2012
LITERAIR KUNSTENAAR JAAP OUDES REGIONALISTISCH ERFGOED IN BEELD Kleurrijk kunstenaar Jaap Oudes (1926 - 1998) raakte al vroeg onder de indruk van de volksculturele en literaire traditie van Nederland en België. Het karakteristieke daarvan bracht Oudes zijn hele leven op unieke wijze in beeld.
Stichting Dirk en Jaap Oudes Nikki de Jong Universiteit van Utrecht
Alle auteursrechten ten aanzien van dit onderzoek worden uitdrukkelijk voorbehouden. Niets van deze pagina's mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder de voorafgaande toestemming van Stichting Dirk en Jaap Oudes. Tenzij het tegendeel uitdrukkelijk is bepaald, wordt deze toestemming stilzwijgend verleend voor het citeren Stichting 2 van gedeelten uit deze werken, mits zonder winstoogmerk en met expliciete bronvermelding.
Dirk en Jaap Oudes
‘Ja fesselt man mich Im finsteren Kerker, So sind doch das nur Vergebliche Werke. Denn meine Gedanken Zerreiβen die Schranken Und Mauern entzwei: Die Gedanken sind frei.’ Fragment Duits volksliedje (1780) over ‘gedachtenvrijheid’.
3
Stichting 4 Dirk en Jaap Oudes
Voorwoord Als vierdejaars bachelorstudente Taal- en cultuurstudies volg ik de hoofdrichting kunstgeschiedenis op de Universiteit van Utrecht. Binnen deze studie loopt iedere student stage bij een culturele instelling om praktijkervaring op te doen. Via Studiepunt Geesteswetenschappen kwam ik terecht bij Stichting Dirk en Jaap Oudes. Over Dirk Oudes is op wetenschappelijk gebied al het een en ander gepubliceerd. Maar zijn zoon Jaap Oudes verdiende zonder meer dezelfde aandacht. In eerste instantie was het interessant om net als bij zijn vader het kunsthistorische aspect van zijn werk te onderzoeken. In overleg met Antoinette de Beer – Oud en Albert van der Zeijden bleek dat een literaire benadering minstens even interessant zou zijn. Hoewel ik niet kies voor een carrière in de kunstsector, is deze stage mij toch op ’t lijf geschreven. Welke details van Jaap Oudes´ kunst spraken mij dan zo aan? Nu, naast dat de kunstenaar gek was op regionale volkscultuur, bleek hij ook geïnspireerd te zijn door Vlaamse literatuur uit het begin van de twintigste eeuw. Dat kwam goed uit! Als ik naar dit literaire aspect onderzoek kon doen, sloeg ik een prachtige brug tussen twee studies: mijn huidige studie kunstgeschiedenis en mijn nieuwe studie Nederlands, waar ik in september 2012 mee begin. Jaap Oudes haalde zijn grootste inspiratiebron uit de literaire traditie van Vlaanderen. Het boek Pallieter van Felix Timmermans maakte namelijk grote indruk op hem. Als Oudes las, verzamelde hij ondertussen letterkundige bouwstenen waarmee hij later op fenomenale wijze een groot deel van zijn tekeningen volbouwde. Door wie en hoe hij geïnspireerd raakte, gaat u in dit onderzoek lezen. Ik wens u veel plezier. Ik wil in het bijzonder Jan Oud bedanken voor de begeleiding tijdens mijn stage. Zijn aanstekelijke enthousiasme, kennis van kunstzaken en gastvrijheid verrijkten mijn stagetijd. Hij gaf mij ook raad bij de organisatie van tentoonstelling ‘Reuzen in Oisterwijk’ die plaatsvond van 1 april tot 16 mei 2012. Jan stond voor mij klaar. Tot slot wil ik mijn dankwoord richten tot hen die aan de totstandkoming van ‘Literaire tekenkunst’ meewerkten of mij tijdens mijn stage hebben gesteund. Sandra Kisters, Margot Oud, Antoinette de Beer – Oud, Albert van der Zeijden, Will Ruskus, Marloes van de Hei en Gerda van den Boogaard. Dan rest mij nu niets anders dan op de meest Pallieteriaanse manier af te sluiten:
‘Melk den dag!’ Nikki de Jong ’s-Hertogenbosch, 27 april 2012.
5
6
Inhoudsopgave Inleiding ...................................................................................................................................................................9 Jaap Oudes............................................................................................................................................................ 10 Felix Timmermans, de man en de schrijver .......................................................................................................... 16 Pallieter ................................................................................................................................................................. 19 Felix Timmermans, de kunstenaar ....................................................................................................................... 22 Waar literatuur en kunst samenvallen ................................................................................................................. 24 Iconografische benadering van twaalf ‘literaire tekeningen’ ............................................................................... 30 Wat wilde Jaap Oudes overdragen? ..................................................................................................................... 45 Conclusie............................................................................................................................................................... 47
Noten .................................................................................................................................................................... 50 Verwijzing illustraties............................................................................................................................................ 52
7
8
Inleiding Begin negentiende eeuw bracht de romantiek een moderne visie op kunst. Enerzijds stapten kunstenaars af van conservatieve opvattingen die vaak betrekking hadden op religiositeit. Er was sprake van verschuiving in denkbeelden. Kunst werd geleidelijk ingezet voor een ander ideaal: de esthetische in plaats van de religieuze ervaring. Dit heeft geleid tot de term ‘l’art pour l’art’: kunst heeft geen ander of hoger doel dan zichzelf. Anderzijds raakten kunstenaars vanaf de negentiende eeuw geïnspireerd door verhalen uit moderne literatuur. Daarvoor zorgden bijvoorbeeld dichters uit de antieke oudheid, zoals Homerus, Ovidius en Vergilius voor tientallen onderwerpen en thema’s. Maar tijdens de romantiek interesseerden kunstenaars zich steeds meer in muzikale composities, poëzie en het werk van middeleeuwse schrijvers zoals Shakespeare, Dante en Goethe. Het werk van Goethe werd direct opgepakt door schilders zoals William Turner en Joseph Beuys. Na de romantiek kwam in West-Europa het impressionisme en het postimpressionisme op. Een ware postimpressionist was Vincent van Gogh. Hij was net als Turner en Beuys een groot literatuurliefhebber. Van Gogh schreef in zijn brieven aan familie en vrienden hoe literatuur hem op ideeën bracht. Hij verwees in zijn brieven vaak naar boeken en artikelen die hij mooi vond. Zijn voorkeur ging uit naar Franse, Nederlandse en Engelse boeken die onder de literaire stroming ‘naturalisme’ vielen. Hij putte veel inspiratie uit deze boeken omdat ze betrekking hadden op het alledaagse. Van Gogh bewonderde hoofdzakelijk het literaire werk van Emile Zola. Volgens Van Gogh keken Zola en andere moderne auteurs op een nieuwe manier vooruit: “Zij ‘schilderen’ ´t leven zoals we ´t zelf voelen en voldoen dus aan die behoefte die we hebben, dat men ons de waarheid spreke”, schreef hij in 1887 naar zijn zus 1 Willemien. Deze toename van inspiratiebronnen is van belang omdat kunstenaar Jaap Oudes (1926 – 1998) ook beïnvloed werd door het lezen van literatuur. Het waren vooral boeken van Vlaming Felix Timmermans die veel indruk op hem maakten. Oudes las tijdens zijn onderduikperiode (van november 1944 tot mei 2 1945) herhaaldelijk zijn werk en de roman Pallieter was zijn favoriet. De gelijknamige hoofdfiguur Pallieter is een levenslustige kerel die zorgeloos en uitbundig genietend in de natuur rondwandelt en onderweg overal de draak steekt met dingen die mensen serieus nemen. Oudes kon zich helemaal inleven in Pallieter en het authentieke Vlaamse platteland. Jaap Oudes dacht daar nog echte dorpse volkscultuur en regionalisme aan te treffen. Als groot fan reisde hij in 1954 voor het eerst naar Vlaanderen om zich een te voelen met de omgeving waar Timmermans’ boeken zich afspeelden en om zich in te kunnen leven in de figuur Pallieter. Later keerde Oudes regelmatig terug. Oudes werd niet alleen geïnspireerd door verhalen, maar ook door houtsneden in de boeken van Felix Timmermans. Deze illustraties inspireerden Oudes bij het maken van zijn eerste tekeningen. De regionale wereld die Timmermans creëerde, werd een droomwereld voor Jaap Oudes. Met zijn fantasie vulde hij dit ‘Pallieterlandschap’ met vele figuurtjes en soms zelfbedachte verhalen. In alle gevallen wist Oudes de teksten van Timmermans te vertalen naar kleurrijke en bonte taferelen op papier. De laatste jaren hebben diverse experts zich gebogen over Oudes’ werk. Zij hebben zich nog weinig bezig gehouden met het literaire aspect van zijn immense oeuvre. Het is daarom interessant Oudes’ werk niet te duiden in een kunsthistorische, maar het een plek te geven binnen een literaire context. Om hier nader op in te gaan, is het inzoomen op Oudes’ leven, zijn stijl en de literatuur die hij las 3 noodzakelijk. Om te weten waardoor en door wie hij zo geïnspireerd raakte, komen daarna het leven en werk van Felix Timmermans ter sprake. Zijn er overeenkomsten tussen hun werk, visie en leven? Wat is er zo bijzonder aan Pallieter? En wat brengt een iconografische beschouwing van Oudes’ werk zoal aan het licht?
1
Gogh, van, V., ‘Brief W1: van Vincent van Gogh aan Willemien van Gogh, eind oktober 1887’,
(9 februari 2012). 2 In dit onderzoek komt de naam Pallieter vaak voor. Het is een boektitel maar ook de gelijknamige hoofdpersoon. Om verwarring te voorkomen, betreft het de roman bij een cursieve weergave. Bij normale weergave wordt personage Pallieter bedoeld. 3 Alles rondom Oudes is zo chronologisch mogelijk vermeld, ware het niet dat Oudes niet alles heeft gedateerd. Soms verhindert dit onvermogen de precisie van tijd en data. 9
Jaap Oudes INLEIDING Toen Jaap Oudes ongeveer 60 jaar was, stelde hij als nagenoeg onbekende kunstenaar zijn werk voor het eerst tentoon in Hoorn. Vooraf aan de expositie vertelde Oudes openhartig over zijn werk en kunstenaarsleven. Interviewer Joop van Hinten vroeg zich af waarom het werk van Oudes pas zo laat onder de aandacht is gekomen:
-
-
‘Vind u het erg dat het nu pas gekomen is?’ ‘Nee, helemaal niet. Ik ben blij dat het zolang geduurd heeft.’ ‘Zodat u zo lang onbekend ben gebleven?’ ‘Nou, in die tijd heb ik me heerlijk verder kunnen ontwikkelen. Tot dat het nu is. Of het goed is, weet ik nog niet. Ik zie wel eens tekenaars en schilders die voor mijn gevoel wat te vroeg met hun werk naar voren zijn gekomen. Waardoor het werk nog niet voldoende kracht en essentie heeft. Het had misschien met wat meer geduld wat later kunnen komen, met wat meer kwaliteit soms. Maar sommige dingen vind ik te snel naar voren zijn gekomen.’ ‘U bent er niet rijk van geworden?’ 4 ‘Geestelijk wel!’
Op vroege belangstelling zat Oudes duidelijk niet te wachten. Hij heeft daarmee gewacht tot de tijd er rijp voor was. Zijn kunstenaarschap was een privékwestie want hij hield zijn kunst overwegend voor zichzelf. Oudes heeft zijn werk tussen 1986 tot 1989 maar vijf keer tentoon gesteld. Dat resulteerde in een mysterie enerzijds en onwetendheid op deskundig gebied anderzijds. We komen namelijk nooit meer te weten wat er precies in hem omging en we weten ook niet wat kunsthistorici indertijd van zijn werk zouden denken.
OUDES’ ACHTERGROND Jaap Oudes is geboren op 1 februari 1926 in Alkmaar. Hij stierf op 24 januari 1998 op 71-jarige leeftijd. Hij was het enige kind van Dirk Oudes (1895-1969) en Aaltje de Boer (1902-1981) (zie afbeelding 2). Zij trouwden in 1923. Aaltje was een dochter van een rijke boer die ook vastgoedbeheerder was. Het familiekapitaal kwam zodoende van familie De Boer. Dirk handelde in goud, zilver en aardewerk en repareerde klokken voor zijn broer Gerrit. Dirk en Aaltje verhuisden van Alkmaar naar Oudorp en kort daarna werd Jaap Oudes geboren. Oudes groeide op in een welgestelde omgeving, maar soberheid voerde wel de boventoon. Als kind ontwikkelde Oudes zich fysiek niet goed. De geboorte verliep gecompliceerd en Oudes groeide daarna te langzaam. Zijn achterstand was te wijten Afb. 1 Jaap Oudes op de basisschool aan niet goed functionerende schildklieren. Oud zou Oudes volgens artsen niet worden en kreeg daarom 5 levenslange medicatie. Zijn ouders Dirk en Aaltje waren vaak bezorgd om de gezondheid van hun zoon. Oudes raakte, mede door hun overbezorgdheid en de vertroetelingen thuis, drie jaar achter tijdens zijn basisschoolperiode. Hij kon daarom zijn basisschool pas verlaten op veertienjarige leeftijd.
VADER EN KUNSTENAAR DIRK Vader Dirk Oudes bezocht tijdens zijn werk het Noord-Hollandse landschap en het platteland rondom Alkmaar. In wezen kwam hij daar om handelswaar te zoeken of reparatieopdrachten te verwerven. Maar tijdens zijn excursies kwam hij in contact met Alkmaarse kunstenaars, onder wie Jan Plas en Koost Stikvoort. Hij raakte geïnspireerd en in de jaren dertig ontplooide Dirk zich ook als kunstenaar. Het ging hem om het plezier in de kunst en was er niet op uit om er financieel beter van te worden. Vooral zijn kunst van rond 1936 is 6 van hoge kwaliteit. Hij exposeerde zijn kunst van 1937 tot 1969 en maakte naam als kunstenaar. Op 70-jarige leeftijd wordt Dirk Oudes toegelaten tot het Kunstenaars 7 Centrum Bergen. Vier jaar later, in 1969 overlijdt Dirk. Ook na zijn dood werd zijn werk
Afb. 2 Aaltje de Boer en Dirk Oudes 4
Interview met Jaap Oudes door Joop van Hinten, Expositie van Jaap Oudes in Hoorn (1986), videoproductie van Jan Oud, plaats en datum onbekend. Oud, J., Vos, C., Zeijden, van der, A., e.a., Jaap Oudes. Kleurrijk kunstenaar, plaats en jaar van uitgave onbekend, p. 6. 6 Oud (zie noot 5), p. 3. 7 Smolders, R., Dirk Oudes. Een kinderlijke natuur, met fantasie en talent begaafd, Stichting Dirk en Jaap Oudes 2006, p.66. 10 5
regelmatig tentoongesteld tussen 1972 en 2006. Dirk Oudes’ oeuvre en (kunstenaars)leven wordt gedetailleerd besproken in het boek Dirk Oudes, Een kinderlijke natuur; met fantasie en talent begaafd (2006) door kunstkenner en publicist Rob Smolders.
ONDERDUIKPERIODE EN OORLOGSJAREN
Afb. 3: Een pagina uit Brueghel zo heb ik u uit het werk geroken
Jaap Oudes was gedwongen om zich tijdens de Tweede Wereldoorlog te verstoppen omdat hij misschien zou worden opgeroepen voor de Arbeidseinsatz. Oudes zou door zijn gezondheid onmogelijk standhouden tijdens een gedwongen tewerkstelling. Hij moest zich daarom in roerige tijden verschuilen in de kelder. Daar kon hij weinig anders doen dan lezen bij het armoedige licht van een petroleumlamp. Hij las daar boeken van Felix Timmermans, die hij kreeg van een bevriende kunstenares, de zekere mejuffrouw Selly Koning uit het dorp Groet in de gemeente Bergen. Zij was een vriendin van de familie en behoorde tot de groep met Alkmaarse kunstenaars waar vader Dirk ook bij hoorde. De boeken die ze hem gaf, las en herlas hij. Pallieter uit 1916 werd al snel zijn favoriet. De hoofdpersoon Pallieter intrigeerde hem namelijk. Het was een zorgeloze flierefluiter die overal de schoonheid van de schepping zag. Naast de verhalen over Pallieter, dienden ook de illustraties van Felix Timmermans als inspiratiebron. Bij de toelichting van Oudes’ werk verderop wordt duidelijk dat Timmermans’ illustraties en Pallieter een deel van Oudes’ oeuvre bepaald hebben.
NA DE OORLOG Jaap Oudes’ oom had een tuinderij en van Oudes werd verwacht dat hij daar na de oorlog zou gaan werken. Hij vond dat een grote straf en hij had het op de tuinderij niet naar zijn zin. Tijdens zijn werk was Oudes vaak dromerig en hij kon daarom na een half jaar weer vertrekken. Zijn vader Dirk zag de bui al hangen maar accepteerde de verstrooidheid van zijn zoon. Hij begon hem op achttien- of negentienjarige leeftijd aan te moedigen om te tekenen: ‘Hier heb je papier en potlood en daar is de polder, ga maar tekenen’. Dirk en Aaltje lieten hun zoon niet verder leren en Oudes accepteerde dat. Naar de tekenacademie wilde Jaap wel, maar dat mocht van Dirk niet: ‘Leren is afleren’, zei hij.
DE EERSTE INSPIRATIEBRONNEN
Afb. 4 Jaap Oudes O.L. Vrouw in de polder 25-12-1942
Afb. 5: Jaap Oudes tekent naar Van Gogh 07-01-1943
Naast dat Oudes de nodige uren noodgedwongen lezend in de kelder doorbracht, begon Oudes ook met het maken van waterverftekeningen. Hij maakte erg humorvolle, kinderlijke tekeningen met taferelen uit het boerenleven. Tijdens zijn onderduikperiode (in ieder geval tussen 1942 en1944) deed Oudes een eerste poging om zijn voorbeelden na te bootsen. Dat betekent niet dat Oudes een onbenullige kopie maakte, maar dat hij een bestaande afbeelding verwerkte tot iets nieuws. Dit principe – als de bron duidelijk herkenbaar blijft – staat in kunstkringen beter bekend als ‘imitatio’. Oudes verwerkte bestaande afbeeldingen in een zelfbedacht decor, voegde er andere kleuren aan toe, of plaatste de bron in een verhaal. Niemand holp hem daarbij. Hij kopieerde voornamelijk de afbeeldingen van Felix Timmermans uit het boek Brueghel zo heb ik u uit het werk geroken uit 1928. Dit boek heeft onder andere model gestaan voor zijn toekomstige vorm- en beeldtaal. Door vergelijking van afbeelding 3 en 4 is het duidelijk dat Oudes de Madonna letterlijk probeerde te kopiëren. Naast deze kopie kleurde Oudes de figuur ook in en plaatste deze in een Noord-Hollands landschap met molentjes en rieten daken. Het vergelijken van afbeelding 5 en 6 levert eenzelfde restultaat op. De Brug van Langlois van Vincent van Gogh vormde een grondbeginsel voor Oudes’ tekening. Vanuit daar voegde hij allerlei andere zaken aan toe, zoals een zon, een boerderijtje en een wandelend stel. Andere tekeningen in Oudes’ beginperiode zijn humoristisch, verhalend en bevatten vaak onderwerpen uit het boeren volksleven.
Afb. 6: Vincent van Gogh, Brug van Langlois (1888)
11
AUTODIDACT
Afb. 7 Jaap Oudes begint met academisch tekenen
Afb. 8 Een academische tekening in balpen
Allereerst was Jaap Oudes een interessant kunstenaar omdat hij als autodidact te werk ging. Of, beter gezegd, moest gaan. Omdat hij geen officiële opleiding mocht volgen, leerde 8 hij namelijk van niemand de regels van perspectief of anatomie. Van zijn vader erfde Oudes misschien wel de kunstenaarsgenen, Dirk Oudes weigerde zijn zoon de fijne kneepjes van het vak bij te brengen. Hij was namelijk van mening dat een leerling het beste het onderwerp eerst ter plekke kon ervaren. De emotie en interpretatie zou volgens vader Oudes op die manier de leerling overmeesteren en dat zou resulteren in een innerlijk proces. Volgens hem kon dit proces als oefening worden uitgewerkt door het over te brengen op papier. Gestimuleerd door deze opvatting van zijn vader, begon Oudes na de oorlog naar de natuur te tekenen bij wijze van zelfstudie. In 1946 en 1947 beeldde Oudes waarheidsgetrouw – dus zonder verhaal of humor - molens en boerderijen af uit zijn directe omgeving (zie afbeelding 7, 8 en 9). Terwijl hij dat deed, ging Oudes, zoals hem was voorgeschreven, op zoek naar het kenmerkende van dat wat hij zag. Hij was vervolgens in staat om dit gegeven op academische wijze over te brengen op papier. Oefening, talent dan wel kunstenaarsgenen, bevorderden Oudes’ dusdanige begaafdheid om zaken levensecht te verbeelden, zoals hij deed met dorp De Rijp in Noord Holland (zie afbeelding 10).
EIGEN STIJL
Afb. 9 Oudes tekent architectuur uit zijn directe omgeving
Afb. 10 De Rijp in Noord Holland
Oudes laat die levensechtheid weer varen na legio tekenstudies en schetsmatige oefeningen op kladpapier. Hij had bepaalde vormen perfect onder knie. Wat hij vanaf 1948 gaat doen, maakt hem eveneens tot een interessante kunstenaar. In de jaren na de oorlog gaat de mid-twintiger zelf op zoek naar vorm en lijn. College of les had hij niet nodig. Welke vormen pasten goed bij wat hij wilde ‘vertellen’? Hij begon dat te onderzoeken. Beïnvloed door andere kunstenaars en stijlen, bleef hij bezig met ‘imitatio’, maar dit neigde al gauw naar ‘aemulatio’. Dit principe komt van het Latijnse werkwoord aemulari, wat overtreffen betekent. Aemulatio was een hoog doel, waarbij de kunstenaar het voorbeeld probeerde te overstijgen (zie afbeelding 11, 12 en 13). Oudes ging onmiskenbaar met vormen van andere kunstenaars aan de slag, maar maakte er iets geheel eigens van. Daardoor werd de bron haast onherkenbaar. Zo is bij afbeelding 11 nadrukkelijk een eigen interpretatie aanwezig van Picasso’s kunst en diens kubisme. Op afbeelding 14 en 15 is Van Goghs warme, zwierige stijl met onjuist perspectief te herkennen. En maakte Oudes niet net als Marc Chagall een dromerig tafereel dat het resultaat is van een intuïtief proces zoals op afbeelding 16?
\
Afb. 11 Jaap Oudes oefent op vorm en lijn
Afb. 12 Van ronde vormen kreeg Oudes geen genoeg
Afb. 13 Oudes begint verhalend te tekenen, 15 juli 1940
V VOLKSCULTUUR EN FOLKLORE Eind jaren ‘40 van de twintigste eeuw voegde Oudes het verhalende aspect toe. Zijn fantasie liet hij op z’n beloop en Jaap transformeerde een werkelijk bestaande omgeving, zoals een stal, kamer, molen, weiland of kerk in een wonderlijke wereld met figuurtjes. Bij zijn zoektochten naar zijn eigen stempel, vond Oudes uiteindelijk de vorm en lijn die hij prettig vond voor zijn figuurtjes (afbeelding 17). Die figuurtjes dragen vaak een typisch boerenhoedje. In zijn vroege werken uit 1946 zien we dat folklore en authentieke klederdracht Oudes betoverden. Oudes’ vriend Harry Verwiel vertelde ooit over het boerenhoedje Afb. 14 Aardappels rooien, stijl naar Van Gogh
8
Oud (zie noot), p. 28. 12
‘dat het allemaal begon op een tocht met het toenmalige boemeltreintje van Purmerend naar Amsterdam. Er was een afslag naar Volendam en dat trammetje nemend, komt hij in een wereldje vol oude klederdrachten. De kerk gaat er net uit en in het stralende zonlicht krijgen de bonte kleuren hem te pakken. Ze zullen hem nooit meer loslaten, net zo min als 9 zijn ontvankelijkheid voor het meeslepende van folklore.’ Door wat Oudes zag, wist hij vervolgens vorm te geven aan zijn figuurtjes. Hij zat vol verhalen en wist dat nu ook in een voor hem passende omgeving te plaatsen. Alles bij 10 elkaar gevoegd werd het een weelderig toneelstuk. Dit beviel Jaap Oudes wel. Kort daarna begon hij met het maken van potlood- en pasteltekeningen op groter formaat. Dit hield hij vast voor de rest van zijn kunstenaarschap. Afb. 15 Jaap Oudes, Atelier, naar Van Gogh
WEL OF GEEN GROEPSMENS?
Afb. 16 Jaap Oudes, Boerengehucht met molen, waarschijnlijk naar Chagall
Kunstkenners rekenden Dirk Oudes tot de Bergense school. Daar onderhield hij contacten met Bergense kunstenaars Constant Nieuwenhuis en Jaap Sax. Hij had ook contacten met 11 de broers Bernard, de Duitse schilder Erwin Bowien en kunstenares Selly Koning uit Groet. In tegenstelling tot zijn vader had Jaap Oudes tijdens zijn leven nooit de behoefte om samen te schilderen of als lid toe te treden tot een kunstenaarscomité. Als zelfstudie deed Oudes soms wat veldwerk in de buurt. Maar in de jaren ver na de oorlog gebeurde er niets meer ter plekke. Oudes beheerste de kneepjes van het vak en tekenen of schilderen naar de natuur was zijns inziens daardoor niet meer nodig. Oudes bleef wel zijn verdere leven op pad gaan om ondertussen kleine schetsjes te maken van alles wat hij zag. Dat deed hij
trouwens graag met vrienden, maar nooit met mensen binnen zijn vakgebied. Pas later nam hij de tijd om thuis zijn schetsjes en herinneringen in alle rust uit te werken. Hij zou daarom nooit zomaar ergens uitgebreid gaan zitten tekenen. Bij het bekijken van zijn kunst, wordt duidelijk dat lokaal veldwerk ook niet mogelijk zou zijn. Daarvoor komen te veel aspecten aan bod. Hij zou namelijk voor één tekening in zowel Vlaanderen, Noord-Holland en Spanje moeten neerstrijken. En dan betreft het nog maar de omgeving. Voor de invulling zou Oudes getuige moeten zijn van een reuzenoptocht, een vismarkt, een kermis en een Afb. 17 Jaap Oudes vindt zijn eigen stijl boerenterrein met kippen, paarden en koeien. En het liefst allemaal tegelijk. Daar was geen beginnen aan. Zijn generatiegenoten konden hem wat met hun veldwerk. Een uitgestrekt landschap leverde geen inspiratie, dus bleef Oudes thuis met zijn herinneringen en fantasie. Een blanco vel papier bood hem de beste werkruimte voor zijn herinneringen en verhalen. Hoewel hij in afzondering aan zijn tekeningen werkte, hield Oudes wel van gezelschap. Ook als hij deze zelf verzon. Papier vulde hij volledig met een verhaal waarin molens, begijntjes, dieren, kerken en bootjes niet in mochten ontbreken. Ten slotte zetten zijn dierbare figuurtjes de scène kracht bij en Jaap Oudes zorgde dat overal op de tekening wel iets gebeurde. Hij verwerkte niet voor niets allemaal dingen die hij liefhad want daardoor was hij nooit alleen.
MATERIAAL In het begin werkte Oudes wel eens met balpen. Hiermee maakte hij bijvoorbeeld zijn natuurgetrouwe tekeningen (zie afbeelding 8). Iets wissen of aanpassen was met balpen onmogelijk. Oudes´ kunstenaarschap getuigt van visuele begaafdheid omdat het in één keer goed op papier moest komen. Oudes schilderde in zijn beginperiode ook met olieverf, gebruikte later pastelkrijt maar vervaardigde zijn latere tekeningen allemaal met kleurpotlood van het merk Caran d’Ache (zie afbeelding 18). Met potloden kon hij beginnen wanneer hij wilde. Dan hoefde Oudes geen voorbereidingen te treffen of schoon te maken, zoals met verf wel het geval was. Harry Verwiel schrijft dat Oudes uniek gebruik maakte van het kleurpotlood: ‘Dit materiaal, waarmee bijna elk kind al jong zijn fantasie de ruimte geeft, wordt door Jaap Oudes gebruikt, bijna uitgebuit, op een niet of nauwelijks vertoonde manier. Hij leert er als 12 het ware mee goochelen, schept nuances en overgangen als hanteert hij een penseel.’ Afb.18: Jaap Oudes aan het werk met potloden van het Zwitserse Caran D’Ache.
9
Jaap Oudes wist heel goed hoe hij met zo’n beperkt gereedschap, zulke verfijnde tekeningen kon maken. Verf had in tegenstelling tot kleurpotlood het voordeel dat het
Bafcop, M., Laarhoven, van, J., Spruit, R., Jaap Oudes. Tekeningen. Eindhoven 1986, pp. 5-6. Oud (zie noot 5), p. 7. 11 Selly of Sally Koning 12 Bafcop 1986 (zie noot 10), p. 7. 13 10
goed te mengen was. Oudes loste dit probleem op door met kleurpotlood zijn eigen kleuren te maken: een lichte kleur over een donkere leverde een nieuwe kleur op. De kleur zwart maakte Oudes door er bijvoorbeeld een zweem blauw of paars aan toe te voegen voor een iets ander effect. De oplichtpunten op bijvoorbeeld kleding, maakte Oudes met olijfgroen. Hij creëerde met die kleur een welving in de stof. Door veel te experimenteren ontdekte Oudes gaandeweg wat hij allemaal kon met kleurpotlood.
WERKWIJZE Oudes heeft nooit een fototoestel gebruikt. Maar alles onthouden kon hij ook niet en daarom maakte hij allerlei schetsen die hij later thuis uitwerkte. Hij tekende deze ‘geheugensteuntjes’ met zacht potlood of met balpen op een goedkoop kladblok. Al die tekeningetjes gebruikte hij bij het uitwerken van zijn voorstellingen. Oudes’ schetsen deden daarom dienst als studievorm en als foto. In zijn ontwerpproces kon hij immers zijn gedachten ordenen door zijn gedachten te visualiseren of nieuwe vormen te repeteren. Omdat de schetsen ten grondslag lagen aan tekeningen, zijn ze nu van grote artistieke waarde. Veel van de misschien meer dan duizend schetsjes zijn bewaard gebleven en zijn in beheer van Stichting Dirk en Jaap Oudes. Dit materiaal vormt een immense bron aan onderzoeks- en vergelijkingsmateriaal. Voordat Oudes zich definitief met grote kleurentekeningen bezig hield, maakte Oudes grote zwart-wit series. Als onderwerp nam hij meestal iets uit zijn directe omgeving: een boerderij, kerk of huiskamer. Vervolgens stapte hij over op kleur. Hij begon een tekening door eerst met een grafietpotlood contouren te tekenen en deze later in te vullen met kleurpotlood. Een voltooiing van een tekening nam in totaal vier tot zes weken in beslag. Maar meer dan één uur achtereen werkte Oudes niet. Hij werkte aan meerdere tekeningen tegelijk. Het begin en einde van een tekening, dus vanaf de eerste aanzet tot het signeren, lag tussen Afb. 19 Jaap Oudes De Viskar, datum één en zesentwintig jaar! Hij werkte niet op een platte tafel, maar op een verticale ezel, onbekend. zonder heloppervlak. Dirk Oudes zorgde dat zijn zoon financieel onafhankelijk door het leven kon. Oudes hoefde dus niet te werken, maar hij wilde wel zijn dagen als een arbeider invullen. Dat betekende dat hij steevast een aantal uur per dag aan het werk of op reis wilde zijn. Oudes tekende 13 alleen bij daglicht en daarom kon hij ’s zomers langer doorwerken dan ’s winters.
Afb. 20 Vincent van Gogh, fragment uit Graanvelden, 1889
‘Hij werkte als een arbeider,’ schrijft Harry Verwiel, ‘in een tijdschema van drie uren in de ochtend en drie à vier uren ’s middags, naar gelang hij daglicht had. Maar bij mooi weer wordt het tekenen vaak onderbroken voor een wandeling door de omgeving van zijn 14 woonplaats Alkmaar.’
TECHNIEK Jaap Oudes wist van tevoren al precies hoe hij het beeld op papier moest zetten. Hij tekende eerst met grafietpotlood de contouren zodat hij deze later in kon vullen met kleurpotlood. De beginselen legde hij dus zonder twijfel vast. De ‘restruimte’ van zijn tekening bouwde hij vervolgens stap voor stap vol. Soms werkte hij aan een tafereeltje linksboven, ging dan in het midden verder, of werkte even aan een deel van de lucht. Oudes hield geen volgorde aan bij het tekenen en dat duidt op een erg eigenzinnige Afb. 21 Jaap Oudes, Glorierijk landleven, werkwijze en techniek. datum onbekend. Vanaf jongs af aan oefende Oudes met diverse technieken. Het is goed mogelijk dat Oudes beïnvloed is door de techniek van Vincent van Gogh. Van Gogh mengde namelijk zijn kleuren en maakte gebruik van stipjes en streepjes (vergelijk afbeelding 19 en 20). Het is goed mogelijk dat Oudes eenzelfde vultechniek toepaste als Van Gogh. Oudes maakte door eindeloos te mengen zelf zijn kleuren en hij kwam er ook achter dat dicht bij elkaar geplaatste stipjes en streepjes kleuren lieten vervloeien. Als hij die techniek toepaste, werden grote vlakken (zoals lucht) nooit saai (vergelijk afbeelding 21 en 22). Zo’n vlak bleef er altijd heel bewegelijk uitzien en dat gold ook voor de figuren: Oudes arceerde met de vorm mee. Hierdoor was hij in staat om zijn figuren ronder, of juist hoekiger te maken. Bij de bestudering van vroeg en laat werk, zijn er ontwikkelingen te ontdekken in onder andere Afb. 22 Vincent van Gogh Sterrennacht boven de Rhône, 1888. kleurgebruik (van beperkt kleurgebruik tot een scala aan tinten) en arcering (van beheerst tot wild). Oudes behoedde zich in al zijn latere werk voor saaie vlakken door ze helemaal vol te bouwen en de restruimtes op die manier zo klein mogelijk te houden. 13 14
Oud, J., Memoires aan Jaap Oudes. Werktijden als een werkman, niet gepubliceerd, opgetekend 26-02-2007. Bafcop 1986 (zie noot 10), p. 7. 14
SAMENGEVAT Beïnvloed door literatuur en andere kunstenaars paste autodidact Jaap Oudes, bewust of onbewust, zowel ‘imitatio’ als ‘aemulatio’ toe op zijn eerste tekeningen. Niemand leerde hem de regels van het kunstvak. De academische tekenwijze die Oudes tijdens zijn zelfstudie ontwikkelde, gaf weinig voldoening. Daarom begon hij met het zoeken naar zijn eigen stijl en vorm. Daarnaast experimenteerde hij met materiaal en werkwijze. Ondanks dat Oudes in zijn beginjaren om het inzicht van zijn vader vroeg, vormde hij tijdens de rest van zijn kunstcarrière zelf zijn oordeel en liet zich door niemand de wet voorschrijven. Hij werkte geleidelijk toe naar een optimum van zijn eigen stijl en toen hij eenmaal doorhad wat goed bij hem paste, was Oudes in staat om volledige verhalen op zijn tekeningen te laten verschijnen. Achter een ezel werkte hij in zijn eentje zijn herinneringen en fantasie uit. Daarin was zijn persoonlijke visie op de volkscultuur goed vertegenwoordigd.
15
Felix Timmermans, de man en de schrijver INLEIDING
Afb. 23 Felix Timmermans op zestienjarige leeftijd (1902)
Kunstpubliciste Ingrid van den Bergh schreef in 2004 het artikel Over synthese in de kunst. In de inleiding van haar onderzoek staat dat kunstenaars tijdens de romantiek al beïnvloed raakten door literatuur. Na de romantiek hadden kunstenaars als Kandinsky, Klee en Macke de doelstelling om álle kunsten samen te laten komen. Muziek, beeldende kunst en letterkunde zouden in dienst van elkaar functioneren waaruit een totaalkunstwerk voortkwam (Gesamtkunstwerk). Van den Berghs artikel gaat over de idee dat er parallellen bestaan tussen diverse kunstdisciplines, zoals composities, schilderijen en literatuur. Dit gaat volgens haar terug op het concept ‘sensus communis’ van Aristoteles. De filosoof beweerde namelijk dat verschillende zintuigen door een hoger en centraal mechanisme gestuurd werden. Het gevolg was een beïnvloeding en uitwisseling van elementen uit muziek, kunst en geschrift. Deze disciplines in diverse kunstuitingen en 15 stijlperiodes vertoonden binnen eenzelfde periode vergelijkbare kenmerken. Zo vond Auguste Renoir inspiratie in de wereld van het danstheater en cabaret. Paul Signac verwerkte in zijn schilderijen golven van een muziekstuk en vernoemde zijn werken 16 zelfs naar muziektermen: Opus en Adagio. Signac wilde op eigen wijze muzikale effecten creëren met behulp van zijn schildertalent. Dit is in de lijn van het totaalkunstwerk mogelijk omdat schilderkunst net als muziek haar identiteit ontleent aan vorm, compositie, kleur en klank. Schrijver Felix Timmermans vertoont met zijn veelzeggende taal sterke visuele raakpunten met de schilderkunst. Zijn woordkeus doet erg schilderachtig aan. Professor Marcel Janssens uit Leuven schreef in 1979: ‘De 28 hoofdstukjes in Pallieter (…) hangen als een suite van “beeldekens” op aan die chronologische draad van maanden en seizoenen. Het boek ontplooit zich “prentsgewijze” als een reeks picturaalanekdotische taferelen rond een paar vaste 17 kernen.’
Afb. 24 Felix Timmermans op achttienjarige leeftijd (1904)
Uit alles wat Felix Timmermans schrijft, blijkt dat hij een voorkeur had voor een beeldende vertelling, waarin hij voornamelijk kleuren gedetailleerd aanwezig liet zijn. Sneeuwvlokken zijn witte bloemkens zonder stengel, wolken aan de hemel vergeleek Felix 18 met een schaapkensmerkt die de koperen zon ‘slap’ maakte. Het is daarom niet vreemd dat deze beeldende elementen inwerkten op Jaap Oudes. Hij heeft die picturale kracht ongetwijfeld meegekregen want hij las veelvuldig Timmermans’ literatuur tijdens lange oorlogsdagen. Daardoor zijn bewust, maar misschien ook onbewust, elementen blijven hangen, die later resulteerden in een analogie omdat Oudes zijn geliefde literatuur keer op keer betrok in zijn werk. Het oeuvre van Timmermans wordt gekenmerkt door de volkse inslag. Sommigen noemen zijn werk folklore, sommigen regionalistisch, omdat er sprake is van een schilderachtige indruk en een grote verbondenheid met zijn eigen Vlaamse volk, grond en land. Maar wie was deze Felix Timmermans, wat schreef hij en waarom was Jaap Oudes zo onder de indruk van zijn werken? En wat maakte alles rondom de figuur Pallieter de moeite waard om het steeds terug te laten keren in zijn tekeningen? Wat betekende Pallieter precies voor Timmermans en Oudes?
Afb. 25 Felix Timmermans op 34-jarige leeftijd (1918)
15
Bergh, van den, I., ´Over synthese in de kunst´, artikel van: website De Kunsten < http://www.dekunsten.net/dk-ingridvandenbergh-synthese.html> (22 februari 2012). 16 Van den Bergh (zie noot 15) Over synthese in de kunst. 17 Janssens, M., ‘Wat heb ik nog aan Pallieter?’, Dietse Warande en Belfort: Tijdschrift voor Letterkunde, Kunst en Geestesleven 124 (1979), p. 345. 18 Vermeulen, J., Laat mij maar doen: Vlaams proza tussen tekstgenese en discursieve identiteit, Garant, Antwerpen / Apeldoorn 1997 , reeks Literatuur in veelvoud, nummer 20, p.25. 16
LEVENSLOOP Felix Timmermans is geboren op 5 juli 1886 in Lier en is daar overleden op 24 januari 1947. Zijn hele familie bestond uit kantwerkers en zij behoorden tot de gegoede burgerij van Lier, een Belgische stad in de provincie Antwerpen. Als kind genoot hij van een zorgeloze jeugd. Maar op school was hij absoluut geen ster. Vooral van zijn Nederlands bracht hij weinig terecht. Later vond hij toch zijn draai binnen het onderwijs, want hij volgde avond- en 19 weekendlessen aan de Stedelijke Tekenschool. Omdat Felix de jongste van het gezin was, en de familie Timmermans het financieel goed had, hoefde Felix geen vak te leren. Hij kon in de zaak van zijn ouders gaan werken. Zijn vrije tijd besteedde Felix aan zijn hobby’s kunst en cultuur. Op vijftienjarige leeftijd begon hij voor het eerst te schrijven, en zijn verzen, romans en toneelstukken waren vaak van 20 grote omvang. Zijn inspiratie haalde hij uit de versjes van Vlaams dichter Omer Karel deLaey (zie afbeelding 26). Timmermans debuteerde met een reeks gedichtjes van die Afb. 26 Omer Karel DeLaey 21 verscheen van 1905 tot 1907 in de Gazet van Lier en Lier vooruit. In juni 1916 werd de roman Pallieter uitgegeven. De titel is nog steeds beroemd. Dit boek van Felix Timmermans verschilde in alle opzichten van de literatuur die men zich indertijd voor kon stellen. Het boek was een groot succes. Dat komt mede door de grote contrastwerking tussen de levensblijheid in het boek en de frustrerende oorlogstoestand waarvan sprake was tijdens de boeklancering.
DE SCHEPPING VAN PALLIETER
Afb. 27 Pieter Bruegel de Oude, Boerenbruiloft
Lier kende zijn eigen ‘Avant Garde’, bestaande uit een aantal schrijvers onder wie Isidoor Opsomer, Frans Ros, Frans Verschoren en Jozef Arras. Timmermans bracht veel tijd met hen door en de groep vergaderde meestal op een stuk land achter de rivier de Nete en het 22 begijnhof in het dorp. Als hij jaren later de roman Pallieter schrijft, spelen deze plaatsen een grote rol in het verhaaldecor. Toen Felix vijfentwintig was, werd hij ernstig ziek. Hij moest in februari 1911 naar het 23 ziekenhuis om zich te laten opereren voor een breuk. Complicaties maakten de kans op leven opeens erg klein. Timmermans was voor de operatie vaak erg somber. Hij stoeide namelijk met geloofstwijfels en hij ging daar zelfs voor op bezoek bij ene priester Gustaaf Simons. Timmermans was toen midden twintig en had nog weinig zelfstandigs gedaan en dat stemde hem treurig. Hij besefte dat zijn leven nog niet zinvol was geweest omdat hij voortdurend in een andere, vreemde wereld leefde. In die donkere tijd schreef Timmermans Schemeringen van de Dood en Holdijn. Door de confrontatie met de dood tijdens zijn ziekbed kreeg hij weer zin in het leven. Hij wilde helemaal niet doodgaan en hij schreef in zijn dagboek:
Afb. 28 Reimond Kimpe (1885 – 1970)
‘Ik, die al mijn levensgulzigheid verloren had, door met mezelf niet kunnen klaar te komen, voelde plots, bij het naderkomen van de dood, levenslust in mij bruisen (…) Ik redeneerde niet meer! Ik had van woorden en schijn geleefd. (…) Nu waaide de Schemering van het 24 leven aan, en dat zou Pallieter worden!’ Timmermans leefde in een schijnwereld en verheugde zich op een veel gelukkigere levensvisie. Hij voegde de daad bij het woord en zocht na zijn ziekbed de zonnige kant van 25 het leven op. ‘Zijn zintuigen hebben veel gefeest, want alles was een feest rondom hem. 26 Hij gaf oren en ogen de kost.’ Timmermans wilde van het leven genieten en in zijn gedachten kreeg de figuur Pallieter gestalte. Hij zou het symbool worden voor alles wat Timmermans wilde zijn: iemand die probleemloos van het leven genoot.
INSPIRATIE Timmermans maakte als jongen kennis met de kunst van Pieter Bruegel de Oude (zie afbeelding 27). Tijdens een bezoek aan Antwerpen met een vriend wilde hij eigenlijk de Afb. 29 Antoon Thiry (1888 – 1954)
19
L. Vercammen, Vijftig jaar Pallieter, Uitgeverij Heideland, Hasselt 1966, p. 9. Vercammen 1966 (zie noot 19 ), p. 9. 21 Vercammen 1966 (zie noot 19 ), p. 10. 22 Vercammen 1966 (zie noot 19 ), p. 10. 23 Remoortere, van, J., Felix Timmermans. Mens, schrijver, schilder, tekenaar, Mercatorfonds, Antwerpen 1972, p. 51. 24 Remoorte 1972 (zie noot 23), p. 51. 25 Vercammen 1966 (zie noot 19 ), pp. 19-21. 26 Verbist, B., Felix Timmermans. Schilder met het woord, verteller met ’t penseel, N.V. Jozef van In & Co, Lier 1952, p. 8. 17 20
schilderijen van de grote alleskunner Peter Paul Rubens gaan bekijken. Maar in een andere zaal leek hij veel meer geboeid door de kunst van Pieter Bruegel de Oude: ‘Ik was er diep door aangegrepen, maar niet meer met het gevoel tegenover een koning te staan, doch wel als een kind, dat opeens zijn ouders terugvindt. Geen ontsteltenis, maar een diep geluk 27 vervulde me. Ik had dát gevonden, waar mijn ziel naar verlangde.’ Timmermans vond Bruegels werk mystiek door de volgens hem zichtbare naïviteit en door de volheid en de 28 warmte van de vlakke ‘vruchtkleuren’. Het leek erop dat Timmermans net zo verstrengeld was met de volksaard als Bruegel de Oude. De kermissen, bruiloften en landschappen met een hoog Luilekkerlandgehalte fascineerden hem. De mensen in Bruegels schilderijen waren levensgenieters en 29 Timmermans probeerde zich te vereenzelvigen met deze ‘gedroomde mensen’. De voorstellingen van Bruegel waren voor hem een inspiratiebron. Jaren later, en nog altijd gek van Bruegels kunst, wilde Timmermans deze gedroomde mens eindelijk een vorm geven. Het moest een fictieve dorpeling uit Lier zijn, die zou houden van kermissen, drank, muziek, poëzie, dans en natuurschoon. Belangrijk was dat hij zou 30 praten in dialect. Het leven van Pallieter moest zich afspelen tegen de achtergrond van het mythische Netelandschap. Verder inspireerde de Lierse ‘Avant Garde’ Timmermans bij het schrijven van Pallieter. De gedreven groep 31 met schrijvers en kunstenaars streefde naar een voller bestaan. Het verhaal van Pallieter ontwikkelde zich mede door verhalen en avonturen van deze vrienden. Vooral de humoristische verhalen van de Gentse ingenieur en kunstenaar Reimond Kimpe (zie afbeelding 28) verwerkte Timmermans in het boek. Schrijversvriend Antoon Thiry (zie afbeelding 29) werd door alle verhalen ook enthousiast en hij schreef 32 gelijktijdig het boek Het schone jaar van Carolus.
WERK- EN SCHRIJFWIJZE Het was niet zo dat Felix Timmermans moeizaam schreef. Integendeel. De teksten vloeiden uit zijn pen. Maar hij bewerkte zijn teksten veelvuldig waardoor hij veel tijd nodig had om een boek te voltooien. Timmermans begon altijd te schrijven op losse en genummerde blaadjes. Daarop tekende hij tussen zijn tekst vaak een figuurtje of schets met een type uit het verhaal. Het kwam vaak voor dat hij een verhaal helemaal opnieuw begon. Ook had hij er een handje van om tot aan de drukproef wijzigingen aan te 33 brengen en dat maakte Timmermans niet tot een geliefd auteur bij zijn uitgeverijen.
SAMENGEVAT Het oeuvre van Felix Timmermans is geschreven met visuele kwaliteiten. Zijn beeldende vertellingen, en het folkloristische en regionalistische perspectief, maakten indruk op Jaap Oudes. Timmermans blonk niet uit op school. Hij bracht niet zijn taal- en schrijftalent, maar zijn interesse voor kunst en cultuur tot ontwikkeling. In eerste instantie tekende hij veel, daarna begon hij te schrijven. Vanaf 1905 kwamen Timmermans’ eerste gedichtjes in de publiciteit. Timmermans schiep (met behulp van enkele vrienden) de roman Pallieter en van de gelijknamige hoofdpersoon maakte hij een doldwaze, gloedvol genietende persoonlijkheid.
27
Remoorte 1972 (zie noot 23), p. 164. Remoorte 1972 (zie noot 23), p. 164. 29 Vercammen 1966 (zie noot 19 ), p. 26. 30 Vercammen 1966 (zie noot 19 ), p. 27. 31 Ceulaer, de, J., Pallieter van nabij, Desclée De Brouwer, Brugge 1976, (Jaarboek van het Felix Timmermans-Genootschap), p. 8. 32 Remoorte 1972 (zie noot 23), p. 53. 33 Verbist 1952 (zie noot 26), p. 50. 18 28
Pallieter INLEIDING
Afb. 30 Pallieter uit 1916
De hoofdrol in het boek van Felix Timmermans moest vertolkt worden door iemand die in werkelijkheid niet kon bestaan, maar wel in de verbeelding: een gedroomd mens. Het moest iemand zijn die alles kon, alles durfde en alles mocht. Dit werd de figuur Pallieter en hij werd een onbereikbaar ideaal: een bewonderaar en genieter van Gods schepping (zie afbeelding 30). Het is geloofwaardig dat Timmermans als een soort therapie aan Pallieter werkte om zijn eigen onrust weg te kunnen nemen. Als dat zo is, is het meteen duidelijk waarom Timmermans de schaduwzijden van het leven volledig negeerde in Pallieter. Het Netelandschap waar Pallieter woont is een sprookjeswereld, ontstaan in de fantasie van Timmermans en vormgegeven door tientallen impressionistische beschrijvingen en pleonasmen. In dit landschap wandelt Pallieter uitgelaten rond. Hij kan zich grenzeloos uitleven want het is geen man van twijfels, verlegenheid of onzekerheden. Pallieter ontvlucht de regelmaat van een georganiseerde samenleving. Hij is vrij van materiële problemen en kan zich helemaal overgeven aan het leven waarin dansen, eten, drinken en 34 de natuurverering centraal staan. Pallieter kan zich heel goed vereenzelvigen met de 35 natuur. Hij is weinig binnenshuis door zijn onbegrensde drang naar vrijheid.
RONDOM PALLIETER Pallieter woont in het huis ‘De Reynaert’. Hij krijgt thuis veel gezelschap van zijn huishoudster Charlot, zijn hond Loebas en zijn paard Beiaard. Charlot is als een zus voor hem en symboliseert de moederlijke bezorgdheid. Pallieter denkt dat Charlot later met een neger trouwt en met hem kinderen krijgt: “Charlot 36 zal ‘k mè ne neger doen trijve, en dan zullen heur kindere begentjes weurre, zwerte begentjes!”. Het blijft bij speculatie want Charlot heeft geen relatie en krijgt die ook niet in het boek. Pallieter krijgt wel een relatie want hij wordt verliefd op Marieke, het petekind van Charlot. Dit meisje heeft een onschuldige 37 persoonlijkheid en Pallieter ziet haar als een engel: “Ge komt niks te keurt as vleugeltjes”.
TAAL Timmermans’ identiteit is te ontlenen aan de taal in zijn boeken. Bij het lezen van Pallieter, stuit de lezer op 38 mythologische zinspelingen, specifieke sprookjeselementen en scènes met gepaste ondeugd. Maar het draait in Pallieter vooral om de dialogen van de Lierse volksmens ‘(…) omdat Timmermans het taalinstrument van zijn dialect gebruikt, wat hem dichter bij de gewone primitieve simpele volksmens brengt, maar achter die ruwheid en platheid zit de gelovige volksziel die zich tegelijkertijd komisch en 39 onbehendig uitdrukt (…).’ Vooral Nederlanders vonden dit taalgebruik baanbrekend. Afgezien van de dialogen is het verhaal geschreven in het Nederlands, maar wel met een Vlaams tintje door het gebruik van aparte spelling en woorden in dialect.
KRITIEK Door het gebruik van dialect won het boek aan populariteit. Maar letterkundigen en taalpuristen velden hun oordeel over de taalkundigheid. Publicist Jan Grauls schreef in 1923: ‘Hoe is het toch mogelijk dat een 40 schrijver, die geen greintje eerbied heeft voor zijn taal, deze op zo’n schandelijke wijze kan verknoeien.’ Deskundigen vonden dat men zich moest houden aan eenheid van spelling en eerbied voor de regels van 41 spraakkunst. Volgens hen ontrok niemand in beschaafde landen zich daaraan. Timmermans verdedigde zich hier in door te zeggen: ‘Men verwijt mij toch zo dikwijls dat mijn taal vol fouten steekt. Maar ’t is geen literatuur, ze is niet stijf. Ik wil ze simpel en muzikaal gelijk het volk. (…) ’t Is een kwestie van inniger voelen
34
Vermeulen, J., Pallieter, een hardnekkig archetype, in Streven, 69 (2002) 7 (juli-augustus), p. 594. Vermeulen (zie noot 34) 2002, p. 598. 36 Timmermans, F., Pallieter, PN Van Kampen & Zoon, Amsterdam 1975, p. 257. 37 Timmermans (zie noot 36) 1975, p. 54. 38 Vermeulen (zie noot 18) 1997, p.25. 39 Verbist 1952 (zie noot 26), p. 66. 40 Vercammen, L., Pallieter in Holland, Orbis en Orion Uitgevers N.V., Beveren 1981, (Jaarboek van het Felix Timmermans-Genootschap), p. 19. 41 Vercammen 1981 (zie noot 40), p. 41. 19 35
42
en horen.’ Jarenlang werd kritiek geleverd. Niet alleen wat taalgebruik betrof, ook door het gebrek aan psychologie: ‘Maar Timmermans heeft nooit de bedoeling gehad een concreet geval te beschrijven. Het komt er niet op aan hoe Pallieter zijn kost verdient en hoe hij zijn leven inricht. Hij was er nodig om geladen te worden met de vroomheid, de vreugde, de blijheid en het artiestentemperament dat in 43 Timmermans na een periode van inzinking tot hoogspanning en scheppingsdrang was gekomen.’
OORLOGSTIJD EN FLAMINGANTISME
44
Vóór de oorlog was er sprake van een oplaaiend flamingantisme. Dat was een beweging in Vlaanderen die streed tegen de verfransing. Vlaanderen zou door Franse invloeden steeds meer verinternationaliseren. Dat betekende dat het gebied stedelijk zou worden en daardoor minder agrarisch. Tevens zou de kerk aan macht moeten inleveren. De beweging wilde emancipatie van het Vlaams in België. Door het verzet van 45 flaminganten werd Vlaanderen door hen (opnieuw) geïdentificeerd met landelijkheid, religie en historie. Aan seminaries gaven lokale priesters en dorpspastoors les waarin ze probeerden de 46 fundamenten van de gemeenschap te manifesteren. Die fundamenten moesten als richtideaal voor het het volk dienen. Timmermans was ook een flamingantist. Hij was trots op het Vlaamse land en streefde naar eensgezindheid. Zoals Timmermans hield van zijn Vlaamse komaf, zo hield Jaap Oudes van het West-Friese land waarin hij opgroeide. Timmermans’ boeken zijn sterk regionalistisch en dat sloot naadloos aan bij het flamingantisme. Pallieter werd een onverwacht, maar ongeëvenaard succes. Doordat in andere moderne romans de ontwortelde eenzaamheid van de grote stad centraal stond, was er een grote hang naar een individu dat zich verbonden voelde met de Afb. 31 Felix Timmermans en Marieke 47 Janssens als getuigen bij een bruiloft (eind gemeenschapszin van het platteland. Blijkbaar zat iedereen te wachten op de uitbundige 1913, begin 1914) Pallieter. Het boek was vooral een verlossing na een lange periode van ellende. Professor Marcel Janssens schrijft in zijn artikel Wat heb ik nog aan Pallieter? in 1979 het volgende: ‘Een criticus noemde het toen ‘een echt geluksboek’, omdat het tegemoet kwam aan een verlangen naar bevrijding, niet ‘alleen van mensen die de misère en de chaos van de oorlog hadden meegemaakt’ maar vooral van diegenen ‘die bezoedeld worden met het roet der steden en het vuil der menschen, getergd door het gekonkel en geknoei der binnen 48 stadsmure geperste samenleving’. Afb. 32 Felix Timmermans en Marieke Janssens (1937 of 1938)
Nederland, Engeland en Duitsland namen het boek direct op en Timmermans werd 49 internationaal bekend. Pas als laatste triomfeerde Pallieter In Vlaanderen.
TIJDENS PALLIETER Timmermans werd verliefd op Marieke Janssens (zie afbeelding 31 en 32). Hij leerde haar kennen tijdens een openluchtvoorstelling op de Grote Markt in Lier. Ze was van eenvoudige 50 komaf en jongste van zes kinderen. De twee hadden al snel huwelijksplannen maar de vader van Timmermans vond dat geen goed plan. Door onenigheid en blind van liefde verliet Timmermans het ouderlijk huis. Hij woonde tijdelijk in een gasthof en in oktober 1912 trouwde hij eindelijk met zijn Marieke. Samen openden ze een eigen kantzaak waar zij ook gingen wonen. Niet toevallig noemde Timmermans de geliefde van Pallieter ook Marieke. De Eerste Wereldoorlog brak uit en Lier werd bezet en geteisterd. Er kon niet meer gehandeld worden in kant en Timmermans begon met het verkopen van snoep. Gelukkig maakte familie Timmermans het ondertussen weer goed met elkaar. Kort daarop stief 51 moeder Timmermans in 1915 aan hartkwalen. Afb. 33 Ernest Claes (1885 - 1968) 42
Verbist 1952 (zie noot 26), p. 46. Verbist 1952 (zie noot 26), p. 67. 44 De Ceulaer 1976 (zie noot 31) p. 8. 45 Heynickx, R., Meetzucht en materloosheid. Kunst, religie en identiteit in Vlaanderen tijdens het interbellum, Vantilt, Nijmegen 2008, p. 304. 46 Heynickx 2008 (zie noot 45), p. 305. 47 Mous, H., ‘Regionalisme in de jaren dertig’, artikel van: website Huub Mous (13 maart 2012). 48 Janssens 1979 (zie noot 17), p.351. 49 De Ceulaer 1976 (zie noot 31) p. 12. 50 Remoorte 1972 (zie noot 23), p. 53. 51 Remoorte 1972 (zie noot 23), p. 54. 20 43
Tijdens de oorlog was verduistering verplicht en men mocht ’s avonds niet de straat op. Timmermans bleef noodzakelijk thuis, waar hij in de woonkamer de winters doorbracht. De enige verlichting kwam van het vuur in de kachel. Toen de oorlog bijna over was, vertrok Timmermans met zijn vrienden Fred Bogaerts, Reimond Kimpe en Antoon Thiry tijdelijk naar Nederland. Daar was hij al een literaire grootheid. Tijdens zijn verblijf overleed vader Timmermans. Eenmaal terug in Lier voerde Timmermans maatschappelijk actie. Hij zorgde dat krijgsgevangenen in de omgeving hun brieven en pakketten ontvingen en dat volkskinderen hun portie pap 52 kregen.
NA PALLIETER Timmermans schreef na Pallieter nog tientallen boeken, verhalen, essays, gedichten, toneelstukken en bewerkingen. Maar vanaf 1940 kreeg Timmermans last van zijn hart. Hij moest veel rusten en schreef daarom nog maar incidenteel. Vaak waren het brieven naar vrienden, onder wie naar schrijver Ernest Claes (zie afbeelding 33) en zijn petekind. Op 6 augustus 1944 trof een kransslagadrestrombose de gezondheid van Timmermans. Iedere verdere inspanning moest hij vermijden. Hij was toen nog maar 58 jaar oud. Op 24 januari 1947 overleed hij op 61-jarige leeftijd.
SAMENGEVAT Felix Timmermans zag gefantaseerde mensen in de schilderijen van Pieter Bruegel de Oude. Hij wilde dat Pallieter ook zo zou zijn. Hij liet hem in het bestaande dorp Lier wonen, omgeven door het Netelandschap, veel natuurschoon, trouwe vrienden en huisdieren. Timmermans schreef Pallieter na zijn ziekbed. De vraag blijft of hij therapeuthisch schreef om zijn levenslust terug te krijgen, of dat hij schreef om te kunnen vluchten naar een gedroomd Neverland? De roman werd wisselend ontvangen: enerzijds positief omdat het een gelukmakend boek was in zware oorlogsdagen, anderzijds negatief omdat critici beledigd waren door de (taalkundige) inhoud van Pallieter.
52
Remoorte 1972 (zie noot 23), p. 59. 21
Felix Timmermans, de kunstenaar INLEIDING Timmermans schreef niet alleen, maar kon zijn creativiteit ook kwijt door te tekenen en schilderen. Hij maakte honderden boekillustraties, schilderijen en prenten. Pallieter is één van de boeken waarin Timmermans zijn teken- en schrijfkunst samen liet komen. Toen Felix Timmermans nog jong was, wilde hij leren tekenen en schilderen. Door zijn avond- en weekendlessen aan de Stedelijke Tekenschool, leerde hij de basisprincipes van het tekenen. Maar als student leerde hij vooral hoe hij Griekse goden en godinnen moesten tekenen. Dat waren alleen niet de soort beelden waar Timmermans’ interesse naar uit ging. Hij wilde namelijk het volle leven vastleggen dat hij voortdurend rondom zich waarnam, maar dat was niet aan de orde op de tekenschool en niemand kon hem daarin onderwijzen. Wat dit volle leven betreft, waren de taferelen van Pieter Bruegel de Oude Timmermans’ grote inspiratiebron. Tijdens de verfransing van Vlaanderen bleef het boerenleven een constante factor in de 53 cultuur. Het moderne oorlogsgeweld veranderde de boer niet. De boer was eeuwig omdat hij buiten de politiek stond maar wel in direct contact met de natuur. De boerenwereld bleef een ideaalbeeld, maar de verstedelijking eiste zijn tol. Mede de schilderijen van Bruegel de Oude boden voorgoed een opening tot deze verdwijnende wereld en dat ideaal was erg aantrekkelijk voor de vaderlandslievende Timmermans.
TIMMERMANS’ BLIK OP KUNST Felix Timmermans bezocht veel exposities en wist steeds beter onderscheid te maken tussen meesters en hun navolgers. Hij stelde de eis dat de kunstenaar een sterke, eigen persoonlijkheid had en dat een kunstenaar vooral zichzelf moest zijn. Als dat niet het geval was: “Staan ze onder den invloed van dien of 54 dien en voelen wat zij schilderen met het hart van een ander, zien met de oogen van een ander.” Uit dit citaat blijkt Timmermans’ fixatie op de psychische geladenheid van de kunstenaar. Als een kunstenaar zich niets aantrok van andermans invloed dan juichte Timmermans: “Het is een kreet van verlossing uit de 55 onnatuurlijkheid.” Timmermans is gevoelig voor fantasie, mystiek, dramatisering en het suggestieve. Maar ook voor stofweergave, kleurnuances en bijzondere lichteffecten. Ten slotte is hij vatbaar voor compositie: een 56 tafereel dat met grootsheid was opgezet. Zijn interesse ging uit naar James Ensor en zijn sterke verbeeldingskracht: ‘Hij drijft den spot met de menschen en de kunst, of wel hij is aangetast door een ziekelijke overgevoeligheid. (…) Hij kent geen grenzen aan zijn gevoel en daardoor is zijn werk óvergevoelig.’ Eugène Laermans wekte ook de interesse van Timmermans. Timmermans bejubelt Laermans’ tragiek in het Vlaamse landschap en de stoere lijnen die 57 hij gebruikte. Naast Ensor en Laermans bewonderde hij kunstenaar Jacob Smits. Jaap Oudes was ook gek op zijn kunst die betrekking had op de landbouwbevolking en het katholieke geloof. Timmermans’ belangstelling ging ten slotte ook uit naar Richard Baseleer en Victor Hageman. Hagemans kunst trof 58 Timmermans omdat hij in één persoon een heel volk wist te karakteriseren. Timmermans kende nog veel meer kunstenaars, maar het blijft voor nu bij zijn favorieten.
VOLKSE SCHILDERKUNST In 1956 stond in de Alkmaarse Courant het artikel De andere kant van een vermaard verteller. Dit artikel leert dat Felix Timmermans niet alleen schrijver was maar ook tekenaar en schilder: ‘Maar Felix Timmermans was niet alleen illustrator. Hij beheerste tal van technieken. Ook schilderde hij en uiteraard is 59 ook in zijn schilderijen het “volkse” karakter sterk spelend.’ Hij schilderde het Vlaamse landschap, zoals het was in zijn jeugd met velden, huisjes, knotwilgen, windmolen en kerktorens. De mensen waren boeren die op het land werkten of gelovigen op bedevaart of in een processie. Hij schilderde allerlei Lierse onderwerpen: het Begijnhof, een huis aan de Nete, de Sint-Gummaruskerk, de Volmolen en andere zaken om hem heen die hij liefhad. De wereld die hij afbeeldde was zonnig door de vele lente- of zomertaferelen. 53
Heynickx 2008 (zie noot 45), p. 306. Vercammen 1981 (zie noot 40), p. 140. 55 Vercammen 1981 (zie noot 40), p. 140. 56 Vercammen 1981 (zie noot 40), p. 141. 57 Vercammen 1981 (zie noot 40), p. 152. 58 Vercammen 1981 (zie noot 40), p. 154. 59 Redacteur onbekend, ‘De andere kant van een vermaard verteller’, Alkmaarse Courant 11 februari 1956. 22 54
De volksmens moet zich wel thuis voelen in zijn kunst omdat het nooit grauw of triest was, maar gevuld met eenvoudige dik omlijnde vormen, die gevuld zijn met felle kleuren. ‘Bij hem geschiedt alles spontaan’, aldus Denijs Peeters in de Alkmaarse Courant. ‘Er is geen gezochtheid naar vormen, alles is werkelijkheid, zoals het iedere dag in het leven voorkomt. Daarom is het schilderwerk van Felix Timmermans niet los te denken 60 uit het dagelijkse leven van de mens. Het is er de uitbeelding en de weerspiegeling van!’
TIMMERMANS DE TEKENAAR Bij letterlijk alle gelegenheden haalde Timmermans zijn tekenspullen voor de dag. Hij illustreerde o.a. boeken, maakte reisschetsen, portretteerde allerlei volkstypen, zette landschappen, religieuze en volks taferelen en gebouwen op papier. Bij alle boekillustraties liet Timmermans zoveel mogelijk weg. Alleen de noodzakelijke details bleven over. Het was al gauw een simpel spel van een paar lijnen dat tot leven kwam 61 door zijn manier van tekenen met gebogen lijntjes, kleine streepjes of vlekjes. Maar in alle eenvoud waren het allemaal vaardige composities. Bij hem raakten tekenen en vertellen altijd verstrikt. Iedere tekening was een klein verhaal.
SAMENGEVAT Naast het schrijverschap was Timmermans ook een bevlogen schilder en tekenaar. Ook in zijn kunstzinnige werk liet hij het volkse karakter terugkomen want de boerenwereld bleef zijn ideaal.
60 61
Alkmaarse courant 1956 (zie noot 59). Remoorte 1972 (zie noot 23), p. 174. 23
Waar literatuur en kunst samenvallen INLEIDING KUNSTENAAR VAN BINNEN EN BUITEN De vraag is eerst of de artistieke waarde van Timmermans en Oudes genetisch bepaald is of door toestand gevormd? Oftewel: Hoe en waardoor werden zij kunstenaars? Deze vraag wordt vaak gesteld in andere kunstenaarsbiografieën en interviews. Een antwoord geven is erg lastig. In plaats daarvan is het beter eerst te analyseren wat ‘kunstenaar worden’ inhoudt. Genetisch gezien is een artistiek persoon met talent betoverd om kunstenaar te worden. Een kunstenaar wordt wie hij is door zijn gave. Daarnaast moet een kunstenaar leren om bepaalde competenties eigen te maken die de kunstenaar nog niet had. De artistieke vrijheid waarin dit gebeurt, wordt voortdurend beïnvloed door de belevenis van de kunstenaar en de gebeurtenissen in zijn leven. De kunstenaar kan zijn werk voortdurend naar eigen inzicht vorm en inhoud vormgeven. Dit ontwikkelingsproces kan prima worden toegevoegd aan de gave waarmee de kunstenaar geboren is. Het is hierom geloofwaardig dat iemand kunstenaar wordt door én genetische invloeden én invloeden van buitenaf. Het is hier van belang om relevante invloeden te benoemen zodat het kunstenaarschap van Timmermans en Oudes zo goed mogelijk verklaard wordt.
INVLOEDEN VAN BUITENAF Jaap Oudes groeide net als Timmermans op in een welgestelde omgeving. Ze hadden niets te klagen want hun ouders waren harde werkers en daarom voldoende geld. Door hun financiële vermogen hoefde Oudes noch Timmermans een vak te leren. Maar beide mannen hadden in hun jonge leven wel te kampen met ziekte. De schildklieren van Oudes functioneerden niet goed en Timmermans had een breuk waaraan hij geopereerd moest worden. Zowel Oudes als Timmermans leefden in oorlogstijd. In de Eerste Wereldoorlog bleef Timmermans noodzakelijk thuis. Hij bracht in de woonkamer de winters door. Bij het lezen kon hij alleen het licht gebruiken dat van de kachel kwam. Tijdens de volgende wereldoorlog was het Oudes die zijn tijd in duisternis moest doorbrengen. Hij dook onder in de kelder voor de Arbeitseinzats en verslond tijdens die periode de boeken van zijn Vlaamse schrijfhelden. Zulke gebeurtenissen in de levens van Timmermans en Oudes zijn goede voorbeelden omdat ze veel gelijkenissen tonen. Die gebeurtenissen zullen op hen een onuitwisbare indruk hebben gemaakt. Maar op welk wijze vallen literatuur en kunst samen? Waar komt het genetische aspect terug, en welke toestand zorgde voor een artistieke drive? Hieronder komen beide aspecten gecategoriseerd terug.
REGIONALISTEN IN TAAL EN BEELD In de Nederlandse letterkunde is de regionale roman buitengewoon populair geweest. Met name in de jaren dertig van de twintigste eeuw. (De kosmopolitische roman is de sterke tegenhanger van dit genre, waarin de buitenwereld centraal staat.) Regionalistisch betekent dat bijna alles in de tekst streekgebonden is. Daarom speelt alles zich af in een karakteristieke landelijke omgeving. Een geïdealiseerd of idyllisch plattelandsdorp vormt meestal het decor. Folkloristische eigenaardigheden, zeden, boerenarbeid en een 62 dialectisch getint taalgebruik in dialogen, zijn bepalend voor dit genre. Het gaat namelijk om de verheerlijking van het eigene, de uitsluiting van het vreemde, het chauvinistische van de eigen taal en het 63 doen en laten van volk en gemeenschap. Het onderwerp is doorgaans een plattelandsbewoner of een dorpsgemeenschap. Felix Timmermans was in die zin een grote regionalist. In Nederland en België schreven Toon Kortooms (Beekman en Beekman (1949), Help! De dokter verzuipt! (1986)), Antoon Coolen (Peerke, dat manneke (1926), Peelwerkers (1930)), Stijn Streuvels (Het uitzicht der dingen (1906), De teleurgang van de waterhoek (1927)), Maurits Sabbe (De nood der Bariseele's (1912), 't Kwartet der Jacobijnen (1920)), en Herman de Man (Het wassende water (1925), Heilig Pietje de Booy (1940)) ook regionalistisch. Buitenlandse collega’s binnen dit genre waren o.a. Thomas Hardy (Tess of the d'Urbervilles (1891), The Well-Beloved (1897)), Fritz Reuter (Schurr-Murr, (1861), Dörchläuchting (1866)), Bjørnstjerne Bjørnson (Trust and Trial (1858)). Ze werden ook ‘Heimatauteurs’ genoemd, omdat Heimat verwijst naar de emotionele band met een bepaalde vertrouwde omgeving. Daarbij horen ook mensen, hun rituelen, arbeid en kleding. Het regionalisme was dus een populair genre onder schrijvers en voerde in de boeken van Timmermans de 62 63
Lodewick, H.J.M.F., Coenen, P.J.J., Smulders, A.A., Literaire kunst, Malmberg, Den Bosch 1983, p. 139. Mous (zie noot 47). 24
boventoon. Maar het leende zich ook uitstekend voor de kunst. Timmermans maakte schilderijen met een volks karakter. Hij schilderde met felle kleuren het Vlaamse landschap zoals het was tijdens zijn jeugd. Jaap Oudes had ook een buitengewone interesse voor folklore en ‘stambewustzijn’. Oudes’ interesse werd enorm aangewakkerd door de leefwijze en literatuur van de Vlamingen. Harry Verwiel schreef: “Hij trof die wereld (red. van folklore) niet alleen in zijn omgeving, het West-Friese land, maar ook in de boeken van Vlaamse schrijvers zoals Stijn Streuvels, Ernest Claes, Maurits Sabbe en vooral die 64 van de sappige volkse verteller Felix Timmermans.” Wat Oudes net als Timmermans zo boeiend vond was de gehechtheid aan de eigen omgeving en gewoonten. Die regionale toestand wakkerde zijn interesse aan. Daarvan wilde hij getuige zijn en was zelfs bereid om daarvoor een eind te reizen. Door de regionalistische literatuur gegrepen, reisde hij voor het eerst in 1954 naar Vlaanderen: het land van de folklore. Het land van trotse flamingantisten.
AUTODIDACTEN Predikant en flamingant J. Callewaert schreef een artikel over de vele uiteenlopende ‘gedaantes’ van Felix Timmermans. Callewaert zet in zijn artikel een uitroepteken bij Timmermans’ ‘eigendommelijkheid’. Hij vindt namelijk dat Timmermans zelf zijn culturele eigendom bepaalde en autodidactisch te werk ging: ‘Een zesde gedaante van het Timmermans-verschijnsel is zijne eigendommelijkheid. Van waar komt zij? Uit zichzelf, uit Gods kunstgave hem aangeboren. Uit zijn eigen geschriften valt over zijn herkomst en oorsprong als kunstenaar weinig te rapen of te gissen. Waar en hoe leerde hij schrijven? Uit z'n eigen. Wie leidde hem binnen in de literatuur? Hij zelf. Tot welke kunstschool behoorde hij ? Tot de zijne, zijne zelfscholing. (…) Hij had geen voorgangers en ook geen navolgers. 65 Hij was zichzelf. Kunstenaar zonder meer, alles wat hij wist, wist hij door zijn gevoel.’ Callewaert meent in dit artikel dat Timmermans van God een kunstgave kreeg en daarmee ‘uit z’n eigen’ leerde schrijven, tekenen en schilderen. Volgens hem was zijn talent genetisch bepaald. Deze gedaante is net zo toepasbaar op de ‘eigendommelijkheid’ van Jaap Oudes. Oudes had ook een kunstgave en kreeg evenmin les in tekenen en schilderen. Tijdens zijn kunstenaarsleven was hij geen lid van een school of kunstenaarscircuit. Hij zocht net als Timmermans zijn eigen weg in de literatuur en haalde veel inspiratie uit de Vlaamse romans. Jaap Oudes lichtte dit toe in een video-interview met Joop van Hinten: “Wat heeft u ertoe gebracht om juist déze manier van tekenen te gaan doen, daar waar de schilderijen van uw vader totaal afwijken?” Daarop antwoordde Oudes: “Dat is natuurlijk een persoonlijke kwestie geweest. Ik wou niet hetzelfde als vader. Dat kon toch nooit. En ik heb daar ook nooit geen moeite voor gedaan. Dat is zomaar gegroeid door het zien van een landelijke waar 66 ik mijn eigen onderwerpen in heb gevonden.”
ESCAPISTEN Zowel Timmermans als Oudes benutten volgens vele bronnen hun aangeboren talent. Maar hoe konden ze die realiseren? Wat levensstijl en praktijk betreft, ontvluchtte Felix Timmermans het gewone leven. Harry Verwiel schreef over de auteur: ‘Timmermans is een escapist die het in zijn dagen al zo geschonden 67 Vlaamse land in de geest ontvluchtte en toefde in het verrukkelijke oord dat zijn kreatieve geest schiep.’ Volgens Verwiel waande Timmermans zich in een zelfbedacht Luilekkerland, waar alles mogelijk was. Hij zei ook dat Jaap Oudes zich op eenzelfde ontkoming van de werkelijkheid richt en daarmee scheert Verwiel hem over één kam met Timmermans: ‘Niet minder dan zijn idool Felix Timmermans, is deze kunstenaar een escapist, vluchtend in een sprookjeachtige verbeelding (…). Onbewust is hij de teleurgestelde, die zich op zijn fantasiewereld 68 richt, omdat hij er niet in slaagt, zijn wensen en verlangen in de werkelijkheid te bevredigen.’
64
Bafcop 1986 (zie noot 10), p. 6. Callewaert, J., ‘De enige, de echte. De eeuwige Felix Timmermans’, artikel van: website blog Felix Timmermans (27 februari 2012). 66 Interview met Jaap Oudes door Joop van Hinten (zie noot 4). 67 Bafcop 1986 (zie noot 10), p. 6. 68 Bafcop 1986 (zie noot 10), p. 7. 25 65
Oudes’ kunstenaarschap is in die zin door toestand gevormd: volgens Verwiel was zijn vlucht naar een fantasiewereld noodzakelijk omdat de werkelijkheid te weinig voldoening opleverde. Alleen heeft escapisme een negatieve bijklank. Dit suggereert dat escapisten ongelukkig zijn en niet kunnen of willen deel uitmaken van hun omgeving. Dat hoeft bij Oudes natuurlijk niet het geval te zijn. Een normale activiteit kan ook een vorm van escapisme worden als die overmatig wordt beoefend. Schrijven en tekenen horen daar ook bij. De fantasyschrijver J.R.R. Tolkien hield een pleidooi waarom escapisme niet negatief hoeft te zijn: ‘Why should a man be scorned if, finding himself in prison, he tries to get out and go home? Or if, 69 when he cannot do so, he thinks and talks about other topics than jailers and prison-walls? (Vertaling: ‘Waarom zouden we een gevangene minachten, omdat hij probeert uit te breken en naar huis wil? Of, als dat onmogelijk is, omdat hij over andere onderwerpen denkt en praat dan over cipiers en muren?’) Jaap Oudes ontvluchtte ook het gewone leven en trok zich met regelmaat terug in zijn wereld. Hij had volgens Verwiel aan de realiteit geen boodschap. Daardoor was hij in staat om in gedachten uit te breken. Enerzijds figuurlijk omdat Oudes door de verhalen van Timmermans zijn onderduikperiode kon doorkomen en in zijn fantasie door Vlaanderen reisde. Anderzijds letterlijk want ‘Jaap Oudes op zijn beurt, geeft het literaire land van Timmermans de vorm en kleur die zijn fantasie bedenkt. Het resultaat is dan een beeld dat wel heel ver van de werkelijkheid ligt,’aldus Verwiel. Zijn gedachten waren vrij.
LEESBAARHEID VAN TEKST EN BEELD Professor Marcel Janssens interviewde Felix Timmermans over het beeldende aspect van zijn teksten: ‘“Mijn schilderijen zijn vertelsels,” heeft Timmermans gezegd, “mijn vertellingen schilderijen”. Over het huwelijksfeest in Pallieter, zegt hij: “dat was een feest voor een schilder.” Dat gaat ook op voor de andere fel gekleurde stemmingsbeelden in Pallieter, die in een temporeel niet zozeer in een causaal of psychologisch verband aan elkaar geregen worden als prenten in een verrukkelijk 70 kijkboek zonder dwingende doelgerichtheid of dramatische toppen.’ Uit deze bron valt op de maken dat Timmermans zich bewust was van de picturale kracht van zijn teksten. Hij maakte van verhalen uit Pallieter een feestje voor ‘de schilder’, zonder te weten dat die schilder daadwerkelijk bestond. Betoverd door de kracht van Timmermans’ stemmingsbeelden promoveerde Jaap Oudes het door Janssens genoemde ‘verrukkelijke kijkboek’ tot waarheid. Oudes wist Timmermans’ schrijftaal om te zetten naar beeldtaal. Oudes had de gave om dit op zijn eigen unieke wijze te vertalen. Jaap Oudes’ kunst is voor een vluchtig publiek niet snel ‘leesbaar’. Dat is iets wat Stichting Dirk en Jaap Oudes tot nu toe heeft geconstateerd. Vanwege de grote gedetailleerdheid kunnen zijn tekeningen hoogdrempelig zijn voor dit publiek. Dan gaat het met name over de getekende architectuur, rituelen, plaatsen en verhalen. Deze kunnen voor leken moeilijk te plaatsen zijn. Daarbij is het goed mogelijk dat Belgen meer details kunnen thuisbrengen dan Nederlanders. Als het gaat om religieuze gebruiken zoals een reuzenoptocht of een ommegang herkennen Belgen meer, omdat de gebruiken in Nederland minder gangbaar zijn. Maar als een toeschouwer de verhalen van Felix Timmermans niet kent, is het zonder de betreffende literatuurkennis denkbaar dat een heleboel details onverklaarbaar zijn. Oudes nam veel personen, dieren en verhalen op uit Timmermans’ romans. Als deze literaire invloed duidelijker wordt bij het publiek, zou dat de leesbaarheid van zijn oeuvre ten goede komen. Daarom is nu het moment aangebroken om aan te tonen welke aspecten uit de werken van Felix Timmermans, en met name uit Pallieter, van invloed zijn geweest op het artistieke werk van Jaap Oudes. Daarbij is een uiteenzetting van iconografie belangrijk om de hoofdfiguren te duiden. Hoe groter het aanbod, hoe lastiger het soms kan zijn om een goede keuze te maken. Dat is in ieder geval bij de kunst van Jaap Oudes het geval. Daarom komt een twaalftal tekeningen chronologisch aan bod waarvan de literaire lading groot is.
SAMENGEVAT Zowel genetische als invloeden van buitenaf bepalen het ontwikkelingsproces van een kunstenaar. De levens van Felix Timmermans en Jaap Oudes tonen veel gelijkenis. Zij namen telkens heft in eigen hand want door hun doorzettingsvermogen ontwikkelden ze hun talent zelf. Dat maakt hen autodidacten. Hun interesse in folkloristische bijzonderheden mondde uit in een regionalistisch vertrekpunt in schrijf- en tekenwerk. Dat volksculturele verdween langzamerhand. Zowel Timmermans als Oudes lieten deze boeren
69 70
Dekeyzer, B., Education through art: kunst- en cultuureducatie als motor van leren, Garant, Antwerpen/Apeldoorn, 2010, p.138. Janssens 1979 (zie noot 17), p. 346. 26
droomwereld niet los. Zij namen hun toevlucht tot hun eigen fantasie. Die voerde Timmermans naar zijn picturale vertellingen en Oudes naar zijn vertellende tekeningen.
Iconografie INLEIDING Letterlijk betekent iconografie ‘beeldbeschrijven’. Door de tekeningen van Jaap Oudes iconografisch te benaderen, komt de diepere betekenis van het onderwerp en de details van het werk uitgebreid aan bod. In het verleden is vaker gebleken dat een uitvoerige beschrijving van het beeld de kunstenaarskwaliteit ten goede komt. Opeens wordt duidelijk wat de kunstenaar bedoelt, of wat het afgebeeldene voorstelt.
PALLIETER Timmermans had een buitengewone gave om de figuren in Pallieter nauwkeurig te beschrijven. Zo geeft Timmermans Marieke een onschuldige persoonlijkheid en Pallieter ziet haar als een engel: ‘Ge komt niks te 71 keurt as vleugeltjes’. De meid Charlot is als een zus of moeder voor Pallieter. Zij wordt als een wulpse tante getypeerd met grote borsten die ‘geweldig als dondertorens (…) in hun volle malse dikte naar voren 72 op den grote buik’ hingen. Timmermans beschrijft alle figuren gedetailleerd, behalve Pallieter zelf. ‘Het karakter van Pallieter is dan ook vaag en onuitgesproken gebleven. Hij is slechts de verpersoonlijking van de droom en het verlangen 73 van de auteur, naar het volle leven, ’ schreef Timmermans-kenner Bert Verbist. Iedere lezer geeft daarom zelf invulling aan de gestalte van dit hoofdpersonage. Ook Jaap Oudes gaf Pallieter in gedachten uiterlijke kenmerken. Die verzon hij zelf. Dit heeft geresulteerd in een Pallieter die veel gelijkenis vertoont met Felix Timmermans: een wat gezette, vrolijke kerel met klompen aan zijn voeten en simpele kleding om het lijf. Het kuifje van Timmermans is het meest kenmerkende detail waar Pallieter in de tekeningen aan te herkennen is.
CHARLOT De ‘meid’ van Pallieter is Charlot. Af en toe wordt ze door Pallieter ook ‘zuster’ genoemd. Niet omdat ze een familielid is, maar omdat ze als broer en zus door het leven gaan. Tegenover zijn huishoudster is Pallieter een plaaggeest en neemt haar vaak in de maling. Timmermans zorgde tussen haar en Pallieter voor grote 74 contrasten. Charlot is een opvliegende volksvrouw die daarom voor de vrolijke noot zorgt. In tegenstelling tot Pallieter, wordt Charlot juist wel uitgebreid beschreven door Timmermans. Haar uiterlijk en haar relatie
71
Timmermans 1975 (zie noot 36), p. 54. Timmermans 1975 (zie noot 36), p. 283. 73 Verbist 1952 (zie noot 26), p. 60. 74 Verbist 1952 (zie noot 26), p. 64. 72
27
met Pallieter worden in het volgende citaat uit Pallieter duidelijk beschreven: ‘En daar kwam Charlot uit den hof. Zij was in 't feestelijk, blinkend satijnen zwart met matte boonen; haar jak had nog groote hespenmouwen, en haar rok was vloeiïg lijk een wolk; op heure nieuwe zwarte bindersmuts waggelden, aan een husseltje stijve pennen, botergele bollekens. (…) Ze zag er gelukkig uit, en riep uitermate hard: ‘Allé Bruur, 'k ben weg! Doe strak veul complementen on Marieke, en zeg da'k e Zondag koom! 'k Zal veul vor ons Luverijke leze da' ge same lank gelukkig meugt zijn!’ Charlot is in Oudes’ tekeningen grotendeels te herkennen door het ‘negerke’ aan haar zijde, haar omvang en het donkere opgestoken haar.
MARIEKE Op Pallieters geliefde Marieke is lastig om een iconografie toe te passen. Meestal wordt Marieke aan Pallieters zijde afgebeeld en alleen dat zorgt voor haar herkenbaarheid. In dat geval is dat trouwens meestal als bruid. Maar als ze zonder hem op de tekening staat, is ze moeilijk aanwijsbaar. De ene keer heeft ze blond haar, dan is ze weer een brunette. Soms verklappen de opschriften van Jaap Oudes dat het om haar gaat.
MENEER PASTOOR In Pallieter staat een aantal kenmerkende citaten over Meneer Pastoor: ‘Meneer Pastoor zei: “Drinken is 75 ook eten”. Deze voelde zich beschermd door zijne soet aan, en dronk maar den ouden zwarten wijn.’ De pastoor in Lier bezoekt regelmatig het huishouden van Pallieter. Hij is een echte lekkerbek. Vaak zitten Pallieter en Meneer Pastoor dan aan tafel te praten. Charlot zorgt dat ze aan niets te kort komen: ‘Charlot sloeg een anderen rok aan, rolde haar mouwen naar omleeg en droeg den grootsten pot naar den 76 pastoor’. In Pallieter wordt de pastoor als volgt getypeerd: ‘Het was een kleine, oude vent, met een goedig 77 gezicht en een eirenkop met witte haren rond.’ De pastoor is op Oudes’ tekeningen herkenbaar aan zijn kleding en zijn gebaren, die meestentijds verklappen dat hij op zijn praatstoel zit.
75
Timmermans 1975 (zie noot 36), p. 61. Timmermans 1975 (zie noot 36), p. 121. 77 Timmermans 1975 (zie noot 36), p. 14. 76
28
MOLEN VAN FRANSOO
Afbeelding 34 De molen van Fransoo, naar een pentekening van Felix Timmermans
Afbeelding 35 De zogenaamde Gasthuismolen achter de Nete, die model heeft gestaan voor 'de molen van Fransoo'. ‘Ginder hoog boven
Naast bovenstaande figuren gaf Jaap Oudes ook een plaats aan een bouwwerk uit Pallieter, namelijk de molen van Pallieters vriend Fransoo. Pallieter kwam Fransoo wel eens ophalen bij de molen om op pad te gaan: ‘Als de zakken betaald en geladen waren, riep Pallieter naar Fransoo, die 78 boven in den houten molen zijn schilderkamer had.’ Maar hij ging ook de molen in om bij Fransoo op visite te gaan: ‘Rap klom Pallieter met den honing en de bieën naar de schilderkamer van Fransoo, in 't hoogste van den 79 molen.’ De molen is een goed voorbeeld om de visuele invloed van Felix Timmermans op Jaap Oudes te onderbouwen. Ten eerste bevat het volgende citaat al de nodige picturale kracht:
de boomen rees de oude molen op. Hij draaide vreedzaam zijn roode wieken in den kalmen zuiderwind, en liet een koperen windhaan schitteren (…) Het was een schoone molen, hij hong wat achterover, hetgeen hem nog vriendelijker maakte en hij domineerde over 't 80 land, trotsch als een kerk, en was van alle kanten zichtbaar.’
Ten tweede tekende Timmermans zelf ooit de ‘Gasthuismolen’ na die achter de Nete stond in Lier. Volgens vele verhalen stond deze molen later model voor de molen van Fransoo. Oudes was in het bezit van boeken waar zowel een foto van de molen, als Timmermans´ tekening in stond (zie afbeelding 34 en 35). Het is daarom goed mogelijk dat Jaap Oudes zijn uitwerking hieraan heeft kunnen spiegelen.
PETERUS In het vierde hoofdstuk De hof, en de brief van Charlot in Pallieter komt de ooievaar Pet(e)rus aan bod. Het hoofdstuk wordt al ingeleid met een illustratie van de vogel van Timmermans’ hand (zie afbeelding 36). Vervolgens schrijft hij in hetzelfde hoofdstuk: ‘Petrus, de ooiëvaar, stond van op het dak met den bek in de 81 pluimen, peinzend het spel na te zien. Pallieter zag het, en poogde blazen naar den vogel te doen drijven.’ En wie had gedacht dat Peterus zelfs een vrouw en een nest had? ‘Petrus de ooievaar stond roerloos met 82 zijn wijf, elk op een been, in zijnen nest (…).’ Voor Oudes is natuur, groei en oogst erg belangrijk. In de algemene iconografie geldt de ooievaar als symbool voor geboorte en als gelukssymbool. Mede door deze onderliggende symboliek was er misschien voor Oudes geen twijfel om Peterus op te nemen in zijn repetoire.
Afbeelding 36 Peterus, de ooievaar uit Pallieter
78
Timmermans 1975 (zie noot 36), p. 21. Timmermans 1975 (zie noot 36), p. 122. 80 Timmermans 1975 (zie noot 36), p. 121. 81 Timmermans 1975 (zie noot 36), p. 33. 82 Timmermans 1975 (zie noot 36), p. 45. 79
29
Iconografische benadering van twaalf ‘literaire tekeningen’ De volgende tekeningen van Jaap Oudes vragen niet om een illustratieverwijzing. Boven iedere tekening staat het oorspronkelijke opschrift van Oudes dat meestal ook specifieke data bevat. Het gaat om de volgende tekeningen: 1. ‘Sint Baafskathedraal te Gent in België 10 mei 1963’; 2. ‘Kasteel bij Berlaar (Lierse omgeving) Pallieterlandroute Provincie Antwerpen België, 5 februari 1974’; 3. ‘Begijnenvest te Lier België met Pallieters terugkomst en Charlot en heur negerbegijntjes, 23 februari 1974’; 4. ‘Windmolen te Knokke, België (West-Vlaanderen), 29 december 1974 (eerste kleur op 15 augustus 1971)’; 5. ‘Lierse reus en reuzin, België, 27 september 1977’; 6. ‘Brikkenmolen te Wervik (1768) Provincie West-Vlaanderen België. 23 april 1978’; 7. ‘Brugge Smeederpoort (van de landzijde gezien) Provincie West-Vlaanderen. België 28 mei 1978’; 8. ‘Heist aan zee, provincie West-Vlaanderen, België 2 juli 1978’; 9. ‘Boechout-Korenmolen Provincie Antwerpen België, 15 januari 1979’; 10. ‘Pallieters huwelijksrit te Lier, Provincie Antwerpen België, 24 november 1979’; 11. ‘Pallieter terug in het Netheland nabij Lier samen met Charlot en heur negerke en negerbegijntjes. e 1 Kleur op 19 november 1985, voltooid op 5 augustus 1986, België’; 12. ‘Knokke Dominikanenkerk, 1e kleur op 12 mei 1965. Voltooid op 26 januari 1991’.
30 Afbeelding 37 Jaap Oudes voor zijn tekenezel
‘SINT-BAAFSKATHEDRAAL TE GENT IN BELGIË 10 MEI 1963’
Afbeelding 38 SintBaafskathedraal in Gent
Dit is één van de eerste grote tekeningen van Jaap Oudes. Op 37-jarige leeftijd tekende hij in 1963 de Sint-Baafskathedraal van Gent (zie afbeelding 38). Oudes gaf hier letterlijk zijn bron van inspiratie prijs. Op het detail (zie afbeelding 39) is te zien dat Oudes het boek Anna-Marie uit 1921 van Felix Timmermans afbeeldde (zie afbeelding 40). Het was Timmermans´ eerste échte roman, met een structuur, intrige en evoluerende personages. Het is ongetwijfeld ook zijn meest romantische boek. Rond 1919 werd Timmermans een algemeen bekende in Nederland. Er kwam een stroom van krant- en tijdschriftrecensies door zijn uitgaven. Van Anna-Marie publiceerde hij hoofdstukken in De Nieuwe Gids, een Belgisch dagblad. Afbeelding 40 Roman Anna-Marie van Felix Timmermans (1921)
Het is een zeldzaam feit dat een kunstenaar zijn literaire inspiratie in beeld brengt. Maar het is een nog zeldzamer feit dat een kunstenaar precies laat zien door welke literatuur precies. Met naam en toenaam presenteert Jaap Oudes op deze tekening de roman AnnaMarie en verwijst daarmee zonder twijfel naar het boek van zijn held Felix Timmermans. Waarschijnlijk omdat hij onder de indruk was van dit boek, want met de stad Gent of de kathedraal heeft de roman niets te maken.
Afbeelding 39 Detail tekening, Jaap Oudes, Sint-Baafskathedraal te Gent in België, 10 mei 1963
31
‘KASTEEL BIJ BERLAAR (LIERSE OMGEVING) PALLIETERLANDROUTE PROVINCIE ANTWERPEN BELGIË, 5 FEBRUARI 1974’
Jaap Oudes tekende in 1974 Kasteel Gestelhof – Lanietdale in Gestel, vlakbij Berlaar in België (zie afbeelding?). Dit kasteel is opgenomen in de Pallieterlandroute die 60 tot 100 kilometer lang is. De route loopt langs kastelen, historische monumenten en diverse landschappen en gaat langs plaatsen als Broechem, Grobbendonk, Herentals, Westerlo, Heist-op-den-Berg en Berlaar. De oudste sporen van Gestelhof gaan terug tot de 15de eeuw. Het werd in de late 19de eeuw gerestaureerd en na een brand in 1914 volledig hersteld. Het Gestelhof is aan drie zijden door de rivier de 83 Nete omringd. Het opschrift doet vermoeden dat Oudes een deel van de route heeft gelopen (hij had geen auto of rijbewijs) en onderweg onder de indruk raakte van dit kasteel. Pallieter zit op deze tekening op zijn ros Beiaard en speelt tijdens het rijden op zijn doedelzak. In Pallieter beschrijft Timmermans Pallieters liefde voor de doedelzak als volgt: ‘Hij ging eten en kwam terug met zijn doedelzak onder den arm; het was het speeltuig waarop hij 't liefst zijn ziel liet leven. Hij zwom over, zette zich op Beiaard, en op wandelstap reden zij over de heete stoppelvelden. De zon droogde zijn kleeren, terwijl hij met zijn doedel begeleidend zong, denkend aan zijn Marieke, de 84 zotste liekens 't eerst.’ Afbeelding 41 Kasteel Gestelhof – Lanietdale in Gestel, België 83
Kasteel Gestelhof – Lanietdale in Gestel< http://www.vlaanderen-vakantieland.be/wat-te-doen/bezoek-en-beleef/kastelen/gestelhof-603838.jsp> (22 maart 2012). 84 Timmermans 1975 (zie noot 36), p. 134. 32
Timmermans’ invloed blijkt uit de bestaande passage die Oudes letterlijke uitwerkte. Daarnaast plaatste Oudes dit verhaal in een voor hem interessante omgeving. Hij combineerde de passage van de doedelzak en de omgeving van het kasteel. Oudes vond het waarschijnlijk goed bij elkaar passen. Het kasteel is onderdeel van de Pallieterlandroute en Pallieter rijdt in eigen persoon langs dit kasteel. Een stoet mensen volgt hem: Pallieter weet de weg. Zou Oudes op deze manier de route indirect terug laten komen? De dame in het midden en de witte engel bovenaan de tekening houden rijpe vruchten vast. Die vruchten symboleren oogst. In veel tekeningen van Oudes komen fruit en bloemen voor omdat oogst voor hem heel belangrijk was. In een interview met Joop van Hinten vertelde Oudes:
Afbeelding 42 Wapen van de stad en gemeente Hoorn
‘Als de oogst binnen is, vind ik dat een reden om gezellig de bloemetjes buiten te zetten. Want de oogst is een geweldig rijke gave. Want ieder jaar ben ik weer blij als de oogst weer gezond en binnen is: appelen, peren en noemt u maar op. En ik zou het leuk vinden als er in de steden weer 85 oogststoeten worden gehouden. Ter ere en als hommage aan de oogst.’ Linksboven is een eenhoorn te zien. Dit dier staat symbool voor de gemeente Hoorn. Niet alleen in Oudes’ directe omgeving (Alkmaar en Oudorp) maar ook elders tekende hij wat hij waarnam. Hoorn was één van die plaatsen. Hij was verliefd op Hoorn en noemde het wel eens zijn artistieke Hollandse geboorteplaats. De eenhoorn komt voor in het stadswapen van Hoorn (zie afbeelding 42?). De stad plaatste in de achttiende eeuw banpalen met daarop een eenhoorn langs haar grenzen. Men bracht ongewenste bezoekers buiten de 86 stad, voorbij de banpaal.
‘BEGIJNENVEST TE LIER BELGIË MET PALLIETERS TERUGKOMST EN CHARLOT EN HEUR NEGERBEGIJNTJES , 23 FEBRUARI 1974’
De titel in acht genomen, lijkt dit verhaal helemaal verzonnen door Jaap Oudes. Timmermans’ invloed blijkt onder andere uit de romanfiguren op deze tekening. Hij plaatst ze in zijn zelf vormgegeven Lierse decor, maar het verhaal over Pallieters terugkeer bestaat niet. De wereld in is het laatste hoofdstuk van Pallieter en gaat over het vertrek van Pallieter, Marieke en hun pasgeboren drieling uit Lier: ‘Daar stond de witgehuifde wagen vertrekkensgereed. Bijna al de begijnen, de drie blinden, veel kwezels en de pastoor stonden er te wachten om vaarwel te zeggen aan de bewoners van den ‘Reynaert’.’ 87 Maar van een volgend hoofdstuk waarin ze weer terugkeren is geen sprake. Dat is een verzinsel. 85
Jong, de, N., Beelden in Woorden, Stichting Dirk en Jaap Oudes, Mierlo 2012, p. 10. Lenstra, M., ‘Uitleg schilderij ‘Abraham’ van Jaap Oudes’ waarin de symboliek van de eenhoorn aan bod komt, artikel van: (22 maart 2012). 87 Timmermans 1975 (zie noot 36), p. 255. 33 86
Jaap Oudes betitelde in de tekening opmerkelijk genoeg de ‘Pallieter-Hoeve’ niet met de werkelijke naam ‘Reynaert’. Misschien was het zo voor iedereen duidelijk dat Oudes de woning van Pallieter bedoelde. Zou Oudes dan toch rekening houden met een eventueel publiek? De woning van Pallieters vriend en molenaar Fransoo staat linksboven op de tekening. In het tweede hoofdstuk Het tweegevecht wijdt Timmermans woorden aan de vriendschap met Fransoo: ‘En dan reed hij (red. Pallieter) op het blauw hondenkarretje naar de meulder van over de Nethe om een zak graan en een halve zak terwe. Die meulder was de vader van Fransoo, de landschapschilder, Pallieters beste vriend.’ 88 Rechts van de molen en linksonder op de tekening zien we Charlot met haar ‘negerke’. In het boek denkt Pallieter dat Charlot ooit met een neger in het huwelijk treedt en vervolgens kinderen met hem krijgt: ‘Charlot zal ‘k mè ne neger doen trijve, en dan zullen heur kindere begentjes weurre, zwerte begentjes!’89 Het blijft bij speculatie want Charlot heeft geen relatie en krijgt die ook niet in het boek. Deze uitspraak heeft veel indruk gemaakt op Jaap Oudes. Hij geeft er een eigen draai aan want hij laat Charlot veelvuldig terugkomen met haar neger en negerbegijntjes, terwijl daar in het boek helemaal geen sprake van is.
‘WINDMOLEN TE KNOKKE, BELGIË (WEST-VLAANDEREN), 29 DECEMBER 1974 (EERSTE KLEUR OP 15 AUGUSTUS 1971)’
De molen die Jaap Oudes hier afbeeldde, staat beter bekend als ‘de oude molen’ van Knokke. Het typische aan deze molen – een kleine molenkast op een hoog torenkot – bracht Oudes goed over op de tekening (zie afbeelding 43) Boven de molen zweeft een figuur met graan en brood in de hand. Dat brood stond (samen met andere voedselbronnen op de tekening) misschien wel symbool voor basisvoedsel. Pallieter melkt rechtsboven een koe. Vervolgens drinkt hij de verse melk zelf op. De meid daarachter karnt van de melk boter. In Pallieter komen af en toe passages voor waarin melk een rol speelt:
88 89
Timmermans 1975 (zie noot 36), p. 20. Timmermans 1975 (zie noot 36), p. 257. 34
‘Hij ging door het losse gers, en de opgekomen honger deed hem zien naar de roze uiers, die vol zoete, warme melk hingen. Het water kwam hem in den mond. Hij had maar te trekken om ervan te genieten en de groote goesting deed hem zijn zweep neêrleggen. Hij rolde een stuk papier tot een puntzak, zette zich onder een koe, trok met eene der tepels en zie! de straal witte melk spoot ruischend en schuimend in 't papier. Als 't vol was dronk hij hem leeg en het bekwam hem zoo goed dat hij er drie zakskes van tapte. Hij hoorde de naar boter smakende 90 melk in zijn holle maag boebelen; het lekte van zijn kin tot in zijn hals.’ Naast dat Pallieter zo kan smullen van melk – zijn lijfspreuk is immers ‘Melk den dag!’ -, drinkt hij ook graag bier in gezelschap van meneer pastoor, die liever een glas wijn drinkt. Oudes gaf de volgende passage uit Pallieter exact weer rechtsonder op de tekening: ‘De pastoor dronk Afbeelding 43 Oude molen van Knokke den rooden wijn en Pallieter het bruine bier. De zon speelde in het bier en in den wijn en lei er 91 warme, klare lichten in.’ De invloeden uit Pallieter zijn door subtiele verwijzingen op deze tekening duidelijk aanwezig.
‘LIERSE REUS EN REUZIN , BELGIË, 27 SEPTEMBER 1977’
Op deze tekening staan de Lierse reuzen centraal. Jaap Oudes was waarschijnlijk meerdere keren getuige van de Lierse reuzenstoet want hij beeldde ze vaak af. Op de website van het toerisme van Lier staat dat de Lierse Reuzen alleen bij uitzonderlijke gelegenheden naar buiten komen. Ze verlaten nooit het Liers grondgebied (mocht Oudes ze in een andere omgeving tekenen, klopt dat dus niet). De geschiedenis van deze reuzen gaat ver terug in de geschiedenis: De eerste vermelding van de reus Goliath vinden we in 1469
90 91
Timmermans 1975 (zie noot 36), pp. 72-73. Timmermans 1975 (zie noot 36), p. 14. 35
en van reuzin De Koningin in 1483.92 Goliath is het boegbeeld van het Lierse 93 reuzendom. Hij draagt een zilverkleurige Romeinse helm en harnas. Spanje en Frankrijk waren naast België de favoriete vakantielanden van Oudes. Hij reisde daar meerdere malen naartoe. Zijn liefde voor deze landen is terug te zien op deze tekening. Linksboven symboliseren drie begijntjes drie nationaliteiten. De meest linkse is een Spaans, Moors begijntje. Rechts van haar staat een Frans begijntje en uiterst rechts waarschijnlijk een Vlaamse. Het fenomeen reuzen komt niet terug in de literatuur van Felix Timmermans. Helemaal links heeft Oudes de molen van Fransoo een plek gegeven. Deze hoort oorspronkelijk ook thuis in Lier en er is dus geen sprake is van ‘misplaatsing’. Op de tekening biedt Pallieter fruit aan als een offer naar de Lierse reuzen. O.L. Afbeelding 44 Lierse reus Afbeelding 45 Lierse reuzin Goliath De Koningin Vrouwe is goed vertegenwoordigd: in drie hoeken heeft Oudes een Mariabeeld getekend. Door het offer en de Mariabeelden krijgt de tekening een devotieve lading. Het is daarom goed mogelijk dat dit een processie voorstelt door de straten van Lier en dat Felix Timmermans Pallieter alleen maar laat figureren.
‘BRIKKENMOLEN TE WERVIK (1768) PROVINCIE WEST-VLAANDEREN BELGIË. 23 APRIL 1978’
Jaap Oudes schreef ‘Brikkenmolen’ en dat is niet juist. Het gaat om de ‘Briekenmolen’ van Wervik. Het dorp Wervik ligt tussen Kortrijk en Lille. De Briekenmolen of ‘Stenen Molen’ was een graan- en oliemolen. Ookal 94 schreef Oudes 1768 op de achterzijde van de tekening, deze molen is gebouwd in 1783.
92
Toerisme Lier, Lierse reuzentrein, 23 maart 2012. Reus Goliath, erfgoed Lier < http://www.kempenserfgoed.be/virtuele-tentoonstellingen/themas/58-de-reuzentrein/overzicht/13202-hoofd-van-de-reusgoliath> 23 maart 2012. 94 Toerisme Wervik, Briekenmolen, < http://toerisme.wervik.be/product/512/default.aspx?_vs=0_N&id=77> 23 maart 2012. 36 93
Afbeelding 46 Briekenmolen van Wervik
Op de tekening is Pallieter niet van de partij. Net als op de tekening van de Gentse SintBaafskathedraal staat dit keer een ander boek dan Pallieter centraal, namelijk Pijp en Toebak. Dit is een bundel met veertien verhalen uit het Vlaamse volksleven, die Felix Timmermans in 1937 schreef. De verhalen gaan over Gommeer. Hij is schoenmaker en lid van rokers-vereniging ‘Hoe langer, hoe liever’. Gommeer is een verstokte roker want ‘Met vijf gram tabak kan hij twee en een half uur roken zonder dat zijn lange stenen pijp 95 uitgaat.’ Op de tekening laat Oudes zien dat iedereen geniet van het roken, onder wie de reuzen van Wervik en twee Fransen linksboven. De verwijzing naar Pijp en Toebak is hierdoor overduidelijk. Op de tekening lopen negers met potten tabak naar de tafel met twee fanatieke rokers. Wilde Oudes met de representatie van de donkere inboorlingen misschien aangeven dat de tabak van ver moest komen? Misschien was Oudes onder de indruk van hun verschijning of had hij ze zien werken in de haven. Dat Oudes de Wervikse molen met Timmermans’ Pijp en Toebak combineerde, is niet gek. In de bijgebouwen van de molen opende in 1987 namelijk het Nationaal Tabaksmuseum zijn deuren.
‘BRUGGE SMEEDERPOORT (VAN DE LANDZIJDE GEZIEN) PROVINCIE WEST-VLAANDEREN. BELGIË 28 MEI 1978’
Jaap Oudes schreef op de achterzijde ‘Smeederpoort’. In werkelijkheid heet deze stadspoort ‘Smedenpoort’ en is één van de vier overgebleven Brugse stadspoorten. De poort vormt een achtergronddecor voor het verhaal rondom Charlot en ‘haar negerke’. Dit verhaal is een typisch verzinsel van Oudes. Bovenaan de tekening treden de geliefden in het huwelijk. Misschien is dit wel hun huwelijksreis. Het lijkt namelijk alsof de dame met de kar achter ze bereid is om ze te vervoeren wanneer ze maar willen. Oudes gaf, misschien 95
Pijp en Toebak, gegevens en beschrijving < http://www.davidsfonds.be/publisher/edition/detail.phtml?id=676> 23 maart 2012. 37
vanwege de symboliek – geluk en geboorte - de ooievaar Peterus twee keer een plaats op de tekening. Twee begijntjes komen aanvliegen met een Mariabeeld en Pallieter overhandigt ze een tros rijpe druiven. De tekening geeft daarom de indruk dat het om een gezegend samenzijn gaat. De twee zien er gelukkig uit en genieten van de kinderen en de dieren die links op de tekening worden gevoerd. De bomen hangen vol met rijp fruit. Afbeelding 47 Smedenpoort in Brugge Door deze tekening laat Oudes zijn betrokkenheid zien bij andere figuren dan Pallieter. Blijkbaar maakte Charlot en de suggestieve uitspraak over het huwelijk met een neger veel indruk op Oudes, aangezien dit onderwerp vaker terugkeert.
De molen die links staat, is duidelijk de molen van Fransoo. Op deze tekening misplaatst Oudes het gebouw. Afgaande op Pallieter hoort deze in Lier te staan. Maar Oudes plaatste de molen dit keerin Brugge.
‘HEIST AAN ZEE, PROVINCIE WEST-VLAANDEREN, BELGIË 2 JULI 1978’
Op het bootje staat ‘Wenduiner’, een naam die is afgeleid van de badplaats Wenduine aan de Belgische kust en deelgemeente van gemeente De Haan. Het ligt op veertien kilometer afstand van Heist. Links bedrijft een stelletje de liefde in de duinen zoals Pallieter dat ooit voorstelde aan Marieke: ‘We gaan naar de Nethedijk, want we moeten vrijen'. Dat deze plaats dichtbij zee ligt, is overduidelijk. In de lucht zweven vissersboten, linksonder lopen twee vissers en rechtsonder gooien begijntjes over met vis. Het lijkt een groot feest te zijn en er is voedsel in overvloed. Westduine is een deelgemeente van gemeente De Haan. Onderaan de tekening komt de haan terug als symbool voor de deelgemeente: er wordt gestreden en getrokken aan het dier.
38
In het midden op de tekening staat Pallieter aan het hoofd van de tafel. Rechts van de tafel komt Charlot aanlopen met een grote terrine. ‘Zette Pallieter, Charlot en Marieke (…) een lange tafel van planken op schraagskens. (…) Een dichte root van dikbestofte wijnflesschen stond donker van het eene tafel-eind naar het andere: het waren als achtereenloopende beggijntjes, en in de lommerte lagen twee groote tonnen bier. (…) Terwijl zij over 't een en 't ander spraken, wachtend naar het eten, hielden er eenigen, van ongeduldigen eetlust, hunnen lepel reeds vast (…) daar kwam Charlot met een groote soepterrien afgeloopen. Zij schepte in, hield haren mond geen Ave-Maria stil, en zocht voor ieder naar veel 96 frikadellekens.’ Op eerdere tekeningen tekent Oudes Pallieterscènes die hijzelf verzon, maar deze tekening is bijzonder door de letterlijke weergave van een scène uit Pallieter. Oudes plaats het verhaal wel in een andere omgeving, maar houdt zich letterlijk aan het geschreven tafereel.
‘BOECHOUT-KORENMOLEN PROVINCIE ANTWERPEN BELGIË, 15 JANUARI 1979’
De steenmolen van Boechout mocht met toestemming als privémolen worden gebouwd in 1782. De 97 steenmolen heeft gemalen tot 1975. Jaap Oudes heeft dit dorp vast eens bezocht, want het ligt maar tien kilometer ten westen van Lier. Op deze tekening staat alles in het teken van de graanoogst want alle figuren zijn druk bezig met de meelproductie. Oudes heeft zowel Marieke als Charlot een plaats gegeven op zijn tekening. Bovenaan de tekening kussen Pallieter en Marieke elkaar gelukszalig, omdat ze vast blij zijn om de geslaagde oogst. Links zijn Pallieter en Charlot bezig met de meelproductie: Pallieter zorgt dat het graan gemalen wordt. Charlot vult zakken met meel. Op de met de Belgische vlag versierde zak staat ‘meel’. Onderaan in het midden 96 97
Timmermans 1975 (zie noot 36), pp. 58-59. Steenmolen van Boechout, historie van website ‘Den Steenen Molen’ (9 maart 2012). 39
loopt Pallieter met een baal op zijn schouders. Daarop staat ook de Belgische vlag. Waarschijnlijk werkt hij daar samen met Charlot die logistiek en distributie op zich neemt. Zij beschikt namelijk over een paardenkar. We hebben hier te maken met de figuren Pallieter, Marieke en Charlot, zonder dat ze figureren in een bestaand verhaal. Ze worden in de omgeving van Boechout geplaatst en doen dienst als figuranten. Hoewel het een verzonnen tafereel is, beschrijft Timmermans in Pallieter dat bij het lezen van een Bijbeltekst het belang van koren voorkomt: ‘Hij (red. Pallieter) lei den ouden verluchten bijbel open op zijn armen, zette zich vóór het raam, en las luid-op: (…) Gij bezoekt het land en, hebbende het begeerig gemaakt, verrijkt Gij het grootelijks; 98 de rivier Gods is vol water; wanneer Gij het alzoo bereid hebt, maakt Gij hunlieden koren gereed.’ Het is aannemelijk dat Jaap Oudes de Pallieterfiguren naar Boechout stuurde om ze daar mee te laten helpen met de productie en om feest te vieren. Ze kwamen waarschijnlijk met de huifkar met ´Lier´op staat naar Boechout.
‘PALLIETERS HUWELIJKSRIT TE LIER, PROVINCIE ANTWERPEN BELGIË, 24 NOVEMBER 1979’
Deze tekening is een uitwerking van de passage over Pallieters huwelijksrit. In het water ligt een wit met groen bootje: een tjalk. Dit vaartuig komt letterlijk terug in Pallieter: `En hei! op de Nethe, vóór Pallieters huis, lag een verschgeschilderde tjalkboot gemeerd! Hij stond boven op het water met zijn blinkenden, ronden buik, en verders was hij vinnig wit en groen geverfd, met hier en daar wat gele krullen of een helle roode ster; witte zeilen hongen slap nevens
98
Timmermans 1975 (zie noot 36), p. 16. 40
den mast, en van boven in den hoogen top fladderde een roode wimpel. Die tjalk, zoo blij van 99 kleur, was het schip waarmee Pallieter zijn huwelijksreis ging doen.’ Linksonder zitten Charlot en de Pastoor in een hondenkarretje. Charlot houdt een beeld van O.L. Vrouwe vast en symboliseert daarmee waarschijnlijk haar huwelijkszegen. Jaap Oudes haalt het hondenkarretje letterlijk uit Timmermans’ tekst: ‘Ondertusschen had Pallieter het blauwe hondenkarretje al vol geladen met de helft van den vruchtenhoop, en hij deed er nu nog appelen bij, dat zij over de berden rolden. Hoe verschoot de 100 pastoor van al dien vruchtenovervloed daar op dit blauwe karreken!’ In het verhaal lopen Pallieter en Marieke niet op Oudes´ manier door Lier. Ze vliegen ook niet op de rug van ooievaar Peterus over het dorp. Dat heeft Oudes zelf verzonnen. In werkelijkheid haalt Pallieter Marieke op met de tjalk om vervolgens naar hun huwelijksfeest te gaan. En hoewel er van een deze huwelijksrit geen sprake is, maakte Jaap Oudes er wel een flink feest van op papier. Als het feest is, is er het belang van oogst. Dat is terug te zien in de volle, rijpe vruchten aan de boom en in de hand van het begijntje linksboven. Het huwelijk wordt gezegend door vier begijntjes in de lucht. Eén van die begijntjes draagt een Afbeelding 48 Huppelpaardjes uit de Lierse vis. Waarschijnlijk is de vis bedoeld als zegening of het vertonen van voedselrijkdom. De reuzentrein eenhoorn verwijst naar zijn geliefde stad Hoorn. Zelfs de reuzenstoet van Lier is aanwezig. Rechts staat reus Goliath met aan zijn linkerzijde zijn vrouw, de Lierse Koningin zonder naam (zie afbeelding 44 en 45). Midden- en rechtsonder trippelen twee huppelpaardjes van de Lierse reuzentrein voorbij (zie afbeelding 48). Door bovenstaande scènes wordt het aannemelijk dat Oudes allerlei kleine details uit Pallieter combineerde in één tekening.
99
Timmermans 1975 (zie noot 36), p. 154. Timmermans 1975 (zie noot 36), p. 157.
100
41
‘PALLIETER TERUG IN HET N ETHELAND NABIJ LIER SAMEN MET CHARLOT EN HEUR NEGERKE EN E NEGERBEGIJNTJES . 1 KLEUR OP 19 NOVEMBER 1985, VOLTOOID OP 5 AUGUSTUS 1986, BELGIË ’
Jaap Oudes tekende de terugkeer van Pallieter in het Neteland. Dit tafereel is duidelijk een verhaal van eigen hand. In Pallieter is namelijk wel sprake van vertrek, maar nooit van terugkomst. Het gaat duidelijk om de Lierse omgeving: de molen van Fransoo en de Lierse reuzen zijn van de partij. De rivier die linksonder over de tekening stroomt, moet de Nete zijn. De boerderijen hebben hier ogen, een mond en neus. Zulke menselijke gebouwen tekende Oudes doorgaans nooit. Oudes tekende hier veel sinaasappels en sinaasappelboompjes. Deze vruchten kunnen verwijzen naar Spanje. Misschien is uit dit verzonnen tafereel op te maken dat Pallieter tijdens zijn afwezigheid in Spanje is geweest. Oudes zei over het bijzondere zonlicht in dit land: ‘Het licht was als een oceaan van zonnefeesten die op me afkwamen. En daarin de sinaasappelboompjes zodat het weer een voortzetting was van een 101 Spaanse Pallieter. In zekere zin.’ Van een zonnefeest kan op deze tekening best sprake zijn want op Pallieters hoofd is een grote zon geplaatst. Pallieter viert zijn terugkomst alsof hij jaren niet gegeten heeft. De rivier zit vol vis, en kippen- en varkenshoofden staan klaar om gegeten te worden. Daarnaast staan voldoende flessen drank om alles nog beter te laten smaken. Charlot en ‘heur negerke’ komen Pallieter op ros Beiaard begroeten. Maar waar is Marieke? Naast begijntjes, de reuzin en Charlot is er geen vrouw meer te ontdekken. Is ze achtergebleven in Spanje?
101
Jong 2012 (zie noot 85 ), p.11. 42
‘KNOKKE D OMINIKANENKERK , 1E KLEUR OP 12 MEI 1965. VOLTOOID OP 26 JANUARI 1991’
Aan deze tekening werkte Oudes misschien wel het langst. Er zat maar liefst 26 jaar tussen de eerste aanzet en zijn signatuur. Op deze tekening komt niet Pallieter, maar de manke schaapherder Suskewiet voor. Suskewiet is een personage uit het toneelstuk En waar de ster bleef stille staan. Felix Timmermans schreef dit stuk in 1924. Oudes las dit toneelstuk waarschijnlijk tijdens zijn onderduikperiode want hij maakte al op 12 november 1943 een tekening van Suskewiet (zie afbeelding 48). Oudes plaatste hem rechtsonder op de tekening. Pallieter komt op deze tekening niet voor. Met het blote oog is het verschillende kleurgebruik goed te zien. De tekening is voornamelijk getekend in lichte pasteltinten. Maar rechtsonder is het kleurgebruik harder en donkerder. Chronologisch is dit kleurverschil goed te verklaren. In gesprek met Jaap Oudes stelt Joop van Hinten:
Afbeelding 49 Suskewiet en de raaf, Jaap Oudes, 12 november 1943)
‘Dan komen we aan bij uw Spaanse periode, die qua kleuren in uw schilderijen totaal verschilt. Het is feller, het is wat harder geworden. U moet daar overvallen zijn door het licht.’ Daarop antwoordt Jaap Oudes: ‘Dat ben ik zeker. Het licht was als een oceaan van 102 zonnefeesten die op me afkwamen’. Het is goed mogelijk dat Oudes het deel rechtsonder als laatste tekende vanwege de
102
Jong 2012 (zie noot 85 ), p.11. 43
kleurkracht en felheid. In het interview met Van Hinten beaamde Oudes namelijk dat door zijn latere reizen naar het zuiden, zijn kleurgebruik is veranderd ten opzichte van zijn eerdere ‘West-Friese periode’ of ‘Vlaamse periode’. Waarschijnlijk heeft Oudes de Dominicanenkerk met het bijbehorende Zoutekerkje bezocht tijdens een tripje naar Knokke. Op deze tekening nam hij deze kerk als achtergrond voor een processie voor Pasen. Zijn liefde voor kermis en circus komt op deze tekening duidelijk terug in achtergrond- en luchtdetails. Opvallend zijn de bomen, die normaalgesproken volhangen met rijpe vruchten maar waarvan de blaadjes op deze tekening net beginnen te bloeien. Blijkbaar was Oudes zich bewust van de weergave van de vier seizoenen, en het seizoen rondom Pasen. Afbeelding 50 Dominicanenkerk in Knokke
SAMENGEVAT Soms plaatste Jaap Oudes de figuren uit Pallieter in een bestaand verhaal van Felix Timmermans. Maar meestal positioneerde hij ze als figuranten in een zelfverzonnen (Pallieter-)tafereel. Oudes bracht heel specifiek –met naam en toenaam – zijn literaire inspiratiebronnen in beeld. Ook zien we Oudes’ reisherinneringen terug in zijn tekeningen. Hij legde de Pallieterlandroute af, bezocht Gent en Brugge, en nam een kijkje bij trekpleisters zoals molens en kerken. Zijn tekeningen getuigen van zijn liefde voor het West-Friese land, Vlaanderen en Spanje. Hij combineerde zelfs deze drie streken met elkaar op een tekening.
44
Wat wilde Jaap Oudes overdragen? INLEIDING
Afbeelding 51 Dirk Oudes, Blauw en rood paard, datum onbekend
Wat maakt dat Oudes’ kunst zo eigen is? De kunst van Jaap Oudes diende alleen zichzelf. Het was in eerste instantie niet eens bedoeld voor publiek. Hoewel Oudes zijn kunst grotendeels alleen zelf aanschouwde, moet er toch vanuit worden gegaan dat Oudes iets wilde overdragen. Deed hij dat niet voor publiek, dan deed hij dat wel voor zichzelf. Waar zijn vader accenten legde, ging Jaap Oudes hiermee aan de haal. Staan er op een schilderij van vader Oudes enkel twee paarden en zonder al te veel details, dan plaatst zoon Oudes bij wijze van spreken deze twee paarden in een Carnavaleske optocht begeleid door ronddansende begijntjes en doedelzak spelende boeren. Het decor bestaat uit een havenstad met huisjes bedekt met gekleurde dakpannen, draaiende molens en kerkjes. Ergens op de achtergrond zijn boten te zien of doemt een vuurtoren op. Fruit, vis en flessen drank vliegen over de tekening heen, zich een weg banend tussen wapperde Belgische, Nederlandse en Spaanse vlaggen, en dikke, melkende boerenmeiden in een bloeiende natuur. Boven dit geheel schijnt de warme zon. En, ohja, de twee paarden. Die zijn er ook nog, ergens.
VOLKSCULTUUR Jaap Oudes wilde voortdurend deelgenoot zijn van het volkse boerenleven. Hij wilde genieten van de volkscultuur die hij zo interessant vond en op verschillende plekken waarnam. De dingen die indruk op hem maakten, nam hij in gedachten (en op papier) mee naar huis om ze daar uit te werken. Eenmaal achter zijn ezel kon Oudes opnieuw genieten tijdens het maakproces en de uitwerking van zijn tekening. Tijdens zijn noodgedwongen verschuiling in de kelder moest Oudes in de oorlogsjaren wegdromen om verveling tegen te gaan. Maar toen het gevaar van de Arbeitseinzats geweken was en hij weer naar buiten mocht, is hij altijd door blijven gaan met dromen. Volgens Jan Oud Afbeelding 52 Jaap Oudes, Begrafenis in hoefde Oudes niet de deur uit voor volksculturele ondervindingen. Als hij ging tekenen zei West-Friesland, datum onbekend hij: ‘Jan, ik ga weer op reis’. Zelfs - opnieuw - in zijn element opgesloten, kan hij naar eigen genoegen reizen, gaan en staan waar hij wilde. Het ging om een totale bevrijding en daar had naast Oudes ook Pallieter een handje van. In 2002 schreef Neerlandicus Julien Vermeulen in artikel Pallieter, een hardnekkig archetype: ‘Zo ontvlucht hij (red. Pallieter) de normen van een georganiseerde samenleving en 103 wordt hij de eeuwige reiziger: de everlasting voyager naar een never-never land.’ Een typering die zo op Oudes van toepassing kan zijn. Het is namelijk wonderbaarlijk dat iemand door binnen te blijven buiten de muren kan reizen. Dat kan alleen als iemand een schat aan herinneringen en gedachten met zich meedraagt. Toen Jaap Oudes 70 jaar werd, is ter gelegenheid van zijn verjaardag een videoboodschap gemaakt met bewonderaars en vrienden uit Nederland en Vlaanderen. Eén van hen was Ben van Noordwijk. Een man die vele museumdirecteuren overtuigde van de kwaliteit van het werk van Oudes. Op de videoboodschap vraagt Ben zich af ‘dat als je zo ineens eigenlijk niet meer weg kan, wat je 104 dan nog wel kan doen.’ Hij maakte zelf een tijd van gevangenschap mee, die hij doorstond door zijn gedachten en herinneringen de vrije loop te laten.
Afbeelding 53 Ben van Noordwijk, vriend van Jaap Oudes
‘Toen dacht ik aan dat Duitse liedje: Die Gedanken sind frei. En daar komt ook in: ‘Ja fesselt man mich, im finsteren Kerker, so sind doch das nur vergebliche Werke. Denn meine Gedanken zerreiBen die Schranken und Mauern entzwei: die Gedanken sind frei.’ Dus de gedachten en ook herinneringen, die zijn dus vrij,’ zegt Ben van Noordwijk.
Hij wist dat Oudes dit op zijn manier ook deed: ‘Ik hoorde van Jan Oud dat je toch al lang deed, dat je in gedachten vrij komt. Dat kun je altijd blijven doen, verder heb je niets meer nodig. Dan kom je zonder twijfel ook die figuren tegen, die je op de tekeningen afgebeeld hebt (…)Waarmee je eigenlijk kan praten en ook weer je herinneringen levendiger kan maken.’ Daar had Van Noordwijk gelijk in. Er waren talloze figuren die Oudes’ herinneringen levendig konden houden. Alles – dier, mens, natuur - uit zijn gedachten nam deel aan Oudes´ beleveniswereld op papier. 103 104
Vermeulen 2002 (zie noot 34), p. 593. De Jong 2012 (zie noot 85), p. 3. 45
Wat hij lief had, kreeg een plaats op zijn tekening. Het paste altijd op papier. Dieren, boeren, boerinnen, Pallieter, Marieke, Charlot, Meneer de Pastoor, reuzen en begijntjes: alles en iedereen was uitgenodigd want het was feest. En er waren zoveel redenen om feest te vieren. De oogst was de belangrijkste, gevolgd door kermissen, optochten, Sinterklaas, trouwerijen en andere kerkvieringen.
SAMENGEVAT In bijna niets valt Jaap Oudes’ werk inhoudelijk te rijmen met dat van zijn vader. Daarnaast hield Oudes zijn kunst vooral voor zichzelf en stelde zijn werk, anders dan zijn vader, minimaal tentoon. Thuis kon hij in gedachten reizen. Oudes liet zich door zijn herinneringen en figuren meenemen naar zijn droomwereld waar het altijd feest was.
46
Conclusie Het ‘schrijver worden’ van Felix Timmermans en het ‘kunstenaar worden’ van Jaap Oudes zijn typische identiteitsbelevingen die duiden op de verwezenlijking van hun talent. Hun werk kwam tot stand doordat ze hun gaven in de praktijk brachten. Zijn beide heren geniën? Als dat zo is, zijn ze door hun werk er in zijn geslaagd om hun talent zo goed mogelijk te verwezenlijken. Dat heeft tot op heden gezorgd voor een 105 erkenning van de schrijverskwaliteit van Felix Timmermans. Hopelijk krijgt de kunstenaarskwaliteit van Jaap Oudes door dit onderzoek ook die erkenning. Dat het oeuvre van Jaap Oudes te plaatsen is in een literaire context is uniek. Hij had op gebied van kunst geen specifieke idealen, maar was wel onder de indruk van de regionalistische verhalen uit het begin van de twintigste eeuw. Hij was gek op zowel Nederlandse schrijvers als C. Joh. Kieviet als op Vlaamse schrijvers als Stijn Streuvels en Maurits Sabbe. Maar de literatuur van Felix Timmermans heeft het ‘Oudes-beeld’ sterk bepaald. En Pallieter nam wel een heel bijzondere plek in. Zo simpel en muzikaal mogelijk schiep Timmermans met woorden deze succesvolle roman. Jaap Oudes gaf jaren later met behulp van zijn doos vol Caran D’ache-potloden een verschijning aan Pallieter, want dat had Timmermans zelf niet gedaan. Pallieter is de personificatie van het diepe verlangen naar levensblijheid van zowel Felix Timmermans als Jaap Oudes. Hij kon zorgeloos leven en genieten van alles wat God schiep. Vluchten voor de opkomende verstedelijking kon Timmermans niet meer. Maar op papier kon alles en hij creëerde met woorden toch een volks toevluchtsoord. Oudes verplaatste zich in Pallieter en reisde stad en land af. Soms maakte hij echte reizen, maar meestal alleen in gedachten. Hij waande zich in een boerenlandschap dat rijk aan folklore was. Daar was geen sprake van verstedelijking, en al helemaal niet van ellende. Uit dit onderzoek blijkt dat het erg interessant, en ook nodig is om Oudes’ kunst te plaatsen in een literaire context. Omdat Oudes geïnspireerd was door literatuur en niet zozeer door kunst, is een kunsthistorische context in dezen minder van belang. Niet alleen tonen Oudes’ tekeningen gelijkenis met de verhalen van Timmermans, zelfs zijn leven lijkt op dat van de schrijver. Beide mannen kwamen uit welgestelde families, genoten geen opleiding, kampten op jonge leeftijd met ziekten en leefden in oorlogstijd. De vraag is of deze situaties eenzelfde uitwerking hadden op de creativiteit van Timmermans en Oudes. Heel waarschijnlijk wel omdat ze door ziekte en oorlog maar beperkt van het leven konden genieten. De kunstzinnige ontwikkeling hing enerzijds af van genetische bepalingen (talent) en anderzijds van situaties die zich voortdeden tijdens hun leven. Op jonge leeftijd maakten ze allebei kennis met de kunst van Pieter Bruegel de Oude. Ze waren gefascineerd door het hoge Luilekkerlandgehalte. De ‘gedroomde’ mensen in Bruegels schilderijen waren levensgenieters en dat paste bij hen. Beide mannen waren vervolgens jaren lang in de gelegenheid om hun talent te ontwikkelen. Na de oorlogsperiode konden ze volop genieten van alles om hen heen. Dat liefhebbende komt terug in hun werk. Timmermans creëerde in woorden en beeld een vaderlandslievend en fantastische omgeving. Door zijn voorzet kon Oudes voortbouwen en zijn eigen droomwereld creëren. En waar Timmermans alleen maar over schreef, bracht Oudes over op papier. Zijn sterk verhalende tekeningen zorgen ervoor dat de toeschouwer de tekening niet ‘bekijkt’ maar ‘beleeft’.
1.
2.
3.
105
Timmermans’ invloed komt op de volgende manieren terug in het werk van Oudes: Passages Sommige gebeurtenissen, verhalen of passages uit Pallieter komen letterlijk terug in het werk van Jaap Oudes. Maar Oudes verzon soms extra details of bouwde een passage naar eigen waarheid uit. Figuren Verschillende figuren, zoals Pallieter, Suskewiet en Peterus, uit de romans van Timmermans komen in tekeningen van Oudes terug. Soms plaatste Oudes de figuren in een volledig ander decor of verhaal. Doordat hij ze uit hun eigen context haalde, doen ze meestal alleen dienst als figurant. Decor en omgeving De omgeving van Lier, beter bekend als het Neteland, gebruikte Jaap Oudes vaak als decor. Zo komt de molen van Fransoo regelmatig voor, maar ook het Begijnhof en de Pallieter-hoeve nam Oudes als achtergrond.
Heinich, N., Het Van Gogh-effect en andere essays over kunst en sociologie, Boekmanstichting, Amsterdam 2003, pp. 132-133. 47
4.
Letterlijke weergave van literatuur Oudes schoof zijn inspiratiebronnen niet onder stoelen of banken. In enkele tekeningen komen de boeken van Felix Timmermans letterlijk voor. Er zijn figuren die de boeken bij zich dragen of er in lezen. Maar af en toe duiken er ook titels op, zoals Pijp en Toebak en Anna-Marie. De flierefluitende Pallieterfiguur maakte ongekend veel indruk op Jaap Oudes. Hij was de verwezenlijking van al het genot en plezier: Pallieter was Oudes’ inspirator. In Pallieter vond Oudes een reisgenoot, een toonbeeld en een vriend. Zijn vriend George Tahon beaamt dat Oudes helemaal opging in Pallieter: ‘Ik zie Jaap Oudes als een grote artiest. Een grote kunstenaar. Ik zeg dat als George Tahon. Dat werk van Jaap zal nog eens in een museum komen. Het heeft mij zeer 106 geraakt. Want Jaap is zelf een echte Pallieter.’
Afbeelding 54 George Tahon, vriend van Jaap Oudes
*****
106
De Jong 2012 (zie noot 85), p. 6. 48
49
Noten VERWIJZING Jong, de, N., Literair kunstenaar Jaap Oudes. Regionalistisch erfgoed in beeld, Stichting Dirk en Jaap Oudes, Mierlo 2012.
AANGEHAALDE BRONNEN LITERATUUR
Dekeyzer, B., Education through art: kunst- en cultuureducatie als motor van leren, Garant, Antwerpen/Apeldoorn, 2010. Heynickx, R., Meetzucht en materloosheid. Kunst, religie en identiteit in Vlaanderen tijdens het interbellum, Vantilt, Nijmegen 2008. Heinich, N., Het Van Gogh-effect en andere essays over kunst en sociologie, Boekmanstichting, Amsterdam 2003. Jong, de, N., Beelden in Woorden, Stichting Dirk en Jaap Oudes, Mierlo 2012. Lodewick, H.J.M.F., Coenen, P.J.J., Smulders, A.A., Literaire kunst, Malmberg, Den Bosch 1983. Remoortere, van, J., Felix Timmermans. Mens, schrijver, schilder, tekenaar, Mercatorfonds, Antwerpen 1972. Smolders, R., Dirk Oudes. Een kinderlijke natuur, met fantasie en talent begaafd, Stichting Dirk en Jaap Oudes 2006. Timmermans, F., Pallieter, PN Van Kampen & Zoon, Amsterdam 1975. Verbist, B., Felix Timmermans. Schilder met het woord, verteller met ’t penseel, N.V. Jozef van In & Co, Lier 1952. Vercammen, L., Vijftig jaar Pallieter, Uitgeverij Heideland, Hasselt 1966. Vercammen, L., Pallieter in Holland, Orbis en Orion Uitgevers N.V., Beveren 1981, (Jaarboek van het Felix Timmermans-Genootschap). Vermeulen, J., Laat mij maar doen: Vlaams proza tussen tekstgenese en discursieve identiteit, Garant, Antwerpen / Apeldoorn 1997 , reeks Literatuur in veelvoud, nummer 20.
Janssens, M., ‘Wat heb ik nog aan Pallieter?’, Dietse Warande en Belfort: Tijdschrift voor Letterkunde, Kunst en Geestesleven 124 (1979), pp. 342-352. Vermeulen, J., Pallieter, een hardnekkig archetype, in Streven, 69 (2002) 7 (juli-augustus), pp. 587-598.
Redacteur onbekend, ‘De andere kant van een vermaard verteller’, Alkmaarse Courant 11 februari 1956.
Oud, J., Vos, C., Zeijden, van der, A., e.a., Jaap Oudes. Kleurrijk kunstenaar, plaats en jaar van uitgave onbekend. Bafcop, M., Laarhoven, van, J., Spruit, R., Jaap Oudes. Tekeningen. Eindhoven 1986.
Bergh, van den, I., ´Over synthese in de kunst´, artikel van: website De Kunsten < http://www.dekunsten.net/dk-ingridvandenberghsynthese.html> (22 februari 2012). Callewaert, J., ‘De enige, de echte. De eeuwige Felix Timmermans’, artikel van: website blog Felix Timmermans < http://blog.seniorennet.be/timmermans_fan/archief.php?ID=974971> (27 februari 2012). Lenstra, M., ‘Uitleg schilderij ‘Abraham’ van Jaap Oudes’ waarin de symboliek van de eenhoorn aan bod komt, artikel van: (22 maart 2012). Mous, H., ‘Regionalisme in de jaren dertig’, artikel van: website Huub Mous (13 maart 2012). Kasteel Gestelhof – Lanietdale in Gestel< http://www.vlaanderen-vakantieland.be/wat-te-doen/bezoek-en-beleef/kastelen/gestelhof603838.jsp> (22 maart 2012). Pijp en Toebak, gegevens en beschrijving < http://www.davidsfonds.be/publisher/edition/detail.phtml?id=676> 23 maart 2012. Steenmolen van Boechout, historie van website ‘Den Steenen Molen’ (9 maart 2012) Toerisme Lier, Lierse reuzentrein, 23 maart 2012. Toerisme Wervik, Briekenmolen, < http://toerisme.wervik.be/product/512/default.aspx?_vs=0_N&id=77> 23 maart 2012. Reus Goliath, erfgoed Lier < http://www.kempenserfgoed.be/virtuele-tentoonstellingen/themas/58-de-reuzentrein/overzicht/13202hoofd-van-de-reus-goliath> 23 maart 2012. Vanclooster, S., ‘Tekenaar’, onderdeel van artikel ‘Kritische beschouwing bij het werk van Felix Timmermans’ van: website Felix Timmermans < http://www.felixtimmermans.be/index.php?/eng/content/view/full/197> (22 februari 2012). Gogh, van, V., ‘Brief W1: van Vincent van Gogh aan Willemien van Gogh, eind oktober 1887’, (9 februari 2012).
TIJDSCHRIFTARTIKELEN
KRANTENARTIKELEN BROCHURE
WEBSITES
OVERIGE BRONNEN
Jong, de, N., Beelden in Woorden, Stichting Dirk en Jaap Oudes, Mierlo 2012. Oud, J., Memoires aan Jaap Oudes. Werktijden als een werkman, niet gepubliceerd, opgetekend 26-02-2007. 50
Interview met Jaap Oudes door Joop van Hinten, Expositie van Jaap Oudes in Hoorn (1986), videoproductie van Jan Oud, plaats en datum onbekend.
NIET AANGEHAALDE , MAAR WEL GERAADPLEEGDE BRONNEN LITERATUUR
Adriaans, P., De taal van het schilderen, -Uitgeverij onbekend-, 2009. Baere, C., de, Onze Vlaamsche reuskens. Bijdrage tot de kennis van de Vlaamse folklore, Strengholt, Amsterdam 1942. Barthe, H., la, Renoy, G., Het grote feestenboek. Folklore in België, Elsevier Sequoia n.v., Zaventem 1981. Berkum, A., e.a., Marginalia: perspectieven op de outsiderkunst, Stichting Museum De Stadshof, Zwolle 2000. Boesschoten, W., van, Breukelen, W., van, Konings, T., e.a., Lexicon voor de kunstvakken, Uitgeverij Remmers, Tilburg 2002. Bodt, S., Hardeman, D., Todts,H., James Ensor. Universum van een fantast, Ludion, Antwerpen 2011. Bromet, J., Endt, N., van der, Nederlandse naïeve kunst, Van Spijk, Venlo 1979. Bussche, W., van den, Edgard Tytgat, Snoeck-Ducaju & Zoon, Gent 1998. Buyck, J.F., De generatie van 1900. Surrealisten, animisten, Koningklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, Antwerpen 1966. Caws, M.A., Surrealism, Phaidon, New York 2004. Ceulaer, de, J., Pallieter van nabij, Desclée De Brouwer, Brugge 1976, (Jaarboek van het Felix Timmermans-Genootschap). Claes, E., De Witte, Wereldbibliotheek, Amsterdam 1944. Coppejans, W., Jaap Oudes en Vlaanderen, Gent 2011. Draguet, M., Het symbolisme in België, Mercatorfonds, Antwerpen 2006. Gans, L., Russelman, W.P.H., Naïeve kunst. Aspecten van een randverschijnsel, A.W. Bruna & Zoon, Utrecht/Antwerpen 1978. Gombrich, E.H.,The story of art, Phaidon, New York 1995. Honour, H., Fleming, J., Algemene kunstgeschiedenis, Meulenhof, Amsterdam 2003. Kruizinga, J.H., Levende folklore in Nederland en Vlaanderen, De Torenlaan, Assen 1953. Leezenberg, M., Vries, de, G., Wetenschapsfilosofie voor geesteswetenschappen, Amsterdam University Press, Amsterdam 2003. Martin, T., Surrealisten, Parragon, Bath 2004. Missinne, L., Kunst en leven.Ethiek en esthetiek: prozaopvattingen in Vlaamse tijdschfriften en weekbladen tijdens het interbellum (1927-1940), Acco, Leuven/Amersfoort 1994. Roeck, A., Theuwissen, J., Haver, J., van, Vlaamse volkscultuur. Het traditionele volksleven, Uitgeverij Baart, Deurne 1982. Hoogendonk, M., Schipper, W., Boyens, P., Herman Kruyder. Gedoemde scheppingen, Uitgeverij Waanders, Haarlem / Zwolle 1996. Vreede, de, M., Het oog in het wild. Surrealisme & schilderkunst, SUN/LOKV, Nijmegen/Utrecht 1989.
TIJDSCHRIFTARTIKELEN
Heldring, J.L., ‘Braakensiek, Johan Coenraad (1858-1940), Biografisch Woordenboek van Nederland 3 (1989). Joor, J., ‘Tien eeuwen Alkmaar, de Alkmaarders en hun reislust’, Ach lieve tijd (1988) 6, p. 146. Zeijden, van der, A., ‘Dromen van Cocagne. Kunstenaar Jaap Oudes geïnspireerd door Nederlandse en Vlaamse volkscultuur’,Traditie 15 (2009) 3 (najaar).
51
Verwijzing illustraties TITELBLAD (1 T/M 6) 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Jaap Oudes, tekening uit tekenboek, 16 september 1941, Stichting Dirk en Jaap Oudes, datum opname onbekend. Jaap Oudes, Melkvrouwtje, datum onbekend, Stichting Dirk en Jaap Oudes, datum onbekend. Jaap Oudes, Dansen aan het Ijsselmeer, datum onbekend, Stichting Dirk en Jaap Oudes, datum onbekend. Jaap Oudes, De Rijp in Noord Holland, Stichting Dirk en Jaap Oudes, Foto auteur. Jaap Oudes, Zaanse molen, Stichting Dirk en Jaap Oudes, datum opname onbekend. Jaap Oudes, detail tekening Kasteel bij Berlaar (Lierse omgeving) Pallieterlandroute Provincie Antwerpen België, 5 februari 1974, Stichting Dirk en Jaap Oudes, foto auteur.
27. 28.
29.
30.
31.
LOPENDE TEKST 7. 8.
9. 10. 11. 12. 13. 14.
15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24.
25. 26.
Jaap Oudes op de basisschool. Foto: gescand uit fotoarchief van Stichting Dirk en Jaap Oudes. Opoe de Zeeuw (tweede vrouw van Opa Oudes) met Aal en Dirk Oudes. Foto: gescand uit fotoarchief van Stichting Dirk en Jaap Oudes. Pagina 53 uit Brueghel zo heb ik u uit het werk geroken. Foto: gemaakt door Jan Oud op 7 maart 2007. Jaap Oudes, O.L. Vrouw in de polder, getekend op 25-12-1942. Stichting Dirk en Jaap Oudes. Datum opname onbekend. Jaap Oudes tekent naar Van Gogh. Getekend op 07-01-1943. Stichting Dirk en Jaap Oudes. Datum opname onbekend. Vincent van Gogh, Brug van Langlois, 1888, Olieverf op doek, 54 x 65 cm, Van Gogh Museum, Amsterdam Jaap Oudes begint met academisch tekenen, datum onbekend. Stichting Dirk en Jaap Oudes. Datum opname onbekend. Jaap Oudes, een academische tekening in balpen, datum onbekend, Stichting Dirk en Jaap Oudes. Datum opname onbekend. Jaap Oudes tekent architectuur uit zijn directe omgeving, datum onbekend. Stichting Dirk en Jaap Oudes, datum opname onbekend. Jaap Oudes, De Rijp in Noord Holland, Stichting Dirk en Jaap Oudes, Foto auteur. Jaap Oudes, oefeningen in vorm en lijn (kubistisch), Stichting Dirk en Jaap Oudes, datum opname onbekend. Jaap Oudes, oefeningen in vorm (ronde vormen), Stichting Dirk en Jaap Oudes, datum opname onbekend. Jaap Oudes, de eerste tekeningen met verhalend karakter, Stichting Dirk en Jaap Oudes, datum opname onbekend. Jaap Oudes, Aardappels rooien, Stichting Dirk en Jaap Oudes, datum opname onbekend. Jaap Oudes, Atelier naar Van Gogh, Stichting Dirk en Jaap Oudes, datum opname onbekend. Jaap Oudes, Boerengehucht met molen (waarschijnlijk naar Chagall), Stichting Dirk en Jaap Oudes, datum opname onbekend. Jaap Oudes, optimum van eigen stijl bereikt, Stichting Dirk en Jaap Oudes, datum opname onbekend. Jaap Oudes aan het werk met potloden van het Zwitserse Caran D’Ache, datum onbekend. Foto: Stichting Dirk en Jaap Oudes, datum opname onbekend. Jaap Oudes De Viskar, datum onbekend, Stichting Dirk en Jaap Oudes, datum opname onbekend. Van Gogh, Graanvelden, begin juni 1889, olie op canvas, afmetingen onbekend, Kröller-Möller museum, Otterlo, Nederland, website 52
32.
33. 34.
35. 36. 37.
38.
39. 40.
41.
42.
43.
44.
45. 46.
. Jaap Oudes, Glorierijk landleven, datum onbekend, Dirk en Jaap Oudes, datum opname onbekend. Vincent van Gogh, De sterrennacht, 1888, olieverfschilderij, 73 × 92 cm, Museum of Modern Art, New York, Verenigde Staten, website: < http://www.onanslemming.nl/?p=3340>. Felix Timmermans op zestienjarige leeftijd (1902). Scan uit: Remoortere, van, J., Felix Timmermans. Mens, schrijver, schilder, tekenaar, Mercatorfonds, Antwerpen 1972, p. 285. Felix Timmermans op achttienjarige leeftijd (1904). Scan uit: Remoortere, van, J., Felix Timmermans. Mens, schrijver, schilder, tekenaar, Mercatorfonds, Antwerpen 1972, p. 285. Felix Timmermans op 34-jarige leeftijd (1918). Scan uit: Remoortere, van, J., Felix Timmermans. Mens, schrijver, schilder, tekenaar, Mercatorfonds, Antwerpen 1972, p. 285. Fotograaf onbekend, Omer Karel DeLaey, website: . Pieter Bruegel de Oude, Boerenbruiloft, 1568, Wenen, Kunsthistorisch Museum. Fotograaf onbekend, Reimond Kimpe, website: . Fotograaf onbekend, Antoon Thiry, website: < http://hetvergetenboek.blogspot.com/2011_10_01_archive.html>. Kaft van Pallieter uit 1916, website: < http://blog.seniorennet.be/timmermans_fan/archief.php?ID=80>. Fotograaf onbekend, Felix Timmermans en Marieke, 1937 of 1938. Scan uit: Remoortere, van, J., Felix Timmermans. Mens, schrijver, schilder, tekenaar, Mercatorfonds, Antwerpen 1972, p. 289. Fotograaf onbekend, Felix Timmermans, omstreeks 1930-32. Scan uit: Remoortere, van, J., Felix Timmermans. Mens, schrijver, schilder, tekenaar, Mercatorfonds, Antwerpen 1972, p. 290. Fotograaf onbekend, Ernest Claes, website: . Pentekening van Felix Timmermans, De molen van Fransoo. Scan uit: Vercammen, L., Vijftig jaar Pallieter, Uitgeverij Heideland, Hasselt 1966, p. 166. Fotograaf onbekend, De Gasthuismolen achter de Nete, die model heeft gestaan voor 'de molen van Fransoo'. Scan uit: Vercammen, L., Vijftig jaar Pallieter, Uitgeverij Heideland, Hasselt 1966, p. 167. Illustratie bij hoofdstuk vier De hof, en de brief van Charlot in Pallieter, website: . Jaap Oudes voor de ezel waar zowel hij en vader Dirk op werkten. Scan van: Noordhollands Dagblad, 25 januari 1996, fotograaf Joop Boek. Sint-Baafskathedraal in Gent, fotograaf onbekend, datum opname onbekend, website: . Detail tekening, Jaap Oudes, Sint-Baafskathedraal te Gent in België, 10 mei 1963, foto auteur. Roman Anna-Marie van Felix Timmermans (1921), website: .
47. Kasteel Gestelhof – Lanietdale in Gestel, België, foto: Henny van Belkom, website: . 48. Wapen van Hoorn, website: . 49. Oude molen van Knokke, website: . 50. Lierse reus Goliath, website: . 51. Lierse reuzin De Koningin, website: . 52. Briekenmolen van Wervik, website: . 53. Smedenpoort in Brugge, website: . 54. Huppelpaardjes uit de Lierse reuzentrein, gemaakt in 1928, in bezit van Stadsarchief Lier, website: . 55. Suskewiet en de raaf, Jaap Oudes, 12 november 1943) 56. Zoutekerkje, deel van Dominicanenkerk in Knokke, website: . 57. Dirk Oudes, Blauw en rood paard, datum onbekend,Stichting Dirk en Jaap Oudes, website: . 58. Jaap Oudes, Begrafenis in West-Friesland, datum onbekend, Stichting Dirk en Jaap Oudes, website: . 59. Ben van Noordwijk, vriend van Jaap Oudes, screenshot uit DVD Jaap Oudes, 2006, Stichting Dirk en Jaap Oudes. 60. George Tahon, vriend van Jaap Oudes, screenshot uit DVD Jaap Oudes, 2006, Stichting Dirk en Jaap Oudes.
53