen. Door deze fusie kan een aanzienlijke besparing in de kosten worden bereikt. Doel is bovendien dat er nu één aanspreekpunt komt voor zowel het aanvragen van een uitkering als het bemiddelen naar werk. Vanuit de Locaties Werk en Inkomen wordt de arbeidsbemiddeling uitgevoerd door het UWV WERKbedrijf. Hoofdstuk 17.5 / Wet verbetering Poortwachter (Tabel 17.2, 1 mei 2009, blz. 222) Tijdstabel Wet verbetering poortwachter - 1e ziektedag - uiterlijk dag 7 - 6e week - 8e week - vanaf 8e week - 42e week - 44e week
ziekmelding door de werknemer de werkgever geeft de ziekte door aan de Arbo-dienst, welke dag is afhankelijk van afspraken met de Arbo-dienst de werkgever ontvangt van de Arbo-dienst een risico-analyse, nodig om Plan van Aanpak op te stellen de werkgever stelt een Plan van Aanpak op in overleg met de werknemer regelmatige evaluatie van het Plan van Aanpak de werkgever meldt het verzuim aan het UWV WERKbedrijf (was 13e ziekteweek) het UWV WERKbedrijf stuurt aan de werkgever en werknemer een brief als de werknemer nog niet beter is gemeld. Deze brief wijst de werkgevers en werknemers op hun verplichtingen voor re-integratie.
© Boom Onderwijs
14
Basisboek arbeid – dec 2009
- 52ste week - 20ste maand - 91ste week - 104e week
werkgever en werknemer evalueren na het eerste ziektejaar de reïntegratie van de werknemer werknemer ontvangt het reïntegratieverslag van de werkgever. De Arbo-dienst stelt het medische deel van het reïntegratieverslag op werknemer dient op basis van het reïntegratieverslag een aanvraag voor een WIA-uitkering in bij het UWV WERKbedrijf besluit UWV over het toekennen van een WGA/IVA-uitkering
Hoofdstuk 17.6 – Arbeidsongeschiktheid langer dan twee jaar Afschaffing Pemba (blz. 223) Vanaf 1 januari 2008 betalen alle werkgevers die verzekerd zijn bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) een gelijke premie voor de lopende WAO-uitkeringen. De Pemba is hiermee afgeschaft. Er komt voorts geen premiedifferentiatie voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten in de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen), de opvolger van de WAO. Daarnaast vervalt ook de mogelijkheid om eigenrisicodrager te worden voor WAO en de IVA (Inkomensverzekering voor Volledig en duurzaam Arbeidsongeschikten), een regeling binnen de WIA Hoofdstuk 17.7.1 – Werkloosheid / Inleiding Meer werklozen (blz. 227) In de zomer van 2005 bereikte het aantal WW-uitkeringen een piek van 330 duizend. Daarna liep het aantal verstrekte uitkeringen terug. In oktober 2008 werd met 166 duizend uitkeringen het laagste punt sinds december 2001 bereikt. Als gevolg van de kredietcrisis is de werkloosheid in de periode juni tot en met augustus 2009 opgelopen tot 5 procent van de beroepsbevolking. In 2008 was dat nog 3,8 procent. De werkloosheid is onder vrouwen met 5,4 procent nog altijd hoger dan die onder mannen (4,7 procent). In 2008 lagen die percentages op 4,6 voor vrouwen en 3,1 voor mannen (Bron: CBS). Bij UWV WERKbedrijf stonden in augustus 2009 488.000 werkzoekenden ingeschreven die geen baan hebben. Gemiddeld steeg het aantal werkzoekenden in 2009 met 8.900 per maand. Er kwamen vooral meer jongeren bij omdat in augustus veel schoolverlaters proberen een baan te vinden. Richtlijn passende arbeid Voor mensen die vanaf 1 juli werkloos worden, wordt alle arbeid na een jaar werkloosheid passend. Deze werklozen moeten vanaf juli 2009 solliciteren op elke beschikbare baan. Minister Donner van Sociale Zaken heeft hiervoor de ‘richtlijn passende arbeid 2008’ opgesteld, die op 1 juli 2008 gepubliceerd is in de Staatscourant. De richtlijn heeft daarom in de praktijk pas effect vanaf 1 juli 2009. In beginsel moet elke werkloze straks na een jaar solliciteren op elke beschikbare baan. Donner wil met de nieuwe richtlijn voorkomen dat werklozen onnodig lang langs de kant staan. Uit onderzoek blijkt dat hoe langer iemand werkloos is, des te kleiner de kans op een baan.
© Boom Onderwijs
15
Basisboek arbeid – dec 2009
Hoofdstuk 17.7.1 – Werkloosheid / Werktijdverkorting Deeltijd-WW (aanvulling blz. 231) Voor bedrijven die door de kredietcrisis zijn getroffen, zijn in de periode 2008 tot 2010 bijzondere regelingen werktijdverkorting getroffen die we de deeltijd-WW noemen, werknemers gaan tijdelijk minder werken en krijgen een WW-uitkering. Bedrijven kunnen zelf bepalen hoeveel deeltijd-WW zij nodig hebben en voor welk deel van hun personeel. Er is een drempel, bedrijven moeten de werktijd van werknemers met minstens 20 procent verkorten en van plan zijn minimaal zes maanden van de regeling gebruik te maken. Belangrijk is dat in de periode dat de werknemers niet werken scholing (opleidingen) ontvangen. Verscherpte regeling deeltijd-WW (aanvulling blz. 231) Vanaf 20 juli 2009 kunnen bedrijven gebruik maken van de nieuwe aangescherpte deeltijdWW. Minister Donner van Sociale Zaken wil dat bedrijven zorgvuldiger kijken op welke manier ze gebruik maken van de regeling, zodat meer bedrijven van de regeling gebruik kunnen maken. Daarnaast zijn ook strengere regels om fraude met deeltijd-WW te voorkomen en moeten de deeltijders ook echt scholing (gaan) krijgen. Het budget voor de regeling is opgehoogd van 375 miljoen euro naar 950 miljoen euro. Hoofdstuk 17.8.1 – Wet werk en bijstand Nieuwe normbedragen bijstandsuitkeringen 2010 (blz. 232) De bijstandsuitkering is afhankelijk van de categorie (leeftijd en leefvorm) waartoe iemand wordt gerekend. De normbedragen voor personen van 21 tot 65 jaar zijn per maand (bedragen exclusief vakantietoeslag): • € 1.299,04 voor gehuwden of ongehuwd samenwonenden; • € 898,70 voor alleenstaande ouders; • € 649,52voor alleenstaanden. Voor personen jonger dan 21 jaar en 65 jaar en ouder gelden andere bedragen. Uiteindelijk bepaalt de gemeente hoe hoog de bijstandsuitkering wordt, de gemeente is gerechtigd de uitkering hoger of lager vast te stellen dan de norm. Het vermogen en dat van de eventuele partner speelt een rol bij het vaststellen van het recht op en de hoogte van een uitkering. Als het vermogen lager is dan een bepaalde grens, wordt dit niet meegeteld. De vermogensgrenzen zijn: • € 5.480 voor een alleenstaande; • € 10.960 voor gehuwden gezamenlijk. Voor mensen met een bijstandsuitkering en die een eigen huis bewonen, geldt een extra vrijlating van maximaal € 46.200. Hoofdstuk 17.10 – Zorgverzekeringswet Premies en eigen risico (blz. 235) Naast de premie aan de zorgverzekeraar betaalt de werknemer een bijdrage aan de overheid. Deze bijdrage hangt af van de hoogte van het inkomen. Hoe hoger het inkomen is, hoe hoger de bijdrage. Voor de werknemer wordt de inkomensafhankelijke bijdrage ingehouden op het loon. De inkomensafhankelijke bijdrage is 7,05% (2010) over bepaalde inkomensbestanddelen. Verzekerden zonder werkgeversvergoeding zijn een © Boom Onderwijs
16
Basisboek arbeid – dec 2009
inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd van 4,95%. De maximum premie-inkomensgrens voor de Zvw is € 33.189 per jaar. In 2008 is no-claimregeling afgeschaft, daarvoor in de plaats is een eigen risico ingevoerd van € 155 per verzekerde per jaar. Hoofdstuk 18.1 – Beëindiging dienstverband Aanvulling Uitkeringen FVP (blz. 237) Als regel eindigt iemands pensioenopbouw indien hij werkloos wordt. Voor een bepaalde groep werklozen bestond de mogelijkheid om de pensioenopbouw voort te zetten op grond van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP). Vanaf 2009 vindt geen nieuwe instroom in de FVP meer plaats. Hoofdstuk 18.2 – Ontslagaanvraag Verkorte procedure CWI afgeschaft (blz. 238) De verkorte procedure bij het CWI (Centrum voor Werk en Inkomen) in geval van een ontslag wegens bedrijfseconomische of organisatorische redenen is per 1 januari 2007 afgeschaft. Tot 1 januari 2007 kon de werknemer ervoor kiezen om zich niet inhoudelijk te verweren na een ingediende ontslagaanvraag, maar om een ‘Werknemersverklaring van geen bezwaar’ in te vullen. Met deze standaardverklaring van het CWI gaf de werknemer aan geen bezwaar te hebben tegen het ontslag. Het CWI nam dan zeer snel, soms wel binnen één à twee weken, een beslissing. Ondanks het tekenen van de verklaring was de werknemer niet ’verwijtbaar werkloos’. Deze procedure is komen te vervallen omdat het per 1 oktober 2006 ook mogelijk is met wederzijds goedvinden het dienstverband te beëindigen, in principe zonder dat daarmee verwijtbare werkloosheid ontstaat. Gewijzigde kantonrechtersformule (blz. 240 – 241) De vergoeding volgens de kantonrechterformule wordt berekend volgens de formule A x B x C. De verklaring van de letters is als volgt: A = aantal gewogen dienstjaren B = beloning C = correctiefactor. Ad A: Voor de berekening van het aantal gewogen dienstjaren golden tot 2009 de dienstjaren tot 39 jaar mee voor een maandsalaris, de dienstjaren tussen 40 tot en met 49 jaar voor anderhalf maandsalaris en vanaf 50 jaar voor twee maandsalarissen. Afgelopen jaren kreeg de formule steeds meer kritiek. Het ontslaan van werknemers zou te duur zijn en de rekenregel te rigide. Vanaf 2009 gelden er daarom andere regels. Dienstjaren tot 35 jaar tellen mee voor een half maandsalaris. De jaren tussen 35 en 45 betekenen één maandsalaris. Tussen 45 en 55 jaar anderhalf en gewerkte jaren vanaf het 55ste jaar tellen dubbel mee. Voorbeeld 53-jarige werknemer met 20 jaar dienstverband situatie tot 2009: (3x2) + (10x1,5) + (7x1) = 28 maandsalarissen situatie vanaf 2009: (6 x1,5) + (10x1) + (2x0,5) = 20 maandsalarissen
Ad B: De beloning wordt berekend over de vaste of structurele inkomensbestanddelen: © Boom Onderwijs
17
Basisboek arbeid – dec 2009
• • • • • • • • •
bruto maandloon; vakantietoeslag; dertiende maand die vast staat, d.w.z. elk jaar wordt uitgekeerd; het gemiddelde van structureel recht op een bonus, tantième of provisie; een structurele overwerkvergoeding; vaste ploegentoeslag; tantième; werkgeversaandeel in de zorgverzekering en/of pensioenpremie; een niet-structurele winstdeling.
• • •
In principe wordt niet tot loon gerekend: werkgeversaandeel pensioenpremie; auto van de zaak; onkostenvergoeding.
Voorbeeld: genoemde 53-jarige werknemer heeft uitsluitend een vast salaris (€ 1.815 bruto per maand) en vakantietoeslag 8%, ad B wordt dan € 1.960.
Ad C: Afhankelijk van de schuldvraag varieert de correctiefactor als regel tussen 0 (de werknemer is schuldig aan zijn ontslag) en maximaal 2 (de werkgever is nalatig geweest). In uitzonderingsgevallen wordt een hogere correctiefactor vastgesteld 2 . Als regel wordt bij ontslag om bedrijfseconomische redenen de correctiefactor op 1 gesteld, dit kan ook minder zijn als bij het bedrijf de financiële middelen ontbreken. Voorbeeld (vanaf 2009): in het geval van de 53-jarige werknemer besluit de kantonrechter tot een correctiefactor van 1,5. Berekening A x B x C: de hoogte vergoeding van de 53-jarige werknemer is 20 x € 1.960 x 1,5 = € 58.800.
Rechters zullen vanaf 2009 meer rekening gaan houden met de individuele omstandigheden. Is de ontslagen werknemer actief in een sector met een hoge werkloosheid, dan kan de vergoeding hoger uitvallen. Maar heeft een werknemer goede kansen op nieuw werk, omdat de werkgever hem de kans heeft gegeven cursussen en opleidingen te volgen, dan kan de vergoeding lager uitvallen. Ook de financiële positie van de werkgever kan factor C beïnvloeden. Voor arbeidsovereenkomsten die binnen 2 jaar worden ontbonden, geldt vanaf 2009 een afzonderlijke regeling. Als er sprake is van een overeenkomst voor bepaalde tijd, zonder tussentijdse opzegmogelijkheid, blijft de ontslagvergoeding gelijk aan het salaris over de resterende tijd. In alle andere gevallen wordt de vergoeding op de normale manier, volgens de nieuwe kantonrechtersformule, berekend.
2
De kantonrechter Gorinchem heeft in een geding (4 augustus 2003, JAR 2003,233) een correctiefactor van meer dan 8 toegekend. De
hoogte werd ingegeven door het hebben van schuld van de werkgever en het feit dat de werknemer naar verwachting moeilijkheden zal ondervinden bij het vinden van een nieuwe baan.
© Boom Onderwijs
18
Basisboek arbeid – dec 2009
Wettelijk maximum ontslagvergoeding (blz. 241) Werknemers met een jaarsalaris van € 75.000 of meer, krijgen vanaf 2009 maximaal één jaarsalaris als ontslagvergoeding. In de loop van 2009 wordt hiervoor wordt het Burgerlijk Wetboek gewijzigd. De maximering geldt alleen als de kantonrechter over het ontslag van de werknemer besluit. Hoofdstuk 18.3 – Collectief ontslag Ontslagbesluit tijdelijk aangepast (blz. 244) Per 1 augustus 2009 zal in het kader van de economische crisis het Ontslagbesluit, waarin het afspiegelingsbeginsel is geregeld, tijdelijk worden gewijzigd. Door de maatregel worden werkgevers in staat gesteld werknemers te behouden waarvan zij menen dat zij voor het functioneren van de onderneming zowel tijdens als na de crisis van zodanig belang zijn dat het ontslag van deze werknemers moet worden voorkomen. Hoofdstuk 19.1 – Inleiding pensioen Pensioenregister (blz. 246) In mei 2008 is de Stichting Pensioenregister opgericht, een samenwerkingsverband van de pensioenkoepels, verzekeraars en de Sociale Verzekeringsbank. De stichting gaat de ontwikkeling van het Pensioenregister begeleiden, dat alle Nederlandse pensioenregelingen via internet ontsluiten. Met behulp van een code (bijvoorbeeld burgerservicenummer) kan een ieder een overzicht opvragen van al zijn pensioenregelingen. Ook de AOW staat erin. Het register laat bovendien zien waar het pensioen is opgebouwd en waar men terecht kan voor meer informatie. Naar verwachting is het systeem op 1 januari 2011 operationeel. Verruiming pensioenleeftijd bij de overheid (blz. 246) Ambtenaren bij het Rijk mogen doorwerken na hun 65ste. Een doorbraak, want in vrijwel alle CAO’s stonden tot 2007 bepalingen voor gedwongen ontslag op de pensioengerechtigde leeftijd. Vakbonden en het ministerie van Binnenlandse Zaken hebben in oktober 2007 een compromis bereikt om ambtenaren de mogelijkheid te geven ook na hun 65e door te laten werken. De afspraak geldt tot 2010, daarna wordt die omgezet in een definitieve regeling. Hoofdstuk 19.2 - Algemene Ouderdomswet (AOW) Toenemende kosten overheid (blz. 249) (NRC / 5 januari 2008) De rijksuitgaven aan het AOW-pensioen zijn de laatste jaren sterk gestegen. De staat moet nu 30 procent jaarlijks van de AOW-uitgaven uit de schatkist bijpassen. In 2002 was dit nog 10 procent. Dat blijkt uit het kwartaalbericht van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over het derde kwartaal van 2007. Toen ontvingen 2,6 miljoen bejaarden ruim 6,3 miljard euro aan AOW-pensioen van de SVB. Dat was een jaar eerder, in het derde kwartaal van 2006, nog 6 miljard euro. De stijgende kosten voor de AOW-uitkering (914 euro per maand voor een alleenstaande) is toe te schrijven aan de groeiende groep ouderen, die nu ruim 14 procent van de bevolking uitmaakt. In 2025 zal deze groep volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek met 1,3 miljoen zijn toegenomen en ruim 21 procent van de bevolking omvatten. Een andere belangrijke reden voor de stijging van de uitkeringslasten is de indexering van de AOW-bedragen.
AOW-leeftijd naar 67 jaar (blz. 249) © Boom Onderwijs
19
Basisboek arbeid – dec 2009
De plannen om de AOW-leeftijd te verhogen naar 67 jaar nemen steeds vastere vormen aan. In grote lijnen komt het op het volgende neer: − de AOW-pensioenleeftijd stijgt in twee stappen: in 2020 naar 66 jaar en in 2025 ineens naar 67 jaar; − er wordt een uitzondering gemaakt voor de werknemer die in 2020 zijn 65ste jaar viert én kan aantonen dat hij de voorgaande 15 jaar aan één stuk door heeft gewerkt, hij mag dan toch met 65 jaar AOW aanvragen. Zijn maandelijkse AOW-uitkering wordt dan wel iets lager; − werkgevers worden verplicht een werknemer die 30 jaar zwaar werk heeft verricht een andere lichtere baan aan te bieden; − het kabinet acht het wenselijk als ook de bedrijfspensioenen op termijn twee jaar later ingaan. Om dit te stimuleren verlengt men de aftrekbaarheid van pensioenpremies met twee jaar. Hoofdstuk 19.6 – Beëindiging dienstverband / Waarde-overdracht Aanvulling 1 (blz. 258) De oude werkgever is wettelijk verplicht de vertrekkende werknemer te wijzen op zijn recht op waardeoverdracht. De nieuwe werkgever moet binnen één maand na indiensttreding de werknemer een aanbod tot waardeoverdracht doen, wat de uitvoering betreft kan de werkgever een wachttijd van maximaal twee maanden aanhouden. Aanvulling 2 (blz. 258) Met ingang van 1 januari 2008 is de berekening van de overdrachtswaarde veranderd. Dit kan forse gevolgen hebben voor de nieuwe werkgever. Volgens de geldende waardeoverdrachtregels moet de nieuwe werkgever het verschil aanvullen. Tot en met 2007 werd de overdrachtswaarde berekend op een vaste rente van 3% of 4%, maar deze is nu gebaseerd op de marktrente: in 2008 geldt een rekenrente voor pensioenfondsen van 4,9 %. Volgens de geldende waardeoverdrachtregels moet de nieuwe werkgever het verschil aanvullen. Dit kan voor de werkgever aanzienlijke kosten met zich meebrengen, zie onderstaand rekenvoorbeeld: Rekenvoorbeeld waardeoverdracht (bron AWVN) Stel een werkgever neemt een man van 45 jaar aan met een opgebouwd ouderdomspensioen van € 12.000 en een opgebouwd nabestaandenpensioen van € 8.400. De overdrachtswaarde op 4,9% bedraagt dan ongeveer € 63.000. Voor een regeling met een rekenrente op 4% is ongeveer € 80.000 nodig om hetzelfde pensioen te kunnen aankopen. Bij rekenrente van 3% is ongeveer € 107.000 benodigd. Dit betekent dus een benodigde aanvulling van respectievelijk € 17.000 of € 44.000. De aanvulling komt volledig voor rekening van de nieuwe werkgever.
Aanvulling 3 (blz. 259) (Consumentenbond, 17 dec. 2008) Wegens de verslechterde financiële positie van veel pensioenfondsen is het tijdelijk niet mogelijk pensioenen naar een nieuw pensioenfonds te brengen. Pensioenfondsen die een dekkingsgraad van minder dan 100% hebben, mogen niet aan waardeoverdracht doen zolang zij onder die grens zitten. Op dit moment geldt dat voor © Boom Onderwijs
20
Basisboek arbeid – dec 2009
veel fondsen. Zodra de fondsen financieel ruimer in hun jas zitten en een dekkingsgraad van boven de 100% hebben, kan waardeoverdracht alsnog met terugwerkende kracht uitgevoerd worden. Websites Herzien overzicht relevante en gratis toegankelijke websites (blz. 263) ABP.nl ADP.nl (vakwijzer) Advocaatarbeidsrecht.nl Advocaten.pagina Antwoordvoorbedrijven.nl Arbeidsinspectie.nl Arbeidsrechter.nl Arbonieuwestijl.nl Arboportaal.nl AWVN.nl Belasting.pagina.nl Belastingdienst.nl Benefitsnews.com Boaborea.nl Bondgenoten.nl BPV.nl CAO.pagina.nl CAOP.nl CBS.nl CGB.nl Cnv.nl Dgfp.de (Duitsland) DuoJob.nl EHBW.nl E-prepay.adp.nl Eur-lex.europa.eu (verwijder www) Flexisgroep.nl Floor.nl Fnv.nl Gelijkloon.nl Gemeente.nu Haygroup.nl Homefinance.nl HRM.net (België) HRM-Netwerk.nl Hrpraktijk.nl Hrservicecenter.nl
© Boom Onderwijs
Independer.nl Infopensioen.nl Intermediair.nl Innoverenmetpersoneel.nl Juridisch.com Juridischelinks.nl Kinderopvang.net Levensloopregeling.szw.nl Managersonline.nl Minfin.nl Mkbnet.nl Nautadutilh.nl Nidi.nl Nizw.nl Oesorichtlijnen.nl Ornet.nl Overheid.nl Parlando.sdu.nl (verwijder www) Pensioen.com Pensioenkijker.nl Personeelsnet.nl Postbus51.nl Pwc.com (view Dutch site) Pwnet.nl Recht.nl Recht4All.nl Recruiteronline.nl Salarisinfostartpagina.nl Salarisnet.nl Salarisnieuws.nl SCP.nl SER.nl Shrm.org (USA) Sociaaljuridisch.nl Socialezekerheid.nl SVB.nl SZW.nl
21
Tijdwijzer.nl Till.uvt.nl (verwijder www)Unie.nl UWV.nl Verlofregelingen.szw.nl VNO-NCW.nl Volkskrant.nl Vroom.org Werk-en-geld.nl Werkinfo.nl Werkkracht.nl Werknemers.nl Wetwegwijzer.nl Wikipedia.org Zenw.nl Zibb.nl
Basisboek arbeid – dec 2009