Droge voeten in Noord-Holland Beeldende vorming docentenhandleiding, primair onderwijs, groep 1 t/m 4
1
Inhoudsopgave Pagina:
Introductie
3
In Water… Watermonsters
4
1. Inleiding
4
2. De les
5
Bijlage 1
7
Bijlage 2
9
Met Water… Floddertje
10
1. Inleiding
10
2. De les
11
Bijlage
13
Van Water… De ijsfabriek
14
1. Inleiding
14
2. De les
15
Bijlage
16
Vertelpantomime: Freddie komt te hulp!
17
1. Inleiding
17
2. De les
18
Bijlage
26
Samenstelling: Afdeling Educatie Zuiderzeemuseum, Rianne Sponselee (stagiair Educatie)
2
1. Introductie Deze docentenhandleiding beeldende vorming is een aanvulling op de algemene docentenhandleiding van Droge Voeten in Noord-Holland: Het grote Waterexperiment. Deze handleiding bevat uitsluitend creatieve opdrachten omtrent het thema water. U kunt ze doen ter voorbereiding op het museumbezoek, maar dit is niet noodzakelijk. De opdrachten zijn geschikt voor leerlingen van groep 1-4. Per opdracht is er geen onderscheid gemaakt naar groep. U kunt naar eigen inzicht bepalen welke opdrachten geschikt zijn voor uw leerlingen. U kunt natuurlijk ook onderdelen van een opdracht uitvoeren of een andere invulling geven aan een opdracht. Mocht u naar aanleiding van de docentenhandleiding beeldende vorming vragen, opmerkingen of tips hebben, neemt u dan contact op met Martine Drenth, afdeling Educatie,
[email protected], tel: 0228-351 127. Veel plezier en succes!
3
IN WATER… Watermonsters Totaaltijd les: Korte versie: circa 1 uur Lange versie: circa 2.5 uur
1. Inleiding In deze les maken de leerlingen hun eigen watermonster. U kunt van deze les een korte versie doen waarbij leerlingen alleen een collage maken van een watermonster of u doet een lange versie waarbij de leerlingen zowel een collage als een watermonster van restmaterialen maken. In het laatste geval dient de collage als ontwerp. Een moeder drukte vroeger haar kinderen op het hart dat ze niet te ver over de rand van de waterput mochten leunen of te dicht bij het water spelen; in de put zat een watermonster dat kleine kinderen met een lange haak naar beneden trok! Moeder vertelde dit verhaal natuurlijk om te voorkomen dat de kinderen in de put of sloot zouden vallen en verdrinken. Toch geloofden volwassenen vroeger soms ook wel in deze watermonsters. Vooral vissers en andere zeelieden die lange tijd op zee verbleven zagen regelmatig zeemeerminnen of watergeesten. Er zijn verschillende volksverhalen rond watermonsters; er wordt gesproken over de Nekker, de Bullebak en Ame Gijs. U kunt één van de verhalen vertellen of elementen uit alle drie de verhalen combineren. Dit is immers hoe door de tijd heen nieuwe volksverhalen zijn ontstaan. De verhalen kunt u vinden in bijlage 1 Disciplines: 2D + 3D 1.1 Leerdoelen • De leerling krijgt kennis van een volksverhaal • De leerling leert de eigenschappen kennen van dieren • De leerling leert om inspiratie uit zichzelf te putten • De leerling leert zijn fantasie vorm te geven • De leerling leert de beeldende mogelijkheden van materialen te onderzoeken aan de hand van vorm, kleur en textuur. • De leerling leert te reflecteren op het werk van anderen 1.2 Benodigdheden • Computer met audio-installatie • Tijdschriften met dieren • A4 papier • Lijm • Scharen • Restmateriaal (suggesties: plastic bekertjes, stukjes oude kleding, knijpers, doppen, stukjes hout, plastic zakjes, kartonnen doosjes, grote kralen, oude poppen/knuffels enz.) • Verf • Kwasten • Schorten • Paletten (stukken karton) • Draad (bevestiging)
4
1.3 Eindproduct Het eindproduct van deze les is een collage van een watermonster en/of een watermonster gemaakt van restmaterialen. 1.4 Lesstappen De lesopbouw is als volgt: 1.Oriëntatie: Wat is een watermonster? 2. Ontwerp: Maak je eigen watermonster. 3. Verwerking: En nu de ‘rest’. 4. Presentatie en reflectie: Ik ben de watermonster!
2. De les 2.1 Oriëntatie: Wat is een watermonster? Kringgesprek. Vertelt u een verhaal naar keuze over een watermonster en bespreek het volgende met de leerlingen: • Waarom zouden mensen deze verhalen vroeger verteld hebben? • Een watermonster bestaat niet echt…toch? Wat als het watermonster wel echt bestaat; hoe zou hij er dan uit zien? U kunt dit bespreken door de leerlingen bijvoorbeeld ‘enge’ dieren te laten opnoemen die ze kennen. Dat kan een echt dier zijn zoals een haai, maar bijvoorbeeld ook een fantasiedier zoals een draak. Wat is er precies eng aan zo’n dier? (klauwen, zijn ruwe huid, tanden, hij is groot…). Laat de leerlingen geluiden en/of bewegingen maken die horen bij dit enge dier. Schrijf wat ze opnoemen op het bord. • Wat moet een dier hebben om te kunnen zwemmen/onder water te blijven? (vliezen tussen zijn tenen, kieuwen, vinnen, schubben). Schrijf wat de leerlingen opnoemen weer op het bord. • Hoe komt het dat mensen kunnen zwemmen? Hoe bewegen we dan? (schoolslag, vlinderslag). Laat de leerlingen de bewegingen voordoen. Leerdoel: • De leerling krijgt kennis van een volksverhaal over een watermonster • De leerling leert de eigenschappen kennen van (fantasie)dieren Tijdspad: circa 20 minuten Bronnen die u kunt gebruiken voor dit gedeelte: • De verhalen in bijlage 1 van deze les • De bullebak in sloôt, Westfriese kinderroimpies; Joop van Diepen (boekje) • www.youtube.com: zoek op Bullebak en Van Puffelen en u vindt een liedje over deze waterduivel.
5
2.2 Ontwerp: Maak je eigen watermonster De leerlingen gaan in (dieren)tijdschriften bladeren. Daarin gaan ze op zoek naar lichaamsdelen van dieren die ze interessant, eng of mooi vinden om te gebruiken voor hun watermonster. Ze knippen bijv. alleen het hoofd van een nijlpaard uit, het lijf van een krokodil en de poten van een struisvogel. Deze plakken ze op zodat er een geheel ontstaat (collage). Laat de leerlingen hun watermonster een naam geven (als u de lange versie doet van deze les, kunnen ze dit ook op een later tijdstip doen). Leerdoel: • De leerling leert om inspiratie uit zichzelf te putten • De leerling leert zijn fantasie vorm te geven Tijdspad: 45 minuten Bron die u kunt gebruiken voor dit gedeelte: • Als u op internet ‘fantasiedieren’ googled vindt u veel leuke voorbeelden. • Bijlage 2 van deze les
2.3 Verwerking: En nu de ‘rest’. De leerlingen hebben nu een ontwerp gemaakt in de vorm van een collage en gaan dat namaken met restmaterialen. Daarin verwerken ze minimaal 3 verschillende materialen. Als ze dit nog niet hebben gedaan, laat ze hun watermonster dan nu een naam geven. Leerdoel: • De leerling leert de beeldende mogelijkheden van 3 verschillende materialen te onderzoeken. Tijdspad: circa 90 minuten Bronnen die u kunt gebruiken voor dit gedeelte: • Als u op internet ‘fantasiedieren’ googled vindt u veel leuke voorbeelden. • Bijlage 2 van deze les
2.4 Presentatie en reflectie: Ik ben het watermonster! De leerlingen presenteren hun watermonster in de kring door te zeggen: ‘Ik ben het watermonster uit de sloot, blijf uit de buurt van het water want anders grijp ik je bij je poot!’ Daarbij spelen de andere leerlingen de rol van kinderen bij de sloot. Zij komen dichtbij de rand van de oever en doen net alsof ze heel erg schrikken van het watermonster. Laat de leerling vertellen over zijn monster. Hoe heet het? Waarom ziet het er zo uit? Wat maakt dat dit monster een echt watermonster is? Is hij gevaarlijk of is het een lief watermonster? De leerlingen vertellen om de beurt wat ze eng vinden aan het monster en wat ze misschien juist heel mooi vinden. Vragen kunnen gesteld worden naar aanleiding van de minimaal drie materiaalsoorten die de leerling heeft gekozen. Leerdoel: • De leerling leert te reflecteren op het werk van zichzelf en anderen Tijdspad: circa 20 minuten
6
Bijlage 1 Hieronder vindt u meer informatie en verhalen over watermonsters. Veel van deze informatie zal te moeilijk of te eng zijn voor uw leerlingen. Maakt u er daarom gebruik van om uw eigen verhaal mee te maken. 1. De Nekker De onbekende natuurelementen boezemden de primitieve volksmensen angst in. Wie zich vermetel gedroeg, kon een vijandige reactie verwachten van de water-, lucht-, of vuurgeesten. Vijvers, bronnen en poelen werden door vele gezien als toegangspoorten tot de onderwereld. Veel volksverhalen ontstonden rond deze watergeesten of –monsters. Met name in het water leefde de Nekker, de Waterduivel. Verhalen deden de ronde van de “waternekker” die men op slag van middernacht in de vijver hoorde “boddelen en spartelen”. Het woord “nekker” komt van het Indogermaanse “nigw” wat wassen betekent. Het feit dat men ook spreekt van een “waterduivel” wijst weer op de satanisering door de Kerk. Volgens het verhaal had deze “duivel” de macht om mensen in de vijver te lokken. Later werd de dreiging met de Nekker gebruikt om de kinderen bij de waterput weg te houden. Zo ook in het Zuiderzeegebied waar men op het eiland Marken de waternekker de Nokker noemde en gebruikte om kinderen bang te maken zodat ze niet te dicht in de buurt van de waterput of het water speelden. 2. De Bullebak ‘t is de bullebak de bullebak uit de gracht blijf uit de buurt van het water, want hij komt, onverwacht
‘t is de bullebak de bullebak van ‘t moeras blijf uit de buurt van het water, hij bedwelmt je met zijn gasssssssss
bullebak ‘t is de bullebak de bullebak uit de sloot blijf uit de buurt van het water, want hij grijpt je bij je poot
op de boot, is eenoog kaptein en de stuurman, bedwelmt door azijn uit het nest, kraait een raaf en de nar, fleemt heel braaf de diesel stampt, de diesel dampt niemand, die de weg weet zwaai met je hand, je hemd zwaai met alles wat je hebt het boegbeeld is een vossekop en die vos loenst, als hij de passie preekt
in de verte, huilt een hond op de klanken van een accordeon en de maan , de maan lacht vals uit de mist klinkt een trage wals leun niet te ver voorover, zonder dat iemand je vasthoudt en op het midden van de dag juist dan , onverwacht de vlonder, is van gifgroen, glibberig, eucalyptus hout
bullebak ‘t is de bullebak de bullebak uit de gracht blijf uit de buurt van het water, want hij komt, onverwacht
bullebak ‘t is de bullebak de bullebak van de zee blijf uit de buurt van het water, want hij sleurt je met zich mee
bullebak ‘t is de bullebak de bullebak van het wak schaats niet over 1 dag ijs voor je d’r doorheen zakt
bron: www.youtube.com/watch?v=KRY8FnLMd9g Chris Bernhart (liedje)
7
3. Het verhaal van Ame Gijs Ruim 300 jaar geleden woonde er in Hindeloopen een heel oud vrouwtje, Ame (oma) Gijs. Ze was helemaal krom gegroeid en een beetje verslonsd, maar ze was wel heel vriendelijk. Ze woonde in een oud, verzakt huisje op een klein stukje land, dat aan drie kanten omgeven was door water. Haar huisje bestond uit slechts 1 kamer. Ze sliep in de bedstee, een soort kast in de muur achterin de kamer. ’s Avonds kroop ze via een houten trapje met drie treden in die bedstee en trok de deurtjes achter zich dicht. Dan lag ze lekker warm en knus in haar bedstee. De poes sliep meestal aan haar voeteneind. Want Ame Gijs had een poes, een lieve, mooie, glanzende, zwarte kat. Ame Gijs had trouwens ook een aantal kippen en een haan. Die haan was haar grote trots, want hij had prachtige gekleurde veren. En elke morgen kraaide hij haar wakker, stipt op het moment dat de zon op kwam. De kippen legden op hun tijd een eitje. De kippen en de haan liepen vrij rond in haar tuintje, maar ook in haar huisje. Een aantal jaren geleden was namelijk het kippenhok in de tuin van ouderdom in elkaar gestort en Ame Gijs had geen geld om een nieuw hok te laten maken. De beestjes konden dus ’s nachts nergens naar toe. Gelukkig stond de deur bij Ame Gijs altijd op een kier. Dat was vanwege het open vuur in de kamer, waarop ze haar eten kookte. Daar kwam een hoop rook vanaf. Als Ame Gijs de deur niet open zette, moest ze zo hoesten van al die rook, dat ze ’s nachts niet kon slapen. Nu was Ame Gijs al een tijdje ongelukkig. Want wat was nou het geval? Er woonde in Hindeloopen een paar kwajongens, die Ame Gijs heel vaak plaagden. Ze scholden haar uit (natuurlijk vanaf een veilige afstand), bonsden op de ramen of ze plaagden de poes, de kippen en de haan. Ame Gijs was er helemaal overstuur van. De kippen trouwens ook, want die legden al een paar maanden geen eieren meer. De veren van de haan waren helemaal dof geworden. En op zekere dag was het weer raak. De jongens hadden de poes te pakken gekregen en een stuk hout aan haar staart gebonden. De poes wist niet hoe ze het had en rende met grote sprongen en luid krijsend het huisje van Ame Gijs binnen. Ame Gijs kwam al tierend en met haar stok zwaaiend haar huisje uit. Ze strompelde zo goed en zo kwaad als het ging de jongens achterna. Die grote helden maakten zich natuurlijk als een haas uit de voeten. Ame Gijs liep ze achterna tot aan de brug, waar de oever vrij steil was. En doordat ze zo boos was, lette ze niet goed op. Ze gleed uit op de gladde oever en kwam met een flinke plons in het water terecht. Och arme, Ame Gijs. Zij had nooit leren zwemmen. Haar lange, zware rokken zogen zich vol met water. Ame Gijs werd langzaam maar zeker naar de diepte getrokken. Ze schreeuwde wanhopig om hulp, maar er was niemand die haar hoorde. De buren waren niet thuis en de kwajongens waren ondertussen al vijf straten verder. Er kwam helemaal niemand om haar uit het water te halen en Ame Gijs verdronk jammerlijk. Een paar weken later zat een van de bewuste kwajongens aan de waterkant te vissen. Opeens begon het water rond zijn dobber wild te bewegen. “Beet!”, dacht hij, “Het is vast een grote vis, want hij weert zich flink. Misschien is het wel een snoek!”. Maar tot zijn grote verbazing verscheen opeens de stok van Ame Gijs boven water. Voor hij goed en wel begreep wat er precies gebeurde, verrees ook het bovenlijf van Ame Gijs uit het water. Ze haakte haar stok achter zijn nek en trok haar kwelgeest met zich mee in het water. Hij ging kopje onder en kwam nooit meer boven. Dat was de wraak van Ame Gijs. Vandaag de dag worden de kinderen in Hindeloopen nog steeds gewaarschuwd voor Ame Gijs. Ze mogen niet bij de waterkant spelen, want het gevaar is groot dat Ame Gijs zo maar ineens boven water komt en ze met haar stok erin trekt. Ook al hebben ze helemaal niks gedaan. Bronnen: • http://berichtenuithetverleden.wordpress.com/2011/05/10/de• http://www.mokums.nl/bullebak.html • http://www.amegijs.nl/
8
Bijlage 2
9
IN WATER… Floddertje Totaaltijd les: circa 1 uur en 45 minuten
1. Inleiding “Er was eens een meisje dat Floddertje heette, omdat ze altijd vuil was en altijd vol met vlekken zat. Behalve als ze pas in bad was geweest. Maar nooit kon ze langer dan een half uur schoon blijven.” Floddertje, Annie M.G. Schmidt
Net zoals Floddertje beleven kinderen ook avonturen. Daarbij komen ze niet altijd zo schoon thuis als dat ze de deur uit stapten. Zo klimmen ze in bomen, stampen ze in de plassen en kliederen met het eten. In deze les maken leerlingen een beeldverhaal n.a.v hun (fantasie)avonturen om deze vervolgens om te zetten naar een Floddertje van zichzelf! Disciplines: nieuwe media + 2D
1.1 Leerdoelen • De leerling leert de verhalen van Floddertje van Annie M.G. Schmidt kennen • De leerling kan benoemen waardoor je vies kunt worden en hoe je weer schoon wordt • De leerling leert met behulp van plaatjes een beeldverhaal te maken • De leerling kan van een medeleerling een totaalfoto maken met een digitale camera • De leerling leert om beelden te analyseren • De leerling leert de mogelijkheden van de verschillende teken/schildermaterialen toe te passen op de foto. • De leerling leert op eigen werk en dat van anderen reflecteren. 1.2 Benodigdheden • Lees- of luisterboek van Floddertje van Annie M.G. Schmidt • Tijdschriften • Scharen • Lijm • Digitale camera • Printer • Foto van elke leerling in tweevoud • Kleurpotloden • Wasco krijt • Verf • Kwasten • Schorten • Paletten (stukken karton) 1.3 Eindproduct Een foto van de leerling bewerkt met teken/schildermaterialen n.a.v. een beeldverhaal. 1.4 Lesstappen 1. Oriëntatie: Floddertje 2. Ontwerp: Spelen als Floddertje 3. Verwerking: Hoe vies ben jij geworden? 4. Presentatie en reflectie: In bad!
10
2. De Les 2.1 Oriëntatie: Floddertje Bespreek met de leerlingen in een kringgesprek het volgende: • Wie is Floddertje? Een aantal verhaaltjes worden uit het boek voorgelezen. • Hoe wordt Floddertje vies? • Ben jij wel eens vies geworden? Waar ben jij wel eens heel vies van geworden? (in de regenplas stampen, door het gras kruipen, in boom klimmen) • Hoe maakte je jezelf weer schoon? Met zeep, een washandje, shampoo? Hielpen papa en mama? Leerdoelen: • De leerling leert de verhalen van Floddertje van Annie M.G. Schmidt kennen. • De leerling kan benoemen waardoor je vies kunt worden en hoe je weer schoon wordt. Tijdspad: 30 minuten Bron die u nodig heeft voor dit gedeelte: • Floddertje; Annie M.G. Schmidt & Fiep Westendorp (Lees- of luisterboek)
2.2 Ontwerp: Spelen als Floddertje De leerlingen doen net alsof ze een hele dag hebben gespeeld net zoals Floddertje en bedenken waar ze vies van zijn geworden. Ze maken met 5 plaatjes uit tijdschriften een beeldverhaal. Bijvoorbeeld: een stukje gras waar ze op hebben gevoetbald, een verfpot waarmee ze de schilder hebben geholpen, een regenplas waar ze in gestampt hebben of spaghetti met tomatensaus die ze hun moeder hebben helpen koken. Vervolgens fotograferen de leerlingen elkaar met een digitale camera (leerling staat helemaal op de foto). De foto’s worden door de docent in tweevoud uitgeprint op A4 formaat. U kunt als docent er ook voor kiezen om zelf de leerlingen te fotograferen als de leerlingen dat nog niet zelf kunnen. Leerdoelen: • De leerling leert met behulp van plaatjes uit tijdschriften een beeldverhaal te maken. • De leerling kan een totaalfoto maken van een medeleerling met een digitale camera. Tijdspad: 45 minuten Bron die u kunt gebruiken voor dit gedeelte: • Bijlage van deze les Producten: • Een beeldverhaal met 5 plaatjes • Foto van elke leerling in tweevoud
11
2.3 Verwerking: Hoe vies ben jij geworden? Nu gaan de leerlingen met de teken/schildermaterialen aan de slag op één van de geprinte foto’s. Ze gaan het beeldverhaal dat ze gemaakt hebben in chronologische volgorde af. Bijvoorbeeld: Plaatje van gras. Hoe ben ik zo vies geworden? Door te voetballen… Wat voor kleur vlekken krijg ik dan en waar? Groene vlekken op mijn knieën. De leerling kiest de kleur groen en maakt de plekken groen die groen zijn geworden van het spelen. Leerdoelen: • De leerling leert beelden te analyseren. • De leerling leert de mogelijkheden van de verschillende teken/schildermaterialen toe te passen op de foto. Tijdspad: 30 minuten Producten: • Een foto bewerkt met 3 verschillende teken/schildermaterialen n.a.v het beeldverhaal.
2.4 Presentatie en reflectie: In bad! Docent Maak een tekening van een bad of maak gebruik van het voorbeeld uit de bron (zie ‘Bron die u kunt gebruiken’ hieronder). Maak vervolgens een aantal prints van de badtekening op A3 formaat. Daarin worden de vieze ‘Floddertjes’ tijdens het kringgesprek gestopt. Als u met een mesje een inkeping snijdt in het water van het bad, kunnen de ‘Floddertjes’ er in worden gestoken. Als de beentjes er onder vandaan komen kunt u die dubbelvouwen, tenzij die juist te zien moeten zijn, laat ze dan boven het water uitsteken! Zo wordt het een bad vol vieze Floddertjes. Kringgesprek De leerlingen knippen zichzelf uit, de schone en de vieze versie. De vieze versie zetten de kinderen in het bad. Vervolgens wordt er tijdens een kringgesprek leerlingen gevraagd hun vieze ik te bespreken. De ‘viezerik’ laat andere leerlingen raden wat voor ‘Flodderige’ dag hij heeft gehad. Daarna vertelt de ‘viezerik’ aan de hand van zijn beeldverhaal wat hij echt heeft beleefd. Vervolgens wordt het vieze Floddertje omgeruild voor het schone. Leerdoel: • De leerling leert eigen werk te presenteren. • De leerling leert op eigen werk en dat van anderen te reflecteren. Tijdspad: 45 minuten Bronnen die u kunt gebruiken voor dit gedeelte: • Voor een leuke tekening van een bad: http://create.boomerang.nl/profiel/nicole/werk/bad
12
Bijlage Jouw beeldverhaal
13
IN WATER… De ijsfabriek Totaaltijd les: circa 3 uur
1. Inleiding Volgens de weerman wordt het een hele mooie warme zomer dit jaar, maar de baas van de ijsjesfabriek zit met zijn handen in het haar! De werknemers die alle ijsjes maken en verkopen zijn plotseling op vakantie gegaan zonder ook maar iets te zeggen en nu dreigt er een waterijsjes tekort! Helpen jullie de ijsjesfabriek nieuwe ijsjes te maken en te verkopen? Wat is er nou leuker en lekkerder dan in de zomer ijsjes te eten! Al die mooie kleurtjes en heerlijke smaakjes daar genieten kinderen zichtbaar van. Maar wat voor ijsjes zijn er allemaal? Hoe worden ijsjes gemaakt? En kan je zelf een ‘lekker’ ijsje bedenken? In deze les maken leerlingen echte ijsjes, maar gaan ze ook aan de slag om een eigen ijsje te ontwerpen n.a.v een zomers moment. De nadruk ligt daarbij op vorm- en kleurgebruik. En hoe verkoop je eigenlijk jouw ijs? IJs te koop! Disciplines: 2D + 3D 1.1 Leerdoelen • De leerling leert de beeldende mogelijkheden van materialen te onderzoeken aan de hand van vorm en kleur. De kinderen onderzoeken de verschillende kleuren en hoe zij in contrast staan met elkaar. • De leerling leert samen te werken • De leerling leert om inspiratie uit zichzelf te putten • De leerlingen maken een tekening en een ruimtelijk werkstuk. • De leerling leert reflecteren op het eigen werk. 1.2 Benodigdheden • Limonade; verschillende kleuren • Water • IJshouders • Vriezer • A4 papier • Kleurpotloden • Stukjes stof • Gekleurd papier/karton • Golfkarton • Verf • Kwasten • Schorten • Paletten • Scharen • Lijm • IJsstokjes • Oase of een kartonnen doos op zijn kop met gleufjes (daar kunnen de ijsje in staan) • De bijlagen 1.3 Eindproduct Een ‘ijsje’ gemaakt van verschillende materialen 1.4 Lesstappen 1. Oriëntatie: IJsjes Deel 2, Ontwerp: Zomers moment Deel 3, Verwerking: De ijsfabriek Deel 4, Presentatie en reflectie: IJs te koop!
14
2. De les 2.1 Oriëntatie: IJsjes Bespreek met de leerlingen in een kringgesprek het volgende: Wat voor soorten ijsjes zijn er? Wat is het verschil tussen waterijsjes en soft-ijs of schepijs? Welk ijsje vind je het lekkerst? Hoe worden ze gemaakt? Maak samen met de leerlingen echt waterijsjes in verschillende lagen/kleuren. Bekijk ze samen de volgende dag en eet ze lekker op! Tijdspad: 45 minuten Bronnen die u kunt gebruiken bij dit gedeelte: • IJsjes maken: www.kraanwater.nu/watweetjijvankraanwater • Bijlage, plaatjes van verschillende ijsjes
2.2 Ontwerp: Zomers moment Ieder kind neemt een zomers moment in gedachte dat als inspiratie dient voor het ontwerp van de ijsjes en maakt er een tekening van. Bijvoorbeeld spelen met een strandbal. De leerling neemt een vorm uit de tekening als basis, bijvoorbeeld de strandbal (cirkel) en de kleuren van de strandbal (felle kleuren). U kunt de leerlingen voorlezen uit de onderstaande bronnen om ze op ideeën te laten komen. Tijdspad: 45 minuten Bronnen die u kunt gebruiken bij dit gedeelte: • Borre en de IJscoman; Jeroen Aalbers & Stefan Tijs Digitaal boek: IJsje voor een meisje; Sanne Miltenburg. Verteld door: Bep Miltenburg. http://www.leesmevoor.nl/digitale-prentenboeken/ijsje-voor-een-meisje.htm
2.3 Verwerking: De ijsfabriek De leerling heeft nu een basis om een ijsje te ontwerpen; de cirkel en de felle kleuren. De leerling stelt uit verschillende materialen en kleuren het ijsje samen. De leerling speelt met de kleuren en kiest zo zijn/haar lekkerste, meest ‘verkoopbare’ ijsje. Tijdspad: 60 minuten
2.4 Presentatie en reflectie: IJs te koop! De leerlingen mogen in tweetallen hun ijsjes ‘verkopen’ in de school. Ze vertellen aan de koper waarom ze voor de vorm en de kleur van het ijsje hebben gekozen. Tijdspad: 30 minuten
15
Bijlage 1 Bijlage
16
Vertelpantomime Freddie komt te hulp! Totaaltijd les: circa 5 uur
1. Inleiding In deze les gaan de kinderen een verhaal uit een prentenboek uitbeelden in de vorm van een vertelpantomime. In deze handleiding wordt een voorbeeld gegeven aan de hand van het prentenboek Freddie komt te hulp! van Tony Maddox waarin hondje Freddie de boerderijdieren redt tijdens een overstroming. U kunt natuurlijk ook voor een ander prentenboek kiezen, zolang water er maar een rol in speelt. Voorbeelden zijn Kikker is een held van Max Velthuijs en Het katje van de molenaar van Gretchen Woelfle. In beide verhalen staat een overstroming centraal. Het verhaal van Freddie komt te hulp sluit goed aan bij de museumactiviteit ‘dieren redden uit het natte weiland’ vroeg groep 3 en 4. Water is niet alleen maar leuk. Als er teveel water is dan kunnen er wel eens vervelende situaties ontstaan, maar die worden vaak weer snel opgelost. Kijk maar eens hoe Freddie dat doet: ‘We krijgen storm!’ zegt hij. ‘We moeten vlug het hooi binnenhalen’ Freddie en de ander dieren helpen mee. Een prentenboek is een goed uitgangspunt voor jonge kinderen om op een subtiele manier in aanraking te komen met de minder leuke aspecten uit het leven. Freddie komt te hulp! gaat over een overstroming en hoe Freddie zorgt dat alle dieren in veiligheid worden gebracht. De kinderen ‘doorleven’ het verhaal eerst in verschillende voorafgaande lessen, zodat zij zich het verloop van het verhaal en de daarin voorkomende personages eigen kunnen maken. Ze komen in aanraking met beeldende vorming, muziek en drama. Disciplines: 2D+3D+Muziek+Drama
1.1 Leerdoelen • De leerlingen leren beelden, taal, muziek, spel en beweging te gebruiken om er gevoelens en ervaringen mee uit te drukken en om ermee te communiceren. • De kinderen leren de beeldende mogelijkheden van diverse materialen onderzoeken. • De kinderen maken tekeningen en ruimtelijke werkstukken. Ze maken hierbij spelenderwijs vormen. Ze bouwen een werkstuk op uit meerdere delen. • De kinderen leren liedjes en leren ritme-instrumenten te gebruiken. • De kinderen spelen en bewegen. Door de vertelpantomime leren zij zich inleven in de plaats en de tijd van de handelingen en gebruiken de ruimte in het spel, zowel dramatiserend als dansant. (bron: Het Prentenboek als Invalshoek; C. Nieuwmeijer, René Berends) 1.2 Benodigdheden • Freddie komt te hulp! (Tony Maddox) • Karton • A3 stevig papier • Waterverf • Houtskool • Sponsjes • Kwasten • Potjes om te kunnen spoelen • Paletten • Scharen • Aluminium (flexibele platen)
17
• Stokjes • Trommels • Dozen • Piepschuim • Stiften • Stokken (om mastjes mee te maken) • Lapjes (oude) stof (om zeiltjes mee te maken) • Bol wol • (schilders)tape • CD-speler • Muziekfragmenten (zie 2.4) • Hooi • Bijlagen 1.3 Eindproduct Een vertelpantomime die wordt gespeeld voor publiek 1.4 Lesstappen 1. Oriëntatie: Freddie komt te hulp! 2. Onderzoek: ‘In’prenten 3. Ontwerp en verwerking: Wij komen te hulp! 4. Presentatie en reflectie: Vertelpantomime
2. De Les 2.1 Oriëntatie: Freddie komt te hulp! Kringgesprek: Vertelt u de leerlingen dat water behalve leuk en belangrijk, ook lastig kan zijn. Wat vinden ze fijn, wat vinden ze niet fijn aan water? Lees vervolgens het prentenboek voor en bekijk met z’n allen de prenten. Tijdspad: 20 minuten Bron: • Freddie komt te hulp! Tony Maddox & Ineke Ris Bronnen die ook gebruikt kunnen worden naar eigen inzicht: • Kikker komt te hulp; Max Velthuis • Bontje, het katje van de molenaar; Gretchen Woelfle & Nicola Bayley U kunt deze boeken bestellen via bijvoorbeeld www.bol.com
18
2.2 Onderzoek: ‘in’prenten In dit deel wordt het boek helemaal uitgeplozen. De leerlingen krijgen bij de prenten vragen gesteld die gericht zijn op water. Wat gebeurt er allemaal voor en tijdens een overstroming? Tijdspad: 45 minuten Hieronder wordt voor een groot deel van het boek beschreven hoe u de inhoud samen met de leerlingen kunt ‘in’prenten. De zomer is bijna voorbij. Boer Bob kijkt naar de lucht. ‘We krijgen storm!’ zegt hij. ‘We moeten vlug het hooi binnenhalen.’ Freddie en de ander dieren helpen mee. Uit: Freddie komt te hulp!, Tony Maddox
Vragen aan de leerlingen • Welk seizoen komt na de zomer? Waar moet je aan denken bij dit seizoen? • Wat kun je zien aan de lucht? Verandert het van kleur? Van vorm? • Waarom zegt de boer dat het hooi naar binnen moet worden gehaald? ’s Nachts begint het te onweren. De regent klettert neer. Freddie is blij dat hij een droog plekje heeft. Uit: Freddie komt te hulp!, Tony Maddox
Vragen aan de leerlingen • Wat is onweer? • Wat voor geluiden hoor je en wat zie je dan? • Waar mag je wel/niet schuilen als het onweert? De volgende ochtend gaat Freddie naar buiten. Het hele erf staat onder water! Freddie spettert naar boer Bob toe. ‘Een overstroming!’roept boer Bob. ‘Ik moet naar de rivier. Kijken wat er aan de hand is. Pas jij op de andere dieren, Freddie.’ Uit: Freddie komt te hulp!, Tony Maddox
Vragen aan de leerlingen • Wat is een overstroming? • Hoe zou een overstroming kunnen ontstaan?
19
Freddie brengt alle dieren naar de schuur. Hij telt; ‘Een koe, twee eenden, drie varkens, vier….waar zijn de kippen?’ Freddie rent de schuur weer uit. Woef! Woef! Woef! Roept hij. Heel in de verte hoort hij: ‘tokketokketok!’ Freddie waadt op het geluid af. Het dak van het kippenhok steekt nog net boven het water uit. En daar zitten de kippen! Ze bibberen van de kou. En ze zijn heel bang ‘Tokketokketok!’ roepen ze. Uit: Freddie komt te hulp!, Tony Maddox
Vragen aan de leerlingen • Waar zou jij jezelf in veiligheid brengen als je net zoals de kippen buiten bent? • De kippen zijn bang en hebben het koud gekregen; kun je je voorstellen hoe het zou zijn? Maar Freddie kan niet bij ze komen. Het water is te diep. Hij moet een soort boot hebben. Freddie gaat zo vlug hij kan terug naar de schuur. Freddie vertelt de andere dieren hoe hij de kippen wil redden. Ze helpen hem allemaal. Ze halen een roestige emmer en een grote ketel. Pannen en een oude teil. Die dragen ze naar het water. Ze binden alles aan elkaar vast. Als ze klaar zijn klimt Freddie aan boord. De eenden trekken de hele sleep. Uit: Freddie komt te hulp!, Tony Maddox Vragen aan de leerlingen • Hoe zou je de diepte van het water kunnen meten? • Waar kun je als kind wel/niet staan? (Kleuterbadje/de zee) • Wat voor middelen zijn er om mensen in veiligheid te brengen bij een overstroming? (reddingsboten, helikopter) • Ga jij wel eens varen? • Wat voor soorten ‘boten’ kennen we allemaal? (zeilboot, rubberboot, kano, vlot) Op dezelfde manier als hierboven kunt u de rest van het verhaal met de leerlingen onderzoeken.
20
2.3 Ontwerp en verwerking: Wij komen te hulp! De leerlingen kennen het boek nu van het begin tot eind. Ze kennen de karakters en hebben zich in kunnen leven in het verhaal. Nu gaan ze aan de slag om het verhaal uit te beelden. Hierbij zijn beeldende opdrachten, muziek en drama van toepassing. De verschillende opdrachten ondersteunen gezamenlijk het verhaal. Elke leerling krijgt een rol in het verhaal en doet mee met de verschillende opdrachten. Tijdspad in totaal: circa 3 uur Beeldende opdracht Tijdspad: 45 minuten De zomer is bijna voorbij. Boer Bob kijkt naar de lucht. ‘we krijgen storm!’ zegt hij. ‘We moeten vlug het hooi binnenhalen.’ Freddie en de ander dieren helpen mee. Uit: Freddie komt te hulp!, Tony Maddox
De leerlingen gaan verschillende soorten luchten en wolken schilderen of tekenen. De leerlingen krijgen verschillende luchten te zien: een heldere dag, een bewolkte dag of een stormachtige dag. Naar aanleiding daarvan gaan leerlingen wolken maken met behulp van de sponstechniek. Deze kunstwerkjes worden uitgeknipt tot wolkvormen waar de leerlingen de pantomime mee kunnen ondersteunen. Benodigde materialen: • Karton of A3 stevig papier • Waterverf • Houtskool • Potjes om te spoelen • Paletten • Sponsjes • Scharen Bron: Bijlage Muziekopdracht Tijdspad: 20 minuten ’s Nachts begint het te onweren. De regent klettert neer. Freddie is blij dat hij een droog plekje heeft. Uit: Freddie komt te hulp!, Tony Maddox
De leerlingen bootsen de geluiden na die er ontstaan bij onweer. Daarbij gebruiken ze simpele materialen en hun stem en vingers. U kunt als achtergrond ook het muziekfragment uit 2.4 afspelen. Benodigde materialen: • Aluminium (flexibele platen) • Stokjes • Trommels
21
Beeldende opdracht Tijdspad: 45 minuten Maar Freddie kan niet bij ze komen. Het water is te diep. Hij moet een soort boot hebben. Freddie gaat zo vlug hij kan terug naar de schuur. Freddie vertelt de andere dieren hoe hij de kippen wil redden. Ze helpen hem allemaal. Ze halen een roestige emmer en een grote ketel. Pannen en een oude teil. Die dragen ze naar het water. Ze binden alles aan elkaar vast. Als ze klaar zijn klimt Freddie aan boord. De eenden trekken de hele sleep. Uit: Freddie komt te hulp!, Tony Maddox
Leerlingen maken een fantasiebootje waar een dier in vervoerd zou kunnen worden. Benodigde materialen: • (oude) dozen • Stiften • Verf • Kwasten • Papier • Lijm • Scharen • Lapjes stof Drama opdracht Tijdspad: 20 minuten Als de kippen Freddie zien, roepen ze: ‘Kom gauw, Freddie! Kom ons redden!’ Ze springen opgewonden op en neer en ze flapperen met hun vleugels. Even later zitten alle kippen veilig in Freddie’s vreemde boot. Op weg naar de schuur pikken ze nog meer dieren op. De familie veldmuis, twee drijfnatte konijnen en een eekhoorn. Uit: Freddie komt te hulp!, Tony Maddox
Alle leerlingen maken zich klein, zoals de kippen die bovenop het hok zitten. De leerlingen leven zich in de situatie in en bibberen net zoals de kippen in het boek van de kou. Als de leerkracht vertelt dat Freddie eraan komt, slaan de leerlingen/kippen hun vleugels uit en tokken van geluk.
22
De rollen Alle dieren komen weer veilig op het land aan. Op het erf staat boer ‘Bob’ (de docent) ‘De dijk was kapot’, legt hij uit. ‘Maar nu is hij gemaakt. Het water zal wel gauw weer zakken.’ Ze juichen allemaal om het hardst. Uit: Freddie komt te hulp!, Tony Maddox
Iedereen krijgt een rol toegewezen (gebaseerd op een klas van 30 leerlingen). Vast staat: • De boer = de docent • Freddie = hoofdrolspeler In het verhaal komen verder voor: • 4 kippen • 2 eenden • 5 muizen • 4 konijnen • 1 eekhoorn • 1 koe • 3 varkens Er kunnen nog dieren worden toegevoegd: • 4 katten • 4 schapen • 1 paard Beeldende opdracht Tijdspad: 45 minuten Ieder beest heeft een masker. De leerlingen mogen de maskers naar eigen inzicht vormgeven. Benodigde materialen: • Teken- en schildermaterialen • Karton of stevig papier • scharen Bron: • Voor leuke voorbeelden van dierenmaskers kunt u kijken op www.nataschastenvert.nl. U vindt ze onder het kopje ‘kleurplaten’.
23
2.4 Presentatie en reflectie: Vertelpantomime Nadat alle kunst- en cultuuropdrachten zijn vormgegeven wordt het boek nagespeeld. Alles wat er gemaakt en geleerd is, wordt ingezet om het verhaal levendig te maken. Uiteindelijk voeren de leerlingen de vertelpantomime met behulp van de docent op voor ouders en schoolgenoten. Iedereen heeft daarbij zijn eigen taken en rol. Voorbereiding: • Informeren ouders • Draaiboek maken: wie doet wat en wanneer • Attributen + muziek klaarzetten • Lokaal inrichten Tijdspad vertelpantomime: 20 à 30 minutenw
Scene
Attributen en muziek
Intro De docent vertelt over de achtergrond van de opdracht. Waar komt het verhaal vandaan? In welke context moet het geplaatst worden en welke taken er zijn volbracht? Prent 1 De zomer is voorbij; de lucht wordt donker, het hooi moet snel worden binnengehaald. Freddie en de andere dieren helpen mee. De helft van de leerlingen zorgt voor de wolkenlucht die verandert, daarbij lopen ze door de klas en centraliseren zich uiteindelijk in het midden tot een dichte wolkenlucht. De andere helft van de leerlingen helpen mee om het hooi te verplaatsen van de ene naar de andere kant van de klas. Prent 2 ’s Nachts begint het te onweren. De regen klettert neer. Freddie zoekt een lekker plekje in de schuur en valt in slaap. De leerlingen maken onweer/regengeluiden. Op de achtergrond kan ter ondersteuning het geluidsfragment worden afgespeeld. Prent 3 De volgende ochtend gaat Freddie naar buiten. Het hele erf staat onder water! Freddie spettert naar boer Bob toe. ‘Een overstroming!’ roept boer Bob. ‘Ik moet naar de rivier. Kijken wat er aan de hand is. Pas jij op de andere dieren, Freddie.’
24
Muziek: onweer/regen http://www.youtube.com/watch?v=niwQYZl1uXU Attributen: Hoekje met hooi Aluminium (flexibele platen) Stokjes Trommels
Prent 4 Freddie brengt alle dieren naar de schuur. Een voor een zet hij de dieren bij het hooi neer. Hij telt; ‘Een koe, twee eenden, drie varkens, vier…. waar zijn de kippen?’ Prent 5 De kippen zitten op het ‘dak’, ze bibberen van de kou en zijn heel bang. ‘Tokketokketok!’, roepen ze. Freddie kan niet bij ze komen. Het water is te diep. (Freddie meet met een stokje het water)
Attributen: Tafels waar de ‘kippen’ op zitten. De tafels moeten stevig zijn en niet te hoog; de ‘kippen’ moeten zich vrij kunnen bewegen. Stokje
Prent 6 Freddie vertelt de andere dieren hoe hij de kippen wil redden, ze helpen hem allemaal.
Attributen: De bootjes die de leerlingen hebben gemaakt.
De zelfgemaakte bootjes binden ze aan elkaar vast. De eenden trekken de hele sleep. Prent 7 Als de kippen Freddie zien, roepen ze: ‘Kom gauw, Freddie! Kom ons redden’. Ze springen opgewonden op en neer en ze flapperen hun vleugels. Op weg naar de schuur pikken ze nog meer dieren op. De familie veldmuis, twee drijfnatte konijnen en een eekhoorn. Deze dieren zitten op een andere plek dan de dieren die al zijn gered. Prent 8 Alle dieren komen weer veilig op het land aan. Op het erf staat boer Bob. De dijk was kapot, legt hij uit. Maar nu is hij gemaakt. Het water zal wel gauw weer zakken. Ze juichen allemaal om het hardst. Uit: Freddie kom te hulp!, Tony Maddox
25
Muziek: happy end tune
Bijlage
Detail van: onbekend werk
Detail van: Johan Hendrik van Mastenbroek, Machtige grijper, 1932
Detail van: Julius Jacobus van de Sande Bakhuyzen, Dorp in de duinen, ca. 1890
26
27
28