Links Vlaams-nationaal maandblad
22ste jaargang nr. 197 - mei 2014. Afgiftekantoor: Brussel 1 / € 3 v.u. Christian Dutoit , Drukpersstraat 20, 1000 Brussel
COLOFON
Inhoud
MEERVOUD is een uitgave van Meervoud v.z.w. De ondertekende artikels vallen onder verantwoordelijkheid van de auteur(s).
Ten geleide Redactioneel
Redactie-adres: Drukpersstraat 20, 1000 Brussel. Tel.: 0475/27 46 22
Mireille Leduc Jef Turf Wallonië: solidariteitsplan Wallonië: Rik Van Cauwelaert Wallonië: relance? Wallonië: geldtransfers Wallonië: taal Euro-Brussel kroniek Kort genoteerd Bedenkelijke bedenkingen Overpeinzingen
Internet:
[email protected]
Hoofdredacteur: Christian Dutoit. Voorzitter Raad van Bestuur vzw Meervoud: Bernard Daelemanst. Erevoorzitter: G. Orbie Medewerkers: Ludo Abicht, Jan Cauwenberghs, Rudi Coel, Bernard Daelemans, Dirk De Haes, Kevin De Laet, Jari Demeulemeester, Johan Denys, Miel Dullaert, Frederik Durant, Christian Dutoit, Onno P. Falkena, Derwich M. Ferho, Mireille Leduc, Frans Maes, André Monteyne, Maxime Nys, Geert Orbie, Peter Plas, Jef Turf, Roel Van Booitshoecke, Nico Van Campenhout, Luc Van den Weygaert, Jan Van Ormelingen, Joost Vandommele, Roeland Van Walleghem.
Administratie en abonnementendienst: Peter Plas, tel. 02/466 72 68. Een jaarabonnement (10 nummers) kost ! 30. Steunabonnement of buitenland: ! 50, te storten op rekening nr 001-2384501-26. Buitenlanders kunnen hun abonneegeld gratis naar onze rekening overschrijven via een IBAN- nummer: BIC GEBABEBB/IBAN BE59 0012 3845 0126
Links en Vlaams-nationaal
2 3
BINNENLAND 4 5 6 10 14 16 19 21 24 27 28
BUITENLAND Mark Grammens Volkeren in beweging Oekraïne
30 31 34
DIVERSE Boekenrubriek Het Goede Leven Restaurant Het hart gelucht
36 40 42 43
Vandaag wordt vaak beweerd dat de links-rechts tegenstelling niet meer relevant is. En dat terwijl hele landen en volkeren de gevolgen van de financiële crisis aan den lijve ondervinden. De financiële mondialisering en deregulering heeft geleid tot onverantwoorde speculatie met het spaargeld van de burgers. Achtereenvolgens hebben de zogenaamde ZuidOost-Aziatische ‘tijgers’, Mexico, Argentinië en Rusland de verwoestende gevolgen mogen ondervinden van de ‘nieuwe wereldorde’ die is ontstaan sinds men het kapitalisme de vrije teugels heeft gegeven op de internationale geldmarkten. De jongste jaren zijn WestEuropa en ook ons land (Vlaanderen/België) aan de beurt. De welvaartstaat staat onder grote druk en de bange vraag rijst of die nog te redden valt. Voor Meervoud is het duidelijk dat ons sociaal stelsel, dat overal in Europa opgebouwd werd binnen het kader van de natiestaat, alleen kan gered worden door de soevereiniteit van de staten te herstellen. Herregulering is enkel mogelijk op de schaal van de natiestaat. Op dat niveau is een democratie werkbaar. De Europese samenwerking, voor zover die al ooit is bedoeld geweest voor iets anders dan het dienen van de belangen van de grootindustrie, is doorgeschoten sinds het verdrag van Maastricht, waar het onzalige idee van de euro is doorgedrukt. Hoe meer het politiek establishment zich verzet tegen de heropstanding van de naties, hoe gevaarlijker de spanningen dreigen op te lopen. Het is overduidelijk dat een waarlijk linkse - dit is antikapitalistische - agenda, samenvalt met de beweging voor herstel van de nationale soevereiniteit. Voor Vlaanderen betekent dit vanzelfsprekend niet de terugkeer naar een ‘Belgique de papa’, maar de steeds verdere emancipatie van Vlaanderen en de voleinding van het proces van Vlaamse natievorming. Ook de uitputting van de natuurlijke hulpbronnen, het energieprobleem en andere ecologische vraagstukken smeken om een antwoord. Dat begrippen als ‘links’ en ‘rechts’ vandaag voor sommigen irrelevant lijken, heeft ermee te maken dat de traditionele linkerzijde met zowel de sociaaldemocratie als de christendemocratie én de respectieve vakbonden zich in belangrijke mate hebben ingeschreven in de kapitalistische agenda, in naam van een verkeerd begrepen ‘internationalisme’ dan wel in functie van partijdige belangen. Een niet onbelangrijk nevengevolg van de ‘internationalisering’ is de haast ongecontroleerde migratie die is op gang gekomen en nog steeds blijft aanhouden. Grote cohortes ongeschoolde immigranten uit vreemde culturen vestigen zich ten onzent. Zij geraken niet aan de bak in onze geavanceerde diensten- en kenniseconomie en nestelen zich dan maar in het sociaal vangnet dat daar niet op berekend noch voor bedoeld is. Zij brengen ook een militante godsdienst binnen die wars is van de seculariseringsgedachte. De samenlevingsproblemen die daaruit voortvloeien waren dan ook onvermijdelijk. Meervoud is twee decennia geleden gestart onder het gesternte van ‘Vlaanderen tegen racisme’, maar is nooit deelachtig geweest aan de zogeheten multiculturele ideologie. Racistische gevoelens kunnen nooit een antwoord bieden op de problemen die er zijn, maar men kan begrijpen dat de bevolking zijn heil zoekt bij politieke stromingen die de vinger op de wonde leggen. Intussen begint de bevolking ook het bredere plaatje te zien van de ontsporingen van het kapitalistische systeem. Het idee begint te rijpen dat we alleen weer greep kunnen krijgen op de gebeurtenissen door het herstel van de soevereiniteit, dat wil zeggen van onze democratie op het niveau van de natie. Meervoud wil zijn steentje bijdragen tot deze bewustwording.
Mark Grammens over het Franse doemdenken : lees op pagina 30
2 - Meervoud nr. 197 - mei 2014
REDACTIONEEL
‘Omstreden’ verkiezingen Meervoud is een maandelijks foliant dat graag reflecteert op de politieke gebeurtenissen in binnen- en buitenland. Stemadviezen geven wij niet, omdat we er van uitgaan dat onze abonnees geen boodschap hebben aan vermanende vingertjes of politiek correcte voorschriften. Daarom ook dat dit nummer vooral aandacht besteedt aan het buitenland, zij het dan ons wellicht en hopelijk toekomstige buurland Wallonië. Door een georganiseerd toeval vallen federale, gewestelijke en Europese verkiezingen samen. Dat die Europese verkiezingen iets onwezenlijks hebben, zou iedereen moeten beseffen. In andere EU-lidstaten gaat het enkel over ‘Europa’, maar daar valt weinig enthousiasme vast te stellen. Omdat er nu eenmaal stemplicht bestaat in deze staat, wordt ‘Europa’ er bijgenomen. Maar de kiezers zijn niet zo dom dat ze niet zouden beseffen dat dit Europees gedoe complete larie is. In Nederland, waar deze verkiezingen niet samenvallen met andere, noemt men het onomwonden ‘omstreden’ verkiezingen. De niet zo populaire Europese Commissie liet een peiling uitvoeren door een gereputeerd onderzoeksbureau TNS Opinion in heel Europa om het vertrouwen in de EU te peilen. Op de vraag of mensen de EU als institutie vertrouwen, zei in 2007 nog 57 percent ja. In 2013 was dat gezakt naar slechts 31 procent. Dat spreekt. Thans siddert en beeft men in behoudsgezinde Eurofiele kringen over het resultaat van de EU-verkiezingen, en helemaal onterecht is dat niet. De establishmentpartijen en iedereen die profijt haalt bij het status quo verwijten eurosceptici dat ze achterlijk, voorbijgestreefd, oubollig nationalistisch of xenofoob zijn. Dit is goedkoop en onwaar. Europese samenwerking is belangrijk, maar daarvoor hoeven we onze soevereiniteit niet in de uitverkoop te zetten. En een ‘sociaal’ Europa? Laten we even ernstig blijven, en luisteren naar bijvoorbeeld vrachtwagenchauffeurs, die niet meer opkunnen tegen de concurrentie uit Oost-Eurpa. Zelfs de Polen worden nu verdrongen door Roemenen en Bulgaren, die rijden voor 2 euro per uur. De slavernij komt terug, dank zij de EU. Groot-industriëlen en een aantal handige jongens worden steenrijk, dat wel. Er is een groeiende eurosceptische stroming in Europa. Politiek correcte inktkoelies hebben allerlei epitheta om deze lui te omschrijven als populisten, en dan gebruiken we nog een beleefde term. Dit klopt langs geen kanten. Het klopt dat een aantal extreem rechtse groeperingen de anti EU-gevoelens overnemen, maar dat kunnen ze enkel omdat daar een publiek voor is. Immers, de architectuur van de Europese Unie bemoeilijkt oplossingen voor bestaande problemen. Dat blijkt uit de ervaringen met bijvoorbeeld het spoor (Fyra!) en de Post. In Nederland zal een Geert Wilders daar zijn profijt uit halen, hoewel hij ons niet echt kan bekoren. In Frankrijk lijkt het Front National van Marine Le Pen de grootste partij te worden. Raar maar waar, een commentaar uit de (linkse) De Volkskrant (14 mei): “In economisch opzicht is het Front National onder Marine Le Pen sterk naar links opgeschoven, net als andere populistische partijen in Europa. Een groot deel van de Europese standpunten van het FN zou moeiteloos uit een pamflet van antiglobalisten gehaald kunnen zijn.” De EU, tot slaaf gemaakt door haar schuld en haar euro, is een instrument in dienst van een ultraliberale ideologie van globalisering en van belangen van de financiële sector. Meer kunnen we daar niet over zeggen, en onze abonnees weten zeker wat we bedoelen. Christian DUTOIT
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 3
STANDPUNT
Computerspelletjes ____________________________________________ De Vlaamse media hebben een nieuw spelletje ontdekt. De rekenbladeren op hun computers kunnen ook helpen om wat bladzijden te vullen. Ze berekenen de effecten van de verkiezingsprogramma’s op uw portefeuille. In andere landen zijn er heel ernstige onpartijdige instellingen die zich daarmee bezig houden. In onze democratische modelstaat is dat echter een beetje moeilijk. Ernstige instellingen zijn er misschien, maar onpartijdig kan je die niet noemen. De eigenaars van deze staat hebben die netjes volgepropt met hun creaturen. En van die creaturen mag je veel verwachten, maar niet dat ze hun leenheren afvallig worden. Daarom blijft een dergelijke studie ons bespaard. Waarschijnlijk zou een dergelijk rapport wens even betrouwbaar zijn als regeringscijfers over openbare financiën. Hoogst toevallig blijkt telkens dat ze toch wat te positief waren, en dat een en ander een wat te roze kleur had. Maar dat is natuurlijk enkel omdat er een wat andere interpretatie was. Maar goed, de Vlaamse kranten nemen die taak over. Hoeveel kosten die verkiezingsbeloftes je? Of beter nog, wie belooft jou persoonlijk wat? Verschrikkelijk leuk allemaal. Even leuk als een computerspelletje. En het levert je net even veel op. Van een computerspelletje heb je misschien wat plezier, Of kan je nog iets opsteken. Die berekeningen zijn echter even veel waard als de programma’s waar ze op steunen. En dat is maar bitter weinig. Voor de verkiezingen gaan de partijen immers bijzonder prat op hun mooi programma. Erna zoeken ze vol enthousiasme naar uitvluchten om die glanzende bundels zo vlug mogelijk naar het containerpark te zenden. Meer zelfs: een partij die het waagt zich zijn eigen programma te herinneren krijgt banbliksems over zich. Stel je voor: die wil zijn beloftes niet inslikken, daar kan je geen zaken mee doen. Als je wil aan de bak komen, moet je een heel kort geheugen bewijzen. En er nadien nog fier op zijn ook. Een spoor van partijprogramma’s mag je al ver gaan zoeken in een regeerprogramma. Wat de dames en heren regeerders er dan nog van terecht brengen, heeft ook maar in de verte iets te maken met dat regeerprogramma. Er zijn immers bijzondere onvoorzienbare omstandigheden, zoals dat heet. En dus mogen we onze voeten vegen aan wat we gepland hebben. Dat was maar om te lachen. En vooral, omdat we toch iets moesten schrijven om de anderen buiten te houden. Regeringsmaatregelen (optimisten spreken over ‘beleid’) hebben dus maar bitter weinig te maken met wat de partijen zo allemaal beloofd hebben. Voor wie er aan twijfelt: je mag in
4 - Meervoud nr. 197 - mei 2014
programma’s van regeringspartijen gaan zoeken naar de resem belastingsverhogingen die we de voorbije jaren in onze magen gesplitst kregen. Je mag ook zoeken wie ons geknoei met de indexering beloofde. Of de verhoging van de prijs van de dienstencheques. Maar we hebben mooie voorbeelden in Europa. De anderen doen het ook. En ze krijgen evenveel applaus. Natuurlijk, de spelletjes van onze media zijn nog leuker. Niet alleen doen ze de brave burger geloven dat die verkiezingsprogramma’s er iets toe doen. Nog erger: ze doen ons geloven dat de Vlaamse partijen ook maar iets in de pap te brokken hebben. Een franstalige vice-premier wist het wel beter. Hij bazuinde het ook uit, hij kon er immers fier op zijn. De Vlamingen draaiden op voor de rekening. De Vlaamse ja-knikkers, zij zaten erbij, en deden hun traditionele job. Geen computer voor nodig. Mireille LEDUC
ACTUEEL
Stemadvies ____________________________________________ Regelmatig krijg ik vragen om stemadvies. Ze komen uit verschillende hoeken. Recent was er iemand die bekend staat om zijn blauw verleden, die mij opbelde om stemadvies. Voor hem was de ‘Open VLD’ niet langer zijn ding, omdat hij niet kon leven met de corruptie, onder meer van Verhofstadt. Ik geef geen stemadvies. Iedereen moet voor zichzelf uitmaken wie in hij in één van de parlementen wil zien verschijnen (Ook al beseft hij dat zijn stem weinig of geen verhaal heeft tegen het leger van lobbyisten en tegen de partijmensen die de touwtjes in handen hebben van de media) Wat de Open VLD betreft: is het niet om te gieren dat zij weer op de proppen komen met een belofte voor een aanzienlijke belastingvermindering? Zij doen dit bij elke verkiezingen, en nadien verhogen regeringen met liberalen systematisch de belastingsdruk! Ik zeg altijd dat ik zeker weet voor wie ik NIET stem. Dat is om te beginnen voor alle partijen die medeplichtig zijn aan de laatste staatshervorming, waar een veel te zware prijs betaald werd voor de splitsing van BHV. Bovendien zijn zij verantwoordelijk voor het beleid van de regering Di Rupo, een overwegend Franstalige regering, waardoor de armoe en de werkloosheid toenam, die miljarden cadeau gaf aan de banken,die geen oplossing wist te geven aan het probleem van de immigratie en van de Islamdreiging, terwijl er evenmin een afdoend antwoord werd gegeven op de vraag
Di Rupo: kan voor Vlaanderen geen mooi palmares voorleggen
naar Vlaamse autonomie. En die niet in staat was ons land kernwapenvrij te maken! Wat met de andere partijen? Ik kan als overtuigd democraat mijn stem niet geven aan een racistisch uiterst rechts. Daarover bestaat geen twijfel. Met de PVDA liggen de zaken anders, maar toch geef ik geen stemadvies
voor deze partij, omwille van haar verstokt belgicisme en ook omdat ik niet helemaal gerust gesteld ben door de –nochtans interessante- koerswijziging van de laatste jaren. En de N-VA? Deze partij heeft mijn vertrouwen voor wat de toekomst van het Belgisch staatsbestel betreft, maar waarom volgt zij op sociaal-economisch vlak de herauten van het neoliberalisme, met als gevolg nog meer miserie voor vele Vlamingen? De partij waarvoor ik ongeremd zou stemmen, is een partij die èn inzake Vlaamse autonomie en ook inzake een modern sociaal beleid een progressief standpunt zou verdedigen. Helaas: die partij bestaat niet. Sommigen zullen daarom blanco stemmen of op 25 mei een uitstap doen in plaats van te gaan stemmen. Maar dat kan ik ook niet aanbevelen: stemrecht heeft uiteindelijk teveel belang om het niet te gebruiken. Mijn stem zal dus het gevolg zijn van de afweging tussen alle verschillende elementen. Iedereen moet dat voor zichzelf uitmaken. Zoals gezegd :Ik geef geen stemadvies. Ikzelf stem voorwaardelijk N-VA. Jef TURF
Verhofstadt: corrupt tot op het bot
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 5
OMSLAG : WALLONIË
Een Vlaams solidariteitsplan voor Wallonië ____________________________________________ Zestien jaar geleden bracht Meervoud een bijzondere editie uit, waarin we pleitten voor ‘een Vlaams Marshallplan voor Wallonië’. Het betrof een essay van Antoon Roosens, waarin die een cijfermatige schets bracht van de sociaal-economische neergang van Wallonië in de periode 1957-1993, gekoppeld aan een analyse van de toenmalige communautaire patstelling. Wallonië hield vast aan het status quo, en in Vlaanderen was de frustratie groot, onder meer over de financiële transfers. Roosens meende dat die patstelling alleen kon worden doorbroken als Vlaanderen bereid zou zijn om – buiten het Belgisch staatsverband om – Wallonië uit het economische slop te helpen via investeringskapitalen, die de omvang mochten aannemen van een heus ‘Marshallplan’. Die investeringskredieten zouden dan in de plaats komen van de ‘solidariteit op zijn Belgisch’, de bekende scheeftrekkingen in de verdeling van federale middelen via de financieringswet en de sociale zekerheid. Slechts op die manier zou de patstelling kunnen worden doorbroken, zou Vlaanderen eindelijk de bevoegdheden in handen kunnen krijgen om zijn eigen sociaal-economisch beleid kunnen voeren, terwijl Wallonië dan niet langer zou afhankelijk zijn van het bijstandsregime van de Belgische staat. Dit alles zou zijn beslag moeten krijgen in een “van regering tot regering genegocieerde en internationaal bindende conventie. Het huidige grondwettelijke kader biedt daartoe reeds de nodige ruimte. Uit de aard zelf zal deze overeenkomst gepaard gaan met een vreedzame, constitutionele scheiding van Vlaanderen en Wallonië. Want België verliest, in die context, elke betekenis en waarde voor Wallonië.” Het is opvallend dat Roosens zich in die Visionaire tekst zeer positief uitliet over de Waalse politieke klasse. Hij noemde de houding van de Walen, die met hand en tand vasthouden aan het status quo politiek legitiem. Hij bewonderde de Waalse politici omdat ze zich hebben geïdentificeerd met hun eigen volk. “Wanneer Wallonië het ‘federale’ Belgische status-quo verdedigt, is dat geenszins uit liefde voor België, maar uit welbegrepen eigenbelang: Wallonië eerst!” Ronduit cassant was hij voor de Vlaamse politiek, die hij een totaal gebrek aan doorzicht en politieke maturiteit verweet. “Indien België zolang overeind blijft is dat niet dank zij de Waalse liefde, maar dank zij de Vlaamse politieke onvolwassenheid. Er bestaat in Vlaanderen geen enkele politieke partij – ook niet het Vlaams Blok – die een Vlaamse staatsvisie heeft ontwikkeld, die zich een coherent beeld heeft gevormd van de economische sociale en algmeen maatschappelijke krachtlijnen van een zelfstandig Vlaanderen, en vooral, van een strategie die tot deze zelfstandigheid zou moeten leiden.”
6 - Meervoud nr. 197 - mei 2014
Vlaanderen en de Vlaamse beweging lieten zich kennen door een hooghartig misprijzen voor dat ‘failliete Wallonië’, dat leefde op de kosten van een welvarend en werkzaam Vlaanderen. Op die manier liet het zich dan ook makkelijk brandmerken als ‘egoïstisch en bekrompen nationalistisch’. Roosens zou Roosens niet zijn geweest, mocht hij zijn politieke conclusies niet hebben laten voorafgaan door grondig studiewerk omtrent de sociaal-economische ‘harde feiten’. Aan de hand van de cijfers toonde hij aan hoe de Waalse economie tussen 1957 en 1993 volledig instortte. In 1957 was Wallonië nog een kolossale industriële macht, met 74% van de bevolking werkzaam in de nijverheid (vooral kolen en staal, het gros van die ondernemingen onder beheer van de Société Générale). Dat is een graad van industrialisering
die nooit ergens ter wereld werd overtroffen. Maar Wallonië miste de boot van de innovaties. Petroleum en atoomenergie kwamen in de plaats van steenkolen, ijzer en staal werden vervangen door kunststoffen en andere nieuwe metalen. Van mechanische metaalconstructie ging men over op elektrische en elektronische constructie. Over vijftien jaar kromp de industriële werkgelegenheid met 24% , doordat in de kolen en staalnijverheid tegen 1973 106.428 banen waren verdwenen. Maar dit verlies werd in Wallonië – in tegenstelling tot andere industrielanden, en meer bepaald ook tot Vlaanderen - niet gecompenseerd door een aangroei in andere nijverheidssectoren. Wel kwamen er vele nieuwe jobs in de dienstensector. Maar ook daar weer zien we een anomalie: de aangroei van de dienstensector situeerde zich hoofdzakelijk in de openbare sector (onderwijs, gezondheidszorg en andere door de staat gefinancierde activiteiten). Na 1973 zette de Waalse neergang zich verder door. Nieuwe technologische ontwikkelingen (informatica, telecommunicatie) leidden tot sterk doorgedreven automatisering. Bij een verhoogde productiviteit slonk de tewerkstelling nog verder in de industrie. In 1993 behield Wallonië nog 20,49% tewerkstelling in de nijverheid (tegen 74% 36 jaar voordien). De dienstensector breidde zich verder uit, maar weerom vooral doordat het overheidsapparaat in Wallonië verder aangroeide: in 1993 werkten 41,46% van alle Waalse loontrekkenden in overheidsdienst. Globaal kende Wallonië een vermindering van werkgelegenheid met 18.402 arbeidsplaatsen. We kunnen dus spreken van een economische regressie. Hoe valt het dan te verklaren dat de Waalse economie geen reconversie heeft gekend zoals elders wel is gebeurd? Roosens legt de schuld daarvoor bij het Belgisch establish-
ment. “Het Belgisch kapitaal steunde, sinds 1830, nagenoeg uitsluitend op de Waalse basisindustrie. In combinatie met de koloniale exploitatie van de Congolese grondstoffen, vormde deze industrie gedurende anderhalve eeuw een fenomenale basis van kapitaalsaccumulatie. De holdings zijn dan ook nooit geïnteresseerd geweest in onderzoek en de investering in nieuwe technologieën. Toen het tij keerde, en de Amerikaanse en Duitse Multinationals eerst Vlaanderen en daarna de wereld veroverden met hun nieuwe producties en technieken, hebben de Belgische holdings op geen enkel moment geprobeerd hun, nochtans reusachtige kapitalen te heroriënteren naar deze nieuwe nijverheidstakken. Zij gooiden onmiddellijk de spons in de ring, en zij hadden enkel belangstelling en energie voor reddingsoperaties van hun eigen vermogen. Zij hebben de Belgische staat gebruikt om duizenden miljarden aan belastingsgelden te spenderen teneinde de sociale gevolgen van de liquidatie van hun industrieel imperium te ondervangen. Daarna hebben zij zich teruggeplooid – “avec armes et bagages”, als een leger in ordelijke terugtocht – onder de velugels van het Frans financieel kapitaal. De overname van de Société Générale door Suez was het einde van de Belgische bourgeoisie… en het begin van het einde van de Belgische staat.” Om een sociaal bloedbad te vermijden, heeft de Waalse politieke klasse er zich op toegelegd om vooral via de overheid aan jobcreatie te doen. Daartoe werden de verdeelsleutels van de federale middelen ter financiering van gewesten en gemeenschappen in het voordeel van Wallonië en de Franse Gemeenschap scheefgetrokken. Ook de federale diensten die in Wallonië zijn gevestigd, kregen meer middelen en personeel. Roosens schatte dat Wallonië zowat 10% van de beroepsbevolking in diensten stopte waarvoor niemand in Wallonië betaalde. Via het ‘federale’ België betaalde Vlaanderen de rekening. Dan nog bleef de activiteitsgraad van Wallonië met 5% ten achter op Vlaanderen. Dat verschil werd dan gefinancierd door de beruchte transfers in de sociale zekerheid. Deze ‘solidariteit op zijn Belgisch’ was echter niet efficiënt! Wallonië werd, “door het zogenaamd federale België kunstmatig in leven gehouden door de in dit systeem ingebouwde fiscale en sociale transfers. Vallen deze transfers weg, dan wordt Wallonië niet alleen een economisch rampgebied, maar bovendien ook nog een sociaal kerkhof. Dit, en niets anders is de oorzaak van het ‘communautair’ dovemansgesprek tussen Vlaanderen en Wallonië. Economisch is Wallonië nochtans niet gebaat bij deze transfers, hoe paradoxaal dit ook moge klinken. Het krijgt hulp toegestopt – veel hulp! – maar in de vorm van vernederende en inefficiënte ‘aalmoezen’ aan zijn sociaal noodlijdenden. Dezen worden
Antoon Roosens: solidariteit, maar niet ‘op zijn Belgisch’
hierdoor vastgepind, hetzij in overtollige en economisch schadelijke diensten, hetzij in een permanente passieve afhankelijkheid. Een voortdurende aderlating voor de Waalse (en Vlaamse) economie.” Vandaar dat Roosens zijn idee formuleerde om een ‘Vlaams marshallplan’ te lanceren vanuit de Vlaamse regering. Een dergelijk economisch investeringsprogramma zou in de plaats komen van het huidige ontransparante transfersysteem. Financieel kan Vlaanderen dit perfect aan. Het zou nauwelijks meer hoeven te kosten dan de huidige ‘federale’ geldtransfers. “De winst voor Vlaanderen is indirect, maar reëel. Zij bestaat in de mogelijkheid, die aldus aan Vlaanderen wordt aangeboden, om eindelijk een zelfstandige politiek te voeren van tewerkstelling en economische groei, aangepast aan zijn specifieke economische structuur en culturele geaardheid, die grondig verschillen van de Waalse. En de Vlaamse economie kan er slechts baat bij hebben dat, aan haar zuidergrens, en binnen haar natuurlijk economisch hinterland een nieuwe krachtige groeipool tot ontwikkeling zou komen.” De grote uitdaging zag Roosens bij de Vlaamse economische, culturele en politieke middens “die snel de daartoe vereiste, geestelijke reconversie zouden moeten doormaken. In die middens moet een nieuw leidende elite groeien, die duidelijk gestalte geeft aan het Vlaams algemeen belang, en die zich ondubbelzinnig identificeert met de Vlaamse natie. Ja, ook hier ‘Vlaanderen eerst’. Met open hand naar het Waalse volk”.
Toen Meervoud in 1998 met het ‘Marshallplan’ uitpakte waren de grote politieke stromingen weinig of niet geïnteresseerd om dit debat aan te gaan. Alleen met de niet-partijpolitieke Vlaamse én Waalse beweging kwam het tot een begin van dialoog. Maar die kende een verschillend verloop. De bestuurders van het Institut Jules Destrée voelden wel sympathie voor het initiatief. Meervoud werd in Namen hartelijk onthaald. In besloten kring was er grote instemming te noteren over de inzichten die spraken uit de tekst van Roosens. Maar wanneer er op een publiek forum werd gedebatteerd, kwamen allerlei reserves op de proppen. Directeur Philippe Destatte vond de naam van het Vlaamse Marshallplan hoogst ongelukkig gekozen. De verwijzing naar het na-oorlogse Amerikaanse hulpplan voor Europa riep immers allerlei imperialistische connotaties op. (O, ironie, enkele jaren later kwam de Waalse regering zelf met die verguisde term op de proppen om zijn economisch relanceplan aan te duiden). Verder leek het Institut Destrée helemaal in de ban van het beleid van de Waalse regering. De economische toestand, door Roosens beschreven, was helemaal niet zo rampzalig. Allerlei succesjes in Waals-Brabant, de spin-off van de universiteit van Louvain-La-Neuve, gaven aan dat Wallonië wel degelijk economisch overeind aan het krabbelen was. In plaats van de discussie over het Vlaamse solidariteitsplan te voeren, kwam er ook kritiek op de Vlaamse houding tegenover Brussel, door Vlaanderen zowaar tot hoofdstad uitgeroepen. (In besloten kring hadden diezelfde Destatte en zijn medestanders de grootste moeite om hun afkeer van Franstalig Brussel te verbergen, maar op het publieke forum ontpopten ze zich tot feitelijke bondgenoten). Meervoud bleef met het idee achter dat het door de Waalse overheid gesubsidieerde Institut helemaal was ingekapseld door de Waalse regering, en nauwelijks marge had om buiten de lijntjes te kleuren. Bij de Vlaamse beweging vonden we meer gehoor. De Vlaamse Volksbeweging organiseerde debatten en Antoon Roosens kon zijn zienswijze herhaaldelijk aan de man brengen. Dit leidde niet meteen tot een overname van het plan, maar het wijzigde op termijn toch het heersende discours binnen de Vlaamse beweging over de transfers. De VVB is niet tegen solidariteit met Wallonië op voorwaarde dat die transparant en doelmatig is. Ook het Aktiekomitee Vlaamse Sociale Zekerheid is niet per sé tegen transfers gekant. Het idee om een soort ‘Vlaamse investeringsmaatschappij’ voor Wallonië op te richten vond ook hier en daar in de Vlaamse beweging wel instemming, maar dat was toch weer niet precies wat Roosens had bedoeld. Het Ijzerbedevaartkomitee van zijn kant nam wel een passage over het Roosensplan in zijn discours op.
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 7
enkele schroom om zich garant te stellen voor de ‘Franstalige belangen’. Inmiddels heeft MR-vicepremier Reynders zich nog achteloos laten ontvallen dat hij verzet tegen de ‘pestbelastingen’, uitgevaardigd door zijn regering niet zinvol vond, voor zover het Vlamingen zijn die ervoor moeten opdraaien.
Hendrik Bogaert: alles behalve een ‘straffe’ Hendrik
Partijpolitiek gebeurde er niets mee. Het VB stond weigerachtig tegenover het idee. En de Volksunie was in die periode zowat herleid tot politieke folklore. Binnen de CD&V heeft kamerlid en financiën-specialist Hendrik Bogaert op een bepaald moment een ballonnetje opgelaten dat sterk in de richting ging van wat Roosens met zijn plan beoogde. Maar meteen ging het VB steigeren en ook door zijn CD&V-medestanders werd Bogaert meteen neergesabeld. Amper een dag nadat hij het idee de wereld had ingestuurd was ‘straffe Hendrik’ al niet meer bereikbaar voor commentaar. Waar staan we vandaag met het idee van een Vlaams solidariteitsplan voor Wallonië? Blijven de uitgangspunten van Roosens nog overeind? Hoe staat het vandaag met de Waalse economie? En hoe staat het met het Vlaams staatsmanschap? Heeft het solidariteitsplan in de huidige context nog zin? En is het vandaag, in tegenstelling tot zestien jaar terug wél een haalbare kaart geworden?
heel anders uitziet. De traditionele partijen zijn verschrompeld tot een stuk minder dan de helft van het electoraat, terwijl de V-partijen op het punt staan de kaap van 40% te overschrijden. Alleen al het ingeburgerde gebruik om deze politieke partijen als ‘V-partijen’ aan te duiden, is een indicatie dat er vandaag wel degelijk een hele sector van de politiek zich in de eerste plaats met Vlaanderen identificeert. Er gaapt nog steeds een kloof met Wallonië, waar álle partijen, met de Belgische premier op kop, zich in de allereerste plaats (om niet te zegen: enkel en alleen) voor de Waalsfrancofone belangen opkomen. Vóór de verkiezingen van 2010 was het al van “La Belgique nous appartient”, en op jongste 1 meimanifestatie, voelde premier Di Rupo geen
We zijn geneigd te antwoorden dat het plan weinig of niets van zijn relevantie heeft verloren. In een bijdrage elders in dit blad kunt u lezen dat het impact van het Marshallplan van de Waalse regering eerder beperkt is. Het mag dan al zo zijn dat de Waalse economie bescheiden tekenen van heropleving vertoont, toch blijft de historische achterstand van Wallonië ten opzichte van Vlaanderen grosso modo intact. Zo gezien kan Wallonië wel degelijk investeringskapitaal gebruiken voor een grondige economische relance. Anderzijds is het onmiskenbaar zo dat de electorale kaart van Vlaanderen er vandaag
8 - Meervoud nr. 197 - mei 2014
N-VA: vraagt offers
In Wallonië is er niets veranderd, in Vlaanderen des te meer. Vormt de N-VA de politieke incarnatie van de “nieuwe, leidende elite, die duidelijk gestalte geeft aan het Vlaams meen belang, en die zich ondubbelzinnig identificeert met de Vlaamse natie”, zoals Toon Roosens schreef? Heeft die partij “een Vlaamse staatsvisie ontwikkeld, zich een coherent beeld gevormd van de economische, sociale en algemeen maatschappelijke krachtlijnen van een zelfstandig Vlaanderen”? Het minste wat men kan zeggen is dat de N-VA met zijn institutioneel en sociaal-economisch congres van februari dit jaar, daartoe een indrukwekkende poging heeft ondernomen. Het is waar dat we met Meervoud kritische kanttekeningen plaatsen bij de sterk liberale inslag van de N-VA-visie, maar een visie zit er zeker achter, en de partij heeft ook het risico durven nemen alle cijfermatige implicaties van hun concrete actieplannen vrij te geven. De partij appelleert aan de bevolking met de boodschap dat offers moeten worden gebracht om de welvaart en sociale bescherming op termijn veilig te stellen. Uit de berichtgeving over hun congres van de krant Le Soir, niet meteen de beste vrienden van N-VA, bleek dat ze diep onder de indruk waren van het organisatorisch vermogen én van de politieke maturiteit van de partij. Anderzijds maakte de partij zeker geen vrienden bij het Vlaamse middenveld. De partij blijft inbeuken op het ACV, niet helemaal ten onrechte, met betrekking tot het ARCO-dos-
sier, maar ook de standpunten in verband met de index-ontkoppeling, de inzichten in verband met loonvorming, tal van maatregelen die de partij voorstaat botsen radicaal met de verwachtingen van de arbeidersbeweging. Is het überhaupt mogelijk om tot een ‘staatsdragende visie’ te komen als men die sociale bewegingen uitdrukkelijk niet in de armen sluit, maar wel een resem donkerblauwe CEO’s in het parlement katapulteert? Enkele jaren terug (in januari 2008) interviewden we Bart De Wever onder meer aangaande het ‘Marshallplan’ van Meervoud. Diens antwoord luidde toen: “Het idee van Meervoud klinkt me als muziek in de oren. Het sluit ook aan bij ons programma, dat gericht is op de afbouw van de interpersoonlijke solidariteit en het begin van een solidariteitsmechanisme van gemeenschap tot gemeenschap.” In de partijcongresbesluiten van dit jaar vinden we inderdaad ook deze beginselen terug. In 2008 achtte De Wever de tijd nog niet gekomen voor een dergelijke fundamentele omslag. “In het paaldorp dat België heet is dit (de sociale zekerheid, red.) de laatste en de dikste pijler. Voor de Franstaligen is dit België. Zij belijden een schaamteloos centenpatriottisme. Ze hebben ons schaamteloos aangevallen toen we suggereerden dat een bevoegdheidsoverdracht kon gecompenseerd worden door een financiële injectie. Dat was een Judaskus van Leterme! Maar aan de onderhandelingstafel doen ze niets anders dan dat. Als er al iets overgeheveld wordt moet er altijd met federaal geld worden gesmeerd, liefst iets meer dan waar ze recht op hebben. Op het moment dat die paal verdwijnt is het gedaan met dit land, en zullen zij zelfs vragende partij zijn.” De Wever wees ook op het feit dat het draagvlak voor die omwenteling op dat moment nog niet voorhanden was, dat “helaas niet heel Vlaanderen nationalistisch is.”
Vlaamse primaire overschotten, zal het op eigen benen moeten staan. Dat is een zware taak want besparingen en afslankingen gaan niet meteen hand in hand met efficiëntiewinsten en herinvesteringsopbrengsten. Maar ze moet ooit aangevat worden. Dat kan en moet met de hulp van Vlaanderen. Het is duidelijk dat een overgangsperiode nodig is inzake de transfers. Al zou zelfs de handhaving van het hele bedrag van de transfers dat hier op 5,5 miljard wordt gehouden, niet volstaan om het tekort van Wallonië binnen de gebruikelijke EU-norm van 3% te brengen. Voor die overgangsperiode kunnen talloze scenario’s gehanteerd worden. Het scenario dat we hier hanteren als het sociaal meest aangewezen, is het integrale behoud van de transfers in de Sociale Zekerheid op 3,6 miljard euro gedurende vijf jaar. Om ze vervolgens gedurende tien jaar te verminderen met 10% per jaar. (…) Een andere maatregel die overwogen zou kunnen worden is het toestaan van een grote langetermijnlening van 10 tot 20 miljard door Vlaanderen aan Wallonië tegen een rente gelijk aan de rente die Vlaanderen in de financiële markten zou moeten betalen voor een dergelijke lening. Deze lening zou op die wijze geen effect hebben op het Vlaamse budget, wel op zijn schuldratio. De lening zou Wallonië niet alleen in staat stellen om de herstructurering van zijn economie te financieren, ze zou ook het effect van zijn lagere rating dan de rating van België en van Vlaanderen op zijn financieringslasten deels compenseren.” Staan we voor een kentering? Het is aan de Vlaamse kiezer om te beslissen of we op korte termijn naar een doorbraak gaan. Het Vkamp is in de afgelopen 16 jaar behoorlijk
Vandaag lezen we ook bij zakenman Remi Vermeiren een pleidooi voor Vlaams-Waalse solidariteit in het kader van een overgang naar een door Vermeiren gewenste Vlaamse onafhankelijkheid. De inspirator van het ‘Warandemanifest’ van enkele jaren geleden schrijft in zijn boek ‘België, de onmogelijke opdracht’ zaken die vrijwel gelijklopen met de analyse van Roosens van zestien jaar geleden. Vermeiren: “Het is duidelijk dat het zelfstandige Wallonië zowel zijn staatsapparaat moet afbouwen en rationaliseren, als zijn onderwijs verbeteren en zijn private sector aanmoedigen om via investeringen zijn arbeidsproductiviteit te verhogen en zijn arbeidsreserve aan te wenden. De voorlopige resultaten van het op zichzelf bescheiden Marshallplan zijn een aanzet daartoe. Een scheiding zal op Wallonië minstens gedeeltelijk een ‘Slovaaks’ effect hebben: losgemaakt van het infuus van de
gegroeid. Maar het Vlaamse middenveld van werknemersorganisaties en ziekenfondsen blijft zich vastklampen aan het status quo, zozeer zijn ze vergroeid met het staatsapparaat en de machtspartijen. De V-partijen van hun kant doen schijnbaar ook niet veel moeite om ze in het Vlaamse verhaal te betrekken. Met Meervoud blijven we er wel bij dat een solidariteitsplan met Wallonië onvermijdelijk deel uitmaakt van de oplossing van het Belgisch conflict. Als er een draagvlak komt voor een dergelijk plan, kan de splitsing van de sociale zekerheid gemakkelijk worden gelegitimeerd. In zijn boek ‘Sociale Zekerheid in alle staten’ (zie elders in deze Meervoud), schrijft professor Danny Pieters daar interessante zaken over. “We willen hier onderstrepen dat de bevoegdheidsverdelingsscenario’s die (in zijn boek) geschetst worden noch breken met de solidariteitsgedachte noch op een heimelijke wijze sociale vooruitgang tegenwerken. Wel integendeel! In bepaalde behoudende kringen, die de bevoegdheidsverdeling niet zien zitten, wordt herhaaldelijk gedweept met ‘argumenten’, als zou een bevoegdheidsoverdracht aan de deelstaten strijdig zijn met de fundamentele solidariteitsgedachte inherent aan de sociale zekerheid, of nog: als zou een deelstatelijke bevoegdheid inzake sociale zekerheid haast noodwendig leiden tot sociale afbraak of een ‘race to the bottom’. Deze argumenten worden echter naar onze mening niet onderbouwd. Elke solidariteit is begrensd. Binnen de solidariteitskring geldt de solidariteit, daarbuiten niet. Formeel bestaat er in België één solidariteitskring, maar zijn deze van werknemers, zelfstandigen en ambtenaren gescheiden. Solidariteit is steeds begrensd; wat wij voorstaan is deze begrenzing te laten samenvallen met de deelstaten, waarbij de professionele balkanisering alvast minder belangrijk zou worden. Is dit minder solidariteit? Het is een andere invulling ervan. Waarbij overigens het opzetten van macrosolidariteitssystemen tussen het sterke Vlaanderen en zwakkere Wallonië ook in Vlaanderen door niemand wordt uitgesloten…” Vroeg of laat komen we toch weer bij de inzichten van Antoon Roosens uit. Bernard DAELEMANS
Toon Roosens: nog steeds actueel
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 9
OMSLAG : WALLONIË / INTERVIEW
Rik Van Cauwelaert : “Het is de Generale die alles leeggeplunderd heeft en Wallonië heeft laten vallen” ____________________________________________ In de Vlaamse pers is de kritische belangstelling voor wat er in Wallonië leeft niet zo groot. Een opvallende uitzondering is Rik Van Cauwelaert, die tegenwoordig wekelijks in De Tijd zijn scherpzinnige en altijd degelijk onderbouwde achtergrondcommentaren schrijft over het Wetstraat gebeuren. Met zijn Wetstraatrubriek Paleis der Natie vult hij con brio het hiaat op dat daar na het vertrek van Marc De Weerdt was ontstaan. Van Cauwelaert confronteert het politieke wereldje met ongemakkelijke waarheden die onverbiddelijk zwart op wit zijn terug te vinden in officiële rapporten die de bewindvoerders liefst ergens in archiefruimte zouden stof laten vergaren. Bij alle dagjespolitiek zorgt Van Cauwelaert er wel voor dat we als lezer ook wat vernemen over echte maatschappelijke uitdagingen, zoals de betaalbaarheid van onze pensioenen of de financieringswet. Hij herinnert met de regelmaat van de klok aan het feit dat onze beleidsmakers heel wat soevereiniteit en macht hebben afgestaan aan de EU, en dat ze zichzelf hebben veroordeeld tot het uitvoeren wat in die cenakels is bedisseld. En, last but not least, Van Cauwelaert heeft een fijne neus voor heel wat communautaire gevoeligheden. Dan helpt het als je, zoals hij, over het muurtje van de taalgrens kijkt en ook daar je contacten hebt. De ideale man voor Meervoud om het over Wallonië te hebben. Kende u het ‘Vlaams marshallplan voor Wallonië’ van Antoon Roosens? Zeker wel. Ik heb het gisteren nog eens doorgelezen. Het is verbazend hoe actueel die tekst blijft na 16 jaar. De economische toestand van Wallonië is nauwelijks veranderd sindsdien. Je kan het tegenwoordig zelfs aflezen uit het jaarboek van de Nationale Bank. Sinds enige tijd publiceren die ook aparte gegevens per gewest. In de preambule bulkt het
van de vage algemeenheden, die tekst wordt dan ook 65 keer nagelezen en afgezwakt, verdoezeld tot er haast geen wetenswaardigheden meer in te lezen zijn, maar uit de tabellen, statistieken en grafieken komt de waarheid tevoorschijn. Sinds de tijd van Antoon Roosens zijn de verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië zeker niet verkleind maar eerder vergroot! Het is zonder meer een belangrijk essay.
Van Cauwelaert: Toestand is nauwelijks veranderd
10 - Meervoud nr. 197 - mei 2014
De tekst is dus niet door de feiten achterhaald. Maar vindt u het idee zelf van een solidariteitsplan van Vlaanderen voor Wallonië behartigenswaardig? In elk geval. Het is zeer juist wat hij zegt. Niemand betwist nog het bestaan van de transfers. Maar die transfers bestendigen het systeem van afhankelijkheid waarin Wallonië gevangen zit. Er is nu wel een heel bescheiden beleidswijziging gekomen. De Waalse regering lijkt zich te laten inspireren op het Franse model van ‘les poles de développement’. In bepaalde regio’s worden zeer gespecialiseerde bedrijven samengebracht. In het Noorden bijvoorbeeld al de bedrijven uit de distributiesector, ik geloof dat ook Colruyt daarbij betrokken is. In andere regio’s brengt men alles wat Higth Tech of farmaceutica aangaat bij elkaar. Zo worden er bedrijfsnetwerken opgezet waar ook de universiteiten en laboratoria bij betrokken worden. Iets dergelijks streeft ook de Waalse regering na. Tot op zekere hoogte lukt dat ook, vooral dan rond LouvainLa-Neuve. In het Luikse ontstaat er zo een pool rond de vlieghaven en het kanaal. Het is een nieuwe richting die het beleid bewandelt, maar zoals gezegd, het blijft erg bescheiden. Trouwens, vele initiatieven in Wallonië steu-
zich tijdens de gesprekken in Vollezele met Elio Di Rupo laten afschrikken. Di Rupo zei over de regionalistische stroming : “Ce sont des vieux monsieurs”. Hij deed het voorkomen dat het niets meer voorstelt. Terwijl die juist wel iets voorstellen, met name Anne Poutrain, de rechterhand van Di Rupo zelf, die aan het hoofd van de studiedienst staat, dat is een echte regionaliste. In Le Soir schreef Béatrice Delvaux nog een aardig stukje over dat initiatief van Poutrain met de Bernard Rentier, de rector van de Universiteit van Luik en Eric Thong, die een denkgroep hebben opgericht om te reflecteren over ‘La Wallonie sans la Flandre’. Die zijn zich aan het voorbereiden. En daar wordt met geen woord over Brussel gesproken. Het blijft moeilijk een echte dialoog aan te gaan met de Waalse regionalisten. Dat hebben we zelf gemerkt toen we destijds Philippe Destatte aanspraken van het Institut Destrée.
Van Cauwelaert: Waals-Brusselse solidariteit vooral niet overschatten
nen op Vlaamse investeringen. Vlamingen steken de taalgrens over: in Wallonië is er veel ruimte en de overheidssteun is ook niet gering. Kijk maar naar Bierset: de luchthaventrafiek daar is voor een aanzienlijk deel gesubsidieerd. In zijn essay heeft Roosens het over de noodzakelijke Vlaams-Waalse solidariteit, maar u schrijft vaak over de problematische Waals-Brusselse solidariteit. Die Waals-Brusselse solidariteit moet men vooral niet overschatten. Er is met veel poeha een ‘fédération Wallonie-Bruxelles’ opgericht. Maar men kan zich afvragen of dat wel een echt politiek draagvlak heeft. Op een gegeven moment had de Waalse minister Marcourt het over ‘déconstruction’. Binnen de 24 uur reageerde Philippe Moureaux vanuit Brussel: “Als dat zo zit hebben wij in Brussel geen andere keuze dan toenadering tot Vlaanderen te zoeken.” Om maar te zeggen hoe snel het kan gaan. Die samenhang tussen Brussel en Wallonië is nooit intens geweest. Integendeel! Als men de geschriften bekijkt van André Renard, ja, dan lees je wel dat er een zekere
bereidheid is om voor de Franstalige Brusselaars op te komen, maar in de fond gaat het wel om ‘Wallonië eerst’. Als een vergadering in Brussel uitliep, was het er voor een Dehousse haast teveel aan om in Brussel te blijven slapen. Dat is ook verklaarbaar, en Roosens schrijft dat ook in zijn tekst: Wallonië is op een spectaculaire manier het slachtoffer geweest van het Brussels-Belgisch kapitalisme. Een Renard besefte dat ook heel goed. Ziet u in de feiten een financiële solidariteit tussen Brussel en Wallonië, bijvoorbeeld op het vlak van de financiering van het onderwijs? Er bestaat grote terughoudendheid. Ten eerste weet men ook in Wallonië wel dat het onderwijs in Brussel slecht wordt gemanaged. Het is verre van een succesverhaal. Wallonië heeft ook de middelen niet om Brussel echt financieel te ondersteunen. Daarom heb ik altijd gevonden dat de Vlaamse partijen veel meer contacten moesten zoeken over de taalgrens. Zelfs partijen als N-VA. Er zijn wel degelijk regionalisten te vinden in de Waalse partijen, zeker bij de PS. Bart De Wever heeft
Inderdaad, het Instituut blijft ergens een soort verlengstuk van de partij. Dat is geen groot geheim. Maar er zijn nog meer wallinganten te vinden, in de academische wereld, een professor Deschamps van de universiteit van Namen, bijvoorbeeld. Die publiceert interessante cijfers en bevestigt heel wat zaken die in Vlaanderen worden geschreven. Maar het is moeilijk om hem te strikken voor een interview. Interessante gesprekspartners zijn er zeker te vinden, maar ze verleiden tot verklaringen op het publieke forum blijft een moeilijke zaak. Onderschat vooral niet dat de PSstaat een realiteit is. Men sprak vroeger altijd over de CVP-staat in Vlaanderen, maar die CVP-staat heb ik nooit gezien. Maar in Wallonië is de PS-staat echt zichtbaar en voelbaar. Of men nu in de academische wereld verzeilt, of in het ondernemerschap, altijd moet je via de PS passeren om iets te bekomen. Enkele jaren terug heeft Jules Gheude een Staten-Generaal van Wallonië samengeroepen. Het viel toch vooral op dat er een oude garde aan het woord was, de academische wereld, het middenveld blonk uit door zijn afwezigheid. Dat is de oude clan van het Rassemblement Wallon. Maar kijk eens naar een Gendebien. Die wordt hardnekkig geweerd uit de pers, krijgt nergens forum, in geen enkel blad. En toch telt zijn beweging duizenden leden. En dat zijn niet van de minsten. De sympathie is er wel hoor voor de Waalse zaak. Maar ermee uitpakken is een andere zaak. Trouwens, zopas heb ik meegewerkt aan een heruitgave in het Nederlands van de beruchte brief uit 1914 van Jules Destrée ‘Sire il n’y a pas de Belges’. Dat was naar aanleiding van de 100ste verjaardag van dat toch wel ophefmakend geschrift. Welnu, in Wallonië is die ver-
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 11
jaardag in de grootste stilte gepasseerd. In zoverre dat een Michel Henrion twitterde dat je tegenwoordig naar de VRT moet luisteren om iets te vernemen over de 100ste verjaardag van het pamflet van Jules Destrée. Als er nu één determinerend moment is geweest, was het dat wel. Toch blijft u zeggen dat de regionalistische stroming niet dood is… Een Happart heeft onlangs ook verklaringen afgelegd pro-confederalisme Happart zit natuurlijk in een aantal schandalen verwikkeld en correctionele procedures.
Dat is niet meteen een goede medestander . Hetzelfde geldt trouwens voor Van Cauwenberghe. Het punt is dat men zijn tijd moet nemen om bruggen te slaan. Een De Wever zou daarin moeten investeren. Je gelooft soms je oren niet. Zo was ik een keer in de studio van Kanaal Z met Karl-Heinz Lamberts,de Duitstalige minister-president. Dat was in de zomer van 2010 ten tijde van de lange regeringsformatie, toen Lamberts op verkenning werd uitgestuurd, weer een maneuver om tijd te winnen. Lamberts heeft zijn rol toen perfect gespeeld als ‘goede Belg’. Ook op dat debat was het weer van dat. Maar achteraf in de schminkstoel, liet hij zich ont-
vallen dat hij vol spanning zat te wachten op wat De Wever voor de Duitstalige gemeenschap uit de brand zou slepen. De Duitstaligen die zogezegd de laatste Belgen zijn… Maar zij zitten wel onder de knoet van Namen, toch? Dat is inderdaad het gevoel dat ze hebben. Daar zijn ze zeer ongelukkig mee. Trouwens, je moet maar eens de snelweg nemen vanuit Verviers in de richting van Trier. In het Duitstalige gebied zijn alle wegaanduidingen overschilderd. Het Frans is overschilderd wel te verstaan. Weet je wel dat de Duitstalige gebieden een aanzienlijk aandeel leveren tot het Waals BBP? Neem die negen gemeenten en de Franse gemeenten met Duitse taalfaciliteiten weg en je zal al een heel verschil merken. Het spreekt voor zich dat Wallonië dat niet graag lost. Maar ze beseffen wel dat ze de autonomie van het Duitstalige gebied moeten eerbiedigen. In zijn tekst schrijft Roosens ook dat zolang de Vlaamse verdeeldheid een afgetekende meerderheid voor een echt zelfstandig Vlaanderen in de weg staat, de Walen ook eigenlijk geen andere keuze hebben dan van België het beste te maken, en er zoveel mogelijk uit te halen. Welneen, inderdaad, zij blijven alles afremmen en proberen te behouden wat er te behouden valt. Anderzijds weten zij zeer goed dat de tijd tikt. Een klein jaar voor zijn dood heeft Guy Spitaels nog een interview gegeven aan Le Soir waarin hij zei: we moeten op een andere entiteit wedden: Wallonië. “We hebben niet veel tijd meer. Ten laatste in 2019 is het hier afgelopen.” Ook weer typisch dat zulk een belangrijk interview geen enkele weerklank heeft gekregen in de Vlaamse pers. Vergeet toch niet dat Spitaels Dieu werd genoemd! Hij had nog altijd een grote aanhang. Ik ben nog op zijn tachtigste verjaardag geweest. Dat zat daar stampvol. Ook Busquin zei altijd: “C’est trop tôt pour nous, c’est trop tôt.” Ze wilden minstens een deel van de achterstand inhalen. We moeten helaas vaststellen dat de achterstand niet wordt ingehaald. Integendeel hij dreigt te vergroten. Het valt me altijd op dat het politiek discours in de Franstalige media, in de academische wereld en in de partijpolitiek altijd zo’n grote samenhang vertoont. En ook dat het discours van de dag op de nacht volledig kan omslaan. Men was jarenlang ‘demandeur de rien’. Maar toen de deal met Verhofstadt in de maak was, begon de RTBf plots uitzendingen te maken over federalisme en fiscale autonomie. Verhofstadt was ook bereid heel ver te gaan om in de 16 terecht te komen. De hervorming van de financieringswet die hij toen heeft
Van Cauwelaert: Happart is niet meteen een goede medestander
12 - Meervoud nr. 197 - mei 2014
ken? Of een Steve Davignon. Het is afschuwelijk wat die lui in Wallonië hebben aangericht, een heel industrieel patrimonium hebben laten kapot gaan. De fortuinen die ze hebben opgebouwd zijn onmetelijk. Het is de Generale die alles leeggeplunderd heeft en Wallonië heeft laten vallen nadat de subsidies waren opgedroogd. En toch bleef men rekenen op die oude structuren. Dat valt toch op… In Wallonië heeft men destijds allerlei investeringskredieten zoals door Gaston Eyskens aan het einde van de jaren 1950 in het leven geroepen, links laten liggen, terwijl men daar in bepaalde Vlaamse regio’s massaal van gebruik heeft gemaakt om zich uit het moeras op te trekken. Ook van de Wet Detaeye is in Wallonië geen gebruik gemaakt. De bevolking en ook de sociale bewegingen waren ook opgegroeid in dat Generale-imperium… Albert Frère, mee verantwoordelijk voor de verpaupering van Wallonië
doorgevoerd, is het probleem waar wij nu mee worstelen. Hij heeft de geldproblemen van het Franstalig onderwijs opgelost. Hij heeft nog meer van die cadeaus uitgedeeld. Voor de Franstaligen was dat schitterend. Minder gekend is het feit dat dit zich nog een tweede keer heeft voorgedaan bij de vorming van Paars II. Tijdens die formatie zijn De Gucht en Di Rupo frontaal in aanvaring geraakt. De Gucht verzette zich tegen de PS-eis om een structurele groei te voorzien in de begroting voor Volksgezondheid. Di Rupo is toen een tijdlang van het formatieberaad weggebleven. Di Rupo heeft zijn slag thuis gehaald. Dat was zijn voorwaarde om Paars II te steunen. Nu we het toch over geld hebben, hoe ziet u de implementatie van de zesde staatshervorming gebeuren? Ik heb vooral de publicaties van Thierry Bodson (van het FGTB) gevolgd. Vergeet immers niet dat de nieuwe financieringswet een element van besparing inhoudt omdat men bevoegdheden zal overhevelen zonder navenant middelen ter beschikking te stellen aan de deelstaten. Weliswaar is er voor Brussel een smak extra middelen uitgetrokken en zijn er de eerste jaren een aantal compensaties voorzien om Brussel en Wallonië te behoeden voor ‘verarming’. Maar het spreekt voor zich dat Wallonië en Brussel moeilijkheden gaan ondervinden om de zesde staatshervorming te implementeren, zeker wat betreft het kindergeld. Je ziet de Franstalige partijen al aansturen op uitstel van die overdracht. Anderzijds rijst nu het debat over de ‘gelijkheid’ van alle kinderen: moeten kinderen uit welstellende gezinnen evenveel kindergeld krijgen als die uit minder begoede families. Die discussie krijg je nu ook in Wallonië.
Maar het grote probleem van de Walen is dat van de tewerkstelling: zij zitten met een veel grotere tewerkstelling in overheidsdiensten. Als ze dat allemaal zelf moeten gaan bekostigen… Het is toch wel aan het Waalse uitgavenpatroon te danken dat de globale Belgische schuld weer boven de 100% is uitgestegen. Bepaalde uitgaven – met name honderden miljoenen van het autosnelwegenfonds - hadden ze buiten de jaarrekeningen willen houden, maar Europa heeft er anders over geoordeeld. Het is Didier Gosuin die dat aan het licht heeft gebracht. Hoe dan ook, volgens mij kunnen Wallonië en Brussel de bevoegdheidsoverdrachten van de zesde staatshervorming niet aan. Ik heb dat op een RTBFdebat gezegd en iedereen – Béatrice Delvaux en Henri Calmant – waren het met me eens. Het is allemaal erg treurig. Een stad als Charleroi heeft een Marshallplan op zich nodig. Het is wel opvallend dat de Waalse regering maar blijft investeren in de staalindustrie, die eigenlijk bijna helemaal ontmanteld is. Er is nog een koudwalserij. En ja, Mittal blijft daar, omdat hij zoveel geld krijgt. Volgens mij zou het voor de Waalse regering goedkoper uitkomen om die arbeiders naar huis te sturen en hun salarissen zo uit te betalen. Ze hebben uitstootrechten toegekend, fiscale voordelen, dat het geen naam heeft. Dit is nonsens. Investeer dan in iets anders.
De sociale bewegingen hebben niet alleen de boot gemist van de industriële reconversie, maar ook de communautaire en de Europese trein. Ze hebben vaak alleen oog voor hun eigen machtsposities. Met het communautaire willen ze zich niet inlaten, maar het zou straks wel eens kunnen gebeuren dat het communautaire zich met hun zaken gaat bezighouden. En ook de grote sociale afbraakmechanismen die op Europees niveau werden in gang gezet hebben ze niet zien aankomen. Ja, nu het te laat is. De ‘six-pack’, het begrotingspact, alle belangrijke beslissingen zijn al genomen. Er komt een hele trein besparingen op ons af. Vlaamse beweging, sociale bewegingen, het is opmerkelijk dat u die in één adem noemt om bij Europa uit te komen. Roosens zou het niet beter hebben gedaan. Roosens doet me enorm denken aan Leo Picard. Tijdens de grote winterstaking van 1960-1961 pleitte die ook voor gesprekken met de Walen om de sociale systemen beter op elkaar af te stemmen. Maar natuurlijk de figuur van Renard heeft velen in Vlaanderen zoveel angst ingeboezemd, dat dat idee niet aansloeg. Nochtans, Renard en ook Jacques Yerna waren interessante gesprekspartners. Dat waren bovendien figuren met gezag. Ik herhaal het: dat spoor zou men opnieuw moeten bewandelen. Bernard DAELEMANS
Ze blijven vasthangen aan dat industrieel verleden, terwijl ze, ik herhaal het, zoals Roosens zegt, de grote slachtoffers zijn. Het is stuitend dat een Albert Frère mensen lessen gaat geven in burgerzin. Maar wie heeft Wallonië leeggeroofd en is naar Frankrijk getrok-
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 13
OMSLAG : WALLONIË
Is er een economische relance in Wallonië? ____________________________________________ Sinds de jaren ’60 ligt de economische groei in Wallonië stelselmatig lager dan in Vlaanderen. Na 2000 komt hieraan langzaam maar zeker een einde. De Regionale Rekeningen gepubliceerd door de Nationale Bank verduidelijken dat over de afgelopen tien jaar het verschil kleiner wordt, terwijl tijdens de recente crisisjaren de Waalse economie zelfs sneller groeit. Maar: de oorzaak is niet zozeer een Waalse vooruitgang, het is vooral Vlaanderen dat erop achteruit gaat… Waalse achteruitgang gestopt De redenen voor de achteruitgang van de Waalse industrie en economie zijn reeds vaak onderzocht en geduid1. Sinds 1960 steeg het bruto regionaal product (totale toegevoegde waarde geproduceerd in een gewest) in Wallonië en Brussel met gemiddeld 2,0% tegenover 3,1% in Vlaanderen. Dit verschil was niet continu zo uitgesproken maar bleef in de loop van de tijd opvallend stabiel. Per inwoner was het groeiverschil kleiner (2,6% t.o.v. 1,9%), omdat de bevolking in Wallonië minder snel groeide. Naast de productie dient ook naar het inkomen gekeken, wat door de pendelaars (wonen in Vlaanderen of Wallonië maar werken in Brussel) verschillen oplevert. Op het einde van de jaren ’50 had de gemiddelde Waal nog een hoger inkomen dan de gemiddelde Vlaming, maar vanaf de jaren ’60 loopt hij een achterstand op. Vanaf de jaren ’90 ligt het bruto inkomen van de gemiddelde Waal meer dan 20% lager dan dat van de gemiddelde Vlaming. Na 2000 komt aan die systematische groeiachterstand gaandeweg een einde. Dat was echter vooral het gevolg van een tragere groei in Vlaanderen, eerder dan een versnelling in Wallonië: de economisch groei in Wallonië verschilt in het afgelopen decennium immers relatief weinig van die in de jaren ’80 of ’90, terwijl Vlaanderen recent wel lager scoort dan in vorige decennia. In de crisisjaren 2008 tot 2012 groeit de Waalse economie bovendien sneller dan in Vlaanderen, wat echter vooral verklaard wordt door het grotere aandeel van de publieke
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!! "
!#$!%&$$'(()*+',-$!./01)$--$0!2(0!3$!4((*-$! $./0/5+-%$0!67/01)8-!3$-!9./0/5+-%$-!3$! *(01:$!;)(0<(+-$=!1((0!-%$$3-!1$3$%(+**$$)3!+0! />!3$!4((*-$!$./0/5+$?!@$0!)$.$0%!/2$)A+.B%! 2(0!3$!>)/C*$5(%+$,!+0!B$%!D$3$)*(03-E!3(%! &$!//,!2//)!3+%!()%+,$*!1$C):+,$0E!+-F!G/B(0! H(0!I/5>$*E!@./0/5+-.B$!)$*(0.$!+0! 4(**/0+JKE!L):--$*E!ML7!@./0/5+-.B$! L$)+.B%$0E!N!':*+!OP"N?!
14 - Meervoud nr. 186 - april 2013
sector in Wallonië. De publieke sector is immers tijdens de crisisjaren niet gekrompen, in tegenstelling tot de vele klappen geïncasseerd door de privésector. De laatste twee jaar echter groeit de Vlaamse economie terug sneller dan de Waalse. Bovendien is het inkomensverschil sinds 2000 wel verkleind, maar blijft het per inwoner toch nog ongeveer 20% lager. Het is trouwens vooral het gemiddelde inkomen in Brussel dat de laatste jaren achteruitgaat, eerder dan het Waalse. De teloorgang van de industriële activiteit is de hoofdoorzaak van de Waalse achteruitgang. De Waalse steenkoolnijverheid verliest terrein vanaf de jaren ’50, terwijl de zware industrie vooral vanaf de jaren ’70 wegtrekt. Het defensieve overheidsbeleid (bescherming van bestaande industriële activiteiten en subsidiëren van noodlijdende bedrijven) heeft ook niet geholpen, zeker niet op langere termijn. Vanaf het einde van de jaren ’80 is het aandeel van de industrie in het regionale BBP in Vlaanderen groter dan dat in Wallonië. Bovendien haalt Vlaanderen meer voordeel uit de Europese integratie: haar centrale ligging, de goed uitgebouwde haveninfrastructuur en de ruime beschikbaarheid van arbeid door de relatief jonge bevolkingsstructuur brengen kapitaalen kennisintensieve bedrijven uit onder meer
de chemische en farmaceutische industrie naar Vlaanderen. Vanaf de jaren ’90 verdwijnt dat Vlaamse voordeel: de integratie van het voormalige Oostblok in de EU en de opkomst van China impliceren dat de arbeidsproductiviteit door de hoge loonkosten dient opgedreven, wat tot versnelde afbouw van vooral Vlaamse industriële werkgelegenheid leidt. Na 2000 verliest de Vlaamse industrie in verhouding dan ook meer economische activiteit en werkgelegenheid dan de Waalse. Nieuwe Waalse groeidynamiek? Is Wallonië hiermee begonnen aan een structurele inhaalbeweging tegenover Vlaanderen? De Waalse Marshallplannen (versie Di Rupo, niet Roosens !) leiden alvast tot een cultuurverandering in het Waalse industriële beleid: men steunt niet langer bedrijven in moeilijkheden, maar wel nieuwe en beloftevolle sectoren. Dat leidt ook tot nieuwe groeipolen, zoals Louvain-la-Neuve, Waver, de luchthaven van Charleroi en de Digital Innovation Valley in Bergen. De investeerders zijn vaak buitenlands, en afkomstig uit de ICT (Google, Microsoft) en de farmaceutica (UCB, Baxter, GlaxoSmithKline). Het Marshallplan leidt eveneens tot een aantoonbare toename van
tot in Vlaanderen. Wallonië kent bovendien meer langdurige werklozen en veel meer jeugdwerkloosheid, en ook hier wordt geen inhaalbeweging gerapporteerd. Sommige auteurs tenslotte zien meer potentieel voor Wallonië in de nabije toekomst, maar opnieuw vooral omdat Vlaamse factoren minder gunstig evolueren. Bijvoorbeeld de Vlaamse demografie zal de komende jaren een negatieve impact op haar economische groei hebben (hogere gemiddelde leeftijd en meer vergrijzing in Vlaanderen), terwijl die handicap in Wallonië inderdaad minder groot is. Ook kent Vlaanderen meer bruggepensioneerden en jonggepensioneerden, al wordt dat de komende jaren vermoedelijk wat afgebouwd. Het is dus relatief eenvoudiger om de werkzaamheidsgraad (aantal personen tewerkgesteld tussen 15 en 64 jaar) in Wallonië te verhogen, maar de huidige statistieken leren dat daar voorlopig weinig of geen verandering geregistreerd worden. Cultuurverandering in het Waalse industriële beleid?
onderzoek en ontwikkeling (R&D) door Waalse bedrijven. De overheidsinbreng in R&D ligt in Vlaanderen vandaag wel nog aanzienlijk hoger dan in Wallonië. En regionale investeringsstatistieken (aantal en grootte van nieuwe investeringsprojecten) verduidelijken dat Wallonië haar achterstand op Vlaanderen in de afgelopen jaren heeft ingehaald. Daar spelen ook geografische factoren (meer ruimte, minder files en goedkopere bedrijventerreinen in Wallonië) en een veranderde beleidscultuur (regelneverij!) een rol. Maar als we kijken naar het geheel van de economie kan niet geconcludeerd worden dat de Waalse economie aan een structurele inhaalbeweging bezig is, ondanks die positieve signalen. Daarvoor blijft de Waalse economie op verschillende cruciale domeinen te slecht presteren. De productiviteit (toegevoegde waarde per werknemer) blijft lager dan in Vlaanderen, vooral door de veel grotere publieke sector maar ook omdat de productiviteit in die Waalse publieke sector lager uitvalt. Er worden minder bedrijven opgericht en er zijn minder zelfstandigen, terwijl de overlevingskans voor startende ondernemingen of zelfstandigen kleiner is. Een belangrijke factor is het Franstalige onderwijs, dat relatief veel zittenblijvers en vroegtijdige schoolverlaters kent: Waalse leerlingen doen gemiddeld 1,2 jaar langer over de lagere en secundaire school dan hun Vlaamse evenknie. In internationale vergelijkingen scoort het Franstalige onderwijs bovendien systematisch onderaan. Het Vlaamse onderwijs scoort in die vergelijkingen een stuk beter, soms zelfs bij de beteren ter wereld. En uiteraard is de hardnekkig hoge Waalse werkloosheid een groot
probleem: in de jaren ’80 groeiden de Vlaamse en Waalse werkloosheidscijfers ver uit elkaar, en sindsdien blijft het verschil even groot. De werkloosheid daalt ook bijna niet in economisch gunstige tijden, in tegenstelling
Dus: de Marshallplannen van de Waalse regering hebben wel positieve signalen opgeleverd, maar hebben tot vandaag geen aantoonbare impact op de structurele zwaktes van de Waalse economie. Wynand VAN KOELEVELD
Waaruit bestaan de Waalse Marshallplannen? In 2005 keurde de Waalse regering het ‘Contrat d’Avenir Renouvelé’ voor, dat meer bekend werd als het Waalse Marshallplan. In 2009 kreeg dat via de opvolger ‘Marshallplan2.vert’ een verlengstuk. Het plan zet in op zes doelstellingen: 1/ meer beroepsopleiding, 2/ promotie van onderzoek en innovatie, 3/ meer ondernemerschap en meer kwaliteitsvolle banen, 4/ een duurzame en groene economie gecombineerd met werkgelegenheidscreatie, 5/ meer maatschappelijke dienstverlening zoals kinderopvang en hulp aan personen, en 6/ de implementatie van competitiviteitspolen. In wezen niets nieuws dus, dergelijke plannen werden en worden ook in Vlaanderen of het buitenland opgemaakt. De laatste doelstelling krijgt bijzondere aandacht (ook in financiële termen) en leidt tot een nieuw industrieel beleid in Wallonië. De speerpuntsectoren zijn: lucht- en ruimtevaart, agro-industrie, machinebouw, biowetenschappen, transport en logistiek, en (in de laatste versie) milieutechnologie. De middelen bedragen in de periode 2005-2009 in totaal ! 1,8 miljard (2,5% van het Waalse BBP), en ! 2,8 miljard (3,3%) voor het tweede plan (2010-2014). Ruim een derde daarvan wordt gerealiseerd via investeringsmaatschappijen aangestuurd door de Waalse overheid, zoals SOWAFINAL (Societé Wallonne pour la gestion d’un financement alternatif), CRAC (centre d’aide aux communes) en SWL (sociale huisvesting). Het gaat dus niet alleen om investeringen in bedrijven. Sinds 2006 zijn wel meer dan 200 projectvoorstellen die passen in de competitiviteitspolen (doelstelling 6 hoger) goedgekeurd, voor in totaal bijna ! 1 miljard, waarbij 500 bedrijven betrokken zijn. Uit deze rapportering door de Waalse overheid blijkt dat deze 2000 banen vertegenwoordigen, waarvan vele in onderzoek en ontwikkeling. Maar dat neemt niet weg dat grote successen voorlopig uitblijven: de creatie van nieuwe bedrijven met een grote impact op de economie of werkgelegenheid wordt niet gerapporteerd.
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 15
"
!!
!
"
$
!
#
"
! 4
*
4 #
! %&''()
"
# $
7
4 7
,
, -../
"2
,&' %
0( !
%
; <(
%1(
%(
! ! "
"
% '
&
# #
,
$
"
%"2 ,&'( -.0. %-( 3 /0. 4 %,4( 3 .5* 4 %*4(
-../ #
,+, &
"
! %= ,"(
"
=
, -.08
-../ 3 9..
!"#$%&
'(()
/01*!2345#67839:;:< *B*C!345#67839:;9< F1*/345#67839:;D<
*+ 9::= 9::= 9::=
,+ >?8=;: >D8E;E >?8E::
-.+ 1?8:@9 1D8DE@
,
*
1A;@ 1;E=
+
*
4 "
-
7 !
605 7 ! "
# %&'(
# 4
& " -.08 909 4 8 895 * 4 09/ 7 4 :
%#)*( # +
0
%#74( " ( %,+, &( -../
0 ) %-( ,+, & 3 >..
, #
3 /0. 8 >6. -.0.
+ ?
" 8
,
!"#$%&
'(()
/01*!2345#67839:;:< *B*C!345#67839:;9< F1*/345#67839:;D<
16 - Meervoud nr. 197 - mei 2014
*+ 9::= 9::@ 9:;:
,+ >?8=;: >D8EA: >?8E::
,
-.+ 1?8:@9 1D8=AD
1A;@ 1@A
-..5
"2 ,&' -../ = ,"
&' 0 - !
4 -..> -.0.
-..5 * *
*
!"#$%&
'(()
'((*
'((+
'((,
'((-
'((.
'((/
0123!4 3738! 9230
*5',)
*5,./
*5,/-
*5-'.
*5'((
*5*((
*5-6( )5+6+ *5+((
)5.)6 *5.((
)5.,( *5.((
+
"2 ,&'
, 05>9 99 A
-
@
# !
4 03- >
%9 6( !
' ;
< ?
,+, & = ," -..5 -.0. ! 6
3
05/9 .
! 0 8/8
,
!
;+
% -6 9 A
< ,
85 -5 A ! (
*
/
! B+'+,
( 0550
%
0 -3/
4
%8> A -..8
( /..
/
09 A +
= ,"
,
, / 5..
,
* # !
, 9
4
4 4 #
7
-.00 -3.
-..5 ,
4
!
0 -..
7
: *
,+, &
4
6 /..
#
4 0 *#
? * >5
# 4 -.08 0 8..
7
= ,"
%
;
<(
-.0. ,
4 1
Geert Jennes
2 /0 3
+ -.00
!"#$%&'()*+!,'-.&/'011/'2334'56#789'23:3; )%@$&/7%0A81=&@ GH,H+'=&I-@$J&%$AI-/= GH,H+'#%"L&/%@=&@ (/7&%$A-@=&.188&@ <&/-&6AI%&L"&@ M&/L8--AJ&%$A.&/=-&$%@=&@ N&@A%-&@&@ +1/%1'!, !-O%18&'7%0A"1@$ P-"118
<&$/1='5:>333'/-; B::9CD4 :92BK9K3C DBC9:4E D9CC2 F:94C4 :9D4D9B32 KCC9KD: 2:4944E DFF9EF3 B94:39:4K
''''''? E>4F? 2K>B4? 4>B:? 3>3E? :>:3? 2C>:K? :B>EF? B>K2? 4>FF? :33>33?
4 -../ 4
,
%,+, &(
C C
9/
%/(
9. A ,+, &
-.0. -../ 7 ,
D B
@
,
# -../
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 17
'(()
!"#$%&
*+
*/*0!123#45617897: A>*B123#4561789?:
+ -.0-../ 85 ->
4 , $ -..> $
788; 7898
E
,+
-.+
<967=8 <96?88
>96?7;
<@;
# -5 A
4 0. -
B+'+, ;
6
F
<
-6 9 A
09 A
-..5 # %
(
-..5
00
! -../
-..>
G -.00
$
08
0>
! 6
/5
!" * #
!
4 7
! ;
& 05>9
'(()
*+
*/*0!123#45617897: A>*B123#4561789?:
788; 7898
$ (
-.+
<;== <96C88
>=8?
>7=@
+
85
3>
C
*
4
55
4 -..5
!"#$%&
-.0.
'(()*
+0+1!*23#456*7897: B?+C*23#456*789D:
18 - Meervoud nr. 197 - mei 2014
+, 788; 7898
-, <=68>> <>6;88
./, ?@6>;@ ?=6>88
""" ! (9
00 >
! -..>
)
, '
)
) ),
-..8
# 7
/ ( # ,,
$
5 ( 6 , 2 ') , 7 8 -../
'
) . () ) * + 0
23 4
C
85
$ ($ ($ - $
1
-..5
* 4
) *
,
' -../ -..>
,
' ()
+
-..8 8> A
,+
*
!
$ %
<
!"#$%&
5
#
, 99 A
*
4
?7A9 ?96788
, #
, '
)
OMSLAG : WALLONIË
Li pantalon trawé d'Walonreye... de grenzen van de Belgische multicultuur ____________________________________________ Weinig Vlamingen weten dat vandaag, en men zou de indruk kunnen krijgen dat er ook maar weinig Franstalige Belgen het nog (willen) weten, maar er bestaat zoiets als een Waalse taal. Niet het "Belgisch Frans" maar een echte aparte taal die zich van het Frans onderscheid als meer dan alleen maar een dialect. Li lingaedje Walon, zoals het in Waals heet, waarvan de sprekers dus echte Wallonofonen zijn, of waloncåzants. Deze taal behoort weliswaar tot dezelfde familie van de Langues d'Oil als het Frans van Parijs en omgeving, maar kent toch een andere geschiedenis en ontwikkeling. Over de grens tussen taal en dialect valt uiteraard veel te discussiëren maar in de taalkunde wordt Waals wel doorgaans als een aparte "zustertaal" van het Frans gezien. Ooit de volkstaal van een gebied van Lidje (Luik) tot net voorbij Tchålerwè (Charleroi dus). Vakkundig uitgeroeid door een Belgische staat, die naar goed Frans voorbeeld een zeer jacobijns taalbeleid wilde voeren. La Belgique sera latine, gaat een befaamd gezegde... zelfs dat niet, want de eigen Romaanse taal van zuidelijk België mocht geen plaats krijgen in dat ideale, Latijnse België van 1830. Vandaag blijft er niet veel meer over van de Waalse volkstaal. De verfransingspolitiek die op Brussel na in Vlaanderen mislukte, lukte in Wallonië wel. Het "patois" is inmiddels gereduceerd tot een minderheidstaal, van hooguit een half miljoen sprekers. Daarmee zit het Waals demografisch gezien wel nog in dezelfde categorie van ordegrootte als bijvoorbeeld Fries, Welsh en Bretoens. Maar het
Fries en het Welsh hebben inmiddels een bescheiden plaats weten te verwerven als officiële bestuurlijke taal, voor het Waals is dat in het geheel niet het geval. De taal heeft geen enkele rol in de Belgische staatsstructuren, ook niet die van Wallonië. Net zo min trouwens als andere streektalen zoals het Luxemburgs, Picardisch of Platdiets. En net daaruit blijken de grenzen van de zo geprezen Belgi-
sche verdraagzaamheid, meertaligheid en multicultuur. Met een half miljoen sprekers zou het Waals in principe een sterke aanspraak kunnen maken op een officieel statuut als minderheidstaal en een reeks faciliteiten opeisen. Per slot van rekening doen een handvol Franstalige inwijkelingen in de Vlaamse rand
Van deze begin 20ste eeuwse kaart leren we dat zowel de Voerstreek als de streek rond Aarlen niet tot het ‘Waalse’ taalgebied behoren
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 19
dat al jaar en dag. Maar de verdraagzaamheid en de rechten die de francofonie opeist buiten haar grondgebied, weigert ze te verlenen aan anderen op het eigen grondgebied. Slechts schoorvoetend en in de marge willen officiële instanties en reguliere media in Wallonië wel eens het Waals opvoeren, maar dan vooral als folkloreverschijnsel, zeker niet als echte, levende, maatschappelijk relevante taal. De Waalse taalbeweging, die inderdaad nog steeds bestaat maar uiteraard op geen enkele steun uit de culturele elite moet rekenen, ijvert voor een ratificering van de Europese verdragen over minderheden en hun talen, zonder succes. Met dat verdrag hopen ze een officieel statuut voor hun taal af te kunnen dwingen. Het verdrag wordt trouwens door Vlaanderen tegen gehouden, omdat Vlaanderen (misschien terecht) vreest dat het verdrag als politiek wapen zal gebruikt worden door de Franstaligen in en rond Brussel. Wallonofonen zijn daar boos om: niet zozeer omdat ze de zaak van de Franstaligen in Vlaanderen zo genegen zijn, maar omdat naar hun mening daardoor ook de erkenning van het Waals tegen gehouden wordt. Een onterecht verwijt: een eventuele erkenning en toepassing van het Waals is immers een zaak van de bevoegde gemeenschap, in casu de Franstalige Gemeenschap. En die is, ook al noemt ze zichzelf tegenwoordig de federatieWallonie-Bruxelles, in wezen nog steeds antiwaals. Het is niet zozeer Vlaanderen dat een officieel statuut voor Waals tegen houdt, maar wel de Waalse politieke elite zelf. Heel merkwaardig is dan ook de houding van de Belgischgezinde milieus in de kwestie. Zo ze het al aandurven te erkennen dat er in Wallonië ook iets anders bestaat dan het Frans, is hun houding tegenover dat "patois" overwegend negatief. Als folkloreverschijnsel is het Waals nog amusant, maar overwegen om de taal een officiële plaats te geven bin-
20 - Meervoud nr. 197 - mei 2014
Franstalige elites in Brussel, of anders gezegd, het verdwijnen van de Waalse taal is een treffend bewijs voor de politieke en economische analyses die Antoon Roossens eerder al over Wallonië maakte.
nen het verdraagzame en meertalige België is toch een serieuze stap te ver. Zowat alle Belgischgezinde retoriek over verdraagzaamheid en tegen het taalnationalisme is gericht op Vlaamse "onverdraagzaamheid" tegen Franstaligen. Onverdraagzaamheid in omgekeerde richting wordt veel minder aangeklaagd, zoals we weten. Onverdraagzaamheid vanwege de francofonie tegenover de eigen minderheden, daar spreekt men simpelweg nièt over. De Waalse taal komt nergens aan bod in de communicatie van de Belgicistische kringen, ook niet wanneer ze het meertalige België prijzen. De Belgische meertaligheid en verdraagzaamheid blijft dus toch vooral een kwestie van overal Frans te mogen bezigen. Zoals gezegd speelt het Waals geen rol van betekenis meer in de Waalse maatschappij, toch niet de 'officiële'. De verfransing is volledig gelukt en dat is ook te merken aan de Waalse Beweging, die de eigen volkstaal grotendeels heeft laten vallen. Rattachisme is er springlevend, zo niet staatkundig dan wel cultureel. In zekere zin heeft het Waals de strijd dus verloren en mogen we deze taal over een aantal decennia tot de uitgestorven talen rekenen. Hoewel, niet noodzakelijk natuurlijk. Er zijn heel wat voorbeelden van taalbewegingen in Europa die tegen alle verwachtingen in zijn opgestaan en terugvochten om hun bestaansrecht te verwerven. Zoals gezegd, zit het Waals momenteel nog steeds in de categorie van minderheidstalen van de ordegrootte van (naar schatting) een half miljoen mensen met 'actieve kennis', op dezelfde hoogte ongeveer als Welsh, Fries, Bretoens en Baskisch, die allen tussen een half en één miljoen schommelen. Een aantal daarvan hebben al aangetoond dat er wel degelijk mogelijkheden zijn voor een sterke taalbeweging om een en ander gedaan te krijgen. Daarvoor moet natuurlijk wel de hele natie of volksgemeenschap mee willen, en net dat ligt moeilijk in Wallonië. Want er is niet alleen een neerkijken op de eigen taal, maar op de Waalse identiteit in z'n geheel, gevoed door een zeer Belgisch-Franstalige culturele elite en bovendien een enorm vijandelijke Vlaamse Beweging die het onderscheid tussen Waals en Franstalig-Belgisch niet maakt. De teloorgang van het Waals als volkstaal is dan ook symbolisch voor een veel diepere teloorgang van Wallonië, gedirigeerd vanuit
Er is een bekend Waals gedicht, getiteld Li Pantalon Trawé, ofte de gescheurde broek, dat de Waalse worsteling met de eigen identiteit wel mooi weergeeft. Het gaat over een soldaat (jawel, met gescheurde broek) die achtereenvolgens diende in het leger van Napoleon, van Nederland en van België, en zich keer op keer bedrogen voelt. De laatste strofe gaat zo (meteen als illustratiefragment voor wie de taal eens wil proeven): Dji m' a batou, come on bon påtriyote (Ik heb me verweerd als een goede patriot) Dj' a stu blessî, dj' a må tos mes ohês. (ik ben gewond geraakt, heb pijn aan mijn rug)
Dji n' dimande rin et n' pou dj' ni l' hay ni l' trote, (ik vraag niets en ik doe geen beroep op u)
Ca l' diâle todi tcheye sol pu gros hopê. (want het geluk is voor zij die het al hebben*)
Vozôtes, messieus, k' on-st avou totes les plèces, (u heren, die de goede plaatsen (jobs) bezetten)
Vos k' so nosse dos, nos avans fêt monter, (u die op onze schouders stond om te klimmen)
Ni rouvîz måy ki vos dvez vos ritchesses (vergeet niet dat u uw rijkdom te danken hebt)
Å vî såro, å pantalon trawé. (2 cops) (aan de oude vest, de gescheurde broek)
* Letterlijk: want de duivel schijt altijd op de grootste stapel. Waals kent nog heel veel van deze kleurrijke gezegdes. Kevin DE LAET
NIEUWS UIT HET DERDE GEWEST EN ZIJN RIANTE OMGEVING
(Euro-) Brussel kroniek ____________________________________________ Straks piraten in het Brussels parlement? Sleutelen aan kiessystemen heeft altijd onbedoelde gevolgen. De recente geschiedenis heeft dat in ons land al aangetoond. Zo kwamen er onder Paars provinciale kieskringen in plaats van arrondissementele. Op die manier wilde Guy Verhofstadt de CD&V een pad in de korf zetten: die partij had immers een stevige lokale verankering met vele populaire burgemeesters die dan in verschillende arrondissementen als lijsttrekker konden worden uitgespeeld. In grotere kieskringen zou dat voordeel verwateren. Door de ingreep heeft Verhofstadt onbedoeld de hele problematiek van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde hoog op de agenda gezet, maar bovendien lijkt het er vandaag sterk op dat vooral de N-VA heeft kunnen profiteren van de ‘anonimiteit’ van deze grotere provinciale kieskringen. Groen had trouwens de kieshervorming gesteund met inbegrip van de invoering van een kiesdrempel van 5%. Maar daarmee bleek de partij vooral in eigen voet te schieten, want zij zijn zelf bij de eerste daaropvolgende verkiezingen een legislatuur lang van het politieke toneel gemaaid. Het valt overigens te noteren dat de oude arrondissementele kieskringen in Wallonië behouden zijn gebleven, zij het dan alleen voor de Waalse gewestverkiezingen.
Vanhengel: geen samenwerking met N-VA
voor de vorming van een Brusselse regering. 1/3 van de Nederlandstalige parlementsleden volstaan om een Brusselse regering in het zadel te helpen. En zie: bij de vorige verkiezingen haalde N-VA 4,9% van de Nederlandstalige stemmen. Doordat de partij in de lijstverbinding zat, was de kiesdrempel niet van toepassing en verwierf ze één zetel in het Brussels parlement. Vandaag wil Guy Vanhengel niet meer weten van een dergelijke ‘samenwerking’ met N-VA. Die partij staat nu trouwens in de peilingen ook in Brussel op forse groei. CD&V, dat er in de peilingen belabberd voorstaat, was wel vragende partij voor een lijstverbinding, maar dan wel met alle ‘democratische partijen’. Er komt nu in het geheel geen lijstverbinding meer in de Nederlandse taalgroep.
Verhofstadt: klungelig gesleutel met zware gevolgen
Ook in Brussel is er flink gesleuteld aan het kiessysteem en aan de institutionele spelregels, om de dreiging af te wenden van een eventuele ‘blokkering van de instellingen’ doordat het Vlaams Belang een meerderheid zou kunnen verwerven in de Nederlandse taalgroep. Er werd een systeem van lijstverbinding ingevoerd zodat de ‘democratische partijen’ die hieraan meedoen, zouden kunnen verhinderen dat reststemmen het VB een extra zetel zouden doen toevallen. Er kwam ook een kiesdrempel van 5% in elke taalgroep én er werd beslist dat voortaan een meerderheid in de Nederlandse taalgroep niet nodig is
Dan is nog de vraag aan de orde of het ‘antiblokkeringsmechanisme’ straks ook tegen de N-VA zou worden uitgespeeld. Een jaar geleden haalde de partij heel wat stemmen met de gemeenteraadsverkiezingen in Brussel-19. Ook in de peilingen bleek N-VA een tijdlang de grootste Vlaams-Brusselse partij. Er wordt door sommigen rekening gehouden met de mogelijkheid dat N-VA in Brussel incontournable wordt doordat de partij samen met Vlaams Belang een meerderheid van de zetels in de Nederlandse taalgroep zou behalen. Minister-president Rudi Vervoort heeft al toespelingen gemaakt op die mogelijkheid en gesteld dat dan het ‘antiblokkeringssysteem’ van stal gehaald moet worden, dus door een Brusselse regering te vormen die niet op een meerderheid in de Nederlandse taalgroep steunt, maar slechts met de steun van één derde van de Nederlandstalige parlementsleden. Later heeft Vervoort een bocht gemaakt, door te zeggen dat hij een coalitie met N-VA in Brussel toch niet geheel uitsluit. Wellicht voelen de Vlaams-Brusselse partijen zich niet geroepen om zichzelf helemaal te minoriseren ter wille van de uitsluiting van N-VA.
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 21
Vlaamse kiezers kalven verder af Met de in aantocht zijnde verkiezingen, zijn weerom nieuwe kiezerslijsten opgemaakt. Daaruit kan men opmaken hoeveel kiezers in Brussel in het Nederlands zijn geregistreerd (houder zijn van een Nederlandstalige identiteitskaart). En hoewel een aantal Vlamingen ongetwijfeld in het Frans zijn ingeschreven (Brusselse gemeenten spelen het niet altijd correct, wat betreft het uitreiken van identiteitsdocumenten), is dit toch een graadmeter voor het aantal Nederlandstalige volwassen Belgen in de hoofdstad.
Modrikamen droomt nog steeds van eenzitje
Maar om terug te komen op het mechanisme van de lijstverbinding, die mogelijkheid bestaat in de Franse taalgroep eveneens. En dat zou wel eens significante gevolgen kunnen hebben. Met name heeft de maoïstische PTB een lijstverbinding aangegaan met drie andere kleine partijen die op zichzelf geen enkele kans maken om de kiesdrempel te halen: het Brussels-nationalistische ProBuxsel, het Belgisch-nationalistische BUB en de Parti Pirate. Volgens de peilingen van La Libre zouden die vier partijtjes samen tien van de 72 Franstalige zetels in het Brussels parlement kunnen verwerven. De Parti Populaire van Modrikamen zit niet in deze lijstverbinding, maar schurkt ook aan tegen de kiesdrempel. Als de PP over de kiesdrempel gaat, kan ook deze partij vijf zetels behalen. Dat verkleint aanzienlijk het speelveld van de traditionele partijen in Franstalig Brussel om een coalitie te vormen. Een heruitgave van de huidige ‘olijfboomcoalitie’ (met PS, CDH en Ecolo) wordt dan wellicht onmogelijk en PS en MR zouden tot elkaar veroordeeld kunnen worden. Het is ook nog de vraag of de Frans-Brusselse formatie gaat afstralen op de samenstelling van de Franse Gemeenschapsregering en bijgevolg ook op de Waalse coalitievorming.
Kamerlid Bart Laeremans analyseerde de gegevens en vergeleek ze ook met de taalverhoudingen die spreken uit de verkiezingsresultaten in de afgelopen jaren (voor Kamer, Senaat, Europees en Brussels parlement). Die gegevens publiceerde hij zopas in een boek, De Zondvloed, dat gaat over de voortschrijdende ontnederlandsing van Brussel en Vlaams-Brabant. We beperken ons hier tot de gegevens uit de kiezerslijsten: tussen 2004 en 2009 daalde het aantal als Nederlandstalig geregistreerde kiezers van ongeveer 62.000 naar nog amper 49.687. Tussen 2009 en 2010 was er opnieuw een daling met 1.664 kiezers tot 48.023. Nu, in mei 2014, blijkt dat het aantal Nederlandstalige kiezers verder is gedaald tot 45.369. Daartegenover staat dat het Franstalige kiezerskorps in de afgelopen jaren fors is gestegen: van 527.261 (in 2010) tot 567.492 (2014). Een toename met zomaar eventjes 40.231, nog net niet zoveel als er Nederlandstalige kiezers zijn geregistreerd. Procentueel is het Nederlandstalig kiezerskorps gedaald van 8,45% in 2009 tot 7,4% vandaag. Toch behaalden de Vlaamse lijsten tot in 2010 nog meer dan 10% van de stemmen. Vanzelfsprekend kunnen Franstalige burgers voor Vlaamse partijen stemmen. Maar de belangrijkste verklarende factor is dat het absenteïsme voor de verkiezingen in Brussel bijzonder hoog ligt: ruim 17% van de kiezers kwam in 2010 gewoon niet opdagen. Het is niet verboden te veronderstellen dat dit in hoofdzaak ‘nieuwe Belgen’ zijn die hun kiesplicht verzuimen. Laeremans waarschuwt dat de Franstalige partijen deze verschuivingen zullen aanwenden om de Vlaamse verworvenheden in Brussel in vraag te stellen. Hij wijst er wel op dat de jongste taalbarometer van de VUB wel aangeeft dat het aantal eentalige Franstaligen in Brussel evenzeer in vrije val is als het aantal eentalig Nederlandstaligen: op zes jaar tijd nam het aantal Franstaligen af van 63% naar 38%. De belangrijkste conclusie is dan wel dat de Vlaamse partijen er niet in slagen veel allochtone kiezers aan te spreken.
VGC blundert in personeelsbeleid Bij de Vlaamse Gemeenschapscommissie zijn tientallen personeelsleden ontslagen na een computerexamen, georganiseerd door staatssecretaris Bruno De Lille. Bij de 22 Vlaamse gemeenschapscentra staan per één juli 55 mensen op straat. Bij de Kriekelaar in Schaarbeek bijvoorbeeld worden zowel de cultuurfunctionaris, de centrumverantwoordelijke, de verantwoordelijke voor de kinderwerking als de theatertechnicus bedankt voor hun diensten, trouwens net op het moment dat de VGC één miljoen ! investeert in een nieuwe theaterzaal. Maar ook in de VGC-administratie viel het hakbijl: van de 163 deelnemers aan het examen slaagden er amper 73. Vijf van de zes adjuncten van de cel Onderwijs moeten opstappen. Bij cultuur moeten elf mensen vertrekken. En, ironie, ook de verantwoordelijke bij Human Ressources die het hele personeelsplan heeft uitgetekend is zijn job kwijt. Daar komt bij dat een aantal mensen met pensioen gaan of gewoon vertrokken. Zo komt het dat thans de functies van directeur Welzijn, Personeel, Financiën, Gebouwen, Gezin, Gemeenschapscentra en Thesauriën vacant zijn. Ook poetsvrouwen moeten een computertest afleggen met 228 persoonlijkheidsvragen. Daarvan zijn de resultaten nog niet bekend. Bart Laeremans: bezorgd over situatie Brusselse Vlamingen
22 - Meervoud nr. 197 - mei 2014
diversiteit). De cijfers geven aan dat er in Brussel toch heel wat erg gemotiveerde Vlaamse leerkrachten aan de slag zijn.
Brussel Deze Keer Het VB haalde een kleine stunt uit met de verspreiding, bij de ongeveer 45.000 Nederlandstalige kiezers, van een propagandafolder Brussel Deze Keer dat qua opmaak sprekend gelijkt op de stadskrant Brussel Deze Week. De partij is erg boos op de stadskrant omdat ze amper in haar berichtgeving aan bod komt én (in tegenstelling tot alle andere partijen) geen advertenties mag plaatsen in de publicatie die grotendeels met publieke middelen wordt gefinancierd. Het VB heeft verschillende procedures lopen tegen Brussel Deze Week omwille van die weigering om advertenties op te nemen, maar de uitspraak in dezen volgt maar pas na de verkiezingen. De uitgave van de parodie lijkt op een soort wraakname. Het is ons niet bekend of de stadskrant van zijn kant juridische stappen zal zetten tegen het VB-initiatief. Bernard DAELEMANS
Deze poetsvrouw moet een computertest afleggen met 228 persoonlijkheidsvragen. Zij baalt sinds kort van Bruno De Lille
De malaise is groot, en de VGC-personeelsleden voerden een protestactie: op donderdag 8 mei sloten alle Gemeenschapscentra hun deuren. De sleutels werden aan Bruno De Lille overhandigd. Bij minister Brigitte Grouwels werden schoonmaakproducten afgegeven: “Dat ze de boel zelf maar opkuist” en bij Guy Vanhengel werd een petitie afgegeven. De VGC-collegeleden houden echter voet bij stuk. In Brussel Deze Week schrijft Danny Vileyn dat het College de moeilijkheden aan zichzelf te danken heeft. De Lille heeft de examens vijf jaar voor zich uitgeschoven. In die tijd hebben de VGC-personeelsleden het ene tijdelijke contract na het andere gekregen. Die mensen hebben nu ook ervaring opgedaan én gunstige evaluaties gekregen. Die worden nu naar huis gestuurd op basis van een computerexamen. “Dat de examens niet deugden heeft het college al toegegeven: de resultaten werden al kunstmatig opgetrokken.” Maar toch wil men niet op zijn stappen terugkeren. Als er een nieuwe examenronde wordt georganiseerd, kunnen de geslaagden van de eerste ronden, die nu uitzicht hebben op een betrekking, misschien naar de wervingsreserve verwezen worden (er hebben namelijk ook externe werkzoekenden aan het examen deelgenomen). “Het minste dat het VGCcollege kan doen is openlijk zijn vergissing toegeven. Deze examens zijn niet geschikt voor mensen met ervaring. Dat bewijst de getuigenis van een van de niet-geslaagden die op Brusselnieuws.be te vinden is. Ze doet het schrijnende verhaal over hoe de VGC haar aan het lijntje hield en haar finaal afdankte. Een getuigenis die schril afsteekt tegen de kilheid waarmee het college het debacle afhandelt.”
Een zeldzaam beeld: een zieke onderwijzer, laten we hem ‘Tom’ noemen, werkende aan een school ter hoogte van het Anneesensplein, echter aan de beterhand !
"#$%%&'%()(*!+,&!,--(!+(*./(0/&1(&!
Weinig ziekteverzuim bij Vlaamse leerkrachten in Brussel Vlaams parlementslid Paul Delva vernam uit het antwoord op een parlementaire vraag aan onderwijsminister Pascal Smet dat het ziekteverzuim bij leerkrachten in Vlaamse scholen in Brussel al enkele jaren lang een stuk onder het Vlaamse gemiddelde ligt. Het ligt er zelfs lager dan in de andere grote Vlaamse steden, Antwerpen en Gent. Deze gegevens vindt Delva erg opmerkelijk omdat het lesgeven in Brussel een hele uitdaging vormt (andere taalomgeving van vele leerlingen, zwakke sociaal-economische achtergronden, grote etnisch-culturele
Op zondag 25 mei zal het Vlaams Huis, waar onder meer onze redactie huist, uitzonderlijk open zijn om na te gaan of er nog iets te redden valt. Er wordt gezorgd voor een beeldbuis en andere faciliteiten. Het adres van vertrouwen is nog steeds: Drukpersstraat 20, 1000 Brussel. In de neutrale zone, vlak bij het Vlaamse en de andere parlementen.
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 23
“Het is een hard leven, maar ook een schoon en een fascinerend”
Kort genoteerd ____________________________________________ Rake klappen in Vloesberg Enkele uren na een politieke meeting van Waals minister-president Rudi Demotte op 27 april in D’hoppe, deelgemeente van Vloesberg, zijn er aan kantine van het Vloesbergse voetbalveld rake klappen gevallen naar aanleiding van een conflict waarbij Véronique Demotte, zus van de minister-president was betrokken. Dat vernemen we uit La Dernière Heure. Na een middag stevig in de drank te hebben gezeten laaide een ruzie op tussen Véronique Demotte en de vriendin van een café-uitbater op de markt van Vloesberg. Daarop werd Véronique, stomdronken, uit de kantine gezet. Deze liet het daar niet bij en trommelde haar zoon op, Cyrille Daulne, reeds gekend bij het gerecht, onder meer vanwege drugsfeiten. De neef van de minister-president kwam dan aanrukken met een paar makkers gewapend met baseballknuppels. Daarmee wilden ze de vriendin van de caféuitbater te lijf gaan. De patron van de kantine wilde tussen beide komen en mocht flinke klappen op het hoofd incasseren. Hij werd later per ambulance naar het ziekenhuis van Ronse afgevoerd. De politie was er inmiddels bij geroepen en de rust keerde weer. Een PV werd opgesteld en overgemaakt aan het parket van Doornik. De Vloesbergse burgemeester, Philippe Mettens, acht het “onaanvaardbaar dat
Is er werkelijk iemand die in de neutraliteit van het CEPR gelooft, en bijgevolg in de geloofwaardigheid van de studie en de argumenten van de EC? Bitse strijd tussen PS en PTB woedt voort
de ‘onafhankelijke’ Guillermo de la Dehesa een bende boosdoeners terreur missie omtrent het Trans-Atlantisch zaait in Vloesberg en dat de benPartnerschap voor Handel en Indeleider zich onaantastbaar waant vesteringen (TTIP) op volle toeren, omdat hij de neef is van een begretig gebruik makend van de posilangrijke politicus, zelfs als deze tieve argumenten uit een onderlaatste niet verantwoordelijk is voor zoek van het Engelse Centre for dergelijke schanddaden.” Economic Policy Research (CEPR) dat in september 2013 gepubliceerd werd. Naar eigen zeggen is Bedrieglijke studie Europese het CEPR een onafhankelijke orgaCommissie omtrent het TTIP nisatie, wat de geloofwaardigheid van een dergelijk onderzoek uiterEen paar weken verwijderd van de aard enkel maar ten goede kan verkiezingen draait de propagankomen. damachine van de Europese Com-
Weet de Europese burger veel dat de directeur van het centrum, Richard Portes, eigenlijk lid is van het Bureau van Adviseurs Economisch Beleid van de Voorzitter van de EC, waarmee hij dus rechtstreeks verbonden is. Ook is de voorzitter van het centrum, Guillermo de la Dehesa, sinds 1988 adviseur van de Amerikaanse bank Goldman Sachs en voormalig adviseur of leidinggevende in andere banken, grote privébedrijven of de verzekeringswereld. Bovendien krijgt het CEPR regelmatig financiële steun van banken en bedrijven. Achter deze muren vond er een ware veldslag plaats ‘onder kameraden’, zoals dat heet
24 - Meervoud nr. 197 - mei 2014
Ophef in de Franstalige sociale media: een foto van een verkiezingsbord waarbij een affiche van een PS-kandidaat geplakt werd over die van de PTB. Op zich geen ongewone zaak, ware het niet dat er daarnaast nog enkele affiches van het extreemrechtse Nation plakten, deels overplakt door de PTB maar niet door de PS. In hun veldslag tegen de extreem-linkse aartsrivalen overplakken de Franstalige sociaal-democraten dus liever de PTB-affiches dan die van een extreemrechts en neofascistisch groepje. Van een bittere strijd gesproken... Zondag: heilige dag voor rust Enkele weken geleden slaagde het vakbondsfront van de bedienden erin de plannen van “den Aldi”, om twaalf winkels in de kuststreek op zondag open te houden, tegen te houden. Het plan om twaalf kustwinkels open te houden werd in februari jl. gelanceerd door Aldi. Dankzij blokkeringsacties aan het centraal distributiecentrum in Roeselare, de solidariteit van de vrachtwagenchauffeurs, dag en nacht blokkeringspiketten, werd het plan voorlopig afgevoerd. Er werd berekend dat in de streek de 73 Aldi- winkels 28.000 euro per dag winst maken. Hiervan gaat het meeste naar de steenrijke aandeelhouder van Aldi, terwijl de werknemers de winsten realiseren door hun arbeid van het loon amper kunnen rondkomen. Toen de openingsuren werden verruimd werd de werkdruk gevoelig hoger. Het open houden van de winkels op zondag leidt tot slechtere werkvoorwaarden voor het personeel. Het zegt ook iets over de levensomstandigheden van de mensen als zij alleen nog ’s zondags een “gaatje vinden” om te gaan winke-
de ‘regionale prioriteitencommissie ontslag uit onvrede omdat ze “veel te veel mensen moeten teleurstellen die dringend hulp nodig hebben.” Allerlei beloftes in de sociale sfeer werden niet waargemaakt. Er kwam geen maximumfactuur in de thuiszorg, er kwam geen Vlaamse kindpremie… Volgens de laatste cijfers (december 2011) staan er 91.926 mensen op de wachtlijst voor een sociale woning. Heel wat heikele dossiers werden over de verkiezingen getild, waaronder geen mineure kwesties: we hebben het over de grote onderwijshervorming, waarover de consensus binnen de Vlaamse regering aan diggelen ligt, en ook het Oosterweeldossier inzake de derde vaste oeververbinding over de Schelde in Antwerpen.
Deze winkeljuffrouwen, die ook nog huishoudelijke taken hebben, willen respect voor de zondagsrust
len voor de dagelijkse levensbehoeften. Zondagopeningen betekenen dat de inkomsten voor de winkelketen gewoon gespreid worden over zeven dagen. De extra service zal uiteindelijk afgewenteld worden op de klanten. Er is ook de vastgoedlobby die via huurclausules de winkels verplicht om op zondag open te zijn. Ook Europees wordt de strijd om het behoud van de zondagrust uitgevochten. De vakbonden doen daar volop aan mee in de “European Sunday Alliance”. Aan de Vlaamse kust werd door brede solidariteit een veldslag gewonnen. Zwartboek Vlaamse regering De regering Peeters II was bepaald geen hoogvlieger. Daarover bestaat ruime consensus in de mainstream pers en bij de meeste Wetstraatwaarnemers. Het Vlaams Belang ging zelfs zo ver om een heus Zwartboek uit te brengen over de vijf verloren jaren van deze Vlaamse regering. Heeft ze dan niets deftigs gedaan, vraag Vlaams VB-fractievoorzitter Joris Vanhauthem zich af? “Zeker wel, maar (…) de oppositie is er om oppositie te voeren.” 140 bladzijden lang wordt in het Zwartboek het overzicht gegeven van de niet-ingeloste beloften, de uitgestelde beslissingen, het gebrek aan daadkracht, de aankondigingspolitiek en de bureaucratische sukkelgang van het Vlaamse beleid.
Vanzelfsprekend neemt het VB in de eerste plaats de N-VA op de korrel, die zich in de CD&V-sp.a-NVA-coalitie mee verantwoordelijk heeft gemaakt voor een beleid van non-interventie ten aanzien van het federale niveau, waar de zesde staatshervorming haar beslag kreeg, en maatregelen werden genomen die rechtstreeks ingrijpen op het Vlaams grondgebied, die Vlaamse bevoegdheden herroepen en de financieringsbasis van delen van het Vlaams beleid aantasten. De beleidsverklaring van de Vlaamse regering klonk nochtans beloftevol. Men ging voor een ‘assertief’ Vlaams beleid en er werd duidelijk aangekondigd dat de Vlaamse regering de staatshervorming zou agenderen op het Overlegcomité. Minister-president Kris Peeters moest erkennen dat “Het Vlaamse beleidsniveau niet was betrokken bij de totstandkoming van dit akkoord. Het is een lacune in ons federaal staatsbestel dat de deelstaten geen enkele inspraak hebben in het staatshervormingsproces.” Maar voor Van Hauthem is dat klinkklare onzin. Niet alleen werd het Overlegcomité niet gevat, bovendien werden alle belangenconflicten die door de VB-fractie werden ingediend in het Vlaams parlement weggestemd, ook door N-VA. “De N-VA bekampte de staatshervorming wel in Kamer en Senaat, maar verzette in het Vlaams parlement, waar de partij ministers levert en dus daadwerke-
lijk politieke macht heeft, geen poot.” Ook het randbeleid van de Vlaamse regering krijgt een veeg uit de pan. Minister van Ruimtelijke Ordening Philippe Muyters keurde de omvorming van landbouwgebied in woongebied goed, wat tot een verdere verstedelijking en verfransing zal leiden. Ook van een project als Uplace in Machelen verwacht het VB een verfransende invloed. En als minister van Sport tekent Muyters ook verantwoordelijk voor de flop die de Gordel, nieuwe stijl is geworden. De burgemeester van Vilvoorde, Hans Bonte (sp.a) wordt aangehaald om Geert Bourgeois te kapittelen: die verklaarde aan De Standaard :“Je zou toch verwachten van een minister die bevoegd is voor de Vlaamse Rand dat hij een extra inspanning doet voor die Rand. Tijdens de vorige legislatuur verdubbelde minister Frank Vandenbroucke het budget voor basiseducatie, maar Bourgeois doet niets.” Het Zwartboek hekelt ook de sociale wantoestanden die de Vlaamse regering verder laat aanmodderen. De wachtlijsten in de gehandicaptensector zijn in voorbije vijf jaar nog verder aangegroeid, in plaats van afgebouwd: vandaag staan er 22.000 gehandicapten op een wachtlijst met een dringende zorgvraag. Aan het begin van de legislatuur waren er dag nog maar 15.000. In de provincie Oost-Vlaanderen namen een aantal leden van
Heel wat punten die het Zwarboek aanklaagt zijn pertinent. Vanhauthem weet natuurlijk ook waar de stilstand vandaan komt: “Zeker na de federale verkiezingsoverwinning van N-VA in 2010 hing de Vlaamse regering als los zand aan elkaar.” Het maatschappelijk gewicht van N-VA is toen fel toegenomen, maar in het Vlaams parlement moest de partij het stellen met de getalsterkte die haar bij de regio-verkiezingen in 2009 werd toegemeten. We moeten vaststellen dat er de partij zeer veel aan gelegen is geweest om tot elke prijs in de Vlaamse regering te blijven, om het imago als bestuurspartij overeind te houden. Dit lijkt belangrijker te zijn geweest dan het feitelijk wegen op het beleid. De N-VA heeft zich gedeisd gehouden om niet door een alternatieve meerderheid (met VLD) uit de Vlaamse regering te worden gezwierd. Europese verkiezingen: matte campagne In ons land is er stemplicht, iets wat uitzonderlijk is (elders in Europa bestaat het fenomeen ook in Luxemburg, Griekenland en als we ons niet vergissen Cyprus). In Nederland bijvoorbeeld niet, hoewel er daar sinds kort stemmen opgaan om de stemming voor het Eurovisiesongfestival verplicht te maken. Voor het overige is het armoe troef in de Eurocampagnes. Het virus van het euroscepticisme dreigt in heel wat landen serieuze ravages aan te richten. Bij onze noorderburen vindt zo’n 20 percent van de kiesgerechtigden dat Nederland uit de Europese Unie moet,
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 25
Populair. Volgens een recent onderzoek blijkt dat 62% van de Fransen tevreden zijn over de nieuwe eerste minister Manuel Valls. Daarmee is hij even populair als maarschalk Pétain in 1940. *
Geert Wilders: gaat het verst in zijn oppositie tegen de Europese Unie
en 47 percent wil de macht van de Unie verminderen (onderzoeksbureau Ipsos). De PVV van Geert Wilders wil uit de EU, de SP, ChristenUnie en de Staten Gereformeerde Partij zijn ronduit eurosceptisch, en tegenover zich vinden zij als super-eurofielen de ‘links-liberalen’ van D66 en GroenLinks die voor een federaal Europa gaan. De drie grote andere partijen weten het niet al te goed. De sociaaldemocraten van PvdA kozen als slogan Voor een Europa dat werkt, terwijl de christendemocraten van CDA het houden bij Naar een slagvaardig Europa. De liberalen van VVD, die een beetje ongemakkelijk zitten omdat ze via de liberale Europese fractie de in Nederland weinig populaire Guy Verhofstadt opgedrongen kregen als boegbeeld, houden het bij Europa waar nodig.
Niet voor publicatie vatbaar In deze rubriek signaleren we wansmakelijkheden die volgens ons niet de minste aandacht verdienen. * Papyrus. Omdat op enkele stukjes in de woestijn gevonden papyrus in het Koptisch beschreven wordt dat de Heer wel degelijk gehuwd was, gaan er in het Vaticaan stemmen op om klacht in te dienen bij de privacycommissie die ad hoc opgericht werd.
Roma. “Toen Eurocommissaris Viviane Reding zei dat het terugsturen van Frankrijk van Roma naar Bulgarije en Roemenië haar deed denken aan deportaties, had ze meteen moeten worden ontslagen. Het was een stupide opmerking, het getuigt van incompetentie en het is de beste manier om Europa uit elkaar te doen spatten. Het is ondraaglijk dat die cultuurloze, pretentieuze commissarissen maar doorgaan de volken van Europa de les te lezen. Terwijl ze geen enkele legitimiteit hebben. Ik herinner eraan dat Viviane Reding uit Luxemburg komt en dat er niet één Roma in Luxemburg woont.” Filosoof Alain Finkielkraut, lid van de Académie Française, in Vonk/De Volkskrant, 10 mei. * Franse jonge jihadisten. Op dit ogenblik zijn er naar schatting 285
perverte exhibitionist in Peru
listische regering in de onderwijssector, waardoor er besnoeid wordt op de colonies de vacances, en jongeren dus in plaats van het zwempak naar de koran grijpen om op vakantie te gaan. *
Merkwaardig zijn de slogans van de Eurosceptici: bij de Socialistische Partij luidt die Superstaat nee, samenwerken ja, terwijl het gezamenlijke programma van de ChristenUnie en de SGP uitpakt met Samenwerken ja, superstaat nee.
Exhibitionisten in Incastad. De autoriteiten van Peru balen van de steeds aangroeiende stroom toeristische exhibitionisten die zich laten fotograferen in de oude Incastad Machu Picchu. Deze kiekjes worden vaak op Facebook en YouTube gezet onder de noemer ‘Naked in Monuments’. Nu echter wordt er kordaat opgetreden: de betrapten krijgen iets als een gasboete en moeten bovendien ook hun camera inleveren. Vergeten we niet dat de Incastad jaarlijks door ongeveer anderhalf miljoen toeristen bezocht wordt, en dus niet gediend is met obsceen en profaniserend gedrag van losgeslagen gekken. Stel u maar even voor dat zoiets in Lourdes of in Scherpenheuvel zou gebeuren…
In Elsevier (12 april) stelt René Couperus, verbonden aan de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau van de PvdA, dat hij het gehamer van zijn partij op een ‘sociaal Europa’ zo maar eventjes “retorische bullshit’ vindt. Hij vindt het onterecht dat nationale solidariteit opeens internationale solidariteit moet worden, en meent dat het vrije verkeer van personen de verzorgingsstaat ondermijnt. “Dat is voor de sociaaldemocratie een probleem”. Hoe loopt dat af? De schone Maria-Magdalena, wellicht de toegewijde echtgenote van De Heer
26 - Meervoud nr. 197 - mei 2014
Franse jihadisten in Syrië. De Franse pers breekt zich de hersenen hoe het mogelijk is dat jongeren uit een beschaafd land een dergelijke stap ondernemen. Volgens sommigen is dit het gevolg van het feit dat niet iedereen toegelaten wordt om in het Erasmus-uitwisselingsprogramma te komen. Anderen menen dan weer dat dit het gevolg is van de besparingspolitiek van de socia-
*
!
Dertien bedenkelijke bedenkingen (2) Ik noem burger hem die lacht om al wat mij heilige ernst is, die ernst maakt van al waar ik om lach. J. Greshoff Wie in God gelooft, moet helaas ook de baarlijke duivel erbij nemen. * Soms ga ik tot aan de Somme (de Zomme zou onze stokoude wijze priester Cyriel Moeyaert zeggen) om onze meest zuidelijke grens te bezichtigen en te overschrijden. * Jan Greshoff woonde van 1927 tot zijn vertrek in 1939 naar Zuid-Afrika in Schaarbeek. Hij was een vriend van Willem Elsschot en schreef gedichten en aforismen. Om al deze redenen werd hij alsnog mijn postume vriend. * Als onderdaan van koning Alcohol waan ik mij soms zijn onterfde prins. * Joseph Roth was een hotelmens en een sympathieke jood die zich dooddronk; maar ik ben geen jood en zal hem dus niet navolgen. *
In het leven van Jezus van Nazareth was er gelukkig ook nog de minzame figuur van de ongesluierde Maria Magdalena. * Wie geen Latijn kent, moet Frans leren en wie geen Frans kent moet maar luisteren naar een Dietse sprookspreker. * De moordenaar van Marie-Rose Morel was heer Kanker en ook deze moordenaar loopt hier (alom en allerwegen) alweer vrij rond. * Tussen Brussel en Parijs ligt Artesië met honderden artesische putten. * De dichter voegt niet de daad, maar de dood bij het naakte woord. * Aan het eind van zijn boek Na ons de zondvloed? (Brussel : Egmont, 2014) schrijft (op pagina 199) de betrouwbare en ernstige Bart Laeremans : “Het gebeurt wel eens dat mensen mij vragen waarom ik niet al lang de overstap heb gemaakt naar de N-VA. Bij die partij zou je al lang burgemeester van Grimbergen geworden zijn, klinkt het dan.“ Ik zou hem willen vertroosten en versterken met het bekende spreekwoord: één zwaluw maakt nog geen zomer of één burgemeester maakt van ons nog geen vrije burgers”. * Op Corsica, van Bastia tot Bonifacio, lijken alle mannelijke Corsicanen op jonge of oude bandieten op de vlucht in het maquis. Dit is wat ik het meeste mis in Vlaanderen : we hebben hier geen maquis en geen donker bomenwoud. * Toen de dieren nog spraken was het voor Adam en Eva wellicht nog erg stil en paradijselijk in dat vervelende paradijs. Hendrik Baudewijn Carette
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 27
OVERPEINZINGEN
Leo Picard (1888-1981) ; Een non-conformistische flamingant ____________________________________________ Leo Picard werd te Antwerpen geboren op 4 november 1888 als vijfde in een middenklassegezin met zes kinderen. Hij doorliep de middelbare school in het Koninklijk Atheneum van zijn geboortestad, net zoals zijn twee oudere broers, de jurist Hendrik (1883-1946) en de arts Antoon (18841949), beiden later overtuigde Vlaams-nationalisten. In en rond die onderwijsinstelling werd ook zijn blijvende belangstelling voor de Vlaamse beweging gewekt. Na een conflict - niet het laatste in zijn leven! - verliet Picard deze school en behaalde hij zijn einddiploma van de klassieke humaniora via de Centrale Examencommissie. Vervolgens startte Picard vanaf 1905 een hobbelig studieparcours van bijna een decennium, dat onder meer werd onderbroken door een zeereis van enkele maanden naar Zuid-Amerika. In 1914, bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog, moest hij alleen nog zijn scriptie schrijven, vooraleer hij aan de Gentse universiteit het diploma van doctor – vergelijkbaar met de huidige master - in de geschiedenis zou hebben behaald. Die eindverhandeling over De zwarte goederen in de Franse tijd in de provincie Antwerpen kwam er echter nooit. Picard hield aan de intense en persoonlijke omgang met de promotor van zijn thesis, de internationaal befaamde hoogleraar geschiedenis Henri Pirenne (1862-1935), wel een grote en blijvende appreciatie over voor deze mediëvist, sociaal-economisch historicus en auteur van onder andere een meerdelige Histoire de Belgique. Dat de van huis uit Franstalige Pirenne een overtuigde en prominente representant was van de “Ame belge”, belette niet dat de flamingant Picard hem levenslang bleef beschouwen als zijn voornaamste intellectuele leermeester.
Ondertussen had Leo Picard zich geëngageerd in de vrijzinnige Vlaamsgezinde studentenbeweging aan de Gentse universiteit. Dat hij in 1904 - na aanhoudende interne spanningen - het liberaal gezinde studentengenootschap ’t Zal Wel Gaan verliet en zich aansloot bij de meer maatschappijkritische dissidenten van Ter Waarheid, vormde de voorbode van zijn intentie - bijna 10 jaar later - om zich aan te sluiten bij de socialistische Belgische Werkliedenpartij (BWP). Intussen had hij in Brussel, waar hij als vrij student cursussen literatuur- en kunstgeschiedenis bij August Vermeylen (18721945) en “een cours pratique d’histoire” volgde, levenslange vriendschap gesloten met de Vlaming Eugène Cantillon (1893-1942), die tijdens de Eerste Wereldoorlog naar Nederland zou uitwijken, en met de Nederlanders Frederic Carel Gerretson (1884-1958) en Derk Hoek (1887-1976), die omstreeks 1910 eveneens aan de Université Libre de Bruxelles studeerden. Op 7 mei 1914, enkele maanden nadat hij zijn latere echtgenote Martha Van Vlaenderen (1891-1984) had leren kennen, startte Leo Picard met een (oorlogs)dagboek, dat - met hiaten - loopt tot 3 november 1915. Tot aan het einde van zijn lange leven maakte Picard sindsdien bijna systematisch (dagboek)aantekeningen over wat hij dacht, deed en beleefde, en dat was nogal wat. In het dagboek uit de periode 1914-1915 doet hij - behalve heel uitvoerig en heel open over de liefde voor zijn verloofde - vooral verslag over de oorlogsverwikkelingen en met name over het activisme en de Flamenpolitik. Kort na de bezetting van vrijwel heel België trad Picard bij het begin van de herfst van 1914 toe tot de radicaal-activistische Gentse en later ook ruimere groep Jong-Vlaanderen. Hij betoonde zich aanvankelijk een felle pangermanist, die de aansluiting van Vlaanderen en België bij Duitsland hartstochtelijk bepleitte. Vanaf eind februari 1915 was hij ook hoofdredacteur van De Vlaamsche Post, de krant van de Jong-Vlamingen. Na aanhoudende onenigheid binnen Jong-Vlaanderen, waarbij de uit Nederland afkomstige protestantse dominee Jan Derk Domela Nieuwenhuys Nyegaard (18701955) zijn belangrijkste opponent was, keerde Picard, die inmiddels veel gematigder was geworden inzake de toekomst van Vlaanderen en België, zijn voormalige geestesgenoten begin september 1915 de rug toe. Midden september 1915 verhuisde Picard naar het Nederlandse Leiden. Zijn verloofde, regentes Martha Van Vlaenderen (1891-1984), reisde hem korte tijd later na. Op 9 februari 1916 trouwden zij in Den Haag, waar zij inmiddels woonden. Gezien het feit dat zij allebei vrijzinnig waren, betrof het hier enkel een burgerlijke huwelijksplechtigheid. Dankzij de Duitse kunsthistoricus Friedrich Wichert (1878-1951), die Nederlands sprak en die verbonden was aan de Duitse legatie in Den Haag - met als bijzonderste opdracht de naar Nederland uitgeweken Vlamingen en de Nederlandse Groot-Nederlanders voor “de Duitse zaak” te winnen -, kon Picard in de herfst van 1915 aan de slag als ‘broodschrijver’ voor de diplomatieke vertegenwoordigingen in Nederland van Duitsland en zijn bondgenoten Roemenië en Turkije. Hij zou dat blijven doen tot aan het einde van de Eerste Wereldoorlog. Ook de Groot-Nederlander Gerretson, die via zijn Duitse contacten en zijn invloedrijke connecties in de hogere, in belangrijke mate Deutschfreundliche kringen van de Nederlandse (protestantse) politiek, het activisme sterk ondersteunde en stimuleerde, verleende daarbij een steuntje in de rug. Het echtpaar Picard-Van Vlaenderen, dat intussen een dochter Lily (1917-1996) had en later nog een zoon Hein (1925-1988) kreeg, zou in Nederland blijven wonen tot 1945. Voor zijn betrokkenheid bij het activisme werd Picard in 1921 door het Gentse Hof van Assisen bij verstek veroordeeld tot levenslang.
Leo Picard
28 - Meervoud nr. 197 - mei 2014
Vanaf eind 1918 was Picard redacteur van het Haagse liberale dagblad Het Vaderland. Behalve over buitenlandse politiek, geschiedenis en geschiedschrijving en in mindere mate over uiteenlopende maatschappelijke of culturele onderwerpen, schreef hij tijdens het interbellum in deze krant en in tal van andere Vlaamse en Nederlandse bladen en tijdschriften vaak en veel over de Vlaamse beweging. Daarbij ontpopte hij zich tot een criticus van het Vlaams-nationalisme als ideologie en oordeelde hij dat een zelfstandige Vlaams-nationalistische partij, zoals de in 1919 opgerichte Frontpartij, waarin zijn beide hiervoor genoemde broers militeerden, overbodig was. Picard meende enerzijds dat – behalve via diverse maatschappelijke organisaties - via de traditionele politieke partijen moest worden gewerkt aan een integraal Nederlandstalig Vlaanderen en anderzijds dat de Vlamingen hun numerieke meerderheid in België niet mochten opgeven door een federalistische omvorming van de staat. Van de andere kant pleitte Picard tijdens de late jaren 1930 en tot de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog voor een diplomatiek compromis en later een vrede door overleg met Nazi-Duitsland. Hoewel hij met die houding destijds - ook in kringen van ‘het establishment’ - aanvankelijk verre van alleen stond, zowel vóór als tijdens de Tweede Wereldoorlog, werd deze stellingname hem met name door tal van collega-journalisten, bij Het Vaderland en elders, erg kwalijk genomen, ook al omdat hij er zolang aan vasthield. Desondanks hield Picard - zoals dat wel meer gebeurde in controversiële zaken - tot het eind van zijn leven vol dat hij het in deze aangelegenheid bij het rechte eind had (gehad)… Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef Picard overigens schrijven voor het door de Duitsers gecensureerde Het Vaderland. Omdat hij - geheel in overeenstemming met zijn (vaak) rebelse levenshouding - desalniettemin tweemaal publiekelijk zijn ongenoegen uitte over de Duitsers en de met hen collaborerende Nederlanders, belandde hij in 1942 en 1943 evenveel keren in de gevangenis, met name in het zogeheten Oranjehotel in Scheveningen. Op last van de Duitsers werd Picard door Het Vaderland uiteindelijk ontslagen, maar hij kreeg wel een financiële compensatie voor het verlies van zijn job. Dat Picard tijdens de Duitse bezetting was blijven werken als journalist, leidde er in 1946 toe dat de Nederlandse justitie hem een publicatieverbod van twee jaar oplegde. Inmiddels was Leo Picard in 1945 echter terug naar België verhuisd, waar hij - als vrijzinnige sociaaldemocraat! - eerst lid en later hoofd van de buitenlandredactie van de Vlaamsgezinde katholieke krant De Standaard werd. Tot aan zijn pensionering bij dit persorgaan in 1956 - en nog veel langer - dacht en schreef Picard zoals de decennia voordien: allerminst conventioneel en vooral non-conformistisch. Wat West-Europa aangaat, was hij vanuit een geopolitieke benadering ten tijde van de Koude Oorlog wat destijds verre van evident was - voorstander van een soort “derde weg” tussen de Verenigde Staten van Amerika en de Sovjetunie, zij het zonder het communisme als ideologie of als praktijk te verdedigen, maar uitgaande van de realiteit dat een conflict met het nabijgelegen Rusland en zijn OostEuropese satellietstaten voor de West-Europese landen eenvoudigweg geen optie was. Niet het minst omwille van de beschikbaarheid van nucleaire wapens bij de beide toenmalige, rivaliserende grootmachten. Net zoals ten opzichte van het nationaal-socialistische Duitsland vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog koos Picard vanaf de jaren 1950 dus ook ten opzichte van de USSR en zijn Oost-Europese buurstaten achter het IJzeren Gordijn voor een appeasement-politiek. In 1956 maakte Picard, die sinds de jaren 1920 een groot reiziger was, trouwens een groepsreis naar de Sovjetunie en het eveneens communistische China. Wat de Vlaamse beweging betreft, bleef Picard na de Tweede Wereldoorlog, en tot het eind van zijn leven, een consequente tegenstander van een zelfstandige Vlaams-nationalistische partij én van het federalisme. Wat dat laatste aangaat onder andere ook omdat door een uitholling van de Belgische staat de greep van de politiek op de economie en de mogelijkheden tot (bij)sturing ervan volgens hem ernstig zouden worden verzwakt. Leo Picard bleef tot op hoge leeftijd essays en recensies publiceren, onder andere in het links-flamingantische tijdschrift De Nieuwe van de door hem bijzonder gewaardeerde Mark Grammens (°1933) en in De Standaard (der Letteren). Leo Picard zal worden herinnerd als een soms controversiële, maar altijd boeiende Vlaamsgezinde opiniemaker, maar ook als historicus en auteur
In juni verschijnt het uitgebreide verhaal over August Balthazar en Leo Picard. Daar komen we in Meervoud zeker nog op terug
van onder meer de tweedelige Geschiedenis van de Vlaams(ch)e en de Groot-Nederlands(ch)e beweging (1937 en 1959), die gepubliceerd werd door Uitgeverij De Sikkel van zijn (jeugd)vriend Eugène De Bock (18891981). Daarbij putte hij zowel uit de toen in aantal nog eerdere beperkte historische studies over dat thema als - volgens sommige critici té frequent - uit zijn geheugen en zijn ervaringen. Overigens, in zijn briefwisseling en in zowat al zijn schrifturen toonde Picard zich een historicus in hart en nieren, die tussen andere kanttekeningen door voortdurend historiografische citaten aanhaalde en geschiedfilosofische opmerkingen optekende. Leo Picard was nagenoeg altijd (hyper)kritisch en af en toe dwars of tegendraads, “altijd in de contramine” zoals zijn vriend Eugène Cantillon het ooit uitdrukte. Geen gemakkelijke man of een volgzame meeloper dus, wel iemand die voortdurend alert was en die altijd - en graag! - bereid was tot discussie en polemiek. Allicht was het precies deze ingesteldheid die van Picard een Vlaams journalist en publicist van internationale signatuur maakte. Leo Picard overleed in Gent op 26 november 1981.
Nico VAN CAMPENHOUT Een meer uitgebreide en meer gedetailleerde biografie van Leo Picard, inclusief de geannoteerde editie van zijn dagboek uit de jaren 1914-1915, in volgend boek, dat op woensdag 18 juni eerstkomend om 20 uur wordt voorgesteld in ‘de Balzaal’ van ‘de Vooruit’ in Gent: Herman BALTHAZAR & Nico VAN CAMPENHOUT, Twee jonge Vlamingen in Den Grooten Oorlog. De oorlogsdagboeken en het levensverhaal van de flaminganten August Balthazar en Leo Picard, Tielt, Uitgeverij Lannoo, 2014, ISBN 978 94 014 1148 6 (met diverse nooit eerder gepubliceerde foto’s en andere illustraties). Bij de voorstelling op 18 juni verzorgt germanist en auteur Stefan Hertmans de inleiding en interviewt journalist en historicus Marc Reynebeau de beide auteurs.
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 29
DIPLOMATIEK COMMENTAAR
Brussel vreest Frans doemdenken Wie zei ook weer dat er tijdens een kiesstrijd geen leugens werden verteld, maar des te meer onwaarheid. Een grove onwaarheid was de bewering dat België relatief goed stand had gehouden tijdens de Europese financiële crisis, met dank aan de regering-Di Rupo. De waarheid is dat wij het enige land zijn dat door de crisis zijn voornaamste bank heeft moeten afstaan aan Frankrijk, dat er niet beter van geworden is. Frankrijk geraakt niet uit de problemen. Elkeen merkt dat het “een gevarenzone indrijft”, zoals Europa-correspondent van NRC Handelsblad (19 april), Caroline de Gruyter, het formuleert. Dit gaat ons rechtstreeks aan. Men mag niet doen alsof de economische crisis in Europa al zou zijn afgewend. Wegens de verkiezingen werd een obligaat optimistisch verhaal verteld dat aan geen kanten klopt. De concurrentiekracht van landen als Frankrijk en België is niet verbeterd. Blijft dit aanslepen, dan wordt Frankrijk het nieuwe Spanje. In dat geval is het een kwestie van tijd voor België om daar, wegens zijn nauwe economische en financiële verwevenheid met Parijs, de gevolgen van te ondervinden. Frankrijk leeft boven zijn stand. Het zou zwaar moeten bezuinigen om het hoofd boven water te houden en de staatsschuld, die nog steeds een eind uitstijgt boven het door Europa gedulde maximum van 3 procent van het bruto binnenlands product, in te perken. Sinds 1974 heeft Frankrijk geen begroting in evenwicht meer gekend. Sinds verscheidene jaren torst het land een structurele werkloosheid die door alle waarnemers wordt toegeschreven aan sociaal conservatisme (de prioriteit van de “verworven rechten”), dat niet meer in overeenstemming is met wat de economie kan dragen. Men krijgt dan toestanden zoals de teloorgang van de Franse industriële reus Alstom, die tweederde van alle hogesnelheidstreinen levert die in Europa rondrijden, maar die aankijkt tegen een schuld van 3,2 miljard euro. De bedrijfsleiders gingen gretig in op een gedeeltelijk overnamebod voorgesteld door de Amerikaanse concurrent General Electric, maar de Franse regering stelde zich in haar plaats en schreef aan de Amerikanen dat de overname niet doorging. Hoe het bedrijf gered kan worden, is op het moment dat we dit schrijven nog niet bekend, maar wel weet men dat als er geen oplossing voor de hoge schuld van Alstom komt, sommige banken mee in de afgrond worden getrokken en er een nieuwe Europese financiële crisis dreigt. De voornaamste aandeelhouder van Alstom, de financier Bouygues, die 30 procent bezit, heeft al laten weten zijn aandelen te willen verkopen. Sauve qui peut ... Frankrijk worstelt gelijktijdig met een economisch probleem, met politieke (socialistische) ongeloofwaardigheid, en met een golf van maatschappelijke onvrede. Het economisch probleem komt erop neer dat de Franse industrie niet opgewassen is tegen de concurrentie. De Wereldbank berekende (volgens Le Soir, 2 mei) dat de Franse nijverheid voorbijgestreefd wordt door vrijwel alle grote industrielanden, maar in heel snel tempo door landen als Brazilië, Rusland, Duitsland en India. Zelfs de president erkent dat het land 53 miljard euro zou moeten bezuinigen in de welvaartssector om zijn plaats in de wereld te kunnen handhaven en de economische“retournement” te kunnen realiseren die tot herstel kan leiden. Het lijkt onwaarschijnlijk dat een socialistische president hiertoe kan overgaan. Reeds werd een “stabiliteitsplan”, voorgesteld door de nieuwe eerste minister Manuel Valls, op 29 april in het parlement afgewezen door niet minder dan 41 socialistische verkozenen. De socialisten beschikken weliswaar over 291 zetels in het parlement, maar dat 41 van hen tegenstemden heeft men nog niet vaak meegemaakt. Le Monde (6 mei) spreekt van“un parti en faillite”. Die indruk had men reeds opgedaan met de gemeenteraadsverkiezingen van 23 en 30 maart. Meer dan honderd grote en kleine steden gingen verloren voor de socialisten. Maar het grootste probleem is de afkeer of onverschilligheid waarmee de bevolking zowel de economische achteruitgang als de toenemende onmacht van de politiek om
30 - Meervoud nr. 197 - mei 2014
daar iets aan te doen, beantwoordt. Daar profiteert alleen het Front National van Marine Le Pen van. Een toenemend aantal mensen ziet de politiek niet meer zitten. In 1983 ging één op de vijf Fransen niet stemmen, en daar sprak men toen schande van. In 2008 was dit cijfer afwezigen gestegen tot één op drie. In maart van dit jaar was het twee op vijf geworden. Het grootste aantal niet-stemmers trof men aan onder de jongeren en in de arbeidersklasse (Le Monde, 25 maart). Zelden is de kloof tussen de bestuurders en het volk zo groot geweest (Le Monde, id.) De culturele elite spot meer en meer met het regime, en vertoont tekenen waaruit kan afgeleid worden dat zij haar hoop begint te stellen op de extreme rechterzijde (Le Monde, 12 april). Het probleem voor president Hollande is dat hij om economische redenen, ook bijvoorbeeld om de hoge jeugdwerkloosheid te bestrijden, een beleid moet voeren van forse investeringen in de economische sector ten nadele van de sociale sector en de welvaart, maar dit beleid staat haaks op zijn kiesbeloften van twee jaar geleden en op de verwachtingen van zijn aanhangers. Het gevolg van dit dilemma, waar op korte termijn geen oplossing voor bestaat, is dat de populariteit van een Franse president nog nooit zo diep is gezonken als die van Hollande. Amper één op vijf van de Fransen zegt tevreden te zijn met het beleid. Zelfs onder degenen die hem in 2012 tot president hebben verkozen, is de aanhang van Hollande met de helft gedaald. Uit een grote enquête, die in het begin van dit jaar werd gehouden (Le Monde, 8 en 26 februari) valt af te leiden dat niet minder dan 78 procent van de Fransen met hun gedachten in het verleden zitten. Door de enquêteurs wordt de stemming onder de Fransen omschreven met het woord “nostalgie”. Dat uit zich ondermeer ook in de afwezigheid van ook maar enige negatieve commentaar als Franse troepen weer eens in een Afrikaans land de orde gaan herstellen of als er Franse soldaten sneuvelen in Afghanistan. Men vindt het normaal dat Frankrijk een “rol” speelt in de wereld. Socialistische presidenten (Mitterrand) verschillen daarin niet van rechtse verkozenen. De persoon van de president staat sinds zijn aantreden twee jaar geleden steeds vaker ter discussie. Zijn “privé-leven” heeft aanleiding gegeven tot grove scherts, wat niet bijdraagt tot het sérieux van de functie die hij bekleedt, maar hij werd ook op de vingers getikt door voorname burgers zoals het Kamerlid voor Calais, Daniel Fasquelle, die in Le Monde (12 januari) doodernstig proclameerde dat een Franse president recht heeft op slechts één maîtresse, en dat is “la France”. Anderen gaven Fasquelle overschot van gelijk, en spreken van een beroepsplicht (obligation professionelle) om te paraderen aan de arm van “la France”, en geen ander. Le Soir is de enige Belgische krant met een vaste redacteur in Parijs. In de verslaggeving en hoofdartikelen maakt Le Soir zich de laatste tijd regelmatig zorgen over wat Frankrijk overkomt, waarbij wordt aangestipt dat België (lees: de Belgische Franstaligen) nood heeft aan de steun van een sterk Frankrijk. Die steun dreigt weg te vallen als het land zich niet herpakt en socialistische illusies opgeeft om opnieuw een wereldmacht te worden. Men is kennelijk in Brussel-Frans bang voor een “effacement de la nation” (française). Daar staat dan wel tegenover dat de jeugd van Frankrijk is “tentée par la révolte” (volgens analyse in Le Monde, 26 februari, verrassend enthousiast overgenomen door Le Soir). Men schijnt zich niet eens meer te herinneren dat de laatste “révolte” dateert van mei achtenzestig. Mark GRAMMENS
Volkeren in beweging ____________________________________________ Armeense genocide: Turks begrip, maar geen verontschuldigingen Op 23 april, aan de vooravond van de 99e verjaardag van wat velen de Armeense genocide noemen, verstuurde de Turkse premier Erdogan een onverwacht persbericht de wereld in vertaald in acht verschillende talen, waaronder het Armeens. Onverwacht, vermits het onderwerp nog steeds uiterst gevoelig ligt voor de Turkse staat. Het bericht bleek allerminst wereldschokkend te zijn, maar desalniettemin uniek. Zo bood Erdogan zijn deelneming aan aan de nabestaanden van ca. het miljoen Armeniërs (sommigen spreken zelfs van anderhalf miljoen) die ruim een eeuw geleden door de Ottomaanse troepen uitgeroeid werden. Deelneming en begrip, verzoenende taal, maar nog steeds geen verontschuldigingen of erkenning dat het hier om een doelbewuste volkerenmoord ging en de verantwoordelijkheid van de Ottomaanse soldaten en legerleiding hierin. In het persbericht laat de Turkse regering eveneens weten dat zij opgeroepen heeft om “een gezamenlijke historische commissie op te richten om de gebeurtenissen van 1915 op een wetenschappelijke wijze te bestuderen. (…) Dit wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd door Turkse, Armeense en internationale historici zouden een aanzienlijke rol kunnen spelen om licht te werpen op de gebeurtenissen van 1915 en een correcte kennis van de geschiedenis. Hiervoor hebben we onze archieven geopend voor alle onderzoekers. Vandaag worden honderdduizenden documenten in onze archieven ter beschikking
bouwvakkers in Alaska, hun taal werd onlangs officieel erkend
gesteld van geschiedkundigen” (mijn vertaling). Een mededeling die bij de Armeniërs wellicht niet in goede oren gevallen is. De oprichting van een dergelijke onderzoekscommissie laat immers uitschijnen dat de Turkse staat nog altijd in twijfel trekt dat er op een georganiseerde basis overgegaan werd tot een genocide tegenover het Armeense volk en dat deze commissie voor eens en voor altijd moet aantonen wat er werkelijk gebeurd is. Een slag in het gezicht van iedereen voor wie deze genocide een historisch feit is en voor de nabestaanden van alle slachtoffers. Ook kan je je afvragen welke nieuwe feiten
een dergelijke commissie honderd jaar later nog aan het licht kan brengen. De kans bestaat bovendien dat de Turkse staat een mogelijkheid zou vinden om de gebeurtenissen te minimaliseren. Het is duidelijk dat Erdogan na de verkiezingen van 30 maart met een nieuw zelfvertrouwen is opgestaan na de maandenlange berichten van corruptie tegen zijn persoon, familie en regering, en zich nu volop klaarmaakt voor de presidentsverkiezingen in augustus, waar hij wellicht als winnaar uit de bus zal komen. Een dergelijk verzoenend gebaar, zonder evenwel te veel te zeggen en taboes te doorbreken, moet zijn imago als grote leider die de Turkse staat door de 21e eeuw zal leiden extra oppoetsen en zijn positie veilig stellen. Het persbericht bevatte ook een onmiskenbaar bericht aan alle geïnteresseerden, mogelijk in het bijzonder Europa: “Niettemin is het ontoelaatbaar om de gebeurtenissen van 1915 als excuus voor vijandigheid tegenover Turkije te gebruiken en om deze zaak in een politiek conflict te veranderen”. Woorden van een staatshoofd dat beseft dat hij Europa moet paaien wil zijn staat ooit lid worden van de EU, en dat hij in 2015 wellicht als nieuwe president de 100e verjaardag van de Armeense genocide zal meemaken. Alaska erkent officieel inheemse talen Alaska werd onlangs de tweede Amerikaanse staat, naast Hawai, die inheemse talen officieel erkent en op voet van gelijkheid stelt met
Erdogan: slap gelul over Armeense genocide
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 31
het Engels1. Op de dag van de stemming verzamelden tientallen mensen van verschillende leeftijd en afkomst om een wake te houden in de gang voor het bureau van een plaatselijke senator. Hun geduld werd op de proef gesteld maar bleek niet voor niets te zijn: 15 uur later kwam de beslissende stem en werd de wet goedgekeurd, waardoor 20 inheemse talen nu officieel gelijkgesteld worden met het Engels, dat sinds een stemming in 1998 de enige officiële taal van de staat was. De wet verplicht de plaatselijke overheid op geen enkel moment om met de burgers te communiceren in deze verschillende talen of om deze tijdens vergaderingen te hanteren. De overheid bevestigt hiermee enkel aan de moedertaalsprekers van de inheemse talen dat hun taal gelijkwaardig is aan het Engels. Louter symbolisch, niet meer maar ook niet minder. Israëlische entiteit blaast overleg met Palestijnen opnieuw op Onlangs sloten de twee belangrijkste Palestijnse partijen, Hamas die de Gazastrook controleert en Fatah die domineert in de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie, een verzoeningsakkoord om een einde te brengen aan de onderlinge verdeeldheid die al jaren woedt. Een nieuwe reden voor de Israëlische staat om het vredesoverleg met de Palestijnen op te blazen. De Israëlische premier Benjamin Netanyahu windt er geen doekjes om: de Palestijnse president Mahmoud Abbas (Fatah)
moet kiezen tussen vrede met de staat Israël of met Hamas, dat door de EU, de VS en de Israëlische entiteit als een terroristische organisatie beschouwd wordt. Netanyahu rept uiteraard met geen woord over het feit dat de Israëlische staat tijdens de vredesgesprekken bleef verder werken aan zijn verdedigingsmuur en dat het bleef verder bouwen aan de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever, die zelf door de internationale gemeenschap als illegaal worden beschouwd en die de grootste bom onder het vredesproces zijn. Amerikaans minister van Buitenlandse Zaken John Kerry gooide olie op het vuur door te zeggen dat de Israëlische staat dreigt af te glijden naar een apartheidsstaat indien hij niet vlug vrede sluit, een uitspraak die hij al gauw terugnam door te zeggen dat deze 'verkeerd geïnterpreteerd' werd. De Israëlische staat heeft hiermee in elk geval een nieuwe reden gevonden om het overleg op te blazen, goed wetende dat hij er al jarenlang alles aan doet om de gesprekken te torpederen, zonder dat de internationale gemeenschap hier tegen optreedt. Nieuwe steun voor Schotse YES-kamp Het gaat de Schotse YES-campagne voor de wind. Onlangs heeft de Schotse zondagskrant Sunday Herald zich als eerste krant openlijk uitgesproken voor onafhankelijkheid, waar verschillende andere kranten al tot het neekamp behoren. Een citaat uit het editoriaal van de editie:
Noam Chomsky
“Dit zou voor niemand een eenvoudige keuze moeten zijn. Er is niets eenvoudigs, propers of zakelijks aan het beëindigen van een unie die meer dan drie eeuwen heeft standgehouden. Na alle argumenten goed overwogen te hebben, gelooft de Sunday Herald niettemin oprecht en uitgesproken dat het beste resultaat een stem vóór onafhankelijkheid is. (…) Wij geven niet onze mening in een poging om onze lezers hiervan te overtuigen. Dit zou louter arrogant zijn. (…) Deze krant gelooft dat onafhankelijkheid ons de mogelijkheid zal geven om zelf in te staan voor ons eigen lot. (…) Wij zullen, voor het eerst in drie eeuwen tijd, zelf verantwoordelijk zijn voor onze beslissingen, of deze nu goed of slecht zijn. (…) Een referendum kan het verleden niet meteen teniet doen. De stemming in september gaat niet om een rechtstreekse keuze tussen dit verleden en een toekomst die reeds vast staat. Wat ons hier aangeboden wordt, is de mogelijkheid om van koers te veranderen, om andere paden te bewandelen, om een eigen lot te bepalen. Voor ons is het referendum geen keuze tussen het status quo en een onzekere toekomst, maar een keuze tussen een failliete politieke structuur en de mogelijkheid om onze samenleving op een eerlijkere, open en rechtvaardigere wijze te hervormen, wars van enige vorm van uitsluiting.” (mijn vertaling). De krant, die bij de vorige verkiezingen in 2007 en 2011 openlijk de SNP steunde, liet eveneens weten de JA-campagne niet te willen bevoordelen tegenover de unionisten en zal beide kampen een evenwaardige stem geven in zijn artikels. Ook zijn de redacteurs vrij om hun eigen standpunt te laten doorschijnen in hun bijdragen, vermits er zich ook tegenstanders van onafhankelijkheid in de redactie bevinden.
!
House Bill 216 van de lokale Senaat. Titel: 'An Act adding the Inupiaq, Siberian Yupik, Central Alaskan Yup'ik, Alutiiq, Unangax, Dena'ina, Deg Xinag, Holikachuk, Koyukon, Upper Kuskokwim, Gwich'in, Tanana, Upper Tanana, Tanacross, Hän, Ahtna, Eyak, Tlingit, Haida, and Tsimshian languages as official languages of the state.'
32 - Meervoud nr. 197 - mei 2014
Ook liet de gerespecteerde progressieve Amerikaanse intellectueel, filosoof en politiek denker Noam Chomsky in een interview weten dat hij 'intuïtief' sympathie heeft voor een ja-stem in het referendum en dat hij het debat met grote interesse volgt. Nieuws dat meteen opgepikt is door de brede internationale pers (uitgezonderd die van het Belgische establishment) en dat de Schotse soevereinisten een hart onder de riem stak. Chomsky zei
liet vermoorden? Na de beweringen van twee voormalige IRA-leden werd Adams begin deze maand vier dagen lang in voorhechtenis geplaatst. De politicus liet al gauw weten dat het hier om een politieke afrekening ging, georganiseerd door krachten van de Britse regering om de verkiezingen in de Ierse republiek en Noord-Ierland te beïnvloeden. Intussen lieten honderden aanhangers het niet na om een druk bijgewoonde bijeenkomst te organiseren in Belfast om hun steun te betuigen en zijn onmiddellijke vrijlating te eisen. Verschillende partijverantwoordelijken, waaronder Martin McGuinness, benadrukten de cruciale rol van Adams in de totstandkoming van het vredesproces, dat zonder hem onmogelijk geweest zou zijn. Er werd ter plaatse ook een nieuwe muurschildering onthuld die speciaal voor deze gelegenheid gemaakt werd.
Muurschildering Adams
eveneens voorstander te zijn van minder centralisatie in Europa. “Niemand wil uiteraard terugkeren naar de tijden van het Ottomaanse Rijk, maar op sommige vlakken zat het niet slecht in elkaar: laat mensen hun eigen zaken beheren, met federale afspraken om samen te werken, en zo min mogelijk hindernissen”, aldus de filosoof. Een uitspraak die Lode Vanoost, redactielid van DeWereldMorgen.be en oud Agalev-parlementslid, zo snel mogelijk moest ontkrachten. De lezer mag immers niet de indruk krijgen dat iemand als Chomsky voorstander is van soevereiniteit, laat staat intuïtief. In een mailgesprek met DeWereldMorgen.be antwoordde Chomsky kort nadien het volgende (vertaling door DWM): "Toen ze mij over de Schotse onafhankelijkheid vragen stelden, zei ik dat ik de zaak niet voldoende had onderzocht om er een opinie over te ventileren, maar dat ik intuïtief eerder voor onafhankelijkheid ben. Op andere plaatsen heb ik al gezegd dat nationale grenzen typisch het resultaat zijn van geweld en macht en dat er goede redenen zijn om te hopen dat ze zullen verdwijnen ten gunste van grotere populaire democratie. Ik heb niet zo veel te vertellen over deze zaken, behalve in de zeer specifieke omstandigheden waarin ik ze besproken heb, zoals in het Midden-Oosten."2
elementen dat de intuïtie van Chomsky is gebaseerd. Niet op een voorkeur voor nationalisme, maar op het zelfbeschikkingsrecht, op het herstel van de sociaaldemocratie, op democratie van, voor en door de gewone mens, niet voor de spreekwoordelijke één procent. Bovendien ziet Chomsky Groot-Brittannië als een onderdeel van het Amerikaans imperialisme.” Vreemd, zeggen Meervoud en andere linkse soevereinisten reeds niet jarenlang, intuïtief, exact hetzelfde? Wij nemen er akte van dat dhr. Vanoost wellicht ook onze verdediging op zich zal nemen, mocht de gelegenheid zich ooit moeten voordoen.
Na zijn vrijlating zonder beschuldiging benadrukte Adams op een persconferentie van Sinn Féin dat hij geen schuld heeft aan deze oude moord en dat hij zijn volledige medewerking heeft geboden aan de Noord-Ierse politiediensten, die geen bewijzen voor de moord konden vinden. De aantijgingen zouden, volgens hem, immers zo goed als allemaal gebaseerd zijn op geruchten en anonieme berichten, die nadien ingetrokken werden. Hij benadrukte eveneens het belang van het vredesproces en de rol die hij hierin gespeeld heeft, net als de merkwaardige periode waarin deze situatie moest plaatsvinden, kort voor de verkiezingen. Toeval of niet? Jef NYSSEN
Gerry Adams vrijgelaten na beschuldiging oude IRA-moord Het verleden van Noord-Iers politicus en partijleider van Sinn Féin Gerry Adams blijft hem achtervolgen. Was hij een IRA-verantwoordelijke die in 1972 een 37-jarige moeder van tien
Vanoost laat vervolgens weten dat Chomsky's logica, in tegenstelling tot die van andere soevereinisten zoals hij laat uitschijnen, gebaseerd is op rationele gegevens. Hij noemt het dan ook “intuïtie met inhoud”: “Het is op deze 'Chomsky verkeerd begrepen over Schotse onafhankelijkheid' (Lode Vanoost, verschenen op www.dewereldmorgen.be, 7 mei 2014).
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 33
OEKRAÏNECRISIS: EEN RUSSISCHE VERSIE
Het koor der blinden ____________________________________________ Een van de aangename besluiten die de Russen uit de laatste 15-20 jaar trokken was dat zij dichter bij Europa kwamen en dat Europa ons beter begon te begrijpen. Deze fantasie bevatte een grond van waarheid. En inderdaad, Rusland had op binnenlands vlak afgezien van de communistische ideologie en had naar het buitenland toe een einde gemaakt aan de export van het communisme. Maar precies dat bevreesde meer dan wat ook het Westen. “Wij zouden hen kunnen bijbenen”. Althans zo leek het ons. En inderdaad, Rusland was aan het veranderen. Weliswaar leefden wij nog niet zo comfortabel als het oude Europa, maar er waren toch al vele tekens die er op wezen dat wij ons de Europese levensstijl eigen maakten. Met inbegrip van een groeiende vrijheid. Had men de dissidenten uit de jaren 1960-70 het huidige “Poetin Rusland” getoond, zij hadden een traan van ontroering laten vallen. Zelfs een icoon van onze vrijheidsgedachte, academicus A. Sacharov,droomde alleen van een “socialisme met een menselijk gelaat”. Vandaag hebben wij een “burgerlijke” grondwet, opgesteld naar Europees model, een veel-partijen stelsel (hoewel nog veelal imitatie). Ondanks een verscherping, de jongste tijd, van de controle op de vrije meningsuiting, de persvrijheid en op meetings, hebben actieve, denkende burgers nog steeds toegang tot informatie. En tenslotte, in het land schoten marktverhandelingen, persoonlijke vrijheid, koop en verkoop van gronden en woningen, wortel; kunnen valuta’s vrij gewisseld worden; mogen de burgers vrijelijk naar het buitenland reizen en er eigendommen bezitten. Kritische voorstanders van een ideaal model, zeggen dat in het land nog te veel gemanipuleer, oneerlijkheid en vervalsing heersen. Maar geef toe: er deed zich bij ons een tektonische ommekeer voor, niet in de loop van eeuwen zoals in Europa, maar in amper een 20-tal jaar. Op zo een korte termijn was het onmogelijk een einde te maken aan alle overblijfselen van de Goelag, van het gehele land een rechtstaat maken, de slechte (“corrupte”) mandatarissen uit te zuiveren. Bijna op zijn “Bruegels” Het Westen, hoewel wat neerbuigend over ons gebrek aan vooruitgang, had redenen om bijaldien niet met volle liefde dan toch tenminste met begrip, toenadering te zoeken tot het nieuwe Rusland. Helaas, de gebeurtenissen van de laatste maanden toonden aan dat dergelijk begrip totaal ontbrak. De indruk bestaat dat al die jaren de Europese diplomaten met “onze voeten
34 - Meervoud nr. 197 - mei 2014
speelden” en alleen het gunstig moment afwachtten om “Rusland op zijn plaats te zetten”. De handelwijze van de Europese politici in verband met de gebeurtenissen in Oekraïne en in de Krim doet denken aan het beroemde schilderij van Breugel (de blinden die de blinden leiden, nota v. vertaler). Ze wijst op een totaal gebrek aan begrip voor de motieven van Moskou en op miskenning van de problemen waar Rusland voor staat na het uiteenvallen van de Sovjet Unie. Die verblindheid is dermate groot dat Europa in haar verbeelding al Russische tanks ziet staan in Polen, in de Baltische landen en zelfs in Finland. Bij deze argeloosheid houden de Europeanen er niet in het minste rekening mee dat precies de NAVO met haar (militaire) basissen, legerstaven en raketten steeds dichter bij de Russische grenzen komt. Zij verliezen ook uit het oog dat precies het vooruitzicht Oekraïne aan te sluiten bij het NAVO-systeem, V. Poetin er toe gebracht heeft de geopolitieke “rode lijn” te beklemtonen die Rusland niemand toelaat te overschrijden. Het beeld van het gif De Europese media, als het ware mekaar kopiërend, schilderen het beeld van een nieuwe wereld gekenmerkt door de groeiende agressiviteit van Moskou. Dit wordt voorgesteld als de basis voor de bestraffing en de totale isolatie van Rusland. Hierbij vinden zij het onbelangrijk dat als gevolg hiervan Europa zelf het slachtoffer
kan worden van die isolatie. Klaarblijkelijk zijn het vooral de politici die de kaart van het gif tekenen. De vertegenwoordigers van de zakenwereld hebben een meer gereserveerde houding. Het tweede thema, de heroplevende NAVO, een oorlogsalliantie die haar actualiteit wat verloren was, is opnieuw ter zake, zegt het hoofdkwartier in Brussel. Zie hier enkele slagzinnen van Europese kranten: “de NAVO activeert de vliegtuigpatroullering in Europa”. “De NAVO start training in Polen en de Baltische landen”, “Warschau vraagt de installatie van Amerikaanse raketten in Centraal Europa te versnellen”. De Amerikaanse diplomaten oefenen druk uit op de Europese politici om hen te doen afzien van het inkrimpen van de defensiemiddelen. Men onderzoekt middelen om de energetische kaart van Europa te herschrijven teneinde Gazprom uit de Europese markt te houden. Moskou verzorgt thans een derde van de EU-behoeften aan olie en gas. De voorstanders van de afsluiting (van Russische energie) beroepen zich op de belofte van Obama dat de Europese behoeften volledig gedekt kunnen worden met schaliegas. Hoewel hiervoor nieuwe machtige tankers en terminals gebouwd en pijpleidingen gemoderniseerd moeten worden. Dit vergt tijd en zware financiële uitgaven. Waarbij komt dat bij realisatie van het project om de Europese bevoorrading af te sluiten van Rusland, Europa in een ernstige afhankelijkheid zou komen te staan van de VSA.
Odessa zich bij de Russische opstandelingen aansloten. “Odessa ligt toch in het Westen! Het kon niet anders dan dat ook daar Russische militairen de zaak in handen hadden genomen!” De werkelijkheid is dat de inwoners van die stad authentieke Russen zijn. Odessa werd in de achttiende eeuw volgens een dambord patroon door Katharina de Grote gesticht als een tegenhanger van Sint Petersburg en bevolkt door Russische kolonisten. Ik verbleef in die stad 2 keer 2 weken, werd er zelfs gehospitaliseerd voor enkele dagen, en leidde er later ook nog een weekreis van liefhebbers van lyrische muziek. Ik durf dus beweren dat ik die stad vrij goed ken. Ik heb daar altijd alleen Russisch horen spreken.
Op officieel vlak geeft de EU er de voorkeur aan te verzwijgen dat in geval van een internationale isolatie van Rusland, de voornaamste bevoordeligde niet Europa, maar Amerika zal zijn. De reden voor dit verzwijgen is dat toen de EU uitgebreid werd, de traditionele invloed van staten als Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje verzwakt werd. In het Europees koor klinken de stemmen steeds luider van nieuwkomers als “Rusland bashers” Polen, Roemenië of de Baltische staten. In Washington en op het NAVO-hoofdkwartier in Brussel plukt men nu reeds de eerste dividenden. De hysterie in verband met de “Russische agressie in de Krim” liet al toe de mislukking van de Amerikaanse politiek in Afghanistan, Irak, Iran, Libië en Syrië te verdoezelen. De VSA konden zich opnieuw positioneren als “leider van de vrije wereld” en hun invloed in Europa versterken. De versnelling van de trans-Atlantische overeenkomst over de vrije handel en investeringen kwam vooral Washington goed uit. B. Obama probeert ten behoeve van Amerikaanse maatschappijen een stukje van de Europese energiemarkt in te pikken. Terloops, als het ware in het voorbijgaan, werd mevr. Merkel genoopt de belediging die zij ondergaan had van de Verenigde Staten in verband met het spionage afluisterschandaal in te slikken. Men liet haar verstaan dat de mening van Berlijn minder zwaar weegt dan het woord van de VSA. Met andere woorden, om te verstaan wie profijt trok uit de ganse Oekraïense geschiedenis is het nuttig het oud Latijns spreekwoord aan te halen: is fesit, qui prodest –hij die er voordeel uit haalt heeft het gedaan. V. Kostikov, i in Argoementi i Fakti, april 2014 vertaling André Monteyne Onze commentaar: De nood zich een vijand te scheppen is fundamenteel (Umberto Eco in Le Vif, 28.03.14) Wij zijn geen fan van de gespierde democratie van Poetin-Rusland – ook intellectuele Russen zijn daar niet blind voor zoals blijkt uit voormelde vertaling uit het miljoenen weekblad Argoementi i Fakti, maar de oorlogstaal die nu tegen Rusland gevoerd wordt doet de vraag rijzen of het Westen zich niet voorbereid op een “warme oorlog”. Sommige tekens zijn verontrustend: de taal van het prestigieuze weekblad “The Economist”, spreekbuis van het “vrije Westen”, bv. vertoont een merkwaardige gelijkenis met de opruiende manier waarop het tekeer ging tegen de Iraakse dictator Saddam Hoessein in de weken die de Brits-Amerikaanse inval in Irak voorafgingen. Ook bij ons wordt de bevolking opgeruid tegen Poetin. Alle Belgische media lopen daarin gestroomlijnd, zelfs een nochtans “liberaal” blad als Het Laatste Nieuws: tegenstanders van Poetin
Grote staten hanteren steeds een harde politiek (Thucydides)
Katharina de Grote, tsarina
komen er ruim aan bod, terwijl brieven die een alternatief geluid laten horen stelselmatig geweigerd worden. Een enkele keer deed hoofdredacteur Jan Segers een schuchtere poging om een andere klok te luiden, maar (onder druk van wie?) bleek dat een eendagsvlieg en sedertdien volgt de krant braafjes de heersende stroming. Nochtans vergeten (?) onze media dat de Verenigde Staten via hun procuratiehouder Europa op zijn minst medeschuldig zijn aan de crisis, voornamelijk toen zij de oeroude culturele en godsdienstige banden van Rusland met (althans Oost) Oekraïne wilden verbreken en het land inlijven bij Groot Europa tegen de wil van een groot gedeelte van de bevolking. Dat was haast een oorlogsverklaring aan Rusland. Toen de Oekraïense president Janoekovytsj uiteindelijk afzag van dit EU voorstel, ontstond in Kiev een “spontane volksopstand” van Europagezinden volgens een model dat al zijn efficiëntie bewezen had in Libië en Syrië. Recent bleek immers uit een telefoongesprek van Catherine Ashton (EU) met de buitenlandminister van Estland dat ook op het Maidanplein specialisten van de Amerikaanse CIA geïnfiltreerd waren om de opstandelingen “technisch” bij te staan. Tot de oorlogssfeer droegen ook Europese politici bij die, zoals Groter-Europa nationalist Verhofstadt, de Westersgezinden in Kiev opgejut hadden tegen de democratisch verkozen president (weliswaar corrupt, maar dat zijn ze allemaal in Oekraïne). Het doel wettigt de middelen: de Unie is weinig kieskeurig wat haar nieuwe niet verkozen partners in Kiev betreft, waarvan sommigen onversneden nazi-opvattingen huldigen en de “Holocaust” ontkennen, wat in Europa nochtans strafbaar is. Een der eerste daden van het nieuwe bewind was het Russisch en de minderheidstalen als officiële talen te schrappen (dit werd achteraf onder druk van de verveelde Europeanen weggelaten). Poetin daarentegen heeft bij de verwelkoming van de nieuwe Krimburgers plechtig verklaard dat het Oekraïens en het Tataars naast het Russisch, regionale talen worden, en zich in het voorbijgaan verontschuldigd voor het leed dat de Tataren door Stalin aangedaan werd….. Inmiddels gaat de desinformatie verder. Zo bleek de VRT “verbaasd” dat bevolkingsgroepen in
President Poetin hanteert ongetwijfeld een grootmachtspolitiek. Maar dat doet ook President Obama, of wie dan ook president van de Verenigde Staten is. (zie ook prof. geopolitiek David Criekemans, De Tijd 19.04.14). Poetin werkt aan de uitbreiding van zijn invloedzone in de vorm van een Eurasiatische douane Unie. De VS die krachtens de Monroe doctrine het Westelijk halfrond als hun invloedsfeer beschouwen, doen hetzelfde, zij het op een iets grotere schaal. Zij verwijten Poetin de soevereiniteit van Oekraïne te schenden, maar hebben nooit geaarzeld om zelf militair een UNO-lidstaat (Grenada; Irak, enz.) binnen te vallen, een regering omver te werpen en burgers te doden. (Financial Times: 05.03.14). Met Sebastopol had Rusland een militaire (zee)basis geleased in wat toen een andere land was; de Amerikanen hebben Guantánamo in Cuba, waar bovendien niet Amerikanen wetteloos gefolterd en vastgehouden worden. Na het einde van de koude oorlog hadden de Verenigde Staten geen mythische vijand meer die zij nodig hadden om het patriotisme van de bevolking aan te wakkeren en die de te werkstelling in de defensie-industrie - ook bij haar Europese satellietstaten - nieuw leven kon inblazen. Dit is vooral belangrijk in tijden van economische crisis zoals thans. De enthousiaste oorlogstaal van Europa is dus verklaarbaar. Moet Europa dan zover gaan dat het 17 miljard euro schenkt aan het nieuwe bewind in Oekraïne, daar waar Europa eist dat de lidstaten bezuinigen op hun sociale programma’s, en het land zelf zoveel oligarchen telt die het nieuw bewind steunen? Een toemaatje: wij noteerden met belangstelling dat recent onder de duizenden nieuwe bootvluchtelingen naar Italië, vele Libiërs voorkomen. Tot Libië in oktober 2011 door het Westen, gesteund door NAVO –bombardementen, van de “wrede dictator” Qadhafi, bevrijd werd, waren er geen Libische bootvluchtelingen – integendeel, het land had moeite om inwijkelingen uit buurlanden weg te houden. Wat was er gebeurd? De dictator van het olierijke land beging de fatale vergissing zich af te zetten tegen zijn Westerse beschermheren ….. André MONTEYNE
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 35
Op de Meervoud-boekenplank “Sociale zekerheid in alle staten” Onder die titel verscheen het boek van de sociale zekerheidsspecialist Prof. Danny Pieters (KUL), gewezen Senaatsvoorzitter, lid van de N-VA, nu vice rector van de KULeuven. “Sociale zekerheid in alle staten” behoort tot een reeks van monografieën in het kader van de werkzaamheden van de VivesInstituut, het Vlaams Instituut voor Economie en Samenleving binnen de faculteit Economie van de KULeuven. Dit werkstuk wil naar het zeggen van de auteur vooral het “debat in Vlaanderen voeden, rond de wenselijkheid, doenbaarheid van een Vlaamse sociale zekerheid en in een breder perspectief plaatsen”. Bedoeling is ondermeer een inventaris te maken van de bevoegdheidsverdeling betreffende de sociale zekerheid binnen een aantal staten met een samengestelde staatsstructuur. Hierin worden vooral landen in de Europese Unie onderzocht. Maar ook niet EUlanden zoals Australië, Canada, de Verenigde Staten, Zwitserland, China, India, Rusland (blz. 21-112). De wetgevende normering van staten staat centraal. En niet de private sociale verzekeringen. De auteur wijst er op dat de privatisering van de sociale zekerheid ook gevolgen heeft voor de feitelijke bevoegdheidsverdeling in een land. “Immers door het overlaten aan de privé markt van de sociale risico’s kan dit de facto onttrokken worden aan een deelstatelijk en zelfs een statelijk normeringsgeheel” (blz. 18). Ook wordt de vraag onderzocht of aan de Europese Unie geen grotere of op zijn minst andere rol toekomt voor de sociale zekerheid. Op het einde worden dan de vragen onderzocht: op welke
Danny Pieters in alle staten
36 - Meervoud nr. 197 - mei 2014
manier kunnen we gestalte geven aan de Vlaamse aspiratie om meer bevoegdheden te verwerven op sociaal zekerheidsvlak en binnen een tot confederale staat omgevormd België en de vraag hoe gestalte geven aan een nieuw evenwicht op sociaal zekerheidsvlak tussen de Europese Unie en de lidstaten? Het boek heeft het dus over bevoegdheidsverdelingen en hoe die constitutioneel geregeld zijn. De manier waarop deze bevoegdheden beleidsmatig ingevuld worden en of dat leidt tot de uitbouw als wel tot de inkrimping van sociale rechten bij overdracht van bevoegdheden van de centrale staat naar de deelentiteiten is in dit boek niet aan de orde. Ook de sociaaleconomische problematiek die achter elke bevoegdheidsverdeling schuilgaat wordt in dit boek niet behandeld. D. Pieters geeft in eerste instantie een juridische benadering van de wettelijk geregelde bevoegdheidsverdelingen (en dit in tegenstelling tot de vorige monografie van de auteur “Onze sociale zekerheid, anders en beter”, 2009). Uiteraard wordt veel aandacht besteed aan de EU, België en Vlaanderen. Voor de EU wordt vnl. verwezen naar het Verdrag van Lissabon(2009) waarin de bevoegdheden tussen nationale staten en het EU-niveau nauwkeurig worden afgebakend. Er zijn vijf soorten bevoegdheden: exclusieve, gedeelde, aanvullende, coördinerende, en bevoegdheden voor de coördinatie van het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid. De auteur past deze cluster van bevoegdheden toe op de sociale zekerheid en komt tot drie terreinen: gedeelde bevoegdheden, ondersteunende- en aanvullende bevoegdheden. Ter afron-
ding plaatst hij een kritische opmerking die perfect aansluit bij wat in de sociale- en arbeidersbeweging gedacht wordt en geïllustreerd wordt door de talrijke betogingen tegen bijv. het sociale dumpingbeleid van de EU (met als laatste grote betoging van Europese werknemers en vakbonden te Brussel, deze van 4 april jl. onder de thema’s “stop sociale dumping”, “stop de werkloosheid”, “stop de verarming en sociale ongelijkheid”). De auteur zegt het op zijn manier, maar duidelijk: “De EU heeft nog steeds grote sociale ambities, maar het Verdrag van Lissabon heeft weinig vooruitgang geboekt bij het aanreiken van de noodzakelijke en efficiënte instrumenten voor concrete acties en maatregelen. Is de reusachtige kloof tussen ‘sociale’ doelstellingen en de sociale beleidsmaatregelen van de EU, tussen perceptie en realiteit, niet één van de belangrijkste oorzaken van het ‘democratische tekort’ en ‘sociale tekort’ dat vele Europeanen gewaar worden? De soms ingrijpende wijzigingen gegeven door de Europese Commissie aan landen in moeilijkheden op sociaal gebied lijken niet slechts de kloof nog groter te laten worden, maar leggen niet zelden contradicties bloot binnen het discours van de EU, waarbij de enen met allerlei sociale rechten en doelstellingen zwaaien, terwijl anderen (die de “harde” realiteit heten te vertegenwoordigen) de staten allerlei sociale besparingen en hervormingen opdringen” (blz. 189). In een laatste hoofdstuk wordt een blauwdruk van confederale bevoegdheidsverdeling in de sociale zekerheid van België voorgesteld. Zonder in een kristallen bol te kijken kunnen volgens de auteur een aantal evolutielijnen op middellange/lange termlijn met een grote mate van zekerheid geschetst worden. Vooral de principiële zeggenschap van de EU-lidstaten om hun sociale zekerheid in te richten naar eigen inzichten zal volgens D. Pieters blijven gelden (red. wat ook grotendeels leeft bij de links flaminganten).Tot een Europese sociale zekerheid zal het niet komen.”Er lijkt een brede consensus te bestaan dat de sociaal-economische, culturele, politieke diversiteit die we binnen de EU aantreffen zich hiertegen nog lang zal verzetten. Het is toch wel merkwaardig dat tal van Belgische auteurs die dit vaststellen, toch zoveel moeite hebben met het aanvaarden dat Vlaanderen en Franstalig België zo zijn gaan verschillen, dat het één houden van de sociale zekerheid niet houdbaar is, tenminste niet zo dit een dynamische sociale zekerheid moet zijn die kan inspelen op de (verschillende) noden en voorkeuren die leven binnen België” (blz. 217). Dit boek vormt één van de vele nuttige bouwstenen bij het al omvangrijke studiewerk, deze keer
meer gericht op het juridisch-formele aspect, om een autonome Vlaamse sociale zekerheid te concipiëren waarin de rol van de staat en dus de politiek prioritair is. Miel DULLAERT Danny Pieters. Sociale Zekerheid in alle staten. Vives monografie, uitgeverij Pelckmans, 226 blz. (w.o. acht blz. bibliografie), 2014.
Reizen door de geschiedenis van de eerste wereldoorlog Korneel De Rynck herdenkt WO I op zijn manier. Waar Arnaut Houben het voor TV met beelden deed, beschrijft de auteur van de “IJzeren Oogst” een reis door Europa, langs de frontlijn van de Grote Oorlog, van de Noordzee tot Turkije; van het Westelijk front naar het Italiaanse, het Balkan en het Oostfront. Over een periode van zes maanden maakte historicus De Rynck vijf verschillende reizen in het spoor van de soldaten van de Grote Oorlog. In twintig hoofdstukken worden evenveel veldslagen of historische gebeurtenissen (de moord in Sarajevo, het verdrag van Brest-Litovsk en de wapenstilstand) beschreven. De auteur, zelf afkomstig uit de Vlaamse frontstreek, schetst telkens summier de historiek van de veldslag maar heeft meer oog voor het impact ervan op de mens en zijn omgeving. Toen het Oostenrijkse leger in 1914 Servië binnenviel om het te straffen voor de moord op de Oostenrijkse troonopvolger, gingen de soldaten er even wreed tewerk als het Duitse leger bij de inval in België. Er werden burgers vermoord, verkracht en gefolterd en her en der werd brand gesticht. Tijdens de slag om Przmysl in Gallicië kwam er op 25 december 1914 net als aan het westfront een officieus kerstbestand. Russen en Oostenrijkers verbroederden in het niemands-
de gehaaide von Falkenhayn
land en wisselden kleine geschenken uit. Hetzelfde gebeurde nogmaals op 7 januari 1915 naar aanleiding van het Russisch-orthodoxe kerstfeest. De Russen deelden vis uit, suiker en wodka en er werd gezongen. In Gallipoli in de Dardanellen leden de geallieerden een bloedige nederlaag. Zevenhonderd broederparen lieten er het leven. Hier vocht ook Mustafa Kemal die in 1923 het moderne Turkije stichtte en Ataturk werd. De veldslag werd politiek, commercieel en religieus uitgebuit. Jaarlijks komen tienduizenden Australiërs de doden herdenken en de imams zeggen dat zeven maal Canakkale bezoeken gelijk staat aan een bedevaart naar Mekka. Hier sneuvelde de jongste Australische soldaat, de 14-jarige James Martin die op zee werd begraven. Overigens was de grond er zo schaars en de rotsen zo hard dat duizenden in het Blauwe Graf, de zee moesten worden begraven. De enige Belg die er stierf, de Antwerpenaar Alexander van Mecxal, kreeg wel een graf aan land. In 1918 trekken de Britten op naar Constantinopel om de nederlaag van Gallipoli te wreken; De Turken willen echter niet vechten en ondertekenen op 30 oktober 1918 een wapenstilstand. Italië, dat aanvankelijk neutraal bleef, sluit zich in mei 1915 aan bij de geallieerden tegen Oostenrijk-Hongarije. Er wordt zwaar verloren bij de slag van Caporetto en een burgeroorlog dreigt. Oberleutnant Erwin Rommel onderscheidt zich met een detachement van het Würtemberg Gebirgsbataillon . Honderd man leggen in twee dagen 18 kilometer af in bergachtig gebied. Zij nemen 9.000 Italiaanse soldaten gevangen en verliezen zelf slechts 6 man en tellen 30 gewonden. Rommel verdient er een “Pour le Mérite” mee. Eind 1915 besluit von Falkenhayn Verdun aan te vallen met 90.000 man tegen 35.000 Franse verdedigers. De aanval moet wegens het slechte weer worden uitgesteld. De soldaten spotten “in geval van slecht weer zal de
slag binnenshuis plaats vinden”. De aanval wordt ingezet op 2februari 1916 maar Verdun zal niet worden ingenomen. In augustus al wordt Falkenhayn aan de kant geschoven en opgevolgd door Hindenburg en Ludendorf die het Verrdun-offensief stopzetten. De hele streek rond Verdun was wel compleet geruïneerd en 22 dorpen waren totaal van de kaart geveegd. Van de 2.829 gebouwen bleven er geen 70 overeind en het inwonersaantal van 10.337 was in 1918 teruggevallen tot nul. Na de oorlog kregen 9 van die dorpen de status van “village détruit” en behielden officieel een burgemeester hoewel er niets van het dorp over was en het dus ook geen inwoners telde. Een paar van die dorpen werden ingenomen door het Franse leger. In Vlaanderen kregen verwoeste dorpen geen ereburgemeester maar wel zeer snel het merendeel van hun verdreven inwoners terug. Ieper heeft sinds 1927 zijn Menenpoort met de namen van zo’n 55.000 vermiste soldaten van het Britse leger. Elke avond wordt er sinds 1928 de Last Post geblazen. Dat zal op 9 juli 2015 voor de dertigduizendste keer gebeuren (alleen tijdens WO II werd de dagelijkse plechtigheid afgelast) . Na de oorlog werd in het Franse Thiepval een gelijkaardig maar nog groter monument opgericht voor de 73.000 vermiste Britse en Zuid-Afrikaanse soldaten van de slag om de Somme van juli tot november 1916. Het was tijdens deze slag dat in het niemandsland van Carnoy-Montauban vier voetballen het veld werden ingetrapt door kapitein Wilfred Neuville en een beloning werd uitgeloofd aan wie de bal in het Duitse kamp getrapt kreeg. De vleugelspelers en spitsen werden door de Duitse mitrailleurs neer gemaaid. De derde slag bij Ieper van juni tot november 1917 werd gekenmerkt door de “mijnenoorlog”. De geallieerden hadden bij Ploegsteert 21 mijnschachten gegraven en die volgestopt met dynamiet. Toen die tot ontploffing werden gebracht leverde dat niet alleen enorme kraters op waarvan er nu nog een deel zichtbaar
Wilhem II, als het ware met Eurovisiehoofddeksel
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 37
schiedenis en reisverhaal aan de hand van talrijke anekdotes die meestal ter plaatse werden gesprokkeld. Het boek telt 370 p. plus 13 p. bronnen, een index van vijf p. en 16 kaarten. Het werd in 2014 uitgegeven door de Bezige Bij Antwerpen/Amsterdam. Frans MAES
Een Vlaamse tocht langs de loopgraven
Oorlogskiekje van de loopgraven in Ploegsteert
zijn. De ontploffing zou ook gehoord of gevoeld geweest zijn in Londen! Twee van de mijnen ontploften niet: één lading zit er nog steeds (sommige bronnen gewagen van drie resterende ladingen) en één lading ontplofte in 1955 na een blikseminslag. Na 4 miljoen granaten te hebben afgeschoten op de Duitse stellingen wilden de Britten op 31 juli via Passendale uitbreken naar de Noordzee. In zeer slecht weer en in de modder boekten zij samen met de Fransen slechts een paar kilometers terreinwinst ten koste van enorme verliezen. De Britten verloren 275.000 soldaten, de Duitsers ca. 200.000 man. Bij het Duitse voorjaarsoffensief van 1918 gaven de Britten heel het veroverde gebied in één dag uit handen. Op Tyne Cot Cemetary ligt ook één Belg begraven: de in 1878 geboren Bruggeling Richard Verhaeghe. Hij emigreerde naar Canada, ging er bij het leger en kwam zo opnieuw in Vlaanderen terecht. Hij sneuvelde op 30 oktober 1917 maar zijn stoffelijke resten werden pas in 1920 teruggevondenen op Tyne Cot bijgezet. In juli/augustus 1918 wilden de Duitsers via de tweede slag bij de Marne de oorlog beëindigen voor de komst van de Amerikanen (die waren er al wel maar werden niet ingezet). Dat opzet mislukt ten koste van één miljoen verliezen (zo’n 900.000 voor de geallieerden). De Duitsers moeten terugtrekken en het leger wordt geteisterd door oproer en desertie. Zij zouden de Marne niet meer terugzien. Op 12 september 1918 treedt het Amerikaanse leger voor het eerst zelfstandig op bij Saint-Mihael ten zuiden van Verdun. Op 28 oktober 1918 besluiten Ludendorf en Hindenburg de wapenstilstand aan te vragen. De geallieerden eisen de onvoorwaardelijke
38 - Meervoud nr. 197 - mei 2014
capitulatie van Duitsland en keizer Wilhelm II moet opstappen. Op 7 november krijgen de Duitsers in een spoorwagon te Compiègne 72 uren de tijd om te beslissen over 35 vredesclausules met 11 november om 11 uur als deadline. Keizer Wilhelm vlucht naar het neutraal gebleven Nederland en de Duitse regering aanvaardt de voorwaarden op 10 november. Op 11 november om 5u20 wordt de wapenstilstand ondertekend en wordt door de strenge voorwaarden aan Duitsland, de basis gelegd van de tweede wereldoorlog. Het was geen echte wapenstilstand maar slechts een bestand van 20 jaar. “IJzeren Oogst – Een reis door Europa en de Grote Oorlog” van Korneel De Rynck is een schitterend boek, een samenspel van ge-
Het Iers Benedictijnerklooster in Ieper
We kunnen er niet omheen: boekenwinkels en media zullen ons nog het hele jaar, tot vervelens toe, boeken over de Grote Oorlog aanbieden. Sommige al wat beter en uitgebreider dan andere, maar die grotendeels hetzelfde vertellen. In Vlaanderens velden... Drie verkenningen langs het IJzerfront '14-'18 is anders opgevat, en met succes. Jan Huijbrechts, gefascineerd door de Eerste Wereldoorlog, heeft zijn meest recente werk als een alternatieve reisgids opgevat die de lezer op drie verschillende tochten meeneemt: in Nieuwpoort en omgeving, in en rond Diksmuide en ten noorden van Ieper. Drie tochten in een streek die de verschrikkingen van de Grote Oorlog aan den lijve heeft ondervonden en die de lezer met het boek in de hand zelf kan verkennen. Wat dit boek anders maakt, is dat de auteur vooral aandacht heeft voor de geschiedenis van de Vlaamse Beweging aan het front, een verleden waaraan veel werken voorbij gaan. Op basis van nauwkeurig uitgezochte getuigenissen uit dagboeken of verslagen, oude foto's en archiefmateriaal neemt hij de lezer mee langs de belangrijkste West-Vlaamse steden en dorpen die getroffen werden door de oorlog om uitgebreid stil te staan bij het leven van Vlamingen die in het Belgische leger vochten of overgingen tot het activisme. Ook de geschiedenis en evolutie van de front-
beweging is hier onlosmakelijk mee verbonden. De reisgids voert de lezer eveneens langs gedenkstenen, begraafplaatsen en overblijfselen van dit verleden die weinig gekend zijn door het grote publiek, maar die wel van belang zijn voor de geschiedenis van de Vlaamse Beweging. De auteur besteedt eveneens aandacht aan het verhaal van andere volkeren, zoals Welshmen, Schotten, Ieren en Bretoenen die in de Vlaamse velden vochten. Met het boek in de hand kan de geïnteresseerde lezer langs de voormalige slagvelden van West-Vlaanderen de geschiedenis van de Vlaamsgezinde soldaten aan het front volgen. Tussen de vele boeken die nu maandelijks over de Grote Oorlog verschijnen, slaagt dit werk er in elk geval in een waardevolle plaats in te nemen door zijn originele opvatting. Jef NYSSEN Huijbrechts Jan (2013), In Vlaanderens velden... Drie verkenningen langs het IJzerfront '14-'18, Uitgeverij Egmont, Brussel.
Het wonder van Afrika? Dirk Bol woonde en werkte als econoom meer dan 25 jaar in Afrika, hoofdzakelijk in Engelstalige landen beneden de Sahara. Zijn ervaringen stelde hij te boek onder de titel “Het wonder van Afrika”.Hij wijst allereerst op de grote verschillen tussen Oost- en WestAfrika. In West-Afrika gaapt een grote kloof tussen Engels en Frans sprekende landen die een samenwerking zoals in het Oosten in de weg staat. Uit het feit dat het Westen dichter bij Europa ligt vloeien zowel voor- als nadelen voort op het vlak van cultuur, handelen immigratie. Naast algemene analyses van de economie, ontwikkelingshulp en toerisme schetst Bol ook enkele portretten van voor de auteur belangrijke personen. In de jaren tachtig van vorige eeuw, aldus Bol, was het twintig jaar na de dekolonisatie (eigenlijk al veel vroeger) misgegaan en was het aanvankelijk optimisme bij de Afrikaan verdwenen. Onder druk van de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds moest er gesaneerd worden waardoor de al schaarse werkgelegenheid (voor mensen die studeerden veelal in de openbare diensten) afkalfde en het continent steeds meer in nood kwam. Echter, dankzij de saneringen die wegens het gebrek aan democratie intern nooit hadden kunnen afgedwongen worden, kon de economie weer aan de praat gebracht worden, het verstoorde marktmechanisme hersteld en het voor boeren en ondernemers weer lonend gemaakt om voor iets meer dan het eigen gebruik te produceren. Flinke steunen in de rug waren daarbij de stijgende wereldmarktprijzen voor grondstoffen, de vondst van olie en mineralen, aantrekkende investeringen door o.m. China en Zuid Afrika en een redelijke mate van politieke rust. Voor
Afrikaanse ‘goudzoeksters’, voor veel in
meer dan de helft van de zowat 50 Afrikaanse economieën ging de groei sinds 1990 op zo’n 5% per jaar liggen zodat het reële nationaal inkomen (het bruto binnenlands product of BBP) in 15 jaar kon verdubbelen. Een (te) hoge bevolkingstoename van gemiddeld 2,5% per jaar vreet daaraan maar toch stijgt sinds die tijd het per capita inkomen. Bol zegt er niet bij dat het inkomen per hoofd van de bevolking een zeer abstract cijfer is, zeker in landen waar er nauwelijks herverdeling van de rijkdom bestaat. De meer dan 90% van de bevolking die moet rondkomen met een inkomen dat van één dollar stijgt tot twee dollar per dag heeft niets aan dat gestegen inkomen per hoofd. De auteur ziet ook over het hoofd dat het gestegen BBP vooral te danken is aan de uitvoer van grondstoffen als allerhande ertsen, aardolie, edele metalen en diamant. Die grondstoffen worden zelden ter plaatse verwerkt en de ontginning ervan genereert nauwelijks werkgelegenheid. De inkomsten komen terecht in de staatskas en niet weinig staatshoofden en politici (die volgens Bol zorgen voor een redelijke politieke rust) putten daar maar al te graag uit. Er is vooral nood aan arbeidsplaatsen scheppende investeringen, vooral in de industrie maar ook aan de bevordering van de KMO’s en de eenmanszaken. De auteur heeft ook geen hoge pet op van de ontwikkelingshulp, met de beste bedoelingen opgezet en bemand door veel goede mensen maar waar succes of mislukking nooit kunnen voorspeld worden. Hij is ook van mening dat men niet moet denken dat alle Afrikanen ontwikkeling willen en enthousiast meewerken aan onze inspanningen, ook al omdat zij zich minder ongelukkig voelen dan wij denken. Bol heeft het ook over het toerisme in Afrika. In deze potentiële groeisector is er veelal te weinig accommodatie om toeristen op een normale wijze te ontvangen. Nogal wat Afrikaanse landen, vooral die met een islamiti-
sche bevolking kunnen het niet hebben dat toeristen geen rekening houden met de geldende gewoonten en bij voorbeeld half naakt in de straten rondlopen of de dress code in restaurants negeren en in zwempak aan tafel gaan. Toch heeft de sector een enorm groeipotentieel. De Wereldorganisatie voor het toerisme stelt dat er jaarlijks zo’n miljard toeristen over de aardbol reizen. Afrika haalt daar tot nog toe niet meer dan 25 miljoen binnen zijn grenzen. Gemiddeld geven die toeristen 500 dollar uit wat neerkomt op 500 miljard dollar voor de hele sector maar op slechts 12,5 miljard dollar voor Afrika. Bol wijst ook op de negatieve invloed van het toerisme. Zo verjaagt de bouw van hotels de lokale vissers van hun traditionele strandingsplaatsen en moeten zij uitwijken naar verder van de visgronden afgelegen dorpen. De auteur wijdt enkele hoofdstukken aan zijn wedervaren met enkele inheemse “vriendinnen” van wie hij na verloop van tijd moest vaststellen dat zij toch niet meer waren dan “goudzoeksters”. Toch kan hij het best vinden met de geldende seksuele moraal die blijkbaar het principe hanteert van “voor wat hoort wat”, in het Westen verdoken prostitutie geheten. “Het wonder van Afrika” van Dirk Bol is al bij al een lezenswaardig boek met heel wat gegevens over de economische en sociale toestanden. Men hoeft het niet noodzakelijk eens te zijn met de zienswijze van de auteur en de hiaten in de historie van “het wonder”. Zo is er nauwelijks iets terug te vinden over de burgeroorlogen, de genocides, de fratsen van een dictator als Mugabe of de ‘plaasmoorden’. Het boek, dat 206 p. telt en zes p. verantwoording, werd in 2014 uitgegeven door Uitgeverij Aspekt in het Nederlandse Soesterberg. Frans MAES
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 39
HET GOEDE LEVEN
Culinaire gloriën (vervolg en einde) We mogen de reeks ‘culinaire gloriën’ zeker niets afsluiten zonder aandacht te schenken aan Pierre Wijnants en Roger Souvereyns, respectievelijk chefs van ‘Comme Chez Soi’ in Brussel en ‘Het Scholteshof’ in Stevoort (Hasselt). Pierre Wijnants (Brussel 1939)
Hoogste onderscheidingen: 3 Michelinsterren en 19/20 bij Gault&Millau Vierenzeventig jaar is hij intussen geworden, Pierre Wijnants, de chef op rust van het bekendste restaurant van dit land, de Comme Chez Soi. De piepjonge Pierre Wynants begon op 16-jarige leeftijd in restaurant Savoy (zie vorig nummer) in Brussel en bleef er tot 1958, jaar waarin hij onder de wapens moest. Na zijn legerdienst ging hij in de leer bij Raymond Henrion van Le Moulin Hideux in Noirefontaine, Raymond Olivier van Le Grand Véfour in Parijs en bij Claude Terrail van het wereldbekende La Tour d’Argent, eveneens in de Franse lichtstad. Bij zijn terugkeer ging hij heel kort aan de slag op Belvedère, latere thuisbasis van Albert en zijn Italiaanse diva. Dan was de tijd aangebroken om zich definitief voor de fornuizen van Comme Chez Soi te instaleren. Comme Chez Soi werd in 1926 gesticht door Georges Cuvelier, schoonvader van Louis Wijnants, de vader van Pierre. Oorspronkelijk heette het restaurant ‘Chez Georges’ en situeerde zich aan de Lemonierlaan 137 te 1000 Brussel. Het restaurant verhuisde in 1936 naar het Rouppeplein, waar het zijn huidige benaming meekreeg. Het was wachten tot in 1953 vooraleer de eerste Michelinster werd verkregen. Georges Cuvelier, die de koksmuts intussen had opgeborgen, liet het restaurant aan zijn schoonzoon Louis, die in 1966 met een tweede ster werd bekroond. Wanneer Louis Wijnants, in 1973, het tijdelijke met het eeuwige ruilt, is het de beurt aan Pierre om in de potten te roeren. In 1979 be-
40 - Meervoud nr. 197 - mei 2014
haalde hij de zo gegeerde derde Michelinster, welke het restaurant behield tot Pierre er mee stopte. De wissel in 2006 zorgde ervoor dat de derde ster verloren ging en dat Brussel over geen driesterrenrestaurant meer beschikt: Comme Chez soi was samen met La villa Lorraine en Chez Bruneau gedurende decennia het uithangbord van de Brusselse
gastronomie, van de negen sterren samen werden er 4 (Comme Chez Soi (2), Villa (1) en Bruneau (1) behouden. Chef Lionel Rigolet, schoonzoon van Pierre Wijnants, zet zijn levenswerk nu verder. Met succes trouwens, de twee Michelinsterren blijken sinds 2007 een constante te zijn.
Pierre Wijnants is zeker een van de beste koks van zijn generatie. Voor weinigen is het weggelegd, om gedurende 27-jaar – onafgebroken - met drie Michelinsterren te kunnen pronken. Zijn tongfilets met rieslingmousseline en grijze garnalen, dat al jaren op de kaart prijkt, is een culinair voorbeeld: eenvoudig en geraffineerd. Minpunt in de carrière van Pierre Wijnants was ongetwijfeld zijn korte passage als adviseur bij Ostend Queen in Oostende. Hoewel zijn verantwoordelijkheid als gering mag beschouwd worden, kan hij ook niet volledig vrijgepleit worden. De Ostend Queen was het restaurant dat Michelin in verlegenheid bracht. Het restaurant kreeg een Bib Gourmand-label nog voor het geopend was. Wanneer dit aan het licht kwam werd de hele oplage van de gids voor 2005 uit de handel genomen en herdrukt. Het verlies van de derde ster wordt door sommigen wel eens in verband gebracht met het verhaal van de Ostend Queen, en…. gezien als een revanche van de Franse bandenfabrikant. Pierre Wijnants is nog zo’n echte Brusselaar in hart en nieren, bezoeker van de Meyboomplantingen, de Ommeganck en de matchen van RSC. Anderlecht. Als lid van de ‘Orde van de Bloempanch’ lust hij ook wel een pak lekkere frietjes of een ‘pistoleike mé gekapt en pickels’! In november 2013 werd Wijnants benoemd tot doctor honoris causa aan de universiteit van het West-Franse Tours. De rector, Loïc Vaillant, die bij deze gelegenheid ook de Spanjaard Martin Berasategui, de Japanner Kiyomi Mikuni, de Zwitser Philippe Rochat met deze eretitels bedacht, beschouwde de bedrijvigheid rond voeding en koken als een cultureel erfgoed. Voor Pierre Wijnants, die in de keuken stapte omdat hij een hekel had aan studeren, was dat uiteraard een hele erkenning. De vier bekroonde chefs van Tours waren (zijn) allen lid van ‘Les Grandes Tables du Monde’, een vereniging die de beste restaurants van deze aardbol groepeert. Roger Souvereyns (1938)
Hoogste onderscheidingen: 2 Michenlisterren en 19/20 bij Gault&Millau
Wie gastronomisch Limburg dan weer op de kaart wist te zetten, is zonder twijfel de inmiddels 76-jarige Roger Souvereyns. De voormalige chef van het Scholteshof in Stevoort veroverde zijn plaats tussen de culinaire grootheden van deze wereld. Zijn carrière begon zoals de meeste van zijn tijdsgenoten, als leerjongen, namelijk in 1953. Hij liep stage in een achttal restaurants in Brussel, Kortrijk, Parijs en Corsica. In 1961 startte hij zijn eerste zaak, een frituur in Kermt. Maar al gauw bleek dat geen‘gewoon’ frituur te zijn, hij maakte zelf zijn snacks en sauzen. Op hetzelfde moment opende hij ook het hotel-restaurant Van Dijck, gastronomisch gericht, met linnen tafelbekleding en zilveren bestek. Zijn duo-initiatieven werden al snel een succesverhaal. Hij breidde zijn patrimonium uit met een delicatessenzaak op de Grote Markt in Hasselt, de Salons Van Dijck in Kermt, Sir Anthony Van Dijck in Antwerpen en de Clou Doré in het Luikse. Roger Souvereyns was de uitvinder van de lepelhapjes, een presentatie die wereldwijd werd overgenomen. De flamboyante Souvereyns verkocht in 1979 al die opgesomde etablissementen in minder dan drie maanden tijd. Met de opbrengst kocht en renoveerde hij de hoeve Scholteshof in Stevoort. In 1983 opende hij daar een hotel-restaurant met 18 uiterst luxueuze kamers. Alles in het Scholteshof ademde naar perfectie en verfijning, de schotels, de wijnen, de tuinen en het decor. Ongeveer 65 koks die bij Souvereyns hebben gewerkt, hebben nu eigen restaurants, vaak sterrenzaken, verspreid over de hele wereld, van Parijs tot Hawaï. Daarin is Souvereyns te vergelijken met dat ander culinair monument, Eddie Van Maele, besproken in het vorige nummer. Volgens eigen zeggen zijn allen die bij hem in de leer gingen hem daarvoor dankbaar! “Vroeger hebben ze me nochtans verwenst. Ik weet dat ik hard was voor hen, maar ik was ook hard voor mezelf. Ik was nooit tevreden, alles moest beter”, aldus Souvereyns. We schreven het al: grote chefs hebben vaak moeilijke karakters, maar net dat maakt hen wellicht beter. Roger Souvereyns bracht het tot twee Michelinsterren, waarom de derde uit bleef is volledig onduidelijk, voor velen was en is hij een van de grootste culinaire talenten dat dit land ooit heeft voortbracht. Die andere gids, Gault & Millau, gaf hem 19/20. Twintig op twintig ging tot op heden naar slechts 1 kok, de eveneens extravagante Fransman, Marc Veyrat (met de onvermijdelijke zwarte hoed), uit Megéve. Het Scholteshof, ooit een van de allermooiste restaurants van het land, beleefde absolute hoogtij dagen in de jaren ’80 en ’90 van vorige eeuw. Televisiekok, Piet Huyentruyt, was er toen medewerker. Legendarisch zijn de verhalen uit die tijd dat de Souveryens door tijds-
gebrek slechts twee uur per nacht sliep, en dan nog op de keukenvloer. Voor de maestro moest je in alle gerechten de smaak van de natuur terugvinden, de smaak van het hoofdproduct mocht niet verdrongen worden. Werken met grote variatie aan verse tuinkruiden was ook een stokpaardje van de chef. Naar oud-middeleeuws model had hij een unieke kruidentuin met moestuin aangelegd. Voor wie het zich kom permitteren was het Scholteshof een absolute aanrader. Het nadeel, niet onbelangrijk trouwens, waren de zeer hoge prijzen. Maar Souvereyns kon ook royaal zijn: bij menu’s met aangepaste wijnen werd er niet op een druppel gekeken. Zo is er het verhaal van een 12 gangen banket waarbij bij elk gerecht een ander glas wijn werd geserveerd, of liever twee. De rekening is vlug gemaakt: 12X2=24 glazen, wat neerkomt op drie flessen per persoon. Op 5 mei 2000 verkocht Souvereyns ‘zijn’ Scholteshof aan de Nederlander Leon Das. Souvereyns bleef er wel koken tot in oktober 2001, maar dat bleek een slechte keuze. Twee jaar na de overname door de Nederlander verklaarde de Hasseltse handelsrechter de zaak failliet. Op 12 augustus 2002 werden de boeken neergelegd en kwam er een einde aan het Scholteshof, zoals Souvereyns het had ontworpen. Peter Willems werd in 2004 de nieuwe eigenaar. Daarvoor moest hij ! 1,75 miljoen op tafel leggen. Dat was meteen de start van verbouwingswerken, maar die werden vaak stilgelegd vanwege allerlei bouwovertredingen. Met alle problemen - onbetaalde facturen voor renovatiewerken, enzovoort - weten we niet of het Scholteshof, het levenswerk van Roger Souvereyns, ooit nog een toprestaurant zal worden. In dit nummer van Meervoud, alsook in het vorige, hebben we enkele culinaire grootmeesters in de kijker geplaatst. De meeste onder hen hebben de pollepels opzij geschoven en genieten nu van een welverdiende rust. Waren zij beter dan de nieuwe generatie koks van vandaag? Misschien niet, misschien wel. Wat alleszins vaststaat is dat die heren harder waren, voor zichzelf en voor anderen, en dat resulteerde vaak in topkwaliteit. Allen hadden de klassieke keuken op jeugdige leeftijd aangeleerd, wat hen niet weerhield vernieuwend en creatief te zijn. We gaan ze nog missen, die oude culinaire knarren! Geniet van jullie verdiende rust, en eet nog een roereitje met witte truffels uit Piemonte. Roeland VAN WALLEGHEM
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 41
‘De Plezanten Hof’ (Kobbegem, Vlaams-Brabant)
Broekstraat (plein) 2, 1730 Kobbegem Tel: 02.569.80.28. - e-post:
[email protected] - webstek: www.deplezantenhof.info Gesloten op woensdag, donderdag en zondagavond Specialiteit: seizoen- en streekproducten Op een boogscheut(13km)van Brussel, ligt het landelijke en idyllische Kobbegem, deelgemeente van het Vlaams-Brabantse Asse. Paul De Keersmaeker, CVP-coryfee en brouwer, was er nog burgemeester tot aan de fusie in 1976. Maar over fusies en politici gaan we het hier niet hebben. We brachten een bezoek aan het restaurant waarvan de naam al laat vermoeden dat het er plezierig aan toe gaat, ‘De Plezanten Hof’. Die naam is trouwens niet uit de lucht gegrepen. Volgens oude documenten was de taveerne-boerderij reeds in de 17e eeuw een ‘oord’ van ‘leute en plezier’ De eerste brouwerij-boerderij op die plaats gevestigd, en dan spreken we van 1686, was in handen van een zekere Joris Van der Hasselt. Vele generaties later, in 1869, kwam de brouwerij in handen van de familie De Keersmaeker. Vandaag behoort de aanpalende brouwerij tot het Heineken-concern. Bij ons bezoek, op een vrijdagavond, was het restaurant meer dan gevuld, wat niet te merken was aan de gerechten, de opvolging van de gangen verliep volgens een correct tempo. Onze gastheer had een menu gereserveerd bestaande uit: asperges met gerookte zalm en mousseline, zeetongfilets met gestoofde prei en botersausje, op lage temperatuur gegaarde lamsribbetjes met allerlei zwammen en extra fijne boontjes en ten slotte, aardbeien met huisbereid vanille-ijs en meringue. De duimdikke asperges waren subliem van smaak, supergoed gegaard en warm. De maagdlijkwitte tongreepjes, verser dan vers, met botersausje waren eveneens een voorbeeld voor hoe het hoort te zijn. De lamsribbetjes - die we persoonlijk nooit zelf zouden bestellen – halen zelden de kwaliteit van deze die hier op tafel kwamen, boterlamsribbetjes zou een betere beschrijving zijn. De lage garing zorgde voor een smeltend, smaakvol en sappig stukje jong vlees. Mensen die niet zo graag lamsvlees eten - en zo zijn er wel wat - zouden daarbij hun mening zeker herzien. Het vers afgedraaid en huisbereid vanille-ijs, behoort volgens zoetbekken tot de top tien van het land, we spreken dat niet tegen. Kortom, in De Plezanten Hof is het plezierig eten. De uitbaters, Hilde De Swaef en chef Koen De Wilde, hebben bovendien voor een warm, aangenaam en gezellig kader gezorgd. Men kan er terecht voor maandelijks wisselende menu’s aan ! 45, ! 55 met aangepaste wijnen. Op weekdagen is een er een lunch aan ! 25. Voor de kleintjes wordt ook gezorgd, zoals kip met frieten of kroketjes. Maandmenu mei:
http://www.deplezantenhof.info/mei.html
42 - Meervoud nr. 197 - mei 2014
Maandmenu juni : Maandmenu juli :
http://www.deplezantenhof.info/juni.html http://www.deplezantenhof.info/juli.html
Men kan er ook terecht voor allerlei festiviteiten, daarvoor zijn er grotere en kleinere ruimten voorzien. Bij goed weer is er het gezellig terras dat voornamelijk voor recepties gebruikt wordt. Vermelden we nog even, om alle misverstanden te vermijden, dat er wel meerdere restaurants de naam, De Plezanten Hof, meekregen, ondermeer in Hamme en Aalter. RVW Keuken: Prijs/kwaliteit Kader: Comfort: Bediening:
MMMMM MMMMM MMMMM MMMMM MMMMM
HET HART GELUCHT
De laffe hypocrisie van de regimekrant De Standaard _____________________________________________ met een fanatieke oproerkraaier en rabiate moslim die nog nooit één mandaat heeft bekomen, laat staan de democratische volkswil van een deel van de bevolking zou vertegenwoordigen. Voor mij mogen alle moslims in Syrië en het hele Midden-Oosten alle ongelovigen onthoofden, stenigen en vermoorden. Maar liever niet in het al te tolerante Vlaanderen en niet in het al te tolerante Westen. Haat is, zoals we allen weten, de keerzijde van de liefde, en in de harde politiek gaat het niet over haat en liefde, maar over standpunten, argumenten en uiteindelijk over de beslissingsmacht. Voor mij mag Jahjah met zijn dubbele nationaliteit en zijn minachting voor het zwakke Westen alles schrijven en beweren wat hij maar wil, maar ik wou toch ook graag een tegenstem horen. In een serieuze betrouwbare krant zou men een paar dagen of een week nadien toch een scherp en polemisch wederwoord mogen lezen. Maar het is een zeer retorische vraag of de zelfverklaarde kwaliteitskrant De Standaard de moed zal hebben om, al was het maar één keer, aan Filip Dewinter het woord te geven. Indien niet, dan doe ik hier een oproep aan alle Standaardlezers om een klacht in te dienen tegen het bedrieglijke dagblad De Standaard. Of anders deze krant gewoon niet meer te kopen in een krantenkiosk of bij de papierboer en dus voorgoed te negeren. Standaard-columnist Dyab Abou Jahjah
Hendrik CARETTE
In De Standaard van vrijdag 2 mei mocht de aangespoelde Libanees Dyab Abou Jahjah opnieuw zijn column publiceren. Ditmaal onder de titel ‘Doodzwijgen? Hard aanpakken!‘ en het was te verwachten: ditmaal gaat het niet over de Palestijnse kwestie, maar valt hij publiekelijk Filip Dewinter aan. En roept hij zelfs op om klacht in te dienen tegen Filip Dewinter. Voor mij mag elkeen iedereen publiekelijk aanvallen in een krant, een weekblad of een maandblad. De persvrijheid weet u wel. Maar nu komt het: we weten allen dat het antwoord of de repliek van Filip Dewinter (toch nog altijd een rechtstreeks verkozen parlementair met heel veel voorkeurstemmen!) in De Standaard niet en nooit zal worden afgedrukt. Omdat deze regimekrant dit meer dan vermoedelijk botweg zal weigeren. De lafheid van deze zelfverklaarde pseudolinkse kwaliteitskrant is dus weer eens duidelijk. Dat dit in De Morgen zou gebeuren, kan ik nog enigszins aanvaarden en begrijpen. Maar dat een krant als De Standaard die ooit een hoofdredacteur had als Manu Ruys, een krant die nota bene hoe dan ook dankzij de intelligentsia van de Vlaamse Beweging kon bestaan, verschijnen en floreren (lees of herlees het tweedelige boek De Standaard. Het levensverhaal van een Vlaamse krant van Gaston Durnez dat te Tielt bij Lannoo verscheen in respectievelijk de jaren 1985 en 1993), zoiets toelaat gaat wel heel ver in de richting van een zeer ondraaglijke tolerantie. Onze nieuwe verlichte Belg van Libanese origine is uiteraard slim en sluw: hij valt slechts zijdelings Bart de Wever aan, maar vergelijkt doodgewoon Filip Dewinter met Fouad Belkacem. Met wie? Jaja, met Fouad Belkacem… En onze Jahjah durft hier in zijn gastland te schrijven: “Als Fouad Belkacem twee jaar cel krijgt omdat hij de idioot heeft uitgehangen en heeft aangezet tot haat, dan moet Dewinter de cel in, want hij doet precies hetzelfde en hij houdt het al dertig jaar vol.” En vanuit zijn Arabisch oogpunt uit heeft hij allicht nog gelijk ook. Alleen vergelijkt hij hier een politicus
Deze Vlaamse intellectuele, die vroeger De Standaard las, is thans overgeschakeld op het feministische blad ‘Opzij’
Meervoud nr. 197 - mei 2014 - 43