Werkingsverslag januari 2009 – december 2009
VOORWOORD 2009 is een jaar dat de OSBJ niet snel zal vergeten. Na 10 jaar werking en na 10 jaar geknokt te hebben om voor de private voorzieningen BJB een volwaardig steunpunt te kunnen en mogen zijn, bleek 2009 een jaar van crisis en afbouw te zijn geworden. Het begon nochtans goed. In januari-februari werd onze werking positief geëvalueerd door de werkgeverskoepels. In mei organiseerden we een online bevraging naar de ondersteuningsbehoeften in de jeugdhulp. De voorzieningen stelden een duidelijke vraag naar kennisdeling en kennisontwikkeling over de manier van werken in de sector. Men wil inhoudelijk professionaliseren en verwacht daartoe de nodige ondersteuning. Nochtans besliste de overheid in juli eenzijdig om vanaf 2010 drastisch te snoeien in de middelen die de OSBJ daarvoor ter beschikking worden gesteld. De overheid nam onze prestaties van de voorbije jaren zeer kritisch onder de loep en stelde onze positionering ernstig in vraag. Ook bleek het vanuit Europees oogpunt niet langer verdedigbaar om nog langer exclusief projectopdrachten aan één dienstverlener toe te kennen. Althans toch niet in de Bijzondere Jeugdzorg… Waar we in de jaren 2004-2005 een groei kenden, met de overgang van thematische ondersteuning op 2 thema’s naar een ondersteuning in de vorm van algemene functies, met een multidisciplinaire werking, ondergingen we het voorbije jaar een omgekeerde beweging. De Vlaamse overheid financiert de komende jaren onze werking slechts op 3 thema’s. Onze middelen worden op termijn meer dan gehalveerd. Dit had de pijnlijke beslissing tot ontslag van diverse gerodeerde stafmedewerkers tot gevolg. De erkenning als autonoom project kent zware structurele beperkingen voor een groeiende organisatie. De spanningsvelden tussen een beheersingslogica en de dynamiek van een organisatie bleken onoverkoombaar. Het beleidsplan waar we in 2008 mee startten, konden we in 2009 dan ook niet afronden: ons toekomstperspectief is te verschillend. Er kroop heel wat tijd in crisisoverleg. In de nieuwe convenant ligt zeer sterk de nadruk op het verder te ontwikkelen en te implementeren registratiesysteem voor de private voorzieningen, naast een ingeperkte juridische ondersteuning en een meer algemene informatieopdracht. Toch realiseerden we het voorbije jaar alle doelstellingen van de convenant 2009, ondanks de opgelopen ravage, zoals u kan lezen in dit verslag. Ook aan de vernieuwing van de osbj-website werd hard gewerkt: zij gaat in februari 2010 online. 2010 wordt een jaar van heropbouw, van zoeken naar wegen om weer te groeien, terug een draagvlak te creëren. We vinden daarvoor grond in de bereidheid van de overheid om toch opnieuw voor 5 jaren met ons in zee te gaan. We vinden steun in de betrokkenheid van een aantal mensen die in 1999 mee aan de wieg stonden van de vzw OSBJ, en van mensen die we in de loop der jaren ontmoetten en die mee investeerden in onze werking. We zetten onze eigen kennis en talent volop in om een nieuwe dynamiek te laten renderen voor de jeugdhulp. Na de snoei, de groei! Namens de Raad van Bestuur, Wim Van Esch Voorzitter vzw OSBJ
VOORWOORD
1
2
INHOUD VOORWOORD
p. 1
INHOUD
p. 3
ALGEMENE INLEIDING
p. 5
WERKINGSVERSLAG HOOFDSTUK I: BINC (Begeleiding in Cijfers): Een Registratiesysteem voor de Bijzondere Jeugdzorg 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Ontwikkeling Pilootproject Ondersteuning pilootproject Binc-dag Stuurgroep Communicatie
p.15
p. 15 p. 16 p. 17 p. 18 p. 19 p. 20
HOOFDSTUK II: Effectiviteit en efficiëntie
p. 21
HOOFDSTUK III: Pleegzorg
p. 22
Belangrijkste conclusies uit het provinciaal overleg (Antwerpen, Ooost-Vlaanderen en Vlaams Brabant) Voorstel van verdere werkwijze Concrete vergadermomenten Beëindiging van de opdracht
p. 22 p. 22 p. 24 p. 24
HOOFDSTUK IV: Crisishulp aan huis
p. 25
HOOFDSTUK V: Herstelrechterlijke en Constructieve Afhandelingen
p. 26
Inleiding Coördinatorenoverleg Samenwerkingsverbanden Vereffeningsfonds Vorming en reflectie Registratie en cijfers Ouderstage Intervisie Hergo
p. 26 p. 26 p. 27 p. 31 p. 32 p. 33 p. 33 p. 36
HOOFDSTUK VI: Participatieve hulpverlening 1. 2. 3. 4. 5.
Deelnemers Inhoud Evaluatie Implementatie De implementatie van het decreet in 2010
p. 37 p. 37 p. 37 p. 38 p. 38 p. 39
HOOFDSTUK VII: Juridische ondersteuning 1. Jeugdrecht.be 2. De juridische helpdesk en juridische FAQ
p. 40 p. 40 p. 51
HOOFDSTUK VIII: Communicatie en beeldvorming 1. 2. 3. 4. 5.
INHOUD
Webstatistieken www.osbj.be 2009 e-zine www.stentproject.be en www.jeugdrecht.be Pers en public relations De online bevraging ‘Jeugdzorg, ‘t gaat er over’
p. 54 p. 54 p. 55 p. 55 p. 55 p. 56
3
HOOFDSTUK IX: Individuele vragen
p. 57
HOOFDSTUK X: Stent
p. 59
BIJLAGEN BIJLAGE 1: Activiteitenoverzicht 2009 BIJLAGE 2: Evaluatie samenwerkingsverbanden HCA BIJLAGE 3: Nota Vereffeningsfonds BIJLAGE 4: Cijfernota HCA BIJLAGE 5: Sjabloon Ouderstage BIJLAGE 6: Bijlage bij de convenant 2009 BIJLAGE 7: Overzicht van de gerealiseerde doelstellingen
p.67 p.79 p.91 p.101 p.128 p.131 p.137
Rapporten waarnaar verwezen wordt in het jaarverslag staan ook op www.osbj.be, doorklikken naar ‘Over de OSBJ’, doorklikken naar ‘Jaarverslagen en rapporten’.
INHOUD
4
ALGEMENE INLEIDING 1. Opdracht van de OSBJ Voor de nieuwe lezers van ons jaarverslag, stellen we onze organisatie kort voor. De ‘trouwe lezers’ die al langer bekend zijn met onze organisatie, kunnen onmiddellijk doorgaan naar punt 2. De OSBJ werd gedurende de drie voorbije jaren nog steeds als project beopdracht en gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap. Onze huidige voogdijminister is minister Jo Vandeurzen. De Vlaamse overheidsdienst die toeziet op onze werking is het Intern Verzelfstandigd Agentschap Jongerenwelzijn (IVA Jongerenwelzijn). Onze basisovereenkomst liep voor de periode 2007 – 2009. Daarnaast is er jaarlijks een bijlage bij de overeenkomst met de specifieke doelstellingen voor het betrokken jaar. Voor de komende periode is een basisovereenkomst voor vijf jaren voorzien (2010-2014) met jaarlijkse bijlagen. 2009 was een jaar van crisis voor de OSBJ, met externe kritiek en ter verantwoording geroepen worden. Het IVA Jongerenwelzijn besliste in de tweede helft van het jaar dat in de toekomst nog slechts de ontwikkeling van een registratiesysteem, de juridische ondersteuning en het ter beschikking stellen van informatie zouden gesubsidieerd worden, en dit voor een periode van 5 jaar. Het bedrag van de toekomstige jaarlijkse subsidie werd substantieel verminderd. Het kader dat wij hieronder schetsen, zal in 2010 dan ook drastisch wijzigen. 1. Missie De OSBJ biedt als autonoom en pluralistisch steunpunt aan alle private organisaties van de Bijzondere Jeugdbijstand een permanente en projectmatige inhoudelijke ondersteuning, die praktijkgericht en multidisciplinair/wetenschappelijk werkt. De bedoeling van de ondersteuning is de bijstand en de hulpverlening ten aanzien van minderjarigen in een problematische opvoedingssituatie of die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd te optimaliseren in ruim overleg met de betrokken actoren. 2. Doelgroep De rechtstreekse doelgroep van de OSBJ bestaat uit alle private voorzieningen, diensten en organisaties die subsidies van het Fonds Jongerenwelzijn ontvangen en hun medewerkers. In functie van welbepaalde taken of opdrachten kan de doelgroep van de OSBJ uitgebreid worden naar de medewerkers van het Intern Verzelfstandigde Agentschap (IVA) Jongerenwelzijn. De wenselijkheid van een dergelijk partnerschap wordt per opdracht telkens besproken tussen het IVA Jongerenwelzijn en de directie van de OSBJ. De Raad van Bestuur van de OSBJ neemt de uiteindelijke beslissing. In de praktijkondersteuning Jeugdrecht.be omvat de doelgroep ook de jeugdhulpverleners uit de sector van het Algemeen Welzijnswerk. 3. Functies De basisopdracht verdeelden we in 5 ondersteuningsfuncties: 1. Visie- en methodiekontwikkeling: ontwikkelen van inhoudelijke concepten over relevante thema's binnen de sector en dit onder andere door literatuurstudie, onderzoek, het oprichten en begeleiden van werkgroepen en denktanken, het oprichten en begeleiden van (eigen) pilootprojecten. ALGEMENE INLEIDING
5
2. Informatie: verwerven, verwerken en ontsluiten van relevante informatie die de private organisaties van de Bijzondere Jeugdzorg helpen bij de optimalisering van hun opdracht, namelijk hulpverlening aan minderjarigen en hun gezin. 3. Vormingsaanbod: terugkoppelen van de verwerkte informatie en de ontwikkelde concepten naar de private organisaties van de Bijzondere Jeugdzorg en het beleid. 4. Advies: terugkoppelen van de verwerkte informatie en de ontwikkelde concepten naar de private organisaties van de Bijzondere Jeugdzorg, de belendende sectoren en het beleid. 5. Ondersteuning: ondersteuning bieden aan de private organisaties van de Bijzondere Jeugdzorg bij het ontwikkelen van antwoorden op nieuwe maatschappelijke uitdagingen, in overleg met de betrokken actoren. 4. Werkdomeinen De OSBJ was vooral actief op volgende domeinen: 1. Communicatie en beeldvorming: Wie actief is in Bijzondere Jeugdzorg merkt dat deze sector nog onvoldoende gekend is. De OSBJ ondersteunt de voorzieningen, diensten en projecten van de Bijzondere Jeugdzorg in het uitbouwen van een imago dat overeenstemt met de dagelijkse inzet en praktijk en in de manier waarop deze met derden daarover communiceren. 2. Integrale Jeugdhulp: de OSBJ volgt de ontwikkelingen van Integrale Jeugdhulp op. 3. Jeugddelinquentie: de OSBJ had tot het voorbije jaar een specifieke opdracht in het ondersteunen van de werking van de HCA-diensten (herstelrechtelijke en constructieve afhandelingen). 4. Juridische info: de OSBJ informeert de organisaties van de Bijzondere Jeugdzorg over de rechten van minderjarigen en hun gezin. De OSBJ coördineert onder andere een juridische helpdesk voor medewerkers in de Bijzondere Jeugdzorg en is verantwoordelijk voor de realisatie van het e-zine en databank Jeugdrecht.be (www.jeugdrecht.be). 5. Onderzoek: de OSBJ volgde een aantal onderzoeksprojecten op die aansluiten bij de praktijk van de Bijzondere Jeugdzorg en probeert deze te vertalen in functie van de hulpverlening. . Daarnaast legde de OSBJ contacten met onderzoeksinstellingen in functie van het aangeven van onderzoeksnoden. 6. Participatieve hulpverlening: de OSBJ implementeert en ondersteunt een meer participatieve hulpverlening aan minderjarigen en hun gezin in de Bijzondere Jeugdzorg. 7. Registratie: de OSBJ werkt mee met de Vlaamse overheid aan de ontwikkeling van een uniform registratiesysteem op het niveau van de private voorzieningen. 8. STENT – project: gefinancierd door Cera, organiseerde de OSBJ - na een vooronderzoek gedurende twee jaar een project dat de samenwerking tussen de Bijzondere Jeugdzorg en de Geestelijke Gezondheidszorg stimuleert. 9. Vernieuwende Initiatieven (projecten en werkvormen): De voorbije jaren evolueerde de manier van werken met kinderen, jongeren en hun gezinnen, als reactie op de veranderende maatschappij. Dit resulteerde in een aantal vernieuwende initiatieven. De OSBJ volgde deze evoluties op, ondersteunde de vernieuwende initiatieven en maakte het aanbod bekend bij voorzieningen, consulenten en andere geïnteresseerden. ALGEMENE INLEIDING
6
5. Aansturing Een stuurgroep volgt de globale werking van de organisatie op en veruitwendigt de nauwe samenwerking met het IVA Jongerenwelzijn. Leden zijn de Raad van Bestuur van de OSBJ en een vertegenwoordiging van het IVA Jongerenwelzijn. De stuurgroep komt normaal twee keer per jaar samen en bespreekt de koers die de organisatie volgt. Op het uitvoerend niveau is er een maandelijks werkoverleg tussen de OSBJ en het Agentschap waar informatie wordt uitgewisseld. De bedoeling van dit jaarverslag is, naast een inhoudelijke verantwoording van onze activiteiten, dat de lezers zich een beeld kunnen vormen van onze werking in 2009.
2. Algemene Vergadering en de Raad van Bestuur De Algemene Vergadering kwam samen op 19 mei 2009. Op de vergadering werden eerst de rekeningen van de vzw goedgekeurd voor 2008 en de begroting voor 2009. Daarna werd verslag uitgebracht over de werking van het voorbije jaar en werden de plannen toegelicht voor het lopende jaar. Vooral de opmaak van een nieuw beleidsplan met een bevraging van de sector was een thema. De samenstelling van de Raad van Bestuur werd licht gewijzigd. Na een besloten gedeelte, vond een werksessie plaats met extra genodigden. Hun bevindingen en de resultaten van de online bevraging werden achteraf gebundeld in een rapport ‘Jeugdzorg, ’t gaat erover’ (zie hoofdstuk VIII, p. 57). In de Raad van Bestuur zetelden in 2009 Wim Van Esch, voorzitter van 20 mei 2009 tot 31 augustus 2010, Hans Paredis, ondervoorzitter tot 31 augustus 2009, Jan Bosmans, ondervoorzitter vanaf 1 september 2009, Vincent Vanhumbeeck, Bart D’Hooghe, Hilde Geudens, voorzitter vanaf februari 2009 tot 19 mei 2009 en Rudi Van Eeckhout vanaf september 2009. Ontslagnemende bestuursleden waren Lowie Vermeiren, Els Willems en Inge Debel evenals Magda De Maertelaere. Joz Vanden Eynden nam tot juni 2009 als directeur deel aan de vergaderingen. In juli 2009 nam Min Berghmans eerst als waarnemend directeur en sinds september effectief deze taak over. Hilde Engelbeens, verantwoordelijke van de administratie, verzorgt de verslaggeving. De data van samenkomst waren: - 20 januari 2009 - 20 februari 2009 - 24 maart 2009 - 21 april 2009 - 19 mei 2009 - 4 juni 2009 - 7 juli 2009 - 1 september 2009 - 2 september 2009 - 3 november 2009 - 24 november 2009 - 3 december 2009 Belangrijke agendapunten op de Raad van Bestuur waren: - De evaluatie van de werking van de OSBJ - Een actieplan voor de opvolging van de convenantdoelstellingen - De voorbereiding op de inspectie in april-mei 2009 - De verhouding met het IVA Jongerenwelzijn - Teamwerking, personeelsaangelegenheden, directiefunctie binnen de OSBJ - Organogram - Samenstelling van de raad van bestuur ALGEMENE INLEIDING
7
-
Werken aan en onderhandelen over de nieuwe basisconvenant 2010-2014 Opvolging van het algemeen beleid, het personeelsbeleid en het financieel beleid van de OSBJ Beslissingen inzake ontslagen
3. Stuurgroep en werkoverleg De contacten met de Vlaamse Overheid worden geconcretiseerd in 2 soorten overleg. In de stuurgroep staat de globale werking van de OSBJ centraal en dit zowel wat betreft de planning als wat betreft de opvolging. Deze vergadering is samengesteld - vanuit het IVA Jongerenwelzijn - uit David Debrouwere, afdelingshoofd voorzieningenbeleid en Stefaan Van Mulders, administrateur generaal. Namens het kabinet Welzijn Volksgezondheid en gezin vond in 2009 geen afvaardiging plaats. Vanuit de OSBJ zijn het de leden van de Raad van Bestuur en de directeur. In 2009 waren 2 stuurgroepen gepland, nl op 6 februari 2009 en 30 juni 2009. Deze werden vervangen door: - Een overleg tussen de koepels en het IVA Jongerenwelzijn op 6 januari 2009 over de werking van de OSBJ - Een vervolgoverleg tussen het IVA Jongerenwelzijn en de Raad van Bestuur en directeur van de OSBJ op 26 februari 2009 - Een mededeling door het IVA Jongerenwelzijn aan de Raad van Bestuur en teamafvaardiging van de OSBJ op 7 juli 2009. In april-mei ging een inspectie door, waarbij de werking grondig werd doorgelicht. Naast de stuurgroep is er ook een maandelijks werkoverleg. Elke laatste vrijdag van de maand is er een overleg tussen - vanuit het Agentschap - David Debrouwere, afdelingshoofd voorzieningenbeleid en/of Geert Michiels, verantwoordelijke voor de projecten – en vanuit de OSBJ - Joz Vanden Eynden en vanaf juli 2009 Min Berghmans, directeur, vaak samen met een stafmedewerker wiens werkdomein specifieke aandacht krijgt in het gesprek. De bedoeling van dit overleg is informatie-uitwisseling onder andere over elkaars initiatieven, opvolging van de werking van de OSBJ en concrete, verdere planning. De werkoverleggen gingen door op 9 januari, 5 februari, 17 maart, 1 april, 8 mei, 28 augustus en 25 september. Voor de planning van de nieuwe basisconvenant en de bijlage 2010 kwamen de directie en voorzitter van de OSBJ samen met het afdelingshoofd en de verantwoordelijke voor de projecten van het IVA op 15 oktober 2009. Op 30 oktober bespraken de IVA-medewerkers met de directeur en stafmedewerker Wederik De Meersman van OSBJ de invulling van de registratieopdracht. De verdere onderhandelingen gebeurden schriftelijk. Het definitieve voorstel was op 3 december klaar. Op 17 december vond een laatste gesprek plaats tussen OSBJ (stafmedewerker Kurt De Backer, directeur Min Berghmans en bestuurder Hans Paredis) en het IVA Jongerenwelzijn met administrateur generaal Van Mulders en afdelingshoofd Debrouwere.
ALGEMENE INLEIDING
8
4. Organogram vzw OSBJ
AV
RvB
Directeur
Projectmedewerkers subteam A (Jeugdrecht.be)
projectmedewerkers subteam B (jeugddelinquentie)
Ondersteuning administratie / communicatie
Projectmedewerkers subteam C (Registratie - Binc)
Projectmedewerkers subteam D (Stent, DRPM, ...)
5. Samenstelling van het team Het OSBJ-team was tot 31 december 2009 samengesteld uit 14 medewerkers met elk een specifiek profiel. De capaciteiten en kennis van elkeen maakten een multidisciplinaire werking mogelijk. Het team was een belangrijke ‘kennisvijver’ voor ondersteuning van de sector. In 2010 gaan we met een uitgedunde groep verder. We geven hieronder een overzicht van de evolutie van het personeelsbestand van de OSBJ. Joz Vanden Eynden was voltijds directeur tot 1 september 2009. Vanaf die datum werkt hij halftijds, in het kader van een landingsbaan. Hij was inhoudelijk verantwoordelijk voor de opdracht tot eenmaking van de selectie van pleegouders per provincie en vanaf 1 januari voor de Stentopdracht. Min Berghmans werd vanaf 1 september de nieuwe directeur. Anje Van Biesen was in 2009 communicatieverantwoordelijke. De verantwoordelijkheid over de opdrachten m.b.t. jeugddelinquentie lagen bij Lieve Balcaen, Stefaan Viaene, Sofie Van Rumst en Veerle Verlinden. Sofie ging op zwangerschapsverlof sinds november 2009. Het e-zine jeugdrecht.be blijven we samenstellen en uitgeven in nauwe samenwerking met het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk (SAW). Hierbij kunnen we rekenen op de actieve medewerking van een deskundige, gedreven redactieraad. Annelies Peeters nam tijdskrediet op vanaf 1 december 2009. De dagelijkse leiding was in handen van Min Berghmans, vervolgens leidde Annelies de nieuwe juriste Kim Alliet op vanaf 1 oktober. Kim werkte voltijds tot 1 januari 2010 en zet haar opdracht in OSBJ nu verder op halftijdse basis. Kurt De Backer droeg samen met Veerle Verlinden en Wederik De Meersman de vormingen rond het decreet rechtspositie. ALGEMENE INLEIDING
9
Gefinancierd met extra middelen van Cera hebben we ook verder gewerkt aan Stent, een project dat de samenwerking tussen de Bijzondere Jeugdzorg en de Geestelijke Gezondheidszorg wil bevorderen en verankeren zowel in de dagelijkse praktijk als in het beleid. Linda Aerts was hiervoor de drijvende kracht tot 31 december 2009. Stent is een grote opdracht die beantwoordt aan een maatschappelijke nood. Wederik De Meersman nam diverse taken op in Binc, Stent, de vormingen DRPM, … Stefaan Viaene was de drijvende kracht in Binc en nam daarnaast nog taken op wat betreft opvolging van onderzoek. Hilde Engelbeens en Chantale Staelens droegen zorg voor de administratieve en logistieke ondersteuning van de organisatie. De teamvergadering is de plaats waar de medewerkers kritisch naar mekaars werking kijken, maar ook de nodige feedback en ondersteuning geven. Op 31 december 2009, kenden we de volgende personeelsbezetting: - Lieve Balcaen (jeugddelinquentie - 50%) - Min Berghmans (directeur - 100%) - Sofie Van Rumst (juriste en jeugddelinquentie - 50%, in zwangerschapsverlof) - Annelies Peeters (medewerkster jeugdrecht.be - 50%, in tijdskrediet) - Kim Alliet (juriste, jeugdrecht.be - 100%, naar 50% in 2010) - Stefaan Viaene (onderzoek, registratie, jeugddelinquentie - 80%, deed opzeg van zijn contract) - Veerle Verlinden (vernieuwende initiatieven, jeugddelinquentie, Decreet Rechtspositie - 80%) - Anje Van Biesen (communicatie - beeldvorming - website - 80%, in opzeg) - Kurt De Backer (participatie en kinderrechten, Decreet Rechtspositie, IJH, intern procesbegeleider - 80%) - Wederik De Meersman (communicatie, STENT, DRPM, registratie, - 80%) - Hilde Engelbeens (eindverantwoordelijke administratie en documentatie - 100%) - Chantale Staelens (administratie en logistiek - 60 %, in opzeg) - Linda Aerts (projectmedewerkster STENT - 80 %, einde contract) - Joz Vanden Eynden (stafmedewerker Stent - 50 %, in opzeg) Door de inperking voor 2010 en volgende jaren, zal de nadruk minder op een algemene ondersteuningsopdracht en meer op de toegewezen specifieke ondersteuning komen te liggen. Daarnaast willen we als organisatie herprofileren en zo veel mogelijk in afstemming met de jeugdhulpverleners andere vormen van ondersteuning bieden.
ALGEMENE INLEIDING
10
Organisatiestructuur Intern
Extern overleg
overleg
algemeen team (14 daags)
subteams
IVA Jongerenwelzijn
Stent www.stentproject.be
Binc www.binc.vlaander en.be
Jeugdrecht www.jeugdrecht.be
Jeugddelinquentie
Stuurgroep (2 maal per jaar)
Stuurgroep
Stuurgroep
Stuurgroep (2 maal per jaar)
Binc (maandelijks)
werkoverleg (maandelijks
Adviesgroep
Technische stuurgroep
Redactieraad (5 maal per jaar)
regionaal overleg
werkgroep
Jeugdrecht (maandelijks)
Jeugddelinquentie
Pleegzorg
CaH
Coördinatorenoverleg HCA
Stent (maandelijks)
Administratie
Beleidsplan De basisconvenant 2007 – 2009 zette de grote lijnen uit van de werking van de OSBJ. In de loop van 2008 startten we met de uitwerking van een nieuw beleidsplan. We deden dit o.a gesteund door de methodiek van de appreciative enquiry. Stafmedewerkers Kurt De Backer en Stefaan Viaene volgden hiervoor een opleiding, die verder liep in 2009. Het Beleidsplan werkten we intern uit in vier werkgroepen: - Dichter bij de sector - Dichter bij visie - Dichter bij kennis - Dichter bij onszelf De uitwerking van het beleidsplan gebeurde in samenwerking met de Raad van Bestuur. In de loop van 2009 raadpleegden we de (bredere) sector. Een en ander werd evenwel doorkruist door het onder vuur komen te liggen (inspectie, opvolging convenantprestaties, besnoeiing in de subsidies, …) en de beperkte opdrachten in een strak opgelegd kader voor de toekomst. Een drastische hertekening dringt zich dan ook op, op organisatorisch vlak.
6. Netwerken Overtuigd van het belang van de samenwerking met andere organisaties uit het jeugdwelzijnswerk neemt de OSBJ systematisch deel aan allerlei intersectoraal overleg met vele externe partners. Dit versterkt en waarborgt de structurele samenwerking met een aantal andere actoren die rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken zijn bij de Bijzondere Jeugdzorg. Een volledig beeld van deze contacten vind je in het activiteitenoverzicht (zie bijlage 1) en in de beschrijving van de verschillende werkdomeinen.
ALGEMENE INLEIDING
11
We vinden dit systematisch overleg belangrijk om de structurele samenwerking met heel wat andere sectoren wiens werking direct of indirect grenst aan de hulpverlening uit de Bijzondere Jeugdzorg te kunnen waarborgen. Informatie-uitwisseling, zoeken naar complementariteit en naar samenwerkingskansen, delen van expertise en ervaring, het organiseren van/deelnemen aan vorming zijn hier belangrijke elementen.
7. Verslag We vertrekken van uit de convenant-doelstellingen. We brengen verslag uit van hoe we deze doelstellingen gerealiseerd hebben, welke acties we hiervoor ondernomen hebben, welke de indicatoren zijn waaraan we de realisatie kunnen aftoetsen en tot welke producten deze leidden. Een opdracht buiten Convenant is het project ‘Stent’, waarbij we hard werkten aan de bevordering van de samenwerking tussen de Bijzondere jeugdzorg en de Geestelijke Gezondheidszorg, zowel ambulant als residentieel. In de loop van het voorbije jaar brachten we over dit alles ook op andere manieren verslag uit. Publicaties, artikels, aanbevelingsnota’s, rapporten en beleidsadviezen getuigen van een sterke dynamiek. Je kan ze terugvinden op www.osbj.be.
Veel leesgenot!
ALGEMENE INLEIDING
12
WERKINGSVERSLAG
HOOFDSTUK I: BINC (Begeleiding in Cijfers): EEN REGISTRATIESYSTEEM VOOR DE BIJZONDERE JEUGDZORG
Doelstelling 1: Het in samenwerking met het agentschap Jongerenwelzijn en in permanent overleg met de sector ontwikkelen van een registratiesysteem ten behoeve van de kwaliteit van de hulpverlening. In 2009 ligt de klemtoon op de implementatie van en de opleiding en communicatie betreffende de algemene module.
Binc: het relaas van een test (Alle achtergrondinformatie vind je op www.osbj.be onder het thema ‘Binc’) In dit verslag kan u lezen wat de Bincen van de OSBJ dit jaar uitvoerden. Let wel, het is slechts een feitelijk verslag waarin enkel inhoudelijke hoofdlijnen en droge weergave van overlegmomenten aan bod komen. Net zoals hulpverlening veel meer is dan wat we uit de cijfers van Binc afleiden, is ook het afgeleverde werk veel meer dan wat we hier verslagen. Wat u hier niet zal vinden, zijn de vele pittige discussies en dito hersenkronkels van onze Bincen die ertoe bijdragen om Binc vooral voor de hulpverlening een ondersteunend instrument en input voor reflectie te maken. Wij Bincen beseffen goed dat we nog een lange weg moeten afleggen en daar breken we graag, samen met u, dierbare lezer, het hoofd over.
1. Ontwikkeling Inhoudelijke ontwikkeling De inhoudelijke uitwerking van Binc gebeurt in nauwe samenwerking met de praktijk. De werkgroep Binc kwam samen op 13 februari 2009 en 18 september 2009. De insteek gebeurt vaak door de Bincen van de OSBJ. Op basis van de evaluatie en de verzamelde feedback, herwerken we Binc inhoudelijk in de loop van 2010. Dit leidt tot een aangepaste algemene module die beter voldoet aan behoeften van de praktijk. We startten ook met de ontwikkeling van een aantal werkvormspecifieke modules. Hiermee komen we tegemoet aan werkvormspecifieke behoeften. We rondden twee werkvormen af : HCA en thuisbegeleiding. Voor thuisbegeleiding kwamen we hiervoor samen op 24 april 2009 en 8 mei 2009. Voor pleegzorg is het traject in gang gezet. We vergaderden hierover op 18 juni 2009 en 22 oktober 2009. Technische ontwikkeling Een groot deel van onze tijdsbesteding ging naar het blijvend opvolgen van de technische ontwikkeling. Dit gebeurde voornamelijk aan de hand van de technische stuurgroep waarin vertegenwoordigers van het IVA Jongerenwelzijn, Smals (de softwareontwikkelingsfirma) en de OSBJ zetelen. Onze rol bestaat vooral uit het bewaken van het inhoudelijk concept van Binc. Hierbij hebben we bijzondere aandacht voor de verzuchtingen uit de praktijk, de gebruiksvriendelijkheid en de bruikbaarheid van het systeem. Begin dit jaar rondden we de eerste versie van Binc af, waar de voorzieningen uit het pilootproject mee gewerkt hadden. Begin september trad de tweede versie in werking. Deze versie kwam reeds tegemoet aan feedback die we uit de achterban kregen.
WERKINGSVERSLAG
15
Eind 2009 sloot het IVA Jongerenwelzijn een nieuw contract met Smals om Binc te herwerken aan de hand van de feedback die we van de gebruikers kregen. Daarnaast ontwikkelen we ook de eerste werkvormspecifieke modules. In samenspraak met de twee partners besloten we de nieuwe ontwikkelingen nog nauwer op de voet te volgen. Hiertoe zetten we opvolgings- en werkvergaderingen op. Deze gaan tweewekelijks door. Hier volgt een overzicht van de verschillende overlegmomenten. - Technische stuurgroep De technische stuurgroep ging door op 8 januari 2009, 2 februari 2009, 11 februari 2009, 16 maart 2009, 9 april 2009, 11 juni 2009, 12 augustus 2009, 17 november 2009 en 8 december 2009. - Andere overlegmomenten: 13 juli 2009: Presentatie Binc release 2 3 augustus 2009: Overleg Smals werkvormspecifieke modules 8 oktober 2009: voorstelling klikmodel - Opvolgings- en werkvergaderingen 8 december 2009 22 december 2009
2. Pilootproject Onze allergrootste focus ging naar het uitvoeren en ondersteunen van het proefdraaien van Binc in een 70-tal voorzieningen die zich opgaven voor de pilootfase. Infomoment Op 28 januari 2009 organiseerden we een infomoment. We informeerden de deelnemers over de doelstellingen, duur en verwachtingen van het project. Hiervoor gebruikten we volgende ondersteunende informatie : - Document met belangrijke informatie (links, …) voor deelnemers - Powerpoint (zie www.osbj.be ) - Inschrijvingsformulier voor verschillende leertrajecten - Evaluatieformulier De deelnemers (55 in totaal) evalueerden dit moment als volgt: 1
2
3
4
5
Totaal
Gemiddelde
Het informatiemoment voldeed aan mijn verwachtingen.
0
3
8
18
18
47
4,09
De informatie werd op begrijpbare manier gepresenteerd.
0
0
0
23
24
47
4,51
2
2
12
21
10
47
3,74
1
2
9
25
10
47
3,87
0
0
4
23
18
45
4,13
Ik weet waar ik met mijn vragen over het project terecht kan.
0
0
1
7
39
47
4,81
Ik weet waar ik met mijn feedback over het project terecht kan.
0
0
2
7
38
47
4,77
Ik weet duidelijk wat ik van de OSBJ mag verwachten.
0
1
3
22
21
47
4,34
Ik heb een duidelijk beeld op wat in de toekomst met het project gaat gebeuren. Ik heb voldoende informatie om mijn collega’s in te lichten over het project. Ik weet duidelijk wat van mij als registratieverantwoordelijke verwacht wordt.
1= helemaal oneens, 2= gedeeltelijk oneens, 3= niet eens, niet oneens, 4= gedeeltelijk eens, 5= helemaal eens
WERKINGSVERSLAG
16
Handleiding In samenwerking met GIVIgroup schreven we de handleiding voor Binc in de eerste helft van februari 2009 en gebruikten deze op de opleidingen. De handleiding vind je terug op www.osbj.be. Opleiding Binc Registratieverantwoordelijken Op 18 februari 2009, 19 februari 2009, 20 februari 2009, 25 februari 2009, 26 februari 2009, 27 februari 2009, 4 maart 2009, 5 maart 2009 en 6 maart 2009 gaven de Bincen opleiding in het gebruik van Binc voor elke registratieverantwoordelijke van de 70–tal pilootvoorzieningen. We bereikten in totaal een 170-tal registratieverantwoordelijken. Op basis van deze opleiding konden de registratieverantwoordelijken collega’s in de eigen voorziening verder opleiden. Hiervoor gebruikten we volgende documenten: - Powerpoint, ook voor intern gebruik voor voorzieningen (zie ook www.osbj.be) - Handleiding - Evaluatieformulier De deelnemers evalueerden dit als volgt: 1
2
3
4
5
Totaal
Gemiddelde
De opleiding voldeed aan mijn verwachtingen.
0
4
11
44
54
113
4,31
De opleiding werd op begrijpbare manier gepresenteerd.
0
0
3
36
74
113
4,63
De handleiding is een duidelijk instrument om BINC te gebruiken.
0
0
20
35
48
103
4,27
Ik heb voldoende informatie om mijn collega’s verder op te leiden.
1
5
15
64
28
113
4,00
Ik had voldoende tijd en ruimte om mijn vragen te stellen.
0
1
1
25
87
114
4,74
0
4
3
42
65
114
4,47
0
0
13
51
49
113
4,32
0
0
4
20
90
114
4,75
Ik had voldoende tijd en ruimte om de belangrijkste acties in BINC te oefenen. Ik weet duidelijk wat van mij als registratieverantwoordelijke verwacht wordt. Ik weet waar ik met mijn vragen over BINC terecht kan.
1= helemaal oneens, 2= gedeeltelijk oneens, 3= niet eens, niet oneens, 4= gedeeltelijk eens, 5= helemaal eens
3. Ondersteuning pilootproject Heel wat aandacht ging uiteraard ook naar het ondersteunen van de deelnemers, zowel technisch als inhoudelijk. Helpdesk en FAQ (www.osbj.be) We bemanden een permanente helpdesk waarop deelnemers zowel met inhoudelijke als technische vragen terecht konden. Van hieruit stuurden we de vraag door naar de juiste oplosser, of losten ze natuurlijk zelf op. Omwille van een aantal specifieke problemen met de link met DoMinO, organiseerden we samen met het IVA Jongerenwelzijn een aparte procedure. Hiervoor stelden we een document met richtlijnen voor de gebruiker op (‘functionele helpdesk DoMinO’, zie www.osbj.be ). Tot op vandaag ontvingen we een 160-tal helpdeskvragen per email. Het overgrote deel hiervan betreffen technische problemen. Inhoudelijke vragen hebben voornamelijk betrekking op verduidelijking van gebruikte parameters. Deze leggen we voor aan de werkgroep Binc. Naast deze helpdeskvragen is er ook druk mailverkeer in verband met de gebruikerslijst (verkeerde RRN of klant-evd corrigeren, profiel wijzigen). De telefonische helpdeskvragen worden niet geregistreerd. We schatten dat het hier om een 80-tal oproepen gaat. De inhoud is vergelijkbaar met die van de elektronische helpdesk. Vaak voorkomende vragen publiceren we op de FAQ. WERKINGSVERSLAG
17
Gebruikerslijst Tweewekelijks sturen we de aangepaste gebruikerslijst door naar het e-healthplatform via Smals. Omwille van privacyredenen controleren we elke nieuwe gebruiker bij de desbetreffende voorziening. Dit is een erg tijdrovende bezigheid. Leertrajecten Bij aanvang besteedden we aandacht aan de inhoudelijke ondersteuning van het project. We zetten 5 leertrajecten uit over de praktische organisatie van de registratie, de parameter ‘functioneren van de jongere’, goede doelstellingen formuleren en Binc binnen het hulpverleningsproces en op teambesprekingen. Daarom stelden we documenten op over het organiseren van registratie, de plaats van registreren in het hulpverleningsproces en een powerpoint voor het formuleren van doelstellingen. We verstuurden deze naar de deelnemers. Je vindt ze ook op www.osbj.be. Binc on Tour Met dit concept willen we voorzieningen ter plaatse inhoudelijk en technisch ondersteunen. Dit gebeurde een aantal keer (10 juni en 3 december 2009). Focus hier lag altijd op het goed formuleren van doelstellingen. Vorming doelstellingen formuleren Hier bleek bijzondere belangstelling voor te zijn. We gaven deze vorming aan een 10-tal deelnemers. Dit werd zeer positief onthaald. We herhaalden dit concept in de plaatselijke ondersteuning bij voorzieningen.
4. Binc-dag Op 14 oktober 2009 ging de eerste Binc-dag door. De doelstellingen waren: · het aanreiken van een breder kader voor het gebruik van Binc; · inhoudelijke thema’s uitlichten en de gebruikers aanzetten tot reflectie; · evaluatie en ervaringsuitwisseling over de algemene module, dit zowel inhoudelijk (parameters) als vormelijk (lay-out, gebruiksvriendelijkheid); · brainstormen over de werkvormspecifieke modules. Voor de eerste twee doelstellingen organiseerden we in de voormiddag een aantal lezingen. Stefaan Van Mulders (IVA Jongerenwelzijn) had het over het opzet van Binc en de toekomstplannen van Binc vanuit beleidsoogpunt. Stefaan Viaene (OSBJ) koppelde Binc aan waardegebaseerde professionalisering. Hilde Celis (CAB) ging dieper in op het gebruik van de vragenlijst gezinsfunctioneren. Gert Kroes (Praktikon, Nederland) sloot af met een presentatie over Berg-op. In de namiddag evalueerden we uitgebreid Binc zoals het tot dan toe door de gebruikers gebruikt en ervaren werd. Dit deden we aan de hand van een aantal tafels. Volgende thema’s kwamen aan bod: - Evaluatie instroom, doorstroom en rapporten - Evaluatie administratieve gegevens (link DoMinO) en uitstroom, rapporten - Evaluatie interventiesysteem (gezinsfunctioneren) en rapporten - Logische opbouw van BINC - BINC in het hulpverleningsproces - Werkvormspecifieke module residenties - BINC op overheidsniveau - BINC en kwaliteit Parallel met deze tafels organiseerden we een workshop over doelstellingen formuleren. Marleen Vanden Berghe leidde dit.
WERKINGSVERSLAG
18
In de deelnemersmap zaten volgende documenten: - de verschillende powerpoints (lezing ‘recht in de roos’ en ‘gezinsfunctioneren’) - tekst Recht in de roos, over waardegebaseerde professionalisering - tekst over Berg-op - deelnemerslijst - programma van de dag - tekst workshop doelstellingen formuleren - evaluatieformulieren In totaal ontvingen we 100 deelnemers. Op basis van de evaluatieformulieren en contacten met verschillende deelnemers evalueren we deze dag als zeer geslaagd. Inhoudelijk merkte men op dat men graag meer ervaringsuitwisseling heeft zoals het in de namiddag van deze dag gebeurde.
1 2 3 4
5
1
2
3
4
5
De inhoudelijke toelichting over het opzet en de toekomstplannen was duidelijk.
0
5
26
29
3
3,48
De lezing over effectiviteit en efficiëntie was leerrijk.
1
8
19
30
7
3,52
De lezing over gezinsfunctioneren was leerrijk.
1
5
19
27
14
3,72
De lezing over Berg-op (Nederland) was leerrijk.
0
9
27
21
9
3,45
De workshop over doelstellingen was ...
weinig
OK
zeer
2
29
28
Inspirerend
6
Bruikbaar
4
24
31
Goed gebracht
3
30
26
Interactief
8
37
14
Ik kreeg voldoende ruimte om feedback te geven aan de ‘tafel’ over …
1
2
3
4
5
1. instroom, doorstroom
0
0
1
5
4
4,3
2. admin en uitstroom
0
0
0
2
1
4,33
3. interventiesysteem
0
0
2
2
4
4,25
4. logische opbouw
0
0
1
6
2
4,11
5. HV proces
0
0
1
5
6
4,42
6. WVSM residentieel
0
0
2
2
7-8. overheid en kwaliteit
0
0
1
3
3,5 1
4
Daarnaast zijn er 6 mensen die een 4 scoren zonder aan te geven welke tafel zij volgden.
1= helemaal oneens, 2= gedeeltelijk oneens, 3= niet eens, niet oneens, 4= gedeeltelijk eens, 5= helemaal eens De verzamelde feedback (helpdesk en Bincdag) dienen als input voor de herwerking van de algemene module in 2010. Hiertoe stelden de Bincen de nodige documenten op.
5. Stuurgroep Binc De stuurgroep, met vertegenwoordigers van IVA Jongerenwelzijn, kabinet en de OSBJ, kwam samen op 11 februari 2009, 17 juni 2009, 22 oktober 2009 en 15 december 2009. De stuurgroep bewaakt de grote lijnen van het project en neemt belangrijke beslissingen. WERKINGSVERSLAG
19
6. Communicatie Doorheen heel het jaar communiceerden we uitgebreid over de evolutie van het project met de deelnemers via (e-)mailings. We hielden de voltallige sector op de hoogte via het OSBJ e-zine. Geïnteresseerden konden en kunnen steeds meer details vinden op onze website www.osbj.be, onder het thema Binc. We houden deze informatie up to date. Op 14 mei 2009 stelden we Binc nogmaals voor aan het Nicc, samen met het IVA Jongerenwelzijn. Vertegenwoordigers van de koepels kregen een persoonlijke toelichting in de OSBJ-lokalen op 9 december 2009.
WERKINGSVERSLAG
20
HOOFDSTUK II: EFFECTIVITEIT EN EFFICIENTIE
Doelstelling 2: het ondersteunen van de doelgroep bij het ontwikkelen van een visie ten aanzien van effectevaluatie en evidence based practice en het stimuleren van reflectie en dialoog aangaande effectiviteit en efficiëntie van de hulpverlening.
De OSBJ werkte gedurende 2009 aan deze visie. Dit resulteerde in de tekst ‘Recht in de roos, over waardegebaseerde professionalisering’. We stelden deze aan de sector voor op de Bincdag van 14 oktober 2009 en publiceren hem in Agora, het tijdschrift voor de sector Bijzondere Jeugdzorg. Deze tekst zal ook als leidraad dienen voor nieuwe projecten die de OSBJ in de toekomst wil aanpakken. De tekst vind je terug op www.osbj.be.
WERKINGSVERSLAG
21
HOOFDSTUK III: PLEEGZORG
Doelstelling 3: het, ter optimalisatie van het pleegzorgaanbod, met Jongerenwelzijn meewerken aan de realisatie van provinciale pleegzorgpunten die minimaal de volgende opdracht hebben: (1) sensibilisering en werving van kandidaatpleeggezinnen (2) selectie van kandidaat-pleeggezinnen (3)intake en matching van pleegkinderen aan kandidaat-pleegouders. Belangrijkste conclusies uit het provinciaal overleg met de diensten voor pleegzorg uit Antwerpen, Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant - De diensten van elke provincie kiezen voor de uitbouw van een eigen Pleegzorgpunt. Hierbij maken ze maximaal gebruik van de ervaringen opgebouwd in Limburg en West-Vlaanderen en willen ze elk ook voortdurend geïnformeerd worden over de evolutie van de uitbouw in de andere provincies. - Diensten die antennes hebben in meerdere provincies kunnen per provincie volop meewerken aan de uitbouw van het Pleegzorgpunt in de eigen provincie. Sommige diensten hechten meer belang aan gelijkvormigheid over de verschillende provincies dan andere. - In de fase van beginnende uitbouw van de provinciale Pleegzorgpunten en vanuit de grote onduidelijkheid over het verloop en het resultaat van het hele proces koos men in geen van de drie provincies ervoor om al een coördinator aan te duiden. - Er zijn grote verschillen tussen de onderscheiden diensten: grotere en kleinere; sommigen richten zich tot één bepaalde doelgroep, andere richten zich tot meerdere doelgroepen; sommige hebben hun werkgebied in één provincie, andere in twee of meer. De graad van zelfstandigheid van de verschillende antennes t.a.v. de grote organisatie is heel divers. De onderlinge verhouding tussen de antennes van eenzelfde dienst is verschillend van dienst tot dienst. Sommige diensten werken met antenne- verantwoordelijken, andere met sectorverantwoordelijken; … - De verschillende diensten in de drie provincies geven de voorkeur aan een manier van werken die voldoende gespreid is in de tijd, weliswaar goed doorwerkend. Al deze elementen hebben geleid tot de conclusie om provinciaal te gaan werken, te starten met decentraliseren in plaats van nu al te centraliseren en maximaal gebruik te maken van de meerwaarde per provincie.
Voorstel van verdere werkwijze 1.
op het niveau van de directies
- concretiseren van de engagementsverklaring van de provinciale associatie–overeenkomst; - de directievergadering functioneert als een associatiecomité; - verduidelijken van het mandaat van de directies t.a.v. hun Raad van Bestuur (uitgangspunt: de directies zijn gemandateerd door hun Raad van Bestuur om namens hun dienst voor pleegzorg beslissingen te nemen om te komen tot een provinciaal Pleegzorgpunt, maar kunnen waar nodig ‘overlegtijd’ vragen); WERKINGSVERSLAG
22
- organiseren van een informatievergadering voor de (afgevaardigden van de) Raden van Bestuur; - indien nodig: organiseren van een informatievergadering per dienst waarin de concrete verdere werking wordt toegelicht; - concretiseren van het mandaat van de deelnemers aan de verschillende werkgroepen; - opstellen van de timing (we stellen een vergaderritme voor van een zestal vergaderingen van de werkgroepen per jaar en per provincie); - aanduiden van een provinciaal aanspreekpunt; - afspraken maken i.v.m. de financiële regelingen; - kiezen voor een provinciale startdag voor alle medewerkers die deelnemen aan de werkgroepen; - we integreren het werken aan het provinciaal Pleegzorgpunt in het regulier provinciaal directieoverleg; - voorstel om m.b.t de werking naar volwassenen het proces voor de 3 provincies samen te laten verlopen in een afzonderlijke werkgroep; - de leden van het Transitieplatform ontvangen alle verslagen van de verschillende provinciale overlegvergaderingen en deze worden op de vergaderingen van het Transitieplatform besproken. Het Transitieplatform heeft een uitwisselings- en een afstemmingsfunctie
2. op niveau van de werkgroepen
- per provincie organiseren we 3 werkgroepen : - werkgroep werving
-
-
-
- werkgroep selectie - werkgroep intake elke dienst is per werkgroep vertegenwoordigd door één vaste medewerker (mogelijk kan er ook een vervanger aangeduid worden) ; elke deelnemer aan de werkgroepen vertegenwoordigt zijn/haar dienst en spreekt ook namens de eigen dienst. Daartoe is het noodzakelijk dat de vergaderingen per dienst ook goed voorbereid worden; elke deelnemer aan de werkgroepen zorgt ervoor dat de verslaggeving in de eigen dienst op de gepaste manier wordt verspreid; de OSBJ zorgt voor de uitnodigingen, de agenda, de verspreiding van de verslagen en zorgt voor de praktische regelingen van de vergaderingen; de vergaderingen van de werkgroepen gaan telkens door op een ‘provinciale werkdag’, de 3 werkgroepen vergaderen telkens na mekaar ; per werkgroep keuze maken: - zo open mogelijk te vergaderen (vertrekkend van een wit blad) of - vertrekkend van het materiaal van Limburg en WestVlaanderen de verschillende diensten voor pleegzorg stellen op basis van een voorbereid document hun manier van werken aan mekaar voor m.b.t. werving, selectie en intake; op het einde van de eerste dag kijken we naar de gelijkenissen en de verschillen tussen de verschillende diensten; op de tweede dag toetsen we aan de hand van zeer gerichte vragen deze bevindingen aan de keuzes die Limburg en West-Vlaanderen gemaakt hebben; op deze manier komen we in de volgende vergadering(en) tot een (compromis)voorstel dat aan de directies wordt voorgesteld en uiteindelijk moet leiden tot een beslissing ter zake.
3. Knopen die moesten worden doorgehakt - installeren van een afzonderlijke website per provincie of voor de 3 provincies samen waarop de vooruitgang van hele proces transparant wordt weergegeven? En wie heeft toegang tot deze website? - verslagen worden pas doorgegeven of gepubliceerd op de website na goedkeuring door de deelnemers? WERKINGSVERSLAG
23
- in een eerste periode werden de organisatorische aspecten i.v.m. het Pleegzorgpunt niet expliciet besproken. Er wordt in de loop van het hele proces wel een oplijsting gemaakt van de verschillende aspecten en de beslissingen die later besproken worden; - hoe integreren we systematisch de verdere ervaringen van Limburg en West-Vlaanderen in het hele proces? - betrokkenheid van de ‘doorverwijzers’ tijdens het hele proces: hoe worden zij geïnformeerd over de start, de evolutie en de uiteindelijke beslissingen? Spelen zij ook een rol spelen in het hele proces? - hoe informeren we de (vertegenwoordigers) van de pleegouders over het hele proces en hebben zij daarin ook een rol te spelen? - en hoe zit het met de gebruikers? - hoe informeren we de overheid - het kabinet en het IVA Jongerenwelzijn – in de loop van het hele proces over de evolutie? Hierbij moest rekening gehouden worden met de verantwoordingsplicht van de OSBJ. - en wat met de twee diensten die niet meestappen in het hele proces?
Concrete vergadermomenten 1. Vergaderingen van het Transitieplatform Het transitieplatform is de vergadering van de directies van de diensten voor pleegzorg uit Antwerpen, Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant, aangevuld met vertegenwoordigers van de diensten uit Limburg en West-Vlaanderen. Vergaderingen op vrijdag 23 januari, donderdag 12 maart, vrijdag 8 mei 2009. 2. Interprovinciaal overleg van de werkgroep Selectie en de werkgroep Intake : vrijdag 3 april en donderdag 7 mei 2009. 3. Provinciale werkgroepen Intake en Selectie in Antwerpen, Oost-Vlaanderen en VlaamsBrabant: woensdag 13 mei, donderdag 14 mei en maandag 18 mei 2009. 4. Interprovinciaal overleg Pleegzorg voor volwassenen: woensdag 1 april, dinsdag 28 april 2009 en woensdag 10 juni 2009. 5. Andere vergaderingen In het verlengde van de opdracht van procesbegeleiding bij het vormen van Provinciale pleegzorgpunten in Antwerpen, Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant nam de OSBJ ook deel aan de stuurgroepvergaderingen van het project Pleegzorg Palet (oorspronkelijk project Labofunctie Pleegzorg) en van het Project Familienetwerkberaad.
Beëindiging van de opdracht De directies van de diensten voor Pleegzorg van Antwerpen, Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant beslisten in het najaar de samenwerking met de OSBJ te stoppen. De verdere procesbegeleiding werd toevertrouwd aan Prof. Dr. Karel De Witte en zijn medewerkers. OSBJ kwam tussen in de kosten. Deze mensen begeleidden het voornoemde proces al in de provincie Limburg.
WERKINGSVERSLAG
24
HOOFDSTUK IV: CRISISHULP AAN HUIS
Doelstelling 4: het meewerken aan het behouden van de uniformiteit van het CaHaanbod en de naleving van de standaarden CaH.
In 2009 werd de OSBJ verzocht om de diensten CAH te ondersteunen. Voorheen stelde het IVA Jongerenwelzijn minstens een deeltijdse programmacoördinator voor deze taak vrij. Een deeltijds loon werd echter niet meer voorzien dus wees het IVA Jongerenwelzijn, na overleg met de diensten, taken toe aan de OSBJ: -
het opzetten van de basisvorming voor nieuwe begeleiders. In april en oktober organiseerden we twee reeksen basisvorming voor beginnende begeleiding. De Vijfdaagse opleiding Families First wordt ingekocht bij Collegio in Nederland en werd door hun begeleiders gegeven. In april namen 15 personen deel, in oktober waren er 22 deelnemers. De opleidingen worden in de evaluaties als erg goed beoordeeld;
-
faciliteren van het coördinatorenoverleg. Er vonden vier overlegmomenten plaats op 25 maart, 17 juni, 7 oktober en 9 december. De verslagen werden telkens aan het IVA bezorgd; het opzetten van een methodiekenuitwisselingsdag voor begeleiders. Deze ging door op maandag 23 november en werd door een werkgroep voorbereid. De OSBJ faciliteerde ook deze werkgroep (4 bijeenkomsten). Er waren 50 begeleiders aanwezig die erg actief methoden en technieken uitwisselden. Ook deze bijeenkomst was een succes;
-
het verwerken van de registratiegegevens 2008. We verwerkten de registratiegegevens van de verschillende diensten van 2008. Omdat er in de loop van 2008 een nieuwe dienst gestart is en omdat de regio’s verschillende basisdocumenten aan hun eigen noden aanpasten, is dit een erg arbeidsintensief werk gebleken. Naar analogie met 2007 maakten we een rapport op en bezorgden we de gecoördineerde tabellen aan de diensten en aan het IVA Jongerenwelzijn.
Omdat de OSBJ in 2010 geen toelage meer krijgt voor deze taak, verdeelden de diensten deze taken onderling voor 2010. Er zal geen overzichtsregistratie meer gebeuren. De diensten blijven elk afzonderlijk registreren. Door het wegvallen van de programmacoördinatie is het ook erg moeilijk om nieuwe diensten degelijk in hun opstart te begeleiden. Turnhout startte in 2009 op en moest op eigen initiatief veel zelf uitzoeken. Ze deden dat vooral door te rade te gaan bij andere diensten. Uiteraard kregen ze van de OSBJ de documenten die vroeger voor opstart voorzien waren. Zonder extra ondersteuning hangt veel echter af van de capaciteit en het initiatief van de opstartende dienst.
WERKINGSVERSLAG
25
HOOFDSTUK V: HERSTELRECHTELIJKE EN CONSTRUCTIEVE AFANDELINGEN
Doelstelling 5: Het op basis van een cijfernota sensibiliseren en stimuleren van reflectie en dialoog betreffende het herstelrechtelijke en constructieve aanbod. Doelstelling 6: Het opvolgen van de werking van de arrondissementele samenwerkingsverbanden, deze samenwerkingsverbanden informeren over recente ontwikkelingen en zelf geïnformeerd blijven over de werking binnen de verschillende arrondissementen. Het nagaan wat de opportuniteit is om deze verbanden structureel te behouden en/of om een betrokkenheid van OSBJ te bewaren. Doelstelling 7: Het organiseren van opleiding, vormingsdagen en reflectiemomenten inzake HCA. Doelstelling 8: Het opvolgen van de evoluties van de verschillende provinciale Vereffeningsfondsen en het meewerken aan een maximale afstemming tussen deze fondsen onderling met het oog op uniformiteit in de werking van de verschillende fondsen. Inleiding 2009 stond in het teken van de consolidatie van de HCA-diensten in het vooruitzicht van hun erkenning als reguliere erkenningscategorie. De opdrachten van de OSBJ werden afgebouwd met het oog op een quasi volledige stopzetting van de ondersteuning van de HCA-diensten in 2010. We denken hier dan vooral aan het stopzetten van de jaarlijks terugkerende reflectie- of uitwisselingsdagen voor bemiddelaars en begeleiders van gemeenschapsdiensten en leerprojecten. Deelname aan het coördinatorenoverleg werd niet langer voorzien in de convenant die de OSBJ afsloot met de overheid. Omdat dit coördinatorenoverleg een cruciaal orgaan is om de overgang te maken naar meer zelfsturing en zelfondersteuning, is de OSBJ dit overleg wel blijven organiseren in 2009. De focus van de werkzaamheden van OSBJ lag op de realisatie van enkele afsluitende rapporten met name de evaluatie van de werking van de samenwerkingsverbanden, een nota over de werking van de vereffeningsfondsen en een nota over de ouderstage. Tenslotte bleef en blijft OSBJ actief op vlak van registratie en reflectie aan de hand van de cijfers. We werkten verder aan de optimalisering van het registratiesysteem voor HCA en schreven de jaarlijkse becommentarieerde cijfernota. Met het BINC-project blijft deze opdracht ook nog behouden voor de volgende jaren.
Coördinatorenoverleg Het coördinatorenoverleg is geëvolueerd tot een belangrijk orgaan voor de aansturing van de HCAdiensten. In 2009 werden de belangrijkste doelstellingen nog eens op een rijtje gezet. - Praktische afspraken maken tussen de diensten (registratie – procedures…) - Samenwerking tussen diensten in functie van belangenbehartiging. Er wordt gedacht aan gezamenlijk standpunt over ouderstage, interpretatie van cijfers, personeelsinzet…. - Uitwisseling tussen de diensten over allerlei thema’s: aantal verwijzingen, hoe wordt er gesensibiliseerd bij tekort aan verwijzingen, personeelsbeleid…. WERKINGSVERSLAG
26
-
-
Op basis van deze uitwisselingen kunnen inhoudelijke thema’s ( personeelsmanagement – methodiekontwikkeling voor leerprojecten, sensibilisering voor meer verwijzingen…) naar voor komen waarrond eventueel werkgroepen worden opgericht. Het resultaat van werkgroepen moet teruggekoppeld kunnen worden naar co-overleg voor feedback en aansturing. Structurele opdracht: Formuleren van standpunten betreffende knelpunten voor communicatie naar de diverse overheden. Het kan nuttig zijn om deze overheid ook mee uit te nodigen aan tafel zodat er rechtstreeks debat kan ontstaan, bijvoorbeeld één keer per jaar.
Nu de OSBJ het coördinatorenoverleg niet langer zal organiseren werden ook afspraken gemaakt betreffende de aansturing van dit overleg. Er zal gewerkt worden met een beurtrol. Belangrijkste thema’s die aan bod kwamen tijdens dit overleg: - Registratie/BINC - Cijfernota - Werkgroep vorming - Samenwerkingsverbanden - Ouderstage Daarnaast werden ook nog vele ‘varia’ besproken. Dit betrof meestal praktische afspraken tussen de diensten onderling.
Samenwerkingsverbanden Doelstelling 6 formuleert de volgende opdrachten: - Het opvolgen van de werking van de arrondissementele samenwerkingsverbanden - Deze samenwerkingsverbanden informeren over recente ontwikkelingen en zelf geïnformeerd blijven over de werking binnen de verschillende arrondissementen. - Het nagaan wat de opportuniteit is om deze verbanden structureel te behouden en/of om een betrokkenheid van OSBJ te bewaren. Deze opdrachten werden vertaald naar de volgende acties: - minstens eenmaal per jaar deelnemen aan elk van de 13 samenwerkingsverbanden - synthesenota maken - organisatie van reflectiemoment met minimaal de voorzitters van de samenwerkingsverbanden. 1. Deelname aan de samenwerkingsverbanden De OSBJ nam deel aan de samenwerkingsverbanden in de volgende arrondissementen: Mechelen: 5 februari Turnhout: 12 maart Dendermonde 12 maart Kortrijk: 13 maart en 29 mei Gent: provinciaal samenwerkingsverband met Dendermonde en Oudenaarde: 5 mei Ieper 16 september Brugge: 13 oktober Leuven: 29 oktober Brussel: 27 november Veurne: 8 december In het arrondissement Antwerpen en de provincie Limburg konden we niet aanwezig zijn. In Limburg werden we niet uitgenodigd en in Antwerpen ging er dit jaar slechts één samenwerkingsverband door in februari.
WERKINGSVERSLAG
27
2. Synthesenota hierover maken. We maakten een uitgebreide evaluatie van de samenwerkingsverbanden. Hieruit blijkt ondermeer dat de deelname van OSBJ aan de samenwerkingsverbanden pas zinvol is wanneer dit met een zekere frequentie kan gebeuren. Pas dan kan er voldoende informatie-uitwissing tot stand komen en kan je als deelnemer ook inzicht verwerven in de eigen dynamiek van een dergelijk samenwerkingsverband dat sterk kan verschillen van regio tot regio. We maakten dus geen synthesenota van onze deelname aan de samenwerkingsverbanden an sich, maar verwijzen naar de evaluatienota.
3. Organisatie van reflectiemoment met minimaal de voorzitters van de samenwerkingsverbanden De voorzitters van de samenwerkingsverbanden werden naar aanleiding van de evaluatie van dit overleg elektronisch bevraagd. Na de totstandkoming van de ontwerpnota werden de voorzitters uitgenodigd om deel te nemen aan een reflectiemoment. Tot onze spijt en ondanks een tijdige uitnodiging en een goede voorbereiding konden slechts vier van de dertien voorzitters zich hiervoor vrij maken. We ontvingen van twee voorzitters nog wel een schriftelijke reflectie die we verwerkten in onze eindnota. Het feit dat de voorzitters van de samenwerkingsverbanden allemaal vrijwilligers zijn met een zeer drukke agenda zal hier niet vreemd aan zijn.
4. Samenvatting van de evaluatie van de samenwerkingsverbanden (het integrale rapport in bijlage) 4.1. Historiek De samenwerkingsverbanden voor de herstelrechtelijke en constructieve afhandelingen (HCA) kwamen voornamelijk tot stand onder invloed van twee bewegingen. Enerzijds was er de vraag van de Vlaamse overheid naar meer coördinatie van het aanbod van de vier herstelgerichte afhandelingen na de goedkeuring van de maatschappelijke beleidsnota voor de Bijzondere Jeugdzorg. Anderzijds was er een streven van de OSBJ om op lokaal niveau communicatie tot stand te brengen tussen de belangrijkste actoren die betrokken zijn bij de reacties op jeugddelinquentie naar het model van de stuurgroepen voor herstelrecht en bemiddeling. Daarnaast ontstonden in sommige arrondissementen ook op eigen initiatief samenwerkingsverbanden. 4.2. Werkwijze bij de evaluatie van de arrondissementele samenwerkingsverbanden voor herstelgerichte en constructieve afhandelingen. We maakten gebruik van een analyse op basis van de verslagen van de samenwerkingsverbanden . Daarnaast verzamelden we materiaal door een mondeling interview van alle HCA-coördinatoren en een schriftelijke bevraging van alle partners van het samenwerkingsverband via e-mail. Hierop kwam zeer weinig reactie. Op een reflectiemoment met de voorzitters wilden we meer in de diepte peilen naar de meerwaarde van dit samenwerkingsverband. Zoals u hoger kan lezen is dit reflectiemoment niet doorgegaan. Hierdoor geeft dit rapport voornamelijk de visie weer van de HCA-coördinatoren. 4.3. De evaluatie van de samenwerkingsverbanden We beginnen deze evaluatie met een bespreking van de doelstellingen zoals ze werden opgenomen in het basisprotocol. Op basis van de lectuur van de verslagen van de samenwerkingsverbanden en de interviews van de HCA-coördinatoren gingen we na of deze doelstellingen nog actueel zijn en in welke mate ze worden gerealiseerd. In het tweede deel gaan we na wie de deelnemers zijn. Wie is altijd aanwezig en welke wenselijke /noodzakelijke partners worden niet of onvoldoende bereikt? We bespreken hier ook de opportuniteit van de deelname van de OSBJ. In het derde deel bekijken we de frequentie van de samenwerkingsverbanden. Hoe vaak komen ze samen? Is dit voldoende of teveel? WERKINGSVERSLAG
28
4.3.1. Doelstellingen Ontwikkelen van een gezamenlijk gedragen visie Het ontwikkelen van een gezamenlijk gedragen visie kan geen doelstelling zijn van een samenwerkingsverband. Er zullen steeds visieverschillen zijn. Reflectie over visie blijft wel een belangrijke doelstelling. Deze reflectie vertrekt best vanuit de praktijk. Er moet voldoende ruimte gecreëerd worden voor discussie en verdieping en het argumenteren van standpunten. Afstemming tussen diensten en afhandelingen Nu er per arrondissement of provincie slechts één HCA-dienst is, is afstemming tussen de diensten niet langer nodig en verloopt de afstemming tussen de afhandelingen onderling binnen de dienst. Er is in verschillende arrondissementen wel interesse om het samenwerkingsverband te gebruiken als forum voor afstemming tussen de HCA en andere maatregelen, zoals plaatsing of huisarrest. Dialoog en communicatie tussen hulpverlening en justitie Dialoog en communicatie blijven na te streven doelstellingen die ook werden gerealiseerd. Doordat de verschillende partners elkaar ontmoeten en met elkaar naar oplossingen zoeken voor concrete problemen worden ook meer informele contacten tussen de partners onderling mogelijk. De diensten geven aan dat er een grotere toegankelijkheid is van de verwijzers. Het blijft de vraag of deze drempelverlaging per sé een goede zaak is. De lokale diensten ondersteunen in hun werking Het samenwerkingsverband werkt ondersteunend voor de HCA-diensten door het aanreiken van oplossingen voor concrete problemen, door de communicatie hierover en door het geven van feedback over hun werking. Duidelijkheid creëren rond het aanbod voor de verwijzende instanties Dit blijft een relevante doelstelling die ook wordt gerealiseerd. Hoewel de verwijzers doorheen de jaren een steeds accurater beeld krijgen van de inhoud van HCA, zijn er ook steeds nieuwkomers waarvoor deze presentaties belangrijk blijven. Hiaten opsporen binnen het gerechtelijk arrondissement en een aanzet geven om hieraan te verhelpen Het samenwerkingsverband blijkt doorgaans geen goede detector te zijn om hiaten aan te geven in het aanbod. In sommige arrondissementen lukt dit wel. 4.3.2. De deelnemers De aanwezigheid van de verwijzers is cruciaal. Heel veel thema’s betreffen het maken van afspraken met verwijzers of gaan over knelpunten die worden ervaren met betrekking tot het aantal verwijzingen of de verwijzingsprocedure. Daarnaast is ook de deelname van de OSBJ en de balie een grote meerwaarde. Over de andere partners konden we geen algemene besluiten trekken, ook al omdat deze soms slechts op enkele samenwerkingsverbanden aanwezig zijn. Dit neemt niet weg dat de deelname van sommige partners die hier niet worden vermeld sterk gewaardeerd wordt. Hierbij speelt ook vaak de persoon zelf een rol, los van de functie. De verwijzers zijn lang niet altijd aanwezig op het samenwerkingsverband. Sommige magistraten worden nooit bereikt. 4.3.3. Frequentie De meeste HCA-diensten zouden de frequentie van de samenwerkingsverbanden willen beperken tot twee keer per jaar. Dit zou volgens hen de kwaliteit ten goede komen.
5. De deelname van de OSBJ De deelname van de OSBJ aan de samenwerkingsverbanden wordt als een meerwaarde ervaren. De kennis van de OSBJ over de werking van de andere samenwerkingsverbanden bevorderde de WERKINGSVERSLAG
29
eenvormigheid van de verschillende arrondissementele werkingen. Doordat de OSBJ niet zelf betrokken is in de arrondissementele werking, kan ze vanuit een meer neutrale positie zaken aanbrengen. Dit biedt vooral voordelen wanneer de HCA-diensten sterk van mening verschillen met de verwijzers.
6. Bespreking Meerwaarde van het samenwerkingsverband De meerwaarde van het samenwerkingsverband wordt niet betwist. Ook als de organisatie van de samenwerkingsverbanden niet langer verplicht zou zijn, zouden de diensten dit nog organiseren. Het louter samen aanwezig zijn van de verschillende verwijzers en de HCA-diensten is reeds een hele evolutie. In sommige arrondissementen is dit het enige forum waar de verwijzers met elkaar in overleg gaan. De samenwerkingsverbanden hebben de toegankelijkheid tussen justitie en welzijn verhoogd. Ze spelen ook een belangrijke rol bij het continu informeren van de verwijzers over het HCA-aanbod. Gemiste kansen? Te weinig forum voor reflectie Hoewel het bespreken van knelpunten en het zoeken naar oplossingen als ondersteunend wordt ervaren , betreuren velen dat de thema’s hier vaak toe beperkt blijven. Het samenwerkingsverband zou door de aanwezigheid van alle actoren die betrokken zijn bij de reactie op jeugddelinquentie nog meer een forum kunnen zijn voor reflectie. Nu de samenwerkingsverbanden de fase van ‘elkaar aftasten’ voorbij zijn, zou er voldoende veiligheid moeten zijn om verder te gaan dan het zoeken naar pragmatische oplossingen. Misschien kan een thematisch samenwerkingsverband met externe input en een goede gespreksleiding de partners hiertoe uitnodigen. Te beperkte aanwezigheid van de verwijzers. Zonder verwijzers kan er geen zinvol overleg zijn. Vele magistraten zien ook zelf de zin van dit overleg en nemen hier zeer actief aan deel. Toch worden lang niet alle magistraten bereikt. Ook de sociale dienst van de Jeugdrechtbank is in sommige arrondissementen vaak afwezig. Het is niet duidelijk welke stappen nog kunnen worden gezet om ook de non-believers te overtuigen. Bij een overleg tussen Justitie en Welzijn op een hoger niveau kunnen misschien engagementen worden genomen om de magistraten aan te zetten om aanwezig te zijn op dit overleg. Misschien kan ook de werkwijze van Brussel waar alle magistraten minstens een keer per jaar aanwezig zijn inspirerend werken. Aanzet tot verdere evolutie Verruiming van het samenwerkingsverband naar andere reacties op jeugddelinquentie. Hierbij werd gedacht aan huisarrest, plaatsing of andere vormen van hulpverlening. Eén keer per jaar zou dit bijvoorbeeld kunnen geagendeerd worden en zouden andere partners kunnen uitgenodigd worden op dit samenwerkingsverband. De tweede bijeenkomst zou dan opnieuw voor HCA afzonderlijk kunnen doorgaan. Verhogen van de participatiegraad van alle deelnemers De deelnemers aan het samenwerkingsverband zouden voldoende moeten betrokken blijven bij de thema’s en aangemoedigd worden om hun standpunten te verwoorden en te motiveren zodat er meer diepgang kan bereikt worden. Dit vergt een zeer goede voorbereiding van de vergadering, niet alleen door de voorzitter of de HCA-dienst maar door alle aanwezigen. Daarnaast is ook een goede gespreksleiding belangrijk. Professionalisering van het samenwerkingsverband Dit brengt ons bij een laatste pijnpunt. Op dit ogenblik is er geen ondersteuning bij de organisatie van de samenwerkingsverbanden. De uitnodigingen, de voorbereiding, het verslag en de opvolging komt grotendeels neer op vrijwilligerswerk van de HCA-diensten, de partijen en de voorzitters. Het is makkelijker een extra inspanning te vragen aan de deelnemers, om
WERKINGSVERSLAG
30
hen te vragen vragenlijsten in te vullen en tijd vrij te maken voor de deelname aan een extra overleg indien hier ook een vergoeding tegenover staat
Vereffeningsfonds Doelstelling 8: Het opvolgen van de evoluties van de verschillende provinciale vereffeningsfondsen en het meewerken aan een maximale afstemming tussen deze fondsen onderling met het oog op uniformiteit in de werking van de verschillende fondsen. Dit werd vertaald in de volgende acties: - organiseren van interprovinciaal overleg tussen de provinciale afgevaardigden van de verschillende fondsen (najaar) - terugkoppelen op HCA-coördinatorenoverleg - nota schrijven over de werking van het fonds
1. Organiseren van het interprovinciaal overleg In 2009 ging er drie keer een interprovinciaal overleg door met name op 3 maart, op 6 mei en op 6 oktober. Het interprovinciaal overleg ontstond in maart 2004 om de werking van de fondsen op elkaar af te stemmen en om verder na te denken over de structurele organisatie van het fonds. Enkele prangende ongelijkheden werden weggewerkt zoals het uurloon van de jongere en recent ook de maximale tewerkstellingstermijnen. In 2009 kreeg het IPRO een nieuwe dynamiek doordat verschillende fondsen, onafhankelijk van elkaar, vaststelden dat de rol van het Comité stilaan aan waarde inboette. Het IPRO fungeerde in 2009 ook als denktank waaraan ondermeer Leo Van Garsse participeerde als externe deskundige. Een weerslag van deze besprekingen is terug te vinden in de nota over de werking van het fonds. 2. Nota over de werking van het fonds De nota beschrijft uitvoerig de werking van het fonds met ondermeer de doelstellingen, de structuur en de werking van het fonds, enkele cijfers over het aantal aanvragen en de financiering van het fonds en tenslotte de knelpunten die in 2009 aanleiding gaven tot een verhoging van de frequentie van het IPRO. De integrale nota kan u terugvinden in bijlage. We geven hier enkel het besluit weer. Het Vereffeningfonds groeide van een particulier initiatief uit tot een geïnstitutionaliseerd orgaan waar elke jongere, woonachtig in Vlaanderen, die aan de voorwaarden voldoet, een beroep op kan doen. Ongeveer één op zeven jongeren die een financiële overeenkomst afsloot, maakt hier ook effectief gebruik van. Dit geeft aan dat het Vereffeningsfonds beantwoordt aan een nood. Anderzijds brengt de institutionalisering ook het risico met zich mee dat er meer routinematig gewerkt wordt, waardoor de dynamiek van het fonds ondermijnd kan worden. We merken dit aan het feit dat aanvragen steeds worden toegekend, ondermeer omdat de bemiddelaars inmiddels de regels van het spel kennen. De comitéleden voelen een zekere schroom om kritische vragen te stellen bij het bemiddelingsproces of bij de afgesloten overeenkomst. Het toekennen van de aanvraag zou kunnen gezien worden als een recht zodat de aanvraag quasi automatisch wordt toegekend van zodra de vooraf bepaalde voorwaarden zijn vervuld. Comitéleden beginnen zich vragen te stellen bij het nut van hun aanwezigheid, voelen zich soms gebruikt of blijven weg. Er is nood aan herbronning. Het comité V moet opnieuw een forum worden waar vanuit verschillende invalshoeken ,kan worden gewikt en gewogen oof en onder welke voorwaarde de jongeren kunnen gebruik maken van het fonds. Er moet opnieuw nagedacht worden over de evaluatiecriteria. Een tweede probleem betrof de diversiteit van de fondsen. Omwille van de rechtsgelijkheid voor alle jongeren was er nood aan afstemming. Die werd gerealiseerd door de organisatie van een interprovinciaal overleg. Ongeveer twee keer per jaar komen de vertegenwoordigers van de provincies WERKINGSVERSLAG
31
bij elkaar onder het voorzitterschap van de OSBJ. Dit overleg leidde tot meer uniformiteit in de werking van de fondsen zonder afbreuk te doen aan de provinciale autonomie. Ditzelfde interprovinciaal overleg werd in 2009 ook het forum om te reflecteren over de herwaardering van de functie van het comité Hierbij wordt gedacht aan een verschuiving van het fonds als louter instrument van bemiddeling naar een meer normatieve rol. De toekenning van de aanvraag zou kunnen afhankelijk worden gesteld van de mate waarin het gebruik van het fonds bijdraagt tot de netwerkvorming en de mensen aanzet tot het aangaan van het gesprek. Deze meer normerende functie stelt ook hogere eisen aan de tegensprekelijkheid. Dit denkproces zal nog verder gezet worden in 2010 en behoeft ook een terugkoppeling naar de bemiddelaars zelf. Nu de OSBJ hier geen opdracht meer in heeft, wordt dit misschien een opdracht voor het overleg van de HCA-coördinatoren.
Vorming en reflectie Doelstelling 7: Het organiseren van opleiding, vormingsdagen en reflectiemomenten inzake HCA. Dit zou zich vertalen in volgende acties: 1. Organisatie van introductiecursus - organiseren van een introductiecursus (6 dagen) voor startende bemiddelaars, waarvan de 3 dagen methodiektraining in samenwerking met ervaren bemiddelaars wordt gegeven op voorwaarde dat er minstens 8 deelnemers zijn. - organiseren van een introductiecursus van drie dagen voor hergomoderatoren (methodiektraining) op voorwaarde dat er minstens 8 deelnemers zijn. Omdat er dit jaar minder dan 8 kandidaat deelnemers waren voor de introductiecursussen voor bemiddeling en hergo konden zij niet doorgaan in 2009.
2. Organiseren van 2 methodiektrainingsdagen en 5 vormingsdagen voor bemiddelaars georganiseerd in samenwerking met Suggnomè (bemiddelen bij seksuele delicten, Frans voor bemiddelaars, tweedaagse over directe bemiddeling, omgaan met allochtonen) Sinds 2001 werkte OSBJ, binnen de werkgroep vorming van vzw Suggnomè, mee aan de uitwerking van een vormingsaanbod voor herstelbemiddelaars uit drie sectoren (bemiddelaars meerderjarige daders, bemiddeling in strafzaken, bemiddelaars minderjarigen). De werkgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van de drie sectoren. Dit jaar werd verder gereflecteerd over de werking en structuur van de werkgroep vorming. De verwachtingen van de deelnemers aan de werkgroep zijn de volgende: - Engagement voor 2 jaar - Creatieve input over het organiseren van een vorming - Vormingsbehoefte detecteren in eigen sector - Communiceren over vormingsaanbod naar zijn achterban - Vorming mee organiseren en/of geven Nu de OSBJ in 2010 haar deelname aan de werkgroep noodgedwongen moet beëindigen, werden herstelbemiddelaars minderjarigen aangezocht om deel te nemen aan deze werkgroep. Door de deelname van de directeur van BAAB aan de werkgroep vorming tracht men ook de link naar het coördinatorenoverleg te verzekeren. De werkgroep zal zich in 2010 sterker profileren als afzonderlijke vormingsorganisatie met een eigen naam en logo. Ze zal ook haar missie en visie uitschrijven. WERKINGSVERSLAG
32
5 vormingen 2009 “Omgaan met allochtonen” en “Frans voor bemiddelaars” werd uitgesteld naar 2010. Er werd meer ingezet op vorming voor bemiddeling bij seksuele delicten op vraag van de sector (zie ook extra methodiektraining) Data 29 mei: deontologie . Deze dag werd goed geëvalueerd. Veel inbreng ook van de deelnemers. Voormiddag theoretisch luik, namiddag concrete casussen. Vragen die niet aan bod kwamen, zullen voorgelegd worden aan de deontologische commissie. Vaststelling dat de deontologische code niet meer up to date is. 4 juni: terugkomdag seksuele delicten voor beginners i.s.m. Jurgen Peeters 19 november: Terugkomdag seksuele delicten voor 'gevorderden' i.s.m. Jurgen Peeters 17 en 18 december: Tweedaagse 'face to face’ voor en door bemiddelaars Organisatie van 2 methodiektrainingsdagen Bemiddelaars spelen moeilijke bemiddelingssituaties na en worden daarbij gecoacht door collegabemiddelaars. Er wordt gezocht naar alternatieven. De coaches komen uit de verschillende sectoren - Data 19 maart: methodiektraining 15 oktober: methodiektraining bij seksuele delicten
Registratie en cijfers Doelstelling 5: Het op basis van een cijfernota sensibiliseren en stimuleren van reflectie en dialoog betreffende het herstelrechtelijke en constructieve aanbod. (zie bijlage) Hiertoe werden de volgende producten aangeleverd: Tegen februari: cijfertabellen met het aantal verwijzingen per dienst en per arrondissement. Tegen juni: een bediscussieerde en geïnterpreteerde cijfernota 2008, waarin eveneens de regionale verschillen becommentarieerd en tendensen aangegeven worden Deze laatste nota is het resultaat van reflectie en discussie met en door de HCA-diensten. OSBJ organiseerde daartoe een overleg met de begeleiders voor gemeenschapsdienst en de leerprojecten op 2 juni en voor de bemiddelaars op 4 juni. Tijdens deze besprekingen bleek dat de deelnemers weinig éénduidige conclusies konden formuleren. Zelfs over de mogelijke hypotheses was er geen consensus. We leerden hieruit ook dat deze besprekingen beter doorgaan op het niveau van de coördinatoren dan op het niveau van de begeleiders omdat er vaak standpunten moeten worden ingenomen vanuit de HCA-dienst. We streven er daarom naar om in 2010 het ontwerp van de cijfernota nog eerder klaar te hebben zodat er voldoende tijd blijft voor reflectie met de coördinatoren en voor terugkoppeling naar de begeleiders en bemiddelaars/moderatoren. De nota kan op deze wijze rijker gestoffeerd worden.
Ouderstage De diensten ouderstage vonden het zinvol om 2009, met alle diensten samen, verder te werken aan het uitbouwen van de ouderstage. Ze wilden vooral meer naar buiten komen met ‘de sterktes’ van de ouderstage. Op 11 februari 2009 ging er een overleg ouderstage door. Op dit overleg was de Waalse 1 dienst voor ouderstage aanwezig. Deze dienst maakte in 2008 een verslag van hun werking . 1
Tekst affiliations, Dienst voor ouderstage: één jaar later, www.osbj.be/publicaties
WERKINGSVERSLAG
33
Om de evaluatie van de ouderstage die volgens het samenwerkingsakkoord voorzien was in april 2009 voor te bereiden, ging de OSBJ samen met de diensten na wat het profiel is van de aangemelde 2 3 ouders en hun jongeren . Dit deden we aan de hand van een opgemaakt sjabloon dat we maakten aan de hand van verkregen informatie en teksten van de HCA diensten. Alle afgesloten en lopende dossiers ouderstage werden in dit sjabloon ingevuld. Aan de hand van deze gegevens maakten we een kwantitatief overzicht van de doelgroep. Vervolgens keken we naar welke aspecten van de ouderstage een meerwaarde hebben in het werken met ouders van jongeren die een delict hebben gepleegd. Los van alle twijfels en scepticisme, ervaarden de begeleiders in de praktijk dat het concept van ouderstage wel degelijk aansloeg bij sommige ouders. Daarom wilden ze ook hun kant van het verhaal laten horen. Ze stelden vast dat de ouderstage een zeer specifieke meerwaarde biedt door vier belangrijke kenmerken met name het delict als insteek, het groepsaspect, het aanbod exclusief voor ouders en de specifieke inhoud van de ouderstage.
1. Het delict als insteek Ouderstage is voorlopig de enige maatregel die expliciet kan worden voorgesteld/opgelegd aan de ouders als reactie op een delict van één van hun kinderen. De specifieke insteek van ouderstage is het delict van de jongere. Het feit dat de jongere een ‘feit ‘gepleegd heeft is een duidelijk aanwijsbaar en relatief onbetwistbaar feit en benoembaar voor de ouders en bijgevolg een dankbaar en concreet vertrekpunt bij het eerste gesprek. Op die manier bereik je ook de ouders die geen hulpverlening vragen en dus niet via de vrijwilligheid kunnen ondersteund worden. 2. Het groepsaspect De groep wordt gezien als een plaats waar de ouders begrip, aandacht, sympathie en raad krijgen en waar ze elkaar kunnen ondersteunen en ontschuldigen. De ouders nemen een ondersteunende, soms ook een controlerende rol op naar elkaar toe. Sommige dingen zijn gemakkelijker bespreekbaar met een andere ouder dan met een begeleider. 3. Het aanbod richt zich exclusief tot de ouders. In tegenstelling tot om het even welke vorm van hulpverlening binnen de Bijzondere Jeugdzorg, heeft de ouderstage geen mandaat t.o.v. de jongere. De begeleiders van de ouderstage hebben geen relatie of verantwoordelijkheid t.o.v. de jongere. Hierdoor kan de drempel voor de ouders lager zijn om een aantal dingen te bespreken en kan ouderstage een vrijplaats zijn voor ouders om expliciet met hun eigen proces bezig te zijn. Door de exclusieve gerichtheid op de ouders is de ondersteuning niet afhankelijk van de hulpverlening aan de jongere. Als de jongere wegloopt of hulp weigert, kan de ouderstage blijven doorgaan. Meer zelfs, ouderstage kan ouders versterken in hun reactie naar de jongeren op de opschorting of stopzetting van de hulpverlening aan de jongere. Naast deze drie kenmerken onderscheidt de ouderstage zich van een gewone opvoedingscursus.
4. De inhoud van de ouderstage is ruimer en concreter dan een opvoedingscursus. Er worden ook maatschappelijke en sociologische tendensen meegegeven. Er wordt ook vaak informatie gegeven over verschillende laagdrempelige instanties (CLB, JAC, opvoedingswinkel, ed.) Er wordt met de ouders gewerkt rond de betekenis van het plegen van delicten, wat dit kan betekenen voor het slachtoffer en hoe de maatschappij hier gevolgen van ondervindt. 2
3
Zie volledig rapport ouderstage op www.osbj.be Zie bijlage
WERKINGSVERSLAG
34
Tenslotte biedt de ouderstage ook ruimte om meer contextueel te werken binnen een HCA-dienst. Indien het aanbod van ouderstage parallel loopt met een herstelrechtelijke of constructieve afhandeling voor de jongere, kunnen de ouders heel actief worden betrokken bij de begeleiding van de jongere. Hierdoor krijgt het constructief en herstelgericht werken meer reikwijdte en een grotere draagkracht binnen het gezin. Hoewel de ouderstage dus een duidelijk potentieel heeft, werd deze evaluatie doorkruist door de plotse beslissing van de Minister van Justitie, De Clerck, om de financiering stop te zetten. Vanaf 1 4 januari 2010 zal er geen structureel en gesubsidieerd aanbod ouderstage meer zijn.
5. Wat nu? Ondanks het beperkte aantal verwijzingen heeft de ouderstage o.i. haar nut reeds bewezen. Het zou bijzonder spijtig zijn om de expertise die inmiddels door de diensten werd opgebouwd te laten verloren gaan. Anderzijds zijn we ons bewust van een aantal onoplosbare juridische moeilijkheden zoals het sanctionerend karakter van de ouderstage en de wettelijke notie van onverschilligheid. Een vrijwillig aanbod van groepssessies bij HCA-diensten voor de ouders. Het moet mogelijk zijn om het delict als uitgangspunt te nemen voor het aanbod van ouderstage zonder meteen sanctionerend op te treden. Het parket zou een aanbod van ouderstage kunnen formuleren aan de ouders, die hier dan op vrijwillige basis kunnen aan deelnemen. Ook de HCAdiensten zouden ouders kunnen verwijzen naar een oudergroep. Waar alle partijen het over eens zijn is dat zo’n groepssessies voor ouders een meerwaarde voor de ouders (en de jongeren) kunnen hebben. Deze meerwaarde wordt door de diensten toegeschreven aan de volgende kenmerken: het MOF-zijn, het overschrijden van een maatschappelijke grens is een duidelijk aanspreekbaar iets; ouders kunnen elkaar ontschuldigen en ondersteunen; de sessies staan los van de jongeren en zijn zodoende ook niet afhankelijk van het engagement van de jongere. De HCA-diensten merken op dat het vaak moeilijk is om ouders te betrekken bij de maatregel van de jongere. Ouders ‘lijken’ soms onverschillig. Er komt een reactie vanuit de maatschappij zodat zij zelf niet meer moeten reageren. Ook worden de begeleiders/bemiddelaars geconfronteerd met ouders die naar aanleiding van de strafbare feiten, erg open staan voor ondersteuning en reflectie over de opvoeding van hun kind(eren). Zij zouden deze ouders kunnen inlichten over het bestaan van een oudergroep waar ze op vrijwillige basis kunnen aan deelnemen. Dit past in het kader van de vraag aan de HCA-diensten om meer contextgericht te werken. Oudergroepen voor ouders van jongeren die een delict pleegden is trouwens geen nieuw gegeven. Er werd onder andere al eerder mee geëxperimenteerd in de gemeenschapsinstellingen. Een tweede kader waarbinnen de opgebouwde expertise zou kunnen benut worden zijn de ouders van spijbelende jongeren. De Antwerpse dienst voor alternatieve maatregelen (ADAM) werkte al met ouders van spijbelende jongeren bij wijze van experiment. Hierbij werden mondelinge overeenkomsten gemaakt tussen het 5 Centraal Meldpunt voor risicojongeren in het secundair onderwijs en ADAM. De ouders werden via twee kanalen doorverwezen; met name via de jeugdbrigade en via het meldpunt. Het Centraal Meldpunt is bevoegd voor het hele arrondissement Antwerpen. 4
Kennisgeving opzegging samenwerkingsakkoord op www.osbj.be De werking van het centraal meldpunt is gebaseerd op procesbegeleiding en dataverzameling en onderzoek. Om dit mogelijk te maken sluit het Centraal Meldpunt samenwerkingsovereenkomsten af met projecten, diensten en organisaties die in Antwerpen instaan voor coaching en begeleiding van deze jongeren. WERKINGSVERSLAG 35 5
Het betreft een vrijwillige ouderstage. Als ouders geen vragende partij zijn stopt het. Het is een kortstondig traject met groepssessies en individuele sessies. Is er een wettelijke basis om ouderstage aan te bieden/op te leggen aan ouders van spijbelende jongeren? Spijbelen is geen delict zodat de wet op de jeugdbescherming niet van toepassing is, maar de wet op de leerplicht biedt wel een opening. Volgens art. 5 § 4 kan het Openbaar Ministerie inbreuken op de leerplichtwet, begaan door personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of die in feite of in rechte de leerplichtige onder hun hoede hebben, voorleggen aan de Jeugdrechtbank, die de maatregelen ten aanzien van de ouders kan bevelen die zijn opgenomen in de Jeugdbeschermingswet. In 1983 betrof dit, naast het toezicht op de gezinsbijslagen en de ontzetting uit het ouderlijk gezag, ook nog de opvoedingsbijstand. Een maatregel van opvoedingsbijstand kon vroeger op basis van art. 30 van de JBW. (Volgens het grondwettelijk hof lijkt de ouderstage daar ook op.) Dat is nu een ‘pedagogische richtlijn’ aan de ouders op basis van art. 28 van het decreet BJB 2008. Die maatregel uit de decreten is in de plaats gekomen van de opvoedingsbijstand en het parket kan dus - op basis van de leerplichtwet - de Jeugdrechtbank vorderen om opvoedingsbijstand/de pedagogische richtlijn te regelen. Dit zijn twee mogelijke pistes om de ouderstage onder één of andere vorm verder te zetten maar er zijn natuurlijk nog andere wegen denkbaar. Niemand twijfelt er aan dat het belangrijk is om de context te betrekken bij de begeleiding van jongeren die zeer problematisch gedrag stellen zoals het plegen van delicten. Opvoedingsondersteuning is dan ook terecht één van de prioriteiten binnen het Vlaamse welzijnsbeleid. Hopelijk wordt dit aanbod in de toekomst ook uitgebreid naar de ouders van pubers en adolescenten. OSBJ maakte een samenvattende tekst over de ouderstage in Vlaanderen. Hierin zetten we alles nog even kort op een rijtje en dachten we na over toekomstige mogelijkheden. Deze tekst vind je terug op www.osbj.be
Intervisie Hergo In 2009 was de organisatie van intervisie niet langer een opdracht van OSBJ. Op vraag van de diensten zijn we de intervisies toch verder blijven organiseren. Naast casusbesprekingen, kwam vooral de verslaggeving en de rol van de sociale dienst aan bod. Rond de rol van de sociale dienst besloten we het volgende:: Er zijn grote verschillen tussen de arrondissementen in de mate en de wijze waarop de consulenten zijn betrokken bij de Hergo’’s. De participatie van consulenten aan de Hergo is wenselijk omdat ze op deze wijze beter begrijpen wat werd opgenomen in de intentieverklaring en omdat ze de intentieverklaring dan beter kunnen opvolgen. Het verhoogt hun betrokkenheid op het gezin Consulenten nemen vaak niet deel omwille van een te hoge werklast. Een tweede belangrijk thema betrof de verslaggeving: Wat moet worden opgenomen in de intentieverklaring? Aan wie moet het eindverslag worden verzonden? Kunnen er ook tussentijdse verslagen worden verstuurd? Wat is het verschil tussen een overeenkomst en een intentieverklaring? Hierrond werden afspraken gemaakt zodat de Hergo op eenvormige wijze kan worden aangeboden. De intervisies gingen door op 17 februari, 5 mei, 16 juni, 6 oktober en 24 november.
WERKINGSVERSLAG
36
HOOFDSTUK VI: PARTICIPATIEVE HULPVERLENING
Doelstelling 9: het ondersteunen van de private voorzieningen bij de implementatie van de participatieve hulpverlening in de bijzondere jeugdzorg. Implementatie van het Decreet Rechtspositie Minderjarigen (DRM) 2009 Net als in 2007 en 2008 organiseerde de OSBJ in 2009 vormingen over het Decreet Rechtspositie Minderjarigen. Uit de evaluatie van vorige reeksen bleek dat de deelnemers meer concrete instrumenten en meer duidelijkheid verwachten. De workshops van de vorige reeksen werden globaal positief beoordeeld. Dit was voor ons een reden om de vormingen aan te passen en meer te werken met praktijkvoorbeelden. Er werden twee reeksen van drie dagen vorming georganiseerd door de OSBJ. De eerste reeks ging door in Brugge en de tweede in Mechelen. We deelden de vorming op in drie dagen die focusten op een bepaald aspect van het decreet. Hiervoor baseerden we ons op de vragen die we uit het werkveld krijgen. Er werd gefocust op het dossier, inspraak en participatie en hoe implementeren.
1. Deelnemers Elke vormingsdag kon afzonderlijk gevolgd worden. Hierdoor verschilt het aantal deelnemers per dag. Omdat we ons concept aanpasten was het mogelijk om meer deelnemers toe te laten. In Brugge (West-Vlaanderen) was er een hoge opkomst. Op dinsdag 24 maart 2009: Het dossier waren er 52 deelnemers. Op dinsdag 28 april 2009: Inspraak en participatie waren er 46 deelnemers. Op dinsdag 26 mei 2009: Implementatie waren er 31 deelnemers. In Mechelen (Antwerpen) was de opkomst minder hoog. Op dinsdag 29 september 2009: Het dossier waren er 24 deelnemers Op 27 oktober 2009: Inspraak en participatie waren er 31 deelnemers Op 24 november 2009: Implementatie waren er 34 deelnemers. De deelnemers waren voornamelijk werknemers in een private voorziening BJZ. Er was één deelnemer die werkzaam is in Everberg en er waren enkele deelnemers die werkzaam zijn in een MPI. Deze deelnemers hadden de aankondiging op de website van Integrale Jeugdhulp gelezen.
2. Inhoud Elke dag startte met een uiteenzetting door een medewerker van de OSBJ waar uitgebreid tijd werd gemaakt om op vragen te antwoorden. De rest van de dag konden de aanwezigen deelnemen aan workshops met daarin een presentatie van goede praktijken in andere voorzieningen of de voorstelling van een methode of een instrument. Workshops dossier: Brugge: -
Het IK-verslag, Wingerdbloei Het elektronisch dossier, OCMW Arendonk
WERKINGSVERSLAG
37
-
Het open dagboek, De Wiekslag Werken met het open dossier, consulente West Vlaanderen
Mechelen: - Het elektronisch dossier, OCMW Arendonk - Werken met een open dossier, Vzw Jeugdtehuis
Workshops participatie: Brugge: -
Voorstelling participatief project: De Vuurvogel Informeren Voorstelling en gebruik van een analyse instrument, OSBJ
Mechelen: - Participatief hulpverlenen, De Touter - Informeren, vzw Jeugdtehuis - Voorstelling en gebruik van een analyse instrument, OSBJ
Workshops implementatie: Brugge: Mechelen: -
Praktijkvoorbeeld, Ter Reie Voorstelling brochure, West Vlaamse pleegzorgdienst Waarderend onderzoek, OSBJ Waarderend onderzoek, OSBJ
3. Evaluatie De evaluaties waren anoniem. De deelnemers konden zowel de uiteenzetting door de OSBJ als elke workshop evalueren. De begeleiding van de vorming werd voldoende beoordeeld. De workshops werden altijd ruim voldoende beoordeeld. De weinige kritiek ging over het niet altijd toepasbaar zijn in de eigen praktijk of het weinig interactief zijn van de workshop. Hoe concreter het onderwerp en de workshops, hoe hoger de score. De gemiddelde totaal score in Brugge was 76,66 %, in Mechelen bedroeg die 70 %. Voor de twee reeksen is dit een gemiddelde van 74 %.
4. Implementatie Om een idee te krijgen van de implementatie vroegen we in december 2008 aan alle deelnemers van de eerste vijf reeksen wat ze aan het doen zijn en welke instrumenten ze al ontwikkelden in functie van de implementatie. We kregen een 25-tal antwoorden en verwerkten deze in een overzichtstabel. Daaruit bleek dat men vooral investeerde in de thema’s dossier/verslaggeving en in mindere mate in participatie. We merken op dat de meeste voorzieningen goed op weg zijn met het aanpassen en toegankelijk maken van hun dossier voor hun cliënten. Dit jaar merken we een verschuiving in de interesse naar en vragen over hoe men meer participatie in de begeleiding brengt.
WERKINGSVERSLAG
38
5. De implementatie van het decreet in 2010 In 2010 zal de OSBJ geen algemene vorming over het decreet meer geven. We gaan dit jaar dieper in op twee thema’s die gelinkt zijn aan het decreet. We gaan dieper in op het gebruik van ‘het beroepsgeheim in de jeugdhulp’. Hier staan we stil bij de informatieoverdracht tussen de verschillende actoren binnen de jeugdhulpverlening. We ontwikkelen deze vormingsdag samen met het werkveld. Een tweede thema is de rol van de bijstandspersoon bij de inzage van het dossier. Samen met de vzw Jeugdadvocaten ontwikkelen we een vormingsdag die toegankelijk is voor jeugdadvocaten en begeleiders uit de Bijzondere Jeugdzorg.
WERKINGSVERSLAG
39
HOOFDSTUK VII: JURIDISCHE ONDERSTEUNING
Doelstelling 10: het informeren van jeugdhulpverleners over de juridische aspecten van hun werk in relatie tot minderjarigen en hun (gezins)context.
1. Jeugdrecht.be Jeugdrecht.be is het resultaat van een samenwerking tussen de OSBJ en het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk. Jeugdrecht.be maakt de praktijkwerker wegwijs in de rechtspositie van jongeren en jongvolwassenen in de hulpverlening. Sinds 2006 is de OSBJ eindverantwoordelijke van het product. Het team van Jeugdrecht.be maakt deel uit van de OSBJ en bestaat uit twee juristen, een administratieve kracht en een praktijkwerker. Zij geven Jeugdrecht.be inhoudelijk en organisatorisch vorm. De redactieraad, bestaande uit afgevaardigden uit de praktijk, komt vijf keer per jaar samen en levert input vanuit de praktijkervaring. De stuurgroep bestaande uit de vertegenwoordiging van de OSBJ en het SAW stippelt de beleidslijnen uit.
1.1. Maandelijks e-zine 1.1.1 Abonnementen Het totale aantal gebruikers bleef ook in 2009 verder stijgen. Op 1 januari 2009 telde het gebruikersbestand 714 gebruikers. Op 30 december 2009 verstuurden we het e-zine naar 857 gebruikers. Dat is een stijging van 143 abonnees. aantal
WERKINGSVERSLAG
januari februari maart april mei juni augustus september oktober november december
714 735 745 774 793 807 833 845 856 852 857
evolutie
143
40
Gratis gebruikers agentschap jongerenwelzijn 16% andere 2% BJZ 48%
AWW 20%
pleegzorg 14%
Op 30 december 2009 waren er 586 gebruikers met een gratis abonnement op Jeugdrecht.be en 271 gebruikers met een betaald abonnement. Het abonnementsgeld bedraagt 20 euro per jaar. Een groepsabonnement is eveneens mogelijk vanaf 10 gebruikers per organisatie. Zij betalen 10 euro i.p.v. 20 euro. Organisaties uit de Bijzondere Jeugdbijstand, CAW’s en de sector pleegzorg waren in het verleden de belangrijkste categorieën gratis gebruikers. Sinds vorig jaar is er echter een nieuwe evolutie waar te nemen en genieten ook vele consulenten van een gratis abonnement op Jeugdrecht.be. De categorie ‘andere’ bestaat uit redactieraadleden, stuurgroepleden en andere betrokkenen op de realisatie van Jeugdrecht.be. De betalende gebruikers komen uit verschillende sectoren. De CLB’s en onderwijsinstellingen vormen samen het grootste aandeel betalende gebruikers.
WERKINGSVERSLAG
41
Betalende gebruikers VAPH 2% advocaat/notaris 15% onderwijs 21%
K&G 1% justitie en politie 5%
andere 22% GGZ 7% CLB 19%
gemeente:OCMW 8%
1.1.2 Inhoud van de e-zines In samenwerking met het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk publiceren we een maandelijkse digitale nieuwsbrief a rato van tien edities per jaar, met per editie, minimaal twee artikels en een actualiteitsopvolging. In een artikel lichten we een praktijksituatie theoretisch en praktisch toe. Het gebruik van een concrete voorbeeldsituatie maakt de juridische informatie toegankelijker en herkenbaar. In 2009 verstuurden we 11 e-zines. Een overzicht van de verstuurde e-zines en de verschenen artikels vind je terug op www.jeugdrecht.be (doorklikken naar e-zine). In 2009 publiceerden we volgende artikels in de e-zines van jeugdrecht.be: Januari:
(nieuw): Zwartrijden met de trein of de bus: wat zijn de sancties? (update): Gewone voogdij: wanneer? Februari: (nieuw): Ongepland zwanger: abortus (update): Anonieme bevallingen en vondelingen (update): Personenbelasting: ten laste blijven en belasting betalen Maart: (nieuw): Bij mama of papa wonen: mag het kind kiezen? (nieuw): Onwettig verblijf en het recht op onderwijs (update): De leertijd en de sociale wetgeving April: (nieuw): Het nieuwe decreet inzake bijzondere jeugdbijstand, vernieuwing aan de horizon? (nieuw): Hoeveel kost hotel mama? Mei: (nieuw): Schoolverzuim: samenwerking tussen onderwijs en justitie (nieuw): Jong en moeder (update): Erft een pleegkind van haar of zijn (ex-)pleegouders? Juni: (nieuw): Geesteszieke minderjarigen (update): Kan ik mijn naam laten veranderen? Augustus: (nieuw): Grootouders en onderhoudsplicht ten aanzien van hun kleinkinderen (nieuw): Deurwaarders en incassobureaus: to pay or not to pay? (nieuw): Minderjarigen en seks (update): Seks tussen familieleden, verboden of toegelaten? WERKINGSVERSLAG
42
September: (nieuw): Wat is bemiddeling? (update): Studenten, OCMW en onderhoudsplicht van de ouders (update): Het recht op leefloon voor studenten Oktober: (nieuw): De minnelijke schikking van de vrederechter (update): Kinderen en jongeren in een bezoekruimte: vrijwillig? November: (nieuw): Cliëntoverleg en beroepsgeheim: need to know (update): Kan een minderjarige een rechtsgeldig contract sluiten? December: (nieuw): Welke kosten moet de dader betalen? (update): Jong en vader: erkenning van het vaderschap
1.2. Databank Jeugdrecht.be De geregistreerde gebruiker heeft toegang tot de databank met artikels. De databank bestaat uit ongeveer 200 artikels en kan je raadplegen via www.jeugdrecht.be. Een uitgebreide zoekfunctie met trefwoorden stelt de praktijkwerker in staat een specifiek artikel terug te vinden. Welke artikels werden in 2009 vooral gelezen? Hieronder vind je de 50 meest gelezen artikels. Het aantal verwijst naar het totale aantal pageviews.
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Pageviews per dag – artikels (periode 1 januari 2009 – december 2009) 2009-03 Bij mama of papa wonen: mag het kind kiezen? 2009-11 Cliëntoverleg en beroepsgeheim: need to know 2009-07/08 Minderjarigen en seks 2009-04 Het nieuwe decreet inzake bijzondere Jeugdbijstand, vernieuwing aan de horizon? 2009-02 Ongepland zwanger: abortus 2009-09 Studenten, OCMW en onderhoudsplicht van de ouders 2009-06 Geesteszieke minderjarigen 2009-01 Gewone voogdij: wanneer? 2009-12 Jong en vader: erkenning van het vaderschap 2009-04 Hoeveel kost hotel mama 2009-07/08 Seks tussen familieleden, verboden of toegelaten? 2009-05 Jong en moeder 2006-06 Beroepsgeheim van een hulpverlener bij minderjarige cliënten 2009-05 Schoolverzuim: samenwerking tussen Onderwijs en Justitie 2009-03 Weggestuurd van school? 2009-07/08 Seksueel grensoverschrijdend gedrag in een voorziening of pleeggezin 2009-11 Kan een minderjarige een rechtsgeldig contract sluiten? 2009-07/08 Grootouders en onderhoudsplicht ten aanzien van hun kleinkind 2009-01 Zwartrijden met de trein of de bus, wat zijn de sancties? 2008-01 Ouderlijk gezag en omgangsrecht, twee verschillende juridische begrippen 2009-10 Kinderen en jongeren in een bezoekruimte: vrijwillig? 2009-07/08 Deurwaarders en incassobureaus: to pay or not to pay? 2009-09 Wat is bemiddeling? 2005-11/12 Beroepsgeheim voor de hulpverleners in de bijzondere jeugdbijstand 2003-07/08 Wie betaalt de schade? 2009-09 Het recht op leefloon voor studenten 2007-11 Domicilie, referentieadres en ambtelijke schrapping 2009-10 De minnelijke schikking van de vrederechter 2002-11/12 Ouderlijk gezag en beroepsgeheim 2009-05 Spijbelen: wat doet het CLB?
WERKINGSVERSLAG
aantal 244 238 228 212 186 178 172 171 165 163 157 154 134 134 132 132 129 128 126 125 125 112 111 109 108 106 104 104 102 99 43
31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
2008-12 Dossiers en anonieme hulpvragers? 2006-11 Het gedeeld beroepsgeheim in de integrale jeugdhulp 2009-06 Kan ik mijn naam laten veranderen? 2009-02 Personenbelasting: ten laste blijven en belasting betalen 2009-05 Leerplicht, spijbelen en hulpverlening 2008-10 Een jeugdadvocaat, wat is dat? 2009-05 Erft een pleegkind van haar of zijn (ex-)pleegouders? 2005-11/12 De vertegenwoordiging van een minderjarige: ouders en voogd(en) 2008-11 School- en studiekeuze: wie beslist? 2008-11 Het verschil tussen verlengde minderjarigheid, verlengde hulpverlening en maatregelen na 18 2008-06 Gratis en anoniem naar je huisarts? 2006-03 Decreet betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp 2009-02 Anonieme bevallingen en vondelingen 2008-10 Wie heeft wanneer recht op juridische bijstand? 2009-03 Onwettig verblijf en het recht op onderwijs 2007-02 Kamer doorzoeken 2009-03 De leertijd en de sociale wetgeving 2008-09 Ouder(s) spoorloos 2007-09 Onderhoudsgeld voor kinderen 2007-09 Plaatsing: ouderbijdrage, alimentatie, kinderbijslag?
97 97 92 91 86 85 85 84 83 79 76 74 73 70 67 66 65 62 61 61
Met uitzondering van één artikel (over beroepsgeheim!) zijn de 15 meest gelezen artikels allen gepubliceerd in 2009. Uit dit overzicht blijkt dat niet alleen de recente artikels, maar ook de oudere artikels nog veel worden geraadpleegd. Het is een duidelijke meerwaarde dat de gebruikers alle artikels onbeperkt in de tijd kunnen raadplegen. Het team Jeugdrecht.be kijkt er op toe dat alle teksten nog up to date zijn en past op regelmatige wijze verouderde teksten aan.
1.3. Studiedag Jeugdrecht.be Op vrijdag 2 oktober vond de studiedag ‘Jeugdrecht & Jeugdhulp in balans’ plaats. In totaal schreven 139 deelnemers uit verschillende sectoren zich in. De powerpoints en artikels die we gebruikten op de studiedag vind je online terug op www.jeugdrecht.be (doorklikken naar pagina studiedag). 1.3.1 Proces voorbereiding De inhoudelijke voorbereiding van de studiedag gebeurde door een werkgroep bestaande uit het team Jeugdrecht.be en enkele leden van de redactieraad Jeugdrecht.be. Ankie Vandekerckhove was gepland als eerste spreker, maar liet in september weten dat ze zich niet meer kon vrijmaken. Min Berghmans sprong in, Nele Desmet nam de oorspronkelijke workshop van Min over. uitvoering De praktische uitvoering was in handen van de OSBJ. De studiedag vond plaats op vrijdag 2 oktober in de Factorij te Schaarbeek.
WERKINGSVERSLAG
44
1.3.2 Inhoudelijke bespreking en adviezen programma titel: Jeugdrecht & Jeugdhulp in balans. Welke kansen bieden het “jeugdrecht” en de “jeugdhulp” elkaar? Een praktische kijk op recht en hulpverlening. Deel 1 9.00 uur: onthaal en ontvangst 9.30 uur: inleiding - Ludo Serrien, Algemeen coördinator SAW. 10.00 uur: Jeugdrecht.be inleidende casus 10.15 uur: "Hoe kan het recht antwoorden bieden aan de praktijkwerker?" - Min Berghmans, Directie OSBJ, juriste. 11.00 uur: pauze Deel 2 11.30 uur: Jeugdrecht.be inleidende casus 11.45 uur: "Het is niet omdat je recht kent dat je een goede praktijkwerker bent." - Kris Stas, Stafmedewerkster SAW. Inspinazie biedt afwisseling en improvisatie tussendoor. 12.30 uur: broodjeslunch Deel 3 13.30 uur: workshop 14.30 uur: pauze 15.00 uur: workshop 16.00 uur: einde Het namiddaggedeelte - deel 3- bestaat uit twee workshops. Praktische juridische informatie en uitwisseling staan hierin centraal. Hoe ga je in de praktijk aan de slag met juridische informatie? Aan de hand van concrete praktijkvoorbeelden krijg je juridische toelichting en duiding. Het recht wordt vertaald in hapklare brokken. Je wisselt ervaringen uit met het brede werkveld. Er is keuze uit de volgende topics: 1. Ouders de baas? Ouderlijk gezag en autonomie jongere - Nele Desmet - juriste Kinderrechtswinkel 2. Wie betaalt de schade? Aansprakelijkheid voor schade - kind en ouders - Sofie Van Rumst - jeugdadvocaat en juriste OSBJ / Jeugdrecht.be 3. Hoe bekwaam zijn minderjarigen? Mie Jacobs – juriste Kinderrechtencommissariaat 4. Op eigen benen: wie zal dat betalen? Student, OCMW en onderhoudsplicht - Annelies Peeters - medewerker OSBJ vzw / Jeugdrecht.be en Jan Kuypers - SOVO Plantijn Hogeschool. signalen Tijdens de het workshopgedeelte werden verschillende praktijkvoorbeelden uitgewisseld. Veel voorkomende knelpunten/vragen hebben te maken met: geen zelfstandige rechtsingang voor minderjarigen: voogd ad-hoc, verzoek bij Procureur hoorrecht en echtscheiding overgang minderjarigheid – meerderjarigheid: onderhoudsplicht
WERKINGSVERSLAG
45
1.3.3 Evaluatie aantal deelnemers In totaal schreven 139 deelnemers in voor de studiedag. Eén persoon meldde zich de dag zelf nog aan en nam deel aan het voormiddaggedeelte. Tellen we hierbij alle sprekers, begeleiders en aanwezige OSBJ-medewerkers, dan komen we op een totaal van 145 personen. 22 deelnemers schreven zich in voor het voormiddaggedeelte, alle anderen namen ook deel aan de workshops. Alle workshops waren volzet. Voor sommige workshops werd de inschrijvingsperiode vervroegd stopgezet. 14 deelnemers daagden op 2 oktober niet op (5 verontschuldigden zich de dag zelf of achteraf, 9 verontschuldigden zich niet). Dit brengt het totaal aan effectieve deelnemers op 126. De Bijzondere Jeugdzorg vormt met 33 % de grootste groep, gevolgd door de (jeugd)advocaten (23 %) en het algemeen welzijnwerk of de CAW’s, veelal JAC’s. (12 %)
Inschrijvingen per sector Student GGZ VAPH Politie 1% 2% 2% 1% Onderwijs 6% Gemeente/OCMW 4% CLB 5%
Advocaat 23%
Andere 11% BJZ 33%
sector
aantal
advocaat
32
andere
15
AWW
17
BJZ
46
CLB
7
gemeente/OCMW
6
onderwijs
8
politie
2
student
1
GGZ
3
VAPH
3
totaal
140
WERKINGSVERSLAG
AWW 12%
46
inhoudelijke evaluatie In totaal vulden In totaal vulden 79 deelnemers een evaluatieformulier in. Het standaardformulier van 6 de OVB diende als basis voor het evaluatieformulier. Algemene beoordeling De deelnemers scoorden uitsluitend uitstekend, zeer goed en goed bij organisatie en accommodatie. 5 deelnemers vonden het tijdstip of de duur van de studiedag minder goed.
Algemene beoordeling Blanco
Uitstekend
Zeer goed
Goed
Minder goed
Zwak
3 10 36
Tijdstip/duur
20 5 0 3 14 47
Accommodatie
10 0 0 2 12 46
Organisatie
14 0 0
Op de vragen wat hebt u als positief en wat hebt u als negatief ervaren antwoordden de deelnemers: algemeen negatief
aantal
(te lang) pauze 8 te weinig diepgang 2 onderscheid tussen juristen en welzijnswerkers soms negatieve bijklank 2 slides niet ecologisch afgeprint
2
niet op tijd gestart
1
beter later starten
1
terminologie voor welzijnswerkerste moeilijk
1
theorie sneller afwisselen met workshops
2
niets geleerd in de voormiddag
1
totaal
20
Er werden opvallend meer (35) positieve opmerkingen dan negatieve opmerkingen (20) geformuleerd. Het improvisatietheater Inspinazie viel bij de deelnemers erg in de smaak.
6
Orde van Vlaamse Balies
WERKINGSVERSLAG
47
Voormiddaggedeelte: plenum
Spreker 1: Min Berghmans Blanco
uitstekend
Zeer goed
Goed
Minder goed
Zwak
4
2
15
Documentatie
43
9
1 2 2
17
Didactische vaardigheden 2 2
42
9 3 26
Praktische kennis 12
1
30
Spreker 2: Kris Stas Blanco
Uitstekend
5
Zeer goed
Goed
Minder goed
7 24
Documentatie 2
4 5
7
Didactische vaardigheden
4 Praktische kennis 0
WERKINGSVERSLAG
22
5
0
2
Zwak
8 22
32
35
38
48
Namiddag: workshops
WORKSHOP 1: Ouders de baas? Ouderlijk gezag en autonomie jongere (Nele Desmet) Blanco
Uitstekend
Zeer goed
2
Goed
4
Documentatie
1
3
Didactische vaardigheden 0
1
6
Praktische kennis 0
12
9
0
Zwak
11
7
2
0
Minder goed
15
4
1
WORKSHOP 2: Wie betaalt de schade? Aansprakelijkheid voor schade - kind en ouders (Sofie Van Rumst) Blanco
Uitstekend 0
Zeer goed
Goed
Minder goed
1
7
Documentatie
10
1 1 0
2
6
Didactische vaardigheden
10
1 1 0
3
Praktische kennis 1
WERKINGSVERSLAG
6
Zwak
8
2
49
WORKSHOP 3: Hoe bekwaam zijn minderjarigen? (Mie Jacobs) Blanco
Uitstekend
Zeer goed
Goed
1 1
0
1
7
14
3
1 1
10
Praktische kennis 0
17
1
Didactische vaardigheden
0
Zwak
7
Documentatie 0
Minder goed
14
1
WORKSHOP 4: Op eigen benen: wie zal dat betalen? Student, OCMW en onderhoudsplicht (Annelies Peeters en Jan Kuypers) Blanco
Uitstekend 0
Zeer goed
1
Goed
Minder goed
Zwak
5
Documentatie
16
3
0 0
2
5
Didactische vaardigheden
7
0 0
2
6
Praktische kennis 1
3
11
13
conclusies Algemeen zijn we tevreden over de studiedag en werd deze positief geëvalueerd. De studiedag kende een grote opkomst en we bereikten een zeer divers publiek: dit gaf een boeiende interactie. De deelnemers gaven aan dat het voormiddaggedeelte boeiend was, maar ook abstract. Inspinazie werd bij de deelnemers sterk gewaardeerd.
WERKINGSVERSLAG
50
De thematische workshops sloegen aan, maar deelnemers gaven aan dat zij deze te kort vonden. Het was niet evident om een toegankelijke workshop aan te bieden aan een gemengde groep van (jeugd)advocaten en welzijnswerkers. Niet elk onderwerp leent zich hiertoe. Toch werd het samenbrengen van deze beide groepen als een belangrijke meerwaarde gezien door de deelnemers. Het organiseren van een tweejaarlijkse studiedag Jeugdrecht.be is de moeite van het overwegen waard. 1.3.4 Producten De deelnemers ontvingen een deelnamemap, bladwijzer en balpen. Powerpoints en documenten staan ook online via www.jeugdrecht.be ter beschikking.
2. De Juridische helpdesk en juridische FAQ 2.1. Juridische helpdesk Met de juridische helpdesk versterken we de professionaliteit van de hulpverleners door informatie te verstrekken over juridische regels in hun relatie tot de cliënten en over juridische procedures. De vragen bereiken ons via de helpdeskformulieren op www.osbj.be en op www.jeugdrecht.be, via mail of telefonisch. De jeugdhulpsectoren Bijzondere Jeugdzorg en het Algemeen Welzijnswerk zijn de primaire doelgroep. Vragen van externen over de Bijzondere Jeugdzorg worden eveneens beantwoord. Particulieren worden doorverwezen. We vragen onze doelgroep om bij voorkeur online, via het formulier op de websites, de vraag te formuleren. We ervaren immers dat telefonisch doorgegeven informatie niet altijd correct geïnterpreteerd of onthouden wordt. 7
In 2009 registreerden we in totaal 435 helpdeskvragen . Hiervan werden 363 vragen gesteld door de ‘ruime sector Bijzondere Jeugdzorg’ (voorzieningen en projecten, pleegouders en mensen van het Agentschap Jongerenwelzijn waaronder JO-lijn en andere centrale diensten, comité’s, sociale diensten Jeugdrechtbank, Gemeenschapsinstellingen). 27 helpdeskvragen werden gesteld door Centra Algemeen Welzijnswerk. 45 door andere sectoren (zoals CLB’s, Onderwijs, MPI’s, IJH, Vertrouwenscentra Kindermishandeling) of andere experts (zoals Kinderrechtencommissariaat, VAD…) of van particulieren en studenten. We beantwoorden de vragen binnen de vooropgestelde termijn van twee weken.
7
In 2008 werden er in totaal 448 helpdeskvragen gesteld. Hiervan werden er 166 vragen gesteld door voorzieningen BJZ, 85 door pleegouders en diensten voor pleegzorg, 42 door HCA-diensten, en 15 door het Agentschap Jongerenwelzijn. 35 vragen kwamen uit het algemeen welzijnswerk. Meer hierover kan je lezen in het cijferrapport Juridische helpdesk van 9 maart 2009. WERKINGSVERSLAG 51
Welke sectoren stellen vragen? 1% 2% 8%
Algemeen Welzijnswerk 6%
Bijzondere Jeugdzorg Algemeen Sector Pleegzorg
10%
HCA 5% Agentschap Jongerenwelzijn
17%
Andere en onbekend
51%
Studenten Particulieren/hulpvragers
Onze primaire doelgroepen maakte het meeste gebruik van onze helpdeskfunctie. 75 % van alle vragen komt uit de sector Bijzondere Jeugdzorg in het algemeen, sector pleegzorg of algemeen welzijnswerk. sector Algemeen Welzijnswerk Bijzondere Jeugdzorg algemeen sector pleegzorg HCA-diensten Agentschap Jongerenwelzijn (oa. Jolijn, consulenten, en gemeenschapsinstellingen) Andere Integrale Jeugdhulp Kabinetten en politici Onderwijs CLB Parketcriminoloog Anderen (VAD, universiteiten, kinderrechtenCommissariaat, MPI, OCMW,…) Onbekend
aantal vragen 27 223 72 23 45
Studenten Particulieren:hulpvragers Totaal vragen
2 9 435
WERKINGSVERSLAG
34 3 2 1 2 1 23 2
52
2.2. Juridische FAQ-lijst De juridische FAQ keken we na in mei en enkele vragen voegden we toe. Nieuwe vragen: - Wat als een jongere thuis wegloopt? - Wat is 'gewone' voogdij? - Kan een jongere die illegaal in België verblijft naar school gaan? - Heeft een minderjarige recht op een jeugdadvocaat? Wat is een jeugdadvocaat? - Wat is ouderstage? - Wat is huisarrest? - Wat is de jeugdgevangenis in Everberg? - Wat is een gemeenschapsinstelling? - Welke rechten heeft een minderjarige tijdens een politieverhoor? - Mag een minderjarige jongere zijn domicilie plaatsen in de voorziening waar hij verblijft? - Seks in de voorziening, mag dat? - Wie beslist over de school- en studiekeuze? Beslist de minderjarige zelf? Kunnen pleegouders hun pleegkind inschrijven in een school? - Mag een minderjarig kind van geschieden ouders kiezen bij wie het woont? - Wat als papa of mama in de gevangenis zit, hoe kan het kind dan contact hebben met zijn ouder? - Wat is 'school time-out'? - Heeft een jongere die begeleid wordt door een dienst Begeleid Zelstandig Wonen recht op een installatiepremie? - Wie betaalt de schade bij joyriding? - Wat is herstelbemiddeling?
WERKINGSVERSLAG
53
HOOFDSTUK VIII: COMMUNICATIE EN BEELDVORMING
Doelstelling 11: het permanent ter beschikking stellen van relevante informatie. 1. Webstatistieken www.osbj.be 2009 Aantal unieke bezoekers per pagina op jaarbasis
pagina’s
2009
2008
home
120232
119269
vacatures
326328
338744
publicaties per thema
43576
42205
juridische Faq
36270
31961
Aantal unieke bezoekers per maand
maand
2009
2008
2007
december
13 759
12 905
14 799
november
19 005
15 644
14 254
oktober
19 610
18 843
14 962
september
16 813
21 139
14 832
augustus
12 837
20 457
13 021
juli
11 244
20 099
14 002
juni
14 657
26 655
15 477
mei
16 319
25 899
9605
april
14 302
23 037
8167
WERKINGSVERSLAG
54
maart
15 609
17 674
6198
februari
15 304
14 916
/
januari
15 430
14 776
/
Een vernieuwing/restyling van www.osbj.be drong zich op. We zochten naar een structuur waar we de hoeveelheid aan informatie die we momenteel bieden herschikken. Doelstellingen daarbij waren ‘gebruiksgemak’, ‘duidelijkheid’ en ‘laagdrempeligheid’. Na de inkrimping van de subsidies van de OSBJ en de gevolgen daarvan voor de werkdomeinen/de werking van de OSBJ herbekeken we ons ontwerp en vulden we het opnieuw in. De vernieuwde site gaat uiterlijk februari 2010 online.
2. E-zine Momenteel zijn er 2377 abonnees op de OSBJ-nieuwsbrief. We kregen in 2009 125 nieuwe abonnees. Alle sectoren uit de Integrale Jeugdhulp zijn vertegenwoordigd naast nationale en regionale overheden, OCMW’s, hogescholen en de academische wereld en hun studenten. In 2009 verstuurden we 11 e-zines. Alle e-zines kan je nalezen op www.osbj.be. Ook in 2009 bekeken surfers gemiddeld 7 à 8 pagina’s per bezoek. Dit is een sterke score. Bezoekers vinden onze site door via google te zoeken op ‘osbj’, ‘Bijzondere Jeugdzorg’ of ‘Bijzondere Jeugdbijstand’.
3. www.stentproject.be en www.jeugdrecht.be Bovenstaande cijfers moeten we naast het aantal bezoekers zetten van twee andere OSBJproducten: www.stentproject.be en www.jeugdrecht.be (zie werkingsverslag 2008). Stent (391 abonnees) en Jeugdrecht.be (852 abonnees) verspreidden beiden een eigen nieuwsflash.
4. Pers en Public relations In 2009 kregen we o.a. van Metro, Radio 1, Koppen XL en De Morgen de vraag om onze mening te geven of om meer informatie te geven over een bepaald thema. We verwezen door of een van onze stafmedewerkers stond de pers te woord. We gingen niet in op de vraag naar onze mening omdat veel thema’s te gevoelig liggen of veel nuance vragen. We kregen 7 keer vanuit de sector de vraag om perscontacten door te geven. O.a. Weliswaar, Raak (KWB), Alert, vzw Dienstencentrum Hof Ter Welle, Hogeschool Gent maakten gebruik van onze fotobank. We waren met info over de OSBJ en over de Bijzondere Jeugdzorg aanwezig op: - de informatiedag van Cerafoundation: “Bijzondere inspanningen voor kwetsbare jongeren” (10 november 2009) - de opening van het Comité voor Bijzondere Jeugdzorg in Maaseik (21 september 2009) - het Congres voor Jeugddelinquentie (24 maart 2009) - de opening gerestaureerde voorzieningen van vzw Dienstencentrum Hof ter Welle (20 maart 2009) - de opstart van de Unie van Jeugdadvocaten (19 februari 2009) WERKINGSVERSLAG
55
5. De online-bevraging ‘Jeugdzorg, ’t gaat er over’ In mei organiseerde de OSBJ de campagne 'Jeugdzorg, 't gaat er over'. Affiches en e-mailings lokten meer dan 300 respondenten uit verschillende sectoren van de integrale jeugdhulpverlening naar de online-bevraging. De respondenten beantwoordden 5 vragen: 1. Wat drijft jou in je dagelijkse praktijk? 2. Op welke terreinen wil jij als professional nog meer vooruitgang boeken? 3. Op welke terreinen wil jij dat de jeugdhulp de komende drie jaren nog meer vooruitgang boekt? 4. ... Om dit mogelijk te maken kan de OSBJ...? 5. Welke ervaring met de OSBJ blijft je het meeste bij? Met de eerste drie vragen peilden we naar de drijfveren van hulpverleners, naar werkpunten/groeikansen die de respondenten zien binnen het eigen werkdomein én voor de integrale jeugdhulp. Met de twee laatste vragen leggen we de link naar hoe de OSBJ haar ondersteuning kan uitbouwen om die groeikansen om te zetten in reële evoluties. In juni verwerkten we de resultaten. Uit een analyse van de respondenten bleek dat: • bijna 60 % van de respondenten in de Bijzondere Jeugdzorg werkt; • 40 % uit andere jeugdhulpsectoren komt, genoeg om raakvlakken te vinden en een globaal beeld te krijgen; • we wel degelijk ‘de basis’ bereikten met 45 % hulpverleners t.o.v. 20 % directie en 15 % staf; • 38 % van de respondenten al ruim 15 jaar in de jeugdhulp werkte; • 42 % langer dan 3 jaar werkzaam is in de jeugdhulpverlening De antwoorden op vraag 1 geven een duidelijk profiel van de motivatie van de jeugdhulpverlener. De ‘core business’ is de belangrijkste drijfveer: het werken met kinderen/jongeren en hun ouders (cliëntgericht handelen). De keuze van de OSBJ om in te zetten op de relatie hulpverlener - cliënt speelt in op deze motivatie. De verwerking van vraag 2 leidde naar een belangrijk signaal: organisaties moeten zich aanpassen aan het traject van de cliënt. Daartoe is er nood aan intra- en intersectorale samenwerking. Uit de resultaten van vraag 3 blijkt dat respondenten een uitbreiding van het aanbod, zowel kwantitatief als kwalitatief, als voorwaarde stellen. Of ze zien het als kritische succesfactor voor de realisatie van het hulpverleningstraject van de jongere. Het aanbod moet uitgebreider maar vooral ook diverser. De inhoudelijke professionalisering moet worden verder gezet. Eén op vijf koppelt aan die inhoudelijke professionalisering een uitbreiding van de omkadering. De praktijk staat nog steeds achter de doelstelling van een integrale jeugdhulpverlening. De reacties op de laatste twee vragen bevestigt de positie waar we ons nu bevinden: op het kruispunt tussen de overheid en het werkveld en tussen de theorie en de praktijk. Die positie willen we handhaven om bv. een goede informatie- en kennisstroom te stimuleren in alle richtingen. Wanneer we prioriteiten stellen moeten die gaan naar samenwerkingsprojecten. Bij het ontplooien van toekomstige activiteiten zullen we regelmatig teruggrijpen naar de bevraging. Het volledige rapport met ook de uitwerking van de communicatiecampagne staat op www.osbj.be.
WERKINGSVERSLAG
56
HOOFDSTUK IX: INDIVIDUELE VRAGEN
Doelstelling 12: ingaan op vragen vanuit de sector en individuele vragen van de doelgroep. De OSBJ besteedde in 2009 meer aandacht aan vragen van individuele diensten en voorzieningen. Zoals steeds konden de medewerkers uit de jeugdzorg met vragen terecht bij de betreffende stafmedewerkers en de juridische helpdesk. Nieuw was dat we meer tijd besteedden aan de volgende vragen: 1. Vragen naar uiteenzettingen/vorming 2. Vragen naar uitwerking van inhoudelijke thema’s 3. Vragen naar begeleiding van experimenten Dit is het eerste jaar dat we middelen konden vrijmaken voor deze individuele ondersteuning op maat van organisaties. We konden pas vrij laat ons aanbod hiervoor bekendmaken maar kregen toch 73 verschillende vragen binnen. In totaal besteedden we minimum 900 uur aan deze vragen. We registreerden vooral de vragen waarbij van ons een duidelijke handeling werd verwacht. Het geven van schriftelijk advies komt maar beperkt voor in deze registratie. De tijdsbesteding voor het oplossen van praktische problemen met inloggen op onze websites, inschrijvingen en informatievragen, etc… brachten we niet in rekening. Hoofdzakelijk kregen we vragen naar uiteenzetting en vorming (31). Organisaties vragen ons om een toelichting of vormingsmoment te komen voorzien over een bepaald onderwerp waarvan ze weten dat we er goed thuis in zijn. We kregen 20 vragen die betrekking hadden op het decreet rechtspositie. Deze vragen gingen van het nalezen van hun huishoudelijk reglement, tot een vorming op maat van de voorziening. We kregen 5 vragen om een uiteenzetting te gaan geven over het beroepsgeheim. Eén vraag ging over het nalezen van een schema dat ontwikkeld was door een voorziening. We gaven ook uiteenzettingen o.a. voor jeugdadvocaten over herstelrechtelijke en constructieve afhandeling van jeugddelinquentie. We ontvingen 8 vragen naar uitwerking van inhoudelijke thema’s. Sommige organisaties botsen op een erg specifiek inhoudelijk thema dat verder moet worden uitgewerkt. We ontwikkelden een organisatie-aanbod over doelgericht werken en ontwikkelen. We begeleidden een ‘perspectiefdag’ in functie van de strategische planning van een organisatie. Iets ruimere inspanningen gingen over participatie en cliëntfeedback: Vijf vragen gingen zeer specifiek over participatie. Op vraag van een private voorziening werd er een werkgroep ‘cliëntfeedback’ opgericht. Een derde categorie is de ondersteuning van innovatie, experimenten. 4 organisaties vroegen naar begeleiding van experimenten. We begeleidden ook hier strategische beleidsdagen, maar dan gericht op het vinden van vernieuwing in de organisatie en we kregen een WERKINGSVERSLAG
57
vraag om mee te stappen in een antropologisch onderzoek naar nazorg. Dit laatste onderzoek werd niet doorgezet. De andere vragen zijn moeilijk onder één noemer te vatten. Sommige organisaties vragen ons om reglementen of andere teksten na te lezen, stuurgroepen van onderzoek, spelen over nieuwe media … Op 5 vragen konden we geen passend antwoord geven omdat we niet de juiste know how hadden, de gevraagde data niet konden vrijmaken of omdat het niet over onze doelgroep ging. We verwezen door indien mogelijk.
Doelstelling 12 BIS: Onder deze hoofding brengen we een aantal opdrachten onder die hetzij voortvloeiden uit onze opdrachten in de voorgaande jaren, ook al hoorden ze in 2009 niet meer tot onze opdrachten, hetzij impliciet of expliciet gevraagd werden door de overheid. De ouderstage De diensten ouderstage vonden het zinvol om 2009, met alle diensten samen, verder te werken aan het uitbouwen van de ouderstage. De diensten vonden het belangrijk om, op basis van onze ervaringen tot nu toe, een verslag te maken dat eventueel de organiserende overheid kan helpen ouderstage als maatregel bij te sturen en de sterktes van de ouderstage naar voren brengt. De OSBJ maakte aan de hand van verkregen informatie en teksten van de diensten een sjabloon op. Alle afgesloten en lopende dossiers ouderstage werden in dit sjabloon ingevuld. Aan de hand van deze gegevens maakten we een kwantitatief overzicht van de doelgroep. Daarnaast zetten we in overleg met de verschillende diensten de verschillende knelpunten en de meerwaarde van de ouderstage op een rijtje. Vervolgens maakten we een samenvattende tekst over de ouderstage in Vlaanderen. Hierin zetten we alles nog even kort op een rijtje en dachten we verder na over een vervolg in de toekomst. Deze tekst vind je terug op www.osbj.be. Cijfernota HCA 2009 We gaven een halfjaarlijks overzicht voor de periode januari-juni 2009. Time-out De OSBJ was lid van de stuurgroep van het ‘Evaluatie onderzoek Time-outprojecten bijzondere jeugdbijstand’ dat in 2008 liep. In 2009 volgden we dit verder op en waren we betrokken bij het terugkoppelingsmoment op 2 april en op 29 mei op de studiedag ‘Time-out en Hergo; een stand van zaken’, georganiseerd door LINC. Intervisie Hergo In 2009 was de organisatie van intervisie niet langer een opdracht van OSBJ. Op vraag van de diensten zijn we de intervisies toch verder blijven organiseren (meer info op p. 36).
WERKINGSVERSLAG
58
HOOFDSTUK X: Stent
1. De dialoog tussen de sectoren Bijzondere Jeugdzorg en Geestelijke Gezondheidszorg stimuleren via regionale overlegmomenten met partners uit beide sectoren Doel: -
Kwaliteit van de dienstverlening aan kinderen en jongeren die door beide sectoren begeleid worden verbeteren Wederzijdse kennis vergroten Behoeften van beide sectoren omtrent samenwerking kenbaar maken Stimuleren van een rechtstreekse dialoog Stimulering van een structureel overleg Stimuleren van goede praktijken via de verspreiding van goede praktijken uit andere regio’s
In elke Vlaamse Provincie zijn overlegmomenten tussen beide sectoren actief.
Meer specifiek: Limburg en Vlaams-Brabant In Limburg en Vlaams-Brabant blijft Stent deelnemen aan het bestaand overleg tussen beide sectoren. Voor Limburg is dat het halfjaarlijks, intersectorale Limburgs overlegplatform Geestelijke Gezondheidszorg en deelname aan de Werkgroep Ondersteuning van jongeren met complexe zorgvragen. In Vlaams-Brabant maakt Stent deel uit van de intersectorale Adviesgroep van Link. In beide overlegmomenten blijft Stent de evoluties uit de andere provincies terugkoppelen en relevante informatie communiceren over samenwerking vanuit allerhande bronnen. Antwerpen In Mechelen werd een samenwerkingsverband ontwikkeld tussen de CGG’s en de verschillende voorzieningen BJZ in de regio. Per voorziening houdt een psycholoog van het CGG supervisie in de verschillende teams. De uitwerking is organisch verder gegroeid en verschilt per voorziening. Binnen het CGG is er een intervisie georganiseerd om een gelijk(w)aardige dienstverlening te verkrijgen. In Turnhout werd beslist om ondanks de krapte in het aanbod toch samen te werken om elkaar te ondersteunen wat betreft werken met jongeren met complexe problematieken en mof-jongeren. Daarnaast wil men via een netwerkoverleg een betere samenwerking ontwikkelen binnen de BJZ omtrent jongeren met een psychosociale problematiek in de voorziening. Bij de voorzieningen BJZ is er een bevraging gebeurd over hun gebruik van de dienstverlening van de sector GGZ. In het Stent overleg wordt samengewerkt rond de opbouw en opvolging van de consultwerking van het CGG Turnhout. In Antwerpen wordt het onderzoeksproject van Prof. Deboutte, in de vorm van netwerktafels verder uitgebreid via het te ontwikkelen provinciaal cliëntoverleg binnen de Integrale Jeugdhulp. Het is nog onduidelijk op welke manier hier nog een extra overkoepelend overlegmoment, dat de verschillende initiatieven uit de regio generaliseert en een gespreksforum biedt, kan georganiseerd worden.
WERKINGSVERSLAG
59
Na een oproep van Minister Veerle Heeren werkte de Bijzondere Jeugdbijstand samen met Centra Geestelijke Gezondheidszorg rond druggerelateerde problematieken. In de provincie Antwerpen werd het ingediende provinciale project goedgekeurd. Elk arrondissement krijgt de vrijheid om een eigen invulling te geven naargelang de noden van de regio. De samenwerking binnen Stent wordt gebruikt voor aanmeldingen in functie van dit project. Voor de opvolging van de aanmeldingen kon het CGG een nieuwe halftime medewerker aanwerven. Deze heeft naast voldoende kennis van drughulpverlening ook inzicht in het reilen en zeilen van de BJB. Vermits het CGG De Pont extra middelen kreeg voor hun bijkomende outreach opdracht nemen zij in dit overleg een trekkende rol op en kan dit gegeven aangegrepen worden om meer structureel ingebed te raken. Oost-Vlaanderen In Oost-Vlaanderen werd door het platformoverleg een draaiboek voor samenwerken ontwikkeld dat in een eerste fase voor beide sectoren het aanbod verheldert en een beeld schetst van initiatieven die samenwerking stimuleren, zoals de therapeutische projecten, de outreachprojecten, de For K diensten, consultwerking … Het eerste deel van het draaiboek is ondertussen klaar en staat op de Stent site (www.stentproject.be). Het overleg werkt samen rond goede praktijken van informatie-uitwisseling en samenwerking zelf. Ook denkt men aan het opzetten van infomomenten, netwerkdagen zodat iedereen op de hoogte raakt van wat er bestaat inzake samenwerking. In functie van het verder structureel maken van het overleg wordt het gesprek aangegaan met Integrale Jeugdhulp OostVlaanderen. Ook denkt men projecten in te dienen bij de provincie. West-Vlaanderen Stent West-Vlaanderen is met dezelfde groep zeker verder aan de slag. Als actiepunten van het lopende jaar willen ze naast het verder uitbouwen van het bestaande overleg met het oog voor de bestaande samenwerking, samenwerken rond het werken met jongeren met een gedrags- en emotionele stoornis. Vandaar zal de groep uitgebreid worden met actoren uit organisaties van het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.
2. Het stimuleren van nieuwe samenwerkingsprojecten Doel: -
Kwaliteit van de dienstverlening aan kinderen en jongeren die door beide sectoren begeleid worden Verbeteren Wederzijdse kennis vergroten Stimuleren van een rechtstreekse dialoog Stimuleren van samenwerking
Samenwerkingsverbanden: Goede praktijken kan je terugvinden op de website van Stent onder samenwerkingsverbanden. Vijftien projecten vonden de weg naar de site. Het lijkt zinvol om een nieuwe oproep te lanceren om dit medium opnieuw bekend te maken. Nu Stent nog meer gekend is, is de kans wel groot dat nieuwe samenwerkingsverbanden zich aandienen. West-Vlaanderen - Kinderen en jongeren op het scharnier Kinder- en Jeugdpsychiatrie en Bijzondere Jeugdzorg – Therapeutisch project - Uitbouw van een forensisch zorgtraject voor jongeren en bevorderen van de intersectorale samenwerking -Therapeutisch Project nr 50 Antwerpen - Cliëntenoverleg ‘jongeren/problematisch middelengebruik’ - Therapeutisch Project WERKINGSVERSLAG
60
- Cliëntoverleg complexe problematiek Limburg - LISTEL vzw - Therapeutisch Project - Project Kinder- en Jeugdpsychiatrische consultatie voor teams in de Limburgse Bijzondere Jeugdbijstand 2008 - 2009 Vlaams Brabant/Brussel - Forensisch Adolescenten Outreachteam (FAdO) - LiNK - Praktijkoverleg (Problematische) Opvoedingssituaties [P(P)O] Oost-Vlaanderen - De Branding (For-K Melle) - Integraal Jongeren Drughulp Overleg – regio Gent/Deinze/Eeklo - Therapeutisch Project 46 - Jongerengroep “8er D’rug?” - OUTREACHING-Vlaanderen - Overlegplatvorm voor jongeren met drugproblemen t.e.m. 21 j - Therapeutisch project 56 - Werkondersteuning CGG - BJB
3. Informatie over samenwerking up to date en vlot toegankelijk maken Doel: -
Stimuleren van samenwerking Wederzijdse kennis beide sectoren vergroten Informeren van bestaande samenwerkingsverbanden Aanreiken van goede methodieken van samenwerking Kenbaar maken van het aanbod van Stent
Stent website www.stentproject.be Er werd in de loop van 2008 een eigen website ontwikkeld waar het project Stent, de provinciale samenwerkingsverbanden, de methodiekenkoffer, beleidsnieuws en nieuws omtrent samenwerking centraal staan. De website lanceerden we op de Stent-beleidsdag (19 februari 2009). De website van Stent kent een frequent gebruik. Het aantal unieke bezoekers van de site groeit gestaag. Gekoppeld aan deze site ontwikkelden we in 2009 een nieuwsflash die beide sectoren regelmatig prikkelt met nieuwsberichten. Met de tweemaandelijkse nieuwsflash houden we ieder op de hoogte van recente ontwikkelingen inzake samenwerking tussen beide sectoren. Voor de eerste nieuwsflash van april bedroeg het aantal ingeschreven 292. (we schreven zelf 154 mensen in, 138 mensen schreven zichzelf in). In de daaropvolgende periode (tot juli) schreven nog 59 mensen zich in en is het aantal lezers verhoogd tot 351. Nieuwe geïnteresseerden meldden zich aan op het Stent Congres maar ook via de site zelf. Hierdoor kende de Nieuwsflash van december 391 ontvangers. Artikels over Stent De Standaard schreef naar aanleiding van het Stent Congres een artikel over de samenwerking Bijzondere Jeugdzorg en Geestelijke Gezondheidszorg. Publicatie Op het Stent Congres deelden we de publicatie: ‘Stent, jeugdzorg in overleg. De praktijk van Samenwerken’ uit. Naast de Stent Adviesnota bevat de publicatie 8 interessante artikels over de samenwerking tussen beide sectoren. Vijftien auteurs uit het werkveld verleenden hun medewerking.
WERKINGSVERSLAG
61
4. Beleidsaanbeveling Doel: -
Noden en behoeften van beide sectoren formuleren Goede praktijken van samenwerking communiceren Meewerken aan een goed beleid tot stimulering van een goede samenwerking tussen beide sectoren Duurzaamheid van de samenwerking stimuleren
De Stent Beleidsdag vond plaats op 19 februari. De dag had tot doel te reflecteren over de rol van beleidsmakers en het beleid van voorzieningen in de samenwerking tussen beide sectoren. We richtten ons op de Stent Beleidsdag zowel naar beleidsmakers, Provinciaal, Vlaams en Federaal en het beleid van voorzieningen. De Beleidsdag werd erg goed geëvalueerd Rondetafels In navolging van de Stent beleidsdag organiseerde Stent in juni twee rondetafels. Aan de rondetafels namen 25 personen deel. 8 personen uit de sector Bijzondere Jeugdzorg en 17 uit de sector Geestelijke Gezondheidszorg (5 Centra Geestelijke Gezondheidszorg en 11 Kinder- en Jeugdpsychiatrie) Op de rondetafel gingen we in dialoog over hoe samenwerking de kwaliteit van de hulpverlening kan verbeteren. Tijdens het Stent proces merkten we dat het stimuleren van samenwerking enkel mogelijk is mits oog voor en voldoende ondersteuning van de reguliere werking. Deze twee stellingen zetten we op de rondetafels over elkaar. Samen zochten we naar het belang van beide visies. Vanuit de ontstane dialoog gingen we op zoek naar prioriteiten waar in de toekomst werk moet van gemaakt. De verslaggeving van de rondetafels werd ter revisie naar al de deelnemers gestuurd. Met de rondetafels rondden we de zoektocht naar beleidsadviezen voor een betere samenwerking af. In de volgende maanden bundelden we de bevindingen uit Bijpass, het Stent-vooronderzoek, de Beleidsdag, de Rondetafels en de Stent overlegmomenten tot een beleidsdossier. Dit overhandigden we aan de regelgevende overheden. We vroegen hun hierop een reactie te geven op het Stent congres van 19 november. Overleg Agentschap Zorg en Gezondheid In functie van de opvolging van de outreachopdracht van de CGG’s vonden er twee overlegmomenten plaats bij het Agentschap Zorg en Gezondheid. Stent stelde zichzelf voor en benadrukte het belang van het stimuleren van samenwerking tussen beide sectoren. Stent Congres Het Stent congres vond plaats op 19 november in het Provinciehuis van Leuven. Het Congres was zes weken voor datum volzet. 220 mensen met verschillende functies uit diverse sectoren namen deel. Een dertigtal personen stond op de reservelijst. Het accent van het Congres lag op: terugkoppeling (de resultaten van het Stentproject), inspiratie (met goede praktijken van samenwerking) en plaats voor ontmoeting (mensen kennis laten maken met elkaar). Tijdens het congres werden 3 lezingen en 6 workshops georganiseerd. Ook was er een ontmoetingsmarkt van goede praktijken. Stent Adviesnota Met Stent creëerden we en namen we deel aan overleg tussen beide sectoren in heel Vlaanderen. We organiseerden een Beleidsdag en twee Rondetafels over de meerwaarde en groeikansen van samenwerking. Op basis van deze acties en het Bijpass- en Stent-Vooronderzoek formuleerden we beleidsaanbevelingen voor een betere samenwerking tussen beide sectoren met als doel een meer kwaliteitsvolle hulpverlening aan de minderjarige. WERKINGSVERSLAG
62
Aanbeveling 1: zorg voor multidisciplinariteit bij de indicatiestelling Aanbeveling 2: maak werk van een gezamenlijk zorgtraject Aanbeveling 3: stimuleer en coördineer samenwerking met aandacht voor innovatie en behoud van eigenheid Aanbeveling 4: versterk de reguliere werking Aanbeveling 5: valideer netwerking Aanbeveling 6: win win win Aanbeveling 7: zorg voor een gecoördineerde procesopvolging We verspreidden deze adviezen naar alle regelgevende overheden met betrekking tot beide sectoren. Overleg Kabinet van Jo Vandeurzen, Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin In het kader van een mogelijke verderzetting van de gecoördineerde procesopvolging van de samenwerking tussen beide sectoren, kreeg de Stuurgroep van Stent, dankzij de actieve inzet van Cera, een overleg met Jan De Ridder, raadgever Jeugdhulp en Bart Van Hoof, raadgever Geestelijke Gezondheidszorg van het Kabinet van Minister Vandeurzen. Het project kende een positief onthaal. Dit blijkt ook uit de lezing die Bart Van Hoof verzorgde op het Stent Congres en de verlenging van het project voor één jaar in het kader van de overheidsconvenant.
5. Overleg met gelijkaardige initiatieven en belendende sectoren Doel: -
Overlapping tussen gelijkaardige projecten voorkomen Uitwisseling van lopende initiatieven Duurzaamheid van samenwerkingsverbanden stimuleren
Integrale jeugdhulp Via de adviesgroep van Stent was er regelmatig overleg met Integrale Jeugdhulp. In een beperkt aantal regio’s nemen de regionale medewerkers van Integrale Jeugdhulp deel aan de Stent overlegmomenten. CGG Maandelijks was er een overleg met de coördinatoren van de bijkomende outreachopdracht van de CGG’s. Stent volgde het project mee op, gaf inhoudelijke input en bereidde studiedagen mee voor. Brugfunctie De Brugfunctie coördineert de samenwerking van Bijzondere Jeugdzorg en Geestelijke Gezondheidszorg inzake cliënten met een Mof-statuut. Vanuit de gelijkaardigheid met de Stent opdracht was er een overleg met de brugfunctie van Oost- en West-Vlaanderen en bekeken we kansen voor samenwerking.
WERKINGSVERSLAG
63
WERKINGSVERSLAG
64
BIJLAGEN
BIJLAGE 1: ACTIVITEITENOVERZICHT Januari 2009 7/01/2009 Overleg met Bart Verstraete (IVA Jongerenwelzijn) i.v.m. handleiding Binc 8/01/2009 Technische stuurgroep registratie private voorzieningen BJZ 9/01/2009 Stent overleg West-Vlaanderen 13/01/2009 Begeleidingsgroep Vereffeningsfonds Antwerpen 13/01/2009 Juridisch vragenuurtje over voorlopig bewind (org. Similes) 14/01/2009 Overleg Hof ter Welle i.v.m. fototentoonstelling 't Is hier veel ça va' tijdens Open Monumentendag september 2009 14/01/2009 Overleg met Stephanie Desmet (Cera) i.v.m. Stent 14/01/2009 Overleg met Eddy Boonen (Intec) i.v.m. registratiesysteem HCA 15/01/2009 Sectorale vorming ‘Het Decreet Rechtspositie implementeren’ – Reeks 6 (dag 6) (org. OSBJ vzw i.s.m. IVA Jongerenwelzijn) 15/01/2009 Interview studenten Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen i.v.m. onderwijs en Bijzondere Jeugdzorg 19/01/2009 Overleg met CGG 19/01/2009 Werkgroep 'Dichter bij de sector' 20/01/2009 20/01/2009 21/01/2009 21/01/2009 22/01/2009 22/01/2009 23/01/2009 23/01/2009 23/01/2009 26/01/2009 27/01/2009 28/01/2009 30/01/2009
Overleg met Hugo Wouters (procesbegeleider Pleegzorg WestVlaanderen) i.v.m. Pleegzorgpunt in Kortrijk Stent overleg Oost-Vlaanderen Voorbereiding rondetafel met Steunpunt Jeugd Deontologische adviescommissie herstelbemiddelaars (org. OSBJ vzw – Suggnomè) Coördinatorenoverleg HCA Workshop geven over beroepsgeheim aan begeleiders en consulenten te Turnhout (org. OSBJ vzw en Provincie Antwerpen) Pleegzorgpunt OBA (Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, Antwerpen) Actieleergroep Lerend netwerk Studiedag: tussen aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid (org. Centrum voor Ethiek en Zingeving) LINK overleg Toelichting geven over Bijzondere Jeugdzorg voor Bureau Jeugdzorg Nederland Infomoment voor kandidaatvoorzieningen registratieproject (org. OSBJ vzw) Lerend netwerk
Februari 2009 2/02/2009 Werkgroep 'Dichter bij kennis' 2/02/2009 Overleg met Bart Verstraete en Johan Peeters (IVA Jongerenwelzijn) i.v.m. handleiding Binc 2/02/2009 Schrijven handleiding registratie i.s.m. GIVI 2/02/2009 Technische stuurgroep registratie private voorzieningen BJZ 3/02/2009 Werkgroep 'Dichter bij de sector' 3/02/2009 3/02/2009 4/02/2009 5/02/2009 5/02/2009 5/02/2009
Opleiding Indesign (org. CVO Leuven - Landen) Overleg LOGO Brussel Voorstelling project 'I wanna shout' Stuurgroep Stent Rondetafel 'Jeugdwerk - Bijzondere Jeugdzorg' (org. OSBJ vzw en Steunpunt Jeugd) Samenwerkingsverband HCA Mechelen
Stefaan Stefaan Linda Lieve Min Anje Joz Stefaan Kurt / Wederik Veerle Linda Linda / Stefaan / Veerle / Wederik Joz Linda Kurt Stefaan Lieve Min Joz Kurt / Stefaan Min Linda Min Stefaan / Veerle/ Wederik Kurt / Stefaan / Veerle Kurt / Lieve Stefaan Stefaan Stefaan Linda / Stefaan / Veerle / Wederik Wederik Wederik Stefaan Joz / Linda Kurt Lieve 67
5/02/2009
5/02/2009 6/02/2009 7/02/2009 10/02/2009 10/02/2009 10/02/2009 10/02/2009 10/02/2009 10/02/2009 11/02/2009 11/02/2009 11/02/2009 11/02/2009 12/02/2009 12/02/2009 12/02/2009 12/02/2009 12/02/2009 13/02/2009 13/02/2009 16/02/2009 16/02/2009 16/02/2009
Workshop geven over beroepsgeheim aan begeleiders en consulenten te Antwerpen (org. OSBJ vzw en Provincie Antwerpen) Stent overleg Turnhout Redactieraad Jeugdrecht.be Overleg Pleegouders Vlaanderen Overleg Pleegzorgpunt Antwerpen Overleg met Elke Van Roy i.v.m. Crisishulp aan Huis Overleg ouderstage Vorming geven over Decreet Rechtspositie Minderjarigen in Pleeggezinnendienst Genk Schrijven handleiding registratie i.s.m. GIVI Overleg ouderstage Stuurgroep registratie private voorzieningen BJZ Stuurgroep registratie private voorzieningen BJZ Technische stuurgroep registratie private voorzieningen BJZ Werkgroep vorming (org. Suggnomè) Werkgroep 'Dichter bij onszelf' Overleg met CGG Stent overleg Brussel Workshop geven over beroepsgeheim aan begeleiders en consulenten te Mechelen (org. OSBJ vzw en Provincie Antwerpen) Stent overleg Brussel Colloquium 'Buitenspelen' (org. Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen. Afdeling Jeugd) Werkgroep registratie Werkgroep 'Dichter bij kennis'
16/02/2009 17/02/2009 17/02/2009 17/02/2009 18/02/2009 18/02/2009 18/02/2009 18/02/2009 18/02/2009 19/02/2009 19/02/2009 20/02/2009 20/02/2009 23/02/2009
Overleg met Pleegzorgpunt Vlaams-Brabant Overleg met inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin i.v.m. Decreet Rechtspositie Minderjarigen Stent overleg Mechelen Intervisie Hergo Overleg i.v.m. intersectoraal handelingsplan IJH Limburg Opleiding Indesign (org. CVO Leuven - Landen) Overleg met Lejo vzw i.v.m. procesbegeleiding Redactie Alert Werkgroep vorming (org. Suggnomè) Opleiding Binc aan registratieverantwoordelijken Cursus 'Samenwerking en overleg' (org. Interactie-academie) Beleidsdag Stent Opleiding Binc aan registratieverantwoordelijken Opleiding Binc aan registratieverantwoordelijken Viering 10 jaar ITER met voorstelling nieuwe website Werkgroep 'Dichter bij visie'
25/02/2009
Opleiding Binc aan registratieverantwoordelijken
25/02/2009
Werkgroep 'Dichter bij onszelf'
26/02/2009
Academische zitting 'Eindelijk, de jeugdadvocaat'. (org. Unie van Jeugdadvocaten vzw) Werkgroep 'Dichter bij praktijk'
26/02/2009
BIJLAGEN
Min
Wederik Annelies / Min / Sofie Min Joz Kurt Lieve Min Stefaan / Wederik Veerle Joz Stefaan Stefaan Lieve/Veerle Hilde / Joz / Stefaan / Veerle Linda Linda Min/Kurt Wederik Kurt Stefaan Annelies / Kurt / Lieve Joz Kurt/Min Linda Lieve Linda Wederik Kurt Kurt Lieve Stefaan / Wederik Veerle Team Stefaan Stefaan / Wederik Veerle Anje / Kurt / Min / Sofie Anje / Stefaan / Wederik Hilde / Joz / Stefaan / Veerle Anje / Sofie Linda / Stefaan / Veerle / Wederik 68
26/02/2009 27/02/2009 27/02/2009 27/02/2009 Maart 2009 3/03/2009 3/03/2009 3/03/2009 3/03/2009 3/03/2009 3/03/2009 4/03/2009 4/03/2009 5/03/2009 5/03/2009 6/03/2009 6/03/2009 10/03/2009 10/03/2009 10/03/2009 10/03/2009 10/03/2009
Opleiding Binc aan registratieverantwoordelijken Overleg Pleegzorgpunt Oost-Vlaanderen SPIL overleg over Consult Opleiding Binc aan registratieverantwoordelijken
Stefaan / Wederik Joz Linda Stefaan / Wederik
Interprovinciaal overleg vereffeningsfondsen (IPRO overleg) Overleg met Integrale Jeugdhulp Oost- en West-Vlaanderen Stuurgroep onderzoek beslissingbeleid Samenwerkingsverband HCA Turnhout Toelichting geven over Time-out op provinciale dag zorgboeren Geel Opleiding Indesign (org. CVO Leuven - Landen) Opleiding Binc aan registratieverantwoordelijken Cursus 'Samenwerking en overleg' (org. Interactie-academie) Werkgroep studiedag Jeugdrecht.be
Lieve Linda Stefaan Veerle Veerle
12/03/2009
Opleiding Binc aan registratieverantwoordelijken Opleiding Binc aan registratieverantwoordelijken Opleiding Binc aan registratieverantwoordelijken (Geraardsbergen) Stuurgroep Stent Overleg met diensten Crisishulp aan Huis Evaluatie introductiecursus herstelbemiddeling Overleg met CGG Outreach Coördinatoren Terugkoppelingsmoment onderzoek i.v.m. jongeren in de Bijzondere Jeugdzorg Toelichting geven over Time-out provinciale dag zorgboeren WestVlaanderen Opleiding Indesign (org. CVO Leuven - Landen) Deontologische adviescommissie herstelbemiddelaars (org. OSBJ vzw – Suggnomè) Werkgroep 'Dichter bij kennis'
12/03/2009 12/03/2009 12/03/2009 12/03/2009 12/03/2009 13/03/2009 13/03/2009 13/03/2009 13/03/2009 16/03/2009 17/03/2009
Interprovinciaal Overleg Pleegzorgpunt Overleg Pleegzorgpunt Vlaams-Brabant - Brussel Stent overleg West-Vlaanderen Samenwerkingsverband HCA Dendermonde Toelichting geven over Time-out provinciale dag zorgboeren Aalst Overleg met Ludo Cattoor (Intec) i.v.m. registratiesysteem HCA Overleg i.v.m. intersectoraal handelingsplan IJH Limburg Samenwerkingsverband HCA Kortrijk Overleg met Curious i.v.m. website OSBJ Technische stuurgroep registratie private voorzieningen BJZ Adviesgroep Stent
17/03/2009 17/03/2009 17/03/2009 17/03/2009 17/03/2009 18/03/2009 19/03/2009
Overleg met Federatie Begeleid Zelfstandig Wonen Werkgroep leefgroepgrootte Vorming geven over toegang dossier Decreet Rechtspositie Minderjarigen in Pleeggezinnendienst Genk Overleg met Intec i.v.m. registratiesysteem HCA Opleiding Indesign (org. CVO Leuven - Landen) Cursus 'Samenwerking en overleg' (org. Interactie-academie) Werkgroep 'Dichter bij visie'
19/03/2009
Perspectief! - Evaluatie van het Globaal Plan Jeugdzorg - Visie op
10/03/2009 10/03/2009 11/03/2009
BIJLAGEN
Wederik Stefaan / Wederik Veerle Annelies / Min / Sofie Stefaan Stefaan / Wederik Stefaan / Wederik Joz/Linda Kurt Lieve Linda Stefaan Veerle Wederik Stefaan Annelies / Kurt / Lieve Joz Joz Linda Sofie Veerle Joz / Stefaan Linda Sofie Anje / Wederik Stefaan Joz / Linda / Wederik Joz Kurt Min Stefaan Wederik Veerle Anje / Kurt / Min / Sofie Joz 69
30/03/2009 31/03/2009 31/03/2009
en toekomstperspectieven voor welzijn van kinderen en jongeren' (org. IVA Jongerenwelzijn) Time-outoverleg Bijscholing 'Een goed documentatiecentrum kan het verschil maken' (org. Bibliotheekschool Gent) Bijdrage aan studiedag 'Cliëntparticipatie in de regio's' (org. Integrale Jeugdhulp) Studievoormiddag Project ‘Netwerk Leerrecht’: “Wie kan er wat aan doen?” (org. Provincie Vlaams-Brabant) SPIL overleg Stuurgroep Woord in beeld Sectorale vorming ‘Het Decreet Rechtspositie implementeren’ – Het dossier (org. OSBJ vzw ) in Hof van Watervliet Brugge Congres jeugddelinquentie 'Op zoek naar passende antwoorden' (org. Dienst voor het Strafrechtelijk Beleid) Coördinatorenoverleg Crisishulp aan Huis Bijeenkomst over Bijzondere Jeugdzorg (org. Groen!) Deontologische adviescommissie herstelbemiddelaars (org. OSBJ vzw – Suggnomè) Werkgroep beroepsgeheim Infomoment over masterplan van de Sint Jorissite Werkgroep 'Dichter bij kennis' Debatlunch 'Evidence Based Practice' (org. Contactcomité Hasselt) Voordracht over efficiënte hulpverlening door Prof. Hermanns (org. Katholieke Hogeschool Limburg) Studiedag 'Gelijke kansen in het onderwijs als hefboom voor armoedebestrijding?' (org. Contactcomité van Organisaties voor Jeugdzorg en de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Universiteit Gent) Overleg met Integrale Jeugdhulp, werkgeverskoepels en steunpunten i.v.m. rapport beleidsplanning van Integrale Jeugdhulp Overleg met Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Brussel Coördinatorenoverleg HCA Denkdag Gezonde Voeding (org. OSBJ vzw)
31/03/2009
Opleiding Indesign (org. CVO Leuven - Landen)
19/03/2009 20/03/2009 20/03/2009 20/03/2009 20/03/2009 24/03/2009 24/03/2009 24/03/2009 25/03/2009 25/03/2009 25/03/2009 25/03/2009 26/03/2009 26/03/2009 26/03/2009 26/03/2009 27/03/2009
30/03/2009
April 2009 1/04/2009 1/04/2009 1/04/2009 1/04/2009 2/04/2009 2/04/2009 2/04/2009 2/04/2009 3/04/2009 3/04/2009 3/04/2009 8/04/2009 9/04/2009 BIJLAGEN
Pleegzorgpunt OBA (Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, Antwerpen) Werkgroep vorming (org. Suggnomè) Actieleergroep Lerend netwerk Cursus 'Samenwerking en overleg' (org. Interactie-academie) Redactieraad Jeugdrecht.be Begeleidingsgroep Vereffeningsfonds Vlaams-Brabant Jury Stent i.v.m. samenwerkingsprojecten Toelichting Time-outonderzoek door VUB aan de Timeoutprojecten (org. IVA Jongerenwelzijn) Bijscholing 'Een goed documentatiecentrum kan het verschil maken' (org. Bibliotheekschool Gent) Pleegzorgpunt OBA (Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, Antwerpen) Stent overleg Oost-Vlaanderen Lerend netwerk Technische stuurgroep registratie private voorzieningen BJZ
Veerle Hilde Kurt Lieve / Min / Veerle Linda Anje Kurt /Veerle /Min Lieve / Linda Kurt Kurt Lieve Min Joz Kurt / Lieve / Linda Lieve Min Veerle
Joz
Linda / Wederik Lieve / Veerle Linda / Veerle / Wederik Wederik Joz Lieve Stefaan Veerle Annelies / Mn / Sofie Lieve Linda Veerle Hilde Joz Linda Kurt / Stefaan Stefaan / Wederik 70
14/04/2009 15/04/2009
Overleg met CGG Outreach Coördinatoren Werkgroep 'Dichter bij de sector'
16/04/2009 20/04/2009
Beleidsdag OSBJ Denktank 'Rol van de sociale dienst jeugdrechtbank in Hergo' (org. OSBJ vzw) Overleg i.v.m. intersectoraal handelingsplan IJH Limburg Opleiding Indesign (org. CVO Leuven - Landen) Lerend netwerk Studiedag 'Gedeelde opvoeding – gedeelde verantwoordelijkheid' naar aanleiding van 30 jaar PPJ Uitreiking Award Bijzondere Jeugdzorg (org. IVA Jongerenwelzijn) Voorstelling initiatieven ondersteund door Fortis Foundation Lerend netwerk Studiedag 'Gedeelde opvoeding – gedeelde verantwoordelijkheid' naar aanleiding van 30 jaar PPJ Toelichting geven over Decreet Rechtspositie Minderjarigen in Cirkant (Turnhout) Studiedag 'Meester, wie heeft gelijk? Recht en onderwijs: een praktische benadering. (org. Commissie Juridische Bijstand Leuven i.s.m. de Orde van Advocaten de Leuven) Bijscholing 'Een goed documentatiecentrum kan het verschil maken' (org. Bibliotheekschool Gent) Overleg met Lejo vzw i.v.m. procesbegeleiding Stent overleg West-Vlaanderen Werkgroep Binc Thuisbegeleidingsdiensten Stent overleg Brussel Studiedag 'Beroepsgeheim en meldplicht. Ontwikkelingen' (org. Sensoa) Stent overleg Turnhout Workshop 'Hou het ongrijpbare in de hand : de informatie audit' (org. Maarifa) Pleegzorgpunt OBA (Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, Antwerpen) Sectorale vorming ‘Het Decreet Rechtspositie implementeren’ – Particpatie (org. OSBJ vzw) in Hof van Watervliet Brugge Vorming 'Ouder van een psychisch ziek kind: wie helpt mijn kind en wie helpt mij?' (org. Similis Oost-Brabant) Opleiding Indesign (org. CVO Leuven - Landen) Begeleidingsgroep Vereffeningsfonds Oost-Vlaanderen Stuurgroep onderzoek beslissingbeleid Voorbereiding vorming over participatie in Hof ter Welle (Brugge) Opleiding 'Coaching-dag!' (org. Upgrading) Overleg met TOOP (Time-out Onderwijs Platform) over studiedag Time-out projecten
21/04/2009 21/04/2009 22/04/2009 23/04/2009 23/04/2009 23/04/2009 23/04/2009 23/04/2009 23/04/2009 24/04/2009
24/04/2009 24/04/2009 24/04/2009 24/04/2009 24/04/2009 27/04/2009 27/04/2009 28/04/2009 28/04/2009 28/04/2009 28/04/2009 28/04/2009 29/04/2009 29/04/2009 30/04/2009 30/04/2009 30/04/2009 Mei 2009 5/05/2009 5/05/2009 5/05/2009 5/05/2009 6/05/2009 6/05/2009 7/05/2009
BIJLAGEN
Studiedag 'Wie klasseert, die vindt. Hedendaags document-en archiefbeheer in besturen en organisaties' (org. VVSG vzw) Intervisie Hergo Opleiding Binc in Dagcentrum De Touter Opleiding Indesign (org. CVO Leuven - Landen) Procesbegeleiding i.v.m. Decreet Rechtspositie Minderjarigen in De Link (Hulshout) Interprovinciaal overleg vereffeningsfondsen (IPRO overleg) Pleegzorgpunt OBA (Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, Antwerpen)
Linda Linda / Stefaan / Veerle / Wederik Team Lieve Linda Wederik Kurt / Stefaan Joz Joz Joz Kurt Linda Veerle Annelies
Hilde Kurt Linda Stefaan Wederik Sofie Wederik Hilde Joz Kurt / Sofie / Veerle / Wederik Linda Wederik Lieve Stefaan Kurt Min Veerle
Hilde Lieve Wederik Wederik Kurt Lieve / Veerle Joz
71
7/05/2009 7/05/2009 7/05/2009 8/05/2009 8/05/2009 8/05/2009 8/05/2009 11/05/2009 12/05/2009 12/05/2009 13/05/2009 13/05/2009 13/05/2009 14/05/2009 14/05/2009 14/05/2009 15/05/2009 15/05/2009 18/05/2009 18/05/2009 18/05/2009 18/05/2009 19/05/2009 19/05/2009 25/05/2009 26/05/2009 26/05/2009
26/05/2009 26/05/2009 26/05/2009 28/05/2009 28/05/2009 29/05/2009 29/05/2009 29/05/2009
Juni 2009 2/06/2009 2/06/2009 3/06/2009 4/06/2009 4/06/2009 4/06/2009 4/06/2009 BIJLAGEN
Samenwerkingsverband HCA Mechelen Vorming geven over de rechten van minderjarigen in de pleegzorg (org. West-Vlaams Pleegzorgpunt) Samenwerkingsverband HCA Gent Pleegzorgpunt OBA (Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, Antwerpen) Overleg met Geert Benoit i.v.m. vorming over dossier in Stella Maris Werkgroep Binc Thuisbegeleidingsdiensten TOOL overleg Overleg met Cera i.v.m. communicatieplan Stent Overleg i.v.m. intersectoraal handelingsplan IJH Limburg Opleiding Indesign (org. CVO Leuven - Landen) Werkgroep intake Pleegzorgpunt Oost-Vlaanderen Werkgroep selectie Pleegzorgpunt Oost-Vlaanderen Voorbereiding perspectiefdag De Wiekslag (Alken) Werkgroep intake Pleegzorgpunt Antwerpen Werkgroep selectie Pleegzorgpunt Antwerpen Overleg met Eef Goedseels (NICC): voorstelling Domino en Binc Viering 50 jaar Monte Rosa (Kessel-Lo) Overleg in Sopeh i.v.m. Decreet Rechtspositie Minderjarigen Overleg Pleegzorgpunt Vlaams-Brabant - Brussel Overleg met CGG Outreach Coördinatoren Actieleergroep Lerend netwerk Opleiding Binc in Thuisbegeleidingsdienst De Touter Open Algemene Vergadering OSBJ vzw Opleiding Indesign (org. CVO Leuven - Landen) Overleg met Federatie Begeleid Zelfstandig Wonen i.v.m. bevraging begeleiders Sectorale vorming ‘Het Decreet Rechtspositie implementeren’ – Implementatie (org. OSBJ vzw) in Hof van Watervliet Brugge Vorming geven over Decreet Rechtspositie Minderjarigen en gedeeld beroepsgeheim aan cliëntoverleg Integrale Jeugdhulp Limburg Samenwerkingsverband HCA Gent Vorming geven over Decreet Rechtspositie Minderjarigen in Mariahuis (Alken) Opleiding Indesign (org. CVO Leuven - Landen) Begeleidingsgroep Vereffeningsfonds Antwerpen Vorming geven over het dossier in Stella Maris (Kortrijk) Platformoverleg Stent Oost-Vlaanderen Samenwerkingsverband HCA Kortrijk
Lieve Min Sofie Joz Min Stefaan Veerle Anje / Linda Linda Wederik Joz Joz Stefaan / Wederik Joz Joz Stefaan Joz Min Joz Linda Stefaan Wederik Team Wederik Wederik Kurt Min
Sofie Veerle / Wederik Wederik Lieve Min Linda Sofie
Studiedag 'Time-out (en Hergo) in Vlaanderen: een stand van zaken' (org. Leuvens Instituut voor Criminologie)
Veerle
Vorming geven over Decreet Rechtspositie Minderjarigen in De Overstap (Antwerpen) Opleiding Indesign (org. CVO Leuven - Landen) Overleg met Lejo vzw i.v.m. procesbegeleiding Overleg i.v.m. protocolleringsproject (Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin) Bespreking cijfernota met bemiddelingsdiensten Voorbereiding dialoogdag intersectoraal handelingsplan IJH Limburg Overleg met IVA Jongerenwelzijn i.v.m. Binc
Min Wederik Kurt Kurt Lieve Linda Stefaan / Wederik 72
4/06/2009 5/06/2009 5/06/2009 5/06/2009
Overleg i.v.m. protocolleringsproject (Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin) Redactieraad Jeugdrecht.be
26/06/2009 29/06/2009
Werkgroep vorming (org. Suggnomè) Dialoogdag 'Intersectoraal Handelingsplan' (org. Integrale Jeugdhulp & Steunpunt Expertisenetwerken) Workshop geven over beroepsgeheim voor Dagcentra De Touter Studiedag 'Forensische opvoeding' (org. Katholieke Hogeschool Limburg) Dialoogdag 'Intersectoraal Handelingsplan' (org. Integrale Jeugdhulp & Steunpunt Expertisenetwerken) Symposium B / Geslotenheid (org. Jongerenbegeleiding, PPJ en VWV i.s.m. Jongerenwelzijn) LINK overleg Vorming geven over het dossier in De Cocon (Gent) Rondetafel Stent (org. OSBJ vzw i.s.m. Cera) Overleg i.v.m. pleegzorgpalet met An Sprangers en Pleegouders Vlaanderen Binc on tour: ondersteuning Netwerktafels 'Netwerkontwikkeling voor jongeren met een complexe psychosociale problematiek' (org. CAPRI Universiteit Antwerpen) Technische stuurgroep Binc Vorming geven over doelstellingen Binc (org. OSBJ vzw) Kennismaking nieuwe directie van De Overmolen Werkgroep cliëntenfeedback (Thuisbegeleidingsdiensten) Intervisie Hergo Coördinatorenoverleg Crisishulp aan Huis Stuurgroep Binc Vorming geven over Decreet Rechtspositie Minderjarigen in Dagcentrum De Tandem (Berchem) Werkgroep uitwisselingsdag Crisishulp aan Huis Adviesgroep Stent Vorming geven over Binc in Opvang, dienst voor pleegzorg (Gent) Vragenuurtje over Decreet Rechtspositie Minderjarigen in Sporen (Heverlee) Overleg met CGG Outreach Coördinatoren Rondetafel Stent (org. OSBJ vzw i.s.m. Cera) Vorming geven over Binc in dagcentra Ivo Cornelis (Mechelen) Overleg met Agentschap Zorg en Gezondheid i.v.m. opvolging van de outreachopdracht van de CGG’s Stuurgroep Jeugdrecht.be Stent overleg Mechelen
Juli 2009 3/07/2009 9/07/2009
Werkgroep beroepsgeheim Overleg met Intec i.v.m. registratiesysteem HCA
5/06/2009 5/06/2009 5/06/2009 8/06/2009 8/06/2009 9/06/2009 9/06/2009 10/06/2009 10/06/2009 11/06/2009
11/06/2009 11/06/2009 12/06/2009 12/06/2009 16/06/2009 17/06/2009 17/06/2009 17/06/2009 18/06/2009 18/06/2009 18/06/2009 19/06/2009 22/06/2009 23/06/2009 23/06/2009 26/06/2009
10/07/2009 13/07/2009 13/07/2009 15/07/2009 15/07/2009 16/07/2009 BIJLAGEN
Overleg met Jan Kuypers (SOVO Plantijn Hogeschool) i.v.m. studiedag Jeugdrecht.be van 2/10/2009 Overleg met Stefanie Biesmans (Koning Boudewijnstichting) i.v.m. project meerderjarigheid Binc presentatie release 2 Overleg met brugfunctie Oost- en West-Vlaanderen Stent Oost-Vlaanderen voorbereiding draaiboek GGZ (Drongen) Evaluatie dialoogdag interectoraal handelingsplan (Hasselt)
Veerle Annelies / Min / Sofie Lieve Linda Min Veerle Wederik Lieve / Min / Sofie / Stefaan Linda Kurt / Sofie Linda / Wederik Min Stefaan / Wederik Linda / Veerle
Stefaan Stefaan / Wederik Min Stefaan Lieve Kurt Stefaan / Wederik Wederik Kurt Linda / Wederik Stefaan Min Linda Linda / Wederik Wederik Linda Min Linda Min Lieve / Stefaan / Wederik Annelies Annelies Stefaan / Wederik Linda Linda Linda 73
16/07/2009 20/07/2009
30/07/2009
Werkgroep cliëntenfeedback (De Mee-ander) Summer school 2009 'Towards Critical Restorative Justice Practices' te Barcelona (org. European Forum for Restorative Justice (EFRJ)) Overleg i.v.m. samenwerkingsverband HCA BAAB
Augustus 2009 3/08/2009 Overleg met Stefanie Biesmans (Koning Boudewijnstichting) i.v.m. project meerderjarigheid 3/08/2009 Voorbereiding werkgroep intersectoraal handelingsplan (Hasselt) 3/08/2009 Overleg met SMALS i.v.m. werkvormspecifieke modules Binc 4/08/2009 Bezoek aan Youth at Risk (YAR) 12/08/2009 Samenwerkingsverband HCA Ieper 12/08/2009 Overleg met IVA Jongerenwelzijn i.v.m. Binc 12/08/2009 Technische stuurgroep Binc 13/08/2009 Stent overleg Brussel 13/08/2009 Samenwerkingsverband HCA Kortrijk 18/08/2009 Overleg met Lies Van Dessel (Groep T Leuven) i.v.m. ambtsgeheim in lerarenopleiding 25/08/2009 Overleg met Geert Michiels (IVA Jongerenwelzijn) i.v.m. Time-out verbetertrajecten September 2009 2/09/2009 Pleegzorgpunt OBA (Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant, Antwerpen) 3/09/2009 Redactieraad Jeugdrecht.be 4/09/2009 Stuurgroep Woord in beeld 4/09/2009 Werkgroep vorming (org. Suggnomè) 7/09/2009 Interview met Hans De Poortere en Nathalie Van Paesschen (Alba vzw) i.v.m. samenwerkingsverbanden HCA 8/09/2009 Overleg met Ingrid Crabbé (Roppov) i.v.m. vorming participatie Hof ter Welle Brugge 8/09/2009 Overleg met CGG Outreach Coördinatoren (Halle) 8/09/2009 Werkgroep jeugdsanctierecht 8/09/2009 Overleg met SMALS i.v.m. Binc 9/09/2009 Overleg met Johan Vander Sypt (Opvang Gent) en Johan Ieven (Centrum Pleegzorg Kessel-Lo) i.v.m. pleegzorg 10/09/2009 Overleg met Jan Kuypers (SOVO Plantijn Hogeschool) i.v.m. studiedag Jeugdrecht.be van 2/10/2009 10/09/2009 Interview met HCA-diensten Antwerpen i.v.m. samenwerkingsverbanden HCA 10/09/2009 Vlaams Congres Kinder- en Jeugdpsychiatrie en -psychotherapie (org. Universiteit Gent / Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen i.s.m. VVGG) 11/09/2009 Vlaams Congres Kinder- en Jeugdpsychiatrie en -psychotherapie (org. Universiteit Gent / Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen i.s.m. VVGG) 12/09/2009 Overleg Pleegouders Vlaanderen 14/09/2009 Overleg met Inspinazie i.v.m. studiedag Jeugdrecht.be van 2/10/2009 14/09/2009 Interview met Katja Verschooten (BIC) i.v.m. samenwerkingsverbanden HCA 14/09/2009 Overleg met Federatie Begeleid Zelfstandig Wonen i.v.m. bevraging begeleiders 15/09/2009 Coördinatorenoverleg HCA 15/09/2009 16/09/2009 16/09/2009 BIJLAGEN
Kennismaking nieuwe directie van OSBJ vzw met Cera Redactie Alert Samenwerkingsverband HCA Ieper
Stefaan Sofie / Stefaan
Sofie Annelies Linda Stefaan / Wederik Veerle Sofie Stefaan / Wederik Stefaan / Wederik Linda / Wederik Sofie Sofie Min / Veerle
Joz Annelies / Min Anje Lieve Lieve Kurt Linda Min / Sofie Wederik Joz / Min Annelies Lieve Linda
Linda
Min Annelies Lieve Wederik Lieve / Min / Sofie / Veerle Linda / Min Kurt Sofie 74
17/09/2009 17/09/2009 17/09/2009 17/09/2009 18/09/2009 18/09/2009 18/09/2009
Opening Comité Bijzondere Jeugdzorg Maaseik Werkgroep methodieken Crisishulp aan Huis Overleg met Thomas Bossuyt (Adforum) i.v.m. publicatie Stent Stuurgroep Stent Overleg met De Oever i.v.m. fototentoonstelling Platformoverleg Stent Oost-Vlaanderen Overleg met het CLB-ondersteuningsteam i.v.m. informatieuitwisseling tussen BJB en CLB's 18/09/2009 Werkgroep Binc 20/09/2009 Open monumentendag: Thema Zorg ( Hof ter Welle) 21/09/2009 Deontologische adviescommissie herstelbemiddelaars (org. OSBJ vzw – Suggnomè) 21/09/2009 Vorming geven over Decreet Rechtspositie Minderjarigen in De Link (Hulshout) 22/09/2009 Actieleergroep Lerend netwerk 22/09/2009 Overleg met CGG Outreach Coördinatoren (VVI) 22/09/2009 Overleg met Jo Jespers (Alba vzw) i.v.m. Time-out 23/09/2009 Vorming geven over het dossier in Thuisbegeleidingsdienst De Klink ('s Gravenwezel) 24/09/2009 Adviesgroep Stent 24/09/2009 Procesbegeleiding op perspectiefdag in De Wiekslag (Alken) 25/09/2009 Viering 50 jaar De Kantel 'Bijzondere Beelden' (Brugge) 25/09/2009 Stent overleg West-Vlaanderen 25/09/2009 Studiedag 'SEM-J: individueel Screeningsinstrument. Ervaringen met Middelengebruik-Jongeren' (org. Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen vzw) 26/09/2009 Ontmoetingsdag Cera foundation 28/09/2009 Interview met Pola Francken (Cirkant) i.v.m. samenwerkingsverbanden HCA 28/09/2009 Stent overleg Turnhout 29/09/2009 Sectorale vorming ‘Het Decreet Rechtspositie implementeren’ – Het dossier (org. OSBJ vzw) in Parochiaal Centrum Mechelen Oktober 2009 1/10/2009 Redactieraad Politeia 1/10/2009 Debatleider Evaluatie De Vuurvogel (Cidar) 1/10/2009 Overleg met Collegio i.v.m. families first 1/10/2009 Evaluatie De Vuurvogel (Cidar) 1/10/2009 Trefdag Zorg-saam (Outreach CGG) 2/10/2009 Studiedag Jeugdrecht.be (org. OSBJ vzw i.s.m. Steunpunt Algemeen Welzijnswerk)
2/10/2009 5/10/2009 6/10/2009 6/10/2009 6/10/2009 7/10/2009 7/10/2009 8/10/2009 8/10/2009 9/10/2009 BIJLAGEN
Werkgroep cliëntenfeedback (Mobile - De Steiger) Vorming geven over Decreet Rechtspositie Minderjarigen en participatie in Hof ter Welle (Beveren) Interprovinciaal overleg vereffeningsfondsen (IPRO overleg) Intervisie Hergo Studievoormiddag 'Omgaan met maatschappelijk kwetsbare leerlingen' (org. Samenlevingsopbouw Vlaanderen) Coördinatorenoverleg Crisishulp aan Huis Overleg met Kabinet van Jo Vandeurzen, Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin i.v.m. Stent Congres 15 jaar VSO 'Sociaal ondernemen in actie' (org. Verbond Sociale Ondernemingen vzw) Overleg met SMALS (Binc demo) Overleg met Johan Put (K.U. Leuven) i.v.m. kenniscentrum
Anje / Min Kurt Linda Linda / Min Anje / Min Linda Min Stefaan / Wederik Anje Stefaan Veerle Kurt / Stefaan Linda Min / Veerle Wederik Linda / Min Stefaan / Wederik Joz Linda Veerle
Anje / Linda Lieve Wederik Sofie / Veerle / Wederik Joz Kurt Kurt Lieve Linda Anje / Annelies / Chantale / Hilde / Joz / Min / Kim / Sofie Stefaan Kurt Lieve / Veerle Lieve Stefaan Kurt Linda Min Stefaan / Wederik Min 75
13/10/2009 13/10/2009 13/10/2009 13/10/2009 14/10/2009
15/10/2009 15/10/2009
15/10/2009 16/10/2009 16/10/2009 19/10/2009 20/10/2009 20/10/2009 20/10/2009 21/10/2009 21/10/2009 21/10/2009 22/10/2009 22/10/2009 22/10/2009 23/10/2009 23/10/2009 23/10/2009 23/10/2009 23/10/2009
Kinderrechten Opleiding 'Publieksgericht spreken' (org. Inspinazie) Samenwerkingsverband HCA Brugge Lezing Marion Van San (org. HetPaleis) Vorming Crisishulp aan Huis (Org. Collegio) Binc dag (org. OSBJ vzw i.s.m. IVA Jongerenwelzijn)
Lerend netwerk Opleiding 'IZIKA: Instrument ter bepaling van de Zorgintensiteit voor Kinderen en Adolescenten' (org. Capri - Universiteit Antwerpen) Vorming Crisishulp aan Huis (Org. Collegio) Lerend netwerk Stent overleg Oost-Vlaanderen Viering 10 jaar HCA West-Vlaanderen Vorming 'Omgaan met de pers' (org. Upgrading) Werkgroep methodieken Crisishulp aan Huis Opleiding 'Publieksgericht spreken' (org. Inspinazie) Overleg met Vraagkracht i.v.m. project ambulante interventies Vorming geven over Decreet Rechtspositie Minderjarigen in Ivo Cornelis - Studiosysteem (Mechelen) Vorming Crisishulp aan Huis (Org. Collegio) Themadag 'Kinderen en Jongeren' (org. Brusselse Welzijns- en gezondheidsRaad) Stuurgroep Binc
Binc werkgroep pleegzorg (Opvang Gent) Werkgroep vorming (org. Suggnomè) SPIL overleg Expertenseminarie (org. European Forum Restorative Justice) Vorming Crisishulp aan Huis (Org. Collegio) Debatlunch '1+1=3: over de samenwerking tussen sectoren van de integrale jeugdhulp en psychiatrie' (org. Contactcomité) 27/10/2009 Sectorale vorming ‘Het Decreet Rechtspositie implementeren’ – Participatie (org. OSBJ vzw) in Parochiaal Centrum Mechelen 27/10/2009 Werkconferentie loopbaanelixir (org. IVA Jongerenwelzijn) 29/10/2009 Samenwerkingsverband HCA Leuven 29/10/2009 Overleg met CGG Outreach Coördinatoren (VVI) 30/10/2009 Overleg met David De Brouwere en Geert Michiels (IVA Jongerenwelzijn) i.v.m. Binc November 2009 3/11/2009 Voorbereiding methodiekendag Thuisbegeleidingsdiensten 2010 4/11/2009 Interview met Greet Verbruggen (consulente) 9/11/2009 Stuurgroep Pleegzorgpalet (org. IVA Jongerenwelzijn) 9/11/2009 Overleg met IVA Jongerenwelzijn i.v.m. Binc 10/11/2009 Overleg met Intec i.v.m. registratiesysteem HCA 10/11/2009 Bijdrage aan informatiedag 'Cera: bijzondere inspanningen voor kwetsbare jongeren' (org. Cera) 13/11/2009 Redactieraad Jeugdrecht.be 17/11/2009 Technische stuurgroep Binc 18/11/2009 Voorstelling Jaarverslag en beleidsplan Kinderrechtencommissariaat 19/11/2009 Stent congres (org. OSBJ vzw i.s.m. Cera) 20/11/2009 Platformoverleg Stent Oost-Vlaanderen BIJLAGEN
Linda Sofie Veerle Veerle Kurt / Lieve / Linda / Min / Stefaan / Veerle / Wederik Kurt / Stefaan Linda
Veerle Kurt / Stefaan Linda Lieve Anje Kurt Linda Kurt Kurt Veerle Kim Min / Stefaan / Wederik Stefaan / Wederik Lieve Linda Stefaan Veerle Wederik Kurt / Veerle Min Lieve Linda Min / Wederik
Kurt Anje Joz Stefaan Lieve / Stefaan Min Annelies / Kim Stefaan / Wederik Kim / Min Team Linda 76
20/11/2009 20/11/2009 23/11/2009 23/11/2009 23/11/2009 23/11/2009 24/11/2009 24/11/2009 24/11/2009 25/11/2009
25/11/2009 25/11/2009 27/11/2009
Persconferentie n.a.v. 'Week van de Pleegzorg' (org. Federatie Pleegzorg Vlaanderen) Vorming geven over het dossier in De Wissel (Leuven) Uitwisselingsdag technieken Crisishulp aan Huis (org. OSBJ vzw) Werkgroep jeugdsanctierecht Deontologische adviescommissie herstelbemiddelaars (org. OSBJ vzw – Suggnomè) Uitwisselingsdag technieken Crisishulp aan Huis (org. OSBJ vzw) Vorming 'Juridische vragen rond internationale familierelaties' (org. Vlaams Minderhedencentrum) volgen Sectorale vorming ‘Het Decreet Rechtspositie implementeren’ – Implementatie (org. OSBJ vzw) in Parochiaal Centrum Mechelen Intervisie Hergo Deelname aan "Perspectief! - Evaluatie van het Globaal Plan Jeugdzorg - Visie op en toekomstperspectieven voor welzijn van kinderen en jongeren" (Overijse – org IVA Jongerenwelzijn) Overleg met Els Meert (IVA Jongerenwelzijn) i.v.m. Binc Toelichting geven over het Decreet Rechtspositie Minderjarigen in KOCA (Koninklijk Orthopedagogisch Centrum Antwerpen)) Samenwerkingsverband HCA Brussel
December 2009 1/12/2009 Adviesgroep Stent 1/12/2009 2/12/2009 2/12/2009 3/12/2009 4/12/2009
8/12/2009 8/12/2009 9/12/2009 9/12/2009 9/12/2009
Werkgroep cliëntenfeedback (De Mee-Ander) Voorbereiding methodiekendag Thuisbegeleidingsdiensten 2010 Coördinatorenoverleg HCA Vorming geven over doelgericht werken in Ivo Cornelis (Mechelen) Overleg met Luc Wasteels (Interdiocesaan Centrum) i.v.m. verzekeringen Communicatievoormiddag 'Tussentijdse balans over outreaching in de GGZ' (org. Zorgnet Vlaanderen en Federatie van Diensten voor Geestelijke Gezondheidszorg) Vorming 'Informatiethema’s: Basis + actualiteit' (org. VIP Gent) Overleg met Luc Wasteels (Interdiocesaan Centrum) i.v.m. verzekeringen Overleg met Vraagkracht en andere i.v.m. project ambulante interventies Vorming 'Decreet Rechtspositie Minderjarigen' in TiKi (Oostduinkerke) Vorming geven over het Decreet Rechtspositie Minderjarigen in TiKi (Oostduinkerke) Voorstelling draaiboek 'Anders gewoon worden? Te Gek!? Terugblikken en vooruitkijken' (org. Anders Gewoon) Samenwerkingsverband HCA Veurne Overleg met IVA Jongerenwelzijn i.v.m. Binc Intervisie participatie (org. Kind & Gezin) Discussie leiden over toekomst Crisishulp aan Huis Toelichting geven over Binc aan de werkgeverskoepels
10/12/2009 11/12/2009 11/12/2009 11/12/2009 11/12/2009 11/12/2009 15/12/2009
Seminarie tienerparticipatie (org. Kind & Samenleving) Stent overleg West-Vlaanderen Stuurgroep Jeugdrecht.be Viering 10 jaar Suggnomè Stent overleg West-Vlaanderen Werkgroep cliëntenfeedback Werkgroep complexe problematieken
4/12/2009
4/12/2009 4/12/2009 7/12/2009 8/12/2009 8/12/2009 8/12/2009
BIJLAGEN
Min Min/Kim Kurt Min Stefaan Veerle Kim Kurt / Veerle Lieve Kurt
Stefaan / Wederik Veerle Lieve Joz / Linda / Min / Wederik Stefaan Kurt Lieve Stefaan / Wederik Hilde Joz / Linda
Kim Min Kurt / Veerle Kim Kurt Linda Veerle Wederik Kurt Kurt Lieve / Min / Wederik Kurt Joz Kim / Min Kim / Min Linda Stefaan / Wederik Joz / Linda
77
15/12/2009
Stuurgroep Binc
16/12/2009 17/12/2009 17/12/2009 17/12/2009 18/12/2009
Les geven aan jeugdadvocaten (org. Orde Vlaamse Balies) Overleg i.v.m. Fonds Ivens-Boon 'Leerachterstand' Overleg IVA Jongerenwelzijn - OSBJ Vorming geven aan jeugdadvocaten over HCA Vorming aanwezigheid (jeugd)advocaat bij politieverhoor (org. Vzw Jeugdadvocaten) volgen
BIJLAGEN
Lieve / Min / Stefaan / Wederik Lieve Kurt Min/Kurt Lieve Min
78
BIJLAGE 2:
Evaluatie samenwerkingsverbanden HCA Inleiding In de convenant die de OSBJ voor 2009 afsloot met de Vlaamse overheid werd ondermeer opgenomen dat de OSBJ ‘zal nagaan wat de opportuniteit is om de samenwerkingsverbanden structureel te behouden en/of om een betrokkenheid van OSBJ te bewaren.’ Om de betekenis van de totstandkoming van de samenwerkingsverbanden beter te begrijpen nemen we jullie eerst mee naar het prille begin, bij de oprichting van de stuurgroepen voor herstelrecht en bemiddeling. Nadien lichten we toe hoe we te werk zijn gegaan bij de evaluatie van de werking van de huidige samenwerkingsverbanden en dan volgt de eigenlijke evaluatie. We bekijken hierbij de doelstellingen van deze overlegorganen, de deelnemers (met ondermeer de deelname van de OSBJ) en de frequentie. 1. Historiek De samenwerkingsverbanden voor de herstelrechtelijke en constructieve afhandelingen (HCA) kwamen voornamelijk tot stand onder invloed van twee bewegingen. Enerzijds was er de vraag van de Vlaamse overheid naar meer coördinatie van het aanbod van de vier herstelgerichte afhandelingen na de goedkeuring van de maatschappelijke beleidsnota voor de Bijzondere Jeugdzorg. Anderzijds was er een streven van de OSBJ om op lokaal niveau communicatie tot stand te brengen tussen de belangrijkste actoren die betrokken zijn bij de reacties op jeugddelinquentie naar het model van de stuurgroepen voor herstelrecht en bemiddeling. Daarnaast ontstonden in sommige arrondissementen ook op eigen initiatief samenwerkingsverbanden. 1.1 De resolutie van het Vlaamse parlement In de motie van aanbeveling bij de maatschappelijke beleidsnota voor de Bijzondere Jeugdzorg 8 van 31 maart 1999 pleit het Vlaams parlement voor een gecoördineerd aanbod van herstelgerichte afhandelingen per arrondissement. Op dat ogenblik werken de verschillende Vlaamse ‘alternatieve afhandelingen’ nog vrij versnipperd. In een aantal regio’s worden de verschillende afhandelingen naast elkaar aangeboden door verschillende vzw’s. Er was nood aan afstemming en de overheid streefde naar één HCA-dienst per arrondissement. De oprichting van een samenwerkingsverband waar deze diensten hun aanbod beter op elkaar zouden kunnen afstemmen, in samenspraak met de verwijzers, kon hiertoe een eerste stap zijn. 1.2 Van stuurgroep voor herstelrecht en bemiddeling naar samenwerkingsverband HCA Eveneens in 1999 kreeg de OSBJ de opdracht om de slachtoffer-daderbemiddeling in heel Vlaanderen te implementeren. De OSBJ wilde hierbij verdergaan dan alleen een methodische ondersteuning door middel van training en opleiding van nieuwe bemiddelaars. Bemiddeling kadert immers binnen een veel ruimere herstelvisie, een nieuwe visie op het omgaan met delicten. Deze visie sloot naadloos aan bij een meer participatief en communicatief jeugdrecht. Om een dergelijke visie ingang te doen vinden was het nodig om zoveel mogelijk actoren te betrekken die te maken hebben met de reactie op jeugddelinquentie en een beleid te ontwikkelen in communicatie met deze betrokkenen. Daarom begon de OSBJ bij de implementatie altijd met de oprichting van een stuurgroep voor herstelrecht en bemiddeling waar ook de jeugdmagistraten, de sociale dienst van de Jeugdrechtbank, de balie, de politie, de academische wereld en slachtofferhulp aan deelnamen. Indien mogelijk gebeurde dit samen met de bemiddelingsdienst voor meerderjarige daders van Suggnomè en werden ook de correctionele strafrechters, onderzoeksrechters, parketmagistraten, het justitiehuis hierbij betrokken. Deze stuurgroepen ‘wilden een op herstel gerichte rechtsbedeling en rechtscultuur bevorderen. Het was eveneens de bedoeling om vanuit dit overleg concrete vernieuwende initiatieven te ontwikkelen en te ondersteunen om slachtoffers en daders, alsook hun omgeving, tot herstel en pacificatie in ruime 9 zin te brengen.’
8 9
Vlaams Parlement - Stuk 1354 (1998-1999)nr.4, p.4 Basisprotocol herstelrecht en bemiddeling arrondissement Leuven
BIJLAGEN
79
De functies van deze stuurgroep kunnen herleid worden tot reflectieorgaan, forum voor afstemming tussen de verschillende partners (afspraken maken en oplossingen zoeken voor concrete problemen) en beleidsondersteuning. Intussen ontstonden in sommige arrondissementen stuurgroepen voor herstelgerichte afhandelingen. Dit gebeurde vooral in de arrondissementen waar geen stuurgroep voor herstelrecht bestond en waar daarentegen wel een geïntegreerd aanbod bestond voor de herstelgerichte afhandelingen. We denken bijvoorbeeld aan de arrondissementen Veurne, Ieper, Antwerpen en Brussel. Met de verdere verspreiding van de andere constructieve en/of herstelgerichte afhandelingen drongen ook andere HCA-diensten aan op de integratie van deze afhandelingen binnen de stuurgroep voor herstelrecht en bemiddeling. Er was immers ook nood aan afstemming tussen de herstelgerichte afhandelingen. Hierop volgde een periode van grote conceptuele discussies die nog steeds niet zijn afgerond. Passen leerprojecten en/of gemeenschapsdienst binnen de herstelrechtelijke visie zoals die gehanteerd wordt binnen de stuurgroepen? Wat is het verschil tussen herstelrechtelijk en herstelgericht? Hoe ligt de verhouding tussen pedagogie en herstelrecht? Er kwam een interuniversitaire studie die zich ondermeer boog over het herstelrechtelijk gehalte van de leerprojecten en de gemeenschapsdienst. De HCA-diensten verschilden van mening over de wijze waarop de samenwerklngsverbanden moesten georganiseerd worden. Daar waar er al een goed functionerende stuurgroep voor herstelrecht en bemiddeling bestond, vreesde men een leegloop omdat men verwachtte dat de partners die betrokken waren bij jeugddelinquenten (jeugdmagistraten, jeugdadvocaten, sociale dienst van de Jeugdrechtbank) wegens tijdsgebrek zouden kiezen voor een exclusieve deelname aan de samenwerkingsverbanden. In de arrondissementen waar nog geen stuurgroep bestond was niet iedereen overtuigd van de meerwaarde. Er waren regelmatige en goede contacten met de verwijzers en dit leek voldoende. 1.3 Basisprotocol In 2004 stelde de Vlaamse overheid de oprichting van de samenwerkingsverbanden HCA als een subsidievoorwaarde. Alle HCA-diensten waren ertoe gehouden een protocol af te sluiten waarin de deelnemers aan dit samenwerkingsverband, de doelstellingen , de beoogde effecten en de concrete taken van de verschillende partners, werden vastgelegd. De ondertekening van dit basisprotocol door minstens de ‘minimale’ partners (zie supra) werd een verplichting.
2. Werkwijze bij de evaluatie van de arrondissementele samenwerkingsverbanden voor herstelgerichte en constructieve afhandelingen We maakten gebruik van een analyse op basis van de verslagen van de samenwerkingsverbanden . Daarnaast verzamelden we materiaal door een mondeling interview van alle HCA-coördinatoren en een schriftelijke bevraging van alle partners van het samenwerkingsverband via e-mail. 2.1 Analyse van de verslagen voor de periode 2005-2008 Deze analyse resulteerde in een eerste aanzet tot evaluatie van de samenwerkingsverbanden, en werd neergeschreven in het rapport van 13 februari 2009. Door deze analyse kregen we een duidelijk beeld van de frequentie van de samenwerkingsverbanden, het aantal aanwezige en afwezige partners op het samenwerkingsverband en de behandelde thema’s . 2.2 Interview van de coördinatoren Tijdens deze interviews focusten we voornamelijk op de formulering, de realisatie en de actualisering van de doelstellingen van het samenwerkingsverband. M.a.w. wat willen we bereiken met dit overleg en slagen we hier ook in? Daarnaast bevroegen we ook de wenselijke frequentie en de verhouding tot andere vormen van overleg met verwijzers of met de stuurgroep voor herstelrecht en bemiddeling. 2.3 Elektronische bevraging van alle leden/partners in het samenwerkingsverband We formuleerden volgende vragen: · Wat is voor u de motivatie om deel te nemen aan het samenwerkingsverband? BIJLAGEN
80
·
Welke elementen van het samenwerkingsverband zijn volgens u voor verbetering vatbaar? Hierop kwam spijtig genoeg zeer weinig respons zodat dit weinig materiaal leverde voor dit rapport. 2.4 Reflectiemoment met de voorzitters Op een reflectiemoment met de voorzitters wilden we meer in de diepte peilen naar de meerwaarde van dit samenwerkingsverband en zoeken we hoe we de werking kunnen optimaliseren. De voorzitters van de samenwerkingsverbanden zijn meestal personen die slechts onrechtstreeks betrokken zijn bij de HCA zodat ze dit HCA-gebeuren van op en zekere afstand kunnen beoordelen. Ook hier stelden we met spijt vast dat slechts vier van de dertien voorzitters, tijd konden vrij maken voor dit overleg. We kunnen hen dit ook moeilijk kwalijk nemen gezien het voor elk van hen gaat om vrijwilligerswerk waarvoor dank. We hebben dan besloten om dit overleg niet te laten doorgaan en schriftelijke reflecties te vragen bij dit rapport. We bedanken hierbij de voorzitters die dit ook daadwerkelijk deden. Hun reflecties leidden tot enkele nuttige aanvullingen van dit rapport en hielpen ons om de samenwerkingsverbanden iets minder eenzijdig te benaderen vanuit het standpunt van de HCA-diensten. Desondanks blijft dit rapport vooral de visie weergeven van de HCA-diensten. We hopen dat dit rapport nog zal worden besproken op de samenwerkingsverbanden zodat de andere partners nog hun bedenkingen kunnen formuleren.
3. De evaluatie van de samenwerkingsverbanden We beginnen deze evaluatie met een bespreking van de doelstellingen. We vertrekken hierbij van de doelstellingen zoals ze werden opgenomen in het basisprotocol en plaatsen ze binnen de context waarin ze werden geformuleerd. Op basis van de lectuur van de verslagen van de samenwerkingsverbanden en de interviews van de HCA-coördinatoren gingen we na of deze doelstellingen nog actueel zijn en in welke mate ze worden gerealiseerd. In het tweede deel gaan we na wie de deelnemers zijn. Wie is altijd aanwezig en welke wenselijke /noodzakelijke partners worden niet of onvoldoende bereikt? We bespreken hier ook de opportuniteit van de deelname van de OSBJ. In het derde deel bekijken we de frequentie van de samenwerkingsverbanden. Hoe vaak komen ze samen? Is dit voldoende of teveel? We ronden af met enkele voorlopige conclusies. 3.1 De doelstellingen In het samenwerkingsprotocol van 2004 werden de deelnemers aan het samenwerkingsverband, de doelstellingen en de beoogde effecten vastgelegd. “Doelstelling van het samenwerkingsverband 1.De hoofddoelstelling van het samenwerkingsverband is het realiseren van de afstemming en coördinatie tussen de herstelrechtelijke en constructieve afhandelingen per gerechtelijk arrondissement 2. en dit vanuit een gemeenschappelijk gedragen visie met betrekking tot de aanpak van de jongeren die een als misdrijf omschreven feit plegen. 3.Het betreft zowel de afstemming van de verschillende reactiewijzen op elkaar als afstemming tussen de verschillende diensten, zonder verlies van hun specificiteit. 4.Daarnaast heeft het samenwerkingsverband tot doel de dialoog en de communicatie tussen justitie en hulpverlening te stimuleren en 5.de lokale diensten te ondersteunen in hun werking, alsook bij de (verdere) uitbouw van hun dienst. Dit moet resulteren in een gedifferentieerd doch eenduidig aanbod aan en communicatie met de gerechtelijke instanties binnen het gerechtelijk arrondissement m.b.t. de herstelrechtelijke en constructieve afhandelingen van als misdrijf omschreven feiten. Beoogde effecten De beoogde effecten van het samenwerkingsverband zijn minstens:
BIJLAGEN
81
- op elkaar afstemmen van de verschillende afhandelingsvormen zoals aangeboden door de andere diensten binnen het gerechtelijk arrondissement; - duidelijkheid rond het aanbod voor de verwijzende instanties; - indien hiaten binnen het gerechtelijk arrondissement duidelijk worden kan het samenwerkingsverband een belangrijke aanzet geven om hieraan te verhelpen.” Uit dit samenwerkingsprotocol werden volgende, (nog altijd) relevante doelstellingen van het samenwerkingsverband weerhouden en bevraagd: 1. Het ontwikkelen van een gezamenlijk gedragen visie op jeugddelinquentie 2. Het afstemmen en coördineren van de verschillende HCA-afhandelingen onderling, en de afstemming en coördinatie van deze afhandelingen tussen de verschillende diensten 3. Het stimuleren van de dialoog en de communicatie tussen justitie en hulpverlening stimuleren 4. Het ondersteunen van de lokale diensten in hun werking 5. Het creëren van duidelijkheid over het aanbod voor de verwijzende instanties 6. Het opsporen van hiaten binnen het gerechtelijk arrondissement en een aanzet geven om deze te verhelpen In wat volgt worden de doelstellingen elk afzonderlijk besproken. 3.2 Het ontwikkelen van een gezamenlijk gedragen visie op jeugddelinquentie In het basisprotocol is er sprake van “afstemming en coördinatie vanuit een gezamenlijk gedragen visie”. Op dat ogenblik had de OSBJ een visietekst geschreven waarin ze haar ideeën weergeeft over een participatief en communicatief jeugdrecht. De Vlaamse overheid ondersteunde deze visie. Het was altijd de bedoeling om deze tekst te hanteren als reflectie-instrument en om dit als thema te agenderen op de samenwerkingsverbanden. De HCA-coördinatoren geven ook aan dat ze een dergelijke, meer conceptuele discussie, erg zinvol vinden. Het bleek een brug te ver en hiervoor kunnen we verschillende redenen aanhalen. -
-
-
-
-
Een discussie over visie veronderstelt dat men zich kan inleven in het standpunt van de andere partners en dat men dus ook het referentiekader van de ander kent en de organisatiecultuur waarbinnen wordt gewerkt. Deze kennis is niet zomaar aanwezig maar groeit geleidelijk doorheen de jaren. Het vertrouwen tussen de partners is soms ook erg broos zodat de diverse partners zich hoeden voor standpuntbepalingen en eerder voorzichtig met elkaar omgaan. Bovendien leidt inlevingsvermogen niet onmiddellijk naar een gedeelde visie. Ook persoonlijke factoren, het eigen mens- en wereldbeeld bepalen iemands visie. Niet alleen juristen en hulpverleners verschillen van mening. Ook tussen magistraten en het personeel van de HCAdiensten zelf zien we frappante meningsverschillen. Een werkelijk gezamenlijk gedragen visie lijkt dan ook weinig realistisch en daarom ook niet wenselijk. Reflectie over visie blijft daarentegen wel een haalbare doelstelling. Toch geven verschillende HCA-coördinatoren aan dat er weinig ruimte voor wordt gemaakt. De nadruk ligt op de praktijk en het zoeken naar snelle en pragmatische oplossingen voor concrete problemen . Er moeten vooral praktische afspraken gemaakt worden tussen HCA-diensten en verwijzers (jeugdrechter, parket, sociale dienst). Dit betekent echter niet dat visieontwikkeling niet aan bod komt maar dit gebeurt dan eerder naar aanleiding van concrete dossiers en knelpunten. We denken hier bijvoorbeeld aan discussies over de betekenis en functie van bemiddeling (meer dan schaderegeling?), over de selectiecriteria van hergo, over het al dan niet opleggen van een combinatie van maatregelen, de introductie van de ouderstage enz. De standpunten van de deelnemers vertolken hun visie op de rol van de verschillende gerechtelijke actoren en van de hulp/dienstverleners, over de functie en finaliteit van de verschillende afhandelingen en andere justitiële reacties… Door te vertrekken van concrete situaties en knelpunten kunnen visies zich verder ontwikkelen, vertrekkend van en verbonden met de praktijk. Het is belangrijk dat de verschillende partners hun standpunten zo goed mogelijk argumenteren zodat de visie achter de stellingnames beter geëxpliciteerd wordt. Op deze manier wordt de spanning open gehouden. Dit is iets anders dan een streven naar een gezamenlijk gedragen visie.
BIJLAGEN
82
Het is ook iets anders dan “sensibilisatie” vanuit de HCA-diensten in de hoop dat de andere partners hun visie zullen overnemen. Conclusie: Het ontwikkelen van een gezamenlijk gedragen visie kan geen doelstelling zijn van een samenwerkingsverband. Er zullen steeds visieverschillen zijn. Reflectie over visie blijft wel een belangrijke doelstelling. Deze reflectie vertrekt best vanuit de praktijk. Er moet voldoende ruimte gecreëerd worden voor discussie en verdieping en het argumenteren van standpunten. 3.3 De afstemming en coördinatie van de verschillende HCA-afhandelingen binnen de diensten, en de afstemming en coördinatie van deze afhandelingen tussen de verschillende diensten Deze doelstelling was in 2004 nog erg actueel. In Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant werden de verschillende afhandelingen aangeboden door verschillende vzw’s. In West-Vlaanderen was 10 afstemming nodig tussen EXIT en de andere HCA-diensten. In het arrondissement Antwerpen zijn er twee HCA-diensten. Het samenwerkingsverband was een ontmoetingsplaats voor de verschillende diensten en er werden zaken op elkaar afgestemd. Vandaag is dit niet langer het geval. Per arrondissement of per provincie werd één HCA-dienst opgericht, die instaat voor alle 11 herstelgerichte en constructieve afhandelingen . De coördinatie en afstemming van de verschillende HCA-afhandelingen verloopt bijgevolg vlot, nu dit enkel gaat over de afstemming van de afhandelingen binnen eenzelfde dienst. Eventuele knelpunten worden binnen het team van de HCA- dienst besproken. Door verschillende diensten wordt aangegeven dat er wel nood is aan afstemming tussen het aanbod van HCA en andere reacties op jeugddelinquentie zoals plaatsing of huisarrest. Zo kan herstelbemiddeling parallel met een plaatsing worden voorgesteld en zijn diverse combinaties van maatregelen voor eenzelfde jongere mogelijk. In de praktijk gebeurt dit in verschillende arrondissementen zelden of nooit. Zuinig omspringen met de overheidsmiddelen, zo weinig mogelijk interveniëren zijn argumenten om niet meer dan één afhandeling op te leggen/voor te stellen. Anderen vertrekken vanuit de verschillende finaliteiten van de afhandelingen om gelijktijdig verschillende maatregelen op te leggen/voor te stellen. Conclusie: nu er per arrondissement of provincie slechts één HCA-dienst is, is afstemming tussen de diensten niet meer nodig en verloopt de afstemming tussen de afhandelingen onderling binnen de dienst. Dit vormt geen thema meer voor het samenwerkingsverband. Er is in verschillende arrondissementen wel interesse om het samenwerkingsverband te gebruiken als forum voor afstemming tussen de HCA en andere maatregelen zoals plaatsing of huisarrest. 3.4 De dialoog en de communicatie tussen justitie en hulpverlening stimuleren De meeste coördinatoren vonden deze doelstelling niet juist geformuleerd omdat ze zichzelf niet beschouwen als hulpverleners maar wel als dienstverleners. Dit illustreert meteen dat de ‘welzijnswerkers’ een eigen taal hanteren en daar gaat deze doelstelling ook over. Het geeft een streven weer om twee denkwerelden met een eigen taal en referentiekader met elkaar in contact te brengen en communicatie mogelijk te maken. Deze doelstelling werd door alle coördinatoren als zeer zinvol weerhouden. Door de installatie van de samenwerkingsverbanden zaten een aantal partners voor de eerste keer stelselmatig samen om problemen en knelpunten te bespreken en dit tot op vandaag. Het samenwerkingsverband is vaak het enige forum waar de verschillende partners elkaar ontmoeten en bijgevolg het enige kanaal voor dialoog tussen welzijn en justitie. Het gaat dan zowel om dialoog tussen HCAmedewerkers en jeugdmagistraten, als tussen andere hulpverleners zoals de begeleiders van gemeenschapsinstellingen of mensen van slachtofferhulp. Door deze dialoog leren de verschillende partners elkaar beter kennen en worden ook meer informele contacten tussen de partners onderling mogelijk (het samenwerkingsverband werkt drempelverlagend). Daar waar bij aanvang van de samenwerkingsverbanden er soms een sfeer van wantrouwen heerste, blijkt dit doorheen de jaren te evolueren naar een grotere openheid. Toch is deze evolutie niet zonder risico. De verschillende verwijzers, de balie, de politie en de hulp/dienstverleners hebben elk een eigen specifieke rol te vervullen bij de reactie op 10
Exit biedt leerprojecten aan voor seksueel grensoverschrijdend gedrag Antwerpen en Exit blijven een uitzondering
11
BIJLAGEN
83
jeugddelinquentie. Door veel informele contacten en drempelverlaging zou deze specificiteit kunnen vervagen en is het niet langer duidelijk wie, wat, wanneer beslist en vanuit welke bevoegdheid. Omdat we alleen de coördinatoren hebben geïnterviewd, weten we niet of dit ook de ervaring si van de anderen partners van het samenwerkingsverband. Conclusie: Dialoog en communicatie blijven na te streven doelstellingen die ook werden gerealiseerd. De diensten geven aan dat er een grotere toegankelijkheid is van de verwijzers. Het blijft de vraag of deze drempelverlaging per sé een goede zaak is. 3.5 De lokale diensten ondersteunen in hun werking Ook deze doelstelling wordt door de coördinatoren aangestipt als relevant. De ondersteuning ligt in het aanreiken van oplossingen voor concrete knelpunten. Op het samenwerkingsverband worden bijvoorbeeld door de verschillende partners samen oplossingen gezocht om het aantal verwijzingen voor herstelgericht groepsoverleg te verhogen; er worden oplossingen gezocht voor dossiers die betrekking hebben op ouderstage, etc. Zelfs indien er geen knopen worden doorgehakt is de communicatie hierover op zich al ondersteunend voor de werking van de diensten. Sommige aanwezige partners leveren ook constructieve kritiek op de werking van de HCA-dienst. Zo worden de diensten uitgenodigd de eigen werking te bevragen en te evalueren. Conclusie: het samenwerkingsverband werkt ondersteunend voor de HCA-diensten door het aanreiken van oplossingen voor concrete problemen, door de communicatie hierover en door het geven van feedback over hun werking. 3.6 Duidelijkheid creëren rond het aanbod voor de verwijzende instanties Met deze doelstelling wilde men duidelijkheid creëren in de grote diversiteit van het aanbod HCA. Men dacht hierbij aan de ontwikkeling van een gezamenlijke folder, de presentatie van de verschillende projecten op het samenwerkingsverband, … Daarom werd deze doelstelling nadien hertaald als “het verhogen van kennis en inzicht rond het HCA-aanbod voor de verwijzende instanties”. Deze doelstelling wordt gezien als meest haalbare en relevante doelstelling. Opdat een HCAdienst goed werk kan afleveren, is het noodzakelijk dat de verwijzers de juiste dossiers doorverwijzen naar de diensten. Het is dus noodzakelijk dat de verwijzers goed ingelicht worden over het aanbod van de HCA-dienst. Voorstelling van de eigen werking is jaarlijks een terugkerend thema op alle samenwerkingsverbanden. Naast een louter verbale presentatie van bijvoorbeeld hergo, ouderstage en nieuwe leerprojecten, werden de deelnemers recent ook uitgenodigd om het project ‘rots en water’ ook aan den lijve te ondervinden zodat verwijzers een grondige kennis kunnen verwerven over de gehanteerde methodes. Conclusie: dit blijft een relevante doelstelling die ook wordt gerealiseerd. Hoewel de verwijzers doorheen de jaren een steeds accurater beeld krijgen van de inhoud van HCA, zijn er ook altijd nieuwkomers waarvoor deze presentaties belangrijk blijven. 3.7 Hiaten opsporen binnen het gerechtelijk arrondissement Het opsporen van hiaten binnen het aanbod gebeurt meestal door de diensten zelf wanneer ze bijvoorbeeld merken dat bepaalde doelgroepen niet worden bereikt of dat bepaalde methodieken niet geschikt zijn voor bepaalde doelgroepen. In Limburg en Mechelen kwam dit wel expliciet op de agenda en werd gezocht op welke wijze een aanbod kon worden gecreëerd voor bepaalde doelgroepen.
BIJLAGEN
84
Het blijft anderzijds bijzonder delicaat voor de diensten om zelf feedback te geven aan de verwijzers over het verwijzingsbeleid. Hiervoor is het vertrouwen tussen de partners niet overal voldoende groot. Conclusie: het samenwerkingsverband blijkt doorgaans geen goede detector te zijn om hiaten aan te geven in het aanbod. In sommige arrondissementen lukt dit wel. 3.8 De aanwezige partners 3.8.1.Minimale, wenselijke en andere partners volgens het basisprotocol In het basisprotocol worden de verschillende partners onderverdeeld in drie categorieën met name de minimale , de wenselijke en andere partners. De minimale partners zijn: o de HCA-diensten, o de Sociale dienst van de Jeugdrechtbank, o de OSBJ, o de regioverantwoordelijke. Van deze partners kon de Vlaamse overheid een engagement vragen omdat ze ofwel door hen werden tewerkgesteld, ofwel door hen werden gesubsidieerd. Hun deelname was een voorwaarde voor subsidiëring. De wenselijke partners zijn: o jeugdrechters o parketmagistraten o balie o politie o AWW Deze partners werden aangesproken door de diensten om deel te nemen aan het samenwerkingsverband maar konden hiertoe niet verplicht worden. Vooral voor de jeugdmagistraten bleek het niet overal evident om hun partnerschap ook formeel vast te leggen in een protocol. Sommige jeugdrechters konden dit niet verzoenen met hun rechterlijke onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Ze wilden dus wel deelnemen aan het overleg zonder evenwel formeel lid te zijn . Ook het Algemeen Welzijnswerk (hierbij werd vooral gedacht aan de dienst slachtofferhulp) werd uitgenodigd om deel te nemen aan het SWV. De politie werd niet overal uitgenodigd. De andere partners zoals het justitiehuis, voorzieningen in de BJB, de gemeenschapsinstellingen en vzw Suggnomè werden in sommige arrondissementen als een duidelijke meerwaarde ervaren en daarom ook uitgenodigd om deel te nemen. 3.8.2. Minimale partners volgens de HCA-diensten Bij de huidige evaluatie van de aanwezige partners werd aan de coördinatoren gevraagd welke partners absoluut noodzakelijk zijn voor een zinvol overleg en welke partners wenselijk zijn. In alle arrondissementen werden als minimale partners weerhouden: · de HCA-diensten, · de Sociale dienst van de jeugdrechtbank, · jeugdrechters, · parketmagistraten, · de parketcriminoloog (sinds 2008). Zoals hierboven reeds aangegeven ligt de focus van het samenwerkingsverband op het maken van praktische afspraken tussen HCA-diensten en verwijzers. De aanduiding van deze vier minimale partners wekt dan ook geen verwondering. In Limburg was het samenwerkingsverband tot nog toe beperkt tot deze ‘minimale’ partners ondermeer omdat ze eerst voldoende vertrouwen wilden creëren tussen deze partners vooraleer ook andere actoren te betrekken.
BIJLAGEN
85
3.8.3. Problematische afwezigheid van de verwijzers Hoewel de aanwezigheid van de door de diensten genoemde minimale partners de laatste jaren sterk verbeterd is, blijft de aanwezigheid van de verwijzers in een aantal arrondissementen zeer beperkt. In Brussel komen de jeugdmagistraten slechts één keer per jaar naar het samenwerkingsverband maar dan zijn ze er wel allemaal wat ook een voordeel heeft. Een ander probleem is dat vele magistraten nooit worden bereikt, zelfs indien iemand van het parket en van de Jeugdrechtbank aanwezig is. We weten niet over hoeveel magistraten dit gaat. Hierdoor worden verschillende doelstellingen slechts beperkt bereikt. We denken hierbij aan de informatieve functie van het overleg, het maken van afspraken, de communicatie en drempelverlaging, … Hetzelfde geldt voor de sociale dienst van de Jeugdrechtbank. Het is niet duidelijk in welke mate de aanwezige consulent zijn collega’s op de hoogte houdt. 3.8.3.
Afzonderlijk overleg met de verwijzers
In de meeste arrondissementen gaat er ook een afzonderlijk overleg door tussen de HCA-diensten en de verwijzers. . Dit overleg kan structureel zijn ingebouwd, of meer “ad hoc” worden georganiseerd, naar aanleiding van een concreet probleem. Tijdens dit overleg komen vooral de meer praktische problemen aan bod waar de andere partners weinig bij betrokken zijn. Dit zou ruimte kunnen creëren tijdens het samenwerkingsverband voor meer inhoudelijke thema’s. In Leuven maakt men sinds kort een onderscheid tussen enerzijds een beperkt samenwerkingsverband met alleen de ‘minimale’ partners en anderzijds een meer uitgebreid samenwerkingsverband waar ook de andere betrokkenen aanwezig zijn. Men hoopt op die manier de gespreksthema’s te kunnen aanpassen aan de aanwezige partners zodat het voor alle deelnemers interessant blijft. Conclusie: de aanwezigheid van de verwijzers is cruciaal. Heel veel thema’s betreffen het maken van afspraken met verwijzers of gaan over knelpunten die worden ervaren met betrekking tot het aantal verwijzingen of de verwijzingsprocedure. Vandaar dat soms ook een afzonderlijk overleg met de verwijzers wordt georganiseerd. In sommige arrondissementen worden soms alleen de minimale partners uitgenodigd. 3.8.4.Wenselijke partners volgens de HCA-diensten Als wenselijke partners werden weerhouden: · · ·
de balie, De OSBJ. Andere partners , verschillend per arrondissement
De aanwezigheid van de balie wordt gewaardeerd omwille van haar onafhankelijke positie en specifieke kennis. De balie is goed geplaatst om toe te zien op het correcte juridische verloop van procedures in het algemeen en bijgevolg ook op het verloop van bemiddelingen. In sommige (maar niet alle) arrondissementen zijn ze de kritische stem die zowel kan ingaan tegen de verwijzers als tegen de diensten. Door deelname aan het samenwerkingsverband leren ze ook wat de betekenis van het jeugdrecht is en kan zijn. De rol van de OSBJ wordt verder afzonderlijk besproken. De wenselijke aanwezigheid van de andere partners, verschilt van arrondissement tot arrondissement, en is vaak ook persoonsafhankelijk. Zo vindt men in bepaalde arrondissementen de aanwezigheid van de politie bijzonder waardevol als het gaat over thema’s waar de politie een rol in speelt, bv. herstelgericht groepsoverleg (specifieke rol), ouderstage (opstellen van P.V.) en huisarrest. Ook slachtofferhulp, een afgevaardigde van de werkplaatsen, iemand van het Vereffeningsfonds, een afgevaardigde van de voorziening Bijzondere Jeugdbijstand zijn vaak gehoorde partners wiens aanwezigheid op het samenwerkingsverband op prijs wordt gesteld, maar dit geldt niet als algemeenheid.
BIJLAGEN
86
Conclusie: De deelname van de OSBJ en de balie wordt gezien als een grote meerwaarde. Over de andere partners konden we geen algemene besluiten trekken, ook al omdat deze soms slechts op enkele samenwerkingsverbanden aanwezig zijn. Dit neemt niet weg dat de deelname van sommige partners die hier niet worden vermeld sterk gewaardeerd worden. Hierbij speelt ook vaak de persoon zelf een rol, los van de functie. 3.9 De frequentie van het samenwerkingsverband
Kortrijk
Ieper
Veurne
Brugge
Dendermonde
Oudenaarde
Gent
Antwerpen
Turnhout
Mechelen
Brussel/hv
Leuven
Bij de oprichting van de samenwerkingsverbanden vroeg de overheid een engagement van minstens drie samenwerkingsverbanden per jaar. In onderstaande tabel geven we een overzicht van de frequentie van de samenwerkingsverbanden tot 2009. Hieruit blijkt dat de diensten dit engagement vrij goed nakomen. Limburg werd hier niet in opgenomen omdat het samenwerkingsverband hier pas later tot ontwikkeling is gekomen. Nu het overleg met de minimale partners goed verloopt is het de bedoeling om volgend jaar ook de balie te betrekken.
2005
4
3
2
3
3
3
3
3
3
4
3
4
2006
4
3
3
3
2
3
2
3
3
4
3
4
2007
4
4
4
3
2
3
3
3
3
4
3
4
2008 2009
4 3
4 4
3 3
3 3
3 3
2 3
3 1
3 3
3 3
3 2
3 3
4 4
De meeste arrondissementen geven aan dat de frequentie van de samenwerkingsverbanden te hoog ligt. De meerderheid van de diensten vindt een samenkomst van 2 keer per jaar voldoende. De diensten hebben te weinig gespreksstof voor drie samenkomsten. In Leuven , Turnhout en Mechelen is dit blijkbaar (nog?) niet het geval. De inwerkingtreding van de nieuwe jeugdwet en de reorganisatie van de diensten die hierop volgde gaf tot nog toe voldoende gespreksstof maar nu de diensten meer gesetteld raken en de toepassing van de nieuwe jeugdwet minder problemen stelt, is er ook minder gespreksstof. De coördinatoren geven aan dat ze het erg zouden waarderen indien ook de andere partners agendapunten zouden aanbrengen. De voorbereiding van de verschillende agendapunten vraagt een behoorlijke tijdsinvestering. Daarenboven kan er nog altijd een ad hoc overleg met de verwijzers worden georganiseerd indien er zich concrete problemen voordoen. In Gent werd geëxperimenteerd met een provinciaal samenwerkingsverband, waarbij men een spreker had uitgenodigd. Door externe sprekers uit te nodigen zou men tot visieontwikkeling willen komen. Omdat dit slechts één keer doorging, is het te vroeg om conclusies te trekken. Conclusie: de meeste HCA-diensten zouden de frequentie van de samenwerkingsverbanden willen beperken tot twee keer per jaar. Dit zou volgens hen de kwaliteit ten goede komen. 3.10
De aanwezigheid van OSBJ
Bij de opstart van de samenwerkingsverbanden was de OSBJ zeer vaak aanwezig op alle samenwerkingsverbanden. Hierdoor was ze goed op de hoogte van welke beslissingen op de diverse samenwerkingsverbanden werden genomen. Deze informatie was meer dan welkom in de andere arrondissementen omdat de samenwerkingsverbanden op die manier rekening konden houden met wat in de andere arrondissementen gebeurde. Dit bevorderde de eenvormigheid. Vooral magistraten waren doorgaans erg nieuwsgierig naar welke procedures werden gebruikt en hoe men omging met bepaalde problemen. Dit leidde er soms toe dat ze nadien collega-magistraten contacteerden om één en ander te bespreken. De OSBJ bleef ook een relatief neutrale figuur wanneer het tot een meningsverschil kwam tussen bijvoorbeeld de diensten en de verwijzers omdat ze zelf niet in het conflict zaten en gewoon konden verwijzen naar hoe dit probleem werd benaderd op andere plaatsen. Limburg vormt hierop een uitzondering. Hier werd gevreesd dat de neutrale tussenkomst van de OSBJ ruis/storing zou kunnen teweeg brengen in het delicate evenwicht dat tot stand kwam tussen de partners. De OSBJ was daarom de facto geen partner in dit samenwerkingsverband. BIJLAGEN
87
De aanwezigheid van de OSBJ verminderde in de loop der jaren, omdat de deelname aan elk samenwerkingsverband in elk arrondissement een grote tijdsinvestering betekende. De overheid legde in de convenant die de OSBJ afsloot vast dat zij slechts een keer per jaar moest deelnemen aan elk arrondissementeel samenwerkingsverband. Door deze verminderde deelname bleek het niet evident om het overzicht van de praktijken in de verschillende arrondissementen te behouden. Dit wordt door bijna alle diensten als een gemis aanzien. Vandaag is het immers opnieuw zo dat elk gerechtelijk arrondissement er zijn eigen manier van werken op nahoudt, zonder dat men op de hoogte is van hoe het er elders aan toe gaat. “Good practices” gaan op die manier verloren. Dit werd (opnieuw) duidelijk naar aanleiding van de opstart van het herstelgericht groepsoverleg. Conclusie: de deelname van de OSBJ aan de samenwerkingsverbanden wordt als een meerwaarde ervaren. De kennis van de OSBJ over de werking van de andere samenwerkingsverbanden bevorderde de eenvormigheid van de verschillende arrondissementele werkingen. Doordat de OSBJ niet zelf betrokken is in de arrondissementele werking, kan ze vanuit een meer neutrale positie zaken aanbrengen. Dit biedt vooral voordelen wanneer de HCA-diensten sterk van mening verschillen met de verwijzers.
Samenvatting 1. Doelstellingen Ontwikkelen van een gezamenlijk gedragen visie Het ontwikkelen van een gezamenlijk gedragen visie kan geen doelstelling zijn van een samenwerkingsverband. Er zullen steeds visieverschillen zijn. Reflectie over visie blijft wel een belangrijke doelstelling. Deze reflectie vertrekt best vanuit de praktijk. Er moet voldoende ruimte gecreëerd worden voor discussie en verdieping en het argumenteren van standpunten. Afstemming tussen diensten en afhandelingen Nu er per arrondissement of provincie slechts één HCA-dienst is, is afstemming tussen de diensten niet langer nodig en verloopt de afstemming tussen de afhandelingen onderling binnen de dienst. Er is in verschillende arrondissementen wel interesse om het samenwerkingsverband te gebruiken als forum voor afstemming tussen de HCA en andere maatregelen, zoals plaatsing of huisarrest. Dialoog en communicatie tussen hulpverlening en justitie Dialoog en communicatie blijven na te streven doelstellingen die ook werden gerealiseerd. Doordat de verschillende partners elkaar ontmoeten en met elkaar naar oplossingen zoeken voor concrete problemen worden ook meer informele contacten tussen de partners onderling mogelijk. De diensten geven aan dat er een grotere toegankelijkheid is van de verwijzers. Het blijft de vraag of deze drempelverlaging per sé een goede zaak is. De lokale diensten ondersteunen in hun werking Het samenwerkingsverband werkt ondersteunend voor de HCA-diensten door het aanreiken van oplossingen voor concrete problemen, door de communicatie hierover en door het geven van feedback over hun werking. Duidelijkheid creëren rond het aanbod voor de verwijzende instanties Dit blijft een relevante doelstelling die ook wordt gerealiseerd. Hoewel de verwijzers doorheen de jaren een steeds accurater beeld krijgen van de inhoud van HCA, zijn er ook steeds nieuwkomers waarvoor deze presentaties belangrijk blijven. Hiaten opsporen binnen het gerechtelijk arrondissement en een aanzet geven om hieraan te verhelpen Het samenwerkingsverband blijkt doorgaans geen goede detector te zijn om hiaten aan te geven in het aanbod. In sommige arrondissementen lukt dit wel. 2. De deelnemers De aanwezigheid van de verwijzers is cruciaal. Heel veel thema’s betreffen het maken van afspraken met verwijzers of gaan over knelpunten die worden ervaren met betrekking tot het aantal verwijzingen of de verwijzingsprocedure. Daarnaast is ook de deelname van de OSBJ en de balie een grote meerwaarde. Over de andere partners konden we geen algemene besluiten trekken, ook al omdat deze soms slechts op enkele samenwerkingsverbanden aanwezig zijn. Dit neemt niet weg dat de deelname van sommige partners die hier niet worden vermeld sterk gewaardeerd wordt. Hierbij speelt ook vaak de persoon zelf een rol, los van de functie. De verwijzers zijn lang niet altijd aanwezig op het samenwerkingsverband. Sommige magistraten worden nooit bereikt.
BIJLAGEN
88
3. Frequentie De meeste HCA-diensten zouden de frequentie van de samenwerkingsverbanden willen beperken tot twee keer per jaar. Dit zou volgens hen de kwaliteit ten goede komen. 4. De deelname van de OSBJ De deelname van de OSBJ aan de samenwerkingsverbanden wordt als een meerwaarde ervaren. De kennis van de OSBJ over de werking van de andere samenwerkingsverbanden bevorderde de eenvormigheid van de verschillende arrondissementele werkingen. Doordat de OSBJ niet zelf betrokken is in de arrondissementele werking, kan ze vanuit een meer neutrale positie zaken aanbrengen. Dit biedt vooral voordelen wanneer de HCA-diensten sterk van mening verschillen met de verwijzers.
Bespreking 1. Meerwaarde van het samenwerkingsverband De meerwaarde van het samenwerkingsverband wordt niet betwist. Ook als de organisatie van de samenwerkingsverbanden niet langer verplicht zou zijn, zouden de diensten dit nog organiseren. Het louter samen aanwezig zijn van de verschillende verwijzers en de HCA-diensten is reeds een hele evolutie. In sommige arrondissementen is dit het enige forum waar de verwijzers met elkaar in overleg gaan. De samenwerkingsverbanden hebben de toegankelijkheid tussen justitie en welzijn verhoogd. Ze spelen ook een belangrijke rol bij het continu informeren van de verwijzers over het HCA-aanbod. 2. Gemiste kansen? Te weinig forum voor reflectie Hoewel het bespreken van knelpunten en het zoeken naar oplossingen als ondersteunend wordt ervaren , betreuren velen dat de thema’s hier vaak toe beperkt blijven. Het samenwerkingsverband zou door de aanwezigheid van alle actoren die betrokken zijn bij de reactie op jeugddelinquentie nog meer een forum kunnen zijn voor reflectie. Nu de samenwerkingsverbanden de fase van ‘elkaar aftasten’ voorbij zijn, zou er voldoende veiligheid moeten zijn om verder te gaan dan het zoeken naar pragmatische oplossingen. Misschien kan een thematisch samenwerkingsverband met externe input en een goede gespreksleiding de partners hiertoe uitnodigen. Te beperkte aanwezigheid van de verwijzers. Zonder verwijzers kan er geen zinvol overleg zijn. Vele magistraten zien ook zelf de zin van dit overleg en nemen hier zeer actief aan deel. Toch worden lang niet alle magistraten bereikt. Ook de sociale dienst van de Jeugdrechtbank is in sommige arrondissementen vaak afwezig. Het is niet duidelijk welke stappen nog kunnen worden gezet om ook de non-believers te overtuigen. Bij een overleg tussen Justitie en Welzijn op een hoger niveau kunnen misschien engagementen worden genomen om de magistraten aan te zetten om aanwezig te zijn op dit overleg. Misschien kan ook de werkwijze van Brussel waar alle magistraten minstens een keer per jaar aanwezig zijn inspirerend werken. 3. Aanzet tot verdere evolutie Verruiming van het samenwerkingsverband naar andere reacties op jeugddelinquentie. Hierbij werd gedacht aan huisarrest, plaatsing of andere vormen van hulpverlening. Eén keer per jaar zou dit bijvoorbeeld kunnen geagendeerd worden en zouden andere partners kunnen uitgenodigd worden op dit samenwerkingsverband. De tweede bijeenkomst zou dan opnieuw voor HCA afzonderlijk kunnen doorgaan. Verhogen van de participatiegraad van alle deelnemers De deelnemers aan het samenwerkingsverband zouden voldoende moeten betrokken blijven bij de thema’s en aangemoedigd worden om hun standpunten te verwoorden en te motiveren zodat er meer diepgang kan bereikt worden. Dit vergt een zeer goede voorbereiding van de vergadering, niet alleen door de voorzitter of de HCA-dienst maar door alle aanwezigen. Daarnaast is ook een goede gespreksleiding belangrijk. Professionalisering van het samenwerkingsverband Dit brengt ons bij een laatste pijnpunt. Op dit ogenblik is er geen ondersteuning bij de organisatie van de samenwerkingsverbanden. De uitnodigingen, de voorbereiding, het verslag en de opvolging komt grotendeels neer op vrijwilligerswerk van de HCA-diensten, de partijen BIJLAGEN
89
en de voorzitters. Het is makkelijker een extra inspanning te vragen aan de deelnemers, om hen te vragen vragenlijsten in te vullen en tijd vrij te maken voor de deelname aan een extra overleg indien hier ook een vergoeding tegenover staat.
Lieve Balcaen Sofie Vanrumst
BIJLAGEN
15 november 2009
90
BIJLAGE 3:
Werking provinciaal Vereffeningsfonds 1. Ontstaan van het provinciaal Vereffeningsfonds In 1987 startte de vzw Oikoten met de eerste dader-slachtofferbemiddeling voor minderjarigen die een strafbaar feit pleegden. Het Vereffeningsfonds ontstond als een hulpmiddel binnen deze bemiddeling. Bij een bemiddeling zoeken partijen naar een oplossing voor de gevolgen van het delict. Dit gebeurt met een neutrale bemiddelaar die vooral als taak heeft om het communicatieproces tussen de partijen te bevorderen. De doelstellingen en effecten van bemiddeling zijn divers. Het slachtoffer wordt erkend in zijn slachtofferschap, de jongere kan een actieve rol opnemen bij het herstel van de schade en de ouders kunnen opnieuw hun ouderrol opnemen door hun zoon/dochter te ondersteunen bij het herstel van de schade. De bemiddelaars merkten al snel dat ze deze doelstellingen onvoldoende bereikten door louter communicatie en symbolisch herstel. De slachtoffers wilden hun schade ook daadwerkelijk hersteld zien en liefst door de jongere zelf. Ook voor de ouders was het belangrijk dat ze niet zelf moesten opdraaien voor de schade. Voor de jongeren was het niet alleen belangrijk om de schade te herstellen van het slachtoffer maar vooral ook om het vertrouwen van hun ouders te herstellen. Geconfronteerd met de feitelijke insolvabiliteit van de jongeren, ontstond in 1991 de idee van het Vereffeningsfonds. Een fonds, gefinancierd door privésponsors, zou de schade van de benadeelde kunnen vergoeden op voorwaarde dat de jongere hiervoor vrijwilligerswerk verricht in een non-profit organisatie. Door deze constructie kon de benadeelde daadwerkelijk vergoed worden en kon de jongere hier een actieve bijdrage toe leveren. Bovendien werd het delict uit de particuliere sfeer gehaald doordat men een appèl deed op de samenleving bij het herstel van de schade. Het spreekt voor zich dat de jongere alleen op louter vrijwillige basis een vraag kan stellen aan het fonds. In die zin is er een fundamenteel verschil met de gemeenschapsdienst. Het Leuvense fonds kende al vlug navolging binnen de Brusselse bemiddelingsdienst. Met de toename van het aantal bemiddelingsdiensten zag het er naar uit dat er evenveel verschillende Vereffeningsfondsen zouden ontstaan. Om versnippering van ervaring, deskundigheid en middelen tegen te gaan moest een en ander gecoördineerd worden. Er was nog een tweede reden om over te gaan naar een verdere institutionalisering van het fonds. Doordat de bemiddelingsdienst zelf het fonds situeert is en beheert komt de neutraliteit van de bemiddelaar in het gedrang. Wanneer de bemiddelaar beslist of het fonds al dan niet kan tussenkomen zit hij in een meer normerende positie waarbij hij zelf afwegingen zal moeten maken van pedagogische en juridische aard. Hierdoor treedt hij buiten zijn rol van neutrale bemiddelaar. Vandaar dat gezocht werd naar een onafhankelijke instantie om deze functie waar te nemen. De bemiddelingsdiensten van Leuven en Brussel richtten een aanvraag aan de provincie Vlaams-Brabant om het beheer van het fonds waar te nemen. De keuze voor de provincie werd verantwoord door de behoefte aan een intermediair niveau en een neutrale instantie die zowel de gerechtelijke, de pedagogische als de welzijnsbenadering tot hun recht kon laten komen. In 1997 werd het eerste provinciaal fonds opgericht in de provincie Vlaams-Brabant. De andere provincies volgden vrij snel: in 2000 de provincie Limburg, in 2001 de provincie Antwerpen, in 2003 de provincie West-Vlaanderen en tenslotte in 2006, Oost-Vlaanderen.
2.
Beoogde effecten en doelstellingen
Het fonds maakt het mogelijk om tegemoet te komen aan de soms uiteenlopende belangen van de slachtoffers, jongeren en ouders. Het biedt ook de mogelijkheid om de samenleving te betrekken bij de reactie op delicten. Slachtoffers krijgen meer zekerheid over een financiële vergoeding (voor financieel onvermogende gezinnen is dit belangrijk). Ze appreciëren doorgaans dat de jongere hier zelf iets in opneemt. De jongeren zijn vaak opgelucht dat ze zelf iets kunnen opnemen en dat ze de schuld naar hun ouders toe kunnen vereffenen. De ouders waarderen dat ze betrokken worden in de manier waarop hun kind wordt aangepakt. Ze krijgen hier een nieuwe mogelijkheid aangeboden om hun pedagogische taak op te nemen door hun kind te stimuleren om zelf verantwoordelijkheid te nemen. Bovendien zijn ze hierdoor minder het slachtoffer van het wangedrag van hun kind waardoor er meer ademruimte komt binnen de relatie. Door beroep te doen op het fonds wordt de samenleving betrokken, niet alleen door middelen ter beschikking te stellen voor de slachtoffers en de daders en door het creëren van mogelijkheden tot
BIJLAGEN
91
tewerkstelling, maar ook door de samenstelling van een comité dat de aanvragen behandelt. Er wordt gestreefd naar een vertegenwoordiging vanuit verschillende geledingen van de maatschappij.
3. Structuur en werking De nieuwe provinciale fondsen stemden zich bij hun oprichting telkens af op de al bestaande fondsen, ondermeer omdat de OSBJ vanuit haar opdracht tot implementatie van herstelbemiddeling voor minderjarigen in Vlaanderen de nodige informatie gaf. Daardoor vinden we in elke provincie dezelfde structuur en werking terug. Voor de werking van het provinciaal Vereffeningsfonds zijn twee organen in het leven geroepen: de begeleidingsgroep en het Comité Vereffeningsfonds, kortweg “Comité V” genoemd. In de samenstelling van beide groepen streefde men naast de vertegenwoordiging van de provincie naar een vertegenwoordiging van verschillende invalshoeken met name de pedagogische, de welzijns- en de juridische rationaliteit. 3.1 De begeleidingsgroep Opdrachten De begeleidingsgroep kreeg volgende opdrachten: begeleiden van het Comité Vereffeningsfonds en evalueren van de werking van het Vereffeningsfonds; adviezen formuleren en visie ontwikkelen ten behoeve van het beleid; bespreken en goedkeuren van het jaarlijks werkings- en financieel verslag; toezien op de wetenschappelijke opvolging en begeleiding van de werking van het Vereffeningsfonds. Samenstelling De samenstelling is in elke provincie gelijkaardig. De deelnemers zijn vertegenwoordigers van: - de provincie, - de magistratuur, - de sociale dienst van de Jeugdrechtbank, - het Comité Bijzondere Jeugdzorg, - de balie, - universiteit of hogeschool, - OSBJ, - de bemiddelingsdiensten. In sommige provincies is er ook een vertegenwoordiging van de dienst slachtofferhulp en van het Ondersteuningsteam Allochtonen (OTA) of vzw Suggnomè. In Vlaams-Brabant gaat het om een samenwerking tussen de provincie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie zodat ook Nederlandstalige Brusselaars kunnen genieten van het fonds. Frequentie In de oprichtingsfase kwam de begeleidingsgroep twee keer per jaar samen. Nu is dit nog slechts een keer per jaar. In West-Vlaanderen werd de begeleidingsgroep in 2008 zelfs niet samengeroepen. De arrondissementele samenwerkingsverbanden voor HCA bespraken wel de werking van het provinciale Vereffeningsfonds. 3.2 Het Comité V Opdracht: Het comité heeft als opdracht: behandelen van de individuele aanvragen voor tussenkomst van het fonds; uitvoeren van opdrachten overeenkomstig de afspraken met de begeleidingsgroep; vastleggen van criteria voor toekenning van een toelage van het fonds; jaarlijks opstellen van het financieel- en werkingsverslag; rapporteren aan de begeleidingsgroep. Frequentie Dit is 5 tot 10 keer per jaar, afhankelijk van het aantal aanvragen. Provincies met veel aanvragen vergaderen vaker dan provincies met weinig aanvragen. BIJLAGEN
92
Samenstelling De begeleidingsgroep stelt de leden van het Comité V aan en ontslaat ze. De deelnemers zijn vertegenwoordigers van dezelfde instanties als de begeleidingsgroep met uitzondering van de magistratuur. Omdat hier individuele dossiers worden besproken is deelname van de magistratuur niet te verzoenen met haar onafhankelijkheid en onpartijdigheid. In hun samenstelling nodigen de structuren uit tot het opnemen van een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Verschillende rationaliteiten zitten aan tafel, verschillende geledingen van de maatschappij zijn hier vertegenwoordigd en worden gevraagd zich mee te buigen over de verantwoording van gebruik van gemeenschapsgelden in de benadering van criminaliteit. De provincie neemt hier vooral een ondersteunende, voorwaardenscheppende en stimulerende rol op zich. 3.3 Concrete werking Er kan een beroep worden gedaan op het provinciaal Vereffeningfonds wanneer een aantal voorwaarden zijn vervuld: de minderjarige dader erkent een strafbaar feit te hebben gepleegd waarbij een persoon of een organisatie schade heeft geleden en waarvoor een klacht is neergelegd; de jongere is bereid de schade te vergoeden: vrijwilligheidsprincipe; de jongere heeft hierover een ‘overeenkomst’ met het slachtoffer bereikt na bemiddeling binnen een erkende Vlaamse bemiddelingsdienst; samen met het slachtoffer wordt nagegaan op welke manier de schadevergoeding kan betaald worden; de jongere zoekt eerst samen met zijn ouders (en eventueel samen met het slachtoffer) op welke wijze hij de schade zal vergoeden. Wanneer blijkt dat hij dit niet zelf kan vergoeden en hijzelf, de ouders (en eventueel slachtoffer) akkoord gaan dat de jongere zich zal inzetten voor een vereniging, dienst of instelling met een maatschappelijke functie, kan hij een aanvraag richten aan het fonds; het fonds komt enkel tussen voor de gelden die niet door de verzekering worden gedekt. Eerst wordt de verzekering aangesproken; de jongere schrijft een brief naar het Comité van het Vereffeningsfonds om een aanvraag te doen waarin hij/zij zijn/haar aanvraag motiveert. De bemiddelaar legt deze brief voor aan het Comité en geeft toelichting bij de aanvraag; de leden van het Comité beslissen of ze de aanvraag goedkeuren. Het Comité houdt rekening met de persoonlijke motivatie van de aanvrager, de mening van de ouders, de verwachting van de benadeelde en het standpunt van de bemiddelaar. Als de aanvraag is goedgekeurd, gaat de jongere op zoek naar vrijwilligerswerk, eventueel met de hulp van de bemiddelaar. Wanneer hij/zij een geschikte organisatie vindt, worden de nodige afspraken gemaakt (werkdagen en -uren, werkopdrachten, ...) en opgenomen in een overeenkomst, dat door de verschillende partijen wordt ondertekend. In West-Vlaanderen wordt ook de gekozen tewerkstellingsplaats bij de aanvraag gevoegd en moet het Comité ook haar fiat geven over deze tewerkstellingsplaats. Na het volbrengen van de afspraken, wordt de vergoeding via het Vereffeningsfonds geregeld. Vervolgens worden de gepresteerde uren uitbetaald. Dit bedrag komt niet in handen van de jongere, maar gaat rechtstreeks naar de benadeelde als vergoeding voor de geleden schade. Vanuit een bezorgdheid voor de rechtsbescherming van jongeren en om de draagkracht van jongeren niet te overschrijden, werden maximumtermijnen vastgesteld voor de tewerkstelling van jongeren in verhouding tot hun leeftijd. Dit leverde heel wat stof tot discussie. Men wilde rekening houden met het juridisch kader waarbinnen de jongere gebruik maakt van het Vereffeningsfonds. De gemeenschapsdienst was beperkt tot 200 uren en in Antwerpen wilde men om die reden niet hoger gaan dan 200 uren tewerkstelling. In de andere provincies zag men dit ruimer. Het ging tenslotte om vrijwilligerswerk en sommige jongeren zijn bijvoorbeeld wel in staat om gedurende twee maanden een vakantiejob te doen. Waarom zouden we hen dan beperken tot een maximum van 200 uren? Dit leidde ertoe dat sommige provincies naast de absolute maximumtermijn ook een billijkheidstermijn hanteren. De billijkheidstermijnen liggen lager dan de absolute maxima en hebben een relatief normerend effect. De billijkheidstermijn is een tewerkstellingstermijn waarvan het fonds vindt dat dit voldoende is voor een jongere van die leeftijd. Deze ‘norm’ wordt ook meegegeven aan de jongere en de ouders en het slachtoffer. Dit neemt niet weg dat de jongere hierboven mag gaan als hij goede motieven heeft.
BIJLAGEN
93
In de praktijk blijven jongeren bijna altijd beneden de billijkheidstermijnen en vinden ze desnoods andere middelen om de schadevergoeding te betalen. Soms zijn de schadebedragen ook zo hoog dat er sowieso andere bronnen moeten aangesproken worden. In de loop van 2009 stemde Antwerpen de termijnen af op die van de andere provincies zodat alle provincies nu dezelfde maximatermijnen hanteren.
leeftijd 12-jarigen 13-jarigen 14-jarigen 15-jarigen 16-jarigen 17-jarigen 18+
billijkheidstermijn 19 uren 38 uren 76 uren 114 uren 152 uren 190 uren 190 uren
maximumtermijn 38 uren 76 uren 152 uren 228 uren 319 uren 319 uren 319 uren
4. Cijfers 4.1 Aantal aanvragen Tabel 1: Aantal aanvragen per arrondissement/provincie, per jaar arrondissement/provincie 2003 2004 2005 Vlaams-Brabant 30 52 Leuven 18 14 Brussel-H-V 12 38 Limburg 17 20 Tongeren/Hasselt 17 20 Antwerpen 30 36 Turnhout 4 6 Mechelen 14 16 ADAM 4 4 Elegast 8 10 West-Vlaanderen 3 13 Kortrijk 11 Brugge 3 Ieper/Veurne 0 Oost-Vlaanderen TOTAAL 80 121 Aantal verwijzingen voor bemiddeling Bron: werkingsverslagen van de provinciale fondsen
34 17 17 8 8 36 6 11 7 10 17 16 1 0
2006
2007
2008
44 17 27 17 17 40 8 4 6 22 14 12 1 1
33 14 19 5 5 47 13 16 10 8 19
33 14 19 16 16 59 4 14 20 21 39
19
39 15 152 4349
105
115
5 109
1587
2147
3449
Als we weten dat het aantal verwijzingen voor bemiddeling steeg van ongeveer 1500 jongeren in 2005 tot ongeveer 4350 jongeren in 2008, verklaart dit meteen ook de stijging van het aantal aanvragen voor het Vereffeningsfonds. In vergelijking met het aantal verwijzingen, is het aantal aanvragen zeer miniem. Dit moet gerelativeerd worden omdat ongeveer de helft van de verwijzingen niet leidt tot een effectieve bemiddeling. Slechts 27 procent van de verwijzingen leidde tot een akkoord waarvan ongeveer de helft ook een financiële regeling bevatte. Het is alleen in deze dossiers dat jongeren een aanvraag kunnen doen. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het percentage jongeren dat de overeengekomen schadevergoeding wil betalen via het Vereffeningsfonds. BIJLAGEN
94
Tabel 2: wijze van financiële vergoeding* 2005 2006 2007 betaald werk 15 % 25 % 28 % zakgeld 14 % 23 % 3% spaargeld 6% 8% 9% ouders 23 % 22 % 21 % ouders met vereffening van de jongere aan de ouders 9% 9% 12 % verzekering 14 % 10 % 13 % Vereffeningfonds 24 % 13 % 11 % andere 3,5 % 0,5 % 0,5 % onbekend 2% 3% 5% Bron: registratiesysteem van de OSBJ op basis van het aantal slachtoffer- daderinteracties
2008 16 % 20 % 8% 28 % 10 % 12 % 15 % 1% 3%
Uit deze tabel blijkt geen relatieve toename van het Vereffeningsfonds als mogelijkheid om de schade te vergoeden. Hieruit blijkt ook dat het Vereffeningsfonds een belangrijk hulpmiddel is en blijft voor jongeren die een schadevergoeding willen betalen. Belangrijk is ook dat het fonds bedoeld is om een oplossing aan te reiken voor de feitelijke insolvabiliteit van de jongere. Wanneer jongeren en hun ouders op de hoogte worden gebracht over het bestaan van het fonds, is dit vaak een stimulans om te zoeken naar andere oplossingen en blijkt vaak dat er andere mogelijkheden zijn. Betaald werk ‘verdient’ trouwens heel wat beter dan het vrijwilligerswerk via het fonds. 4.2 Kostprijs van het Vereffeningsfonds Tabel 3: uitgekeerde bedragen 2002
2003
West-Vlaanderen
2004
2005
2006
1712
5349
?
2007
2008
3056.86
7648.29
4173*
Oost-Vlaanderen
1043
3429
Antwerpen
1080
3170
7165
7584
4756
8227
5865
VGC+Vlaams-Brabant
4655
4277
7466
10624
6089
3127
8673
Limburg
1487
1543
1815
1344
1744
433
2889
TOTAAL
7222
8990
18158
24901
?
12856
20856
Bronnen: werkingsverslagen van de provinciale fondsen. *In Oost-Vlaanderen betrof het een werkingsverslag over twee jaren zodat we niet konden opsplitsen per kalenderjaar. Om de globale uitgaven per jaar over de verschillende provincies heen bij benadering te kunnen bepalen, spreidden we de uitgaven van Oost-Vlaanderen over de twee kalenderjaren a rato van het aantal aanvragen per jaar. Het uitgekeerde bedrag verschilt sterk van jaar tot jaar en is moeilijk voorspelbaar omdat het kan gaan om zeer kleine bedragen tot bedragen van ongeveer 1000 euro. In theorie kan een zeventienjarige zelf tot een bedrag van ongeveer 2000 euro werken maar in de praktijk gebeurt dit bijna nooit. In sommige fondsen worden ook vervoerskosten van de leden van het Comité V. en van de begeleidingsgroep vergoed. De uitgaven moeten ook nog verhoogd worden met de onkosten voor reflectiemomenten/studiedagen, georganiseerd door de Vereffeningsfondsen. Toch blijven de totale uitgaven relatief beperkt, zeker in verhouding tot de meerwaarde die het fonds biedt aan de verschillende partijen en door de verhoogde betrokkenheid van de samenleving.
BIJLAGEN
95
De reële kostprijs wordt wel onderschat doordat de personeelskost van de comitéleden en de leden van de begeleidingsgroep nergens in rekening wordt gebracht. Verschillende leden leveren vrijwilligerswerk. We denken hier vooral aan de balie en aan sommige externe vrijwilligers. Anderen, zoals de vertegenwoordigers van de provincie, de consulenten van de sociale dienst van de Jeugdrechtbank en van de Comités voor Bijzondere Jeugdzorg en de bemiddelaars doen dit binnen hun werkuren en leveren op die manier een extra financiële bijdrage aan het fonds.
5. Knelpunten Intussen bestaat het eerste provinciale Vereffeningsfonds al meer dan tien jaar. Ook de andere fondsen hebben stilaan een behoorlijke staat van dienst. In al deze jaren kwamen er regelmatig een aantal knelpunten terug in de werking van de fondsen. 5.1 Welke criteria hanteert het fonds om de aanvragen al dan niet goed te keuren? Ondanks enkele formele toekenningscriteria (minderjarigheid en woonplaats van de jongere, vrijwilligheid van de jongere, in het kader van een herstelbemiddeling, subsidiariteit) is er vaak weinig houvast bij de toekenning van een aanvraag. Bemiddelaars weten niet in welke mate comitéleden bezwaar zullen maken tegen de niet-tussenkomst van de familiale verzekering, tegen het exclusief verantwoordelijkheid nemen van de jongere, tegen de keuze van de tewerkstellingsplaats, … Hoe zal de balans uitvallen tussen strikte subsidiariteit van het fonds en het pedagogisch belang …? Deze onzekerheid roept iets op van willekeur. Hoe zit het dan nog met de rechtszekerheid? Anderzijds willen comitéleden meer zijn dan een computerprogramma. Van zodra de bemiddelaar de regels van het spel kent, worden alleen nog aanvragen ingediend die de test zullen doorstaan en is er nog weinig discussie. Het Comité als reflectieruimte wordt dan overbodig. Bij de concrete werking worden een aantal duidelijke criteria beschreven zoals de vrijwilligheid van de jongere en de subsidiariteit ten aanzien van de verzekeringen, maar ook dat het fonds rekening houdt met de persoonlijke motivatie van de aanvrager, de mening van de ouders, de verwachting van de benadeelde en het standpunt van de bemiddelaar. 5.2 Absenteïsme De deelname aan het Comité betekent voor veel deelnemers vrijwilligerswerk en moet dus een duidelijke maatschappelijke meerwaarde hebben om gemotiveerd te blijven. Als het om een beperkt aantal dossiers gaat, die bijna zonder uitzondering worden goedgekeurd, is deze meerwaarde niet evident. Het Comité moet er dus over waken dat het zijn functie van reflectieorgaan kan blijven waar maken. 5.3 Verzekeringen In elk huishoudelijk reglement staat dat de schade die in aanmerking komt voor tussenkomst van een verzekeringsmaatschappij niet wordt vergoed via het fonds, met uitzondering van het franchisebedrag. De reden hiervoor is dat gezinnen een premie hebben betaald en dat verzekeringsmaatschappijen hun verplichtingen moeten nakomen. Er kan geen gemeenschapsgeld ingezet worden om de verzekeringsmaatschappijen uit de wind te zetten. Verschillende Comités stimuleerden de gezinnen tot nu toe om een familiale verzekering af te sluiten. In de praktijk blijkt echter dat verzekeringsmaatschappijen zich vaak proberen te onttrekken aan hun verplichtingen, door het vermoeden van aansprakelijkheid van de ouders in vraag te stellen zodat de zaak alsnog voor de rechtbank komt. Ouders die de zaak liever snel en buitengerechtelijk willen afhandelen opteren er dan voor om de schade toch maar zelf te vergoeden. In dat geval kunnen de jongeren in principe geen beroep doen op het Vereffeningsfonds. Een tweede adder onder het gras is de mogelijkheid van verzekeringsmaatschappijen om regres uit te oefenen op de jongere nadat ze de schade hebben vergoed op grond van de aansprakelijkheid van de ouders. Als de ouders weten (of denken) dat de verzekeringsmaatschappij nadien toch regres zal uitoefenen, kiezen ze er ook vaak voor om dan maar meteen alles zelf te betalen – en – kan de jongere in principe geen beroep doen op het Vereffeningsfonds. Om een oplossing te vinden voor deze problemen moet de dialoog worden aangegaan met de verzekeringsmaatschappijen.
BIJLAGEN
96
5.4 Subsidiariteit -Ouderlijke verantwoordelijkheid versus verantwoordelijkheid van de jongere? In welke mate kan je de jongere voor het geheel aanspreken terwijl er toch zoiets bestaat als burgerlijke verantwoordelijkheid van de ouders? Jongeren de kans geven om zelf verantwoordelijkheid op te nemen, betekent nog niet dat ze als individu alleen verantwoordelijk zijn voor de schade en voor de vergoeding. Ook hun ouders dragen verantwoordelijkheid en moeten kunnen aangesproken worden op hun ondersteunende rol. Het samen vergoeden van de schade kan een vorm van ondersteuning zijn. Het is tevens de juridische realiteit. -Wat als een jongere geld verdiende met vakantiewerk maar eigenlijk andere plannen heeft om dit geld te besteden? In principe kom het fonds slechts tussen als de jongere geen andere mogelijkheden heeft om de benadeelde te vergoeden. Op die manier wil men vermijden dat de jongere het fonds als een gemakkelijkheidsoplossing zou hanteren waardoor hij bijvoorbeeld zijn zakgeld of eigen spaargeld zou veilig stellen. Dit principe staat op gespannen voet met de pedagogische meerwaarde van het werken voor het fonds zoals die gepercipieerd kan worden door zowel de jongere, het slachtoffer als de ouders. Bovendien kan het betrekken van de samenleving in het herstel van de schade ook een meerwaarde opleveren. Dit moet dus telkens afgewogen worden per casus.
5.5 De bevoegdheid van het Comité Kan het Comité overeenkomsten, bereikt in het kader van een bemiddeling, in vraag stellen? In het jaarverslag van 2004 van de provincie Vlaams-Brabant lezen we op p.5 “Eén van de voornaamste voorwaarden om een tussenkomst van het fonds te bekomen, is het bereiken van een akkoord tussen dader en slachtoffer. Dit akkoord is het resultaat van een dialoog die door de bemiddelaar tot stand wordt gebracht maar waarin hij zelf zo weinig mogelijk inbrengt. Dit akkoord moet door het comité geëerbiedigd worden. Als het comité hierin tussenkomt, krijgt het een andere functie.” Hiermee is deze discussie echter niet definitief afgesloten. In Vlaams-Brabant maar ook in andere provincies wordt nog regelmatig een overeenkomst in vraag gesteld. Het leidt echter zelden of nooit tot een weigering van de aanvraag, soms wel tot de vraag om een en ander terug te koppelen naar de partijen. 5.6 Vele andere vragen Daarnaast zijn er nog vele andere vragen: hoe belangrijk is de inbreng van het slachtoffer? hoe wordt de vrijwilligheid van de jongere nagegaan? (hij kan onder druk staan van ouder, justitiële instanties, slachtoffer … ) en hoe vrijwillig moet de deelname zijn? wat met recidiverende jongeren? Zijn ze nog geloofwaardig? hoe omgaan met jongeren die hun tewerkstelling rekken, uitstellen …, kunnen we een minimum aantal uren tewerkstelling voorop stellen? wat is de rol van de bemiddelaar bij het opvolgen van de tewerkstelling? Verliest hij hier zijn neutraliteit niet? kan het Comité V. weigeren tussen te komen omdat ze de bereikte overeenkomst niet billijk acht?
6. Interprovinciaal overleg Doordat de provinciale Vereffeningsfondsen onafhankelijk van elkaar functioneren en er geen enkele formele regelgeving is die hun werking normeert, ontstond geleidelijk een groeiende diversiteit in de werkwijze van de fondsen. Hoewel deze verschillen ook de rijkdom uitmaken van de fondsen, ontstond al snel een bezorgdheid betreffende de rechtsgelijkheid van de jongeren in Vlaanderen. Er ontstond dus een nood aan afstemming van werkingsprincipes en gehanteerde toekenningscriteria. Deze afstemming van de verschillende fondsen op elkaar gebeurt enerzijds door terugkerende vragen voor te leggen aan de andere comités zodat de mening van de andere provincies mee in rekening kan worden genomen bij het nemen van beslissingen en anderzijds door de organisatie van het IPRO. Het eerste interprovinciaal overleg ging door in maart 2004. De vertegenwoordigers van de provincies dachten na over de structurele organisatie van het fonds en enkele prangende ongelijkheden zoals het uurloon van de jongere en recent werden ook de maximale tewerkstellingstermijnen weggewerkt. Andere terugkerende items zijn de mogelijke uitbreiding naar de bemiddelingen in het kader van de gemeentelijke administratieve sancties, de problematiek van de verzekeringen, de implicaties van de nieuwe jeugdwet … De vergaderfrequentie is ongeveer twee keer per jaar.
BIJLAGEN
97
In 2009 kreeg het IPRO een nieuwe dynamiek doordat verschillende fondsen, onafhankelijk van elkaar, vaststelden dat de rol van het Comité stilaan aan waarde inboette. Het Comité startte als reflectieorgaan waar vanuit verschillende invalshoeken werd gekeken naar de vraag van de jongere en waar verschillende overwegingen worden gewikt en gewogen om tot een consensus te komen over de al dan niet toekenning van de aanvraag. De onduidelijkheid van de toewijzingscriteria leidde er echter toe dat haast geen enkele aanvraag nog geweigerd werd. Bemiddelaars die de regels kennen, konden ook moeilijk een weigering accepteren omdat ze dit ervaren als een zekere willekeur. Comitéleden voelden zich soms ‘gebruikt’ als gemakkelijkheidsoplossing voor jongeren die geen eigen middelen zouden willen aanspreken of voor ouders die de verantwoordelijkheid voor het herstel zouden proberen af te schuiven op de gemeenschap. Dit leidde in Antwerpen tot de oprichting van een werkgroep die meer concrete richtlijnen uitschreef voor de toekenning van de aanvragen. Het fonds van West-Vlaanderen herkende zich zeer sterk in de Antwerpse evolutie, terwijl het Limburgse fonds meer af te rekenen had met absenteïsme. Reden genoeg dus om eens grondig te reflecteren over de functie van het Comité V. Tijdens drie bijeenkomsten werden een aantal thema’s uitgediept zoals de doelstellingen van het fonds, de verhouding van het fonds ten aanzien van de bemiddeling en de bemiddelaars, de evaluatiecriteria en de toekenning van de aanvraag als een recht of als een gunst. Hoewel dit denkproces nog niet beëindigd is, geven we al enkele krijtlijnen weer. A. Evaluatiecriteria en doelstellingen Waarmee houdt het Comité rekening bij haar beslissing om de aanvraag al dan niet toe te kennen? Om de evaluatiecriteria te verduidelijken moeten we de doelstellingen nog eens expliciteren. versterken van de jongere Het louter bestaan van het fonds realiseert al vaak deze doelstellin. Door het fonds aan te reiken als mogelijkheid worden jongeren gestimuleerd om hun eigen oplossingscapaciteit aan te spreken en komen ze vaak zelf tot een oplossing voor hun insolvabiliteit. Het evaluatiecriterium is dan of het gebruik van het fonds ontplooiingskansen geeft aan de jongere. netwerkvorming De tweede doelstelling is netwerkvorming in de betekenis van mensen of instanties aanzetten om met elkaar te spreken, een vorm van samenlevingsopbouw. In het huishoudelijk reglement van Antwerpen vinden we de bepaling dat er een communicatie moet geweest zijn tussen het oorspronkelijk slachtoffer en de dader die betekenisvol is geweest voor beide partijen. Wanneer het slachtoffer bijvoorbeeld niet bereid is te investeren in een dialoog met de jongere, kan het fonds niet tussenkomen. Dit betekent niet dat openbare besturen worden uitgesloten. In de mate dat het bestuur bereid is om een gesprek aan te gaan met de burger, kan het fonds zijn medewerking verlenen. Dit is bij voorkeur een rechtstreeks gesprek. Beide doelstellingen zijn geen absolute criteria. Het gaat om criteria die in mindere of meerdere mate vervuld zijn. B. Rol van het Comité V. tegenover de bemiddeling/bemiddelaar Er worden twee visies geformuleerd: Het fonds is een instrument binnen de bemiddeling. Het Comité speelt een faciliterende rol, biedt een oplossing voor de insolvabiliteit van de jongere zodat deze in staat wordt gesteld om tegemoet te komen aan de verwachtingen van het slachtoffer. Door deze instrumentalisering voelen de comitéleden zich soms gebruikt voor doeleinden waar ze niet volledig achter staan maar omdat de bemiddeling autonoom verloopt, kunnen ze geen invloed uitoefenen op de uiteindelijke overeenkomst. -
Het comité heeft namens de samenleving ook een normatieve rol. Het Comité is daardoor gerechtigd om kritische vragen te stellen bij de wijze waarop de bemiddelaar is te werk gegaan; de houding en de betrokkenheid van de partijen en eventueel van de verzekeringsmaatschappijen in vraag te stellen. Het Comité zal wikken en wegen en verschillende rationaliteiten mee in overweging nemen (juridische, pedagogische en hulpverlenende). Het Comité staat zo mee garant dat de bemiddeling maatschappelijk gedragen is.
De optie voor deze tweede functie roept meteen al enkele vragen op. BIJLAGEN
98
-
Normeren vraagt om tegensprekelijkheid. Partijen moeten hierbij betrokken kunnen worden. Het is niet meteen duidelijk hoe dit in de praktijk kan gerealiseerd worden.
-
Is het Comité wel een vertegenwoordiging van de samenleving? Het zou een meerwaarde kunnen zijn als er meer vrijwilligers met een tijdelijk mandaat in het Comité zouden zetelen. Nu zetelen er veel professionelen waardoor er een eenzijdige kijk kan ontstaan.
-
Ook de bemiddelaar heeft al een heel proces afgelegd, waarbij gewikt en gewogen werd. De bemiddelaar heeft hiertoe een vertrouwelijke ruimte gecreëerd. Indien een derde instantie hierover een oordeel wil uitspreken, moeten er goede argumenten zijn.
Dit argument vinden we in de maatschappelijke betekenis van de tussenkomst van het fonds. Door het Comité aan te spreken, gebeurt er iets. Deze vraag reveleert niet alleen de nood aan financiële middelen om de bemiddeling vlot te trekken maar vooral ook de overtuiging dat deze bemiddeling maatschappelijk relevant is. Partijen vragen een investering vanuit de maatschappij omdat de bemiddeling maatschappelijk relevant is. Deze maatschappelijke relevantie mag dan ook afgetoetst worden door het fonds. Besluit: Het fonds blijft een faciliterende rol te vervullen bij het zoeken naar een oplossing voor de insolvabiliteit maar het Comité gaat ook telkens na of het insolvabiliteitsprobleem maatschappelijk belangrijk genoeg is om in te investeren. C. Recht of gunst? De eerste visie leidt eerder naar het gebruik van het fonds als een recht. Het Comité is dan het eindstation van de bemiddeling. De bemiddelaar legde al een hele weg af, heeft hierbij rekening gehouden met de mogelijke bezwaren van het Comité en vraagt nu groen licht. Wanneer we het rechtsdenken verabsoluteren, kan men een louter administratieve beslissing nemen waarbij wordt afgetoetst in welke mate aan de vooropgestelde toepassingsvoorwaarden is voldaan. Deze rol wil het Comité niet opnemen. Ze wil de vrijheid behouden om te wikken en te wegen vanuit een grote onafhankelijkheid. De tweede visie impliceert dat het gebruik van het fonds eerder een gunst is dan een recht. Er moet ruimte zijn voor een meer morele beoordeling en het inbrengen van alle mogelijke overwegingen, waardoor een te verregaande objectivering wordt uitgesloten. Er kunnen nieuwe overwegingen opduiken om een tegemoetkoming van het fonds in vraag te stellen. Bemiddelaars vinden dit soms lastig werken omdat dit meer onzekerheid met zich meebrengt maar het betrekken van de samenleving maakt deel uit van hun opdracht. D. Het Comité als partij in de bemiddeling? Op uitnodiging van de bemiddelaar kan het Comité even in de bemiddeling treden tussen slachtoffer en dader. Indien er kritische bedenkingen komen vanuit het Comité, neemt de bemiddelaar die terug mee in de bemiddeling. Op deze manier wordt het Comité een element van de bemiddeling. Een eventueel ‘njet’ van het Comité maakt de bemiddeling trouwens niet onmogelijk. Op het moment dat de bemiddelaar/partijen de vraag stellen aan het Comité, stellen ze een vraag aan een onafhankelijke instantie die volgens eigen criteria, de vraag zal wikken en wegen. Partijen vragen niet alleen geld maar ook maatschappelijke honorering van waar ze mee bezig zijn. Hierdoor open je de mogelijkheid dat het Comité, die slechts marginaal partij is, partij wordt.
Besluit Het Vereffeningfonds groeide van een particulier initiatief uit tot een geïnstitutionaliseerd orgaan waar elke jongere, woonachtig in Vlaanderen, die aan de voorwaarden voldoet, een beroep op kan doen. Ongeveer één op zeven jongeren die een financiële overeenkomst afsloot, maakt hier ook effectief gebruik van. Dit geeft aan dat het Vereffeningsfonds beantwoordt aan een nood. Anderzijds brengt de institutionalisering ook het risico met zich mee dat er meer routinematig gewerkt wordt, waardoor de dynamiek van het fonds ondermijnd kan worden. We merken dit aan het feit dat aanvragen steeds worden toegekend, ondermeer omdat de bemiddelaars inmiddels de regels van het spel kennen. De comitéleden voelen een zekere schroom om kritische vragen te stellen bij het bemiddelingsproces of bij de afgesloten overeenkomst. Het toekennen van de aanvraag zou kunnen gezien worden als een recht zodat de aanvraag quasi automatisch wordt toegekend van zodra de vooraf bepaalde voorwaarden zijn vervuld. Comitéleden beginnen zich vragen te stellen bij het nut van hun aanwezigheid, voelen zich soms gebruikt of blijven weg. Er is nood aan herbronning. Het comité V BIJLAGEN
99
moet opnieuw een forum worden waar vanuit verschillende invalshoeken ,kan worden gewikt en gewogen oof en onder welke voorwaarde de jongeren kunnen gebruik maken van het fonds. Er moet opnieuw nagedacht worden over de .evaluatiecriteria. Een tweede probleem betrof de diversiteit van de fondsen. Omwille van de rechtsgelijkheid voor alle jongeren was er nood aan afstemming. Die werd gerealiseerd door de organisatie van een interprovinciaal overleg Ongeveer twee keer per jaar komen de vertegenwoordigers van de provincies bij elkaar onder het voorzitterschap van de OSBJ. Dit overleg leidde tot meer uniformiteit in de werking van de fondsen zonder afbreuk te doen aan de provinciale autonomie. Ditzelfde interprovinciaal overleg werd in 2009 ook het forum om te reflecteren over de herwaardering van de functie van het comité. Hierbij wordt gedacht aan een verschuiving van het fonds als louter instrument van bemiddeling naar een meer normatieve rol. De toekenning van de aanvraag zou kunnen afhankelijk worden gesteld van de mate waarin het gebruik van het fonds bijdraagt tot de netwerkvorming en de mensen aanzet tot het aangaan van het gesprek. Deze meer normerende functie stelt ook hogere eisen aan de tegensprekelijkheid. Dit denkproces zal nog verder gezet worden in 2010 en behoeft ook een terugkoppeling naar de bemiddelaars zelf. Nu de OSBJ hier geen opdracht meer in heeft, wordt dit eerder een opdracht voor het overleg van de HCA-coördinatoren.
BIJLAGEN
100
BIJLAGE 4:
Herstelrechtelijke en Constructieve Afhandelingen in Vlaanderen Cijfernota 2008 I. Samenvatting In deze nota geven we de cijfers weer van de herstelrechtelijke en constructieve afhandelingen voor jongeren met name de leerprojecten, de gemeenschapsdiensten, de bemiddeling en hergo. De cijfers voor ouderstage worden in een afzonderlijk rapport opgenomen. In onderstaande weergave maken we een onderscheid tussen twee grote groepen. Enerzijds de dossiers die werden doorverwezen in 2008, anderzijds de dossiers die werden afgesloten in 2008. Dit brengt met zich mee dat de aantallen zullen verschillen al naargelang het verwezen dan wel afgesloten dossiers betreft. 1. Het aantal verwijzingen. 1.1. Leerprojecten en gemeenschapsdienst In 2008 bereikte het aantal verwijzingen voor gemeenschapsdiensten en leerprojecten opnieuw het niveau van 2005 na een terugval in 2007. Er zijn echter grote verschillen tussen de arrondissementen. In de meeste diensten zien we een stijging van het aantal gemeenschapsdiensten en vooral van de leerprojecten. Antwerpen daarentegen bereikte nooit opnieuw het niveau van 2005. Desondanks blijft het arrondissement Antwerpen goed voor één vierde van de gemeenschapdiensten en één derde van de leerprojecten in Vlaanderen. 1.2.Bemiddelingsaanbod Het bemiddelingsaanbod blijft verder stijgen. Na de stijging in 2007 met 62 % is er in 2008 opnieuw een stijging van het aantal verwijzingen met 27 %. We kunnen stellen dat er in de meeste arrondissementen een veralgemeend bemiddelingsaanbod is in Vlaanderen. Spijtig genoeg hebben we hierdoor nog geen zicht op het aandeel van deze afhandelingen binnen het globale pakket aan reactiewijzen op jeugddelinquentie gezien we niet over deze laatste cijfers beschikken. 1.3. Hergo Er is een gevoelige stijging van het aantal verwijzingen (van 44 in 2007 tot 76 in 2008) maar deze stijging is bijna volledig toe te schrijven aan de toename in de dienst ADAM. Verder blijft het aantal verwijzingen beneden de verwachtingen. Aan het ‘succes’ van deze afhandelingen is echter ook een keerzijde. We horen namelijk steeds dringendere signalen vanuit het werkveld om ook het personeelscontingent aan deze evolutie tijdig aan te passen opdat de kwaliteit van de dienstverlening niet in het gedrang zou komen 2. Jongeren die delicten pleegden De kenmerken van de jongeren liggen in de lijn van wat ook vroeger en in andere onderzoeken wordt vastgesteld. 2.1. Leeftijd De 14 tot 17 jarigen zijn vrij gelijkmatig vertegenwoordigd. De minderjarigen, jonger dan 13, vormen een minderheid (5%). Jongeren die gemeenschapsdienst of een leerproject uitvoeren zijn doorgaans iets ouder dan de jongeren die verwezen worden voor een herstelbemiddeling. 2.2. Geslacht Slechts 10 % van de aanmeldingen betreft een meisje. Over de jaren heen is er een lichte toename van het aandeel van de jongens. 2.2. Etnische afkomst 68% is van Belgische origine. Er zijn vrij grote verschillen tussen de afhandelingen vast te stellen. Gemeenschapsdienst en leerprojecten tellen slechts 56% Belgen en herstelbemiddeling 72%. Deze verhouding blijft ongeveer constant over de jaren heen.
BIJLAGEN
101
3. Feiten Kijken we naar bemiddeling, dan nemen de vermogensdelicten het grootste deel voor hun rekening met 71%. Bij één vierde van de jongeren betreft het een delict tegen personen. In ruim de helft van de dossiers wordt een werkprestatie voor een vermogensdelict opgelegd, in 25% van de dossiers voor een delict tegen personen en in 11% voor een drugsfeit. Bij de leerprojecten ligt de verhouding enigszins anders: iets minder dan de helft voor een vermogensdelict, ruim een derde voor een misdrijf tegen personen en 12% voor drugsdelicten. Focussen we nu op het onderscheid tussen de eerder lichte(re) feiten tegenover de zwaardere feiten –al moet dit uiteraard met veel omzichtigheid worden geïnterpreteerd - dan merken we dat het aandeel van de lichtere feiten bij bemiddeling hoger ligt dan bij gemeenschapsdienst en leerprojecten maar er is zeker geen opvallende toename vast te stellen van lichtere feiten bij bemiddeling. 4. Niveau van verwijzing Zoals verwacht worden gemeenschapsdiensten en leerprojecten nog uitsluitend opgelegd door de jeugdrechter. Bemiddeling wordt in 96% van de dossiers verwezen door het parket 5. Bemiddeling 5.1. Slachtoffers. Een ‘gemiddeld’ slachtoffer binnen bemiddeling is een natuurlijk persoon (76%), mannelijk (67%) en van Belgische origine (94%). 5.2. Bemiddelingsproces Het aantal “louter contactnames” is met 61% opnieuw gestegen tegenover vorig jaar. In één derde van de interacties werd het bemiddelingsproces volledig doorlopen. In bijna al deze interacties kwamen partijen ook tot een volledig of gedeeltelijk akkoord. 5.3. Uitvoering akkoord Eens men tot een overeenkomst is gekomen, wordt die bijna altijd volledig uitgevoerd (97%). 5.4. Directe-indirecte bemiddeling Het aantal directe bemiddelingen is in 2008 gestegen tot 28%. 6. Gemeenschapdiensten en leerprojecten 6.1. Het aantal opgelegde uren De leerprojecten en gemeenschapsdiensten worden sinds de inwerkingtreding van de nieuwe jeugdwet niet meer op parketniveau aangeboden. Zij kunnen enkel worden opgelegd door de jeugdrechter. Voor gemeenschapdienst ligt twee derde van het aantal opgelegde uren tussen 21u en 40u. Dit hoge aantal is vermoedelijk te wijten aan het feit dat de gemeenschapsdienst in de voorlopige fase maximaal 30u kan bedragen. Slechts vijf werkprestaties bedroegen meer dan 150 uren. De Vlaamse overheid legde aan de diensten (ministeriële omzendbrief van 21 december 2006) een standaardduur op voor de leerprojecten van 20uren. Alle diensten bieden leerprojecten van 20 uur aan. Een paar diensten, ADAM, Elegast en BAS bieden ook langerdurende leerprojecten aan. Ook 12 EXIT , leerproject voor daders van seksueel grensoverschrijdend gedrag, heeft een leerproject van 40 uur. 6.2. Aantal volledig beëindigde gemeenschapsdiensten en leerprojecten De succesratio ligt hier zeer hoog. In bijna negen op de tien dossiers wordt de maatregel met succes uitgevoerd. Van de 597 leerprojecten zijn er 421 of 70 % in 2008 afgerond, 54 of 9 % van de afgehandelde dossiers in 2008 zijn dossiers die niet werden gestart. Er werden 122 dossiers of 20 % vroeger beëindigd. 6.3. Duur van de afhandeling De helft van de leerprojecten zijn binnen een termijn van 60 dagen afgerond. De helft van de jongeren kan zijn werkprestatie binnen de maand afronden.
12
EXIT is niet aangesloten aan het on-line registratiesysteem. Zij sturen hun cijfers manueel door. Aangezien zij in 2008 nog geen afgesloten dossiers hadden zijn ze niet verder opgenomen in de volgende tabellen.
BIJLAGEN
102
7. Hergo Van de 70 hergodossiers die werden afgesloten in 2008 eindigden er 37 in een hergobijeenkomst waarbij men bijna steeds een intentieverklaring opstelde. In 33 dossiers ging de hergo niet door. Er is dus, net als bij bemiddeling, een grote uitval. Bij hergo is deze voornamelijk toe te schrijven aan het gebrek aan bereidheid van het slachtoffer om deel te nemen aan de hergo (21).
II. Inhoudelijk rapport Inleiding Voor de gemeenschapsdienst, de bemiddeling en de leerprojecten vertrekt dit rapport van de 13 gegevens die de verschillende diensten ingeven in het OSBJ-registratiesysteem . Voor hergo werd nog geen uitgebreid registratiesysteem ontwikkeld. De cijfergegevens zijn hierdoor wat meer beperkt. Dit registratiesysteem heeft als voordeel dat er op uniforme wijze wordt geregistreerd zodat er kan vergeleken worden over de jaren heen en tussen de diensten onderling. Het vergt natuurlijk wel een grote inzet en zorgvuldigheid van de diensten om telkens weer de nodige cijfers te leveren. Deze cijfers zijn nodig voor het voeren van een goed beleid. De overheid kan anticiperen op trends en evoluties en eventuele bijsturingen stimuleren. Hierdoor kan ze haar middelen inzetten in functie van de noden. Ook voor de diensten zelf zijn cijfers belangrijk. Door zich te positioneren ten aanzien van de andere diensten krijgen ze feedback over hun eigen werking. We streefden er oorspronkelijk ook naar om hypotheses te formuleren die een verklaring zou kunnen geven voor de verschillen tussen de diensten of de soms grillige evoluties in de tijd. We wilden ook graag een verhaal brengen bij de cijfers. Met dit doel voor ogen lazen we de jaarverslagen en organiseerden we overlegmomenten met de diensten zodat we hun reflecties op de cijfers mee in deze nota zouden kunnen verwerken. Al vlug bleek echter dat verschillen niet eenvoudig te verklaren zijn. We stelden vast dat er telkens vele factoren verantwoordelijk waren en dat het bovendien vaak gissen was naar oorzaken zonder dat er een causaal verband kon worden bewezen. Voorbeelden van beïnvloedende factoren zijn: het grootstedelijk karakter van bepaalde arrondissementen, specifieke doelgroepen, verschillen in justitiële procedures of in gehanteerde methodieken, het verwijzingsbeleid van de parketten, de specifieke visie en overtuiging van de jeugdrechters… We schroefden daarom onze ambitie terug tot een meer droge voorstelling van de cijfers. De lezer zal hier ook geen algemene aanbevelingen aantreffen. Dit zou immers onrecht doen aan de verschillen tussen de arrondissementen. De arrondissementele werkingen zijn doorheen de jaren gegroeid vanuit een intense samenwerking tussen de HCA-diensten, de magistratuur, de sociale dienst van de jeugdrechtbank, de balie en vele andere actoren die betrokken zijn bij HCA. Beslissingen over de criteria en de procedure van de verwijzingen en het concrete aanbod van de diensten worden genomen in overleg met al deze actoren en zijn hierdoor ook deels arrondissementeel bepaald. Het is telkens boeiend en verrassend om zoveel verschillen te ontdekken bij een ogenschijnlijk gelijk aanbod. Alle hogergenoemde actoren zijn sterk betrokken op de jongeren, hun ouders en desgevallend de slachtoffers van delicten. Gedreven door de bekommernis om, vanuit een humaniserend perspectief, een zinvolle reactie te geven op de gepleegde feiten, streven ze voortdurend naar een optimalisering van hun werking. We zijn ervan overtuigd dat deze cijfers hiertoe kunnen bijdragen zonder daarom aanbevelingen te formuleren. De cijfers gaven alvast aanleiding tot menige discussie en er werd nog verder overleg gepland hierover tussen de diensten. Cijfers hebben hierbij de verdienste dat ze een objectieve grond geven aan de vele subjectieve indrukken. In onderstaande weergave maken we een onderscheid tussen twee grote groepen. Enerzijds de dossiers die werden doorverwezen in 2008, anderzijds de dossiers die werden afgesloten in 2008. Dit brengt met zich mee dat de aantallen zullen verschillen al naargelang het verwezen dan wel afgesloten dossiers betreft. In het eerste deel bespreken we de dossiers die werden doorverwezen in 2008 voor de drie afhandelingen (gemeenschapsdienst, leerproject en bemiddeling). We overlopen het aantal verwijzingen, de kenmerken van de jongeren (geslacht, leeftijd, etnische afkomst), welke de 13
Sinds 2004 worden zowel leerprojecten, gemeenschapsdiensten als herstelbemiddeling geregistreerd in het systeem.
BIJLAGEN
103
verwijzende instantie was en de aard van de feiten waarvoor de jongeren werden doorverwezen. In deel twee bespreken we de dossiers van herstelbemiddeling. We overlopen de kenmerken van de slachtoffers die werden doorverwezen in 2008 (statuut, geslacht en etnische afkomst). Nadien nemen we de interacties onder de loep van de dossiers die werden afgesloten in 2008 (verloop van het bemiddelingsproces, de mate waarin het eventuele akkoord wordt uitgevoerd en de mate waarin men erin slaagt een rechtstreeks gesprek tot stand te brengen tussen de partijen). In deel drie gaan we dieper in op de cijfers van de leerprojecten en de gemeenschapsdiensten. We bekijken achtereenvolgens het aantal opgelegde uren, de mate waarin de maatregel tot een goed einde werd gebracht, de redenen waarom een maatregel soms niet wordt uitgevoerd, en de begeleidingsduur. In het vierde deel tenslotte geven we nog enkele cijfers over het aantal verwijzingen voor hergo en welk het resultaat was van het hergoaanbod.
1. Analyse dossiers aangemeld in 2008 voor bemiddeling, gemeenschapsdienst en leerprojecten In onderstaande tabellen geven we informatie over het aantal verwijzingen, de kenmerken van jongeren, de verwijzende instantie en de aard van de gepleegde feiten. 1.1. Aantal verwijzingen Eerst geven we eerst een overzicht van het aantal verwezen jongeren per afhandeling en per dienst. Nadien geven we een tabel met het aantal verwezen jongeren per afhandeling per arrondissement. Verschillende diensten werken immers in meerdere arrondissementen en in het arrondissement Antwerpen zijn twee diensten actief. Bovendien is er een licht verschil tussen de cijfers per arrondissement en de cijfers per dienst omdat diensten soms ook werken met jongeren (of ouders en slachtoffers) uit andere arrondissementen (bijvoorbeeld omdat de jongere niet verblijft in het arrondissement dat voor hem bevoegd is). De grijze (lege) vakjes in de tabellen zijn te verklaren doordat dat niet alle HCA-diensten alle afhandelingen aanbieden. Tabel 1: aantal jongeren per afhandeling per dienst aangemeld in 2008 GD
HB
LP
Eindtotaal
BAAB Brugge
39
5,72 %
564
12,83 %
45
5,86%
648
11,09 %
COHESIE Kortrijk
106
15,54 %
378
8,60 %
110
14,34%
594
10,16 %
DIVAM Ieper Veurne
7
1,03 %
149
3,39 %
23
2,99%
179
3,06 %
EXIT West-Vlaanderen
0
0
8
0,52%
8
0,07 %
CAB Oost-Vlaanderen
0
0
0
49
6,38%
49
0,84 %
DAS&V Oost-Vlaanderen
99
14,52 %
0
0
99
1,69 %
HSB Oost-Vlaanderen
0
0,00 %
504
11,54, %
0
504
8,65 %
ADAM Antwerpen
102
14,96 %
462
10,51 %
139
18,12%
703
12,03 %
Elegast Antwerpen
90
13,20 %
452
10,28 %
128
16,68%
670
11,46 %
CAFT Turnhout
14
2,05 %
284
6,46 %
27*
3,52%
325
5,56 %
BIC Mechelen
27
3,96 %
512
11,65 %
22*
2,86%
561
9,60 %
BAL Leuven
0
523
11,90 %
0
523
8,95 %
GAMBAS Leuven
27
3,96 %
0
BAS Brussel
50
7,33 %
311
BAAL Limburg
121
17,74 %
Eindtotaal
682
100,00 %
37
4,82%
64
1,09 %
7,07 %
42
5,47%
403
6,89 %
228
5,19 %
141*
18,38%
490
8,38 %
4367
100,00 %
767
100%
5820
100,00 %
14
* BIC, CAFT en BAAL geven ook leerprojecten SIB-M in de Gemeenschapsinstelling De kempen 15 (GI) . Deze dossiers verwerkten we niet in deze cijfernota. De dossiers leerprojecten verwerkt in de cijfernota voldoen aan de criteria van de ministeriële omzendbrief van 21 december 2006. 14
Slachtoffer in Beeld Minderjarigen
BIJLAGEN
104
Tabel 2: Aantal jongeren per arrondissement 2008 GD
HB
LP
Eindtotaal
Brugge
39
5,73 %
557
13,36 %
45
5,92 %
641
11,42 %
Kortrijk
106
15,58 %
373
8,95 %
110
14,47 %
589
10,49 %
Ieper
5
0,73 %
91
2,18 %
12
1,57 %
108
1,92 %
Veurne
2
0,29 %
61
1,46 %
11
1,44 %
74
1,31 %
Gent
33
4,85 %
228
5,47 %
18
2,36 %
279
4,97 %
Dendermonde
45
6,61 %
249
5,97 %
28
3,68 %
322
5,73 %
Oudenaarde
23
3,38 %
58
1,39 %
3
0,39 %
84
1,49 %
Antwerpen
192
28,23 %
754
18,09 %
267
35,13 %
1213
21,61 %
Mechelen
27
3,97 %
512
12,31 %
22
3,65 %
561
9,99 %
Turnhout
14
2,05 %
284
6,72 %
27
2,89 %
325
5,79 %
Brussel
48
7,05 %
284
6,81 %
42
5,52 %
374
6,66 %
Leuven
25
3,67 %
487
11,68 %
35
4,60 %
547
9,74 %
Hasselt
49
7,20 %
68
1,63 %
78
10,26 %
195
3,47 %
Tongeren
72
10,58 %
161
3,86 %
62
8,15 %
295
5,25 %
Andere
0
0,00 %
4
0,10 %
0
0,00 %
4
0,07 %
5611*
100,00 %
Eindtotaal 680 4168 760 100,00 % 100,00 % 100,00 % *215 missing. Deze gegevens werden niet altijd even systematisch geregistreerd.
In 2008 werden 680 jongeren aangemeld voor gemeenschapsdienst, 760 jongeren voor leerprojecten en 4168 voor bemiddeling. Het arrondissement Antwerpen krijgt nog steeds het leeuwendeel van de verwijzingen. Eén derde van de leerprojecten, één vierde van de gemeenschapsdienst en één vijfde van de bemiddelingen wordt aangeboden in Antwerpen. We moeten er rekening mee houden dat sommige jongeren werden doorverwezen in het kader van een combinatiedossier waarbij meer dan één vorm van HCA werd opgelegd of aangeboden. De meest voorkomende combinatie is deze van gemeenschapsdienst en leerproject maar er zijn ook diensten waar weinig gecombineerde maatregelen worden opgelegd.
Hieronder geven we de evolutie in het aantal verwijzingen vanaf 2005 tot 2008. We bespreken achtereenvolgens de evolutie voor bemiddeling, de leerprojecten en de gemeenschapsdienst
15
Voor meer info over het SIB-M project in GI kan u terecht bij de hierboven vermelde HCA diensten.
BIJLAGEN
105
Tabel 3: Evolutie van aantal verwijzingen 2005-2008
Gemeenschapsdienst BAAB Brugge COHESIE Kortrijk DIVAM Ieper Veurne
Bemiddeling
Leerprojecten
Totaal
2005
2006
2007
2008
2005 2006 2007 2008 2005 2006 2007 2008 2005 2006 2007 2008
37
37
45
39
148
172
313
564
18
19
26
45
203
228
384
648
47
60
50
106
142
181
302
378
29
38
38
110
218
279
390
594
13
21
3
7
47
45
158
149
16
20
20
23
76
86
181
179
1
8
1
8
37
49
EXIT CAB O-Vl
20
HSB 0-Vl
202
187
424
37
504
20
37
37
49
202
187
424
504
109
95
79
99
DAS&V 0-Vl
109
95
79
99
ADAM Antwerpen
158
157
80
102
120
207
342
459
258
326
141
139
531
690
563
700
Elegast Antwerpen
115
98
70
90
194
250
492
452
256
281
150
128
567
629
712
670
CAFT Turnhout
23
26
19
14
133
101
181
284
2
6
10
27
158
133
210
326
1
32
27
154
281
442
512
26
35
35
22
180
317
509
567
221
298
349
523
221
298
349
523
BIC Mechelen BAL Leuven GAMBAS Leuven BAS Brussel BAAL Limburg Totaal
28
27
33
37
69
52
64
64
311
10
26
35
42
110
244
351
406
228
18
37
48
141
240
361
309
1587 2147 3449 4349
706
852
574
693
2975 3646 4562 5745
41
25
31
27
23
31
47
50
77
187
269
76
96
76
121
146
228
202
687
647
532
682
Antwerpen heeft voor gemeenschapsdienst en leerprojecten een hoog aantal verwijzingen t.o.v. andere arrondissementen. Toch stellen we in vergelijking met vorige jaren een lichte daling vast. Ook bij BIC (Mechelen) zien we een daling van de leerprojecten. 16
Als we inzoomen op Antwerpen zien we dat het aantal verwijzingen voor GD en LP nog steeds ver onder het niveau ligt van 2006. Dit is maar gedeeltelijk te verklaren door het feit dat GD en LP zich niet meer op parketniveau bevinden. Jeugdrechters kunnen slechts 30 uren gemeenschapsdienst opleggen in de voorlopige fase, wat een aantal jeugdrechters volgens ADAM veel te weinig vindt. Een aantal jeugdrechters zou in deze fase dan eerder opteren voor een plaatsing, en niet voor een alternatieve afhandeling
16
Gemeenschapsdienst en leerproject korten we in deze tekst verder af als GD en LP
BIJLAGEN
106
Figuur 1:
evolutie bemiddeling
2005 2006 2007 2008
B
A C AB O B D HE ru g IV SI AM E ge K Ie ort pe rij rV k eu rn A H D e S A M B0 E le An -V ga tw l st e A r pe nt C w n A FT er p en Tu B IC rnh o M ec ut h B AL ele n Le B AS uv e Br n B AA us s L Li el m bu rg To ta al
5000 4500 4000 3500 3000 2500 2000 1500 1000 500 0
Het gerealiseerde bemiddelingsaanbod stijgt gestaag over de jaren. Na de stijging in 2007 met 62 % is er in 2008 opnieuw een stijging van het aantal verwijzingen met 27 %. Dit is nog steeds het gevolg van de nieuwe jeugdwet. Hoewel het niet expliciet in de jeugdwet staat, interpreteren de meeste parketten de verplichting om te motiveren waarom geen bemiddeling wordt aangeboden bij dagvaarding, als een verplichting om een bemiddelingsaanbod te doen. Met uitzondering van het arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde (principieel) en Turnhout (in de praktijk), verwijzen de parketten ook door naar bemiddeling in dossiers waar de jeugdrechtbank gevorderd wordt. We kunnen dus stellen dat de nieuwe jeugdwet in de meeste arrondissementen resulteert in een veralgemeend aanbod voor bemiddeling in alle dossiers die aan de voorwaarden voldoen. De sterkste stijgers in 2008 zijn Brugge en Leuven. Brugge schrijft de grote stijging van het aantal verwijzingen naar bemiddeling in 2008 toe aan een plotse massale doorverwijzing van dossiers van een afscheidnemende magistraat. Dit is dus eerder een toevalsfactor. In Leuven is er geen specifieke verklaring tenzij het vermoeden dat de magistraten de wet strikt toepassen en alle dossiers die aan de voorwaarden voldoen doorverwijzen.Dit laatste is echter in meerdere arrondissementen het geval.
BIJLAGEN
107
Figuur 2:
evolutie van het aantal leerprojecten 900 800 700 600 500 400 300 200 100 0
2005 2006 2007
To ta al
EX IT C AD A AM B O An -Vl El tw eg er as pe tA n nt we CA rp FT en Tu rn BI ho C ut M G AM ech el BA en S Le uv BA en S Br us BA se AL l Li m bu rg
CO
BA AB
Br ug HE ge SI DI E VA K M or tri Ie jk pe rV eu rn e
2008
Bij de meeste HCA-diensten zien we een flinke stijging van de leerprojecten. De grootste stijging vinden we terug bij BAAL (Limburg), waar het aantal leerprojecten bijna verdrievoudigde. Ook bij Cohesie (Kortrijk) zien we bijna een verdrievoudiging van het aantal leerprojecten.
Figuur 3:
evolutie van het aantal gemeenschapsdiensten
2005 2006 2007 2008
B
A C AB O B D HE ru g IV S AM IE ge K Ie or pe tri r V jk eu D rn A AS D A &V e M 0 E le An -V ga tw l st e A r pe nt C w n A FT er p en Tu B r nh IC ou G M A e t c M BA he S le n Le B AS uve n B Br AA us s L Li el m bu rg To ta al
800 700 600 500 400 300 200 100 0
Voor de gemeenschapsdiensten is de stijgende tendens minder uitgesproken. Het negatieve effect van de nieuwe jeugdwet op het aantal verwijzingen in 2007 is in 2008 ongeveer teniet gedaan. Ook hier springt Cohesie in het oog door de verdubbeling van het aantal gemeenschapsdiensten. De dienst liet de jeugdrechters weten dat er door de uitbreiding van hun mankracht, niet langer een wachtlijst is en dit sorteerde onmiddellijk effect. Bij BAAB (Brugge), CAFT (Turnhout) en GAMBAS (Leuven) stellen we een lichte daling vast ten aanzien van het voorgaande jaar.
BIJLAGEN
108
Wat is het aandeel van leerprojecten en gemeenschapsdienst en bemiddeling binnen HCA? Om na te gaan hoe sterk elke afhandeling afzonderlijk is vertegenwoordigd binnen elk arrondissement, hernemen we tabel 2. We berekenden nu de percentages van het aantal verwijzingen per afhandeling binnen eenzelfde arrondissement. Tabel 4: Aantal jongeren per arrondissement 2008 GD
HB
LP
Eindtotaal
Brugge
39
6%
557
87%
45
7%
641
100%
Kortrijk
106
18%
373
63%
110
18%
589
100%
5
5%
91
84%
12
10%
108
100%
Veurne
Ieper
2
3%
61
82%
11
15%
74
100%
Gent
33
12%
228
82%
18
6%
279
100%
Dendermonde
45
14%
249
77%
28
9%
322
100%
Oudenaarde
23
27%
58
69%
3
4%
84
100%
Antwerpen
192
16%
754
62%
267
12%
1213
100%
Mechelen
27
5%
512
92%
22
3%
561
100%
Turnhout
14
4%
284
87%
27
9%
325
100%
Brussel
48
13%
284
76%
42
11%
374
100%
Leuven
25
5%
487
89%
35
6%
547
100%
Hasselt
49
25%
68
35%
78
40%
195
100%
Tongeren
72
24%
161
55%
62
21%
295
100%
Andere
0
0%
4
100%
0
0%
4
100%
Eindtotaal 680 4168 760 12% 74% 14% *215 missing. Deze gegevens werden niet altijd even systematisch geregistreerd.
5611*
Dit reveleert dat het aandeel van de leerprojecten binnen het geheel van HCA bijzonder hoog is in Hasselt (40 %), gevolgd door Antwerpen (22 %) en Tongeren (22 %). Ook Kortrijk scoort met 18 % boven het gemiddelde van 12 %. De jeugdrechtbanken te Brugge, Oost-Vlaanderen, Mechelen, Leuven en Turnhout verwijzen relatief weinig door naar leerprojecten. Het aandeel van de gemeenschapsdienst is met 12 % gelijk aan dat van de leerprojecten. Hier is Oudenaarde de koploper, op de voet gevolgd door - opnieuw - de Limburgse arrondissementen. Ook hier scoren Kortrijk en Antwerpen met respectievelijk 17% en 16 % ruim boven het gemiddelde. In Brugge, Veurne, Mechelen, Leuven en Turnhout zijn er zeer weinig verwijzingen naar gemeenschapsdienst. Kijken we naar het aandeel van bemiddeling, dan merken we op dat de magistraten te Brugge, Veurne, Gent, Mechelen en Leuven absolute prioriteit geven aan bemiddeling. 1.2. Kenmerken jongere 1.2.1. Geslacht Tabel 5: Geslacht jongeren aangemeld in 2008 GD
HB
Eindtotaal
M 633
92,95 %
3914
90,71 %
650
92,99 %
5197
91,26 %
V
7,05 %
401
9,29 %
49
7,01 %
498
8,74 %
100,00 %
699
100,00 %
5695*
100,00 %
48
Eindtotaal 681 100,00 % 4315 *39 missing Tabel 6: Evolutie percentage jongens BIJLAGEN
LP
109
GD
HB
LP
Totaal
2006
91,7 %
87,3 %
85,3 %
87,6 %
2007
94,9 %
90,5 %
87,6 %
90,7 %
2008
92,9 %
90,7 %
92,9 %
91,26 %
Net zoals de vorige jaren gaat het in slechts één op de tien verwijzingen over een meisje. Over de jaren heen is er zelfs een lichte toename van het aandeel van de jongens. Deze toename is het meest uitgesproken voor de leerprojecten. 1.2.2. Leeftijd Tabel 7: Leeftijd per afhandeling 2008
<=11 12 13 14 15 16 17 >=18 Eindtotaal *416 missing
GD 0,29 % 2 0,29 % 2 3,38 % 23 8,37 % 57 121 17,77 % 189 27,75 % 229 33,63 % 8,52 % 58 681 100,00 %
HB 2,89 % 114 2,67 % 105 6,40 % 252 12,03 % 474 19,75 % 778 22,65 % 892 21,81 % 859 11,81 % 465 3939 100,00 %
LP 0,43 % 3 0,29 % 2 4,01 % 28 11,75 % 82 131 18,77 % 193 27,65 % 222 31,81 % 5,30 % 37 698 100,00 %
Eindtotaal 119 2,24 % 109 2,05 % 303 5,70 % 613 11,53 % 1030 19,37 % 1274 23,96 % 1310 24,63 % 560 10,53 % 5318* 100,00 %
Figuur 4
leeftijdscurve 2008 40,00% 35,00% 30,00% 25,00%
GD
20,00%
HB
15,00%
LP
10,00% 5,00% 0,00% <=11
12
13
14
15
16
17
>=18
De leeftijdscurve voor jongeren die deelnemen aan een leerproject of een gemeenschapsdienst is zeer gelijklopend. Jongeren die verwezen worden voor bemiddeling zijn doorgaans wat jonger. Gemeenschapsdienst en leerproject wordt bijna nooit opgelegd aan jongeren beneden de 13 jaar. Bij bemiddeling zijn meer dan 5 % van de kinderen jonger dan 13. Ook de 13- en 14jarigen zijn relatief veel sterker vertegenwoordigd bij bemiddeling. 16- en vooral 17-jarigen zijn dan weer oververtegenwoordigd bij de gemeenschapsdiensten en de leerprojecten. In 2007 zagen we een bijna identieke leeftijdscurve.
BIJLAGEN
110
1.2.4.
Etnische afkomst
De registratie van etnische afkomst roept telkens weer grote controverse op. Sommige diensten stellen het nut van de registratie van etnische afkomst sterk in vraag. Ze vrezen dat de registratie de negatieve beeldvorming van allochtonen bevordert en politiek misbruik in de hand werkt. Misschien is het inderdaad relevanter om de socio-economische situatie te registreren. Mogelijk is het verband tussen een verwijzing wegens een delict en etnische afkomst daar ook grotendeels aan toe te schrijven. Daarenboven is de registratie van etnische afkomst op zich problematisch omdat we deze parameter moeilijk eenduidig kunnen operationaliseren. Betreft het hier de eerste, de tweede of de derde generatie? Speelt cultuur een rol bij de beoordeling? Wie beoordeelt de etnische afkomst? We opteerden ervoor om de jongere zelf te laten beoordelen welke zijn etnische afkomst is. Indien de vraag niet werd gesteld maakt de begeleider of bemiddelaar zelf de beoordeling. We weten echter dat niet alle diensten de etnische afkomst op deze wijze registreren. Dit maakt dat deze cijfers met de nodige voorzichtigheid moeten gehanteerd worden. Daarom ook hebben we de tabel die de vergelijking maakt tussen de verschillende diensten weggelaten. We zullen in het komende werkjaar trachten te komen tot een duidelijker en eenduidiger criterium om de etnische afkomst te bepalen. Over de jaren heen stellen we geen specifieke tendensen vast. Na een lichte stijging van het aantal jongeren van Belgische afkomst in 2007, merken we opnieuw een lichte daling in 2008. Het blijft wel een constante dat er relatief meer jongeren van Belgische afkomst worden doorverwezen naar bemiddeling dan naar gemeenschapsdienst en leerprojecten. Tabel 8: etnische afkomst
17
van de jongeren aangemeld in 2008
GD
HB
LP
Eindtotaal
België
365
56,41 %
2614
72,01 %
356
55,63 %
3335
67,83 %
Maghreb
102
15,77 %
296
8,16 %
102
15,78 %
499
10,15 %
Turkije
46
7,11 %
81
2,23 %
38
5,94 %
165
3,36 %
Balkan
37
5,72 %
86
2,37 %
31
4,84 %
154
3,13 %
Zwart Afrika
11
1,70 %
60
1,65 %
15
2,34 %
86
1,75 %
West-Europa
16
2,47 %
44
1,21 %
11
1,72 %
71
1,44 %
Oost-Europa
11
1,70 %
24
0,66 %
9
1,41 %
44
0,89 %
Rusland
4
0,62 %
10
0,28 %
4
0,63 %
18
0,37 %
Midden-Oosten
3
0,46 %
7
0,19 %
4
0,63 %
14
0,28 %
Centraal-Azië
3
0,46 %
5
0,14 %
4
0,63 %
12
0,24 %
Azië
2
0,30 %
19
0,52 %
2
0,31 %
23
0,47 %
Amerika
5
0,77 %
9
0,25 %
8
1,25 %
22
0,45 %
Andere
24
3,71 %
122
3,36 %
28
4,38 %
174
3,54 %
Onbekend
18
2,78 %
243
6,69 %
29
4,53 %
290
5,90 %
Niet bevraagd
0
0,00 %
10
0,28 %
0,00 %
10
0,20 %
647
100,00 %
3630
100,00 %
100,00 %
4917*
100,00 %
Eindtotaal
640
*817 missing
17
Lijst met landen per regio Criterium: etnische afkomst volgens de persoon zelf (vragen aan de jongeren en de ouders welke hun etnische afkomst is – indien de vraag niet werd gesteld maakt de bemiddelaar of de begeleider zelf een inschatting) Op basis van de lijst van de 152 landen met de meeste inwoners werd een indeling gemaakt volgens regio Maghreb: Marokko, Algerije en Tunesië Balkanlanden: Servië, Montenegro, Kroatië, Griekenland, Albanië, Bosnië/Herzegovina, Kosovo, Macedonië en Bulgarije Zwart-Afrika: alle landen onder de Sahara Oost-Europa: alle Oost-Europese landen zonder de Balkanlanden Midden-Oosten: Iran, Irak, Libië, Egypte, Syrië, Oman, Jordanië, Israel, Saoedi-Arabië, Jordanië, Koeweit, Jemen, Libanon, Palestijnse gebieden, Soedan en de Verenigde Arabische Emeritaten Amerika: continent Centraal-Azië: de stannen, Kirgizië, Armenië en Azerbeidjan
BIJLAGEN
111
Tabel 9: Evolutie van het aantal jongeren van Belgische afkomst GD
HB
LP
Eindtotaal
2006
53%
75%
54%
66%
2007
58,8%
74,4%
58,1%
70,2%
2008
56,4%
72%
55,6%
67,8%
1.3. Verwijzende instantie Tabel 10: Verwijzende instantie per afhandeling jongeren aangemeld 2008 2008 Jeugdrechtbank
GD
HB
LP
Eindtotaal
681
99,90 %
125
3,00 %
696
99,60 %
1502
26,90 %
Parket
1
0,10 %
4036
96,10 %
3
0,40 %
4040
72,40 %
Andere
0
0,0 %
30
0,70 %
0
0
30
0,50 %
682
100 %
4201
100 %
699
100 %
5582
100 %
Eindtotaal *177 missing 2007 Jeugdrechtbank
GD
HB
LP
Eindtotaal
449
99,60 %
182
5,50 %
326
86 %
957
86,00 %
Parket
1
0,20 %
3.077
93,30 %
49
12,90 %
3.127
12,90 %
Andere
1
0,20 %
38
1,20 %
4
1,10 %
43
1,10 %
451
100 %
3.299
100 %
379
100 %
4.129*
100 %
Eindtotaal
Gemeenschapsdienst en leerprojecten: Conform de nieuwe jeugdwet gebeuren de verwijzingen voor gemeenschapsdienst en leerprojecten nu nog uitsluitend door de jeugdrechter of de jeugdrechtbank. Bemiddeling: Het relatief hoge aantal verwijzingen van bemiddeling door het parket heeft veel te maken met de procedure die de Vlaamse verwijzers volgen. In alle arrondissementen, met uitzondering van Brussel H-V, kan het parket tegelijk de jeugdrechtbank vorderen en doorverwijzen naar bemiddeling. Dit betekent dat het parket ook de dossiers die nog behandeld zullen worden door de jeugdrechter, vaak de “zwaardere” dossiers, doorverwijst naar bemiddeling. In Wallonië en Brussel H-V vordert de parketmagistraat ofwel onmiddellijk de jeugdrechtbank, ofwel verwijst ze door naar bemiddeling. Als de bemiddeling uitmondt in een akkoord en het akkoord wordt uitgevoerd, volgt seponering van het dossier. Kleine feiten worden hier nog steeds zonder meer geseponeerd. Indien de bemiddeling niet lukt, volgt meestal een vordering voor de jeugdrechtbank. Ongeveer de helft van de dossiers van het arrondissement BrusselHalle-Vilvoorde word(t verwezen door de jeugdrechtbank. Er zijn echter wel verschillen tussen de arrondissementen in de mate waarin het parket deze mogelijkheid om een parallelle vordering in te stellen ook daadwerkelijk benut (in Turnhout bijvoorbeeld zeer weinig). In het vernieuwde registratiesysteem willen we dit beter registreren zodat we een zicht krijgen op het aantal dossiers waar het parket sowieso de jeugdrechtbank wenst te vorderen en herstelbemiddeling als extra aanbod (niet als zelfstandig aanbod) gebeurt.
BIJLAGEN
112
1.4. Aard van de feiten Tabel 11: Aard en aantal van de feiten per HCA dossiers aangemeld 2008 GD Vermogensdelicten Beschadigingen Brandstichting Diefstal met geweld Diefstal met verzwarende omstandigheden Diefstal van een voertuig Gewone diefstal Heling Huisdiefstal Poging tot diefstal Vandalisme Winkeldiefstal Persoonsdelicten Aanranding van de eerbaarheid Afpersing Bedreigingen Inbreuk op de wapenwet Onopzettelijke slagen en verwondingen Opzettelijke slagen en verwondingen Poging tot doodslag Racisme Stalking/Belaging Verkrachting Verkeersinbreuken Drugs Onbekend Andere Eindtotaal *52 missing
N 666 48 22 100 204 40 185 6 3 28 11 19 303 9 37 39 19 6 187 1 1 4 3 135 6 80 1193
% 55,8 4,0 1,8 8,4 17,1 3,4 15,5 0,5 0,3 2,3 0,9 1,6 25,4 0,8 3,1 3,3 1,6 0,5 15,7 0,0 0,1 0,1 0,3 0,3 11,3 0,5 6,7 100,0
HB N 4397 1678 184 308 624 405 683 27 38 72 195 183 1602 59 60 78 1 26 1305 3 4 38 28 4 1 195 6199
% 70,9 27,1 3,0 5,0 10,1 6,5 11,0 0,4 0,6 1,2 3,1 3,0 25,8 1,0 1,0 1,3 0,0 0,4 21,1 0,0 0,1 0,6 0,5 0,1 0,0 0,0 3,1 100,0
LP N % 517 46,5 4,6 51 1,6 18 10,8 120 13,8 153 3,3 37 8,1 90 0,9 10 0,4 4 1,8 20 0,3 3 1,0 11 388 34,9 2,6 29 5,0 56 3,5 39 1,1 12 0,5 5 19,0 211 0,0 0,2 2 0,4 4 2,7 30 1 0,1 135 12,2 2 0,2 68 6,1 1111 100,0
Eindtotaal N % 5580 65,6 1777 20,9 224 2,6 528 6,2 981 11,5 482 5,7 958 11,3 43 0,5 45 0,5 120 1,4 209 2,5 213 2,5 2293 27,0 97 1,1 153 1,8 156 1,8 32 0,4 37 0,4 1703 20,0 3 0,0 7 0,1 43 0,5 62 0,7 8 0,1 271 3,2 8 0,1 343 4,0 8503* 100,0
Vermogensdelicten liggen aan de basis van de meeste leerprojecten. Op het totaal aantal dossiers per afhandelingsvorm worden er procentueel (34,9 %) meer persoonsdelicten doorverwezen naar leerprojecten dan naar HB of GD.
We toetsen even de hypothese of de sterke toename van de dossiers ook een verschuiving betekent naar steeds lichtere feiten. Daarvoor selecteerden we een aantal categorieën die we catalogeren als ‘lichtere’ feiten, zoals beschadigingen, gewone diefstal en winkeldiefstal. Anderzijds catalogeerden we ‘zwaardere’ feiten zoals diefstal met geweld en slagen en verwondingen. We zijn er ons van bewust dat de kwalificatie als ‘licht’ of ’zwaar’ niet enkel bepaald wordt door de strafrechtelijke kwalificatie. Ook de beleving van de partijen speelt hierbij een rol. We menen anderzijds wel dat de ernstgraad van de feiten zoals uitgedrukt in het strafrecht een indicatie geeft van de zwaarte van de feiten.
BIJLAGEN
113
Tabel 12: Evolutie van de aard van de feiten
Beschadigingen
2006 % 5,3
GD 2007 % 3,68
2008 % 4,9
Gewone diefstal
13,1
14,2
Winkeldiefstal
2,5
Diefstal met geweld Slagen en verwondingen
2006 % 31,1
HB 2007 % 30,5
2006 % 6,3
LP 2007 % 5,84
2008 % 30,2
2008 % 4,9
15,5
9,7
10,3
11
10,9
11,1
8,1
13,1
1,6
3,9
9,7
3
6,7
10,9
1
?
12,4
8,4
?
4,99
5
?
11,3
10,8
11,3
14,7
15,7
19,2
20,6
21,1
13,7
10,7
19
Met uitzondering van de winkeldiefstallen blijven de verhoudingen zeer constant over de laatste drie jaren. We kunnen niet besluiten dat er een opvallende verhoging is van het aantal lichtere feiten. Ook de bemiddelaars zelf hebben niet de indruk dat ze vaker voor zeer lichte feiten worden ingeschakeld. De toename van het aanbod is gespreid over zowel de zwaardere als de lichtere feiten.
2. Herstelbemiddeling 2.1.Slachtoffers Tabel 13: Statuut van de slachtoffers verwezen in 2008 Natuurlijk persoon
2765
76,6 %
Rechtspersoon
843
23,4 %
3608*
100,0 %
Eindtotaal *20 missing
De verhouding rechtspersonen en natuurlijke personen blijft door de jaren heen schommelen rond 25 % versus 75 % (uitz.: 2005: 19 % versus 81 %). Tabel 14: Etnische afkomst natuurlijke personen slachtoffers verwezen in 2008 België
2000
89,10 %
Turkije
23
1,00 %
Maghreb
20
0,90 %
West-Europa
9
0,40 %
Balkan
7
0,30 %
Azië
2
1,00 %
Centraal-Azië
1
0,00 %
Oost-Europa
1
0,00 %
Rusland
1
0,00 %
Zwart Afrika
1
0,00 %
Onbekend
121
5,40 %
Andere
58
2,60%
2244*
100,00%
Eindtotaal *521 missing BIJLAGEN
114
Tabel 15: Evolutie 2004 – 2008: percentage slachtoffers van Belgische afkomst 2004 2005 2006 2007 2008
94 % 92 % 91 % 91 % 89 %
Over de jaren heen zien we een lichte daling van het aantal slachtoffers van Belgische afkomst: In 2004 was dit nog 94 %. In 2005 daalde dit naar 92 % en in 2006 was dit zoals in 2007 91 %. En in 2008 nog 89,10 % Tabel 16: Geslacht natuurlijke personen slachtoffers verwezen in 2008 M 66,6 % 1808,0 V 33,4 % 906,0 Eindtotaal 2714,0 100,0 % Ook in deze verhouding zit weinig evolutie. Het aandeel van de vrouwen schommelt doorheen de jaren rond de 33 %. 2.2. Interacties Vanaf hier geven we de cijfers van de dossiers die werden afgesloten in 2008 (Deze bevatten ook dossiers die werden verwezen in 2007.) 2.2.1.Bemiddelingsproces Tabel 17: Aard van het bemiddelingsproces
2007 (%)
N 2008
2008 (%)
2.204
55 %
3365
61,3 %
273
6,80 %
277
5%
3,40 %
377
9,40 %
670
12,2 %
297
11,20 %
552
13,80 %
666
12,1 %
3,3 %
94
3,50 %
163
4,10 %
368
6,7 %
211
8,7 %
292
7,80 %
272
6,80 %
287
5,2 %
72
3%
47
1,80 %
135
3,40 %
125
2,3 %
270
11 %
292
11 %
432
10,80 %
972
17,7 %
1079
44,4 %
1224
46,20 %
1.481
37 %
1790
32,6 %
Gedeeltelijk akkoord
26
1,1 %
39
1,50 %
69
1,70 %
43
0,8 %
Geen akkoord
112
4,6 %
192
7,30 %
314
7,80 %
231
4,2 %
N 2005
2005 (%)
N 2006
2006 (%)
N 2007
1179
48,7 %
1253
43,90 %
Alles is al geregeld
99
4,1 %
139
5,20 %
Andere
128
5,3 %
92
320
13 %
79
Louter contactname
Benadeelde heeft intussen geen vraag meer Dader wenst geen bemiddeling Minstens één van de partijen onbereikbaar Ontkennende dader(s) Slachtoffer wenst geen bemiddeling Volledig doorlopen
Volledig akkoord
941
39 %
993
37,40 %
1.098
27,40 %
1516
27,6 %
Voortijdig gestopt
172
7,1 %
203
7,70 %
198
5%
304
5,5 %
Dader haakt af
68
2,8 %
90
3,40 %
95
2,40 %
153
2,8 %
Slachtoffer haakt af
76
3,1 %
85
3 ,2 %
101
2,50 %
151
2,7 %
Andere
28
1,2 %
28
1,10 %
Andere
21
0,50 %
28
0,5 %
Niet geselecteerd
7
0,20 %
4
0,1 %
5491
100 %
Onbekend Totaal BIJLAGEN
2430
100 %
58
2,20 %
1
0,00 %
2655
100 %
3.912
97,80 %
115
We merken een sterke toename van het aantal niet-gestarte dossiers. 61 % van de dossiers startte niet tegenover 55 % in 2007, 44 % in 2006, 49 % in 2005 en 47 % in 2004. De toename van de loutere contactnames schrijven we vooral toe aan de toename van het aantal slachtoffers dat niet wenst in te gaan op het aanbod. (van 11 % in 2007 tot 18 % in 2008) en de categorie ‘andere’. Hieronder vallen ondermeer de dossiers waarbij de partijen niet reageren op de brieven van de bemiddelaar. Deze categorie werd niet voorzien in het oorspronkelijk registratiesysteem omdat de bemiddelaars in de beginfase zeer aanklampend werkten. Bijna alle diensten gingen op huisbezoek zodat de bemiddelaars doorgaans wisten waarom de partijen niet op het aanbod wensten in te gaan, tenzij ze werkelijk onbereikbaar waren. Een hogere werkdruk maakt dat verschillende diensten intussen ‘hoogdrempelig’ werken. Dit betekent dat ze het dossier afsluiten als partijen niet reageren op de (eventueel herhaalde) schriftelijke uitnodiging. Het is onduidelijk waarom deze partijen niet reageren.
2.2.2. Verband tussen participatiegraad en de wijze van contactname In tabel 18 en tabel 19 werd de dienst HCA-Oost-Vlaanderen niet opgenomen omdat er te weinig zekerheid was over de correctheid van de cijfers. Tabel 18: Verband tussen participatiegraad en de wijze van contactname CAFT Hoogdr. laagdr. werken
Laag
Louter contact- 26,20 % name
DIVAM Laag
30,60 %
BAS Laag
BAL Laag
43,60 % 51,60 %
COHESIE
BAAL
BAAB
BIC
Elegast
Hoog
Hoog
3md hoog/ 9m Laag
Laag
4md hoog/ 8m Laag
61 %
62,10 %
65,30 %
68,20 %
70,70 %
ADAM SemiHoog
68,60 % 61,30 %
Uit deze tabel blijkt er een licht, maar verre van eenduidig verband te zijn tussen de wijze van contactname en de participatiegraad van de partijen. Wellicht is de wijze van contactname slechts één van de beïnvloedende factoren.
BIJLAGEN
Eindtot
116
2.2.3. Bemiddelingsproces: vergelijking tussen diensten Tabel 19: Verloop van het bemiddelingsproces op niveau interacties afgesloten dossiers 2008 BAAB
DIVAM
COHESIE
ADAM
Elegast
BIC
CAFT
BAL
BAS
BAAL
Eindtotaal
N
%
N
%
N
%
N
%
N
%
N
%
N
%
N
%
N
%
N
%
N
%
Louter contactname
386
65,3
63
30,6
347
61
435
68,6
583
70,7
326
68,5
58
26,2
289
51,6
159
43,6
193
62,1
3365
61,3
Alles is al geregeld
33
5,6
13
6,3
10
1,8
23
3,6
37
4,5
31
6,4
7
3,2
59
10,5
11
3
3
1
277
5
Benadeelde geen vraag meer
73
12,4
12
5,8
39
6,9
68
10,7
85
10,3
119
24,7
24
10,9
87
15,5
54
14,8
59
19
666
12,1
Dader wenst geen bemiddeling
33
5,6
2
1
11
1,9
64
10,1
176
21,3
16
3,3
8
3,6
17
3
11
3
13
4,2
368
6,7
Min. 1 van de partijen onbereikbaar
0
0
7
3,4
1
0,2
22
3,5
15
1,8
64
13,3
0
0
51
9,1
19
5,2
91
29,3
287
5,2
Ontkennende dader(s)
26
4,4
8
3,9
10
1,8
0
0
6
0,7
16
3,3
12
5,4
10
1,8
10
2,7
5
1,6
125
2,3
Slachtoffer wenst geen bemiddeling
174
29,4
19
9,2
61
10,7
253
39,9
215
26,1
72
15
2
0,9
56
10
35
9,6
18
5,8
972
17,7
Andere
47
8
2
1
215
37,8
5
0,8
49
5,9
10
2,1
5
2,3
9
1,6
19
5,2
4
1,3
670
12,2
Volledig doorlopen
150
25,4
125
60,7
189
33,2
164
25,9
189
22,9
141
29,6
156
70,6
251
44,8
160
43,8
94
30,2
1790
32,6
Volledig akkoord
127
21,5
112
54,4
151
26,5
126
19,9
171
20,7
112
23,9
146
66,1
203
36,3
146
40
86
27,7
1516
27,6
Gedeeltelijk akkoord
0
0
0
0
8
1,4
1
0,2
6
0,7
5
1
1
0,5
3
0,5
5
1,4
0
0
43
0,8
Geen akkoord
23
3,9
13
6,3
30
5,3
37
5,8
12
1,5
24
5
9
4,1
45
8
9
2,5
8
2,6
231
4,2
Voortijdig gestopt
53
9
18
8,7
30
5,3
27
4,3
50
6,1
9
1,9
7
3,2
17
3
37
10,1
24
7,7
304
5,5
Dader haakt af
32
5,4
12
5,8
8
1,4
13
2,1
35
4,2
5
1
1
0,5
12
2,1
14
3,8
3
1
153
2,8
Slachtoffer haakt af
21
3,6
6
2,9
22
3,9
14
2,2
15
1,8
4
0,8
6
2,7
5
0,9
23
6,3
21
6,8
151
2,7
Andere
2
0,3
0
0
3
0,5
5
0,8
3
0,4
0
0
0
0
3
0,5
8
2,2
0
0
28
0,5
Onbekend
0
0
0
0
0
0
3
0,5
0
0
0
0
0
0
0
0
1
0,3
0
0
4
0,1
Eindtotaal
591
100
206
100
569
100
634
100
825
100
476
100
221
100
560
100
365
100
311
100
5491*
100
*240 missing
117
2.2.4. Uitvoering van het akkoord Tabel 20: uitvoering akkoord op niveau interacties afgesloten dossiers 2008 (volledig doorlopen) Niet uitgevoerd Gedeeltelijk uitgevoerd Volledig uitgevoerd Eindtotaal *298 missing
21 23 1448 1492*
Tabel 21: evolutie in de uitvoeringsgraad
1,4 % 1,5 % 97,1 %
Volledig uitgevoerd
2005 88 %
2006 91 %
2007 95,7 %
2008 91,7 %
100,0 %
Er is een constante stijging van het aantal akkoorden dat ook effectief wordt uitgevoerd. Met 97 % kunnen we stellen dat , eens een akkoord werd bereikt, dit ook wordt uitgevoerd. Dit heeft wellicht te maken met de bepaling in de nieuwe jeugdwet dat de bemiddelaar ook een eindverslag met bezorgen aan de verwijzer. In dat verslag wordt meegedeeld of de overeenkomst al dan niet werd uitgevoerd. De bemiddelaar heeft dus de wettelijke opdracht om de uitvoering op te volgen. Vóór de inwerkingtreding van de nieuwe jeugdwet sloten sommige bemiddelingsdiensten de bemiddeling af bij het bereiken van de overeenkomst. De opvolging werd overgelaten aan de partijen zelf. 2.2.5. Directe – indirecte bemiddeling Tabel 22: Wijze van bemiddeling, afgesloten dossiers 2008 (volledig doorlopen en voortijdig gestopt) Brugge Direct Indirect Ontmoeting Eindtotaal
2007 2008
Kortrijk
Ieper/Veurne O-Vlaanderen Antwerpen Antwerpen
Mechelen
Turnhout
Leuven
Brussel H-V Hasselt/Tongeren
BAAB COHESIE 66 33% 56 26% 132 65% 157 72% 3% 2% 5 5 203 100% 218 100%
DIVAM 28% 40 72% 102 0% 0 142 100%
HSB –O-Vl 25% 95 75% 92 % 1 188 100%
ADAM Elegast BIC CAFT BAL BAS 9% 7% 17 65 30% 14 7,8% 74 50% 77 30% 13 167 87% 148 68% 158 88,3% 70 48% 173 68% 164 85% 4% 2% 3,9% 2% 2% 8% 7 4 5 3 4 16 191 100% 217 100% 179 100% 147 100% 254 100% 193 100%
37 75 0 112
BAAL 33% 67% 0% 100%
Eindtotaal 553 28% 1411 70% 50 3% 2014* 100%
BAAB 26 33% 66 33%
DIVAM 19% 12 28% 40
HSB –O-Vl 24% 33 25% 95
ADAM 8% 9 9% 17
19 37
BAAL 13% 33%
Eindtotaal 305 21% 553 28%
COHESIE 25 24% 56 26%
Elegast 23 14% 65 30%
20 14
BIC 9% 7,8%
CAFT 39 51% 74 50%
65 77
BAL 37% 30%
34 13
BAS 21% 7%
We merken een stijging of een gelijk aandeel van de directe bemiddelingen in alle diensten behalve bij BAS. Bij BAS zien we slechts 7 % directe bemiddelingen. Een verdere bevraging leert ons echter dat de bemiddelaars van BAS niet volledig juist registreren. Bij de 8 % ontmoetingen zitten ook veel directe bemiddelingen. Voor de stijging bij BAAL en Elegast kunnen de diensten geen specifieke verklaring geven. Bij CAFT gaat er een groot aantal directe bemiddelingen door
118
3. Gemeenschapsdienst en leerproject 3.1. Gemeenschapsdienst 3.1.1.Aantal uren Tabel 23: aantal opgelegde uren GD afgesloten dossiers 2008
Antwerpen
1 5
Brugge
2
Brussel
7
Dendermon de
1
Gent
1
Hasselt
1 1
Ieper
2
Kortrijk
1 5
Leuven
5
Mechelen
9
Oudenaard e
0,0
Tongeren
6
Turnhout
5
Veurne
0 7 9
Eindtotaal
0-20 19,98 % 2,53 % 8,86 % 1,26 % 1,26 % 13,92 % 2,53 % 18,98 % 6,32 % 11,39 %
7,59 % 6,32 % 100,0 %
11 8
21-40 31,63 %
25
6,7 %
20 42 15 22
5,36 % 11,26 % 4,02 % 5,89 %
6 9 9 4 8
41-60 8,69 % 13,04 % 13,04 % 5,79 % 11,59 %
61-80 15,38 4 % 11,53 3 % 15,38 4 %
3
1,4 %
0,0
1
1,4 %
10,72 % 2,68 % 3,48 % 3,21 % 14,20 %
1 1
15,94 % 4,34 % 8,69 % 8,69 %
4
5,7 %
3
0,8 %
1
1,4 %
2
0 37 3
100,0 %
0 6 9
100,0 %
0 2 6
10 13 12 53
3 6 6
0,0
1
1 1 2
28,57 %
Eindtotaal 26,11 146 % 41
7,3 %
20,0 %
41
7,3 %
0,0
47
8,4 %
20,0 %
28
5,0 %
14,28 %
0,0
36
6,4 %
0,0
0,0
3
0,0
0,0
71
0,0
0,0
19
0,0
0,0
29
57,14 %
0,0
24
0,0
0,0
0,0
63
7,69 %
0,0
0,0
11
1,96
100,0 %
0 559 *
100,0 %
0,0
11,53 % 3,84 %
19,23 % 3,84 % 3,84 % 7,69 %
0,0 1
4
0 100,0 %
1
0,0
0,0 5
>120 60,0 3 % 0,0
2
0,0
1
40
81-100
7
1
0 100,0 %
5
0,53 % 12,7 % 3,39 % 5,18 % 4,29 % 11,27 %
*1 missing Ook de gemeenschapsdiensten kunnen niet meer worden aangeboden op parketniveau. In de voorlopige fase kan een gemeenschapsdienst maximaal 30 uur bedragen. Volgens de jeugdwet kan de gemeenschapsdienst in de voorlopige fase enkel worden opgelegd als maatregel van onderzoek. Daarom werd het aantal uren in die mate beperkt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de grootste groep gemeenschapsdiensten tussen de 21 en de 40 uur bedragen. DIVAM geeft mee dat zij vooral gemeenschapsdiensten doorgestuurd krijgen van 15 – 20 uur. In de fase ten gronde kan een gemeenschapsdienst oplopen tot 150 uur. Een gemeenschapsdienst boven de 80 uur blijkt echter de uitzondering zijn.
BIJLAGEN
119
Tabel 24: aantal gepresteerde uren GD afgesloten dossiers 2008
Antwerpen Brugge Brussel Dendermonde Gent Hasselt Ieper Kortrijk Leuven Mechelen Oudenaarde Tongeren Turnhout Veurne Eindtotaal *1 missing
54 6 8 8 3 13 2 23 10 13 1 11 6 0 158
0-20 34,2 % 3,8 % 5,1 % 5,1 % 1,9 % 8,2 % 1,3 % 14,6 % 6,3 % 8,2 % 0,6 % 7,0 3,8
21-40 26,1% 6,9% 6,3% 11,3% 5,0% 6,6% 0,0% 34 10,7% 2,8% 9 4,1% 12 3,8% 12 49 15,4% 0,9% 3 0 318 100% 83 22 20 36 16 21
100%
41-60 8,3% 15% 15% 5% 11,7% 1,7% 1,7% 18,3% 0,0 10% 6 8,3% 5 5% 3 0,0 0 60 100%
5 9 9 3 7 1 1 11
2 3 3 3
4 1 3 2 0 21
61-80 9,5% 14,3% 14,3% 0,0 14,3% 0,0 0,0 19% 0,0 4,8% 14,3% 0,0 9,5% 100%
81-100 0,0 1 20,0 0,0 0,0 0,0 1 20% 0,0 0,0 0,0 0,0 3 60% 0,0 0,0 0 5 100%
>120 66,7 0,0 1 33,3 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 2
3
100%
Eindtotaal 146 25,8% 41 7,3% 41 7,3% 47 8,3% 29 5,1% 36 6,4% 3 0,5% 72 12,7% 19 3,4% 32 5,8% 24 4,2% 63 11,2% 11 1,9% 0 565* 100%
Het aantal jongeren dat minder dan 20u presteert (tabel 24) is veel groter dan het aantal jongeren die minder dan 20 kreeg opgelegd (tabel 23). De verklaring hiervoor is dat de jongeren wel een zwaardere gemeenschapsdienst kunnen opgelegd krijgen maar dat ze hiervan slechts een aantal(of geen) uren ook effectief uitvoeren. Bij de vergelijking van deze tabellen kan algemeen gesteld worden dat er relatief weinig uitval is van jongeren die een gemeenschapsdienst opgelegd kregen. 3.1.2. Evaluatie. Tabel 25: Evaluatie afgesloten dossiers 2008 GD per dienst Afgerond
Niet gestart
Stopgezet
Eindtotaal
N
%
N
%
N
%
N
%
ADAM Antwerpen
67
73,62%
18
19,78%
6
6,59%
91
100
BAAB Brugge
33
82,5%
2
5%
5
12,5%
40
100
BAAL Limburg
88
88,88%
2
2,02%
9
9,09%
99
100
BAS Brussel
40
93,02%
0
0
3
6,97%
43
100
BIC Mechelen
23
71,87%
2
6,25%
7
21,87%
32
100
CAFT Turnhout
7
63,63%
2
18,18%
2
18,18%
11
100
COHESIE DAS&V OostVlaanderen
64
87,67%
2
2,73%
7
9,58%
73
100
84
86,59%
5
5,15%
8
8,24%
97
100
DIVAM Ieper Veurne
3
100
0
0
0
0
3
100
Elegast Antwerpen
70
85,36%
7
8,53%
5
6,09%
82
100
GAMBAS Leuven
13
65%
3
15%
4
20%
20
100
Eindtotaal 492
43
56
591
Alle diensten ronden het overgrote deel van de opgelegde gemeenschapsdiensten ook af. Tussen de 80 % en de 90 % van de opgelegde diensten, zo blijkt uit bovenstaande tabel, worden tot een goed einde gebracht.
BIJLAGEN
120
3.2. Leerprojecten. Voor de leerprojecten houden we best rekening met de volgende opmerkingen. De leerprojecten worden sinds de inwerkingtreding van de nieuwe jeugdwet niet meer op parketniveau aangeboden. Zij kunnen enkel worden opgelegd door de jeugdrechter. Een leerproject duurt standaard 20 uren. Een paar diensten, ADAM, Elegast en BAS bieden langerdurende leerprojecten aan. Er zijn verschillende soorten leerprojecten. Zo hebben we de Sociale Vaardigheidstraining (in groep en individueel), Individueel Leerproject Op Maat (ILOM), SIB-M, Rots en Water psychosociale weerbaarheidstraining, leerprojecten drugs en leerprojecten Seksueel Grensoverschrijdend Gedrag (sgg). Een volledig overzicht is bijgevoegd in de bijlage. Al deze leerprojecten hebben een eigen methodiek en soms ook een eigen doelgroep. In het huidige registratiesysteem is het niet mogelijk om een onderscheid te maken tussen die verschillende soorten leerprojecten. Dit is een tekortkoming. We werken momenteel hard aan een aangepast registratiesysteem waarin het onderscheid wel gemaakt kan worden. 3.2.1 Aantal uren. We hebben de tabel van de opgelegde uren leerprojecten dit jaar weggelaten. Deze tabel heeft geen meerwaarde omdat het aantal uren van een leerproject vastgelegd is in de ministeriële omzendbrief van 21 december 2006. Indien het aantal uren van een leerproject de 30 uren overschrijdt (tot maximaal 45 uur), dan wordt dit gemotiveerd en kan een dergelijk initiatief enkel bestaan naast een leerproject van 20 uur. Alle diensten bieden leerprojecten van 20 uur aan. Slechts een paar diensten hebben ook een aanbod van het lange leerproject tot 45 uur . Deze diensten zijn ADAM (regio Antwerpen), Elegast (regio Antwerpen), het Basta-project van 18 Bas! (regio Brussel en regio Leuven). Ook EXIT , leerproject voor daders van seksueel grensoverschrijdend gedrag, heeft een leerproject van 40 uur. De beoogde doelgroep van het lange leerproject van ADAM en Elegast zijn recidiverende jongeren. Het Basta-project richt zich op jongeren die uit de gemeenschapsinstelling of Everberg komen of dreigen geplaatst te worden. 3.2.2. Evaluatie. Tabel 26: Evaluatie afgesloten dossiers 2008 leerprojecten Afgerond
Niet gestart
Stopgezet
Eindtotaal
N
%
N
%
N
%
N
%
ADAM Antwerpen
106
67,51%
24
15,28%
27
17,19%
157
100%
BAAB Brugge
24
70,58%
3
8,823%
7
20,58%
34
100%
BAAL Limburg
72
85,71%
0
0
12
14,28%
84
100%
BAS Brussel
22
88%
1
4%
2
8%
25
100%
BIC Mechelen
17
60,71%
3
10,71%
8
28,57%
28
100%
CAFT Turnhout
17
77,27%
2
9,09%
3
13,63%
22
100%
CAB
16
59,25%
1
3,70%
10
37,03%
27
100%
COHESIE
59
83,09%
1
1,40%
11
15,49%
71
100%
DIVAM Ieper Veurne
7
41,17%
2
11,76%
8
47,05%
17
100%
Elegast Antwerpen
94
65,73%
18
12,58%
31
21,67%
143
100%
GAMBAS Leuven
26
74,28%
0
0
9
25,71%
35
100%
Eindtotaal
421
54
122
597
Van de 597 leerprojecten zijn er 421 of 70 % in 2008 afgerond, 54 of 9 % van de afgehandelde dossiers in 2008 zijn dossiers die niet werden gestart. Er werden 122 dossiers of 20,44 % vroeger beëindigd. 18
EXIT is niet aangesloten aan ons on-line registratiesysteem. Zij sturen hun cijfers manueel door. Aangezien zij in 2008 nog geen afgesloten dossiers hadden zijn ze niet verder opgenomen in de volgende tabellen. BIJLAGEN 121
Tabel 27: Evaluatie afgesloten dossiers lang leerproject 2008 REGIO
Dienst
Afgerond
%
Niet gestart
%
Stopgezet
%
Antwerpen
ADAM
15
58%
5
19%
6
23%
26
Elegast
8
57%
1
7%
5
36%
14
100 100
BAS!
10
77%
3
23%
0
0%
13
100
Brussel en Leuven
33
9
Eindtotaal %
11
53
De langerdurende leerprojecten geven een meer intensieve begeleiding over een langere termijn. Volgens de diensten ligt het slaagpercentage van deze leerprojecten lager dan dat van de korte leerprojecten zodat ze een vertekend beeld kunnen geven van het aantal geslaagde en stopgezette dossiers. Toch zien we dat de meerderheid positief wordt afgerond. Het BASTAproject heeft zelfs een erg grote slaagkans (77 %°). Dit heeft wel een aparte invulling. Het is meer een intensieve trajectbegeleiding/vorming in de ruime zin. Bij ADAM waren er 27 stopgezette dossiers (zie tabel 26). Dit waren 21 korte leerprojecten en 6 lange. Deze cijfers haalden we niet uit ons registratiesysteem. In de toekomst willen we de gegevens per soort leerprojecten weergeven. Dit zou de discussie en tendensen meer stofferen. Tabel 28: Reden niet afgerond, afgesloten dossiers 2008 GD en LP (niet gestart en stopgezet) GD (plotse) onbereikbaarheid van de jongere andere andere gebeurtenissen dan feiten die aanleiding geven tot herziening maatregel herziening maatregel beroep herziening maatregel door bereiken 18 jaar herziening maatregel door beroep herziening maatregel zonder gekende reden jongere is niet langer gemotiveerd jongere kwam afspraken niet na negatieve attitude op de werkvloer + jongere kwam afspraken niet na nieuwe feiten die aanleiding geven tot herziening maatregel stopzetting door dienst verhuis jongere weigering van de jongere om te starten met uitvoering wijziging in de situatie van de jongere bijv. verhuis, ziekte, … Eindtotaal *99 missing
N 3
% 4,8 0,0
N 2 7
LP % 1,8 6,2
Eindtotaal N % 5 2,8 7 4,0
4
6,3
5
4,4
9
5,1
1 1 1 2 35
1,6 0,0 1,6 1,6 3,2 55,6
0,0 0,9 0,0 3,5 7,1 61,1
1 1 1 5 10 104
0,6 0,6 0,6 2,8 5,7 59,1
1
1,6
0,0
1
0,6
5
7,9
5
4,4
10
5,7
1
1,6 0,0
1
0,0 0,9
1 1
0,6 0,6
3
4,8
5
4,4
8
4,5
6
9,5
6
5,3
12
6,8
63
100,0
113
100,0
176*
100,0
1 4 8 69
Van de leerprojecten die in 2008 afgerond zijn is 30 % niet volledig doorlopen of niet opgestart. Kijken we naar de reden van stopzetting of niet afronding, dan blijkt de hoofdreden (59 %) het niet nakomen van afspraken te zijn. Dit zowel voor gemeenschapsdienst als voor leerprojecten. Het wijzigen van de situatie (7%), nieuwe feiten (6 %) en niet langer gemotiveerd zijn (6 %) zijn andere belangrijke redenen. Tot slot blijken de diensten in relatief veel dossiers (99 missings) de reden niet te kennen.
BIJLAGEN
122
3.2.3. Leerproject EXIT. De leerprojecten van EXIT worden niet geregistreerd in het registratiesysteem van de OSBJ. Hierdoor zijn ze niet verwerkt in de globale tabellen. We vermelden ze hier afzonderlijk.
Aangemelde dossiers in 2008 In totaal werden 11 dossiers als leerproject aangemeld in 2008 (5 Brugge, 6 Kortrijk). Afgesloten dossiers in 2008 Dossiers aangemeld in 2007: 1 afgesloten in 2008 (Brugge) - 1 lopend (Ieper) 5 dossiers die in 2008 werden aangemeld, werden ook in 2008 afgesloten (4 Brugge, 1 Kortrijk) 4 dossiers die in 2008 werden aangemeld zijn thans nog lopend (3 Kortrijk, 1 Brugge). 2 dossiers die in 2008 werden aangemeld zijn nog niet opgestart. Een aantal tendenzen In 2008 zien we 6 verwijzingen in Kortrijk. Het blijft stil in Ieper en Veurne. Zowel in absolute (aantal) als in relatieve cijfers (verhouding) steeg het aantal verwijzingen binnen het statuut van leerproject. In totaal waren er 33 aanmeldingen bij EXIT. Van die 33 aanmeldingen is er bij 17 jongeren een begeleiding gestart (of zal een begeleiding starten). Voor 3 jongeren is het nog onduidelijk als ze zullen starten (maatregel nog niet bekrachtigd door jeugdrechter). Dit betekent dat ongeveer de helft van de opgestarte begeleidingen een leerproject is. 3.2. Begeleidingsduur gemeenschapsdiensten en leerprojecten. Tabel 29: Begeleidingsduur, afgesloten dossiers 2008 GD en LP GD
LP
Eindtotaal
0-30
341
31-60
68
61-90
34
6,7%
88
91-120
34
6,7%
63
121-180
19
3,7%
62
181-240 241-360 >360
5 5 2
1,0% 1,0% 0,4%
43 13 2
26,7 % 22,8 % 16,4 % 11,8 % 11,6 % 8,0% 2,4% 0,4%
508
100,0
536
100,0
Eindtotaal
67,1 % 13,4 %
143 122
484
46,4%
190
18,2%
122
11,7%
97
9,3%
81
7,8%
48 18 4
4,6% 1,7% 0,4% 100,0 %
1044*
*115 missing De meeste leerprojecten starten op binnen de maand van aanmelding. Ook wordt het eindverslag 19 binnen de maand na afsluiting verstuurd. De helft van de leerprojecten zijn binnen een termijn van 60 dagen afgerond. Voor gemeenschapsdienst zien we dat de dossiers voor 67% binnen een termijn van 30 dagen worden afgesloten. We moeten in deze tabel rekening houden met het feit dat ook de niet gestarte en vroeger afgeronde dossiers opgenomen zijn. Deze dossiers geven een vertekend beeld.
19
Info uit de jaarverslagen van de diensten. BIJLAGEN
123
4. Hergo 4.1. Aantal verwijzingen Tabel 30 : Aantal verwijzingen hergo 2008 arrondissement Dienst Dossiers jongeren slachtoffers Brugge BAAB 2 3 2 Kortrijk COHEsie 5 5 4 Ieper/Veurne DIVAM 0 0 0 Gent O-VL 3 3 5 Dendermonde 5 5 13 Oudenaarde 0 0 0 Antwerpen (stad+ district) ADAM 18 22 31 Antwerpen(district+rand) Elegast 5 6 5 Turnhout CAFT 3 3 3 Mechelen BIC 6 6 6 Leuven BAL 7 9 12 Brussel-H-V BAS 6 13 29 Limburg BAAL 1 1 1 TOTAAL 61 76 111
Tabel 31: Aantal verwijzingen 2007
Tabel 32: Vergelijking 2007-2008 Dienst
Dienst Hergo jongeren Slachtoffers BAAB 0 0 0 COHEsie 5 5 6 DIVAM 0 0 0 O-VL 2 5 2 ADAM 4 4 4 Elegast 4 5 6 CAFT 0 0 0 BIC 0 0 0 BAL 5 5 5 BAS 10 18 22 BAAL 2 2 2 TOTAAL 32 44 47
BAAB COHEsie DIVAM O-VL ADAM Elegast CAFT BIC BAL BAS BAAL TOTAAL
Aantal jongeren 2007 2008 0 3 5 5 0 0 5 8 4 22 5 6 0 3 0 6 5 9 18 13 2 1 44 76
We zien in 2008 een gevoelige stijging van het aantal verwijzingen maar deze is grotendeels toe te schrijven aan de toename in de Antwerpse dienst ADAM. Deze toename is moeilijk te verklaren temeer omdat we in de andere Antwerpse dienst Elegast geen duidelijke toename kunnen vaststellen. Verder blijft het aantal verwijzingen voor hergo beneden de verwachtingen.
Mogelijke redenen voor het gebrek aan verwijzingen 1. Procedureel. De belangrijkste reden moet gezocht worden in de wijze waarop verwezen wordt naar bemiddeling. Met uitzondering van het arrondissement Brussel Halle Vilvoorde, kan het parket tegelijk de jeugdrechtbank vorderen en doorverwijzen naar bemiddeling. Dit betekent dat ook de dossiers die nog behandeld zullen worden door de jeugdrechter, vaak de “zwaardere” dossiers, door het parket worden verwezen naar bemiddeling. Het zijn net deze dossiers waarvoor ook een hergo zou kunnen aangeboden worden maar aangezien er reeds een bemiddeling doorging of nog lopende is, worden ze niet verwezen naar bemiddeling. BIJLAGEN
124
2. Weerstand bij sommige jeugdrechters. Omdat we vaststellen dat er grote verschillen zijn tussen jeugdrechters, ook binnen eenzelfde arrondissement, kunnen we veronderstellen dat nog steeds niet alle jeugdrechters evenzeer overtuigd zijn van de meerwaarde van hergo. Misschien beschikken ze nog steeds over onvoldoende informatie. Een blijvende sensibilisering, vooral voor nieuwe jeugdrechters, dringt zich op. Een kleine minderheid van de jeugdrechters wijst een aanbod van hergo principieel af omdat dit een schending zou zijn van het principe van het vermoeden van onschuld. 3. Te weinig gekend of overtuigd van de meerwaarde bij de consulenten. Een laatste reden kan gezocht worden in de bijdrage van de sociale dienst van de jeugdrechtbank. Zij spelen immers een belangrijke rol bij de verwijzingen naar hergo. Blijkbaar zijn de consulenten nog steeds onvoldoende vertrouwd met dit concept ondanks de herhaalde sensibiliseringsacties van de HCA-diensten. Mogelijke acties om meer verwijzingen te krijgen naar hergo (voorstel OSBJ) 1. Procedureel In Brussel Halle Vilvoorde doet het parket ofwel een bemiddelingsaanbod, ofwel vordert het de jeugdrechtbank. De vordering voor de jeugdrechtbank verloopt dus niet parallel met het bemiddelingsaanbod vanuit het parket. Hierdoor blijft in de gevorderde dossiersde optie voor hergo open. Een veralgemening van deze procedure naar andere diensten zou echter betekenen dat partijen doorgaans langer moeten wachten op een bemiddelingsaanbod en dit zou ook een daling van het aantal verwijzingen voor bemiddeling tot gevolg kunnen hebben. De ‘lichtere’ dossiers zouden dan misschien niet meer worden doorverwezen. Een belangrijk voordeel van de gelijktijdige vordering is ook dat partijen op deze wijze de boodschap krijgen dat het gaat om een parallelle afhandeling en niet om een maatregel. Een veralgemening van de Brusselse verwijzingsprocedure lijkt ons dus geen optie. 2. Aanbod in alle dossiers van onmiddellijke voorleiding. Indien een jongere bij vrij ernstige feiten wordt opgepakt, wordt hij meestal ook onmiddellijk voorgeleid voor de jeugdrechter. Op dat moment werd uiteraard nog geen bemiddelingsaanbod gedaan en zou de jeugdrechter onmiddellijk kunnen aftoetsen of er bereidheid is om deel te nemen aan een hergo. Dit wordt momenteel in een aantal arrondissementen uitgeprobeerd. 3. Aanbod aan jongeren die geplaatst worden in een gemeenschapsinstelling Er wordt zeer weinig gebruik gemaakt van hergo voor jongeren die verblijven in een gemeenschapsinstelling. Nochtans is hergo ook voor deze jongeren, hun ouders en de slachtoffers een mogelijkheid tot dialoog en reflectie en kan de jongere ook vanuit deze situatie een evenwichtig voorstel formuleren aan de jeugdrechter. De vraag waar deze hergo moet doorgaan en of deelname aan hergo kan gekoppeld worden aan een vervroegde terugkeer naar huis moet per casus worden bekeken. De ervaringen van bemiddeling met volwassen gedetineerden leert ons alvast dat het sommige slachtoffers bereid zijn om deel te nemen aan een gesprek met de dader in een gesloten setting. 4. Rol van de parketmagistraten. Parketmagistraten zouden bij vorderingsdossiers ook kunnen overwegen om geen bemiddeling aan te bieden maar om de jeugdrechter te vorderen met de overweging dat er geen bemiddelingsaanbod werd gedaan omdat een aanbod van hergo meer zinvol lijkt. Het probleem hierbij is dat het voor parketmagistraten niet eenvoudig is om op basis van het proces verbaal te beoordelen of een hergo aangewezen is. Parketmagistraten hebben ook niet altijd de tijd om de dossiers zo grondig door te nemen en weten niet altijd met welke criteria ze rekening moeten houden. Desalniettemin proberen een aantal diensten zelf de vorderingsdossiers in te lezen op het parket om na te gaan of ze op deze wijze hergodossiers kunnen selecteren. 5. Rol van de consulenten Tenslotte kan het aanbod misschien verhoogd worden door de consulenten van de jeugdrechtbanken meer te informeren en te overtuigen van de meerwaarde van de hergo. Ondanks de vele inspanningen die reeds werden geleverd door de diensten, dringt een blijvende sensibilisering zich op. Er is vaak een groot personeelsverloop zodat nieuwe medewerkers niet altijd even goed op de hoogte zijn.
BIJLAGEN
125
6. Wat kunnen we leren van andere diensten? - In Leuven steeg de caseload gevoelig in het begin van 2009. De hergomoderatoren wijten dit aan hun inspanningen om in overleg met de jeugdrechters, de parketmagistraten en de consulenten te zoeken naar oplossingen voor het verwijzingsprobleem. De bemiddelaars keken zelf de vorderingsdossiers in om hergodossiers op het spoor te komen. Ook jeugdrechter Raes nam het initiatief om hergo te activeren. Ze vroeg in heel wat MOF-dossiers aan de sociale dienst om uit te zoeken of een hergo haalbaar was (vermoedelijk in enkele tientallen)… Hoewel dit in 2008 niet onmiddellijk resulteerde in een groter aantal verwijzingen, is er in 2009 toch een gevoelige toename in het aantal dossiers. Wellicht heeft het overleg op zich er voor gezorgd dat hergo meer op het voorplan is gekomen. - In Brussel is niet alleen de verwijzingsprocedure erg gunstig maar werkt ook de sociale dienst zeer actief mee aan de verwijzing. De consulenten toetsen in hun gesprekken met de jongere en hun ouders steeds af of hergo een optie is. -In ADAM werd zeer veel geïnvesteerd in hergo. Er waren bekendmakingsacties bij de politie en de verwijzers. Twee nieuwe hergomoderatoren werden opgeleid. Misschien heeft dit ook bijgedragen tot de stijging van het aantal verwijzingen. Als we deze voorbeelden geven willen we zeker geen afbreuk doen aan de inspanningen van andere diensten op het vlak van sensibilisatie en bekendmaking. Soms duurt het enkele jaren vooraleer deze acties ook effectief resulteren in meer verwijzingen.
Geen Hergo Dienst BAAB COHEsie DIVAM O-VL ADAM Elegast CAFT BIC BAL BAS BAAL TOTAAL
Hergo 0 3 0 1 2 2 0 0 2 10 1 21
4.2. Resultaat van het hergo-aanbod.
Totaal 0 2 0 0 0 3 0 0 2 8 0 15
0 5 0 1 2 5 0 0 4 18 1 36
Tabel 33: Aantal afgesloten dossiers (jongeren) 2008
Slechts in drie hergobijeenkomsten kwam men niet tot een ondertekende intentieverklaring. De reden om niet tot een akkoord te komen had meestal te maken met een te complexe schaderegeling.
Tabel 34: Aantal afgesloten dossiers (jongeren) in 2007 Dienst Geen Hergo Hergo BAAB 1 COHEsie 1 DIVAM 0 O-VL 4 ADAM 12 Elegast 3 CAFT 0 BIC 2 BAL 6 BAS 4 BAAL 0 TOTAAL 33
BIJLAGEN
2 6 0 4 7 3 3 0 2 9 1 37
Totaal 3 7 0 8 19 6 3 2 8 11 1 70
126
Tabel 35: Redenen voor het niet starten/stopzetten van hergo’s.
Reden niet gestart /stopgezet Slachtoffer wenst niet mee te werken Jongere/ouders weigeren mee te werken Andere Totaal
2007 10
2008 21
1 4 15
3 9 33
- In twee derde van de hergo’s die niet doorgaan is de reden te vinden in een gebrek aan bereidheid van het slachtoffer. Misschien ligt dit aan de ernst van de feiten. De ervaring wijst uit dat slachtoffers van ernstige feiten vaak meer tijd nodig hebben vooraleer ze het gesprek met de dader willen aangaan. Ook bij bemiddeling leeft de indruk dat slachtoffers van zware feiten vaker voor een indirecte bemiddeling kiezen. - Er zijn opvallend weinig jongeren die niet wensen in te gaan op dit aanbod. Dit zou kunnen liggen aan de preselectie door de jeugdrechter en de sociale dienst van de jeugdrechtbank. Alleen de jongeren die zich reeds uitdrukkelijk akkoord verklaarden met het aanbod worden doorverwezen naar de diensten. - In de categorie “Andere” vinden we in 2008 de volgende uiteenlopende redenen. · Dadergerelateerde redenen - Dader wordt opgenomen in de psychiatrie - Dader wordt geplaatst in gemeenschapsinstelling · Slachtoffergerelateerde redenen - Slachtoffer niet bereikbaar - Slachtoffer heeft geen vraag meer (2x) - Slachtoffer wil liever bemiddeling · Jeugdrechter trekt mandaat in · Moderator acht hergo niet haalbaar · Beslissing wordt genomen in samenspraak met alle partijen
BIJLAGEN
127
BIJLAGE 5:
Sjabloon evaluatie Ouderstage Alle diensten vullen dit sjabloon (in de mate van het mogelijke) in. Dit sjabloon wordt per dossier ingevuld. Daarnaast maken de diensten ook een kleine algemene samenvatting door op vragen te antwoorden onderaan het sjabloon. Dit maakt de nodige registratie en doorgeven aan de overheid gemakkelijker. Het sjabloon bestaat uit drie grote blokken: Na elk groot blok worden je individuele bedenkingen gevraagd over het voorafgaande blok.
Instroom -
-
Datum aanmelding: Wanneer je met zekerheid weet dat je een mandaat hebt om een ouderstage te starten Datum opstart: eerste contact met de ouders (via telefoon, brief of huisbezoek.)
Info over de verwijzers: Aangemeld door JRB, parket, parketcriminoloog of andere (deze info kan je uit het registratiesysteem halen) Bij vonnis of beschikking? Hoe heeft de verwijzer de ‘onverschilligheid’ van de ouders beschreven of verwoord? Info over de ouders: Pedagogische relatie (mama, stiefma, …) Andere betrokkenen Gezinssituatie; (samenwonend, alleenstaand, nieuw samengesteld gezin: het gaat hier om de gezinssituatie van het gezin waar de jongere verblijft - bij co-ouderschap de gezinssituatie van de ouder waar hij is gedomicilieerd) Sociaal - economische situatie: moet je zelf beoordelen of aangegeven dat je het niet kan beoordelen Nationaliteit (per ouder) Etniciteit (per ouder)Is er een hulpverleningsgeschiedenis?Ja of nee of weet niet Gegevens over de jongere Leeftijd Geslacht Aard van de feiten (als ze niet gekend zijn dit ook vermelden) Welke maatregel is er opgelegd Eerdere maatregelen (ja of nee) Is er een hulpverleningsgeschiedenis Schoolsituatie (in welk jaar zit hij? Gaat hij regelmatig naar school?) Individuele opmerkingen over de Instroom (Je kan je opmerkingen per dossier geven of je kan de opmerkingen bundelen over al de dossiers . Vermeld wel duidelijk welke keuze je gemaakt hebt. Probeer steeds een antwoord te vinden op de vier vragen. Stel de vragen eerst aan jezelf maar bespreek ze in je team/dienst) -
BIJLAGEN
Wat valt me hierin op? Waarin zie ik een meerwaarde? Wat wil ik meer zien (succesverhalen)? Wat wil ik anders zien?
128
Doorstroom Begeleidingsduur? einddatum Wat heb ik gedaan? 1) -
Groepsessies (per dossier) Aantal contacturen Wat is de samenstelling groep? Wat zijn de doelstellingen van groepssessies? Welke methodieken gebruik je? Welke thema’s worden er besproken? Zijn de jongeren betrokken bij de groepsessies? Hoeveel contacturen?
2) Individuele gesprekken Aantal contacturen Wat zijn de doelstellingen van de individuele gesprekken? Welke methodieken heb je gebruikt? (de effectief, in deze begeleiding, gebruikte methodieken) Welke thema’s zijn er besproken?(de effectief, in deze begeleiding, besproken thema’s) - Zijn de jongeren betrokken bij de groepsessies? Hoeveel contacturen? 3) -
Heb je contact met de andere hulpverleners? Met welke hulpverlener(s)? Hoeveel tijd heb je aan het contact besteed? Wat was je doel voor dit contact?
Individuele opmerkingen over de Doorstroom (Je kan je opmerkingen per dossier geven of je kan de opmerkingen bundelen over al de dossiers . Vermeld wel duidelijk welke keuze je gemaakt hebt. Probeer steeds een antwoord te vinden op de vier vragen. Stel de vragen eerst aan jezelf maar bespreek ze in je team/dienst) -
Wat valt me hierin op? Waarin zie ik een meerwaarde? Wat wil ik meer zien (succesverhalen)? Wat wil ik anders zien?
Uitstroom 1) Einde van de maatregel -
Is de ouderstage volledig doorlopen Is de ouderstage vroegtijdig beëindigd? Wat is de reden?
2) Doelrealisatie -
Welke doelen heb je gesteld? In welke mate heb je die bereikt? Hoe heb je dat gemeten?
3) Tevredenheid -
Waren de ouders tevreden over de ouderstage? Hoe heb je dat gemeten?
4) Nazorg BIJLAGEN
Werd, door de dienst ouderstage, reguliere hulpverlening voorgesteld? Waarom ? Welke vorm of dienst werd voorgesteld? 129
Individuele opmerkingen over de Uitstroom (Je kan je opmerkingen per dossier geven of je kan de opmerkingen bundelen over al de dossiers. Vermeld wel duidelijk welke keuze je gemaakt hebt. Probeer steeds een antwoord te vinden op de vier vragen. Stel de vragen eerst aan jezelf maar bespreek ze in je team/dienst) -
Wat valt me hierin op? Waarin zie ik een meerwaarde? Wat wil ik meer zien (succesverhalen)? Wat wil ik anders zien?
Algemene Samenvatting -
BIJLAGEN
Aantal dossiers (2008) aangemeld door JRB, parket, parketcriminoloog of andere (deze info kan je uit het registratiesysteem halen) Aantal dossiers (2008) bij vonnis of beschikking? Hoeveel dossiers zijn afgrond (in 2008)? Hoeveel dossiers zijn er vroegtijdig afgerond (in 2008)? Redenen? Hoeveel dossiers zijn niet gestart? Redenen?
130
BIJLAGE 6:
BIJLAGE BIJ DE OVEREENKOMST d.d. 3 DECEMBER 2007 BETREFFENDE HET PROJECT ONDERSTEUNING VAN DE BIJZONDERE JEUGDBIJSTAND
Tussen enerzijds de Vlaamse overheid, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, waarvoor optreedt mijnheer Steven Vanackere, Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, van wie het kabinet gevestigd is Koolstraat 35 in 1000 Brussel, en anderzijds vzw Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdzorg, Cellebroersstraat 16 in 1000 Brussel, vertegenwoordigd door mevrouw Els Willems, voorzitter, wordt overeengekomen wat volgt: Enig artikel. Binnen de functies en opdrachten die de Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdzorg (OSBJ) conform artikel 4, §3 van de overeenkomst d.d. 3 december 2007 betreffende het project ‘Ondersteuning van de Bijzondere Jeugdbijstand’ uitoefent, realiseert OSBJ in 2009 minimaal de volgende doelstellingen: - Inzake visie- en methodiekontwikkeling Doelstelling 1 Het in samenwerking met het agentschap Jongerenwelzijn en in permanent overleg met de sector ontwikkelen van een registratiesysteem ten behoeve van de kwaliteit van de hulpverlening. In 2009 ligt de klemtoon op de implementatie van en de opleiding en communicatie betreffende de algemene module. Een stuurgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van Jongerenwelzijn, het kabinet van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, OSBJ en de private voorzieningen zorgt voor de opvolging en aansturing van het project. Acties De hoofdopdrachten ter zake voor OSBJ worden in 2009 in de volgende acties vertaald: Ten aanzien van de registratieverantwoordelijken van de voorzieningen (meso) - het in samenwerking organiseren van de opleiding van 50 registratieverantwoordelijken (januari-februari 2009) ./. - het in samenwerking begeleiden van de registratieverantwoordelijken bij de implementatie van het registratiesysteem binnen hun voorzieningen, inclusief het uitbouwen van een eerstelijns helpdesk voor inhoudelijke en technische vragen (februari-december 2009). BIJLAGEN
131
Ten aanzien van de hulpverleners (micro) - het schrijven van het onderdeel van de gebruikershandleiding “gebruik door de hulpverlener van dossieropvolging en rapportage bij de dagelijkse werking, teamoverleg en cliëntparticipatie” (januari 2009) - het opleiden van 50 registratieverantwoordelijken over de wijze waarop een hulpverlener het uniform registratieproject in zijn dagelijkse werking kan gebruiken (januari-februari 2009) Ten aanzien van de ontsluiting van de registratiegegevens (macro) - meewerken aan de samenstelling, planning, administratieve ondersteuning en werkprocedure van de werkgroep ‘dialoog, reflectie, actie’ (januari-december 2009) Ten aanzien van de werkvormspecifieke modules - meewerken aan het uitschrijven van de planning voor de ontwikkeling van de werkvormspecifieke modules (afhankelijk van tijdspad vastgelegd binnen de schoot van de stuurgroep) Ten aanzien van terugkoppeling en feedback - op basis van terugkoppelmomenten, periodiek bezoek aan pilootvoorzieningen (minimaal 2 per maand) de feedback verwerken en ontsluiten (permanent) - het organiseren van een ervaringsdag voor de sector waarin goede praktijken en oplossingen voor knelpunten worden toegelicht (november-december 2009) Ten aanzien van de registratie ‘crisishulp aan huis’ en ‘herstelrechterlijke en constructieve afhandeling’ - het voorbereiden van de integratie van de HCA- en CaH-registratiesystemen binnen het ruimere registratiesysteem. (januari – december 2009). Indicator: - rapport met een SWOT-analyse van de integratie van de HCA- en CaH-registratiesytemen Tijdsbesteding: 1.400 uur Doelstelling 2 Het ondersteunen van de doelgroep bij het ontwikkelen van een visie ten aanzien van effectevaluatie en evidence based practice en het stimuleren van reflectie en dialoog aangaande effectiviteit en efficiëntie van de hulpverlening. Actie - opstellen en verspreiden van een discussienota aangaande de effectiviteit en efficiëntie van de hulpverlening waarin courante (wetenschappelijke) inzichten ter zake gebundeld worden (januari – maart 2009); - overlegmomenten met de sector; - visie ontwikkelen. Indicatoren - discussienota - ontwikkelde praktijkgerichte visie waar de meerderheid van de doelgroep zich in herkent en zijn beleid mee kan onderbouwen. Tijdsbesteding: 80 uur Doelstelling 3 Het, ter optimalisatie van het pleegzorgaanbod, met Jongerenwelzijn meewerken aan de realisatie van provinciale pleegzorgpunten die minimaal de volgende opdracht hebben: (1) sensibilisering en werving van kandidaat-pleeggezinnen (2) selectie van BIJLAGEN
132
kandidaat-pleeggezinnen (3)intake en matching van pleegkinderen aan kandidaatpleegouders. Actie - in nauwe samenwerking met het Pleegzorgpunt Limburg en West-Vlaanderen uitbouwen van een overlegstructuur in de provincies Antwerpen, Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant, het aansturen en het opvolgen van de provinciale werkgroepen en de coördinatie tussen de 3 provincies en de afstemming met Limburg en West-Vlaanderen Indicatoren - in de 3 genoemde provincies vergaderen en functioneren de werkgroepen en de stuurgroepen binnen een vertegenwoordigings- en organisatiestructuur in concrete voorbereiding voor de uitbouw van een provinciaal Pleegzorgpunt - in december 2009 is elk van de 3 genoemde provincies klaar om begin 2010 de concrete voorbereiding van de opstart van de loketfunctie, voorzien op 1 januari 2011, te concretiseren Tijdsbesteding: 550 uur Doelstelling 4 Het meewerken aan het behouden van de uniformiteit van het CaH-aanbod en de naleving van de standaarden CaH. Acties - organiseren van intervisie voor de begeleiders en coördinatoren; - organiseren van de verplichte vorming voor nieuwe CaH-begeleiders; - opstartbegeleiding geven aan nieuwe CaH-diensten (januari-december 2009) Indicatoren - verslaggeving van 6 intervisies; - elk nieuw personeelslid bij de diensten CaH heeft zes maanden na aanwerving de opleiding genoten; - aantoonbare contacten en verslaggeving van overleg met de nieuwe diensten. Tijdsbesteding: 320 uur - Inzake het HCA-aanbod Doelstelling 5 Het op basis van een cijfernota sensibiliseren en stimuleren van reflectie en dialoog betreffende het herstelrechterlijke en constructieve aanbod. Actie - verzamelen cijfermateriaal - schrijven cijfernota werkjaar 2008 Indicator cijfernota 2008 (februari 2009) Actie - bespreking van de cijfernota 2008 met de HCA-diensten Indicator - bediscussieerde en geïnterpreteerde cijfernota 2008, waarin eveneens de regionale verschillen becommentarieerd en tendensen aangegeven worden (juni 2009). Tijdsbesteding: 120 uur BIJLAGEN
133
Doelstelling 6 Het opvolgen van de werking van de arrondissementele samenwerkings-verbanden, deze samenwerkingsverbanden informeren over recente ontwikkelingen en zelf geïnformeerd blijven over de werking binnen de verschillende arrondissementen. Het nagaan wat de opportuniteit is om deze verbanden structureel te behouden en/of om een betrokkenheid van OSBJ te bewaren. Acties - minstens eenmaal per jaar deelnemen aan elk van de 13 samenwerkingsverbanden - synthesenota hierover maken - organisatie van reflectiemoment met minimaal de voorzitters van de samenwerkingsverbanden. Indicator - synthesenota en verslag van het reflectiemoment Tijdsbesteding: 250 uur Doelstelling 7 Het organiseren van opleiding, vormingsdagen en reflectiemomenten inzake HCA. Actie - organiseren van een introductiecursus (6 dagen) voor startende bemiddelaars, waarvan de 3 dagen methodiektraining in samenwerking met ervaren bemiddelaars wordt gegeven op voorwaarde dat er minstens 8 deelnemers zijn. - organiseren van een introductiecursus van drie dagen voor Hergomoderatoren (methodiektraining) op voorwaarde dat er minstens 8 deelnemers zijn. ./. - organiseren van 5 vormingsdagen voor bemiddelaars georganiseerd in samenwerking met Suggnomè (bemiddelen bij seksuele delicten, Frans voor bemiddelaars, tweedaagse over directe bemiddeling, omgaan met allochtonen) - organiseren van 2 methodiektrainingsdagen voor bemiddelaars georganiseerd i.s.m. Suggnomé Indicator - aantal deelnemers - uitnodiging en programma van de cursus - geschreven cursusmateriaal Tijdsbesteding: 240 uur Doelstelling 8 Het opvolgen van de evoluties van de verschillende provinciale Vereffeningsfondsen en het meewerken aan een maximale afstemming tussen deze fondsen onderling met het oog op uniformiteit in de werking van de verschillende fondsen. Acties - organiseren van interprovinciaal overleg tussen de provinciale afgevaardigden van de verschillende fondsen (najaar) - terugkoppelen op HCA-coördinatorenoverleg Indicatoren - verslag van interprovinciaal overleg - verslaggeving van HCA-coördinatorenoverleg - nota over de werking van de Vereffeningsfondsen Tijdsbesteding: 20 uur BIJLAGEN
134
- Inzake participatieve hulpverlening Doelstelling 9 Het ondersteunen van de private voorzieningen bij de implementatie van de participatieve hulpverlening in de bijzondere jeugdzorg. Actie - organiseren van sectorale vorming ter implementatie van het decreet van 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp Indicator - vormingsdagen, aantal deelnemers Tijdsbesteding: 250 uur - Inzake juridische ondersteuning Doelstelling 10 Het informeren van jeugdhulpverleners over de juridische aspecten van hun werk in relatie tot minderjarigen en hun (gezins)context Actie - in samenwerking met het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk publiceren van een maandelijks e-zine Indicatoren - tien edities in 2009, met minimaal twee artikels - geüpdatete website www.jeugdrecht.be, aantal unieke bezoekers van de website Actie - een studiedag over de juridische aspecten van de hulpverlening organiseren voor praktijkwerkers binnen de bijzondere jeugdzorg, het algemeen welzijnswerk en andere sectoren. Indicatoren - 1 vormingsdag - aantal deelnemers van de studiedag Actie - via de juridische helpdesk (telefonisch, e-mail, website) versterken van de professionaliteit van de hulpverleners door informatie te verstrekken over juridische regels in hun relatie tot de cliënten en over juridische procedures. Indicatoren - aantal vragen - aantal vragen dat binnen de vooropgestelde termijn van twee weken beantwoord is - juridische FAQ-lijst op de website Tijdsbesteding: 2.000 uur - Algemene doelstellingen Doelstelling 11 Het permanent ter beschikking stellen van relevante informatie. Acties: - permanent updaten van de OSBJ website met informatie over onder meer: wetenschappelijke onderzoeken, na te volgen praktijken, juridische informatie en nieuwe BIJLAGEN
135
wetgeving, studiedagen, cijfergegevens, vacatures, sectoroverschrijdende zaken in verband met alle mogelijke subsidiekanalen waar de doelgroep eventueel een beroep kan op doen,… - gratis maandelijks e-zine; Indicator: - website, cijfergegevens in verband met aantal bezoekers. Tijdsbesteding: 1.000 uur Doelstelling 12 Ingaan op vragen vanuit de sector en individuele vragen van de doelgroep. Acties - het beantwoorden van individuele vragen van de doelgroep voor zoverre deze binnen de thematische opdrachten en expertise van OSBJ vallen - nagaan wat de wenselijkheid en haalbaar zijn om op individuele vragen een breed antwoord voor de sector te bezorgen of eventueel vorming, studiedag, informatiemap te organiseren Indicatoren: - aantal behandelde vragen, aantal niet-behandelde vragen (inclusief motivering waarom niet op de vraag werd ingegaan) - aantal thema’s dat een ruim te verspreiden antwoord kreeg. Tijdsbesteding: 1.500 uur
Opgemaakt in drie exemplaren, in Brussel op Elke partij verklaart een ondertekend exemplaar te hebben ontvangen.
Voor de Vlaamse overheid, De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin,
Voor de vzw Ondersteuningsstructuur Bijzondere Jeugdzorg, De Voorzitter,
Steven VANACKERE
Els WILLEMS
BIJLAGEN
.
136
BIJLAGE 7: Overzicht van de OSBJ-convenant 2009 Doelstellingen opgenomen in convenant nr.
Doelstelling
Acties
Registratiesysteem Binc, klemtoon implementatie,
In samenw erking organiseren v an de opleiding v an 50
opleiding en communicatie
registratiev erantw oordelijken (jan. - feb.)
Realisatie acties
Indicator
Product
OK
Begeleiden v an registratiev erantw oordelijken bij de implementatie in hun v oorzieningen, incl. uitbouw
Binc on Tour - juni
v an helpdesk (febr. - dec.) Schrijv en v an een gebruikershandleiding (jan.)
OK (w w w .osbj.be) Ev aluatieformulieren v an de opleiding (online),
Opleiding 50 registratiev erantw oordelijken ov er integratie RP in dagelijkse w erking (jan. - feb.) 1
pow erpoint opleiding, FAQ helpdesk, 'tips en goede
OK
Actiev e deelname aan de w erkgroep 'dialoog, reflectie, actie'
praktijken', leertrajecten… Zie w w w .osbj.be
Planning IVA in 2010
Einde piloot juni 2010 Meew erken aan uitschrijv en v an planning v oor het ontw ikkelen v an w erkv ormspecifieke modules Feedback v erw erken en ontsluiten
Zie planning conv enant 2010-2014, tijdspad Ev aluatieformulier (mei) en ontsluiting op w w w .osbj.be (jan.-dec.)
Het organiseren v an een erv aringsdag v oor de sector Voorbereiden v an integratie v an HCA- en CaHregistratiesy stemen in het ruimere registratiesy steem Effectevaluatie en Evidence based practice
Ging door op 14 okt. 2009. Gegev ens HCAregistratie bezorgd aan Smals
Opstellen en v erspreiden v an een discussienota
Rapport met een analy se v an de integratie v an de TB-
Rapport eind 2009 niet v ereist
en HCA-registratiesy temen
einde piloot juni 2010
Discussienota Ontw ikkelde praktijkgerichte v isie w aar de meerderheid
2
Ov erlegmomenten met de sector
Vorming Iv o Cornelis 3 december 2009
v an de doelgroep zich in herkent en zijn beleid mee kan onderbouw en.
Ttekst 'Recht in de roos v oorgesteld op 14 oktober 2009, publicatie Agora maart 2010
Visie ontw ikkelen
Pleegzorg 3
In de 3 genoemde prov incies v ergaderen en
Prov inciale en interprov inciale v ergaderingen
I.s.m. Pleegzorgpunt Limburg: uitbouw en v an een
functioneren de w erkgroepen en de stuurgroepen
Aparte v ergaderingen rond:
ov erlegstructuur
binnen een v ertegenw oordigings- en
Procedure intake
in de prov incies A'pen, Oost-Vlaanderen, Vl.-Br….
organisatiestructuur in concrete v oorbereiding v oor de
Procedure selectie
uitbouw v an een prov inciaal Pleegzorgpunt
Procedure bekendmaking
Dec 2009 is elke prov incie klaar om begin 2010 de opstartv oorbereiding v an de loketfunctie op 1 januari 2011 te concretiseren.
OSBJ-begeleiding ov ergenomen door Prof. De Witte en team
(Evaluati e IVA)
Crisishulp aan huis
Organiseren v an interv isie v oor de begeleiders en coördinatore
Een v erslag maken v an het CAH coördinatorenov erleg Een ov erzicht maken v an de teamsamenstellingen
(Organiseren v an de v erplichte v orming v oor nieuw e CaH-begeleid
4
(Opstartbegeleiding gev en aan nieuw e CaH-diensten)
t.b.v . de teams
17 juni: OK OK
Acties en indicatoren werden in overleg aangepast op het Werkoverleg.
De eerste opleiding ondersteunen en de opleiding in het najaar organiseren - 2 opleidingen v an telkens 5 dagen
Vorming ging door op 13,14,15, 21 en 23 oktober.
Afspraken met CaH werden gemaakt op het coördinatorenoverleg van 25 maart 2009.
Verrw erken v an de registratiegegev ens in een rapport
Rapport: 18 januari 2010
Organiseren v an 1 methodiekenuitw isselingsdag v oor alle gezinsbegeleiders die deze dag mee v oorbereiden.
Vorming ging door op 23 nov ember 2009
De w erkgroep trekken ( 4 w erkgroepv ergaderingen) HCA: Op basis van een cijfernota sensibiliseren en stimuleren
Verzamelen cijfermateriaal
OK
Cijfernota 2008
Cijfernota w erd begin maart bezorgd aan het IVA.
van reflectie en dialoog Begin maart bezorgd
Schrijv en cijfernota w erkjaar 2008
5
Bespreking v an de cijfers op 2 juni (v oor Bespreking v an de cijfernota 2008 met de HCA-diensten
6
HCA: Opvolgen van de werking van de arr
Minstens eenmaal per jaar deelnemen aan elk v an de
samenwerkingsverbanden ….
13 samenw erkingsv erbanden Sy nthesenota hierov er maken
OK
aan IVA-Jongerenw elzijn Bediscussieerde en geïnterpreteerde cijfernota 2008,
gemeenschaps-diensten en leerprojecten), op 4 juni
w aarin ev eneens de regionale v erschillen
Becommentarieerde nota
(v oor de bemiddelingsdiensten) en op 16 juni
becommentarieerd en tendensen aangegev en w orden
op 30 juni bezorgd aan het IVA.
w erden de cijefrs v oorgelegd aan de
(juni 2009).
Bespreking v an de rol v an de OSBJ op coördinatorenov erleg SWV in april. Deelgenomen aan SWV w aar de ev aluatie op de
5/2 Mechelen, 3/3 Turnhout, 12/3 Dendermonde, 13/3
Antw erpen februari v erontschuldigd,
Kortrijk,
7/5 Gent prov inciaal SWV, 29/5 Kortrijk
16/9 Ieper, 13/10 Brugge, 29/10 Leuv en, 27/11 Brussel, 8/12 Veurne - Limburg niet uitgenodigd bev raging in aug + interv iew s
agenda staat. Organisatie v an reflectiemoment met minimaal de v oorzitters v an de samenw erkingsv erbanden
Per arrondissement bekijkt de OSBJ met de HCAcoördinator hoe de ev aluatie zal v erlopen. Coördinatorenov erleggen
Te w einig deelnemers v oor het reflectiemoment 29/10
Sy nthesenota: 15 nov ember 2009
Organiseren v an een introductiecursus (6 dagen) v oor HCA: Organiseren van opleiding, vormingsdagen
startende bemiddelaars, w aarv an de 3 dagen
Voorlopig zijn er slechts 6 kandidaat-
en reflectiemomenten
methodiektraining in samenw erking met erv aren
cursisten. (1 interim)
Onv oldoende kandidaten
bemiddelaars w ordt gegev en op v oorw aarde dat er Organiseren v an een introductiecursus v an drie dagen v oor Hergomoderatoren (methodiektraining) op v oorw aarde dat er
Voorlopig zijn er slechts 5 kandidaat-
minstens 8 deelnemers zijn
cursisten.
Agenda v ormingen 29 mei: deontologie (v raag v /d sector) (annulatie: te w einig inschrijv ingen) Organiseren v an 5 v ormingsdagen v oor bemiddelaars georganiseerd in samenw erking met Suggnomè (bemiddelen bij seksuele delicten, 7
Frans v oor bemiddelaars, tw eedaagse ov er directe bemiddeling, omgaan met allochtonen)
16 juni: Terugkomdag seksuele delicten v oor 'beginners' 19 nov ember: Terugkomdag seksuele delicten v oor 'gev orderden' 10 en 11 december: Tw eedaagse 'face
Aantal deelnemers, uitnodiging en programma v an de
OK
cursus, geschrev en cursusmateriaal
to face Opm: v orming allochtonen: juni 2010, v orming franse terminologie: februari 2010, : er w erd meer ingezet op v orming seksuele delicten (op v raag v /d sector) zie hieronder 1 ex tra v orming Agenda v orming
Organiseren v an 2 methodiektrainingsdagen v oor bemiddelaars georganiseerd i.s.m. Suggnomé
19 maart: methodiektraining 4 juni: methodiektraing 15 oktober: methodiektraining seksuele delicten
OK
IPRO v ond plaats op 3 maart en op 6 mei. Alle HCA: Het opvolgen van de evoluties van de verschillende provinciale Vereffeningsfondsen…
Organiseren v an interprov inciaal ov erleg tussen de prov inciale afgev aardigden v an de v erschillende fondsen (najaar)
8
prov incies w aren aanw ezig. Thema: ev olutie in de functie v an het fonds. 11 oktober opnieuw IPRO.
Verslag v an interprov inciaal ov erleg
Rapport v ereffeningsfonds 4 januari 2010
Verslaggev ing v an HCA-coördinatorenov erleg
OK
OSBJ aanw ezig op begeleidingsgroep in OostVlaanderen, Vl.-Br. en A'pen.
terugkoppelen op HCA-coördinatorenov erleg
Verslag IPRO 3 maart op het coördinatorenov erleg v an 31 maart.
Nota ov er de w erking v an de Vereffeningsfondsen Agenda v ormingen Brugge 24 maart: dossier 52 deelnemers 28 april: participatie 46 deelnemers Organiseren v an sectorale v orming ter implementatie v an 9
Participatieve hulpverlening
het decreet v an 7 mei 2004 betreffende de rechtspositie v an de
Aantal deelnemers en v ormingen: OK
26 mei: implementatie 31 deelnemers Mechelen: 29 september dossier; 27 oktober participatie, 24 nov ember implementatie
Vormingsdagen, aantal deelnemers Samenv atting ev aluaties: jaarv erslag 2009
minderjarige in de integrale jeugdhulp
Het informeren van jeugdhulpverleners over de juridische aspecten...
In samenw erking met het Steunpunt Algemeen Welzijnsw erk publiceren v an een maandelijks e-zine
E-zines 2009 op w w w .jeugdrecht.be doorklikken op e-zines.
Tien edities in 2009, met minimaal tw ee artikels Geüpdatete w ebsite w w w .jeugdrecht.be,
Tussentijds rapport 25 augustus 2009
aantal unieke bezoekers v an de w ebsite
Abonnees gestegen met 143
Studiedag v indt plaats op 2 oktober in
10 Een studiedag organiseren
De Factorij te Schaarbeek, aankondiging op w w w .jeugdrecht.be en op
1 v ormingsdag, aantal deelnemers
w w w .osbj.be
Het permanent ter beschikking stellen van relevante informatie 11
11 e-zines v erstuurd.
Rapport studiedag jeugdrecht 17 december 2009
Via de juridische helpdesk (telefonisch, e-mail, w ebsite)
Aantal v ragen, juridische FAQ-lijst op de w ebsite,
v ersterken v an de professionaliteit v an de hulpv erleners
aantal v ragen dat binnen de v ooropgestelde termijn
door informatie te v erstrekken ov er juridische regels
v an tw ee w eken beantw oord is
Permanent updaten v an de OSBJ w ebsite...
Volledige resty ling en update inhoud in het najaar:
Website, cijfergegev ens in v erband met aantal
(geplande ev enementen - ov ergang projectmatig)
bezoekers: v oorlopig rond de 11,000
Tussentijdse rapportage 25 aug Jaarv erslag 2009.
Webstatistieken 23 december 2009.
Gesignaleerd probleem: Google-zw ev ende oude v ersies Gratis maandelijks e-zine
E-zines 2009 op w w w .osbj.be, doorklikken op e-zines.
OK - zie jaarv erslag
Individuele vragen
Het beantw oorden v an indiv iduele v ragen v an de doelgroep
Aantal behandelde v ragen, aantal niet-behandelde
in de mate dat deze binnen de thematische opdrachten en
v ragen (inclusief motiv ering w aarom niet op de v raag
ex pertise v an OSBJ v allen.
w erd ingegaan)
12
Jaarv erslag
cfr ov erzicht nieuw s en kalender osbj-site: 4 v ragen/w eek Nagaan w at de w enselijkheid en haalbaarheid is om op indiv iduele v ragen een breed antw oord v oor de sector te
Online-bev raging (mei); resultaten op w ebsite.
Interv isie Hergo
bezorgen of ev entueel v orming, studiedag, informatiemap te Cijfernota HCA januari - juni 2009 12 bis
Contingent van 20 dagen voor bijkomende
Beantw oorden v an specifieke v ragen v an het IVA
Sjabloon ouderstage
opdrachten van het IVA
Jongerenw elzijn buiten jaarconv enant
Stuurgroep time-out onderzoek
Tijdsbegroting
(Werkingsv erslag 2009)
januari 2008 – december 2008
CELLEBROERSSTRAAT 16 – 1000 BRUSSEL – 02 513 15 10 – www.osbj.be