2001 18/3 RONDOM DEN HERDENBERGH Tijdschrift van de Historische Vereniging Hardenberg en Omgeving. Lidmaatschap f. 30,00 per kalenderjaar. Ledenadministratie en contributie: G. Wolbink, Alb. Risaeustraat 8c, 7772 AV Hardenberg, tel.: 0523-267036 Secretariaat: Verenigingscentrum, bezoek- en informatieadres: Voorstraat 34, 7772 AD Hardenberg, tel.: 0523-265624 Internet: www.historiekamer.nl E-mail:
[email protected] Bestuur: H. Hoving, voorzitter, Boslaan 34, Hardenberg, tel.: 0523-262048. E. Wolbink, secretaris, Hofweg 31, Hardenberg, tel.: 0523-268400 J. Hofsink, penningmeester, Hessenweg 2a, Hardenberg, tel.: 0523-260444 Mevr. A. v.d. Kamp-Wildeboer, Polberg 59, Hardenberg, tel.: 0523-260093 Mevr. H. Reinders, A. Risaeusstraat 16, Hardenberg,, tel. 0523-266515 J.G.E. Sierink, Dennenkamp 8, Hardenberg, tel.: 0523-260443 Mevr. G. Stoel-Sierink, Krüserbrink 1, Hardenberg, tel. 0523-262470 Redactiecommissie:
Redactieadres:
Mevr. D. Hesselink-Zweers. J. Hofsink Mevr. J. Luisman-de Jonge. K. Oosterkamp, eindredacteur, tel.: 0523-263104. Beekberg 82, 7772 DS Hardenberg Voorstraat 34, 7772 AD Hardenberg.
Bankrelatie: Rek.nr. 3849.47.824 bij Rabobank Hardenberg. (Postrek.nr.v.d.Bank: 812263) POSTBANK rekeningnr. 2985515. ISSN: 1380-3921
INHOUD Van de redactie De Hardenberger Turfindustrie (een verdwenen bedrijfstak) "Plat Ni-js" Onzen teuverlanteern Het Nijenhuis (huizen van naam) Opsporing verzocht De grens in beeld (de rijksgrens heeft een lange geschiedenis) Bijnamen (Lutten)
W. Visscher Warkgroep Dialect J.J. Kwaakernaak-Hemstede K.Oosterkamp E. Wolbink
1 2 13 16 19 21
K. Drenth/B. de Vries J. Hofsink/G. van Faassen
24 29
Bijdragen voor het volgende nummer uiterlijk op 5 november 2001 inleveren. Het overnemen van artikelen of gedeelten daarvan uit dit tijdschrift mag alleen na daartoe verkregen toestemming van de redactie.
Van de redactie In dit derde nummer van deze jaargang beginnen we met een omvangrijk artikel over de Hardenberger turfindustrie van de hand van de heer W. Visscher. We hopen dat velen zijn bijdrage over deze verdwenen bedrijfstak zullen waarderen. De overige artikelen zijn van geringere omvang. Onze streektaal wordt gebruikt in een aardig verhaal over "onze teuverlanteern", terwijl de rubriek Plat Ni-js op de gezonde toer gaat. In de rubriek Huizen van naam wordt aandacht geschonken aan de "aspergeboerderij" in Diffelen: het Nijenhuis. In het artikel "Opsporing verzocht" wordt verslag gedaan van de pogingen om de eretekens bij de mensen te brengen die ze wel terecht verdiend hadden, maar door omstandigheden nooit hadden gekregen. Tenslotte wordt de grens weer iets verder in beeld gebracht en is Lutten aan de beurt om in bijnamen te worden beschreven. Jan te Bokkel, die sinds 1996 redactielid is, heeft te kennen gegeven dat hij deze functie wil neerleggen. Het was voor hem steeds problematischer geworden om nog tijd vrij te kunnen maken voor het redactiewerk. Hoewel de redactie dit vertrek betreurt, wil zij toch deze beslissing respecteren en Jan, ook op deze plaats, hartelijk bedanken voor de tijd en de inzet die hij de afgelopen jaren heeft gegeven aan ons tijdschrift. We denken o.a. met veel genoegen terug aan de bedachtzame en vaak humoristische toon waarop Jan meedeed in de redactionele brainstorm.
Christelijke School met onderwijzerswoning te Rheezerveen. De oprichting van de Vereniging Chr. School was op 6 juni 1903. Er waren toen 53 leerplichtige kinderen in Rheezerveen, die tot aan 1903 elders naar school gingen en soms een afstand van twee uur moesten afleggen. 1
De Hardenberger Turfindustrie Een verdwenen bedrijfstak Evenals in de aangrenzende Avereester venen, behoorde ook het grootste deel van de venen in de marke van Lutten toe aan adel en patriciaat. Van oudsher bezat hier de Zwolse familie Van Marie uitgebreide veenbezittingen. In die hoedanigheid vervulde mr. Gerrit Willem van Marie daar aan het einde van de 18e eeuw de functie van erfmarkerichter. Hij was de latere schoonvader van mr. Willem Jan baron van Dedem, de stichter van de Dedemsvaart. De familie Van Marie en onder hen genoemde Willem Jan van Dedem erfden later die Lutter venen. W. Visscher De Lutter venen Omdat deze gronden juist buiten het tracé van de verder te verlengen Dedemsvaart lagen, liet hij de in de marke nog benodigde venen van de marke opkopen door een aantal familieleden en vrienden. Dit vond plaats in de jaren 18151820. De nieuwe eigenaren waren o.a. Anthony Coenraad Willem baron van Haersolte tot den Doorn, Berend Hendrik baron Bentinck tot Buckhorst en Coenraad Willem baron Sloet tot Tweenyenhuizen, de oud-advocaat mr. G.C. van Baerle uit Zwolle en de waterstaatkundig ingenieurs A.F. Goudriaan te Amsterdam en J.E. Wildeman te Leiden. Deze beide ingenieurs hadden Van Dedem eerder bij zijn kanalisatiewerkzaamheden van advies gediend. Al spoedig bleek dat de kosten van kanaalaanleg veel hoger uitvielen dan was begroot. Ook de hoge geldleningen die de eigenaren van de vaart afsloten konden de onderneming niet redden. In 1826 zagen zij zich genoodzaakt het kanaal De Dedemsvaart met een groot persoonlijk vermogensverlies voor de veel te lage prijs van fl 390.000,- aan het Rijk te verkopen. Met lede ogen moest Van Dedem toen aanzien dat de opbrengsten van het kanaal uit turfvaartrechten begonnen toe te nemen. Enkele jaren later, in 1828, wist Van Dedem met behulp van een nieuwe compagnon het kanaal tegen de oorspronkelijke verkoopprijs van het Rijk terug te kopen. Compagnie Van Dedem & Heere c.s. Deze nieuwe compagnon was de Amsterdamse koopman en veeneigenaar Jan Heere. Aan de nieuwe onderneming van deze compagnie Van 2
Dedem & Heere werd door de Utrechtse bank Vlaer & Kol een hypothecair krediet van anderhalf miljoen gulden verleend. Hierbij diende de vaart met de bijbehorende twee duizend hectaren veen als onderpand. De eigenaren van deze bank waren vriendschappelijke relaties van Heere. Om invloed op de juiste aanwending van de geleende gelden te houden stelde de bank enkele toezichthouders aan. Deze commissarissen waren mr. Jacob Gerrit van Nes, steenfabrikant te Zuilen (U) en de Zwolse advocaat mr. Herman van Sonsbeeck. Jan Heere was vooral vervener. Zijn veenderijen lagen in het Utrechts-Hollandse laagveengebied en die waren bijna uitgeveend. De venen aan de Dedemsvaart bestonden grotendeels uit nog onafgegraven hoogveen. De nieuwe kanaalondernemer Heere wist zijn enthousiasme voor dit veelbelovende hoogveengebied ook op enkele van zijn Amsterdamse familieleden over te brengen. Het ging hierbij allereerst om zijn zwager, de Amsterdamse vervener Adrianus Kriek die op zijn beurt zijn zwager Theodorus Omtzigt in de zaak betrok. Samen met nog enkele andere Amsterdammers richtten zij de 'Amsterdamsche Sociëteit tot vervening aan de Dedemsvaart' op. Rond 1830 kocht de Sociëteit uitgestrekte veengronden op van Van Dedem en/of Jan Heere. Deze venen lagen zowel in de marke Rheeze als in die van Lutten. Ook op hun beurt kochten - ook in 1830 - de beide genoemde commissarissen van de Dedemsvaart Van Sonsbeeck en Van Nes uitgebreide venen in de marke van Lutten. In die tijd was de Dedemsvaart gereed tot ongeveer de grens met
de Luttermarke. In deze periode werden allerlei nieuwe werken aan de Dedemsvaart uitgevoerd. Van Dedem stuitte echter na enkele jaren van vooruitgang weer op grote moeilijkheden. Deze vloeiden voort uit ernstige meningsverschillen tussen de beide commissarissen en hem over de te kiezen volgorde van de uit te voeren werken. Anders dan Van Dedem, die een snel doortrekken van de Dedemsvaart naar de rivier de Vecht wilde, wensten Van Sonsbeeck en Van Nes allereerst vanuit de Dedemsvaart een in noordoostelijke richting lopende hoofdwijk naar hun in de Luttervenen gelegen venen te laten graven. Door de hierdoor ontstane tegenstelling, waarbij bij Van Sonsbeeck als commissaris én als administrateur van de Dedemsvaart en tevens eigenaar van uitgestrekte venen bij Lutten een zekere verstrengeling van belangen meesprak, bleven zelfs de meest noodzakelijke werken aan de Dedemsvaart onuitgevoerd. Toen Van Dedem in 1834 ook nog door de commissarissen buiten spel werd gezet en tot overmaat van ramp de bank de kredieten opzegde was het einde van de kanaalonderneming onafwendbaar geworden. Slechts door eindeloze gerechtelijke procedures tussen de eigenaren van de vaart en de diverse schuldeisers - waarbij beslagleggingen en executieverkopingen van persoonlijke bezittingen van Van Dedem plaatsvonden - kon het voortbestaan van de kanaalonderneming nog een lange reeks van jaren worden gerekt. De aanleg van een gedeelte van de beoogde hoofdwijk door Lutten (de Lutter Hoofdwijk) naar o.m. de venen van Van Sonsbeeck en Van Nes was het enige werk dat in het tijdvak van 1837-1843 tot stand kwam. Mr. I.A. van Royen In deze jaren van malaise wierp een nieuwe pleitbezorger voor het kanaal de Dedemsvaart zich op. Het ging hier om de Zwolse advocaat en notaris mr. Isaac Antoni van Royen die tevens vervener aan de Dedemsvaart was. Daarnaast bezat hij ook venen bij Bergentheim. Hij was in 1800 in het Drentse Westerbeeksloot, gem. Vledder geboren als zoon van een burgemeester-vervener.
Mr. LA. van Royen (1800-1868). Notaris-vervener te Zwolle. Al in 1839 had Van Royen het idee geopperd om de Dedemsvaart door te trekken naar Coevorden. Vandaar zou dan dit kanaal door de Z.O. Drentse venen in verbinding met de Duitse rivier de Eems gebracht moeten worden. Hierdoor zou de Overijsselse transitohandel (van vnl. koloniale waren uit Amsterdam) met Duitsland - die door de voorgenomen aanleg van de spoorlijn Embden-Osnabrück zou wegvallen - gered kunnen worden. Ook het Rijk, een van de belangrijkste schuldeisers van Van Dedem, zag het belang voor Overijssel voor een verbinding met de Duitse wateren heel goed in. Voor het scheppen van de daarvoor noodzakelijke voorwaarden werden door het Rijk, de eigenaren van de Dedemsvaart en de bank Vlaer & Kol onderhandelingen gevoerd. Hierbij stond de partijen als doel voor ogen eerst de noodzakelijke werkzaamheden aan de Dedemsvaart te laten uitvoeren. Als resultaat van de gevoerde onderhandelingen kwamen de partijen in 1844 overeen dat de vaart en bijbehorende zaken op uiterlijk 1 juli 1845 in het openbaar aan de meestbiedende zou worden verkocht.
3
Hierbij zou de aspirant koper gehouden zijn de verdere verlenging naar Coevorden te gedogen. Op het voorstel van Van Royen - deze was intussen lid van de Staten van Overijssel -kocht op 18 september 1845 de provincie Overijssel het kanaal. Hoewel de beoogde verlenging naar Coevorden ernstige vertragingen zou oplopen, werd evenwel, in 1854, de Dedemsvaart bij het dorpje Ane in verbinding gebracht met de rivier de Vecht. De verbinding met Coevorden zou evenwel bij provinciaal besluit uit 1852 via een verdere verlenging van de Lutter Hoofdwijk plaats moeten gaan vinden. Enkele jaren later vond de aanbesteding van dit kanaaltraject van Slagharen naar de Overijssels/Drentse grens bij De Krim plaats. Dit project werd gegund aan de steenfabrikant Johannes Arntz uit Millingen. Deze liet de feitelijke werkzaamheden over aan de Dedemsvaartse vervener en aannemer Egbert Zwiers. Deze was tevens (samen met zijn zwager, de Dedemsvaartse vervener Arend Berends) eigenaar van venen aan de Lutterhoofdwijk. Firma Van Sonsbeeck & Co Een van de grote veeneigenaren langs deze Lutterhoofdwijk was, zoals gemeld, mr. H. van Sonsbeeck. Behalve advocaat was hij ook Minister van buitenlandse zaken en gouverneur van de provincie Luik geweest. Het bijzondere van mr. Van Sonsbeeck was echter dat hij de eerste pionier in Nederland was op het gebied van de industriële verwerking van veen/turf tot meerwaardige producten. Anders dan in Duitsland, Engeland en België was er in Nederland nog geen sprake van een dergelijke verwerking van turf. Het voordeel van deze producten zoals cokes en briketten enz. bestond hierin dat zij minder volumineus waren en een hogere verbrandingswaarde hadden. Hierdoor was het transport gemakkelijker en was er bovendien minder opslagruimte nodig. Bovendien had zij een vrij schone verbranding omdat er nauwelijks roetvorming en vlieg-as optrad. Van Sonsbeeck wilde in 1853 uit de van zijn veenderij bij Lutten afkomstige turf producten als cokes en briketten gaan fabriceren. Uit de tijd dat hij nog gouverneur van Luik was kende hij de Belgische werktuigkundig ingeni4
eur Lagouste de la Croix. Deze had in België ervaring opgedaan bij de carbonisatie van turf door hete lucht. Hij associeerde zich in 1853 met Van Sonsbeeck in de firma Van Sonsbeeck c.s te Dedemsvaart/Ambt Hardenberg, zoals het aan het kanaal de Dedemsvaart gelegen Lutten wel werd aangeduid. De fabriek De firma wilde aan de Dedemsvaart bij Lutten een fabriek voor droge destillatie van turf oprichten. Al in het voorjaar van 1854 werden in het Heemserveen de fundamenten gelegd voor de te bouwen fabriek. Er werden vier kolossale doofpotten van ieder vier meter lengte en twee meter doorsnede geplaatst, alsook een stoommachine van 75 pk. Voorts werd het geheel van een hoge schoorsteen voorzien. Men wilde hier turfcokes en turfbriketten gaan fabriceren. Die zouden de gewone steenkolen moeten gaan vervangen en die zelfs 'in deugdelijkheid moeten overtreffen'. Daarnaast zou er in de fabriek uit turf ook verfstoffen en teer worden vervaardigd (de zgn. rode as, turfpek en turf teer). Die teer werd ook uit het in het veengebied rijkelijk onder in het veen voorkomende 'kienhout' geperst. Bij dit kienhout gaat het om turf restanten; vaak resten van bomen en boomstammen en boomwortels, die al duizenden jaren onder het veen hadden gelegen en bij de vervening weer aan de oppervlakte waren gekomen. Smoren of verkolen In de fabriek te Lutten werden de brokken veen niet zoals in vroegere tijden door het smoren van turf onder luchtdikke hopen zand, maar op een moderne manier verkoold. Het proces van verkoling - het vergloeien van turf - vond hierbij plaats door de turven in ijzeren doofpotten te doen versmoren. Van boven waren die (halve) bollen wat afgeplet, terwijl er in het midden een trekgat zat. Zo nodig kon dat gat worden gedicht, dan wel worden opengemaakt. De gehele verkoling duurde zeker vier weken. Een belangrijk deel van de werkzaamheden bestond hierin dat de toestellen - zodra die in de juiste stand van verhitting waren - onafgebroken dag en nacht in werking moesten worden
gehouden. Een voortijdige afkoeling danwei een te grote toetreding van zuurstof zou dan ook funest kunnen zijn voor het proces van verkoling en dit gemakkelijk kunnen doen mislukken. Om ook al deze werkzaamheden ook op de zonen feestdagen door te kunnen laten gaan, had Van Sonsbeeck de pastoor Muller van Slagharen om toestemming gevraagd om de werklieden ook op die dagen door te laten werken. Van Sonsbeeck - hij was ook Minister van R.K. eredienst geweest -kreeg die toestemming. Nadat het proces van verkoling was voltooid werden de turfkolen vermalen en vervolgens met kalk als bindmiddel vermengd en tenslotte geperst tot cokes of briketten. Een economisch succes leverde de productie niet op. Uiteindelijk bleken de productiekosten te hoog om tegen de steenkool te kunnen concurreren. Al na een jaar Overzichtskaartje Heemser-, Lutter- en Collendoornerveen ca werd de fabriek stilgelegd. De 1858. Aan de fabriekswijk de turfcokes fabriek en kalkovens van grote boosdoener was hier met Van Sonsbeeck; zijn veenderij lag aan de Schuinesloot. Ook de name de in 1834 ingevoerde Dedemsvaartse vervener-aannemer-kalkbranders E. Zwiers en A. belasting op turf (de Berends hadden hun veenderij aan de Schuinesloot. Evenals naar turfaccijns), die de opbrengsten Van Sonsbeeck is daar een wijk naar hen vernoemd. van de veenderijen sterk drukte. kalk als bindmiddel voor de te vervaardigen Hierdoor was de concurrentie producten. De fabriek zou het echter niet redmet het buitenland, waar men den; al weer na een jaar te hebben geprodueen dergelijke belasting niet ceerd leverde de fabriek opnieuw grote verliekende, moeilijk. Niettemin zou zen op. Na drie jaren bleek het onverantwoord eind 1856 de fabriek nogmaals de verliezen nog langer te laten oplopen en worden opgestart 'om de alhier werd de productie definitief gestaakt. In 1859 bestaande turfcokes-fabriek werd de fabriek geliquideerd. De stoommachiweder in werking te stellen'. ne, ketels en installaties werden in 1860 verUit Amsterdam kwamen toen kocht en naar Groningen overgebracht. Volgens twee machinisten naar Lutten de berekeningen zou de fabriek de beide firover om de machines weer aan manten een verlies van fl. 80.000,- hebben het draaien te krijgen. opgeleverd. Kennelijk was in die tijd de afzet van turfcokes wel weer lonend geworden. Ook bouwde Van Sonsbeeck c.s. in datzelfde jaar naast de fabriek twee kalkovens. Hierdoor kon de firma zelf in de behoefte voorzien van 5
Deze fabriek, de eerste veenindustrièle fabriek in Nederland en enig in zijn soort stond in het Heemserveen aan een zij wijk (de Fabriekswijk) van de Dedemsvaart. De beide daar gebouwde kalkovens waren een langer leven beschoren. Zij werden eerst na het overlijden van Van Sonsbeeck in 1867 verkocht. De nieuwe eigenaren waren de reeds hierboven genoemde Dedemsvaartse verveners Arend Berends en Egbert Zwiers. Deze bezaten toen reeds kalkovens (onder andere door overname van Van Royen) te Dedemsvaart. Het Bergentheimer veen Ook in de oostelijk van de rivier de Vecht gelegen venen ontstond een bedrijvige turfindustrie. Anders dan bij de venen aan de Dedemsvaart zou de ontwikkeling in de venen aan het Overijsselse Kanaal later van start gaan. Dit kwam doordat de aanleg van het kanaal tientallen jaren vertraagd werd. Vooruitlopend op de aanleg van het kanaal hadden al in 1826 de gebr. Hendrik en Jelle Meinesz uit het Friese Balk meer dan driehonderd hectaren veengronden onder Bergentheim en Sibculo (waaronder de zgn. '80 bunders' bij de Foelen) gekocht. Begin jaren dertig verwierf ook mr. LA. van Royen veengronden in dit gebied. Hij bracht deze door middel van een door hem gegraven veenwijk in verbinding met de Vecht. De wijk verzandde al spoedig. Evenals dit bij de venen van Meinesz het geval was, zouden ook Van Royens venen nog tientallen jaren onaangeroerd blijven. Toen medio jaren vijftig met de aanleg van het kanaal was begonnen breidde Van Royen zijn veenbezit aanzienlijk uit. Hij deed dit door aankoop van naastgelegen venen van de Hardenberger vervener Berend Venebrugge. Van Royen, die toen al enkele jaren (sinds 1853) als Commissaris des Konings te Groningen woonde, begon in die jaren steeds meer belangstelling te tonen voor zijn Bergentheimer venen. Dit was kort nadat het door hem gepromote plan van een Nederlands/Engelse Maatschappij om de Dedemsvaart via Z.O.Drenthe met de Duitse wateren te verbinden in duigen was gevallen. Van Royen zat zelf in de Raad van Bestuur van die kanaalmaatschappij. 6
Eerste Nederiandsche Veen Mij In 1862 verkochten de gebr. Meinesz hun Bergentheimerveen aan het Overijssels kanaal aan de Almelose textielmagnaat Godfried Salomonson. Deze was evenals Van Royen mede-oprichter van de Overijsselse Kanalisatie Maatschappij. In 1864 richtte Salomonson samen met Van Royen en enkele anderen, waaronder dr S. Sarphati te Amsterdam en en de wel als grondlegger van de veenkunde bekend staande dr W.C.H. Staring, een nieuwe veenmaatschappij op. Dit was de te Amsterdam opgerichte N.V Eerste Nederiandsche Veen Maatschappij. Het ging hier om een enorme veenmaatschappij met een maatschappelijk kapitaal van 2 miljoen gulden. Ook hier nam Van Royen zitting in de Raad van Bestuur. Naast het van de familie Meinesz afkomstige veen bij Bergentheim lag een groot deel van de aan de maatschappij toebehorende venen echter in de gemeenten Den Ham en Hellendoorn. Zij produceerde met name in Vroomshoop machinale turf en turf cokes. Dit laatste vond op de primitieve wijze van het in brand steken van met zand overdekte hopen turf plaats. Hoewel de turfaccijns in 1863 was afgeschaft, bleek de maatschappij economisch niet succesvol te zijn. Ze werd al in 1869 geliquideerd. Bij de scheiding en deling van de bezittingen van de maatschappij in 1870 werd de ene helft van de venen verworven door de vooraanstaande Dedemsvaartse verveners gebr. Arend en Berend Berends, terwijl de andere helft werd verkregen door de gebr. Van Royen te Zwolle, allen zoons van de kort daarvoor overleden mr. LA. van Royen. Onder de aan de Van Royens toegevallen veengronden behoorden ook de bovengenoemde '80 bunders' bij de Foelen bij Sibculo. N.V. Veenderij Erven mr. I.A. van Royen In 1872 werd de firma Van Royen omgezet in de N.V. Veenderij Erven mr. I.A. van Royen te Bergentheim. Een van de directieleden was Hendrikus Nicolaus van Royen, die tevens fungeerde als burgemeester van Hardenberg. Vanaf 1862 was reeds als administrateur voor de firma werkzaam geweest Johannes Gerhardus Antonius van der Sanden. Deze was een uit
Eindhoven afkomstige aannemer van publieke werken, die zich medio jaren vijftig te Balkbrug had gevestigd. Hij was daar in pension geweest bij de daar werkzame hoofdonderwijzer Jan Naarding. Van der Sanden trouwde met diens dochter Lubbigje. In Dedemvaart voerde hij werkzaamheden uit voor o.a. mr. LA. Van Royen m.b.t diens veenderij te Dedemsvaart. Ook was hij in die jaren samen met de Dedemsvaartse verveners en aannemers Egbert Zwiers en Arend Berends betrokken bij werkzaamheden aan de Lutterhoofdwijk. Omdat genoemde Hendrikus Nicolaus van Royen toen als directeur van de Dedemsvaartse veenderij van Royen aan de daar gelegen Van Royens Hoofdwijk woonde, had hij veel te maken met aannemer Van der Sanden. Vandaar dat Van der Sanden kort na 1860 samen met Hendrikus Nicolaus van Royen mee verhuisde naar Hardenberg, waar de eerstgenoemde burgemeester werd en de laatsgenoemde administrateur van de Veenderij van Royen.
Met name was Van der Sanden hier betrokken bij de verdere aanleg en verlenging van de Van Royenswijk te Bergentheim. Ook betrok hij daar het voor de maatschappij gebouwde maatschappij huis vlak tegenover de inmonding van de Van Royenswijk in het Overijssels kanaal. Als opzichter bij de verdere verlengingswerken aan de Van Royenswijk fungeerde de uit Dedemsvaart afkomstige Frederik Bladder. Deze was vroeger arbeider geweest bij de hierboven al eerder genoemde Egbert Zwiers bij de drooglegging van venen in het tracé van de verlengen Lutterhoofdwijk. Hij was erg deskundig bij het maken van 'veensplittingen', hieraan had hij dan ook zijn promotie als veenbaas te danken. Hij bewees tevens zijn diensten bij de aanleg van het laatste gedeelte van het Oranjekanaal in Z.O. Drenthe. Na de gereedkoming van dit eveneens door Zwiers aangenomen project in 1862 werd hij door Van der Sanden in dienst genomen om voor de veenderij Van Royen in Bergentheim als zodanig werkzaam te zijn.
Machinale turfbriquett Mij In 1878 werd op bovenge noemd terrein 'de 80 bunders' onder Sibculo een nieuwe fabriek gebouwd. Het ging hier om de fabriek van de te Leeuwarden gevestigde N.V Machinale Turfbriquett Maatschappij. De directie van deze onderneming bestond uit enkele van haar aandeelhouders, te weten de Leeuwarder steenfabrikant Jacob de Haan en zijn stadgenoot dr M.J. Baert de la Faille. Het aandelenkapitaal van fl 96.000,bestaande uit 16 aandelen van fl 6.000,- De maatschappij had de bovengenoemde 80 bunders veengrond voor fl 20.000,- van de N.V Van Royen gekocht. Hierbij had N.V Van Royen zich verbonden om voor een aandeel deel Kantoor en woning administrateur N.V Veenderij Van Royen te Bergentheim thans huisartsen praktijk, (foto: H.D.J. Krikke 2001) te nemen in het kapitaal van 7
de brikettenmaatschappij. Op de achtergrond speelde de vooraanstaande inwoner van Leeuwarden, de grootgrondbezitter en tevens lid van Gedeputeerde Staten van Friesland mr. Coenraad Willem Anthony Buma een belangrijke rol als financier. Zijn grootvader van moederszijde, naar wie hij was vernoemd, was de bekende C.W.A. baron van Haersolte van den Doorn. Deze behoorde tot die hierboven al genoemde familieleden en vrienden van de Baron van Dedem, die in het begin van die eeuw uitgestrekte venen in de Luttermarke aankochten. De brikettenmaatschappij bouwde aan de Kloosterdijk bij Sibculo haar fabriek. Daarnaast kocht zij een strook grond van de gebr. Berends uit Dedemsvaart om daar een kanaal door te graven om in verbinding te kunnen komen met de Hammerwijk. De fabriek bleek aanvankelijk niet erg succesvol. Ze had bij voortduring met tegenvallers te kampen. Al in 1879 ging de directeur De Haan failliet. Omdat deze de briketten als brandstof voor zijn steenovens betrok van de brikettenmaatschappij was deze tegelijk een grote afnemer kwijt. De Haans plaats binnen de onderneming werd toen ingenomen door de eveneens uit Leeuwarden afkomstig Sybren van Bateles. Om aan meer kapitaal te komen werd al na een jaar het aandelenkapitaal uitgebreid. Overigens ging een voorgenomen fusie met een brikettenonderneming te Winschoten, vanwege een te hoge vraagprijs, niet door. Het productieproces van de brikettenfabriek was eenvoudig. Het ging hier slechts om de fabricage van turfbriketten en niet van turfkoolbriketten. Van enige verkoling dan wel droge destillatie, zoals eerder bij de firma Van Sonsbeeck te Lutten, was hier geen sprake. Het ging hier om een vermenging van natte turven, zoals die uit het veen werden gegraven, in een mengmachine samen met kalkmelk. Vervolgens werden dan door een hydraulische voorpers de turven van een deel van hun watergehalte bevrijd en in de mengmachine losgewoeld om tenslotte in door stoomkracht gedreven persen te worden gevormd. Ook deze fabriek zou zich slechts korte tijd in de gemeente Hardenberg manifesteren. Anders dan eerder bij de fa Van Sonsbeeck werd zij echter niet geliquideerd
maar verplaatst. In 1880 ging zij in Vroomshoop opnieuw van start, waar zij zich nog vele tientallen jaren zou handhaven. Turfstrooiselindustrie In tegenstelling met de fabricage van briketten zou de turfstrooiselindustrie in de gemeente Ambt Hardenberg zich wel vele decennia lang weten te handhaven. In 1882 stichtte de Brabantse firma E.G.J. van de Griendt & Co een grote turfstrooiselfabriek te Dedemsvaart. De familie Van de Griendt behoorde tot de stichters van de Brabantse veenkolonie Helenaveen. Bij de productie van turfstrooisel ging het om het tot dan toe onbruikbare grauwveen dat altijd terzijde was gelegd. Dat was ook zo bij de fabricage van briketten het geval geweest. De turven uit het grauwveen, de zgn. bolsterturven werden na gedroogd en gezuiverd te zijn door een met door stoomkracht aangedreven duivelsmolen ('wolf') vermalen en in balen geperst. Deze turfstrooisel werd veel gebruikt als leg stro voor het vee ter vervanging van heideplaggen. Door haar grote absorberende vermogen werd het ook een veelgevraagd product voor paardenstallen. Niet alleen het leger maar ook de paardentram-maatschappijen in de grote steden, zowel in Nederland als in Engeland, werden grote afnemers. De fa Van de Griendt betrok de grondstof, de bolster, uit De Krim. Wegens de hiermee gepaard gaande hoge transportkosten naar de fabriek te Dedemsvaart bleek de fabriek al enige jaren niet meer rendabel en werd zij ontmanteld. Niettemin zou de fa. Van de Griendt de fabricage van turfstrooisel in Overijssel gaan voortzetten. Drijvende turfstrooiselfabriek In 1885 zette de fa Van de Griendt de fabricage voort met een drijvende turfstrooiselfabriek. Voortaan ging ze met dit fabrieksschip de veenderijen af, zodat de fabricage steeds vlak bij de plaats, waar de bolsterturven werden gewonnen, kon plaatsvinden. Het ging hierbij naast veenderijen in De Krim ook om veenderijen te Bergentheim en Vroomshoop. Afwisselend was het fabrieksschip dan ook in die gebieden werkzaam. In 1889 trad de fa Van de Griendt in
onderhandeling met de N.V. van Royen om van haar een bolsterveenveld van ruim 100 hectaren te kopen. Uiteindelijk zou Van de Griendt van deze koop afzien omdat de kwaliteit van de daar gelegen bolster bleek tegen te vallen. Ook de in die tijd nieuwe turfstrooiselonderneming van de firma Terwindt & Arntz toonde belangstelling voor dit veen. Dat het haar niet gelukte om dit veen in handen te krijgen kwam, omdat de N.V. Van Royen het haar misgunde. Ze vreesde dat anders de fa. Van de Griendt die steeds van haar de bolster opkocht dan van het Overijssels Kanaal zou verdwijnen. Tot omstreeks 1895 zou de fabriek van Van de Griendt overigens nog in deze contreien werkzaam zijn. De fa Terwindt & Arntz behoorde toe aan een compagnie steenbakkers uit het gebied van de Bovenrivieren. Daarnaast oefende zij de aannemerij uit. Met name de aandeelhouders Joh. en W. Arntz legden zich in die jaren toe op de aanleg van klinkerwegen en, zoals reeds eerder vermeld, veenkoloniale kanalen. In 1889 kwam daar dus nog de fabricage van turfstrooisel bij. Evenals Griendtsveen bediende zij zich van een drijvende fabriek. Dit was een van haar rivierslepers, die eerder de aken met stenen had gesleept. De Gouden Ploeg Bij de drijvende fabriek van de firma Terwindt & Arntz werd de strooiselmachines door de sterke sleepbootmotor aangedreven. De fabriek was aanvankelijk vooral werkzaam bij een aan haar toebehorende veenderij onder Bergentheim. Zowel deze veenderij alsook de fabriek werden wel als 'de Gouden Ploeg' aangeduid. Deze naam was een zinspeling op de grote rijkdom van de heren Terwindt en Arntz. Begin 1890 verzochten zij de gemeente Ambt Hardenberg om vergunning tot het drijven van een vaste turfstrooiselfabriek bij Mariënberg en daarvoor een locomobiel te plaatsen. Er was hierbij sprake van een turfmolen, die met een pers de turfmolm in balen perst en de scherpe zijden met een houten hoeklat met staaldraad bindt. Op die manier kon sneller worden gewerkt dan op de gebruikelijke manier. Door al de nodige formaliteiten kwam die vaste fabriek er daar niet. Wel deed de drijvende
fabriek 'de Gouden Ploeg' steeds onafgebroken dienst op het Overijssels Kanaal. In de winter voer ze naar het 't Eiland' in Almelo. De in de zomer daarheen vervoerde bolsterturven werden daar dan verwerkt. In 1891 deed fa Terwindt & Arntz (T & A) de Veenderij Van Royen het aanbod om haar turf af te leveren in Almelo. Hieruit ontstonden fusieplannen met het oogmerk om samen te Almelo één fabriek te hebben. De beoogde samenwerking zou echter door verschil van inzicht niet van de grond komen. Wel was door dit alles de N.V. Van Royen bijzonder in de fabricage van turfstrooisel geïnteresseerd geraakt. Bij de keuze van de balenpersen en de overige machines nam ze een voorbeeld aan die in de zojuist door de vervener Bönne Berends Bzn te Dedemsvaart in 1894 gestichte turfstrooiselfabriek. Enkele jaren later, in 1896, opende de nieuwe fabriek van de N.V. Van Royen aan de Möllinksvaart te Bergentheim haar poorten. Anders dan bij de andere turfstrooiselfabrieken, die naar Engeland exporteerden, zocht Van Royen in België naar een geschikte afzetmarkt. Trust(vrijheid) Aanvankelijk sloot de turfstrooiselfabriek Van Royen, samen met andere Overijsselse fabrikanten, zich aan bij het gemeenschappelijk verkoopkantoor Peat Moss Litter Supply Co Ltd te Londen. Met dit kantoor werden verkoopcontracten afgesloten. Na afloop van dit contract in 1910 wensten de Overijsselse fabrikanten dit contract niet meer te verlengen. Dit kwam vanwege de dominante positie die Griendtsveen binnen deze organisatie bleek in te nemen. Als enige Overijsselse turfstrooiselfabrikant had Bönne Berends uit Dedemsvaart buiten deze verkooporganisatie geopereerd, Deze bezat nl. een eigen verkoopkantoor te Londen. Dit was de N.V. Berends Ltd, Marklane 57 te Londen. Als kapitaalstorting in deze Ned/Engelse vennootschap had Berends zijn turfstrooiselfabriek aan de Kloosterdijk bij Mariënberg ingebracht. Van Royen had, om haar zelfstandigheid in de turfstrooiselbranche zo veel mogelijk te te behouden, contact met Berends gezocht. Van Royen slaagde er echter niet in met Berends tot 9
een akkoord te komen over de afzet van haar den in 1906 bijna het gehele, ca 400 hectaren turfstrooisel via Berends' verkoopkantoor. In 1910 grote, Crullsveen opgekocht. Bij deze landboustichtten de gezamenlijke Overijsselse wers ging het om de families Lubberman, turfstrooiselfabrikanten (m.u.v. Berends) een eigen Geling en De Lange. In 1915 was in dit gebied verkooporganisatie. Dit was The Anglo Dutch Peat ook de N.V. Maatschappij Crullsveen actief. Moss Litter Co Ltd (Engels/Nederlandse Deze nieuwe verveningsmaatschappij werd turfstrooisel Mij). Overigens nam in die tijd ook gevormd door Berend Berends jr uit Dedemshet aantal ongeorganiseerde vaart, de gewezen administrateur Johannes turfstrooiselfabrikanten toe. Het ging hier om o.m. Antonius van der Sanden van de N.V. van Bouke Greveling die toen met een drijvende Royen, de Hardenberger burgemeester H.H. fabriek begon. Deze was werkzaam in Weitkamp en de winkelier en landbouwer Albertus Antonie Oostenbrink te Heemse. Als Vriezenveen, Vroomshoop en Bergentheim. Verder bouwde de Slagharener vervener J. H. R. veenbaas werd B. Sickman te Sibculo aangeM. Geerdes samen met zijn neef H.H. Steenhuis steld. Deze was evenals Van der Sanden te omstreeks 1912 aan de Schuine Sloot te Slagharen voren bij Van Royen werkzaam. Het betrof hier een turfstrooiselfabriek. Het betrof hier de veen dat ver verwijderd van spoor en waterweonderneming van de N.V Catrak, welke naam een gen dicht bij de grens met Duitsland lag. samentrekking was van de voornamen van de Vandaar dat er door de firma een smalspoorverechtgenoten van de beide vennoten, resp. Catharina binding werd aangebracht. Ze huurden dit Meijer en Akke de Boer. In 1915 ging als gevolg spoor van de mijnen in Limburg. Het liep echvan de eerste wereldoorlog de ter, ondanks de gemechaniseerde turfafvoer turfstrooiselfabrikant Bönne Berends Bzn failliet. niet goed af met de nieuwe maatschappij. De concurrentie met de Drentse turf bleek te groot, terwijl bovendien de Staatsmijnen het spoor al Mechanisatie Berends was in Overijssel ook de eerste fabrikant na enige jaren weer opeisten. Naar men zei van machinale turf geweest. Door dit faillissement kostte deze affaire Weitkamp het burgemeestersambt. Een andersoortige mechanisatie in werd o.m. zijn strooiselfabriek te Sibculo geliquideerd. In 1898 had de N.V. Van Royen de het veen was het machinaal uitgraven van veenkanalen en veenwijken. Vanaf 1903 was in het machinale turffabriek al van Berends kader van veenkanalisatie in Z.O.Drenthe een overgenomen. Naast de vervaardiging van turfstrooisel produceerde ze ook machinale turven. Dit stoombaggerschip actief. Het betrof hier de waren in feite persturven, waarin als merkteken de firma 'Quartet',waarin vier grote verveners participeerden. letter R (van Van Royen) was geperst. Deze Een van deze participanten was de Wilhelmina turfsoort had als voordeel dat als gevolg van het geperst zijn het watergehalte was verminderd, ter- Veen Compagnie, waarin de Dedemsvaartse wijl ze daardoor ook minder volume had. Naast de machinale turf waren er ook turven vervaardigd d.m.v. baggermachines. Zo was de fa 'Vijf-paar' aan de Kloosterdijk bij Mariënberg in 1910 met vijf van zulke baggermachines werkzaam. De firmanten waren een vijftal Groninger landbouwers uit de buurt van de Pekela's. Deze had-
Baggermolen van de Maatschappij Quartet ca 1925. 10
aan elkaar verwante vervenersfamilies Berends, Plomp en Ten Kate participeerden. De directeur Roelof ten Kate Wzn - hij was in 1870 nog directeur van de N.V. Eerste Ned.Veen Mij geweest - verhuisde omstreeks 1916 naar Bergentheim. Dit laatste was een gevolg van de benoeming van zijn zoon Gerard Hendrik ten Kate tot administrateur van de N.V. Veenderij Van Royen. Zij gingen toen in het maatschappijhuis wonen. Bovendien werd toen het stoombaggerschip van de Mij Quartet door de N.V. Veenderij Van Royen overgenomen. Omdat dit uiteindelijk een verliesgevende aangelegenheid bleek werd het schip na een aantal jaren weer van de hand gedaan. Verenigde turffabrikanten Na de eerste wereldoorlog trad er in de veenderijen een crisis op, die de veengebieden tientallen jaren lang in zijn greep zou houden. Al direct in het begin bleef de turf onverkoopbaar op het veld staan. Om tot een lonende prijs van de persturf te komen werd er in 1921 op voorstel van de N.V. Van Royen opgericht 'De Vereenigde Fabrikanten van Persturf'. De toenmalige administrateur van de N.V. Van Royen, J.W.A. van der Pijl, fungeerde hierbij als secretaris-penningmeester. Als voorzitter trad op de Vroomshoopse vervener Jan Visscher Tzn. Laatstgenoemde was één van de beherend vennoten van Veenderij Visscher te Vroomshoop, die in de loop der jaren veel veen van Van Royen bij Bergentheim had gekocht. De bedoeling was om gezamenlijk de verkoop van persturf te gaan bundelen om daarmee tot een tariefsverhoging van tenminste fl 2,- per duizend stuks persturf te komen. Aanvankelijk liep de organisatie goed, maar na 1930 deed zich ook hier sterk de concurrentie van de Drentse turf gevoelen. In 1937 werd de vereniging dan ook opgeheven. Experimenten Tijdens de jaren van crisis in de veenderij begon de N.V. Van Royen geïnteresseerd te raken in het experimenteren met turf. Zo werden er allerlei pogingen in het werk gesteld om het drogen van turf te bespoedigen. Zo werd er in 1925 te Bergentheim een uitvinding op dit
terrein van een zekere Cuylitz in praktijk gebracht. Het ging hier om een nieuwe methode, waarbij door de inwerking van bacteriën de turf eerder zou zijn gedroogd. Hiertoe werden er twee scheepsladingen afvalwater van de aardappelmeelindustrie aangevoerd. Dit overvloedig van bacteriën voorziene afvalwater werd met de veenspecie gedroogd. De deelnemers moesten met lede ogen aanzien dat juist het tegendeel werd bereikt. De turf bleef nu voorgoed week. Dat de N.V. Van Royen door deze gang van zaken wijs geworden behoedzaam ging manoeuvreren op het terrein van de patenten en octrooien blijkt uit de uit 1929 affaire 'Pflanzennamme'. Dit laatste was de naam van een Duits bedrijf te Oldenburg, dat zich op de productie van plantenteeltpotjes toelegde. Deze werden uit een mengsel van koemest, kalk en turfstrooisel samengesteld. Door het Ministerie van Landbouw in Den Haag was de N.V. Van Royen aan het Duitse bedrijf aanbevolen als eventuele overnamekandidaat van het betreffende patent. Uit een door de veenderij ingewonnen juridisch advies kwam echter naar voren dat het patent niet 'waterdicht' was, zodat het alleenrecht hoogst onzeker was. Al gauw werd de vrees dat ook anderen op dit procédé rechten konden doen gelden bewaarheid. Zo bleek het product al door een grote turfstrooiselfabrikant in Z.O. Drenthe (Veldkamp) op grote schaal op de markt te zijn gebracht op grond van een eerder verstrekt Nederlands octrooi voor dit product. In de tuinbouw was er veel vraag naar. Begin jaren dertig werd er in de veengebieden veel geëxperimenteerd om goede vuuraanma-kers te kunnen fabriceren. Het ging bij deze vuuraanmakers om licht ontvlambare blokjes veen, die een lange verbrandingsduur hadden. Ze dienden om de reguliere brandstof in kachels en haarden sneller tot ontbranding te brengen. In Overijssel werd dit product toen reeds gemaakt door enkele andere turfstrooiselfabrikantren zoals T & A en Trio. Het ging hier om door middel van een mechanisch aangedreven cirkelzaag in plakjes gesneden bolsterturf. Deze werden dan vervolgens in een zeer brandbare vloeistof zoals benzine of paraffine, gedrenkt en daarna gedroogd. Ook de N.V. Van
Royen ging, in 1933, op de vervaardiging van vuuraanmakers over. Zij vervaardigde geperste blokjes (van 20 'tabletten') van in paraffine gedrenkte bolsterturf. Het aanvankelijke verkoopsucces werd al na vrij korte tijd door de moordende concurrentie op dit terrein te niet gedaan. Na een aantal jaren werd de productie (die in de turfstrooiselfabriek plaatsvond) gestaakt. Van Royen was er te laat mee op de markt gekomen. Vlak na de tweede wereld oorlog kwam er ook een eind Doosje vuuraanmakers van N.V Veenderij Van Royen te aan de turfstrooiselfabricage Bergentheim. te Bergentheim. De N.V. Van Royen was steeds meer een onroerend goed maatschappij geworden. Het reeds in de jaren twintig ingezette proces van verkoop van ondergronden aan veenkoloniale landbouwers, zoals de gebr. Salomons uit De Krim, was steeds voortgezet. De meeste bolster was overigens door de turfstrooiselfabriek van de N.V. Van Royen van de aan haar toebehorende veengronden in de gemeente Vriezenveen (waaronder het zgn. Super- of Superpluus) betrokken. Er is thans in de gemeente Hardenberg (oud) nauwelijks iets meer dat aan de vroeger toch voor het veenkoloniale gebied kenmerkende bedrijfstak van de turfmdustrie herinnert.
12
(coll J.J. Brands) Bronnen en literatuur: Historie Kamer Hardenberg, Archief N.V Veenderij Erven mr. LA. van Royen te Bergentheim, notulenboeken (1873-1945); diverse jaargangen van Prov. Overijsselsche en Zwolsche Courant; Provinciaal Drentsche en Asser Courant; R. Hertsenberg, Slagharen, 150 jaar, Slagharen 1991; J.W.A. van der Pijl, Veenderij Van Royen 100 jaar, Bergentheim; W.Visscher, Rond de Runde, triptiek van de turfindustrie, Montfoort, 1997; Van dezelfde, 'De expansieve verveners aan de Dedemsvaart en de daarmee conflicterende interprovinciale belangen', in: Overijsselse Historische Bijdragen, 1994/109 e stuk p. 137 -177.
"Plat ni-js"
ïl
m over een delicaat onderwarp as "Ziekte en Gezondheid" te schrieven is niet zo makkelijk. Toch hef de warkgroep Dialect emeend um al die, deels nog gangbare, gezegden en woorden die oonze geestelijke en lichamelijke gesteldheid angeeft, niet achter te holden. De zegswieze: "Gezondheid is de grootste schat" kunne wi-j allemoale volmondig onder schrieven. In oons spraakgebruuk bint de gezegden die met oonze gezondheid te maken hebt hoast niet te tellen, al wordt ze wel steeds moderner. Tegenwoordig weet lederiene veul meer over ziekten dan vrogger. Wi-j proat eigenlijk niet meer van "de verkeerde kwoale " en "een vrouwluukwoale ". Ziekten hebt een name ekregen. Wie kon vrogger vertellen wat hyperventilatie was? En was het cholesterol toen al uut evunden ? A 'j overspannen waren, ha 'j 't "met de zenuwen ". Maar "overspannen " is ok alweer een olderwets woord. Tegenwoordig heet dat "burn out". Op'ebraand. Afijn, wi-j goat nou een hele bonte verzameling woorden en uutdrukkingen ophoesten woarvan d'r een heleboele nog lange niet versleten bint. Lees maar is met! Warkgroep Dialect Lastige kwoalties Knarp in de pols 'n Zweertie an 't goagel (verhemelte) 't Hup ebrökken (de heup) De klitse sloan (enkel bezeren met klomp) De snuk (de hik) 'n Paddenschieter of paddepister (klein bultje op ooglid) In de krententonne ezetten (uutslag) Zinkens in de oren (pijnscheuten) 'n Bloedvinne in de nekke (puist) Siep-eugies Deurgaank; an de loop (diarree) Puddegies op de rugge (pukkels) Stek in de zied 'n Stee in de börste Koezenzeerte
Freek hef zo'n kopzeerte, hi-j kan van lief zeerte hoaste niet lopen, zo hef e 't in de grote tie! Hi-j hef last van 'n likdoorn en zölf is e ok niet al te goed Goeie road Ie mut 't etten niet opgeven Ie mut zien da'j meer vet op de ribben kriegt Ie mut meer spek eten Ie mut binnen de poste blieven
Hoe vuul ie oe? 'kBin doesterig,poesterig, sloerig, ongedoanig, galgerig, lammenadig, sloerig in de botten, sloerig in de rakkert, hik in de hoed, 'n helen pokkei döt mi-j zeer, ik bin zo slap as nen was-scheldoek. Stel oe niet an! 'n Zeer lappie um een zachte vinger Hi-j hef de pip in 't hempslip He'j 'tofkrie'j 't? Oonze Gaidine hef altied wat, kriebel an de tiene en kriebel an 't gat. Krakende wagens loopt 't langst
Ie mut binnen de poste blieven Ie mut oe nog een bettie waren Doet hènig an! 13
An de winnende haand Ik köttel alweer wat rond Hi-j mag weer wat krummeln Zi-j löp d'r weer Ik knooie weer wat um 't huus 't Is niet slimmer as gistern Hi-j is veul beter te passé Va is nog wat zwiemelig op de biene Gropmoe zit alweer op 't gat in bedde Zi-j is van harten niet ziek Zwanger Die hef wat onder 'n schoet Gezegende umstandigheden Doar kriegt ze d'r iene bi-j Doar is wat loos Marregie hef 'n gezonde ziekte
't lint; zat onder de jökkeri-je; had 't op de börste; had 't an 't water; met de rugge; in 'n hals Wat he'j nou weer? Bik-eers (Zeer zitvlak) Altied ziek en nimmer dood De klungeljoaren (de overgang) Hi-j is te passé ekommen Het kind mut zo hiemen (piepend ademhalen) De kinder hebt de blekken; blekens (mazelen) De arm in de lichte (mitella) Va hef een doemeling an de vinger (hoesje van katoen)
't Wil nog niks Moe is nog slim slok Garregie lig stief op bedde Opoe hef 'n lös bien 't Komp op peerd en 't giet op kousevoeten weerumme Gait kan 'smörgns hoast niet uut de stee kommen Hi-j hef weer een lilken tommei ehad Hi-j vangt nog gienen hazen Kats in de krókkels Pasgeboren "t Is 'n minnegie Da's een fienegie Da's gien blievertie 't Poppie lig in 'n glazen kissie (couveuse) Spi-jers bint di-jers Noa 'n missen komp 'n wissen Flauwten Zwaantie kreeg 't veur de krenten Hennemeuje kreeg 't helemoal weg Lamert gung van zien stokkie Hi-j worden zo wit as kalk an de mure Triene kreeg 't veur de klungels Zi-j trok wit weg Van-achter-over-tussen-deur Zi-j is achter d'oasem; van peceel; over de rooie; 't zit tussen de oren; hi-j gung deur
14
De arm in de lichte en een doemeling an de vinger Een lilke liekstee (litteken) Hi-j spi-jt over ledder en plaanke 't Bief een krummelhakke Zi-j hef de videldaans (St. Vitusdans) Hi-j hef al vaker met dat water noar de dokter ewest (fig) Din zit goed in 't vleis Anekdotes D'r komp een man in de spreekkamer en die zeg: "Dokter, ik heb vinnen." De dokter kek 'm verwonderd an en wet niet wat zien patiënt bedoelt. "Nou, kiek mar is goed dokter", zeg de man, woarnoa de dokter ontdekt dat de man onder de poes ten zit. Een kind dat dit verhaaltie eheurd had, vrög de aandere dag an zien moe: "Wat was er ook alweer met die man die schubben had?"
Een vrouw die slim kötoamig was, mos een "blaastest" ondergoan. Vrög ze: "Maar dokter, ik heb toch niks met de bloaze?" "Hoest u is" zeg de dokter. "Goed" antwoordt de vrouw. Ze verstund: "Hoe is 't thuus?" Veul mensen gebruukt de term: "Bi-j gezondheid". Bi-jveurbeeld "Wi-j goat bi-j gezondheid noar Canada".
Uit Sallands Volksblad - 25 april 1903
Nou worden d'r.... lange eleden....wel is misbruuk emaakt van de sociale wetten. Ooit zee een warknemer tegen zien moat: "Ik gleuve da'k bi-j gezondheid volgende weke in de ziektewet goa" Dokter Mullers, eerder chirurg in 't Hardenbarger ziekenhuus, hef veul gezegden en anekdotes op'eschreven. D'r zat ok een keer een man in de wachtkamer die steeds zien beurte verbi-j leut goan. Mullers stak zien heufd um de deure en reup: "Nou bent u toch wel eens een keer aan de beurt". "Och dokter", was 't antwoord van de man: "Ik magge zo graag met 'n kunnegen (=bekende) proaten".... De dokter dacht dat het "kundige" betekende. Umdat wi-j oe niet ziek wilt proaten, stoppe wi-j met dit verslag. Goedgoan. Warkgroep Dialect
Een goede kok of keukenmeid, Dient honing op bij elk ontbijt.
Een weinig honing aan de speen Houdt 't kindje in de wieg te vrêen
Hebt U blaren in de mond, Honingthee geneest terstond.
Wie lekker pannekoek wil eten, Moet 't honingpotje niet vergeten.
Puntdichtjes van H. van Laar
15
Onzen teuverlanteern Onderstaand verhaaltje ontvingen we 2 juni j.l. Het is opgestuurd door E. Kemner-van Beest uit Leiden die het kreeg van haar tante Jans. Deze had dit jaren geleden geschreven om het ooit eens te publiceren in "De Moespot", een tijdschrift dat regelmatig verschijnt in Gelderland. Het verhaal is echter nooit verzonden. De schrijfster Jansje Jennigje Kwaakernaak - Hemstede was een dochter van de huisschilder Jan Hendrik Hemstede en Berendina Johanna Valkman uit Hardenberg die lange tijd naast het oude kerkhof aan de Stationsstraat woonden. De gebeurtenis speelde zich af omstreeks 1912 toen het gezin nog aan het Oosteinde woonde in de buurt van "de Jaarbeurs" wat nu restaurant Den Herdenbergher is. Mevrouw Kemner-van Beest is zelf ook in Hardenberg geboren en woonde vroeger gedurende vier jaar tegenover het station. Haar geboortehuis is al jaren geleden afgebroken evenals het huis van haar grootouders, de familie van Beest-Brinkman, dat ernaast stond. Jansje Hemstede schreef haar verhaal in het Hardenbergse dialect. Ze is op 13 juni 2001 op 93 jarige leeftijd overleden. J.J. Kwaakernaak-Hemstede Zwolle. Dat deed e graag want doar wonnen zien oldste zuster, tante Jans, doar bin ik noar enuumd. Die beiden waren nogal op mekaar gesteld. As e dan zien bestelling edoane had, en dat veur um kloaremaakt weur, gunk mien va in de tussentied noar tante Jans. Dat vun-den ze allebeide gezellig en vake bracht mien va wat mee, want tante was volle older en heur kinder waren volle older dan wi-j en wat die niet meer wollen hebben, was veur ons, as het teminste nog goed was. En zo kwamp mien va op nen goeien dag met nen teuverlanteern anzetten. De kinder waren al noar bedde en zodoende was dat een geheimpie van mien va en moe allene. Mar dat duurden niet zolange. Op nen laten harfsmiddag, de laampe was al an en de j onges hadden al bal in de pette espöld en waren an 't knikkern in de kokken en mien oldste zussie en Trui van de oaverkaante spölden met de poppen, toen zeg
Huis van van Beest in de Stationsstraat (Op deze plek woont nu Eggengoor) 't Is al nen helen zet elène dat ik het woord "toverlantaarn" veur de radio heb heuren vallen. Toen dacht ik metiene, loat ik is iets vertellen hoe of 't bi-j ons in huus gunk bi-j de eerste veurstelling met zo'n teuverlanteern. Toen de oldste kinder bi-j ons nog noar schoele gungen hadde wi-j al zon ding. Dat kwam zo: Zo a'j misschien wel weet was mien va schilder in 'n Arnbarg. As.e soms dringend wat neudig had veur zien wark, gunk e doarveur wel is gaauwe noar 16
Stephanoten Mededelingen van het bestuur en werkgroepen Bijlage Rondom den Herdenbergh
Nieuwe leden: • H. Linde, Hof der Toekomst 5, 3823 HX Amersfoort • H. Soer, van Leeuwenhoeklaan 58, 4904 KS Oosterhout • G.J. Spijker, Slotweg 6, 7691 CJ Bergentheim • BJ. Soer, Kooiweg 1, 7778 HA Loozen • K. Bolks, Dahlenburg 33, 7783 BZ Gramsbergen • E. Zandman, Knopkruid 12, 7772 LT Hardenberg • N. Kriek, Het Bleekveld 33, 7772 PV Hardenberg • E. Rengelink, Jan Weitkamplaan 10, 7772 SE Hardenberg • G. Kamphuis, Zwaluwstraat 62, 7771 AV Hardenberg • DJ. Nijeboer, Badhuisplein 36, 7772 XC Hardenberg • G. Dorman, Jan Weitkamplaan 17, 7772 SC Hardenberg • L.H.D. v.d. Meulen, Stationsstraat 5 (app. 313), 7772 CG Hardenberg • J.D. Beekman-Mulder, Graspieper 2, 8081 ZR Elburg • W. Pinkster, Meteoorlaan 32, 7771 EC Hardenberg • E.Ch. Mater-Demmers, Amsterdamseweg 286, 1182 HN Amsterdam • G. van Faassen, Kanaalweg-West 31c, 7691 BT Bergentheim • G. Kort, Rembrandtlaan 105a, 8021 DG Zwolle • L. Ekkel, Margriet 76, 7772 ND Hardenberg • J. Breukelman, De Brink 19, 7771 BA Hardenberg • J.H. Wigger, Verlengde Broekdijk 3, 7694 TD Kloosterhaar • G. Noordman, Geerdijk 80, 7681 SE Vroomshoop • E.J. Nijkamp, De Mulderij 112, 7772 HJ Hardenberg • G.J. Datema, Loorlaan 69, 7773 . Hardenberg • D. Hamhuis, Zwaluwstraat 62, 7587 BM De Lutte • G.J. Odink, Oudeweg 3, 7692 AD Hardenberg • G.J. Hendriks, Kloosterdijk 154, 7693 PS Sibculo • H.G. Waterink, Stobbenhaarweg 9, 7791 HD Radewijk
3e kwartaal 2001
• J.H. Hutten, Stobbenhaarweg 18, 7791 HE Radewijk • G.J. van der Veen, Radewijkerweg 2, 7791 RG Radewijk • G.J. Warmink, Grote Esweg 13, 7795 DD Diffelen • G. Hutten, Rheezerweg 107, 7794 RJ Rheeze Rectificatie: In de vorige Rondom den Herdenbergh zijn twee nieuwe leden per abuis op hetzelfde adres ingeschreven. Dit had moeten zijn: • M. Gerrits, Dennenkamp 5, 7772 MA Hardenberg De abusievelijk op hetzelfde adres genoemde fam. Zweers moest zijn: • H.J. Zweers, Ondermaat 24, 7772 JC Hardenberg Nieuwe aanwinsten: • gereedschapskist met oud timmergereedschap en een complete zeis met hamer en haarspit van de erven W Becker te Mariënberg • scheepvaartgereedschap voor kisten en zakken/balen, schenking van W. Pinkster • kopieën van het begraafregister van de kerk te Lutten, periode 1922 t/m 1961, door bemiddeling van dhr. Odink •oude jaargangen van 'de Boerderij' 1922 t/m 1928, gekregen van dhr. Atsma • een origineel 'Ereteken voor Orde en Vrede', toegekend aan Indiëveteranen • boek: 'Brood voor Stenen', betr. Anker Kalkzandsteenfabriek, gekregen van K. Drenth • boek: 'Wie water deert wie water keert', gekregen van K. Drenth • boek: 'Gramsbergen en De Krim in oude ansichten', gekregen van K. Drenth • originele 'Overijsselsche Courant' van 15 augustus 1815 met o.a. advertentie van verkoop bij opbieding van een woonhuis en hof op de Brink te Heemse van heel- en vroedmeester Fredrik Coenraad Wilhelm Rathsman • originele gedachtenisbrief van de belijdenis in de N.H. Kerk te Hardenberg van Alberta Wolbink,
1
• • • • •
•
• •
• •
• • • • •
• • •
•
2
d.d. 05-04-1909, door ds. Wichem Westhof en Joh. Fredriks parenteel van Roelof Berends Bosman, gekregen van de fam. Lumkes-van Rijn boek: 'De familie Jonker; een geschiedenis van turfgravers, turfmakers en turfschippers', door H. Datema boek: 'Van Hobergenhuis en Sint Antoniusklooster Albergen' door T. Hesselink-van der Riet vier tangetjes uit dokterspraktijk, geschonken door n.n. prachtige foto van de hoek Fortuinstraat/ Voorstraat met oude bakkerij van Hurink / fietsenmaker, ca 1925, geschonken door H. Bos, K. Doormanlaan 12b, Hardenberg boekje: 'Met brulfteneugers op stap' door DJ. v.d. Ven, boekje: 'Twee gedachtenis-redenen' door Joh. Fredriks en het boekje: 'Brandstoffen verkoopsprijzen rayon E anno 1955', geschonken door mevr. Hofsteede-Kremer tien ansichtkaarten van oud Hardenberg en Heemse, geschonken door mevr. H. Willering boekje: 'Utrechtse biografieën 1, levensbeschrijvingen van bekende en onbekende Utrechters', hierin o.a. over bisschop Florens van Wevelinchoven boekje: 'Graven en begraven in de Dom van Utrecht' complete fotodocumentatie grensstenen rijksgrens Nederland-Duitsland, grenspalen 99 t/m 132, gemeente Hardenberg, door Broer de Vries en Koop Drenth boek: 'Erfgoed van Nederland', geschonken door J.G.E. Sierink boek: 'Nederland', geschonken door J.G.E. Sierink boek: 'Geschiedenis van de Lage Landen', geschonken door J.G.E. Sierink boek: 'Het Wilhelmus', geschonken door J.G.E. Sierink twee unieke briefkaarten van fotografie Terpoorten Coevorden, met afbeelding van de Vechtbrug te Hardenberg en de molen op De Brink te Heemse origineel pamflet dat oproept om op christelijke grondslag te weigeren om bij de Arbeidsdienst te gaan, geschonken door Veurink uit Collendoorn eikenhouten armstoel met snijwerk-logo uit het voormalig kamp Arbeidsdienst te Heemse, geschonken door J. Meier te Pekela notulen- en jaarverslagenboeken van de chr. muziekvereniging Halleluja te Hardenberg, alsmede witte handschoenen en oude trompetdemper, geschonken door fam. G. Tekkelenburg, Trompstraat 24, Hardenberg beschilderd bord uit de Tweede Wereldoorlog, geschonken door J. Laarman, Ganzebloem 13 te Hardenberg
Film van Hardenberg uit 1938 Mocht u belangstelling hebben voor deze unieke (tot dusver oudst bekende film van Hardenberg), dan kunt u tijdens openingstijden bellen met de HistorieKamer Hardenberg: tel.nr. 0523-265624. Prijs fl. 35,Het oude kerkhof 'Nijenstede' aan de Stationsstraat te Hardenberg Vorige keer hebben we in Stephanoten een oproep geplaatst voor vrijwilligers om zich te melden voor het onderhouden van de oude begraafplaats aan de Stationsstraat. Enkele leden hebben aan deze oproep gehoor gegeven, echter te weinig om tot een actieplan over te gaan. De vereniging zal nu eerst zelf gedelegeerd aan de werkgroep monumenten - trachten dit plan verder vorm te geven. Werkgroep Monumenten Afgelopen voorjaar is de Werkgroep Monumenten opgericht. Dit initiatief begint langzaam maar zeker -zo na de zomervakantie - vorm te krijgen. De werkgroep bestaat inmiddels uit zo'n tien man (inderdaad: (nog) geen vrouwen). Het doel van de Werkgroep Monumenten is om ons sterk te maken voor het behoud van monumentale panden en fraaie stads- en dorpsgezichten in Hardenberg en omgeving. Nu denken velen misschien: 'Mooi zo'n werkgroep, maar hij wordt wel veertig jaar te laat opgericht'. Inderdaad, iedereen zal moeten toegeven dat er veel prachtige architectuur is afgebroken. Te veel. Maar daarmee is gelukkig niet alles gezegd. Er staat ook nog wel heel wat! Genoeg in elk geval om een Werkgroep Monumenten op te richten die er over gaat waken. Als je er oog voor hebt (of krijgt), zie je veel moois. Dan zie je bijvoorbeeld nog mooie oude gevels in de Voorstraat en aan het Oosteinde. En wat te denken van de prachtige panden aan de Gramsbergerweg en aan de Stationsstraat? En zo kunnen er nog wel meer straatnamen genoemd worden met mooie huizen. En dan hebben we natuurlijk nog de kerken, de begraafplaatsen, de schansen, de stadsmuur, de oude gewelven en schuren, de stadspompen, de oude scholen in het centrum, het station, het postkantoor, het notariskantoor, de molens, de (land)huizen, de vele fraaie boerderijen in de omgeving etc. Allemaal de moeite waard om behouden te blijven voor ons en voor degenen na ons. Wilt u ook meewerken en -denken aan het behoud hiervan? Neem dan contact op met de secretaris van de werkgroep, Arnoud Pullen: 0523-263901. Gemeentewapen Op 1 januari 2001 is de oude gemeente Hardenberg samengevoegd met de gemeenten Avereest en Gramsbergen. Daarbij is de naam Hardenberg blijven voortbestaan maar is een eind gekomen aan de officiële gemeentewapens. De gemeente is nu bezig
met het ontwikkelen van een nieuw wapen, in nauwe samenwerking met de verschillende historische verenigingen. De Historische Vereniging Hardenberg heeft drie bestuursleden afgevaardigd die in het overleg meedenken. De door de Hoge Raad van Adel aangewezen wapentekenaar heeft inmiddels enkele ontwerpen aangeleverd. Het zal nog zeker maanden duren voor het nieuwe wapen vastgesteld wordt. Werkgroep Straatnaamgeving Drie voorstellen van de werkgroep straatnaamgeving (afgevaardigden van de Historische Verenigingen Hardenberg en Avereest en ambtenaren van de gemeente Hardenberg) zijn in de afgelopen tijd door het College van B&W vastgesteld. Het betreft ten eerste de straatnaam 'Van der Pijl weg' op het nieuwe bedrijventerrein in Bergentheim, vernoemd naar de administrateur der veenderij Van Roijen, dhr. Jan Willem Adolph van der Pijl. Verder wordt in Heemse op het terrein van het voormalig Oostloorn de straatnaam 'Ulfershof' toegekend aan de weg die de nog te bouwen appartementen zal ontsluiten, vernoemd naar de schrijver van de streekroman Oostloorn, ds. Sibold Ulfers. Vanwege de bouw van een aantal woningen aan de reeds bestaande Weidehuisstraat zal het eerste gedeelte vanaf de Rheezerweg een andere naam krijgen, en wel 'Wiegen de Droomer', naar de hoofdpersoon in het boek Oostloorn. Werkgroep Archeologie In het museum Oudheidkamer Hardenberg bevinden zich vele archeologische vondsten die in de afgelopen jaren - vaak bij toeval - zijn ontdekt. Prachtige voorwerpen uit het Mesolithicum, Neolithicum, Ijzertijd en Bronstijd zijn tentoongesteld. Toch zullen nog vele voorwerpen in de bodem te vinden zijn. Raimon Stoeten uit Dedemsvaart heeft het initiatief genomen om tot een nieuwe werkgroep archeologie te komen, die haar werkterrein heeft in de gehele nieuwe gemeente en een samenwerking beoogt tussen de historische verenigingen. Deze werkgroep zou kunnen beginnen met het inventariseren van gebieden en/of terreinen waar mogelijk iets te vinden is. Het doen van veld verkenningen. Aan het werkelijk doen van opgravingen mag pas in een allerlaatste stadium worden gedacht, omdat daarvoor door diverse instanties toestemming moet worden verleend. Het zou prettig zijn indien er mensen zijn die kennis hebben van: het werken met kadastrale en/of topografische kaarten, werken met metaaldetectoren en het doen van onderzoek in archieven. Heeft u interesse en/of wenst u zich aan te sluiten bij deze nieuwe werkgroep, dan kunt u vrijblijvend contact opnemen met Raimon Stoeten, Het Wilgenroosje 48, 7701 MB Dedemsvaart, tel. 0623039084.
Werkgroep Genealogie De genealogische werkgroep is momenteel bezig met het samenstellen van een nieuw familieboek, en wel over het geslacht Veldsink. In de serie Hardenberger en Gramsberger Geslachten zal dit het derde deel zijn (Ie deel: Hakkers, 2e deel: van Faassen). In de voormalige gemeente Avereest is men in de afgelopen jaren druk geweest met het digitaliseren van de burgerlijke stand, bevolkingsregisters, bouwregisters en andere interessante data. In nauwe samenwerking met de gemeente is men gekomen tot een databasestructuur die op internet geraadpleegd kan worden. Deze database is ontworpen en gevuld door Ignaat Simons van de Historische Vereniging Avereest. U kunt het raadplegen op de site: www.historiekamer.nl via de link: historische database avereest. Nu zijn de plannen opgevat om deze database aan te vullen met de gegevens van de voormalige gemeenten Ambt Hardenberg, Stad Hardenberg en Gramsbergen. We kunnen zo gebruik maken van dit prachtige medium om een uniek stukje samenwerking te realiseren. Heeft u tijd en interesse om te helpen bij het klaren van deze enorme klus, dan kunt u contact opnemen met: Erwin Wolbink, tel.nr. 0523268400 of Dinah Hesselink-Zweers, tel.nr. 0523272484. Samenwerking met het Historisch Centrum Overijssel en de Gemeente Hardenberg Eind 2000 is het oud archief van de gemeente Hardenberg om praktische redenen op tijdelijke basis overgebracht naar het Historisch Centrum Overijssel. Het betreft de periode 1362 t/m 1818 (dus ook de officiële akte van stadsrechten van Hardenberg!). Op dit oud archief is door provinciaal archiefinspecteur dhr. Formsma een inventaris gemaakt. Deze inventaris zal binnenkort digitaal te raadplegen zijn via de websites van de gemeente Hardenberg, de HistorieKamer Hardenberg en het Historisch Centrum Overijssel. In databasestructuur zijn de inventarisdelen te raadplegen, voorzien van illustraties en transcripties (hedendaagse vertalingen). De media zal t.z.t. verslag doen van de nieuwste ontwikkelingen en de officiële presentatie van deze driehoekssamenwerking. De Historische Vereniging Hardenberg als touroperator BUS (1) Gedurende drie zomermaanden, elke dinsdag- en woensdagavond, een volle Klepperbus. Veel positieve reacties. Op verzoek van diverse groepen een twintigtal extra ritten. Zelfs uit Haaksbergen en Wierden. Het gidsenteam, bestaande uit de dames Dijkhuis, Luisman, Reinders en de heren Drenth, De 3
Vries, Sierink, Hofsink en Hoving, hoopt ook in 2002 weer vele deelnemers te mogen begroeten. BUS (2) Öp 28 en 29 juni namen circa 100 personen deel aan de Zomerexcursie. Dit keer ging de reis in noordelijke richting. Hoogtepunten waren een bezoek aan het fraai ingerichte Veenkoloniaal Museum in Veendam en de indrukwekkende scheepswerf van Meyer in Papenburg. De voorbereidingen voor de excursie van 2002 zijn inmiddels gestart. BUS (3) In het kader van de Nationale Monumentendag op 8 september jl. werden onze gidsen ingezet tijdens een aantal busritten door de omgeving. Medewerking werd eveneens verleend aan een tocht langs diverse molens in de nieuwe gemeente Hardenberg op zaterdag 19 mei, in aansluiting op de jaarvergadering van de Stichting Overijsselse Molen in Zaal Mulder.
Heemnoabers '99 Het samenwerkingsverband tussen een 15-tal historische verenigingen aan weerszijden van de rijksgrens zou zich voor het eerst presenteren tijdens de Niedersachsentag in Nordhorn in de maand april. Vanwege de MKZ-crisis is deze meerdaagse manifestatie afgelast. Öp de laatste vergadering is besloten te starten met de voorbereidingen voor een tentoonstelling over de 'geschiedenis van de Rijksgrens', waarin diverse facetten aan de orde zullen komen. Het is de bedoeling in februari 2003 de expositie te houden in Neuenhaus en vervolgens in maart 2003 in (de gemeente) Hardenberg te herhalen. Als u een tastbare herinnering aan of van de grens in bruikleen wilt afstaan of misschien een beproefde smokkelmethode weet, dan houdt de Historiekamer zich aanbevolen.
Kalender Zaterdag 13 oktober 2001:
Vrij williger sdag
Dinsdag 16 oktober 2001:
Dia-avond over Dedemsvaart verzorgd door de Historische Vereniging Avereest, in De Schakel, aanvang 20.00 uur.
Zaterdag 24 november 2001: In het Hervormd Centrum te Ommen wordt vanaf 11.00 uur een bijeenkomst gehouden voor gebruikers van het stamboomprogramma Pro-Gen. Op die dag zal ook de nieuwe versie gepresenteerd worden en is er mogelijkheid tot het stellen van vragen. Dinsdag 27 november 2001: Historicus mr.drs W.Visscher vertelt over de veenkoloniale geschiedenis van de gemeente Hardenberg (met overheadprojectie) in De Schakel - aanvang 20.00 uur. Dinsdag 5 februari 2002:
Prof. dr Anne van der Meiden vertelt over Saksische cultuur en het vertalen van de bijbel in de streektaal, in De Schakel - aanvang 20.00 uur.
Dinsdag 26 maart 2002:
Foto- en filmavond over Hardenberg en omgeving in de Voorveghter, verzorgd door onze fotogroep, aanvang 20.00 uur.
Dinsdag 9 april 2002:
Jaarvergadering - aansluitend dialezing over grensstenen langs de rijksgrens, verzorgd door Koop Drenth en Broer de Vries, in De Schakel -aanvang 20.00 uur Elke dinsdagavond Klepperteer
28 mei - 27 augustus 2002: Dagexcursie - bus 1; nadere mededelingen volgen. Woensdag 19 juni 2002: Dagexcursie - bus 2; nadere mededelingen volgen. Donderdag 20 juni 2002:
4
mien va tegen mien moe: "Diene, geaf mi-j is een laken, dan za'k din teuverlanteern is veur de dag halen. De kinder markten d'r niks van dat d'r een laken op de deure vaste estökken weur. Ze hadden pas in de gaten dat d'r wat zol gebeurn toen het lichie in din teuverlanteern an estökken en de grote petrolielaampe heel lege edreid weur. Alle kinder, een stuk of vieve keken op en vreugen verwonderd wat d'r gunk gebeurn. "Goat mar is zitten en kiek mar is o'j 't mooi vindt". Now en of ze 't mooi vunden: Sneeuwwitje, Roodkapje, Doornroosje, Klein Duimpje, roofridders op steigerende peerde en prachtige kastelen en nog volle meer moois was t'r bi-j. Het "oooh" en "kiek is" en "ooh, kiek now is" ko'j an ien stuk deur heuren. Now dat was een groot succes. Alle platies waren nog niet bekekken of doar weur op de blinden eklopt en doar kwamp Jan, een older breurtie van Trui, vroagen woar of Trui bleef. "Gropmoe hef 't etten al op toafel stoan" Toen reup mien va terugge: "Kom t'r effen in Jan, wi-j bint zo kloar". Jan kwamp noar binnen en wus niet wat e zag! Mien moe wees um nen stoel en zeg: "Kiek i-j ok mar is noar 'n teuverlanteern". Hie mos metiene
weten wat dat was, en was ok stomverbaasd. "Now, dat hiet dan teuverlanteern mar het liekt ok wel teuvern". En hie vund het zo mooi, hie vergat helemoale dat e eigenlijk Trui op mos haaln. Het duurden zo een posie, tot Jan, de ome van Trui en Jan op de blinden kwamp trommeln en reup: "Drekt in huus kommen, gropmoe hef 't etten al zo lange op toafel stoan". Mien va gunk gaauwe noar de butendeure en zeg: "Jan, kom t'r effen in, dan goat de kinder zo mee, mar kiekt is um de deure". Jan leut zich meetronen en vreug metiene: "Wat bi'j hier an 't doen in 't halve duuster, bi'j an 't spoek spöllen?" Al de kinder gaven tegelieke antwoord en of e doar wel iets van verstoan hef weet ik niet, want mien va drukten um op nen stoel en begunn'n weer de platies deur te schoeven. Al was Jan dan zovölle older as de kinder, hie was ok totaal oaverrompeld deur zoiets moois en bleef zitten. "Hoe is 't in de weerld meuglijk, kearl kearl, Henduk (mien va) hoe bestiet 't". Toen kwamp grovva, din stapten metiene noa binnen, mar buten ko'j um al heuren: "Wat mekeert owluu now, nen ien'n noa n' aandern wordt estuurd, en gieniene kump noar huus, en now ok mar is rap....wat gebeurt hier!" De kinder stunden al op want gropmoe zol wel flink heilig wèèn. "Goat d'r ok is effen bi-j zitten, dan ku'j zölf zien woarumme of d'r gieniene an toafel kump", zee mien va. En i-j kunt 't geleuven of niet mar grovva gunk ok niet noar huus. Hie vergat de boerenkool met worst en ok de bosschop drekt weerum-me te kommen, 't Gunk allemoale best, totdat gropmoe kwamp kleppern op de muuln. En zoas gropmoe van leer kon trekken! Zie sleug met de voesten op de blinden en schreewden : "Kom i-j nog, aanders giet de deure op slot, dan ku'j hier wel blieven. Ik goa niet vot veurda'j allemoale met goat. Kump t'r nog wat van?" Mien moe gunk noa buten um te vroagen of gropmoe niet binnen wol kommen dan kon ze zien woarumme of ze allemoale hier waren eblèven. En joa, dat
Uit: Kinder Courant 1859 17
lukten. "Zo Trui, zee mien va, kom i-j ok mar is noar ons wonder kieken. Zoiets he'j nog nooit eziene". Toen mien va veur de zovölste keer nog is weer de platies leut zien, ko'j goed heuren dat gropmoe wel kon begriepen woarumme ze gien drokte hadden um te etten. "Eéére mien tied en gien ende, hoe kan 't? Diena (tegen mien moe) begriep i-j d'r wat van? Wat is dat veur een ding woar i-j dat mee doet?" "Dat is now nen teuverlanteern", zee mien va. "Zeg dat wel, 't is ok teuveri-je, dat zeg ik. Eéére mensen, wat wordt d'r al wat uut evunden", en zo gunk dat mar deur, totdat ok gropmoe alles eziene had. Allemoale hebt ze 't prachtig evunden en toen ze met mekare noar huus gungen, zee gropmoe, en helemoale niet helg of foeterig: "Now mar
gaauwe 't etten weer opwarmen want 't zal wel kold op toafel stoan". Dat was dan de eerste veurstelling van onzen teuverlanteern mar nog lange niet 'n lesten, dat ku'j net begriepen. 'n Aandern dag is 't hele verhaal lang en breed op schoele verteld en doar kwamp wel reactie op. Sommige kinder kwamen vroagen of ze ok is een keer mochten kommen kieken. Och, dat mocht wel, 't was toch zowat winter en vrög duuster en weinig of niks te doen veur nen schilder. Ik denke dat din teuverlanteern mien va en moe op 't lesten wel gruwelijk 'n hals uuthöng. Onzen teuverlanteern was trouwens wel heel aanders as "De toverlantaarn" van de t.v. want onze platies konden niet bewegen maar het verhaalde wat ik hier verteld hebbe is woar gebeurd.
V.l.n.r.: Johan Hemstede, geb. 21-9-1897, Berendina Joh. Valkman, geb. 23-12-1873, op haar schoot Jan, geb. 8-3-1905. Gerard, geb. 5-2-1896, Egberdina, geb. 17-7-1902, Jan Hendrik Hemstede, geb. 2-5-1872, Theodoor, geb. 1-12-1899. Na 1906 werden nog geboren: Jansje Jennigje, Jantina Berendina en Elisabeth.
Het Nijenhuis (huizen van naam 14) Aan de Rheezerweg in Diffelen staat verscholen tussen hoog geboomte een fraaie oude boerderij. De naam staat op de houten top van de achtergevel die naar de weg gekeerd is. Het is eigenlijk puur toeval dat de boerderij met de naam Het Nijenhuis al generaties lang bewoond wordt door de familie Nijhuis Bovendien gaat de geschiedenis van dit oude erve zo ver terug dat de naam die "het nieuwe huis betekent op zijn minst enige bevreemding wekt K. Oosterkamp De heer J.B.Nijhuis (geb. 1932) mocht zich van ca 1964 tot 1999 eigenaar noemen van deze boerderij. Hij heeft na de oorlog, in de tweede helft van de veertiger jaren, de naam op de gevel aangebracht. Daarna heeft zijn zoon het bedrijf overgenomen. Het is ca 28 ha groot en er wordt vooral akkerbouw (aardappelen en granen) op uitgeoefend. Plaatselijk is Het Nijenhuis echter bekend geworden als de "aspergeboerderij". In de voorzomer heeft menigeen dit witte tuinbouwgoud daar kunnen halen en kunnen genieten van deze zomerse lekkernij - zeker op moederdag waren en zijn de asperges erg geliefd. Uit het bevolkingsregister blijkt dat de boerde-
rij al ruim anderhalve eeuw bewoond werd door de familie Nijhuis. In 1815 werd Berend Nijhuis geboren als zoon van Gerrit Nijhuis en Jennigjen Wijnholt. Vader Gerrit was de zoon van Gerrit Gerritsz. Stegeman en Swane Roelofsdr. Nijmeijer. Nadat deze Stegeman was overleden (1785), hertrouwde Swane met Berent Nijhuis. Blijkbaar heeft zoon Gerrit naderhand de familienaam van zijn stiefvader aangenomen. Dit kan mogelijk de verklaring zijn dat het erve op een oude kadastrale kaart aangeduid wordt met de naam Stegeman. Ook plaatselijk, en dan onder de oudere generatie, spreekt men soms nog in plaats van Het Nijenhuis over (het erve) Stegeman.
19
Detail uit de Kadastrale Atlas Overijssel: De Grooten Esch van Diffelen De betekenis van de naam Het Nijenhuis levert geen problemen op, wel de spelling en de uitspraak. Lokaal wordt de naam uitgesproken als /niejenhuus/ of /nee-j enhuus/. De /ie/ of /ee/ heeft zich in de oostelijke dialecten ontwikkeld uit de tweeklank /iu/ en werd in de uitspraak gevolgd door de natuurlijke overgangsklank l]l. Daarom doet de spelling in dit opzicht aardig recht aan de dialectuitspraak, als we het betreffende teken even voor alle duidelijkheid splitsen: Nijenhuus. De spelling op de gevel is echter een beetje dubbel. Dialectisch had het Nijenhuus moeten zijn of consequent vernederlandst tot Nieuwenhuis. Het is nu van alle twee een beetje. Het feit dat het teken
in het Nederlands een /ei/-klank is, zal hiervan wellicht de oorzaak zijn. De vraag die de naam oproept, is natuurlijk sinds wanneer er inderdaad sprake geweest is van een nieuw huis. W. Veldsink doet in Rond de Heemser toren verslag van zijn zoektocht in de spaarzame archieven. Hij kon het spoor volgen tot in de 14de eeuw.
Op 12 maart 1501 werd het erve Nijenhuis door Mechteld (Marieke?) van Diffele verkocht aan het klooster te Sibculo. In 1464 werd zij, samen met haar zuster Wichmoet, al genoemd als eigenaresse van dit "edel, eigen en onbekommerd goed" wat zoveel betekent dat de eigenaressen vrij waren om over het goed te beschikken. Veldsink probeert het aannemelijk te maken dat het erve als woning heeft gediend voor de heren van Diffelen. Misschien heeft Herman van Diffele het wel als "nieuw huis" laten bouwen , nadat hij door de bisschop als leenman was aanvaard. Dat zou dan hebben kunnen plaatsvinden in de eerste helft van de 14de eeuw. Met dank aan de familie Nijhuis Bronnen: W. Veldsink, Rond de Heemser toren. Hardenberg, 1974. Archief van de gemeente Hardenberg. Het Meertensinstituut, afdeling Dialectologie, te Amsterdam
20
Opsporing verzocht ....... In juli 2001 werd het Gemeentearchief Hardenberg door het Ministerie van Defensie verzocht om onderzoek te doen naar versierselen en oorkonden die verleend waren voor deelname aan militaire campagnes in verband met de Tweede Wereldoorlog, voormalig Nederlands Indië en Nederlands Nieuw-Guinea. In de meeste gevallen heeft de uitreiking destijds daadwerkelijk plaatsgevonden, doch niet in alle gevallen. Dit had diverse oorzaken. Nogal wat veteranen bleven langer in het buitenland dan aanvankelijk voorzien was. Velen verhuisden na terugkeer en velen emigreerden zelfs, niet zelden met onbekende bestemming. Lang niet in al deze gevallen konden de bescheiden na het nodige speurwerk aan de belanghebbende worden overhandigd. Na verloop van jaren werd het natuurlijk ook steeds moeilijker om nog iets met de resterende versierselen te doen. Voorts nam de binding met die perioden af, waardoor het gebeurde dat opvolgende ambtenaren en burgemeesters op een gegeven moment niet meer wisten dat er nog iets uit die tijd in de kluis zou kunnen liggen. Bovendien zijn veel gemeenten in de loop der tijd samengevoegd met overname van de archieven met deels wellicht onbekende historie. E. Wolbink Het Ministerie verzocht de archieven en kluizen na te zien op deze mogelijkheid. Het ging daarbij dus om het terugvinden van originele bescheiden die voor de betreffende veteraan een zeer bijzondere emotionele waarde hebben en waarmee hij of zij alsnog de erkenning en waardering kan krijgen welke de regering met het Veteranenbeleid beoogt te geven. Het betreft het Oorlogs Herinneringskruis, het Ereteken voor Orde en Vrede en het Nieuw-Guinea Herinneringskruis. In het geherstructureerde archief van de gemeente Hardenberg (1941-2000) werd al snel het dossier gevonden, genaamd: 'toekenning eretekenen en eervolle onderscheidingen'. Naast alle correspondentie aangaande de uitreiking van vele eretekenen werd een bijlagenmap aangetroffen met vier originele oorkonden en versierselen. Eén van de vier versierselen was bestemd voor een veteraan die op het moment van verlening van het ereteken reeds overleden was. Het ereteken is met toestemming van het Ministerie van Defensie opgenomen in de uitgebreide collectie van het Museum Oudheidkamer Hardenberg. Het is niet gebruikelijk om een dergelijke onderscheiding postuum uit te reiken. De overige drie eretekenen waren verleend aan
Het Ereteken van Orde en Vrede met de gespen 1947; J948 en 1949. In het midden is grafisch de letter W van koningin Wilhelmina weergegeven, staand onder twee gekruiste zwaarden. 2 21
Sijzo van Delden, Harm Hendrik Karperien en Sipke van der Heide. Sijzo van Delden, geboren op 11 september 1925 te Ambt Hardenberg, destijds wonend aan het kanaal te Bergentheim, huisnr. C-115, militair paspoortnr. 250911160, is een zoon van Jan Pieter van Delden en Geertje Graf thuis. Gelet op het Koninklijk besluit van 2 december 1947, werd hem op 12 november 1952 het ereteken voor orde en vrede toegekend met de gespen 1946-1947-1948-1949. Echter op 13 februari van het jaar ervoor was Sijzo geëmigreerd naar Canada. Via Yul Krikke ('bericht uit Canada' in 'De Sallander') werd al
gauw duidelijk dat Sijzo woonde in Thamesville, Ontario. Hij bleek zelfs een zwager van Krikke te zijn; de wereld is klein... Bij hoge uitzondering werd door het Ministerie van Defensie toestemming gegeven om het ereteken en het originele certificaat door Yul Krikke te laten uitreiken aan de vijfenzeventigjarige Van Delden. Normaliter mag het ereteken alleen op Nederlandse bodem worden uitgereikt. Harm Hendrik Karperien, geboren op 4 april 1927 te Schuinesloot, destijds wonend te Slagharen huisnr. S-89, militair paspoortnr. 270404208.
Yul Krikke (rechts) reikt het Ereteken voor Orde en Vrede uit {namens het gemeentebestuur van Hardenberg) aan zijn zwager Sijzo van Delden. 22
Hij is een zoon van Johannes Gerhardus Karperien en Geertruida Henderika Arends. Gelet op het Koninklijk besluit van 2 december 1947, werd hem op 12 november 1952 het ereteken voor orde en vrede toegekend. Naspeuringen in de gegevens van de burgerlijke stand resulteerde in de naam van een achterneef van Karperien die nog altijd in de gemeente Har-denberg woonachtig is. Hij verwees ons naar de familie Hertsenberg (de vroegere eigenaars van het café Ome Dries te Slagharen). Niet veel later werd duidelijk dat de fam. Hertsenberg nog die zelfde week op vakantie zou gaan naar Canada. Op het vliegveld werden ze afgehaald door Harm Hendrik Karperien, in hoogst eigen persoon. Als dat geen toeval is.... De heer en mevrouw Hertsenberg verzochten om het ereteken mee te mogen nemen en uit te reiken aan hun goede vriend Harm Hendrik Karperien. Ook dit werd door het Ministerie toegestaan. Zo kon ook de vierenzeventigjarige Karperien, zij het vijftig jaar na dato, alsnog zijn oorkonde en ereteken in ontvangst nemen. Sipke van der Heide, geboren op 22 oktober 1928 te Avereest, woonde destijds te Slagharen, huisnr. R-412, militair paspoortnr. 281022158.
Hij is een zoon van Johannes van der Heide en Jacoba Huisman. Het ereteken voor orde en vrede met de gesp 1949 werd hem op 11 oktober 1952 verleend, kort na zijn emigratie naar Canada. In 1996 heeft Sipke zelf contact opgenomen met het Ministerie van Defensie en bekwam zo een replica van het ereteken en een kopie-certificaat. Onlangs is hem het originele certificaat toegezonden. Hij woont anno 2001 te 109 Oneida Boulevard in Ancaster, Ontario.
23
De grens in beeld (3) De rijksgrens heeft een lange geschiedenis Dit keer een artikel over de grensstenen op de Balderhaar, steen nr. 102 en steen 103 met de zes hulpstenen en over de Raderwijkerbeek als grens. Twee plaatsen die al eeuwenlang als grens bekend zijn, maar waar toch regelmatig over werd gesproken en onderhandeld en opnieuw bepaald. K. Drenth/B. de Vries De geschiedenis van de palen 102 en 103 met 'aanhang' Op onze zoektocht naar de grenspalen, kwamen we uit de richting van paal nr. 101 en waren op zoek naar paal 102 en hulppaal 102 I. Paal 102 moest een grote paal zijn, de ene kant gemerkt met 'BENTHEIM' en de andere kant met'OVERIJSEL'. Paal 102 is bijzonder want die is geplaatst naar aanleiding van strubbelingen over de grens in dat veengebied. Zoals in ons vorig artikel al is vermeld was de grens in het veengebied in die tijd maar provisorisch aangegeven. In 1777 wordt een onderzoek ingesteld door de afgevaardigden van beide landen en er wordt overeengekomen om een zestal extra stenen te plaatsen om de grens goed aan te geven. Pas in 1779 wordt de overeenkomst door beide landen getekend. Paal nummer 6, geplaatst naar aanleiding van deze overeenkomst, is later omgenummerd tot paal 102 en deze paal konden wij niet vinden. Nieuwsgierig geworden door ons zoeken kwam een Duitse boer naar ons toe met de vraag wat wij zochten. Hij was de buurman van boer Nykamp, in wiens land wij zochten, en vertelde dat paal 102 middenin het bouwland stond, wat veel last gaf bij bewerking van het land met de tegenwoordige grote machines, dus een steen des aanstoots. Boer Nykamp heeft de steen verwijderd, volgens de buurman met toestemming van de bevoegde autoriteiten. De steen lag nu bij de boerderij van boer Nykamp, alwaar wij hem later aantroffen, zie foto. Paal 102 konden wij dus verder overslaan. We vroegen toestemming om in de varkensweide te mogen om paal 103 met aanhang (6 hulppalen) te mogen fotograferen. 24
Grensstenen 102 en 102-1 vonden we niet op hun plaats. Ze waren (met toestemming) door de boer weggehaald uit een aardappelveld. We vonden ze (gebroken) terug bij een varkensschuur. Best jammer, want 102 is een uniek exemplaar met de merken 'BENTHEIM' en 'OVERIJSEL'. De gemeente Hardenberg wil ze veilig stellen. Gewapend met een stuk hout om de varkens van ons af te houden, zijn we de varkens weide binnen gegaan. Aanvankelijk waren er weinig varkens, maar toen wij er goed en wel waren kwamen er varkens uit verschillende hokken, dus geen gebrek aan belangstelling. Grenssteen 103 is al vaak beschreven, deze stond namelijk vlak bij een bakhuis. De steen is oorspronkelijk gezet naar aanleiding van een tractaat tussen Karel de V en de Graaf van Bentheim in 1548.
In het tractaat van 1824 staat over deze steen: De grens gaat... 'in regte lijn naar den vijfden steen op den voornoemden dijk of weg van Sipculo, naar de Strijpe en wel in noordwestelijke rigting; van dezen steen wendt zich de grens meer noordelijk door het Itterbeecker en Balderhaarsche Veen en loopt op den zesden steen' (nu paal 102), 'welke aan de noordwes-telijken hoek van de op Hanoversch grondgebied gelegen weide van Harmen Balderhaar staat. Van laatstgenoemd punt gaat de grens in regte lijn op den ouden grenssteen, die naast het bakhuis, niet verre, en westelijk van de woning des bouwmans Groote Balderhaar staat, en met het Bourgondische en Bentheim-sche wapen is gemerkt'. Van het Bentheimse wapen is niets meer te zien en het Bourgondische nog slechts een deel. De oorzaak is dat de varkens deze paal jarenlang, want bij plaatsing van de paal werd de weide ook al gebruikt als varkensweide, als schuur-paal hebben gebruikt. Gezien zandsteen zacht en korrelig is, wordt de paal op den duur glad geschuurd. In het hiervoor opgenomen gedeelte van het tractaat van 1824 staat, dat paal 103 naast het, toen nog aanwezige, bakhuis stond. Dat bakhuis stond voor een deel in het Hannovers- en een deel op Nederlands gebied. Ingevolge artikel 4 van het eerder geciteerde Tractaat van 1824 staat hoe moet worden omgegaan met gebouwen die op de grenslijn staan. Gezien het 'mooie' ambtelijke taalgebruik, dit artikel hierna opgenomen, het is overigens
merkwaardig dat Hanover toen met één n werd geschreven, art. 4: 'Daar, waar de grenslijn gebouwde eigendommen doorsnijdt, zal het geheel gebouw aan de souvereiniteit van dien Staat onderworpen zijn, in welke het grootste gedeelte van hetzelfde is gelegen. Desgelijks zal ook de grenslijn, waar dezelfde tuinen doorsnijden mogt, die onmiddellijk aan de woonhuizen gelegen zijn, om den tuin heengetrokken worden, zoodanig, dat ook deze tot het gebied behoort, waaronder het huis gerekend wordt; en eindelijk, wanneer de grenslijn tusschen woonhuizen en de daaraan gelegen gebouwen of schuren loopt, zullen de
Steen 103 op de Balderhaar stamt waarschijnlijk al van voor 1548, toen de wapens zijn aangebracht. Aan de Nederlandse kant staan de restanten van het Bourgondische Kruis en aan de Duitse kant heeft het wapen van Bentheim gestaan. 25
laatsten, met opzigt tot de souvereiniteit, tot dien Staat behooren, waarin de woonhuizen gelegen zijn. Alle gevallen echter, waarop deze bepalingen van toepassing worden gemaakt, zullen bij het stellen der grenssteenen, in de topische beschrijving bijzonder worden vermeld, alsmede op de kaart aangegeven worden, of het door de grensscheiding doorsneden woonhuis of gebouw Nederlandsch of Hanoversch is'. In 1824 is men echter nog niet overgegaan tot ompaling van het bakhuis. In 1866 verwierf Pruisen het land Hannover en ging over tot het plaatsen van hulpgrensstenen, voorzien van de P van Pruisen en de N van Nederland. De Hannoverse nummering bleef wel gehandhaafd, de nieuw geplaatste hulppalen kregen het bestaande nummer onder toevoeging van 1, 2, 3, enz., in Romeinse cijfers. In die tijd zijn ook de hulppalen om het oude bakhuis en de daarnaast staande schuur geplaatst. Bakhuis en schuur zijn er niet meer, de nog bestaande hulppalen staan als verdwaald in de varkens weide. De heer Nykamp vertelde ons enige maanden
geleden, dat hij bezig was om toestemming te krijgen om de bedoelde hulppalen, die nu geen functie meer hebben, te mogen verwijderen, wat een kleine grenscorrectie gaat inhouden. Dan is er weer een stukje verleden weggewist. Het zou prachtig zijn dat paal nr. 102 op een andere plaats, herplaatst zou worden. De Radewijkerbeek Tussen grenspaal 113 en 116 is de Radewijkerbeek de grens tussen Nederland en Duitsland. In het tractaat van 1548, opgemaakt omdat er grensgeschillen waren tussen boeren van de verschillende marken, staat het als volgt: '... dat deze zal gaan van de Kruyskuyle bij Albert de Woeste, daer van in den naestvoorgaende artie-kel mentie gemaakt is, tot aan de Springe, anders genoemd de Welle en voorts...' In het naastv oor gaande artikel wordt gemeld: 'Ende also waar de Kruyskuyle is befonden toegebout te sijn, heeft de Droste van Bentheim aengeno-men eene laeksteen op de plaatse van deselve Kruyskuyle te setten \ Een Kruyskuyle is een kuil, gevormd door twee haaks op elkaar gegraven geulen. Het middelpunt geeft de grens aan. Laeksteen is een oude benaming voor grenssteen, meestal een kei.
Hier komt de Radewijkerbeek uit Duitsland en gaat de grens vormen tot paal 113.
26
775, een duidelijk type Tussenpaal 1824 In het Tractaat van 1824 wordt de grens ter plaatse als volgt omschreven, aansluitend aan ons vorige artikel over de Wellebeek: '... Van waar De Wellebeek of Spring genaamd in de Radewijkerbeek valt, van waar afaan de laatsgemelde beek, in oostelijke rigting, tot aan de sloot, welke de maten van den Nederlandschen bouman Takman en van den Hanoverschen bouman Schultman scheidt, gemeenschappelijk is en de grens uitmaakt'. In artikel 19, daarop volgend, wordt bepaald dat de beek jaarlijks door de Nederlandse en Hannoverse aangelanden moet worden geruimd en door wederzijdse plaatselijke autoriteiten moet worden geschouwd, opdat een goede afwatering is gewaarborgd. Uit het gemeentearchief bewaard gebleven correspondentie uit 1869 blijkt dat er zestien palen zijn aangeschaft voor de prijs van f 4,- per stuk. Van deze 16 stenen worden er 3 geplaatst. De resterende 13 worden bewaard door boer Welleweerd, omdat zij: ... 'bij verkoop ongetwijfeld slechts ene geringe som zullen opbrengen'. Boer Welleweerd zal zich echter niet langer belasten met het bewaren van de 13 overgebleven grensstenen, die op zijn erf liggen.
Begin 1900 is er gekrakeel over het onderhoud tussen de boeren aan weerszijden van de grens en dat wordt dan in nadere afspraken geregeld. In de jaren 1944 en 1945 worden dan de hoognodige verbeteringen aangebracht in de loop van de Radewijkerbeek en bochten worden afgesneden ook tussen de grenspalen 113 en 116. Dit werd nodig omdat door het ontginnen van woeste grond, de waterafvoer sneller moest gaan om wateroverlast te voorkomen. Nederlandse en Duitse boeren ruilden onderling grond, maar de grens kon niet worden gewijzigd, mede omdat de vrijwillige ruilverkaveling werd afgestemd. Bij nieuwe verbeteringswerken begin jaren 60 kwam dit punt opnieuw aan de orde. Besprekingen tussen het bestuur van het Waterschap De Bovenvecht en Duitse verdragspartners leidden ertoe dat de beide regeringen besloten tot een grenscorrectie, die per 1 augustus 1963 een feit werd. Daarmee lag de grens weer midden in de Radewijkerbeek tussen de palen 113 en 116 en konden de afgesneden bochten en grondruilingen kadastraal worden verwerkt. 27
116 Hoofdpaal type 1824, dus met jaartal aan Duitse kant en nr. aan Nederlandse kant. Waar de Wellebeek in de Radewijker beek stroomt, moeten volgens de kaart twee of drie palen 113 staan, maar aan de Duitse kant staat een steen 112-2 en aan Nederlandse kant een betonnen paal 113. Steen 112-2 is ook gemerkt met ES. De hulppalen bij de Pekelbrug zijn er niet meer. Paal 114 is een ongenummerde hulppaal uit Bentheimer zandsteen met aan Duitse kant een P van Pruisen.
Kaartfragment 1900
28
Toen we na veel gestruin door bouwland paal 114 hadden bereikt, fietsten we over de verharde weg verder om weer door een karrenspoor en bouwland naar de volgende paal te gaan. Deze paal toonde wel erg veel overeenkomst met de vorige en bleek bij nader inzien dezelfde te zijn. In januari 2001 fotografeerden we paal 114 aan de Nederlandse kant nog een keer.
Bijnamen 1 n het vorige nummer zijn we op zoek gegaan naar bijnamen in Oud Lutten. Dit keer zijn we, zoals we in de vorige editie al vermeldden, op zoek gegaan in Lutten. J. Hofsink/G. van Faassen
Dat Oud Lutten en Lutten aan de Dedemsvaart, want zo was het verschil iets duidelijker, twee aparte dorpen zijn gebleven, zie je aan de bijnamen maar ook aan de eigen verenigingen die ieder heeft. Beide dorpen hebben b.v. een Plaatselijk Belang en beide dorpen hebben ook een zangvereniging, n.1. E.M.M, en Laus Deo. Maar feesten doen ze samen, vooral feesten op Koninginnedag. Het samen vieren van het 750jarig bestaan in 1990 ligt bij velen nog vers in het geheugen. Toen ontstond het Lutter volkslied. Ook in het dorp Lutten hebben mensen gewoond met bijnamen en scheldnamen, maar uiteraard gaan we geen scheldnamen noemen maar beperken we ons uitsluitend tot de bijnamen of huisnamen, hoewel die in Lutten niet zoveel voorkwamen. Men had in Lutten eigenlijk niet zoveel bijnamen nodig want er woonden niet veel mensen met dezelfde naam. Meestal kon men wel aanwijzingen geven met hun familienaam, waar
men woonde. Langs de Dedemsvaart met zijn lintbebouwing was dat niet zo moeilijk, herkenningspunten waren er volop. Zo lagen er maar liefst 15 bruggen van allerlei soort zoals klapbruggen, draaibruggen, vonders en smalle scholles tussen Ane en Dedemsvaart. De Dedemsvaart, gegraven in de eerste helft der 19e eeuw, als verbindingskanaal tussen de Vecht en het Zwarte water. Voor een juiste oriëntatie denkt men in oostelijke of westelijke richting. Als een "vrömde" de weg vroeg naar bijvoorbeeld de Jonge, dan werd eerst gevraagd: "Welke mu'j hebben, Jan, Harm of Roelof?". Harm en Jan woonden bij het bovenste vonder, ook wel het tweede vonder genoemd, maar Roelof woonde bij van der Linde zien brugge. Er was ook een vonder tegenover H. Bril, Anerweg-Zuid 5, dat noemde men Bril zien vonder. Mensen die in het Westen van Lutten woonden, noemden dat vonder ook wel het eerste vonder. Men dacht dus meer in locaties dan in bijnamen. Ook bakkerijen en winkels waren herkenningspunten. Zo waren er in Lutten 2 molens, 7 bakkerijen en niet te vergeten de 50 meter hoge watertoren uit 1930, die in verre omtrek te zien is. Maar de Dedemsvaart werd gedempt en verhard, het werd een verkeersweg en de meeste markante herkenningspunten zijn daarmee verdwenen.Was in de vorige aflevering de zuidkant van Oud-Lutten interessant, nu is onze blik meer gericht op de noordkant. In deze aflevering gaan we van oost naar west, je zou ook kunnen zeggen van boven naar beneden, zo was het waterverval van de Dedemsvaart, te vergelijken met het verloop van de Vecht, ook van oost naar west, richting het Zwarte Water. We zakken af via Anerweg-Noord. Op de kruising van de Kerkdijk met de Anerweg lag vroeger een ophaalbrug. 29
Brugwachter was Gait Smit, links op de foto het huis van de familie Smit. Rechts van de Kerkdijk was de bakkerij van Dorgelo/Schutterop. Links van de Kerkdijk was de Coöperatie, ook met een bakkerij. Bekende venters waren Freek Doldersum en Gait Jan Korterink. Korterink was één van de beste amateur-toneelspelers uit de regio. Van de vele rollen die hij speelde had deze man best wel een bijnaam kunnen overhouden. Aan het Haantje woonde ook Henderkie van de wegwarker. Ze werd al jong weduwe. Haar man werkte bij de Provinciale Waterstaat.
Anerweg-Noord 132. De woning van Ab Diek, hij was kleermaker en deze kleurrijke figuur bereikte de hoge leeftijd van meer dan 100 jaar. Op Anerweg-Noord 92/94 woonde Zuder-Ab, de familie Altena. Anerweg-Noord 38. Hier woonde de familie Smink, bijnaam de koster, omdat hij koster was van de hervormde Kerk. Als hij 's middags om 12 uur de klok luidde, dan zei men in Lutten: 'Bij Smink bint de pannekoeken gaar'. 30
Bij het bovenste vonder woonde o.a. Jan van Faassen, de Centra-kruidenier. Men noemde hem ook wel Jan van Frits of Jan van alle weken. Waar nu het verenigingsgebouw De Rank staat, was de bakkerij van Bronstrup. Daar bij in woonde Bertus Reinders, ook wel Brood-Bats genoemd. Men zegt dat hij deze bijnaam heeft gekregen omdat hij met brood ventte.
Het armenhuis werd later verbouwd en bewoond door de familie Blaauwkamp en is nu in gebruik door Computerbedrijf Miset. Naast het armenhuis woonde vrouw Bosch. Ze noemden haar ook wel Stoeten-Eule, omdat ze met de krulewagen brood uitventte. AnerwegNoord 20. Op deze plek woonde dichter, imker en schaapherder Hendrik van Laar, geboren op de Pothof in Hardenberg.
Het Jachthuis, een herkenbare plek schuin tegenover de aardappelmeelfabriek De Baanbreker. Vroeger was het een hotel en café, (zie foto). Het was hier toen het centrum van Lutten aan de Dedemsvaart.
Tegenover het voormalige tramstation staat de woning van de familie Klokkers, Dedemsvaartseweg-Zuid 41. Hier woonde de familie Hakkers met de bijnaam Koeboer.
Bij de brugge van Schriever woonde ooit De Groote Staarman. Hier vestigde zich in 1833 Harmen Kleine Staarman, zijn arbeiders woonden in plaggenhutten. Vanwege zijn forse postuur kreeg hij de bijnaam Groote Staarman. De familie Schrijver die er later kwam wonen, bood altijd onderdak aan zwervers. Een van de zwervers had de bijnaam Berend Duut.
We zijn aan het einde van de serie bijnamen in Lutten, maar hier is niet het einde van Lutten, dat loopt nog verder door tot de 'Proatkoele', Dedemsvaartseweg-Noord met er tegenover de boerderij 'Lutterend', Dedemsvaartseweg-Zuid Lutten, waar vooral na de tweede wereldoorlog erg veel veranderd is maar waar vriendschap, saamhorigheid en noaberschap nog steeds hoog in het vaandel staan. Met dank an Henduk van 't Westende.
31
HET LUTTER VOLKSLIED (melodie: Twentse Volkslied). l.Doarboven in Salland, doar dicht bi'j de grens, Doar ligt een mooi dorpien, 't heet Lutten. Het is wel niet groot, maar dat hindert gien mens, wi'j woont er heel graag, doar in Lutten. Het ligt doar al lang, 't is een eeuw of wat old, Toch is dit het plekkie, woar wi'j echt van holt. 't Bestiet uut veul buurt'n, toch is het ien dorp, Het is ons zo dierbare Lutten. (2x) 2. Woar vrogger 'de Voart' lag, doar rijdt now 't verkeer, De tied stund niet stil, in ons Lutten. De Watertoor'n kek al heel lang op ons neer, Bepaalt het gezichte van Lutten. De boer'n in Old Lutten bewarkt nog de Es, Ze wilt er niet weg, het bevalt hen er best. Of ie er geboor'n bint, of pas bint komm'n woon'n, Het is ons zo dierbare Lutten. (2x) 3. Verloat ie ons dorpien, ie komt altied weer, Ie kriegt vaste heimwee noar Lutten. Al bin ie er lang weg, ie zegt op een keer: 'En now goa'k terugge noar Lutten'. 't Is narg'ns zo gezellig, er is veul vertier, Dat, wa'j elders zuukt, now dat vin ie ok hier. Wi'j hoopt dat het bliev'n zal, nog heel veule joar'n, Veur ons, het zo dierbare Lutten. (2x)
32