Locatieonafhankelijk PvE
Parkeergarages Lammermarkt en Garenmarkt
Locatieonafhankelijk PvE
Parkeergarages Lammermarkt en Garenmarkt
Nieuwstraat 4 2266 AD Leidschendam
T +31 (0)70 317 70 05 F +31 (0)70 317 80 66 E
[email protected] W www.spark-parkeren.nl1
Colofon
Opdrachtgever
Gemeente Leiden
Titel
Locatieonafhankelijk PvE
Versie
1.4
Datum
21 maart 2012
Projectteam Opdrachtgever Projectteam Spark Projectleider Spark
M. Blankendaal
Inhoudsopgave 1 2
Inleiding 1.1
Status PvE
1.2
Leeswijzer PvE
Randvoorwaarden en uitgangspunten 2.1
3
10
Betrokkenheid gemeente Leiden
11 12
13 13
2.2 Normen en voorschriften
13
2.3 Ontwikkeling, realisatie, eigendom en ingebruikname
14
2.4 Vergunningen
14
2.5 Beheer en exploitatie
14
2.6 Gebruik
14
2.7 Garageprincipe, omvang en bouwvorm
15
2.8 Materiaalgebruik en afwerking
15
2.9 Belijning, bewegwijzering en bebording
18
2.10 Duurzaamheid, kwaliteit en beleving
18
2.10.1
Duurzaamheid
18
2.10.2
Beleving parkeervoorziening
20
2.10.3
Fysieke en sociale veiligheid
21
2.10.4
Verkeersveiligheid
23
Functionele eisen 3.1
Ontsluiting voertuigen
24 24
3.2 Ontsluiting voetgangers
25
3.3 Entree straatzijde (tussen rijbaan en gevel garage)
25
3.4 Toegang voertuigen
26
3.5 Toegang voetgangers
28
3.6 Parkeervloer
29
3.7 Minder validen
32
3.8 Hellingbanen
32
3.9 Trappenhuizen
33
3.10 Noodtrappenhuizen
33
3.11 Liften
33
3.12 Openbare toiletten
34
3.13 Exploitatieruimte
34
3.14 Technische ruimten
34
3.15 Beheerderruimte
35
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
7
4
3.15.1
Hoofdruimte
35
3.15.2
Pantry/eetruimte/bespreekruimte/geldtelruimte
36
3.15.3
Overig
36
3.16 Serviceruimten (t.b.v. opstelling betaalautomaten)
38
3.17 Bewegwijzering / wayfinding
38
Toegangscontrole/parkeermanagement 4.1
Heffen parkeertarief
4.2 CCTV-systeem
5
6
Algemeen
43 43
5.3 Plafond- en wandopeningen
43
5.4 Liftput(ten) en schacht(en)
44
5.5 Kolommenstramien
44
5.6 Algemene bouwkundige uitgangspunten
45
Veiligheid bij brand Brandbestrijdingsinstallatie
6.2 Brandmelding-/ontruimingsinstallatie
Werktuigbouwkundige eisen 7.1
Algemene voorzieningen
7.2 Ventilatie
47 48
49 49
7.2.1
Stuwdrukventilatie
49
7.2.2
Overdrukventilatie
50
50
7.3.1
Algemeen
50
7.3.2
Luchtbehandelinginstallatie
50
7.3.3
Verwarmingselementen
51
7.4 Koudwateraansluitingen
51
7.5 Binnen- en buitenriolering en waterafvoer
51
Elektrotechnische installaties 8.1
Algemeen
53 53
8.1.1
Nuts- en centrale energievoorzieningen
53
8.1.2
Eisen verdeelinrichtingen
53
8.1.3
Noodvoorzieningen
54
8.2 Verlichting
54
8.3 Communicatie
55
8.4 Beveiliging en monitoring
56
8.4.1
8
46
49
7.3 Verwarming
8
43
5.2 Vloer, wanden en dak
6.1
7
40 41
Constructieve eisen 5.1
39
CO/LPG –detectie (indien van toepassing)
56
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
9
Garanties en onderhoud 9.1
Garanties
57 57
9.1.1
Bouwkundig
57
9.1.2
Werktuigbouwkundige installaties
57
9.1.3
Elektrotechnische installaties
58
9.2 Onderhoud
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
59
9
1 Inleiding De gemeente Leiden is van plan parkeergarages onder de Garenmarkt en de Lammermarkt te (laten) realiseren. Het betreft openbare, ondergrondse parkeergarages met een verwachte capaciteit van respectievelijk circa 400 tot 800 plaatsen. De garages zullen naar verwachting in eigendom en exploitatie komen bij de gemeente Leiden.
In dit stadium wenst de gemeente over een Programma van Eisen (PvE) te beschikken dat aan de ontwerpers en/of uitvoerder kan worden verstrekt en dat als uitgangspunt dient bij het ontwerp van de garages. Dit PvE is dus opgesteld vanuit het perspectief dat de ontwerper moet worden aangestuurd. Daarmee is het vooralsnog niet volledig geschikt voor het aanbesteden van de realisatie van de parkeervoorzieningen. Om het geschikt te maken voor een aanbesteding moet het PvE in overeenstemming worden gebracht met de toe te passen selectie- en beoordelingscriteria en het type aanbesteding.
Het voorliggende PvE is een locatieonafhankelijk PvE dat op beide locaties van toepassing is. Dit Programma van Eisen (PvE) bevat technische en functionele eisen waaraan het ontwerp van de te ontwikkelen parkeergarages dient te voldoen. Het PvE moet leiden tot ontwerpen van (parkeer)gebouwen met alle daarbij behorende voorzieningen, die worden weergegeven in een bestek en bijbehorende tekeningen, berekeningen etc.
Het (parkeer)gebouw is in essentie een verzameling van ruimten waarin bestuurders van motorvoertuigen alsmede voetgangers comfortabel en veilig kunnen rijden, parkeren, lopen en zich kunnen (laten) informeren over in de omgeving aanwezige functies, (OV-)voorzieningen en overige relevante informatie. Tevens moet toezichthoudend en technisch personeel onder prettige en optimale omstandigheden hun functie kunnen uitoefenen.
De eisen uit NEN 2443 – Parkeren en stallen van personenauto’s op terreinen en in garages, Nederlands Normalisatie-instituut, april 2000 dienen te worden aangehouden. Indien de eisen uit dit PvE de voorschriften en normen van de NEN 2443 overstijgen, zijn de eisen uit dit PvE in die gevallen leidend en bepalend. Ook de Arbo-wet is een integraal onderdeel van het voorliggende PvE, met name in relatie tot de realisatie van optimale arbeidsomstandigheden voor uitvoerend personeel.
10
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
De eisen uit dit PvE dienen altijd in een bredere context te worden beschouwd. Niet alleen de parkeervisie van de Gemeente Leiden en het vigerend gemeentelijk parkeerbeleid spelen daarbij een rol, maar ook de lokale infrastructuur en de mogelijkheden die deze biedt voor de verkeersafwikkeling, de stichtingskosten, het beoogde rendement en milieuaspecten zijn voorbeelden van onderwerpen die in deze bredere context een rol spelen. Er dient echter altijd in overleg met de gemeente Leiden een afstemming van alle relevante aspecten in relatie tot het ontwerp plaats te vinden, keuzes te worden gemaakt en besluiten te worden genomen.
1.1 Status PvE Dit PvE tracht voorafgaand aan het ontwerpproces zo volledig mogelijk te zijn. Gedurende het vervolg van het proces wordt het PvE locatiespecifiek gemaakt en wordt de uitvoering van de realisatie van de parkeervoorziening aanbesteed. Er dient rekening mee gehouden te worden dat gedurende deze fase bepaalde aspecten uit het PvE nog binnen toelaatbare marges gewijzigd kunnen worden. Aanvullend moet er rekening mee worden gehouden dat gedurende het ontwerpproces op basis van nadere uitwerkingen en onderzoek bepaalde aspecten alsnog kunnen worden vastgesteld, nader worden benoemd of kunnen worden gewijzigd. De gemeente Leiden zal in dat geval betreffende aspecten tijdig in het ontwikkelingsproces inbrengen.
Aanpassingen en wijzigingen kunnen door alle betrokkenen in het ontwikkeling- en ontwerpproces worden ingebracht doch kunnen uitsluitend door de gemeente Leiden worden geaccordeerd. De wijze waarop wijzigingen kunnen worden ingebracht zal door de gemeente Leiden bij de start van het ontwerpproces worden benoemd, in overleg met de bij het ontwerp betrokken partijen. Indien er eisen in dit PvE staan waaraan de uitvoerder – om welke reden dan ook – niet kan of wenst te voldoen moet dit terstond aan de gemeente Leiden worden gemeld. Wijzigingen ten opzichte van dit PvE zullen in een separaat document (Nota van Wijzigingen) worden vastgelegd en één geheel (blijven) vormen met dit PvE.
Gedurende het proces zal duidelijk worden of er behoefte is aan het opstellen van een separaat PvE voor technische voorzieningen en verlichting. Indien hiertoe wordt besloten, zullen de eisen uit het huidige PvE met betrekking tot deze eisen komen te vervallen. Het nieuwe PvE zal de huidige eisen met betrekking tot deze onderwerpen als ondergrens nemen.
Paragrafen eigendom en beheer zullen nog worden ingevuld naar aanleiding van het kaderbesluit. Aanvullend is een beeldkwaliteitplan opgesteld dat een bijlage kan vormen bij dit PvE.
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
11
1.2 Leeswijzer PvE In hoofdstuk 2 van dit PvE worden de algemene randvoorwaarden en uitgangspunten beschreven. Hoofdstuk 3 bevat de functionele eisen en hoofdstuk 4 de eisen aan het toe te passen parkeermanagementsysteem. In hoofdstuk 5 worden de constructieve eisen behandeld. Hoofdstuk 6 beschrijft de veiligheid bij brand. De werktuigbouwkundige eisen en eisen aan de elektrotechnische installaties zijn respectievelijk in de hoofdstukken 7 en 8 opgenomen. Hoofdstuk 9 bevat de eisen ten aanzien van garanties en onderhoud.
12
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
2 Randvoorwaarden en uitgangspunten 2.1 Betrokkenheid gemeente Leiden De gemeente Leiden dient tijdens het gehele ontwikkelproces, vanaf het ontwerp tot en met de uitvoering/bouw, betrokken te zijn en te blijven bij het proces.
Om de gemeente Leiden in staat te stellen de te realiseren kwaliteit van de parkeervoorziening te monitoren en te toetsen en waar nodig bij te sturen of te corrigeren, zowel in technische als in functionele zin, moet de uitvoerder de gemeente voorzien van alle daartoe gewenste informatie (tekeningen, bestekken e.d.) en in de gelegenheid stellen daar tijdig op te reageren. Nadere afspraken hiertoe worden door de gemeente en de uitvoerder in de koop/-aannemingsovereenkomst vastgelegd.
2.2 Normen en voorschriften De volgende normen en voorschriften –als meest relevante– zijn van toepassing, inclusief de daarin opgenomen verwijzingen naar overige van toepassing zijnde normen en voorschriften. Hierbij geldt dat de meest recente versie van toepassing is, ook indien deze een andere naam heeft gekregen of er een nieuw document is opgesteld dat het in dit PvE genoemde document opvolgt. 1.
Het bouwbesluit en gemeentelijke voorschriften op het gebied van Bouw- en Woningtoezicht.
2.
Indien relevant zijn naast de door het Bouwbesluit direct of indirect aangestuurde normen ook de overige materiaal gebonden normen van de TGB 1990 van toepassing.
3.
Voorschriften van lokale nutsbedrijven (elektra, CAI, water, telefonie, data e.d.).
4.
Praktijkrichtlijn (aanvullende) Brandveiligheidseisen op het bouwbesluit voor mechanisch geventileerde parkeergarages met een gebruiksoppervlakte groter dan 1000 m², en de Aanvulling (2004) m.b.t. rookcompartimenten.
5.
De voorschriften van de brandweer in Leiden.
6.
Politie Keurmerk (o.a. inbraakwerende deuren volgens klasse II).
7.
Wegenverkeerswet.
8.
Milieudienst, de Wet Milieubeheer, normen en grenswaarden luchtkwaliteitdoelstellingen.
9.
Arbeidsinspectie en ARBO wetgeving.
10. NEN 2443: Parkeren en stallen van personenauto’s op terreinen en in garages. 11. Handboek voor toegankelijkheid, Gehandicaptenraad 1996.
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
13
12. Nederlandse normen van de stichting Nederlands Normalisatie-instituut (NNI), zoals deze zijn vermeld in de publicatie ‘Jaarboek bouw’ (jaarlijkse uitgave NNI), waaronder: a.
NEN 1010 – Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties.
b.
NEN 1087 – Ventilatie van gebouwen - Bepalingsmethoden voor nieuwbouw.
c.
NEN 1814 – Toegankelijkheid van buitenruimten, gebouwen en woningen.
d.
NEN 2757 – Afvoer van rook van gebouwgebonden verbrandingsinstallaties met een belasting groter dan 130 kW op bovenwaarde - Bepalingsmethoden geschiktheid afvoersystemen.
e.
NEN 2916 – Energieprestatie van utiliteitsgebouwen – Bepalingsmethode.
f.
NEN 3140 – Bedrijfsvoering van elektrische installaties - Aanvullende Nederlandse bepalingen voor laagspanningsinstallaties.
g.
NEN 6088 – Brandveiligheid van gebouwen - Vluchtwegaanduiding - Eigenschappen en bepalingsmethoden.
2.3 Ontwikkeling, realisatie, eigendom en ingebruikname De parkeergarage moet worden ontwikkeld conform afspraken zoals die zijn/worden gemaakt tussen de gemeente Leiden en de uitvoerder en zullen nader worden vastgelegd. Het uitgangspunt is op dit moment dat de gemeente Leiden eigenaar van de garage wordt.
2.4 Vergunningen De uitvoerder die voor de ontwikkeling en realisatie van de parkeergarage zorgt, zorgt ervoor dat deze volledig (dus de garage in zijn geheel) voldoet aan alle voorwaarden die nodig zijn voor het verstrekken van een gebruiksvergunning door derden. De aanvraag voor de gebruiksvergunning wordt door de gemeente verzorgd, waarbij de uitvoerder zorg draagt voor een tijdige levering van alle relevante gegevens, binnen 21 kalenderdagen na schriftelijk verzoek van de gemeente Leiden, zodanig dat bij oplevering beschikt wordt over een geldige gebruiksvergunning.
2.5 Beheer en exploitatie De garage moet geschikt zijn om een parkeertarief in rekening te brengen en abonnementen uit te geven aan vaste gebruikers. Op dit moment is het uitgangspunt dat de gemeente Leiden beheerder en exploitant van de garage wordt.
2.6 Gebruik De garage is overwegend bestemd voor de bezoekers, maar mogelijk worden ook vaste gebruikers gefaciliteerd. De garage wordt daarom beschouwd als publiek toegankelijke parkeergarage. Het
14
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
parkeermanagementsysteem (zie hoofdstuk 4) moet in staat zijn onderscheid te maken tussen de verschillende doelgroepen en moet over de flexibiliteit beschikken om verschillende aantallen parkeerders per functie/doelgroep toe te laten en/of delen van de parkeercapaciteit (getalsmatig) te reserveren voor bepaalde doelgroepen.
De garage moet geschikt zijn om 24 uur per dag toegankelijk te zijn voor automobilisten en voetgangers, maar moet ook voor beide doelgroepen afzonderlijk kunnen worden afgesloten. Ook moet de mogelijkheid bestaan dat de garage voor een bepaalde periode slechts voor uitrijden wordt gebruikt. Tevens moet de mogelijkheid aanwezig zijn de garage in zijn geheel af te sluiten.
De garage dient niet toegankelijk te zijn voor auto’s hoger dan 2,00 meter en met aanhangers en caravans.
De garage vormt een zelfstandige parkeervoorziening en mag daarom niet worden gebruikt als ontsluiting voor andere parkeervoorzieningen. Dit houdt in dat de garage volledig zelfstandig moet kunnen functioneren en dat eventuele andere garages in de omgeving van eigen ontsluitingen moeten worden voorzien.
2.7 Garageprincipe, omvang en bouwvorm Uitgegaan wordt van een ondergrondse, openbare parkeervoorziening.
Een deel van de parkeercapaciteit moet geschikt zijn voor minder validen (zie ook paragraaf 3.7).
Gestreefd moet worden naar een bruto vloeroppervlak van de garage en alle daartoe behorende ruimten van gemiddeld maximaal 27,5 m2 per parkeerplaats.
2.8 Materiaalgebruik en afwerking De keuze van de toe te passen materialen in met name de publiekstoegankelijke ruimten dient ervoor te zorgen dat vervuiling en vandalisme zoveel mogelijk worden beperkt en dat eventuele vervuiling/roetaanslag of graffiti eenvoudig kan worden verwijderd. In de tabel die hierna volgt is aangegeven welke materialen voor de afwerking van de verschillende relevante ruimten moeten worden toegepast. Het kleurgebruik van schilderwerk, bewegwijzeringen etc. moet in overleg met de gemeente Leiden worden vastgesteld, en moet zoveel mogelijk overeenstemmen met andere,
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
15
toekomstige gemeentelijke parkeergarages. Te denken valt aan een huisstijl met herkenbare kleuren voor Leiden.
Wanden/kolommen Schilder Beton -werk Tegels
Onderdeel
Vloeren Beton
Coating
Tegels
Lino Leum
Beton
Plafonds Schilderwerk
In- en uitritten
x
x
x
Parkeerdek
x
x
x
Hellingbanen
x
x
Loge Hoofdruimte
x
x
x
x
x
x
x
x
Liften*
x
x
x
Trappenhuizen*/**
x x
Loge pantry Alle toiletten (incl. voorruimten) Betaalruimtes/ voetgangersontsluitingen
x
x
x
x
x
x
x
x
Technische ruimten
x
x
x
Pompruimten
x
x
x
Containerruimte
x
x
x
Tabel 1 Materiaalgebruik * = Dit betreft de niet-transparante gedeelten, de wanden van trappenhuizen en liften moeten – voor zover ze aan publiekelijk toegankelijke ruimten grenzen – minimaal 70% transparant worden uitgevoerd. Referentiebeelden hiervoor zijn opgenomen in het beeldkwaliteitplan. ** Trapleuningen moeten in RVS (roestvrijstaal) worden uitgevoerd.
Aanvullend gelden de volgend eisen: 1.
De parkeergarage dient voorzien te zijn van een afwasbare buitenkwaliteit muurverf. De wanden en kolommen moeten geschikt zijn voor het aanbrengen van deze muurverf.
2.
Het gebruikte materiaal, zowel binnen als buiten (wanden, vloeren en plafonds), dient bestand te zijn tegen vandalisme, graffitiuitingen, aanrijdingen met lage snelheid, en vervuilingen (natuurlijke verontreiniging, duivenoverlast) en makkelijk te onderhouden zijn.
3.
De vloeren van de publiekstoegankelijke gedeelten van de garage moeten worden voorzien van een gekleurde coating met een slijtvaste toplaag.
4.
De coating moet geluidsarm zijn; autobanden mogen geen piepend geluid maken.
5.
De wanden en de vloer van de beheerderruimte moeten van een onderhoudsvrije, antistatische bekleding worden voorzien.
6.
Mocht er toch sprake zijn van beschadiging dan dient dit eenvoudig gerepareerd te kunnen worden.
16
Systeemplafond
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
7.
De betonvloeren dienen geschikt te zijn voor het aanbrengen van een coating en 21
componenten wegenverf . 8.
Beton dat niet wordt afgewerkt met verf of een coating moet zonder luchtbelletjes, kleurverschillen en de aftekening van naden worden gerealiseerd (oppervlakte beoordelingsklasse 1B volgens NEN 6722).
9.
Op plaatsen waar de voertuigen onder een hoek van 65 tot 90 graden op de wanden van de garage worden geparkeerd moeten de wanden tot een hoogte van 0,60 meter worden voorzien van een donkergrijze kleur die ervoor zorgt dat roetaanslag als gevolg van de uitlaatgassen minder goed zichtbaar is.
10. Op de wanden moet duidelijk worden gemaakt waar de scheidingen tussen de parkeervakken zich bevinden. Hiervoor kunnen bijvoorbeeld gekleurde blokjes van 0,10 bij 0,10 meter worden toegepast, die een andere kleur hebben dan de wand en de donkergrijze plint. 11. Tussen de parkeervakken moet een ruimte met een breedte van 0,50 in de basiskleur van de vloer worden uitgevoerd. Daarmee wordt de parkeerder gedwongen om in het midden van het parkeervak te parkeren. De parkeervakken moeten met donker gekleurde vlakken worden aangegeven, zoals op het voorbeeld hieronder is gedaan. 12. Op plaatsen in dit PvE waar transparantie wordt geëist, wordt volledige transparantie bedoeld; translucente materialen zoals glasblokken volstaan daarvoor niet.
Voorbeeld grijze gedeelten tegen roetaanslag én doorzetten belijning op de wanden
1
2-componenten wegenverf is een markering die wordt toegepast waar een hoge slijtvastheid en daardoor een lange levensduur gewenst is.
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
17
2.9 Belijning, bewegwijzering en bebording 1.
Bij de ingang van de parkeergarage moet worden aangegeven of er plaatsen beschikbaar zijn (vol/vrij-aanduiding). Als de garage vol is moet worden vermeld hoeveel plaatsen er in de andere garage beschikbaar zijn en hoeveel plaatsen er op een nog te bepalen 3
e
parkeerlocatie beschikbaar zijn. 2.
Zowel voor automobilisten als voor voetgangers moet een goede bewegwijzering worden aangebracht.
3.
Belijning, bewegwijzering en bebording in de parkeergarage, zowel voor de automobilisten als voor voetgangers, dient duidelijk te zijn en te voldoen aan de eisen uit hoofdstuk 8 van de NEN 2443.
4.
De rijrichting, parkeervakken, voetgangersvoorzieningen (looproutes en zebrapaden) en de voorrangsregeling in de garage (bijvoorbeeld ‘haaientanden’) moeten worden aangegeven met een markering van 2-componenten wegenverf die niet snel slijt.
5.
Pijlen bij de bochten moeten voor de bocht worden aangebracht en niet in de bocht. Hiermee wordt slijtage voorkomen.
2.10 Duurzaamheid, kwaliteit en beleving De kwaliteit van de parkeervoorziening is mede een gevolg van het uitvoeren van de eisen die in dit PvE zijn opgenomen. Daarnaast wordt de eis gesteld dat het te realiseren parkeergebouw bij toetsing in staat moet zijn om een European Standard Parking Award (ESPA) te behalen.
De gemeente Leiden hecht onder meer aan duurzaamheid, aan de kwaliteit van de parkeergarage vanuit het perspectief van de consument, aan fysieke en sociale veiligheid en aan verkeersveiligheid. Om het belang van deze zaken te verankeren is in deze paragraaf een aantal eisen en beschrijvingen opgenomen die van toepassing zijn. Deze vormen een belangrijk aanvullend kader voor het ontwerp van de parkeervoorziening, dat onlosmakelijk is verbonden met de overige eisen die in dit PvE zijn opgenomen.
2.10.1
Duurzaamheid De gemeente Leiden heeft duurzaamheid hoog in het vaandel staan. Voor de te ontwikkelen parkeergarage betekent dat er sprake moet zijn van een duurzame bouwplaats en een duurzaam parkeergebouw, maar ook dat rekening moet worden gehouden met voorzieningen voor elektrische auto's.
18
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
Bouwplaats Bij de inrichting van de bouwplaats en de werkzaamheden op de bouwplaats moet rekening worden gehouden met een beperking van de productie van CO2 en fijnstof en van het energie- en waterverbruik, zowel door de activiteiten op de bouwplaats als door transportactiviteiten van en naar de bouwplaats. Vervuiling van grond- en oppervlaktewater moet worden voorkomen. Uiteraard is ook de veiligheid van de werknemers en de omgeving een belangrijk aandachtspunt. Tenslotte is het van belang dat goed afvalmanagement plaatsvindt, waarbij scheiding van soorten afval en recycling belangrijke elementen zijn.
Duurzaam gebouw Een duurzaam gebouw ontstaat al op de tekentafel door rekening te houden met milieu-, energieen gezondheidsaspecten. Dit vertaalt zich onder meer in een ontwerp dat rekening houdt met: 1.
Het besparen van energie (bijvoorbeeld door daglichttoetreding waardoor overdag minder verlichting nodig is) en het toepassen van duurzame energie.
2.
Verantwoord materiaalgebruik (het gebruik van milieuvriendelijke materialen).
3.
De toepassing van gebouwdelen en installaties die een lange levensduur hebben.
4.
Het minimaliseren van de uitstoot van CO2, fijnstof en (bestanddelen van) uitlaatgassen.
Meer specifiek moet energiezuinige verlichting worden toegepast, bijvoorbeeld LED-verlichting. Het uitgangspunt is dat de verlichting energiezuinig en intelligent te managen moet zijn en gedurende een lange periode het vereiste verlichtingsniveau garandeert. Gedurende het ontwerpproces moet duidelijk worden welk type verlichting wordt toegepast.
Elektrische auto's Voor elektrische auto's moeten gereserveerde parkeerplaatsen met oplaadpunt worden gerealiseerd. Bij de oplevering moet per 200 parkeerplaatsen één parkeerplaats bestemd zijn voor elektrische auto's. De parkeervoorziening moet echter zijn voorbereid op het bestemmen van 5% van de parkeercapaciteit voor elektrische auto's. Dat betekent dat deze plaatsen moeten zijn voorbereid op het eenvoudig aanbrengen van oplaadpunten en dat reeds loze leidingen moeten worden aangebracht.
Voor de gereserveerde plaatsen en oplaadpunten gelden de volgende eisen: 1.
De parkeerplaatsen bevinden zich nabij de voornaamste bestemmingen, waarbij parkeerplaatsen voor minder validen de prioriteit krijgen.
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
19
2.
De oplaadpunten moeten aan de internationale normen IEC 61851-1 en IEC 62196-1 voldoen.
3.
De oplaadpunten moeten voldoende veilig en robuust zijn om ongelukken, misbruik en vandalisme te voorkomen.
4.
De laadinfrastructuur moet voldoen aan afspraken over toegang en gastgebruik voor verschillende aanbieders.
5.
De parkeerplaatsen voor elektrische auto's worden duidelijk zichtbaar gemaakt met bebording en een groene vloercoating.
6.
Het laadpunt wordt bij voorkeur aan een wand of kolom bevestigd.
7.
Het laadpunt moet met een elektriciteitskabel én een kabel voor dataverkeer worden aangesloten op de exploitatiekast, zodat communicatie (en eventueel betaling voor het afnemen van stroom) met het parkeermanagementsysteem mogelijk is.
8.
De afstand tussen het laadpunt en de bijbehorende parkeerplaats mag maximaal 0,50 meter bedragen.
2.10.2
Beleving parkeervoorziening Als je een stad bezoekt, wil je niet hoeven zoeken naar een parkeerplaats, je wilt snel naar je bestemming, de binnenstad, om te winkelen, een museum, horeca, bioscoop bezoeken, etc. Je wilt snel en eenvoudig naar een parkeerlocatie worden geleid. Een verwijssysteem geeft helder aan waar een parkeeraccommodatie te vinden is, ook als je Leiden voor het eerst bezoekt. De parkeergarage en de in- en uitgangen passen niet alleen in de omgeving, maar voegen daar ook nog kwaliteit aan toe.
Op het drukste moment van de week wil je niet te lang hoeven wachten voor een plaats en ook weer vlot kunnen uitrijden. Als je bij de parkeerlocatie bent, wil je daar makkelijk kunnen in- en uitrijden. Een hellingbaan moet geen eng gevoel geven, hij mag dus niet te stijl, te smal of te donker zijn en er moet opstelruimte zijn, zowel om de garage in te rijden als om een kaartje te trekken. Je wilt als je de garage inrijdt een overzichtelijke situatie beleven. De parkeervakken zijn ruim genoeg. De draaicirkels en bochtstralen bij op- en afritten naar andere verdiepingen en voor het veranderen van rijbaan zijn voor iedere bestuurder en voor ieder voertuig goed te nemen. Het is kortom makkelijk om te manoeuvreren in de garage.
Je kan je zowel als automobilist en als voetganger gemakkelijk oriënteren, in- en uitgangen zijn makkelijk te vinden. In de garage krijg je een gevoel waar je bent. In dit geval dus in het centrum
20
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
van Leiden, en er zijn elementen die daarmee associatie oproepen, zoals oriëntatiepunten (kleuren/vormen).
Indien mogelijk worden elementen aangebracht die verwijzen naar de (historische) identiteit van Leiden, zoals muurschilderingen, foto's of archeologische vondsten.
Indien mogelijk is er op alle niveaus daglichttoetreding (niet open in verband met extra vervuiling en onderhoud als gevolg van en overlast door regen, sneeuw en harde wind). Het is duidelijk op welke plaats je auto staat zodat je deze bij terugkeer in de garage snel kunt terugvinden, het is ook duidelijk waar je kunt betalen. Je wordt goed geïnformeerd middels bebording en tekens op de vloeren over rijrichtingen, vrije plaatsen en in- en uitgangen. Je voelt je in de garage veilig en hebt het vertrouwen dat je je auto later weer aantreft zoals je deze hebt achtergelaten.
De afstand tot je plaats van bestemming (de binnenstad) is goed te lopen. Als je naar het centrum loopt, ervaar je het als een prettig te lopen route, die (bijvoorbeeld door de aanwezigheid van winkels of horeca) ook aantrekkelijk is. Je komt weinig obstakels tegen, er zijn geen verkeersaders te kruisen, je bent beschut tegen weersinvloeden.
Je ervaart het te betalen parkeertarief als in balans met het geboden product. Betalen is gemakkelijk (munt, pinpas, credit card, mobiel) , eerlijk (uitgangspunt: “per minuut”) en transparant.
Vanzelfsprekend is de garage schoon en goed onderhouden. Je komt er graag weer terug.
2.10.3
Fysieke en sociale veiligheid Een gebruiker dient een veilig gevoel te hebben in de garage. Om een optimale fysieke en sociale veiligheid mogelijk te maken zijn de volgende algemene eisen van toepassing: 1.
De garage moet een overzichtelijke indeling krijgen, hetgeen betrekking heeft op de relatie tussen de in- en uitrit(ten), rijbanen en parkeervakken, (eventuele) kolommen, trappenhuizen, liften en hellingbanen.
2.
Donkere hoeken moeten worden vermeden.
3.
Er moet een goed, gelijkmatig verlichtingsniveau worden gerealiseerd.
4.
Daglichttoetreding moet worden toegepast ten behoeve van de oriëntatie van de parkeerder (in relatie tot de (gebouwde) omgeving van de parkeergarage).
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
21
5.
Bij voorkeur worden geen kolommen in de stroken met parkeervakken aangebracht, zodat kolomvrije overspanningen ontstaan. Mochten kolommen lokaal onvermijdelijk zijn, dan moeten slanke, afgeronde kolommen en wanden met doorkijkopeningen worden toegepast.
6.
De wanden van liften, trappenhuizen e.d. moeten zo transparant mogelijk worden uitgevoerd (minimaal 70% van de wanden die aan publiekstoegankelijke ruimten grenzen moet transparant zijn).
7.
In de garage worden lichte kleuren en een zorgvuldige, hoogwaardige materiaalkeuze en afwerking toegepast (schoon en goed schoon te houden).
8.
Bij de toepassing van kleuren/tinten op rijbanen en parkeervakken worden de rijbanen in een lichtere tint uitgevoerd dan de parkeervakken, zodat eventuele olielekkages minder zichtbaar zijn.
9.
Ter bevordering van de beleving van de parkeergarage is het aanbrengen van muurschilderingen of andere wandafwerkingen gewenst. Muurschilderingen kunnen bijvoorbeeld verwijzen naar de historie van Leiden, naar het logo van de gemeente of naar bestemmingen die zich in de nabijheid van de garage bevinden. Het ontwerp van aan te brengen muurschilderingen moet in overleg met de gemeente Leiden worden bepaald. De muurschilderingen mogen niet te 'druk' zijn (aantal kleuren, detailniveau) in verband met later onderhoud.
10. Installaties en toebehoren (leidingen etc.) moeten zorgvuldig worden ingepast en zodanig worden gemonteerd dat ze geen visueel storende elementen vormen en/of aanrijdgevoelig zijn. Deze elementen worden bijvoorkeur ter plaatse van de parkeervakken aangebracht en niet ter plaatse van de parkeerwegen en rijbanen. Leidingen die de parkeerwegen en rijbanen oversteken moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. 11. Plafonds en muren dienen uitgevoerd te zijn zonder obstakels en bij voorkeur oplopend naar de zijkanten. Hierdoor wordt visuele vernauwing en schaduwvorming tegengegaan. 12. Er worden voorzieningen gerealiseerd voor toezichthoudend personeel en er wordt rekening 2
gehouden met het plaatsen van camera’s (CCTV ) in de garages. 13. Muziek en geur dragen bij aan een prettige beleving, vooral in de ruimtes waar mensen wachten, zoals betaalruimtes.
2
22
CCTV staat voor Closed Circuit TeleVision. Deze term wordt doorgaans toegepast voor systemen voor beeldregistratie, -weergave en -opslag.
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
2.10.4
Verkeersveiligheid Het ontwerp van de parkeergarage dient een maximale verkeersveiligheid te waarborgen. Daarvoor gelden de volgende eisen: 1.
De snelheid van het autoverkeer in de garage dient stapvoets te zijn (maximaal 5 km/uur).
2.
De vloeren dienen stroef te zijn.
3.
Het zicht op overig verkeer zowel bij in- als uitrijden dient goed te zijn. Een wachtend voertuig mag geen obstakel vormen op de openbare weg.
4.
3
Er dienen zo min mogelijk kruisingen tussen looproutes, rijbanen en parkeerwegen aanwezig te zijn (conflictkans beperken), ofwel kruisende bewegingen tussen voetgangers en automobilisten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.
5.
Een logische verkeerscirculatie draagt bij aan verkeersveilige garages. Vanuit de inrit gezien, levert de kortste route naar het verst verwijderde parkeervak meestal de beste bereikbaarheid van de parkeervakken.
6.
Zoekverkeer naar vrije parkeervakken beïnvloedt de circulatie en de verkeersveiligheid (oplettendheid overige deelnemers neemt af), en moet dus zoveel mogelijk worden vermeden.
7.
Ten aanzien van de routing moet zoveel mogelijk worden uitgegaan van eenrichtingsverkeer en moeten kruisingen zoveel mogelijk worden voorkomen, zowel voor auto's onderling als voor auto's met voetgangers.
8.
De looproutes dienen zo efficiënt en veilig mogelijk vormgegeven te worden. De loopafstanden van voetgangers naar de verschillende in- en uitgangen moeten zo kort mogelijk zijn. Het oversteken van de parkeerweg nabij de in- en uitgangen dient haaks te gebeuren waarbij zowel de voetgangers als de automobilist vrij zicht hebben. Aanbevolen wordt de oversteek te voorzien van markeringen (bijvoorbeeld d.m.v. suggestiestroken op het wegdek).
9.
Bij het verlaten van de in- en uitgangen en/of andere publieksruimten moet de voetganger niet direct op de rijbaan of parkeerweg terechtkomen. In een situatie waarbij de afstand korter is dan 3,00 meter moet er een hekwerk geplaatst worden van tenminste 1,20 meter hoog.
10. Om "zoekverkeer" van voetgangers te voorkomen wordt aanbevolen afzonderlijke bewegwijzering aan te brengen voor voetgangers.
3
Een parkeerweg is een rijbaan waaraan parkeervakken bereikbaar zijn.
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
23
3 Functionele eisen De parkeergarage en de daartoe behorende infrastructuur moet dusdanig worden ontworpen dat een veilige en vlotte verkeersafwikkeling mogelijk is, zowel voor auto's als voor voetgangers.
Vluchtwegen vanuit de parkeergarage moeten uitkomen op openbaar terrein, terwijl vluchtwegen en overige toegangen vanuit eventuele aangrenzende functies naar de garage niet zijn toegestaan.
3.1 Ontsluiting voertuigen 1.
De garage moet aangesloten worden op het gemeentelijk parkeerroute informatiesysteem (PRIS). Daarnaast moet bij de entree van de garage naar een alternatieve parkeerlocatie worden verwezen als deze garage vol is (zie paragraaf 2.9). Dit is een hoge ambitie die bij het locatiespecifiek maken van het PvE nader met de gemeente Leiden moet worden afgestemd.
2.
Het parkeermanagementsysteem moet input leveren die geschikt is voor het genoemde PRIS, maar ook informatie aanleveren over het aantal beschikbare parkeerplaatsen die geschikt is voor een internetportal, apps voor smartphones en navigatiesystemen.
3.
Voor de bepaling van de piekbelasting in het maatgevende uur wordt ervan uitgegaan dat de gehele capaciteit van de garage in één uur moet kunnen in- of uitrijden. Dit is een hoge ambitie, die nader met de gemeente Leiden moet worden afgestemd.
4.
Het aantal rijstroken voor in- en uitrijdend verkeer dient te worden afgestemd op het feit dat de garage in een tijdsbestek van één uur vol of leeg moet kunnen geraken én op het feit dat per 4
rijstrook met parkeerapparatuur (slagbomen/speedgates met kaartgevers en –lezers) maximaal 270 voertuigen per uur kunnen worden verwerkt. 5.
In- en uitritten dienen te bestaan uit aparte rijstroken die ieder apart moeten kunnen worden afgesloten.
6.
De in- en uitritten moeten minimaal bestaan uit één inrit, één uitrit en één wisselstrook, ook indien dit op basis van voorgaande punten niet noodzakelijk is. Indien meerdere ontsluitingen worden gerealiseerd geldt deze eis per ontsluiting. De wisselstrook is noodzakelijk om eventuele storingen te kunnen opvangen én om vaste gebruikers toegang te bieden indien de parkeercapaciteit voor bezoekers volledig bezet is en de inrit door wachtende bezoekers wordt geblokkeerd.
7.
4
24
Per ontsluiting voor voertuigen mag maximaal één wisselstrook worden toegepast.
Speedgates worden ook wel aangeduid met 'snelvouwhekken'.
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
8.
De bufferruimte op de toegangsweg vóór de inrit/toegangscontroleapparatuur dient voldoende capaciteit te hebben. Voor de inrit is een bufferruimte nodig voor 2% van het aantal auto’s dat in het maatgevende uur de garages in- of uitrijdt. Hierbij wordt uitgegaan van een benodigde lengte van 5,50 meter per auto (inclusief de ruimte tussen de auto’s). Het mag niet voorkomen dat op piekmomenten inrijdende parkeerders de doorstroming op de openbare weg frustreren. De bufferruimte mag worden verdeeld over het aantal beschikbare rijstroken (inritten of uitritten).
9.
De bufferruimte vóór de uitrit/uitgangscontroleapparatuur moet dusdanig worden ingepast dat op piekmomenten de wachtende uitrijdende parkeerders de verkeerscirculatie in de parkeergarage niet frustreren.
10. De bufferruimte vóór de aansluiting op de openbare weg moet van gelijke lengte zijn als de bufferruimte voor de parkeerapparatuur, zoals bij de voorgaande punten is beschreven. Het mag niet voorkomen dat op piekmomenten parkeerders die wachten tot ze de openbare weg kunnen oprijden de verkeerscirculatie in de parkeergarage frustreren. 11. De laatste 5 meter van de bufferruimte tot de openbare weg is horizontaal. 12. De maatvoering die voor de diverse onderdelen van de ontsluiting wordt geëist is verderop in dit hoofdstuk beschreven.
3.2 Ontsluiting voetgangers 1.
De locaties waar de voetgangersontsluitingen worden aangebracht moeten in overleg met de gemeente Leiden worden bepaald.
2.
De ontsluitingen voor voetgangers moeten worden voorzien nabij de belangrijkste functies waarvoor de garage de parkeerbehoefte moet faciliteren.
3.
Onbevoegden (niet-parkeerders) mogen geen toegang hebben tot de garage, teneinde de garage zo sociaal veilig als mogelijk te houden (beperken auto-inbraak, vandalisme).
3.3 Entree straatzijde (tussen rijbaan en gevel garage) 1.
De rijbanen van de entree moeten minimaal 2,65 meter breed zijn, waar nodig vermeerderd met ongeveer 0,50 meter kolombreedte voor een speedgate. Omdat de entree van de garage zich vaak haaks op de openbare weg bevindt is hierbij rekening gehouden met het maken van een haakse bocht. Indien deze niet nodig is kan in overleg met de gemeente Leiden een breedte van 2,50 meter worden toegepast.
2.
De rijbanen moeten een afwijkende kleur en verharding krijgen ten opzichte van de toegepaste verharding in de directe omgeving van de entree.
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
25
3.
De entree moet zodanig zijn ontworpen dat eventuele voetgangers tijdig worden opgemerkt door in- en uitrijdende automobilisten en vice versa.
4.
Indien een voetgangerspad/trottoir is gelegen nabij de entree van de garage dan dient er ter bescherming van voetgangers aan weerszijden van de entree een transparante afscheiding te worden geplaatst. Hiermee moet worden voorkomen dat voetgangers direct langs de gevel kunnen lopen en niet worden waargenomen door uitrijdende automobilisten.
3.4 Toegang voertuigen 1.
De toegang van de voertuigen moet duidelijk zichtbaar zijn door middel van een portaal voor of aan de gevel.
2.
De netto vrije hoogte bij de toegang van de garage moet minimaal 2,30 meter bedragen.
3.
De rijstroken van de toegang moeten met speedgates worden afgesloten, waarbij iedere rijstrook over een afzonderlijke speedgate moet beschikken. De speedgate(s) moet(en) met behulp van trillingsdempers akoestisch gezien geheel vrij van de bouwconstructie worden gemonteerd, zodat contactgeluid wordt voorkomen.
4.
De deur(en) van de speedgate(s) moet(en) voldoen aan de vigerende wetgeving.
5.
De speedgates moeten in een lichte kleur worden uitgevoerd.
6.
De vrije doorrijdbreedte per rijstrook moet ter plaatse van de kaartgevers/-lezers 2,50 meter bedragen.
7.
Het is niet toegestaan parkeerapparatuur in een bocht te plaatsen.
8.
Het is niet toegestaan om zonder overleg met de gemeente Leiden parkeerapparatuur (bijvoorbeeld slagbomen, speedgates, betaalautomaten) buiten de garage te plaatsen, ter voorkoming van diefstal, vandalisme en extra onderhoud.
9.
De opstelplaatsen voor parkeerapparatuur moeten minimaal 1,00 meter breed zijn.
10. De verschillende onderdelen van de parkeerapparatuur moeten in één rechte lijn worden geplaatst. 11. De minimale afstand tussen de rijweg en de parkeerapparatuur moet 0,15 meter bedragen. 12. De opstelruimte bij de parkeerapparatuur dient horizontaal te zijn en heeft een minimale lengte van 10,00 meter voor de speedgate. 13. Bij de ingang van de parkeergarage voor auto’s moeten de volgende zaken worden aangegeven/aangebracht: a.
26
Een bord met de naam van de parkeergarage: " Lammermarkt" of "Garenmarkt"
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
b.
Borden (met een minimale hoogte van 0,20 meter) met een verbod voor aanhangers, de toegestane maximumsnelheid van 5 km/uur, een verbod voor aanhangers, de maximum 5
toegestane doorrijhoogte (2,00 meter) . c.
Een doorrijhoogtebeperking boven iedere inrit en wisselstrook (bijvoorbeeld een balk of kettingen) waarvan de onderzijde zich op een hoogte van 2,00 meter bevindt (corresponderend met de maximaal toegestane hoogte van de voertuigen). Deze beperking mag geen schade veroorzaken aan te hoge auto’s.
d.
Een rijstrooksignalering.
e.
De openingstijden.
f.
Een vol/vrijsignalering.
g.
Een mogelijkheid om storingen te vermelden.
h.
De aanwezigheid van parkeerplaatsen voor minder validen.
i.
De aanwezigheid van parkeerplaatsen met oplaadpunten voor elektrische voertuigen.
j.
De mededeling dat cameratoezicht plaatsvindt.
k.
Het reglement.
l.
Een bord met de parkeertarieven. Dit bord moet op een dusdanige plaats worden aangebracht dat een automobilist na het lezen van het bord nog kan besluiten niet in de garage te parkeren zonder daarvoor ingewikkelde manoeuvres te hoeven maken.
m. Indien informatieborden bij de kaartgevers/-lezers worden aangebracht, moeten deze voorbij de kaartgevers/-lezers onder een hoek van 45 graden met de parkeerweg worden aangebracht, zodat ze goed leesbaar zijn. n.
De bewegwijzering die voetgangers naar de uitgangen van de garage leidt moet de relevante bestemmingen in de omgeving van de garage vermelden (bijvoorbeeld: station, winkelgebied, stadhuis), de straatnamen zijn van minder belang.
De minimaal toegestane interne hoogte in de garage is 2,10 meter, waarmee 0,10 meter speling beschikbaar is ten opzichte van de toegestane autohoogte. 5
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
27
Voorbeeld entree parkeergarage met portaalbord, naam locatie, hoogtebalken, verbodsborden, vol/vrij-signalering en kruis/pijlaanduidingen
Voorbeeld informatiebord bij kaartgever
3.5 Toegang voetgangers 1.
Het aantal uitgangen voor voetgangers wordt bepaald door de plaats van de garage, de loopafstanden en de eisen uit met name het Bouwbesluit ten aanzien van vluchtroutes. Voor eisen aan de vluchtwegen zie hoofdstuk 6. De 'overige' ontsluiting(en) voor voetgangers moeten aansluiten op de meest logische bestemmingen die zich in de nabijheid van de garage bevinden en moeten in overleg met de gemeente Leiden worden ingepast.
2.
Alle loopdeuren – dus ook de deuren van vluchtwegen – hebben een minimale vrije breedte van 1,00 meter in verband met de gewenste toegankelijkheid voor rolstoelgebruikers.
28
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
3.
Alle loopdeuren moeten worden voorzien van een panieksluiting die in noodgevallen zonder sleutel van binnenuit te openen is.
4.
Alle loopdeuren moeten worden uitgerust met een elektrisch slot, dat bedoeld is om de loopdeur met het parkeermanagementsysteem (zie hoofdstuk 4) te kunnen openen. Het slot wordt door het parkeermanagementsysteem aangestuurd.
5.
Alle toegangsdeuren moeten worden voorzien van een deurstandsignalering die op een synoptisch paneel kunnen worden aangesloten.
6.
Alle deuren die publiek toegankelijke ruimtes verbinden moeten zo transparant mogelijk worden uitgevoerd.
7.
De toegang vanuit de hoofdvoetgangersontsluiting naar de openbare ruimte moet plaatsvinden middels automatische (schuif)deuren.
3.6 Parkeervloer 1.
De afstemming tussen de maatvoering van de parkeerweg, de rijrichtingen, de breedte van de parkeervakken en de hoek waaronder geparkeerd wordt zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en moeten voldoen aan de eisen die NEN 2443 stelt voor openbare parkeergarages.
2.
De parkeervakken moeten 2,50 tot 2,60 meter breed zijn. Indien dit niet haalbaar is moet met 6
de gemeente Leiden worden overlegd. Het absolute minimum is een breedte van 2,40 meter . 3.
Indien (op bepaalde locaties) een kolomvrije overspanning niet mogelijk is en in overleg met de gemeente Leiden is bepaald dat kolommen tussen de parkeervakken aanwezig mogen zijn, moeten deze óf op minimaal 0,50 meter en op maximaal 1,50 meter uit de parkeerweg staan, óf op minimaal 4,00 meter uit de parkeerweg staan. Indien niet aan deze eis wordt voldaan, is voor parkeervakken die aan één zijde naast een kolom gesitueerd zijn een breedtetoeslag van 0,15 meter noodzakelijk. Indien een parkeervak aan weerszijden door kolommen wordt begrensd die niet aan deze eis voldoen is een totale breedtetoeslag van 0,35 meter noodzakelijk.
4.
Gestreefd moet worden naar parkeren onder een hoek van 65 tot 80 graden.
5.
Indien parkeervakken onder een hoek van 90 graden worden aangebracht én er doodlopende gedeelten zijn, dient voor het de laatste vakken een extra breedte van 0,50 meter te worden aangebracht. Deze breedte is noodzakelijk om de benodigde bocht te kunnen maken.
In de nieuwe editie van NEN 2443, waaraan momenteel wordt gewerkt, wordt voor parkeergarages een minimale vakbreedte van 2,40 meter geëist. Omdat de gemeente Leiden hecht aan parkeercomfort en wil voorkomen dat bij het openen van de portieren beschadigingen optreden aan voertuigen wordt een vakbreedte van 2,50 tot 2,60 meter geëist. 6
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
29
6.
Parkeergarages hebben bij voorkeur gescheiden rijstroken voor komend en vertrekkend verkeer. De breedte van een rechte rijstrook bij verkeer in één richting bedraagt minimaal 3,00 meter, aan weerszijden vermeerderd met een kantstrookbreedte van minimaal 0,25 meter. De totale minimale wegbreedte bedraagt hiermee 3,50 meter. Indien de in- en uitritten langer zijn dan 30,00 meter wordt een obstakelafstandsmarge van 0,50 meter aangehouden en is de totale minimale wegbreedte 4,00 meter. Indien de rijbaan bestemd is voor verkeer in twee richtingen moet de breedte minimaal 6,50 meter bedragen bij wegen korter dan 30,00 meter en 7,00 meter bij wegen langer dan 30,00 meter.
7.
Bochtstralen in parkeerwegen moeten voldoen aan de eisen uit tabel 2 van NEN 2443.
8.
De vrije doorrijhoogte en doorloophoogte op de parkeervloer moeten overal tenminste 2,30 meter bedragen. Ter plaatse van balken is een hoogte van 2,20 meter toegestaan, terwijl incidenteel een hoogte van 2,10 meter is toegestaan bij leidingen en andere voorwerpen (bijvoorbeeld ventilatoren) die onder de constructie zijn aangebracht. Om zogenaamde tunnelwerking te voorkomen worden deze maten met 0,10 meter verhoogd indien de lengte van de garage meer dan 100 meter bedraagt, en met 0,20 meter indien de lengte van de garage meer dan 200 meter bedraagt.
9.
Rechte parkeerwegen met een lengte van meer dan 100 meter zijn niet toegestaan. Indien parkeerwegen met een lengte van meer dan 60 meter aanwezig zijn, zijn snelheidsremmende maatregelen nodig met een tussenliggende afstand van 30 tot 50 meter.
10. De toepassing van drempels als snelheidsremmende maatregelen is niet toegestaan, tenzij in overleg met de gemeente Leiden toestemming wordt verkregen voor de toepassing ervan. 11. Indien voor een constructie met vlakke plafonds wordt gekozen en er dus geen ruimte tussen de balken beschikbaar is voor o.a. mechanische ventilatoren, is een hoogtetoeslag noodzakelijk die voldoende ruimte biedt om de mechanische ventilatie aan te brengen. De benodigde hoogte voor het ‘laagste’ systeem dat op de markt is bedraagt 0,32 meter. 12. Restruimten die niet geschikt zijn voor het parkeren van auto’s kunnen worden gebruikt voor het realiseren van plaatsen voor motoren. De afmetingen van een plaats voor een motor bedragen 2,50 bij 1,25 tot 1,50 meter. Bij parkeerplaatsen voor motoren moet een stalen ring worden aangebracht (verankerd), zodat de motorrijders daar een slot aan kunnen bevestigen. 13. Looproutes moeten zoveel mogelijk worden gescheiden van autoverkeer, op fysieke of visuele wijze, en moeten een breedte hebben van minimaal 0,90 meter. Voor de hoofdroutes van 7
voetgangers langs rijbanen moet een fysiek afgescheiden looppad worden aangebracht. Looproutes die onderdeel uitmaken van de parkeerweg moeten gemarkeerd worden door een Een rijbaan is een weg waaraan zich geen parkeervakken bevinden, een parkeerweg is een weg waaraan zich parkeervakken bevinden. 7
30
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
afwijkende kleur in vergelijking met de parkeerweg. Deze markering hoeft niet doorlopend te zijn, maar kan ook bestaan uit vierkante vlakken of cirkels met pijlen daarin. De toe te passen markering moet worden afgestemd met de gemeente Leiden. 14. Ter voorkoming van vervuiling dienen op looproutes en andere plaatsen waar naar verwachting vuil wordt gedeponeerd, vlamdovende prullenbakken te worden geplaatst. De plaatsing van deze prullenbakken mag niet ten koste gaan van de minimale vrije breedte van parkeervakken, parkeerwegen, rijbanen en voetgangersstroken zoals deze in dit PvE worden geëist. 15. Op plaatsen waar looproutes en rijbanen elkaar kruisen worden zebrapaden aangebracht. 16. In overleg met de gemeente Leiden dient te worden bepaald of de garage gebruikt wordt door bezoekers van een supermarkt en of winkelwagens in de garage worden verwacht. Indien er aanleiding toe is moeten opstelplaatsen voor winkelwagens worden aangebracht en gelden de volgende aanvullende eisen: a.
Hellende parkeervloeren zijn niet toegestaan.
b.
Opstelplaatsen voor winkelwagens moeten zijn afgescheiden van de rijbanen/parkeerwegen.
c.
Opstelplaatsen voor winkelwagens moeten dusdanig worden gesitueerd dat wordt voorkomen dat een te groot aantal opgestelde winkelwagens tot blokkering van auto's of voetgangers leidt.
Voorbeeld gemarkeerd gedeelte voor voetgangers op de parkeerweg
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
31
3.7 Minder validen Voor het parkeren voor minder validen gelden de volgende eisen: 1.
De breedte van parkeervakken voor minder validen moet minimaal 3,50 meter bedragen bij schuine of haakse parkeervakken.
2.
De lengte van langsparkeervakken voor minder validen moet minimaal 7,00 meter bedragen.
3.
Parkeerplaatsen voor minder validen moeten zo dicht mogelijk bij in- en uitgangen met een lift worden aangebracht.
4.
De parkeerplaatsen voor minder validen én de routes tussen deze parkeerplaatsen en de inen uitgangen van de garage moeten horizontaal zijn.
5.
1% van de parkeercapaciteit moet bestemd zijn voor minder validen en als dusdanig uitgevoerd, met een maximum van 5 plaatsen. Het definitieve aantal en de locatie van de plaatsen moeten worden afgestemd met de gemeente Leiden, waarbij het ook mogelijk is dat de gemeente deze plaatsen op maaiveld realiseert en in de garage minder plaatsen voor minder validen nodig zijn.
6.
Bij vluchtwegen nabij de parkeerplaatsen voor minder validen moet bij een eventuele trap die zich na het passeren van de deur van de vluchtweg op de vluchtroute bevindt een plaats beschikbaar zijn waar een minder valide zich buiten de vluchtroute van de validen kan opstellen en op hulp kan wachten.
3.8 Hellingbanen 1.
Hellingbanen worden bij voorkeur dusdanig uitgevoerd dat geen hellingbaanverwarming nodig is. De ontwerper moet aantonen dat de gekozen oplossing hellingbaanverwarming overbodig maakt.
2.
Een hellingbaan met één rijstrook moet minimaal 3,50 meter breed zijn bij een lengte van maximaal 30 meter, een hellingbaan met twee rijstroken moet minimaal 6,50 meter breed zijn bij een lengte van maximaal 30 meter. Bij langere hellingbanen gelden breedtes van respectievelijk 4,00 en 7,00 meter.
3.
Ter plaatse van overgangen tussen hellingbanen en horizontale gedeelten is een hoogtespeling nodig gelijk aan de hoogte van het toegestane voertuig vermeerderd met 0,15 meter speling en 0,01 meter per procent van het hellingspercentage.
4.
Ter plaatse van overgangen tussen hellingbanen en parkeerwegen moet ten allen tijde voldoende ruimte beschikbaar zijn om te garanderen dat elkaar tegemoetkomende automobilisten hun manoeuvres kunnen maken zonder hinder van elkaar te ondervinden.
32
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
5.
Ter plaatsen van overgangen tussen hellingbanen en parallelle parkeerwegen moet tussen de overgang van hellingbaan en parkeervloer en de parkeerweg een overgangsweg beschikbaar zijn met een lengte van minimaal 15,00 meter.
6.
Om het zicht vanaf en naar de hellingbanen te garanderen moeten de wanden van de hellingbanen voor zover zij zich boven de rijweg bevinden voor minimaal 70% transparant zijn. 8
7.
In de garage zijn geen hellingspercentages van meer dan 10% toegestaan .
8.
Indien kan worden verwacht dat als gevolg van de interne of externe verkeerscirculatie auto’s tijdelijk stilstaan op hellingbanen, mag het hellingspercentage maximaal 10% bedragen.
3.9 Trappenhuizen 1.
De wanden van de voetgangersontsluitingen die grenzen aan publiekstoegankelijke ruimten moeten minimaal 70% transparant zijn.
2.
Gedeelten van de wanden van voetgangersontsluitingen die niet transparant zijn moeten tot een hoogte van minimaal 1,20 meter worden betegeld.
3.
De vrije breedte van trappen bedraagt tenminste 1,50 meter.
4.
Er moeten geen transparante traptreden worden toegepast.
3.10 Noodtrappenhuizen 1.
Indien de noodtrappenhuizen niet als 'gewoon' trappenhuis worden gebruikt mogen ze alleen in geval van nood toegankelijk zijn (vrijgeven na brandalarm).
2.
Noodtrappenhuizen en eventuele andere vluchtwegen moeten goed herkenbaar zijn, maar hoeven niet transparant te zijn.
3.
Noodtrappenhuizen moeten voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit.
3.11 Liften 1.
De lift(en) moeten uitkomen op brede en goed verlichte, transparante voorruimten. Deze voorruimten zijn obstakelvrij en groot genoeg voor de opvang van de behoefte van het liftgebruik. De voorruimten moeten minimaal even groot zijn als het oppervlakte van de lift(en) die erop uitkomen.
2.
Per 200 tot 250 parkeerplaatsen moet een lift met een minimale capaciteit van 8 personen worden aangebracht. Deze eis wordt in een later stadium door de gemeente Leiden nader uitgewerkt op basis van een onderzoek naar de bezetting van de parkeergarage.
Deze eis overstijgt de eisen uit NEN 2443 en wordt gesteld omdat de gemeente Leiden hecht aan parkeercomfort. 8
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
33
3.
De liftkooi heeft een interne afmeting van tenminste 1,10 bij 2,10 meter en is toegankelijk voor rolstoelen.
3.12 Openbare toiletten In de garage moeten openbare toiletten worden aangebracht. Hiervoor geldt dat: 1.
Er is minimaal één mannentoilet en een gecombineerd vrouwen- en minder validentoilet aanwezig.
2.
De oppervlakte per toiletruimte bedraagt minimaal 1,10 bij 1,50 meter.
3.
De afmeting van het minder validentoilet bedraagt minimaal 1,80 bij 2,20 meter.
4.
De toiletten bevinden zich in het zicht en in de nabijheid van de beheerderruimte.
5.
De toiletten moeten worden voorzien van een goede vergruizer/vermaler ter voorkoming van verstoppingen. Deze moet na elke spoelbeurt in werking treden.
6.
De toegangsdeuren van de toiletten moeten kunnen worden ontgrendeld met een muntslot of door het versturen van een SMS (op de deur staat dan een telefoonnummer waarnaar een SMS verstuurd kan worden, waarna een SMS wordt teruggestuurd met een code waarmee de deur geopend kan worden).
7.
De afwerking moet overeenkomen met de referentiebeelden uit het beeldkwaliteitplan.
3.13 Exploitatieruimte In deze ruimte dienen o.a. de volgende installaties te worden ondergebracht: 1.
De aansluiting van het energiebedrijf.
2.
Wateraansluiting en –meter.
3.
De hoofdverdeelinrichting.
4.
De schakelkast van het ventilatiesysteem.
5.
Centrale apparatuur CO/LPG-detectie.
6.
Het KPN Isra punt.
7.
De centrale noodverlichtingkast.
8.
De hoofdaardrail.
9.
De aardrail voor schone aarde.
3.14 Technische ruimten Voor verschillende installaties, zoals (indien van toepassing) het noodstroom-aggregaat, de vuilwaterpomp, containers/tijdelijke opslag afval etc. moeten diverse bouwkundige ruimten worden gerealiseerd. Daarnaast moet voor de volgende installaties een aparte technische ruimte worden gerealiseerd:
34
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
1.
De onderverdeelinrichting.
2.
De centrale apparatuur van het toegangscontrole-/parkeermanagement-systeem.
3.
Een wandgoot met 8 wandcontactdozen verdeeld voor 2 groepen 230 volt.
4.
De centrale apparatuur van CCTV.
5.
De brandmeldcentrale.
6.
Inbraakcentrale.
Behalve deze technische ruimten is een berging nodig voor de opslag van een schoonmaakmachine (circa 3 bij 4 meter, voorzien van een elektra-aansluitpunt, watertappunt, uitstortgootsteen en afvoerput met pomp).
3.15 Beheerderruimte In de garage moet een beheerderruimte worden aangebracht. Deze beheerderruimte moet bij voorkeur in de nabijheid van de hoofdin- en uitgangen voor auto’s en voetgangers én de belangrijkste betaalapparatuur worden aangebracht. De beheerderruimte bestaat uit een hoofdruimte, een pantry/eetruimte en een ruimte waar bezoekers rustig met de baliemedewerkers kunnen praten (transparant en open, niet noodzakelijkerwijs een afgesloten ruimte) en overige ruimten.
De beheerder moet door middel van een intercom/oproepinstallatie oproepbaar zijn vanaf de in- en uitritten, voetgangers in- en uitgangen en de betaalautomaten.
Voor referentiebeelden voor de uitvoering van de beheerderruimte wordt verwezen naar het beeldkwaliteitplan.
3.15.1
Hoofdruimte 1.
Het minimale netto vloeroppervlak bedraagt circa 20,00 m² met een lengte van tenminste 5,00 meter.
2.
De beheerderruimte moet voldoen aan de ARBO-wetgeving.
3.
Bij de situering van de beheerderruimte moet daglichttoetreding mogelijk worden gemaakt.
4.
Hert grootste deel (minimaal 70% van de aan publieksruimten grenzende wanden) van de wanden moet transparant zijn om zoveel mogelijk zicht te bieden op de parkeergarage.
5.
De beheerderruimte moet goed bereikbaar zijn voor geldtransport.
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
35
6.
De hoogte tussen de bovenkant van de afgewerkte vloer tot de onderkant van het afgewerkt (systeem)plafond bedraagt tenminste 2,30 m.
7.
De vloer van de hoofdruimte wordt bij voorkeur verhoogd aangelegd ten behoeve van optimalisatie van het overzicht op aangrenzende ruimten.
8.
Ramen en deuren grenzend aan het publiekstoegankelijke gebied moeten worden voorzien van rolluiken en gelaagd (inbraakwerend) glas.
9.
In de hoofdruimte is verder voorzien: a.
een schuifloket.
b.
een kast(ruimte).
c.
opstelruimte voor een meldtafel t.b.v. de centrale bewaking van de parkeergarage.
10. Het (bedien)paneel van de brandveiligheidinstallatie moet zichtbaar in de beheerderruimte worden gesitueerd. 11. Er moet een balie worden aangebracht op een positie waarvan men zittend achter de balie zicht heeft op de garage, de ingang/uitgang en de serviceruimte (als onderdeel van de hoofdvoetgangersentree). Onder de balie moeten kasten worden aangebracht voor het opstellen van het parkeermanagementsysteem. De balie moet onder andere de bediening van het parkeermanagementsysteem, de bediening en de monitoren van de CCTV-installatie en het synoptisch paneel bevatten. 12. Onder de balie moet een elektra wandgoot worden gemonteerd met verspreid 15 wandcontactdozen en 10 data aansluitingen. 13. Onder de balie moet een overvalalarm worden aangebracht dat aangesloten wordt op een meldkamer.
3.15.2
Pantry/eetruimte/bespreekruimte/geldtelruimte 1.
De pantry dient een afgescheiden ruimte te zijn die direct vanuit de hoofd-ruimte betreedbaar is.
2.
de eetruimte dient te worden voorzien van een aanrechtblok (warm- en koudwater) met bovenkastjes en een tafel met voldoende stoelen.
3.
3.15.3
36
de geldtelruimte annex bespreekruimte moet minimaal 15,00 m2 groot zijn.
Overig 1.
één toilet met urinoir en één ‘gewoon’ toilet.
2.
een voorruimte van de toiletten die tevens kan dienen als kleedruimte.
3.
een technische werkplaats met berging en geldkluis.
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
4.
de meterkast voor de parkeergarage moet in de beheerderruimte worden geplaatst.
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
37
3.16 Serviceruimten (t.b.v. opstelling betaalautomaten) Er zijn ruimten nodig voor het opstellen van betaalautomaten. Dergelijke serviceruimten moeten aan de volgende eisen voldoen: 1.
Per 100 parkeerplaatsen is één betaalautomaat nodig.
2.
Het bruto vloeroppervlak van de serviceruimte(n) dient afgestemd te zijn op het te verwachten maximale aantal klanten, dat zich op de piekmomenten voor de betaalautomaat bevindt. Hierbij kan uitgegaan worden van 1,0 m² bruto vloeroppervlak per klant. Wachtende klanten mogen de doorgang van personen die willen passeren niet hinderen.
3.
Elke betaalautomaat dient te worden opgesteld op een locatie die aansluit op de voetgangerslogistiek (bijvoorbeeld nabij voetgangersingangen).
4.
Betaalautomaten moeten duidelijk in het zicht van de omgeving, en zo veel als mogelijk in het zicht van de beheerderruimte, worden gesitueerd. Uitgangspunt is een sociaal veilige betaalomgeving met voldoende visueel overzicht.
5.
De wanden van de serviceruimten moeten zo transparant (minimaal 70% van het oppervlak van de aan publiekstoegankelijke ruimten grenzende gedeelte) mogelijk worden uitgevoerd en voorzien van automatisch beweegbare (schuif)deuren naar de parkeervloer.
6.
De hoofdserviceruimte moet geschikt zijn voor het plaatsen van twee automaten: één voor koek/snoep en één voor frisdranken.
7.
De serviceruimten moeten fysiek zijn afgescheiden van de gedeelten waar auto's kunnen rijden.
3.17 Bewegwijzering / wayfinding In de garage moet bewegwijzering/wayfinding worden aangebracht. Buiten de garage moeten de routes naar de entree van de parkeergarage zowel voor voetgangers als voor automobilisten duidelijk worden aangegeven met bebording en eventuele andere aanwijzingen. 1.
Binnen én buiten de garage moeten de routes naar de functies waarvoor de garages bestemd zijn duidelijk worden aangegeven. Voor automobilisten moeten de routes naar de uitgang(en) van de garage worden aangegeven.
2.
Bij de voetgangersuitgangen moet een plattegrond van de omgeving van de parkeergarage worden aangebracht.
38
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
4 Toegangscontrole/parkeermanagement Het toegangscontrole-/parkeermanagementsysteem (hierna PMS) omvat alle apparatuur en bekabeling welke nodig is voor het gecontroleerd toelaten en vertrekken van parkeerders (abonnementhouders en/of bezoekers, zo nodig inclusief het bijbehorend betalingsverkeer voor bezoekers). Hiermee worden feitelijk alle verkeersstromen naar, in en uit de garage beheerd. De hieraan te koppelen eisen zijn omvangrijk en moeten in een later stadium in een apart PvE worden weergegeven. Mogelijk wordt de parkeerapparatuur separaat aanbesteed, hetgeen inhoudt dat dit hoofdstuk, of een deel ervan, niet van toepassing is. De voornaamste eisen, die in dit stadium van het ontwerp van de garage van belang zijn, zijn in dit hoofdstuk opgenomen.
1.
De parkeergarage moet volledig afsluitbaar zijn.
2.
Tijdens uren waarop geen bemensing in de garage aanwezig is, wordt de garage op afstand bediend, waardoor de parkeerder altijd kan worden geholpen. Het PMS moet hiervoor geschikt zijn.
3.
Het PMS moet geschikt zijn om te kunnen werken met de huidige en toekomstige tarievenstructuur van de gemeente Leiden. Deze zal naar verwachting bestaan uit een uurtarief, abonnementen en kortingsregelingen. Hierbij moet het zowel mogelijk zijn om uit te gaan van betalen per uur als van betalen per minuut of per 5 minuten.
4.
Het PMS moet voldoen aan de eisen zoals ze door de gemeente Leiden nader gesteld worden. Nieuw te bouwen garages dienen eenzelfde systeem te hebben zodat dit zo goed mogelijk binnen de grenzen van het aanbestedingsbeleid aansluit op het beheer- en controle systeem zoals dat werkzaam is bij andere garages die door de gemeente Leiden worden geëxploiteerd.
5.
Alle toegangen, zowel voor auto's als voetgangers dienen via het PMS gekoppeld te zijn. Hiertoe dienen nader aan te geven voorzieningen in de vorm van loze leidingen aangebracht te worden.
6.
Om te voorkomen dat ongewenste parkeerdoelgroepen en voetgangers toegang krijgen tot de garage, wordt de toegangen voor voertuigen afgesloten met een snelvouwhek (speedgate) én slagboom. De kleur van de speedgate moet in de omgeving passen.
7.
Aan weerszijden van het snelvouwhek dienen detectielussen in het wegdek te worden aangebracht, zodat gedetecteerd kan worden of er een auto voor het hek staat en zodat het hek automatisch sluit na het passeren van het voertuig. Bij het openen wordt een voertuig geregistreerd zodat er een controle kan worden toegepast tussen de uitgifte van een kaartje en het vertrek door middel van het gebruik van dat kaartje. Bij abonnementhouders zal een
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
39
combinatie van een detectielus en het aanbieden van een pas ervoor zorgen dat het hek zich opent of sluit. 8.
Op plaatsen waar detectielussen worden aangebracht dient rekening te worden gehouden met een wapeningsvrije toplaag van tenminste 0,05 meter.
9.
De toegangen voor voetgangers zijn met deuren afgesloten, voorzien van een elektrisch slot.
10. Alle toegangen voor voertuigen én voetgangers moeten worden voorzien van een toegangscontrolesysteem, bijvoorbeeld een kaartlezer. 11. Alle deuren die uitkomen in de garage moeten van een deurstandsignalering worden voorzien. 12. Deuren naar ruimten die uitsluitend zijn bestemd voor geautoriseerde personen (bijvoorbeeld abonnementhouders of personeel) moeten worden voorzien van een deurstandsignalering, elektrisch slot en kaartlezer. 13. Alle toegangen (zowel voor voertuigen als voor voetgangers) worden voorzien van een door de opdrachtgever goed te keuren sleutelplan. 14. Alle sloten dienen te voldoen aan klasse II volgens het politiekeurmerk.
4.1 Heffen parkeertarief Om de garage afsluitbaar te maken (in verband met de sociale veiligheid) én om een parkeertarief te kunnen heffen, moeten bij de inrit kaartgevers worden geplaatst en bij de uitrit kaartlezers. Daarnaast moeten betaalautomaten worden aangebracht. Hiervoor geldt dat: 1.
Het aantal betaalautomaten bedraagt minimaal 1 per 100 parkeerplaatsen.
2.
De betaalautomaten moeten geschikt zijn voor betalingen met contant geld, voor pinbetalingen en voor credit card-betalingen en voor het terugbetalen van wisselgeld (bill to bill en voorraadhoppers die voor voldoende wisselgeld zorgen). Het aantal en de locatie van de betaalautomaten waarbij met contant geld betaald moet kunnen worden moet in overleg met de gemeente Leiden worden bepaald.
3.
De betaalautomaten moeten bij de in- en uitgangen voor voetgangers worden aangebracht. Indien er meer in- en uitgangen dan betaalautomaten zijn, wordt bij de in- en uitgang waar de minste parkeerders hun bestemming hebben geen betaalautomaat aangebracht.
4.
Betaalautomaten die zich in de nabijheid van parkeerplaatsen voor minder validen bevinden moeten ook door minder validen goed bedienbaar zijn.
5.
Voor de betaalautomaten moeten ruimtelijke reserveringen worden aangebracht én moeten loze leidingen worden ingestort waardoor in een later stadium de kabels worden aangebracht die de betaalautomaten met het parkeermanagementsysteem verbinden.
40
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
6.
De parkeerapparatuur bij de in- en uitritten moet geschikt zijn voor de verwerking van credit card betalingen.
4.2 CCTV-systeem Om handelingen van personen en voertuigen in de garage te kunnen observeren en eventueel te kunnen vastleggen is een CCTV-systeem nodig. De CCTV installatie omvat camera’s, monitoren en centrale apparatuur voor opslag van beelden, inclusief de benodigde bekabeling. Voor de bekabeling moeten loze leidingwegen worden opgenomen. Bij het projecteren van de camera’s moet worden uitgegaan van een zogenaamde ‘schilbeveiliging’. Dit houdt in dat tenminste alle toegangen en uitgangen van de garage moeten kunnen worden geobserveerd, ofwel alle loopdeuren en alle speedgates van de in- en uitgang(en) van de garage. Aanvullend moeten de volgende handelingen, verkeersstromen en ruimten kunnen worden geobserveerd: 1.
de parkeervloer.
2.
de betaalautomaten.
3.
de beheerderruimte.
4.
nooduitgangen.
5.
een eventuele compartimenteringafscheiding.
Andere eisen aan het camerasysteem zijn: 1.
Het camerasysteem moet op afstand (via internet) toegankelijk zijn.
2.
Alle auto's dienen in beeld te kunnen worden gebracht.
3.
Op alle in en uitgangen ( voetgangers) dienen vaste camera's gericht te zijn.
4.
Het systeem moet eenvoudig uitbreidbaar zijn.
5.
Het systeem moet opgebouwd zijn uit “standaard” componenten.
6.
De beelden moeten in een behoorlijke kwaliteit minimaal één week kunnen worden vastgelegd op een harddisk.
7.
Aansturing van domecamera's middels joystick.
8.
Het systeem moet zichzelf na een week “overschrijven”.
9.
De beelden moeten eenvoudig geëxporteerd kunnen worden in een gangbaar formaat.
10. De bijgeleverde software moet werken op een computer die is voorzien van een gangbare MS Windows versie en gangbare versie van Internet Explorer. 11. De camera’s moeten worden opgehangen in slagvaste behuizingen. 12. De bekabeling moet daar waar zij niet in een kabelgoot kan worden aangebracht, worden gemonteerd in een slagvaste pijp.
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
41
13. De beelden van camera’s gericht op de in- en uitrit van de hoofdingang dienen kentekens van auto’s duidelijk weer te geven. 14. Camera welke gericht staan op de betaalautomaten moeten voldoen aan de eis van gezichtsherkenning. 15. Het camerasysteem dient geschikt te zijn voor beheer op afstand en op meerdere plaatsen tegelijkertijd beelden kunnen weergeven. 16. Bij het camerasysteem dient een heldere Nederlandstalige instructiehandleiding geleverd te worden.
42
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
5 Constructieve eisen 5.1 Algemeen 1.
De garage moet worden gerealiseerd met inachtname van alle geotechnische aspecten die bekend zijn of uit nader uit te voeren onderzoek worden vastgesteld.
2.
De garage wordt gerealiseerd met in acht name van alle omgevingsrandvoorwaarden zoals die van toepassing zijn met betrekking tot de aanwezige, aangrenzende belendingen. Deze zullen door de gemeente Leiden worden bepaald.
3.
De wijze van fundering is afhankelijk van lokale omstandigheden en moet worden bepaald in overleg met de gemeente Leiden.
5.2 Vloer, wanden en dak 1.
Alle vloeren zijn van beton en zijn vloeistofdicht (vloeropbouw of gedeelten daarvan).
2.
De vloeren moeten verkeersklasse B30 aankunnen.
3.
Afhankelijk van het oppervlak zal de vloer verdeeld worden in delen die worden gescheiden door een dilatatievoeg. De dilatatievoeg moet vloeistofdicht zijn.
4.
Voor het in of onder de vloer aan te brengen rioleringsstelsel (onder andere in de vloer aan te brengen afvoerputten/roosters etc.) moet rekening worden gehouden met een afschot van 0,5 centimeter per meter.
5.
Plafonds moeten zoveel mogelijk vlak worden afgewerkt, maar constructieve balken die zich (gedeeltelijk) onder het plafond bevinden zijn toegestaan. Constructieve balken die zich (gedeeltelijk) onder het plafond bevinden mogen zich niet boven parkeerwegen bevinden.
6.
Het dak van de garage moet sterk genoeg zijn om de kermis en andere evenementen te dragen en om verkeer (inclusief vrachtwagens met oplegger) overheen te laten rijden. De sterkte moet daarom in overleg met de gemeente Leiden worden bepaald.
5.3 Plafond- en wandopeningen Plafond- en wandopeningen moeten zoveel als mogelijk worden toegepast ter bevordering van de toetreding van daglicht (zie ook paragraaf 2.10.3). De toepassing en afwerking van wandopeningen vindt in overleg met de gemeente Leiden plaats. Plafond- en wandopeningen mogen nooit leiden tot: 1.
ongewenste toetreding van water.
2.
vervuiling.
3.
ongewenste toetreding van dieren en/of personen in het gebouw.
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
43
4.
silhouetvorming door tegenlicht.
5.
verblinding of schitteringen op glanzende oppervlakten.
5.4 Liftput(ten) en schacht(en) 1.
Constructieve voorzieningen voor de positionering van liftputten moeten nader worden bepaald.
2.
De liftschachten moeten zo transparant mogelijk zijn.
5.5 Kolommenstramien Het kolommenstramien moet dusdanig zijn dat er sprake is van zogenaamde kolomvrije overspanningen. Dat houdt in dat de kolommen zich niet tussen de parkeervakken mogen bevinden, maar buiten de parkeereenheden moeten worden geplaatst. Een parkeereenheid bestaat uit een parkeerweg met aan weerszijden parkeervakken. Indien kolomvrije overspanningen niet mogelijk zijn moet overleg worden gepleegd met de gemeente Leiden.
Kolommen en schijven moeten worden afgerond en zo slank mogelijk worden uitgevoerd.
Voor zover van toepassing moeten de kolommen worden voorzien van sparingen voor in te storten leidingen en voorzieningen voor bijvoorbeeld het CO/LPG detectiesysteem.
Voorbeeld kolomvrije overspanning
44
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
5.6 Algemene bouwkundige uitgangspunten 1.
Aan de bovenzijde van de kolommen dient bij de draagconstructie rekening te worden gehouden met een zo klein mogelijk oppervlak van de consoles. Dit om de visuele beleving van de garage te optimaliseren.
2.
De wandafwerking dient zodanig te zijn dat leidingen zoveel mogelijk weggewerkt zijn en de wanden glad zijn.
3.
De vlakheid van de wanden dient zodanig te zijn dat de vereiste coating (buitenkwaliteit, afwasbare muurverf) probleemloos kan worden aangebracht.
4.
Een vlakke onderzijde van het plafond is uitgangspunt.
5.
De kabels en leidingen mogen niet zichtbaar zijn en moeten daarom worden opgenomen in de vloeren, plafonds en wanden. Afwijkingen van deze eis zijn alleen mogelijk in overleg met de gemeente Leiden.
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
45
6 Veiligheid bij brand De brandveiligheid- en ontruimingsinstallaties vormen een complex geheel. Hierover dient vroegtijdig (voor afronding van de ontwerpfase) overleg worden gevoerd met de gemeente Leiden en de brandweer, teneinde tot een gecertificeerde installatie te komen. Dit hoofdstuk bevat een aantal van toepassing zijnde eisen.
1.
Vluchtwegen uit de garage moeten op tekening worden aangegeven.
2.
Als vluchtwegen mogen zowel noodtrappen als noodgangen worden gebruikt.
3.
De vluchtwegen moeten dusdanig worden ingepast dat het maaiveld vrij indeelbaar blijft. Indien die niet mogelijk is moet worden overlegd met de gemeente Leiden.
4.
Alle eisen uit het Bouwbesluit zijn van toepassing.
5.
De voorkeur heeft de hoofddraagconstructie en de vluchtwegen zodanig te ontwerpen dat een sprinklerinstallatie niet noodzakelijk is.
6.
De vluchtvoorzieningen en aanduiding van vluchtwegen dienen in overeenstemming te zijn met de eisen van de brandweer inzake de gebruiksvergunning. Vroegtijdig in het ontwerpstadium dient met de brandweer overleg gevoerd te worden over de specifieke eisen die gelden voor het bouwwerk en een eventueel aanvalsplan.
7.
Het benodigd zijn van een droge blusleiding moet nader worden bepaald, mede in overleg met de brandweer.
8.
Afsluitbaarheid van deuren moet in overleg met de brandweer overeengekomen worden.
9.
Het ontwerp en de blusleidingen dienen te voldoen aan de voorschriften en eisen van de Brandweer Regio Leiden.
10. De parkeergarage dient te worden voorzien van vluchtwegen voor voetgangers. Deze dienen snel te vinden en als zodanig herkenbaar te zijn. Tegelijkertijd moet worden voorkomen dat vluchtwegen als insluipmogelijkheden worden gebruikt. 11. Vluchtwegen ontwerpen met in acht name van de eisen voortvloeiend uit het Bouwbesluit en de eisen van de brandweer ten aanzien van de gebruiksvergunning. Hiervoor moet worden uitgegaan van de meest actuele eisen. Ten tijde van opstellen van dit PvE geldt de eis dat vanuit ieder openbaar toegankelijke punt in de parkeergarage de loopafstand naar een vluchtweg maximaal 30 meter mag bedragen. Een in- en uitgang die onderdeel uitmaakt voor voetgangers mag alleen als vluchtweg worden beschouwd indien deze voldoet aan alle eisen die voor een vluchtweg gelden.
46
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
12. Bij calamiteiten dient er een automatische ontgrendeling van de nooduitgangen plaats te vinden. 13. De kabels in de garage dienen minimaal 60 minuten te blijven functioneren bij brand (functiebehoud). 14. In de garage moeten brandmeldsystemen aanwezig te zijn, automatisch en/of handmatig. 15. Er dient een noodverlichtingsysteem te worden geïnstalleerd. Dit systeem moet voldoen aan de uitgave “Een brandveilig gebouw installeren”. De armaturen moeten voldoen aan de NEN-EN 60598-2-22. De noodverlichting dient aangebracht te worden op de volgende plaatsen: a.
in de parkeergarage en toegangen.
b.
in de vluchtwegen.
c.
nabij blusmiddelen.
d.
in de beheerderruimte.
e.
bij de noodstroomopwekker.
f.
bij de vluchtdeuren.
16. De richtings- en uitgangsborden maken deel uit van de noodverlichting. 17. De verlichtingssterkte van de algemene noodverlichting moet binnen 5 seconden na netuitval tenminste 10 lux op vloerniveau zijn. Bij vluchtdeuren is dit tenminste 25 lux. 18. De overgang tussen het wegvallen van de elektriciteit en het opstarten van de noodstroomaggregaat moet worden opgevangen met een UPS (Uninteruptable Power Supply). 19. De verlichting in noodtrappenhuizen en noodgangen alleen inschakelen indien ze worden gebruikt. 20. De richtings- en uitgangsborden dienen permanent te zijn ingeschakeld. 21. Een optisch en akoestisch ontruimingsalarm moet bij calamiteiten in werking treden, het bestaat uit verlichte tekstborden, rode intermitterende signaallampen en akoestische signaalgevers, z.g. slow whoop. Zij moeten vanaf iedere plaats binnen de garage duidelijk waarneembaar zijn.
6.1 Brandbestrijdingsinstallatie 1.
De garage moet worden voorzien van één of meerdere droge blusleidingen, te bepalen in overleg met de gemeente/brandweer.
2.
Indien mogelijk dient een sprinklerinstallatie te worden vermeden. Rookcontrole en brandbeheersing moeten bij voorkeur plaatsvinden met het eventueel toe te passen stuwdrukventilatiesysteem.
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
47
3.
Het aantal en de locatie(s) van de te plaatsen brandslanghaspels en/of brandblussers wordt in overleg met de gemeente/brandweer bepaald.
4.
Bij brandslanghaspels worden de leidingen naar de haspels pas met water gevuld indien een brandmelding heeft plaatsgevonden (droge blusleiding).
5.
Brandbestrijdingsmiddelen in publiekstoegankelijke ruimten mogen alleen toegankelijk zijn door het activeren van een brandalarm in combinatie met een elektrische ontgrendeling.
6.2 Brandmelding-/ontruimingsinstallatie De garage moet worden voorzien van een brandmeldingcentrale, waarbij tevens de volgende voorzieningen worden aangebracht: 1.
Een van buiten het gebouw waarneembaar flitslicht dat is aangesloten op de brandmeldingcentrale, op (een) in overleg met de brandweer te bepalen plaats of plaatsen.
2.
Een buiten of op het gebouw bevestigde sleutelkluis, op een in overleg met de brandweer te bepalen plaats, die te openen is met een brandweersleutel.
3.
Nabij de brandslanghaspels moet een brandmelder worden geplaatst die tevens de watertoevoer naar de haspels aanstuurt.
48
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
7 Werktuigbouwkundige eisen 7.1 Algemene voorzieningen 1.
Leidingen dienen zoveel mogelijk uit het zicht te worden aangebracht.
2.
Leidingen mogen niet onder balken door lopen.
3.
Daar waar mogelijk moeten bouwkundige sparingen voor leidingen worden aangebracht.
4.
De plaats waarnaar lucht uit de garage wordt afgevoerd dient in overleg met de gemeente Leiden te worden vastgesteld.
5.
In verband met mogelijke geluidsoverlast voor de omgeving, dient overleg met de gemeente Leiden plaats te vinden over de zijde waar de benodigde installaties worden geplaatst.
7.2 Ventilatie Omdat de parkeergarage ondergronds wordt aangelegd is mechanische ventilatie noodzakelijk. Deze mechanische ventilatie moet voldoen aan de eisen die NEN 2443 stelt en de eisen uit paragraaf 7.2.1 en 7.2.2 van dit PvE.
7.2.1
Stuwdrukventilatie 1.
Er moet rekening worden gehouden met voorzieningen die in, op en/of aan het gebouw moeten worden geplaatst.
2.
Stuwdrukventilatie moet worden toegepast voor de toegang van de garage, de hellingbanen, de rijbanen en de parkeervakken.
3.
Stuwdrukventilatoren mogen niet worden aangebracht ter plaatse van de rijbanen/parkeerwegen in verband met zicht en hinderlijke stromingen.
4.
De aanzuigopeningen dienen minimaal op een hoogte van 5 meter boven straatniveau in een verkeersluwe omgeving en buiten de beïnvloeding van de uitblaasopeningen te worden aangebracht. Zie ook de toelichting in NEN 2443.
5.
De uitblaasopeningen dienen minimaal op een hoogte van 5 meter boven straatniveau in een verkeersluwe omgeving en buiten de beïnvloeding van de aanzuigopeningen te worden aangebracht. Zie ook de toelichting in NEN 2443.
6.
Voor de wijze waarop de aanzuig- en uitblaasopeningen in de omgeving worden ingepast wordt verwezen naar de referentiebeelden uit het beeldkwaliteitplan en andere relevantie plannen, zoals bijvoorbeeld het stedenbouwkundig plan. De vormgeving en locaties van deze openingen moet nader met de gemeente Leiden worden afgestemd.
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
49
7.
De aanbevelingen uit de toelichting van NEN 2443 bij paragraaf 7.3.2.6 en 7.3.2.7 gelden voor deze garage als eisen.
8.
Om extra vervuiling van apparatuur en de garage te voorkomen moet vermeden worden dat de mechanische ventilatie tot gevolg heeft dat via de in- en uitritten lucht met verhoogde snelheid de garage wordt ingezogen.
9.
Installaties voor mechanische ventilatie moeten beschikken over tenminste twee nagenoeg gelijkwaardige ventilatie-eenheden, die samen de totale capaciteit kunnen leveren. De ventilatie-eenheden moeten zo geschakeld zijn dat indien één installatie-eenheid uitvalt automatisch de andere wordt ingeschakeld. De storingssignalering moet in werking treden.
7.2.2
Overdrukventilatie Overdrukventilatie moet worden toegepast in de volgende ruimten: 1.
Beheerderruimte, inclusief pantry, toiletten en voorruimte toiletten.
2.
Openbare toiletten/minder validentoilet.
3.
(Nood)trappenhuizen.
4.
Liften.
5.
Serviceruimten.
7.3 Verwarming 7.3.1
Algemeen 1.
De klimaatbeheersing moet voldoen aan de eisen uit NEN 1087 en NEN 8087.
2.
De eisen aan de klimaatbeheersing moeten haalbaar zijn bij een buitentemperatuur van -10
o
o
tot 40 Celsius en een windsnelheid van acht meter per seconde.
7.3.2
Luchtbehandelinginstallatie De klimaatbeheersing van de volgende ruimten moet middels een luchtbehandelinginstallatie (zo nodig aangevuld met radiatoren) plaatsvinden: 1.
Beheerderruimte, inclusief pantry en, toiletten en voorruimte toiletten.
Hiervoor gelden de volgende eisen: 1.
De betreffende thermostaten moeten kunnen worden ingesteld op een gewenste temperatuur o
o
van 18 tot 26 Celsius. 2.
Alle buisleidingen, kabelgoten en ladderbanen van en naar de beheerderruimte moeten ter plaatse van vloeren, wanden en plafonds gasdicht worden afgesloten.
50
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
7.3.3
Verwarmingselementen De klimaatbeheersing van de volgende ruimten moet plaatsvinden via verwarmingselementen met 9
een IP-waarde van minimaal 66 : 1.
Openbare toiletten/minder validentoiletten.
2.
Magazijnruimte.
3.
Exploitatiekast/technische ruimte.
4.
Ruimte vuilwaterpomp.
5.
Ruimte met noodstroomaggregaat.
Hierbij gelden de volgende eisen: 1.
Deze ruimten moeten een minimale temperatuur van 10o Celsius hebben.
2.
Er is sprake van een niet-instelbare regeling. Dit houdt in dat de betreffende thermostaten ingesteld zijn op de gewenste behoudtemperatuur en afgeschermd zijn tegen onbevoegd verstellen.
3.
De verwarmingselementen dienen vast aangesloten te worden middels een afschakelbare thermostaat die op het element zelf is aangesloten. Aansluiten via wandcontactdozen en een losse kabel met een stekker is niet toegestaan.
4.
In de exploitatieruimte, technische ruimte en NSA ruimte dienen tevens hygrostaten voor het aansturen van de verwarmingselementen te worden aangebracht.
7.4 Koudwateraansluitingen In de garage moet een watertappunt met afvoer aanwezig zijn. Dit watertappunt moet zijn aangebracht in een bouwkundig afsluitbare kast/ruimte die met een sleutel afgesloten moet kunnen worden.
7.5 Binnen- en buitenriolering en waterafvoer 1.
Standleidingen en hemelwaterafvoeren moeten dusdanig worden geprojecteerd dat ze niet ten koste gaan van de functie of functies van de ruimten waarin ze zich bevinden.
2.
De leidingen en afvoeren moeten uit het zicht worden aangebracht. Alleen in overleg met de gemeente Leiden mogen ze zichtbaar zijn. In dat geval moeten ze worden behandeld in de kleur van plafond/wand/kolom waarlangs ze zich bevinden.
De IP-waarde staat voor de mate van stof- en waterdichtheid. Een IP-waarde van 66 betekent dat een behuizing stofdicht is en dermate waterdicht is dat stortbuien kunnen worden weerstaan. 9
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
51
3.
Per 250 m2 vloeroppervlak moet in het midden van de rijweg een afvoerput (0,20 x 0,20 meter) worden ingestort en afgedekt met een thermisch verzinkt stalen putdeksel. Het water moet kunnen worden afgevoerd naar de olie/benzineafscheider.
4.
Er moet een olie-/benzineafscheider worden aangebracht die het afvalwater van alle afvoeren kan zuiveren alvorens het naar het riool wordt verpompt.
5.
In de parkeergarage dient een opvang te komen voor vuilwater. Deze opvang dient te worden voorzien van een pompinstallatie om het water af te voeren.
6.
De plafonds mogen geen vochtplekken bevatten.
7.
Afdruipend condensvocht mag geen schade berokkenen.
8.
De vloer moet aan redelijke eisen voor de afwatering voldoen. Plasvorming van meer dan 5% van het oppervlak van de garage moet worden voorkomen door het aanbrengen van afschot en van opvangputten.
9.
De hellingbanen moeten worden voorzien van een afvoergoot met afneembaar tralierooster over de volledige breedte van de hellingbaan. Deze afvoergoot moet minimaal 0,30 meter breed zijn en zijn aangesloten op een vuilwaterpomp.
10. In de ruimte voor de schoonmaakmachine is een uitstortgootsteen aanwezig.
52
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
8 Elektrotechnische installaties 8.1 Algemeen 1.
(Elektro)technische installaties dienen zo mogelijk stand-alone in de parkeergarage te worden aangebracht, goed bereikbaar vanuit de parkeergarage en bedienbaar vanuit de beheerderruimte.
2.
De verdiepingen moeten onafhankelijk van elkaar kunnen functioneren, wat inhoudt dat het mogelijk moet zijn om één of twee verdiepingen volledig af te sluiten terwijl de andere verdieping(en) in gebruik blijven.
3.
Alle installaties dienen te worden weggewerkt d.m.v. instorten van de leidingen en toebehoren of weggewerkt te worden achter verlaagde plafonds, in leidingschachten of kabelgoten.
4.
Verticale leidingen en horizontale leidingen die niet kunnen worden weggewerkt en zich in publiekstoegankelijke ruimten bevinden, moeten tot een hoogte van 2,50 meter worden uitgevoerd in Hostalietbuis met een afscherming van RVS Ω profiel en RVS bevestigingsmaterialen.
5.
De voedingsspanning naar installaties moet op een hoofdverdeelinrichting als afzonderlijke groep zijn uitgevoerd. Ze moeten zijn voorzien van overspanningsbeveiliging en voldoen aan de van toepassing zijnde NEN-normen met bijbehorende aanvullingen.
6.
De voedingskabels moeten van een moeilijk brandbare uitvoering zijn. De voedingskabels voor beveiligingsinstallaties moeten worden gelegd door ruimten waarin redelijkerwijs geen brand kan ontstaan. Voedingskabels van de betreffende brandpreventieve voorzieningen moeten zo zijn gesitueerd dat deze ten minste 60 minuten kunnen blijven functioneren.
7.
8.1.1
Alle installaties moeten voldoen aan de wettelijke geluids- en milieunormen.
Nuts- en centrale energievoorzieningen 1.
De aangeleverde centrale energievoorzieningen moeten voldoende capaciteit hebben voor de garage en alle installaties die tot de garage behoren.
8.1.2
Eisen verdeelinrichtingen 1.
De verdeelinrichtingen en de voedingsleidingen moeten een reservecapaciteit hebben van 20% ten opzichte van het geïnstalleerde vermogen.
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
53
8.1.3
Noodvoorzieningen 1.
De noodverlichting dient te worden uitgevoerd als centrale noodverlichting en moet worden aangesloten op een centraal noodverlichtingsysteem.
2.
Indien in de garage mechanisch wordt geventileerd en het gebruik bij spanningsuitval gewoon doorgaat of wanneer de ventilatie-installatie onderdeel uitmaakt van de rookscheiding is een noodstroomvoorziening vereist.
3.
Indien blijkt dat een noodaggregaat moet worden toegepast, moet deze minimaal capaciteit bieden voor:
4.
a.
Het CCTV en communicatiesysteem.
b.
De beheerderruimte;
c.
Het toegepaste ventilatiesysteem.
d.
Het toegangscontrole-/parkeermanagementsysteem.
e.
Het centraal noodverlichtingsysteem.
f.
20% reserve.
De noodaggregaat moet worden uitgevoerd voor parallel netbedrijf (gesynchroniseerd), zodat belast proefdraaien op normaal vermogen ongestoord mogelijk is.
5.
De capaciteit van de brandstoftank van de noodaggregaat moet voldoende zijn om 2 uur op nominaal vermogen te kunnen draaien inclusief 10 keer starten.
6.
Bij het uitvallen van de netspanning of een verlaging van 30% moet de noodstroomvoorziening automatisch worden ingeschakeld en moeten installaties na ten hoogste 15 seconden zijn overgeschakeld. Bij terugkerende netspanning van ten minste 90% moet de noodstroomvoorziening weer worden uitgeschakeld.
8.2 Verlichting 1.
Binnenverlichting moet van een intelligent managementsysteem voorzien zijn. Zo'n systeem moet er onder meer voor zorgen dat het verlichtingsniveau op tijdstippen waarop dit gewenst is gedempt kan worden en dat de verlichting 's nachts kan worden uitgeschakeld en automatisch wordt ingeschakeld op het moment dat een parkeerder de garage betreedt.
2.
Verlichtingsarmaturen in de parkeerruimte moeten op 1/3 van het parkeervak en evenwijdig aan de rijstroken worden gemonteerd. De elektrische voeding moet over meerdere groepen en fasen worden verdeeld.
3.
De bediening van de verlichting in de parkeergarage dient te worden uitgevoerd middels pulsdrukknoppen met signalering, onder te brengen in de beheerderruimte van de parkeergarage.
54
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
4.
Een apart aandachtpunt is de overgang van daglicht naar kunstlicht. Bij de ingang van een parkeergarage is kunstlicht ook overdag belangrijk om de automobilist snel aan de overgang van binnen naar buiten en omgekeerd te laten wennen. Bij avond en nacht moet rekening gehouden worden met aanpassing van de verlichting in de parkeergarage vanuit een donkere buitenomgeving.
5.
Behoudens TL-armaturen die worden aangesloten op de centrale noodverlichtingunit, dienen de TL-armaturen voor de hellingbaan, de parkeervloer en de (nood)trappenhuizen uitgevoerd te worden met elektronische verliesarme voorschakelapparaten.
6.
De gebruikte verlichting moet aantoonbaar milieuvriendelijk zijn, zoals ook reeds in paragraaf 2.10.1 is beschreven. De uitvoerder moet dit aantonen. Alle armaturen moeten worden voorzien van slagvaste/vandalisme-bestendige kappen.
7.
Voor ingebruikname van de garage moet verlichting van de parkeergarage mogelijk zijn, het mag dus niet zo zijn dat (een deel van) de verlichting ontbreekt als de garage in gebruik wordt genomen.
8.
De elektrische verlichting moet worden uitgevoerd volgens de NEN 1890. Het verlichtingsniveau moet daarnaast in ieder geval voldoen aan de eisen uit de tabel hieronder (gemeten na een gebruiksperiode van twee jaar).
Ruimte
gebied/werkvlak
verlichtingssterkte
gelijkmatigheidindex
Entree straatzijde
vloer
200 lux op 1 meter hoogte
0.30
In- uitritten binnen
vloer
200 lux op 1 meter hoogte
0.50
Parkeervloer
vloer
100 lux op 1 meter hoogte
0.50
Hellingbanen
vloer
100 lux op 1 meter hoogte
0.50
Gangen
vloer
200 lux op 1 meter hoogte
0.50
Betaalautomaten
randzone van 1 meter
200 lux op 1 meter hoogte
0,80
Beheerderruimte
geheel gebied
350 lux op 1 meter hoogte
0,80
Alle toiletten inclusief voorruimte
vloer
100 lux op vloerhoogte
0,50
Liften
geheel gebied
100 lux op vloerhoogte
0,50
Trappenhuizen
geheel gebied
100 lux op vloerhoogte
0,50
Technische ruimten
vloer
200 lux
0.50
Magazijnruimten
vloer
200 lux
0.50
Uitgangen en finale uitgang(en)
vloer
25 lux op vloerhoogte
0.30
Ruimte schoonmaakmachines
vloer
200 lux
0.50
Tabel 2 Eisen aan verlichting
8.3 Communicatie 1.
Intercomfaciliteiten zijn een onderdeel van het parkeermanagementsysteem. Voor de entree van de auto’s vormen ze een onderdeel van de kaartlezers/-gevers, voor de entrees van de
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
55
voetgangers vormen ze een onderdeel van de kaarlezers die bij deuren die middels een component van het parkeermanagementsysteem kunnen worden geopend. 2.
In de beheerderruimte moet een synoptisch paneel worden aangebracht. Op dit paneel dienen d.m.v. LED’s en tekst alle statusmeldingen van de installaties en deurstandsignaleringen te worden weergegeven.
3.
Koppeling naar een andere centrale positie/meldkamer moet mogelijk zijn.
4.
In de garage moet dekking van het signaal van mobiele telefoons aanwezig zijn.
5.
In de garage moet dekking van radiosignalen aanwezig zijn.
8.4 Beveiliging en monitoring De veiligheids- en beheersystemen worden aangesloten op de beheerderruimte, waarbij beheer op afstand mogelijk moet zijn. De volgende voorzieningen voor gebruiksveiligheid en monitoring moeten worden opgenomen:
8.4.1
1.
visueel bewakingsysteem van camera’s, bewakingsbeeldschermen en opname-apparatuur.
2.
brandmeldsysteem en -paneel.
3.
ontruimingssysteem en -bedieningspaneel.
4.
indien vereist (dichte garage) CO/LPG-detectie.
5.
Indien vereist (Bouwbesluit) een compartimenteringafscheiding.
6.
alarm/intercomsysteem.
7.
deurstandsignaleringen.
8.
nooduitgangen.
CO/LPG –detectie (indien van toepassing) 1.
CO/LPG-detectie is noodzakelijk.
2.
De CO- en LPG-detectoren moeten worden geprojecteerd op basis van NEN 2443. Hierbij moet per combinatie van een CO- en LPG-detector een vloeroppervlakte van maximaal 400 m2 worden bewaakt en moet er per in- of uitgang voor auto’s minstens één detector binnen een straal van tien meter van de in- of uitgang worden gepositioneerd.
3.
De CO-detectoren moeten op 1,50 meter van de vloer worden geplaatst, LPG-detectoren moeten op 150 millimeter van de vloer worden geplaatst.
4.
Als er door het CO/LPG-detectiesysteem in het gebouw een concentratie gassen wordt gemeten die de norm overschrijdt, moet dit ter plaatse van iedere ingang (dus zowel voor voetgangers als voor auto’s) aan de buitenzijde van de garage worden gesignaleerd.
56
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
9 Garanties en onderhoud 9.1 Garanties Bij het ontwerp van de garage, alle installaties die ertoe behoren en alle te gebruiken materialen etc., dient rekening te worden gehouden met eisen met betrekking tot de te leveren garanties en garantietermijnen. Deze gaan in op het moment van oplevering/overdracht van de garage aan de uiteindelijke eigenaar ervan. De eisen zijn hieronder opgesomd.
9.1.1
Bouwkundig 10 jaar: 1.
garage en liftputten op waterdichtheid.
2.
prefab betononderdelen tegen afschilferen, roestvlekken, kromtrekken en dergelijke.
3.
gevelelementen.
4.
gevelconstructies, ingeschokte betegeling tegen loslaten, stabiliteit en functioneren kitvoegen (voor zover van toepassing).
5.
de corrosiebestendigheid van stalen daken en gevelplaten inclusief alle afwerkprofielen (voor zover van toepassing).
6.
de waterdichtheid van de dakbedekking.
7.
de waterdichtheid van de dilatatievoegen.
5 jaar: 1.
het binnenschilderwerk met een afbouwende garantie.
2.
De vloercoating.
3.
het tegelwerk tegen vochtdoorslag, loslaten van de ondergrond en afschilferen glazuurlaag.
4.
de aanhechting van tegelwerken en andere wandafwerkingsmaterialen.
3 jaar: 1.
9.1.2
het buitenschilderwerk.
Werktuigbouwkundige installaties 2 jaar: 1.
mechanische ventilatie met signaleringsinstallatie.
2.
vuilwaterpompen.
3.
olie-/benzineafscheider.
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
57
4.
binnen- en buitenriolering.
1 jaar:
9.1.3
1.
verwarmingspanelen, verwarmingselementen, convectoren en ribbenbuis kachels.
2.
waterkranen en stopkranen.
3.
wasbakken en closetcombinaties.
4.
brandslanghaspels.
5.
poederblussers (voor zover van toepassing).
6.
lift, mits een onderhoudscontract is afgesloten.
Elektrotechnische installaties 2 jaar: 1.
noodstroomaggregaat.
2.
centrale noodverlichtingsnuit.
3.
UPS.
1 jaar: 1.
verlichtingsarmaturen, schakelaars en wandcontactdozen.
2.
elektrische sluitplaten.
3.
speedgates/slagbomen
4.
parkeermanagementsysteem.
5.
camera’s, monitoren, multiplexers.
6.
CO- en LPG detectoren, stuurkast.
7.
brandmeldinstallatie.
8.
data- en telefooninstallatie.
9.
deurstandsignaleringen.
10. synoptische panelen.
Bij oplevering dient van alle technische installaties de volledig documentatie en garantieverklaringen gebundeld in klappers te worden opgeleverd.
58
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
Voor de overdracht/ingebruikname dient een gebruikersinstructie plaats te vinden van ten minste de volgende installaties: 1.
verlichting en noodverlichting.
2.
noodstroomaggregaat.
3.
brandveiligheidinstallatie.
4.
ventilatiesystemen.
5.
pompinstallaties.
6.
parkeermanagementsysteem.
7.
CCTV.
8.
Voor oplevering dient een integrale functietest plaats te vinden waarmee vastgesteld wordt dat de werking van, en de samenwerking tussen de verschillende installaties voldoet aan de gestelde eisen.
9.2 Onderhoud Behalve met voornoemde garanties dient bij het ontwerp van de garage, de installaties en alle daarbij te gebruiken materialen, ook rekening te worden gehouden met ‘onderhoudsarme’ keuzes. Daarnaast moeten de betreffende leveranciers een offerte uitbrengen om na het verstrekken van de benoemde garantietermijnen voor de door hen geleverde materialen en/of installaties een onderhoudscontract conform de geldende normen per component en/of installatie af te geven onder de volgende condities en/of voorzien van: 1.
een looptijd van 1 jaar, automatisch te continueren per kalenderjaar, met een opzegtermijn van 2 maanden inclusief materialen en arbeidsloon.
2.
een volledige omschrijving van de/het te onderhouden component/installatie.
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
59
©2012,Spark B.V.
[email protected], 2266 AD Leidschendam tel 070-317 70 05, fax 070-317 80 66
Behoudens de door de Auteurswet 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit dit document worden verveelvoudigd (waaronder begrepen het opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Spark B.V.. Alle rechten voorbehouden.
All rights reserved. No parts of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without prior written permission of Spark B.V.
Aan de inhoud van dit document kunnen geen rechten worden ontleend. Spark B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voortvloeiend uit eventuele onjuistheid of onvolledigheid van de in dit document vermelde informatie. 60
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
Locatieonafhankelijk PvE - Versie : 1.4 - Copyright Spark 21 maart 2012
61