LustrumMagazine
Deze speciale uitgave verschijnt ter gelegenheid van het 25-jarig lustrum van de Henny Verhagen Stichting
Eylard van Hall
Droom en werkelijkheid. Over de geschiedenis van de HVS
Annemiek Richters Rimpelingen in de mainstream
Janneke van Mens-Verhulst Een (bijzonder) hoogleraar aan elke universiteit
Ine Vanwesenbeeck Seksuele autonomie bevordert (psychische) gezondheid van jongeren
LustrumMagazine Henny Verhagen Stichting
2
voorwoord
De Henny Verhagen Stichting bestaat 25 jaar!
Dit LustrumMagazine vormt een eerbetoon aan allen die een steentje hebben bijgedragen aan wat HVS in een kwart eeuw heeft bereikt. Ook is het een cadeau voor een ieder die geïnteresseerd is in het werk van de HVS. In de afgelopen 25 jaar heeft de HVS bijzondere ontwikkelingen mee gemaakt. In 1986 was de oprichting van het toenmalige Henny Verhagen Fonds om later omgedoopt te worden tot de Stichting VrouwenGezondheidszorg en weer later tot de huidige Henny Verhagen Stichting. Die veranderingen zijn samengegaan met de verandering van focus van de stichting, namelijk van vrouwengezondheidszorg en vrouwenhulpverlening naar sekse- en genderspecificiteit tot het hedendaagse diversiteitsperspectief. In al deze veranderingen heeft de HVS laten zien dat zij altijd openstaat voor en meegroeit met nieuwe ontwikkelingen, zonder de eigenheid te verliezen. Het belangrijkste werk van de HVS bestaat op dit moment uit het stimuleren van wetenschappelijk onderzoek en onderwijs op het gebied van gezondheid(szorg) en diversiteit. Dit doen wij door de vestiging en continuering van bijzondere leerstoelen, de uitreiking van een vierjaarlijkse prijssamenwerking met het (G) Gz-veld en de verdiensten te delen via onze website www.hennyverhagenstichting.nl. De primaire focus van de HVS ligt nu op diversiteit met nadruk op de interactie tussen sekse/ gender en etniciteit/cultuur.
Graag delen we met u de geschiedenis en de toekomstverwachtingen van de HVS door in dit LustrumMagazine een aantal prominenten aan het woord te laten. Allereerst leest u een interview met de oprichter van de stichting, Eylard van Hall, wiens inspanningen de basis vormen van de huidige HVS. Aan hem zijn we veel dank verschuldigd. Vervolgens leest u de interviews met de twee voormalige hoogleraren Annemiek Richters en Janneke van Mens-Verhulst, gevolgd door de huidige hoogleraar Ine Vanwesenbeeck. Gevieren leiden zij ons door de afgelopen 25 jaar, waarbij ieder een bepaalde tijdsperiode uitlicht. In bevlogen verhalen maken zij ons deelgenoot van hun ervaringen, met een mooie verwevenheid van het persoonlijke en het professionele. Met veel passie vertellen ze over hun invulling van het perspectief van de HVS. De verhalen laten aan de ene kant zien dat het bereiken van de HVS doelstellingen niet altijd zonder moeite is gegaan en aan de andere kant gunnen ze ons een blik op de effecten, de rimpelingen, de kruisbestuivingen die HVS in de loop der jaren zowel in de academische wereld als in de zorg teweeg heeft gebracht. Ook geven de geïnterviewden suggesties voor de toekomst mee. Suggesties die het huidige bestuur graag ter harte neemt. Ik wens u veel leesplezier! Indra Boedjarath Voorzitter Henny Verhagen Stichting
LustrumMagazine Henny Verhagen Stichting
Een zilveren jubileum vraagt om het opmaken van een balans en het verzilveren van de successen. Dat doet het bestuur van de Henny Verhagen Stichting (HVS) door het organiseren van een jubileumsymposium en het uitbrengen van dit LustrumMagazine. We blikken terug en kijken ook vooral vooruit.
3
Eylard van Hall
Droom1 en werkelijkheid HVF en KWF:
LustrumMagazine Henny Verhagen Stichting
Het Henny Verhagen Fonds (HVF), met daaraan gekoppeld de Stichting Vrouwengezondheidszorg (VGZ), werd in 1986 opgericht door toedoen van Eylard van Hall, hoogleraar verloskunde en gynaecologie verbonden aan de Universiteit Leiden (19721997). Het Fonds zou geld moeten gaan verwerven ten behoeve van projecten op het gebied van vrouwengezondheidszorg. Dit initiatief paste in een reeks van activiteiten die Van Hall in de jaren tachtig ontplooide teneinde het gedachtegoed en de praktijken van de vrouwengezondheidszorg een institutionele en structurele verankering binnen zijn eigen vakgebied, de verloskunde en gynaecologie, te geven. Zijn eerste daad in deze was de start in 1979 van de Werkgroep Psychosomatische Obstetrie en Gynaecologie (WPOG) binnen de wetenschappelijke beroepsvereniging voor gynaecologen. In 1982 was hij oprichter/ hoofdredacteur van de Journal of Psychosomatic Obstetrics and Gynaecology (JPOG). In die periode werd hij ook actief als bestuurslid in de International Society of Psychosomatic Obstetrics and Gynaecology (ISPOG). In die hoedanigheid organiseerde hij het 9e ISPOG congres The Free Woman dat in 1989 in Amsterdam plaatsvond. In 1991 startte mede door zijn toedoen de Polikliniek Psychosomatische Gynaecologie en Seksuologie van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Hij slaagde erin om hiervoor een structurele subsidie van het ministerie van Volksgezondheid te verwerven. Het HVF/Stichting Vrouwengezondheidszorg stelde twee leerstoelen in (zie onder). Later kwam de LUMC-leerstoel gynaecologie met bijzondere aandacht voor psychosociale aspecten mede op initiatief van Van Hall tot stand. De WPOG, het JPOG, de ISPOG, de polikliniek, de LUMC-leerstoel en de Stichting Vrouwengezondheidszorg, die in 2006 werd omgedoopt in Henny Verhagen Stichting, bestaan tot de dag van vandaag. De belangrijkste doelstelling van het HVF was het financieel en daarmee ook ideologisch steunen van projecten en andere activiteiten op het terrein van de vrouwengezondheidszorg. De droom was ‘HVF en KWF’ (Kankerbestrijding); als evenwaardige fondsen voor de financiële ondersteuning van wetenschappelijk onderzoek en gezondheidszorg. “Het werven van geld werd
4
een drama”. Het Ministerie van Volksgezondheid gaf een kleine startsubsidie, maar daar bleef het voorlopig bij. Banken en gezondheidsfondsen wilden geen geld ter beschikking stellen met als argument ‘het valt niet binnen onze doelstellingen’. Waar wel veel geld, vooral onderzoeksgeld, voor beschikbaar was, waren ziekten zoals kanker en reuma. Maar de farmaceutische industrie gaf geen geld aan zoiets ‘vaags’ als VGZ. Zo was het ook uitermate moeilijk geld te verwerven voor de ISPOG wereldcongressen, waaronder het congres in Amsterdam. Na veel inspanningen op financieel gebied werd dat congres uiteindelijk een groot succes. Er kwamen wel veel aanvragen bij het HVF voor financiële steun, maar die konden bij gebrek aan geld nauwelijks gehonoreerd worden. Het weinige geld dat er was ging naar autonome vrouwenhulpverleningsprojecten. “Het was allemaal heel demotiverend. Als bestuur waren wij soms de wanhoop nabij. Uiteindelijk hebben wij gezegd ‘het roer moet om’. Wij besloten toen om ons te gaan richten op onderwijs, leerstoelen en een prijs. Wij verwachtten dat dat minder emotionele energie zou kosten. Wij hebben toen ook de statuten van de Stichting veranderd.”
‘het roer moet om’. In 1992 ging de eerste Henny Verhagen Prijs (een geldbedrag en het beeldje ‘Free Woman’ van beeldhouwster Maja van Hall) naar het vrouwengezondheidscentrum Aletta in Utrecht. De prijs werd door Hedy D’Ancona (toenmalig minister van WVC) uitgereikt aan de directeur van Aletta, Marleen Baerveldt. De tweede Henny Verhagen Prijs werd in 1996 door minister Els Borst (VWS) uitgereikt aan Nelleke Nicolai, psychiaterpsychotherapeut en vrouwenhulpverleenster, na afloop van de inaugurele rede van Annemiek Richters, hoogleraar vrouwenhulpverlening vanwege de Stichting Vrouwengezondheidszorg. In 2000 werd de derde Henny Verhagen Prijs wederom uitgereikt door Hedy d’Ancona, dit keer aan Ineke Wienese, orthopedagoge bij het psychomedisch centrum Parnassia in Den Haag.
1 Een uitgebreid interview met Van Hall is verschenen in het Tijdschrift voor Genderstudies (Richters A., & Mens, L. van, Van feministisch gynaecoloog tot behoeder van het zelfbeschikkingsrecht voor ouderen. In gesprek met Eylard van Hall. TvG, 2010, 2, 65-72).
Annemiek Richters en Eylard van Hall bij haar oratie in 1996 Bron: Foto Loek Zuyderduin in Cicero 8 november 1996, nr. 17 Voorafgaand aan de afscheidsrede van Janneke van MensVerhulst, tweede hoogleraar vrouwengezondheidszorg vanwege de Stichting, werd in 2006 de vierde Henny Verhagen Prijs uitgereikt aan Nel Jessurun, transcultureel psychotherapeut/ gezinstherapeut en lid van het IGGZ (Interculturele Geestelijke Gezondheidszorg), door Ronald May, coördinator intercultureel management bij Altrecht (geestelijke gezondheidszorg) te Utrecht. De vijfde Henny Verhagen Prijs zal in 2011 ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Stichting worden uitgereikt. Dit bestaan wordt gevierd met een symposium voorafgaand aan de afscheidsrede van Annemiek Richters.
In 1995 kon de Stichting starten met de eerste leerstoel VGZ. Het geld voor een aanstelling van de bijzonder hoogleraar voor 0.4 ft voor een periode van vijf jaar kwam van het Ministerie VWS en het VSB-Fonds Den Haag en omstreken. Het was Van Hall die deze financiering wist te regelen. De leerstoel werd ondergebracht bij de polikliniek psychosomatische gynaecologie en seksuologie van wat toen nog heette het Academisch Ziekenhuis Leiden (AZL). De leerstoel werd in 2000 omgezet in een reguliere leerstoel cultuur, gezondheid en ziekte aan het LUMC. Het heeft veel moeite gekost de nodige toestemming te krijgen voor het instellen van de leerstoel VGZ in Leiden. Het begon met de Faculteitsraad die er in een eerste vergadering over dit thema lang over discussieerde en een besluit uitstelde tot een volgende vergadering waarin er gestemd zou moeten worden. Uiteindelijk gaf de Faculteitsraad haar fiat. Toen moest de Universiteitsraad haar goedkeuring geven. Het waren vooral de vrouwen die tegen waren. Zij stelden de retorische vraag: ‘Waarom zou er iets speciaals voor vrouwen moeten komen?’ De rector magnificus van de universiteit Lammert Leertouwer, die tevens de leerstoel vergelijkende godsdienstwetenschap bezette, nam toen het heft in handen. Hij bracht als argument in: ‘U zou het toch ook niet leuk vinden als u na een operatie zou
Toen Van Hall in 1997 afscheid nam als hoogleraar werd hem door Minister Borst van VWS een emancipatieprijs van 100.000 gulden uitgereikt. Van Hall stelde dit geld ter beschikking voor onderzoek naar etnische verschillen in het voorkomen van gynaecologische en verloskundige problemen op de afdelingen verloskunde en gynaecologie van het Westeinde Ziekenhuis te Den Haag en het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam, beide ziekenhuizen met een relatief grote migranten patiëntenpopulatie. Het instellen van een volgende leerstoel bleek veel moeilijker. Uiteindelijk kreeg de Stichting het verzoek van de Universiteit voor Humanistiek een nieuw in te stellen leerstoel voor één dag in de week te ondersteunen. Zij stemde daar graag mee in. De Stichting zou geen financiële verantwoordelijkheid dragen voor deze leerstoel. De Universiteit Utrecht, waar de beoogd leerstoelhouder Janneke van Mens-Verhulst een aanstelling had, was bereid deze te financieren. Van Mens-Verhulst was al aan de UvH verbonden geweest als bijzonder hoogleraar op de Ribbius Peletierleerstoel. Deze tweede Stichtingsleerstoel - ‘Theorie en praktijk van de Vrouwengezondheidszorg’ - werd na vijf jaar helaas niet omgezet in een reguliere leerstoel.
LustrumMagazine Henny Verhagen Stichting
‘Waarom zou er iets speciaals voor vrouwen moeten komen?’
merken dat uw baarmoeder verwijderd was zonder dat u daar van tevoren toestemming voor verleend had’. Dat gaf de doorslag. De leerstoel mocht er komen. Leertouwer had ooit tegenover Van Hall de traditie van de Universiteit Leiden gekenmerkt als ‘traditie met een anarchistische knipoog’. Met zijn inbreng in de discussie in de Universiteitsraad gaf hij concreet invulling aan die uitspraak.
Enkele jaren na zijn afscheid als hoogleraar heeft Van Hall het beheer van de Stichting overgedragen aan een nieuw bestuur, waarvan het secretariaat zetelde bij het NISSO. Daarmee heeft hij tevens zijn bemoeienis met de Stichting geleidelijk aan gestaakt. Wel is hij met interesse het wel en wee van de Stichting blijven volgen. Hij is ervan overtuigd dat de nieuwe start die de Stichting in 2006 heeft gemaakt met de nieuwe naam Henny Verhagen Stichting, en daaraan gekoppeld de lancering van een website, een sterke impuls tot vernieuwing gegeven heeft en grotere bekendheid zal brengen. Annemiek Richters
5
Annemiek Richters
Rimpelingen in de mainstream LustrumMagazine Henny Verhagen Stichting
6
Annemiek Richters (1945) is druk met de voorbereidingen van haar afscheid als ik haar ontmoet om te spreken over haar ervaringen als hoogleraar Vrouwengezondheidszorg vanwege de Henny Verhagen Stichting (HVS) bij de universiteit Leiden, over haar daaropvolgende hoogleraarschap Cultuur, gezondheid en ziekte bij het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) en haar passie voor mensenrechten, met als specifiek aandachtsveld ‘vrouwen, geweld en gezondheid in de context van cultuur’. Vorig jaar al ging ze met emeritaat, maar had het nog zo druk met begeleiding van studenten, promovendi en haar veldonderzoek, dat ze pas dit jaar tijd maakt voor haar afscheid, tegelijkertijd met het symposium op 30 september ter ere van het 25-jarig bestaan van de Henny Verhagen Stichting. Na haar emeritaat bleef Richters als gastmedewerker werken bij de afdeling Public Health en Eerstelijnsgezondheidszorg in het LUMC en bij het Amsterdam Institute for Social Science Research (AISSR). Voor haar persoonlijke inzet ontving Annemiek Richters in 2008 de Corrie Hermann prijs van de Vereniging van Nederlandse Vrouwelijke Artsen en in 2010 de Koninklijke onderscheiding ‘Officier in de Orde van Oranje-Nassau’. Voor 1995 was Annemiek op diverse plekken werkzaam. Zo deed ze in 1993 voor IPSER (International Institute for PsychoSocial and Socio-Ecological Research) onderzoek naar de behoeften van bewoners van het vluchtelingenkamp Kakuma in Kenia en op verzoek van Artsen zonder Grenzen werkte ze als traumatic stress program developer in Sarajevo tijdens de burgeroorlog in voormalig Joegoslavië. Mensenrechten is een onderwerp waar Annemiek Richters geleidelijk in groeide. “Mijn proefschrift ’‘De medisch antropoloog als verteller en vertaler’ ging vooral om gezondheid en gezondheidsbeleving in de context van allerlei vormen van sociale onrechtvaardigheid en geweld. Dat presenteerde ik toen niet expliciet als mensenrechtenthema’s, maar daar gaat het in alle gevallen wel om.” Richters organiseerde tijdens haar gewoon hoogleraarschap voor geneeskundestudenten in Leiden vijf jaar lang het keuzeblok Health and Human Rights. “Ik betrok daarbij als docent artsen met charisma om te vertellen over hun inzet voor mensenrechten in verschillende delen van de wereld. En de
studenten lazen drie weken lang elke dag de krant met speciale aandacht voor schendingen van mensenrechten. Dat leidde ertoe dat hun kijk op de wereld grondig veranderde.” Haar interesse in culturele aspecten van de levens van mensen dateert van haar vroege jeugd. De wetenschappelijke vertaling daarvan blijkt onder andere uit het onderzoeksproject ‘vrouwen, cultuur en depressie’ eind jaren tachtig van de vorige eeuw terwijl ze ook medische filosofie doceerde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Een paar jaar na haar promotie werkte ze bij VENA (Vrouwen en Autonomie) in Leiden. Ze deed een literatuurstudie over vrouwen, cultuur en geweld. “Ik moest spitten naar literatuur, want die was toen nog erg schaars. Pas de verhalen over massale verkrachtingen tijdens de burgeroorlog in voormalig Joegoslavië leidde ertoe dat er steeds meer geschreven ging worden over vrouwen en geweld in de context van oorlog. Ook kwam er in de wetenschappelijke literatuur in die periode eindelijk aandacht voor het wereldwijd voorkomen van geweld tegen vrouwen in hun dagelijkse leven in vredestijd.” Sinds eind jaren negentig hield ze zich specifiek bezig met onderzoek naar het leven van vrouwen in samenlevingen die door zware conflicten zijn ontwricht, zoals in Tajikistan en later in Rwanda. In Rwanda is de focus vooral het herwinnen van menselijke waardigheid in de context van een community-based sociotherapie programma. Haar meest recente ervaringen en de bestaande literatuur op het gebied van geweld tegen vrouwen verwerkte ze in de Annie Romein-Verschoorlezing die ze in maart 2011 uitsprak ter gelegenheid van de 100ste verjaardag van Internationale Vrouwendag. Doorspekt met sprekende praktijkvoorbeelden raakte de lezing de toehoorders. Tegelijkertijd liet ze de veerkracht van vrouwen zien en het sprankje hoop dat eruit spreekt. Iedereen weet wel dat seksueel geweld op grote schaal voorkomt in oorlogsgebieden, maar de lezing maakte het geweld bijna tastbaar. “Het verkrachten van vrouwen wordt in huidige gewelddadige conflicten steeds vaker ingezet als wapen. Vrouwen zorgen voor de reproductie en cohesie van de gemeenschap waar zij toe behoren en zijn het kernsymbool van die gemeenschap. Kwaadaardige
Foto Diana van den Driessche
LustrumMagazine Henny Verhagen Stichting
6
Community-based programma’s gericht op sociale genezing lijken effectiever te zijn. LUMC, heeft zijn oorsprong in de inzet van het bestuur van de HVS. Dat de leerstoel wordt voortgezet is een goed voorbeeld van hoe de Stichting haar doel kan bereiken. “Ik vind het moeilijk om te zeggen hoe de Henny Verhagen Stichting nu verder moet en of ze een zelfstandige stichting moet blijven of wellicht beter bij een specifieke organisatie ondergebracht moet worden. Nu heeft het bestuur tentakels in verschillende organisaties, wat veel kruisbestuiving mogelijk maakt. Wat het lastig maakt is natuurlijk dat het levend houden van de Stichting draait op mensen die dat weliswaar met passie doen, maar wel in hun vrije tijd. En dat in deze tijd waar zakelijkheid overheerst. Het wordt steeds moeilijker bijzonder hoogleraarschappen te regelen die uit maatschappelijke bewegingen voortkomen. Als er in reguliere instellingen geen ruimte is, kon de Stichting maatschappelijk en wetenschappelijk relevante onderwerpen via een hoogleraarschap op de kaart zetten. Dan was het aan die hoogleraar en die betreffende instelling of dat een vervolg kreeg. Als mijn leerstoel destijds niet was ingesteld, was er nu zeer waarschijnlijk niet als vervolg daarvan een leerstoel medische antropologie aan het LUMC geweest. Op bescheiden schaal hebben veel studenten via mijn leerstoel van de Henny Verhagen Stichting geprofiteerd. Jonge mensen op zoek naar de mens achter de ziekte die een medisch-antropologische visie in hun werk als arts hebben weten te integreren. Het mooiste is als je als Stichting structurele veranderingen bewerkstelligt en een spin-off krijgt naar de mainstream toe, dat je in die mainstream kunt inbrengen waar je als Stichting voor staat en op z’n minst een rimpeling teweegbrengt. Het signaleren van nieuwe ontwikkelingen, lacunes en daarop inspringen op kleine schaal en kruisbestuivingen voor elkaar krijgen; gedachtegoed levend houden en zorgen dat het voeten aan de grond krijgt hier en daar, dat is wat de Henny Verhagen Stichting zeker moet blijven doen.”
Wat er in de loop der jaren gebeurd is met de leerstoel bij het
Diana van den Driessche
LustrumMagazine Henny Verhagen Stichting
verkrachting in oorlogssituaties betekent daarom niet alleen een aanval op lichaam, ziel en waardigheid van vrouwen, maar tevens een doelgerichte totale ontwrichting van de structuur van een samenleving. Er zijn echter ook andere typen van verkrachting, zoals de lustverkrachting waarin het vooral gaat om het bevredigen van de behoefte van mannen aan seks. Wat verkrachting met vrouwen doet, hangt mede af van de reactie van haar omgeving op dit geweld. Wordt zij bijvoorbeeld door haar man, familie en dorpsgenoten verstoten of liefdevol opgevangen”. De vraag is hoe de vrouwen en andere geweldsoverlevenden het beste door speciaal daarvoor opgezette programma’s ondersteund kunnen worden in de verwerking van hun trauma’s en het weer opbouwen van hun leven: “Na de genocide in Rwanda werd het land overstroomd door hulpverleners met de intentie op grote schaal voorlichting te geven over PTSD (Post Traumatic Stress Disorder) en mensen te trainen in trauma counseling. Dat laatste werd vooral één op één counseling. Daarmee veranderde er niets ten goede in de sociale wereld waar mensen zo’n behoefte aan hadden. Community-based programma’s gericht op sociale genezing lijken effectiever te zijn. Ik heb Tutsi vrouwen geïnterviewd die zowel hadden deelgenomen aan een gemengde zelfhulpgroep als aan een groep met alleen verkrachte vrouwen. Ik vroeg of ze een verschil konden aangeven. Een van de vrouwen wilde liever in de gemengde groep (vrouwen, mannen, oud, jong, Tutsi en Hutu bij elkaar), omdat die mensen dicht bij haar woonden, dus als ze een probleem had, dan kon ze hen als buren om hulp vragen. In een gemengde groep zijn er verschillende kwaliteiten aanwezig en kun je elkaar op verschillende manieren ondersteunen, terwijl in een gelijkgestemde groep iedereen zwak is (want verkracht). Een andere vrouw had liever de ‘niet-gemengde’ groep, want daar kon ze vrijuit over al haar traumatische ervaringen spreken en werd zij door het groepsproces geleidelijk sterker.”
7
Janneke van Mens-Verhulst
Een (bijzonder) hoogleraar aan elke universiteit LustrumMagazine Henny Verhagen Stichting
8
Sinds de opkomst van de vrouwenhulpverlening als beweging in de jaren zeventig van de vorige eeuw, is er heel wat gebeurd in de gezondheidszorg. De principes van de vrouwenhulpverlening zijn voor een groot deel geïntegreerd in de reguliere gezondheidszorg. Waren het in de beginjaren vooral sekseverschillen waar men zich op richtte, later is er een verschuiving opgetreden naar gender en diversiteit. Niet alleen lichamelijke en psychische sekseverschillen spelen in de gezondheidszorg een rol, maar ook de seksespecifieke context waarin klachten zich hebben ontwikkeld – en daarbij andere bio-psychosociale verschillen, zoals iemands leeftijd, etniciteit, opleiding en maatschappelijke status. Hoe de gezondheidszorg sensitief kan worden gemaakt voor diversiteit, is een van de speerpunten van het werk van Janneke van Mens-Verhulst. Na haar studie sociale psychologie en pedagogiek / andragologie aan de Universiteit van Amsterdam startte haar loopbaan aan de geneeskundefaculteit van Universiteit Utrecht, in 1972. Ze gaf trainingen in communicatievaardigheden en organiseerde ‘praatgroepen’ voor junior co-assistenten. Ze promoveerde in 1988 met het proefschrift ‘Modelontwikkeling voor vrouwenhulpverlening’. In 1995 werd Janneke van Mens-Verhulst bijzonder hoogleraar ‘Theorie en praktijk van de vrouwengezondheidszorg’ aan de Universiteit voor Humanistiek. Tot 1997 op de Ribbius Peletierleerstoel en later vanwege de Stichting VrouwenGezondheidszorg (nu de Henny Verhagen Stichting). Haar betrokkenheid bij de vrouwenbeweging lijkt haar oorsprong te hebben in de tijd dat ze studeerde: emancipatie was ‘hot’ in de jaren zeventig van de vorige eeuw. “Maar uiteindelijk gaat die betrokkenheid veel verder terug” vertelt Janneke bij mijn bezoek aan haar woning in Hilversum: “In 1956 werd mijn moeder weduwe en verloor ik mijn vader op negenjarige leeftijd. Ik had nog een broer die niet meer thuis woonde en een oudere zus die nog wel thuis woonde. In dat vrouwenhuishouden heb ik meegemaakt hoe mijn moeder worstelde met de regels en vooroordelen die er in die tijd over vrouwenlevens heersten. Alle dingen die mijn vader altijd geregeld had, kwamen nu op mijn moeders schouders
terecht. Maar tot het moment van zijn overlijden was zij, zoals alle vrouwen die in het huwelijksbootje stapten, formeel handelingsonbekwaam. Ze moest dus bijvoorbeeld nog leren hoe ze giro’s moest invullen. Ook maakte ik toen mee dat de kantonrechter mijn moeder opriep in verband met de verdeling van de erfenis omdat hij haar kans op hertrouwen moest schatten (alsof ze handelswaar was, denk ik nu). Van die tijd leerde ik dat het niet verstandig was te vertrouwen op een man die altijd voor me zou zorgen en dat ik moest zorgen voor eigen vaardigheden voor het geval ik er alleen voor zou komen te staan. Later maakte ik zelf mee hoe de controle je als vrouw volledig uit handen werd genomen. Mijn eerste zwangerschap was in 1971. De baan waarop ik net had gesolliciteerd kon ik wel vergeten, want bij de – toen verplichte – medische keuring bleek dat ik werd afgekeurd omdat ik zwanger was. Zwangerschap werd namelijk als een ziekte geadministreerd. Verder schreef de huisarts me toen onmiddellijk pillen voor waarmee ‘de vrucht beter zou innestelen’. Dat vond ik maar raar en ik besloot die pillen niet te slikken, daarin gesteund door mijn man. Gelukkig maar. Achteraf bleek het om het DES-hormoon te gaan. Juist door dat soort ervaringen sloegen de vrouwenbeweging en de vrouwengezondheidsbeweging dus wel bij mij aan.” Bij de andragologiestudie (veranderkunde) was men sterk gericht op emancipatie (hoewel nog niet van vrouwen) en werd veel gebruik gemaakt van actieonderzoek Daardoor voelde Janneke niet alleen inhoudelijk maar ook methodologisch de nodige affiniteit met de vrouwenstudiesbeweging die eind jaren zeventig aan de universiteit op gang kwam, vooral op initiatief van studentes. Zij vochten voor meer aandacht voor vrouwen, vrouwenlevens en sekseverschillen in het curriculum en zochten naar alternatieven voor de `mannelijke’ onderzoekstradities. Het was echter niet vanzelfsprekend dat studentes en vrouwelijke docenten daarin met elkaar optrokken. Zo herinnert Janneke zich nog dat ze in die tijd als onderdeel van het universitair establishment werd gezien en om die reden uit een bijeenkomst over moederschap werd weggekeken. Een vruchtbare relatie tussen vrouwen die actief
Foto Diana van den Driessche
Janneke laat haar gedachten gaan over waar het bestuur van de Henny Verhagen Stichting zich in de toekomst op zou kunnen richten. “Je zou willen dat het bestuur meer in gesprek zou raken met subsidiegevers, zoals ZonMW. En dat het gespreks-
partner wordt van fondsen en sponsoren, zoals KWF Kankerbestrijding en de Hartstichting, organisaties die zich bezig houden met klachten waarbij gender en etniciteit een belangrijke rol spelen, zoals baarmoederhalskanker, borstkanker en hart- en vaatziekten. Verder is de tijd nu misschien rijp om een aantal hoogleraren en lectoren en daarmee hun expertise op het gebied van sekse, gender, etniciteit en andere diversiteitscategorieën bij elkaar te brengen. Misschien kan de Henny Verhagen Stichting een taskforce in het leven roepen voor het maken van een dergelijke scan? Ik heb dan de fantasie dat er ook een kenniscentrum op het gebied van geestelijke gezondheidszorg en maatschappelijke hulpverlening opgezet zou kunnen worden, voor psychologen en pedagogen, ter aanvulling op het centrum voor Sekse & Diversiteit in het Medisch Onderwijs aan de Radboud Universiteit. En dat je aansluit bij het beleid van Academische Werkplaatsen. Maar ook zou het goed zijn om meer invloed te krijgen in het onderwijs, door visitatiecommissies op de invalshoek van de diversiteit te attenderen en experts voor mogelijke deelname aan te dragen. En dan toch weer te investeren in postacademisch onderwijs, zoals een aantal jaar geleden is geprobeerd met de opleiding Gender en Etniciteit in de hulpverlening, in samenwerking met de RINO. Daarnaast zou het goed zijn bruggen te slaan. Allereerst tussen generaties: tussen jonge vrouwen die aan het begin van hun loopbaan in de gezondheidszorg staan en vrouwen die inmiddels uit het reguliere arbeidsproces zijn gestapt maar nog wel expertise hebben op het gebied van gender, etniciteit en hulpverlening. Bovendien tussen academische en niet-academische organisaties, zoals universiteiten, hogescholen en WomenInc. En aangezien het volgend jaar het Europese jaar van de intergenerationele solidariteit is, zou de Henny Verhagen Stichting daar mooi bij kunnen aanhaken. Het mooiste zou overigens zijn om aan elke universiteit een (bijzonder) hoogleraar te hebben, zodat het gedachtegoed overal ingebed kan raken in academisch onderwijs en onderzoek.” Diana van den Driessche
LustrumMagazine Henny Verhagen Stichting
waren in de vrouwenhulpverlening en studentes en docentes vrouwenstudies was ook niet vanzelfsprekend. Maar na 1980 begonnen vrouwen die actief waren in de vrouwenhulpverlening te zoeken naar wetenschappelijke onderbouwing van hun aanpak en al bij de Zomeruniversiteit Vrouwenstudies in 1981 zijn er bijdragen over hulpverlening van studentes van enkele universiteiten. Geleidelijk kwam er een coalitie tussen studentes, hulpverleensters en universitaire medewerksters tot stand die uiteindelijk leidde tot conferenties, onderzoeksprojecten, werkgroepen, proefschriften en leerstoelen op het gebied van de vrouwenhulpverlening. In de loop der jaren vindt er een verschuiving plaats van aandacht voor sekseverschillen naar gender en diversiteit. Van ‘het verschil mag er zijn’ dat in de vrouwenhulpverlening speelde, is er een verschuiving opgetreden naar ‘er zijn verschillen en hoe ga je ermee om?’. Dat heeft ook consequenties voor de manier waarop je onderzoek doet. “Verschillen zijn niet statisch en dus moeten resultaten van onderzoek steeds weer ter discussie worden gesteld. Eenmaal uitgevoerd onderzoek moet regelmatig herhaald worden om de dynamiek van de verschillen te volgen. Het kan echter heel frustrerend zijn om de moeizaam opgebouwde kennis met wantrouwen te bekijken en je resultaten steeds ter discussie te stellen, vooral omdat er nog steeds geen structuur is waarbinnen je herhaaldelijk bepaalde zaken kunt uitzoeken De bijzondere leerstoelen vanwege de Henny Verhagen Stichting zijn een stap in de goede richting, naast de structurele leerstoel van Toine Lagro-Jansen in Nijmegen. Hoe meer hoogleraren met seksespecifieke en/of diversiteitsbewuste kennis bij het veld van de gezondheidszorg betrokken zijn (denk aan Marrie Bekker of Renee Römkens in Tilburg en Liesbeth Woertman in Utrecht), hoe serieuzer het thema wordt genomen en hoe meer kans er is om bijvoorbeeld via promoties voet aan de grond te krijgen in het academisch gedachtegoed.”
9
Ine Vanwesenbeeck
Seksuele autonomie bevordert (psychische) gezondheid van jongeren LustrumMagazine Henny Verhagen Stichting
10
Ine Vanwesenbeeck (1956) is sinds februari 2011 bijzonder hoogleraar Seksuele ontwikkeling, Diversiteit en Gezondheid vanwege de Henny Verhagen Stichting bij de faculteit Algemene Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Daarmee is ze weer terug in de academische wereld waar ze tien jaar geleden uitstapte om fulltime voor de Rutgers Nisso Groep te gaan werken, dat tegenwoordig, na de fusie van de Rutgers Nisso Groep met de World Population Foundation RutgersWPF heet. De leeropdracht van de leerstoel sluit naadloos aan bij haar fascinatie voor de rol die seksualiteit speelt in de verhouding tussen mannen en vrouwen. Tijdens haar studie psychologie kwam ze in aanraking met het feminisme en volgde ze colleges en werkgroepen bij Nel Draijer en Aafke Komter. Ine Vanwesenbeeck richtte haar aandacht op seksualiteit omdat ze steeds meer overtuigd raakte van de wezenlijke rol die seksualiteit speelt in de gezonde identiteitsontwikkeling van jongens en meisjes. Het onderwerp van haar afstudeerscriptie was het ondermijnende karakter van het romantisch ideaal op status en ambitie van vrouwen: ‘Uit liefde’ (1982). Direct na haar afstuderen werkt ze bij verschillende organisaties als onderzoeker, zoals stichting de Maan, de Mr. A de Graafstichting en later het Nederlands Instituut voor Seksuologisch Onderzoek (NISSO) en promoveert ze in 1994 op onderzoek naar sekswerkers. Nel Draijer en Aafke Komter zijn haar promotoren. Naast haar onderzoeksbanen is ze universitair docent vrouwenstudies in Tilburg. Bij het NISSO is ze een aantal jaar verantwoordelijk voor het programma Gender en Seksualiteit. Als ze in 2001 uit de academische wereld stapt, wordt ze hoofd van de onderzoeksafdeling bij de Rutgers Nisso Groep. Ze zet de monitor Seksuele Gezondheid in Nederland op en is verantwoordelijk voor een aantal jeugdstudies, waaronder ‘Seks onder je 25ste, seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2005’. In 2008 besloot ze een sabbatical te nemen. Later waren er weer fusieplannen, nu met de World Population Foundation (WPF). Die fusie was voor haar heel aantrekkelijk, omdat daarmee ook het internationale aspect in beeld kwam. In het eerste jaar na haar sabbatical heeft ze de
vrije positie gehad om na te denken over hoe dit internationale aspect verder ontwikkeld zou kunnen worden. Haar baan als manager van het internationale onderzoek combineert ze sinds 1 februari met het bijzonder hoogleraarschap dat gefinancierd wordt door het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek Seksualiteit (FWOS) en GGZ-Eindhoven. In november 2011 zal ze haar oratie houden en begin volgend jaar zal ook een AIO het onderzoek gaan doen waarover ze nu nog volop aan het nadenken is. “Dat is ook meteen het mooie van een hoogleraarschap, zo aan het einde van je carrière: om van die academische vrijheid te genieten en na te denken over de invulling van de leeropdracht”, vertelt Ine Vanwesenbeeck. “Ik kan niet denken over verhoudingen tussen mannen en vrouwen zonder meteen aan seksualiteit te denken. Dat is in de loop der jaren versterkt. Mijn definitie van seksualiteit is heel breed en bevat ook intimiteit en relaties: seksueel geïnspireerde sociale interactie of ‘sociaalseksueel verkeren’. Wat ik wil documenteren is de diversiteit van posities die jongens en meisjes, mannen en vrouwen hanteren ten opzichte van de heteroseksuele dubbele moraal ofwel het heteronormatieve paradigma. Die posities zijn niet vaststaand en kunnen veranderen door omstandigheden, zoals hun persoonlijke ontwikkeling of andere partners. Het gaat om interactionele en contextuele aspecten. Mij gaat het dan vooral om de microdynamiek van menselijk gedrag: wat gebeurt er tussen mannen en vrouwen, jongens en meisjes, wanneer ze zich bevinden in een seksueel getinte interactie en hoe stereotypisch mannelijk of vrouwelijk doen ze dat. De waarneming is toegespitst op stereotypen: je ziet wat je verwacht. Die stereotyperingen wil ik ontkrachten, laten zien dat er veel meer nuances zijn, dat er alternatieve gedragingen zijn. De realiteit die niet strookt met verwachtingen en vooroordelen wil ik zichtbaar maken en laten zien dat alternatieve gedragingen bestaan en dat je anders mag zijn. Dat is best ingewikkeld, want mensen ontlenen hun identiteit en zelfwaardering juist vaak aan de mate waarin ze voldoen aan normen en waarden van groepen waartoe ze behoren of willen behoren. Ik denk dat het ‘alternatief’ mogen doen een positief effect op de gezond-
Foto Diana van den Driessche
“Ik kan niet denken over verhoudingen tussen mannen en vrouwen zonder meteen aan seksualiteit te denken. In de loop der jaren is er een verschuiving opgetreden van sekse naar gender en wordt er meer nadruk gelegd op diversiteit binnen vrouwenstudies. “Gaandeweg ben ik meer gaan kijken naar verschillen tussen mannen en vrouwen onderling. Enerzijds om stereotypen af te zwakken en anderzijds om te ontdekken waarom de ene persoon, of het nu een man of een vrouw is, wel de mogelijkheid heeft om zich op een bepaalde manier te manifesteren en een ander niet. Ik wil laten zien dat de verschillen binnen de seksen groter zijn dan de verschillen tussen de seksen. Dat bleek ook al in mijn onderzoek naar de situatie van sekswerkers: het was een heterogene groep vrouwen en in mindere mate jongens, die met totaal verschillende motieven in de commerciële seks terecht waren gekomen of daarvoor kozen. Die trajecten leidden tot totaal verschillende posities in termen van controle, autonomie, welzijn en gezondheid. Die inzichten kunnen helpen om te voorkomen dat mensen worden gereduceerd tot hun sekse of hun seksualiteit. Een ander onderdeel van diversiteit, etniciteit, vind ik ook belangrijk in het blootleggen van stereotypen, maar altijd denk ik erover in termen van manvrouwverhoudingen.”
De Henny Verhagen Stichting bestaat dit jaar 25 jaar. Heeft de stichting nog bestaansrecht en zo ja, in welke richting denk je dat de HVS de komende jaren inspanningen zou moeten verrichten? “Allereerst waardeer ik het zeer dat de Henny Verhagen Stichting dit keer voor mijn leerstoel seksualiteit geprioriteerd heeft, gezien de onmiskenbaar centrale rol die dat speelt bij allerlei aangelegenheden in verband met gender en diversiteit en in het bijzonder op complexe maar overtuigende manieren gerelateerd is aan maatschappelijk functioneren en psychische gezondheid. Seksuele problematiek vormt een belangrijk deel van de hulpvragen in de GGZ en andersom kan psychische problematiek ook sterk van invloed zijn op de seksualiteitsbeleving. Ik denk dat de Henny Verhagen Stichting zeker bestaansrecht heeft, omdat het nog steeds nodig is om vrouwen binnen de universiteit te ondersteunen en te stimuleren. Wat ik ook erg waardeer aan de HVS is dat ze open staan voor wat er in het veld gebeurt. Voor een volgende leerstoel zou ik hen willen aanraden aan te sluiten bij iemand in het veld en samen met die persoon te werken aan een leeropdracht en buiten de academische wereld te kijken. Ik denk dan aan het onderzoeken van multiculturaliteit en het effect daarvan op de posities van mensen en hun geestelijke en lichamelijke gezondheid. Daarmee geef je diversiteit en etniciteit een extra dimensie en het is ook gendered, omdat er een steeds grotere afstand lijkt te bestaan tussen jongens en meisjes in termen van schoolprestaties, opleidingen en arbeidsmarktperspectief, waardoor de kans bestaat dat genderaspecten uitvergroot worden. En het zou goed zijn te zoeken naar een vrouw uit een etnische minderheidsgroep om op die manier aan het stimuleringsbeleid extra vorm te geven. Binnen het academische veld blijven heeft wel als groot voordeel dat een hoogleraarschap status geeft en dat kunnen vrouwen aan de universiteit op dit moment nog heel hard gebruiken. Een alternatief voor een leerstoel zou een stimuleringsprijs of extra onderzoeksbudget kunnen zijn om een zittende hoogleraar of andere vrouw binnen de academische wereld te ondersteunen.” Diana van den Driessche
LustrumMagazine Henny Verhagen Stichting
heid kan hebben. Uiteindelijk is het doel om algehele en seksuele autonomie te bevorderen bij jongens, maar vooral bij meisjes, zolang het taboe op het seksuele verlangen van meisjes zowel voor meisjes als voor jongens een negatieve invloed heeft op een gezonde identiteitsontwikkeling en een gezonde seksuele verhouding. Ook al realiseer ik me dat de controle over ons leven maar beperkt is en doordrongen is van culturele normen en waarden en dat ons handelen en denken door maatschappelijke verhoudingen worden bepaald.”
11
LustrumMagazine
Colofon
Uitgave Teksten Foto’s Redactie Eindredactie Vormgeving
Henny Verhagen Stichting, september 2011 Indra Boedjarath. Diana van den Driessche, Annemiek Richters Diana van den Driessche Katja van Vliet, Willy van Berlo en Indra Boedjarath Katja van Vliet Heleen ten Voorde
Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door ZonMw en de Dutch Foundation of Women and Health Research (DFWHR). De publicatie kan gedownload worden via de website: http://www.hennyverhagenstichting.nl
De Henny Verhagen Stichting stimuleert wetenschappelijk onderzoek en onderwijs op het gebied van gezondheid(szorg) en diversiteit. Dit doet zij door een aantal activiteiten zoals de vestiging en continuering van bijzondere leerstoelen, de uitreiking van een vierjaarlijkse prijs, samenwerking met het (G)Gz-veld en een website. Meer informatie vindt u op onze website: www.hennyverhagenstichting.nl. © Henny Verhagen Stichting, Utrecht