2005 22/1 RONDOM DEN HERDENBERGH Tijdschrift van de Historische Vereniging Hardenberg en Omgeving Lidmaatschap € 15,00 per kalenderjaar Ledenadministratie en contributie: G. Wolbink, Alb. Risaeusstraat 8c, 7772 AV Hardenberg, tel.: 0523-267036 Secretariaat: Verenigingscentrum, bezoek- en informatieadres: Voorstraat 34, 7772 AD Hardenberg, tel.: 0523-265624 Openingstijden: ma-di-do-vr.: 09.00-12.00 uur Internet: www.historiekamer.nl E-mail:
[email protected] Bestuur: H. Hoving, voorzitter, Boslaan 34, 7771 DR Hardenberg, tel.: 0523-262048 vacature secretaris Mevr. G. Bakker-Altena, penningmeester, Berlinerstrasse 61, 49824 Emlichheim, tel.: 0049-5943984544 Mevr. A. v.d. Kamp-Wildeboer, algemeen adjunct, Polberg 59, 7772 EW Hardenberg, tel.:0523-260093 Mevr. H. Reinders, A. Risaeusstraat 16,7772 AV Hardenberg, tel.: 0523-266515 J.G.E. Sierink, Dennenkamp 8, 7772 MA Hardenberg, tel.: 0523-260443 Mevr. F.G. Mulder-Scholtens, Van Raesfeltallee 14, 7773 AB. Hardenberg, tel.: 0523-271050 Mevr. D. Reefman, Hoornblad 15, 7772 MG Hardenberg, tel.: 0523-266241 F. Hamhuis, Esweg 32a, 7771 CR Hardenberg, tel.: 0523-261433 L. Odink, Zwartedijk 29a, 7775 PA Lutten, tel.: 0523-681850 Redactiecommissie:
Redactieadres:
Mevr. D. Hesselink-Zweers Mevr. J. Luisman-de Jonge K, Oosterkamp, eindredacteur, tel.: 0523-263104 A. de Roo E. Wolbink Voorstraat 34, 7772 AD Hardenberg
Bankrelatie: Rek.nr. 3849.47.824 bij Rabobank Hardenberg (Postrek.nr.v.d.Bank: 812263) POSTBANK rekeningnr. 2985515
ISSN: 1380-3921 Inhoud Van de redactie Monumentale herinnering in Lutten De boerderij van Weerts Hongerwinter 1945 Plat ni-js Dichter en lezer (3) Pastores in Heemse 91) Uit Salland's Volksblad 1905
K. Oosterkamp F.L Meijler J. van Heeren-Jongkoen J. Luisman-de Jonge K. Oosterkamp A. de Roo D. Hesselink-Zweers en E. Wolbink
pag. 1 2 7 15 22 26 31 35
Bijdragen voor het volgende nummer uiterlijk op 7 mei 2005 inleveren. Het overnemen van artikelen of gedeelten daarvan uit dit tijdschrift mag alleen na daartoe verkregen toestemming van de redactie.
Van de redactie We streven ernaar om in het eerste nummer van eenjaargang in een bijdrage aandacht te schenken aan een bepaald aspect uit de Tweede Wereldoorlog. In dit herdenkingsjaar is het passend om daaraan wat extra aandacht te besteden. Zo staan we stil bij de monumenten in Lutten en Kloosterhaar, terwijl in een heel bijzonder artikel de hongerwinter wordt beschreven. Daarnaast treft u een voortzetting aan van de bespreking van Van der Grafts gedichten over Hardenberg, wordt in de dialectrubriek het voorjaar 'gesprokkeld', blikken we in de krant een eeuw terug en treft u het eerste deel van het overzicht van de 'herders van Heemse' aan.
Stationsgebouw Hardenberg Een eeuw geleden, op 1 februari 1905, werd het traject Ommen-Hardenberg van de Noordoosterlocaalspoorweg-Mij. in exploitatie genomen. Op die dag sprak burgemeester Van Ittersum tot een verzamelde menigte bij het nieuw-gebouwde station de volgende woorden: "Zoo is dan Hardenberg thans door een ijzeren weg niet alleen verbonden met de hoofdstad van ons gewest maar met heel het land en met heel Europa." In vier afleveringen heeft de heer Jan H. Kompagnie in 'Rondom den Herdenbergh' deze spoorwegaansluiting beschreven onder de titel: 'De os verdrongen door het ijzeren ros' in de nummers 5/3 1988 en 6/1, 6/2, 6/3 van 1989. Deze nummers zijn nog verkrijgbaar bij de Historische Vereniging. Met dank aan J. Woertel voor het gebruik van deze kaart anno 1905.
1
Monumentale herinnering in Lutten In het plantsoentje voor de Hervormde kerk te Lutten staat een monument ter herdenking van de gevallenen in Lutten tijdens de Tweede Wereldoorlog. In deze bijdrage willen we proberen monumenten) en personen die vielen in Lutten zo goed mogelijk te documenteren, 'opdat wij ook hen niet vergeten'. K. Oosterkamp Het monument Het bestaat uit een vrij grote plaquette met tekst, geplaatst tegen en op een gemetselde achter- en ondergrond. Onder de plaquette is plaats voor enige perkplanten, terwijl het geheel omlijst wordt door groenblijvende heesters. De afstand tot het trottoir is slechts enkele meters en de toegang wordt afgesloten door een hekwerk. De tekst is even sober als het monument zelf: 1940 - 1945 Voor hen die vielen W. Sebel 4-4-1901 31-3-1945 A. J. Kerkdijk 12-3-1907 10-12-1942 H. E. Gouwe 28-4-1923 23-9-1944 L. Smit 2-4-1927 5-12-1944 Al spoedig na de bevrijding ontstond de behoefte om de gevallenen te eren met een gedenkteken. Bovendien wilde men op die manier latere generaties de mogelijkheid bieden om te herinneren en te herdenken. Op 3 februari 1948 wordt er een verzoek ingediend om in Lutten een monument op te richten en op 25 juni wordt formeel de toestemming verleend. Ook de plek is dan bekend: voor de Hervormde kerk. In het Salland's Volksblad van 2 juli 1948 lezen we de motivatie: Het wordt geplaatst voor de Hervormde kerk 2
Het monument te Lutten omdat 't daar de geschiktste plaats is, daar zich hier achter het kerkhof bevindt. Een begraafplaats is bij uitstek de plaats van en voor iedereen en ook de vier op het monument genoemde personen hadden hier hun laatste rustplaats gekregen. Het monument was ontworpen en werd ook uitgevoerd door de heer H. J. van Dijk, aannemer ter plaatse. Op 4 december 1948 vindt tijdens een door velen bezochte plechtigheid de onthulling plaats. Diverse sprekers staan stil bij de gebeurtenissen uit de oorlog en bij de personen die door het monument worden herdacht.
Zij die vielen W. Sebel 4-4-1901 31-3-1945 Willem Sebel was geboren en opgegroeid in Vlaardingen. Na een periode gediend te hebben bij de marechaussee in Zwolle, werd hij benoemd tot rijksveldwachter in Hardenberg. Na enige tijd vestigde het gezin zich in Lutten. In de bezettingsjaren was Willem actief in het verzet door koeriersdiensten te vervullen. Hij was bij de ondergrondse actief in het doorgeven van berichten, vaak over Joodse landgenoten, maar in het bijzonder over neergehaalde geallieerde piloten. Bovendien verkeerde hij door zijn ambt in de positie om soms berichten op te vangen over snode plannen van de bezetters. Waar hij kon, probeerde hij mensen te helpen en op tijd te waarschuwen, zodat menig actie van de bezetters mislukte. Toen hij op een kwade dag met de verzetsgroep vergaderde in het klooster in Zwolle, vielen de Duitsers binnen. Vermoedelijk is er verraad in het spel geweest. De groep werd gearresteerd en gevangen gezet. Toen enige tijd daarna een sabotageactie op de Berkumer spoorbrug werd uitgevoerd door het verzet, werden vijf mensen uit de gevangenis gehaald en door de vijand als represaille op 31 maart 1945, in het zicht van de bevrijding, gefusilleerd. Onder hen was Willem Sebel. Nadat de lichamen een dag lang als waarschuwing waren blijven liggen, werden ze vrijgegeven. Op een bakfiets werd het lichaam van Willem Sebel naar Lutten gebracht om daar begraven te worden. Na de bevrijding vertrok mevrouw Sebel met haar kinderen uit Lutten om zich in Zwolle, haar geboortestad, te vestigen. A. J. Kerkdijk, 12-3-1907 10-12-1942 Albert Jan Kerkdijk woonde op een boerderijtje aan de Van den Beltsweg, samen met zijn vrouw Janna en hun drie kinderen. Naast het werk op zijn eigen bedrijf, werkte hij als los arbeider in de werkverschaffing. Hij had geen gehoor willen geven aan de oproep zich te melden voor de Arbeitseinsatz om in Duitsland te worden tewerkgesteld. Hij had
zich tegen deze en gene hierover in principiële zin uitgelaten en daarmee anderen gestimuleerd ook niet te gaan. Verschillende mensen, onder wie de predikant, hadden erop aangedrongen dat hij zou onderduiken. Albert Jan deed dat niet, misschien ook omdat hij zijn gezin niet in de steek wilde laten nu hun vierde kind werd verwacht. Op 17 september 1942 werd Albert Jan 's nachts door de politie gearresteerd, waarna hij werd weggevoerd naar kamp Amersfoort. Hij overleed op 10 december in Leusden, bij Amersfoort. Zijn lichaam werd in Lutten op het kerkhof begraven. Zijn compromisloze verzetshouding werd op 15 juli 1982 officieel gewaardeerd met het verzetsherdenkingskruis dat als postume hulde aan de familie werd uitgereikt. H. E. Gouwe, 28-4-1923 23-9-1944 Hans Erik Gouwe had op 23 september 1944, samen met twee vrienden, Adriaan van Haeringen en Chris Bakker, de auto van de familie, een Ford, naar Zwartsluis gebracht. De Duitsers waren bezig alle auto's te vorderen. In Zwartsluis hadden de jongens de auto overgedragen aan het verzet. Daar hoorden ze dat de Mastenbroekerpolder onder water gezet was en ze besloten waar mogelijk boeren de helpende hand te bieden bij het redden van het vee. Thuis in Lutten had moeder bericht gekregen dat het nu wat later zou worden. Haar man, dokter Gouwe, verbleef op dat moment in kamp Neu Brandenburg in Duitsland. Terwijl de jongens terugfietsten naar huis, hadden enkele verzetslieden in Balkbrug het vuur geopend op een munitieschip, echter zonder enig effect. Gealarmeerde Duitsers arresteerden kort daarna het niets vermoedende drietal. Zij werden verdacht, gefouilleerd en ze werden meegenomen. Daar in Balkbrug, in het laantje van 't huis bij dr. Hartsuiker, werd Hans Erik van achteren neergeschoten. Zijn lichaam werd naar de openbare weg gesleept waar het ter afschrikking moest blijven liggen. De beide anderen werden meegenomen, Chris wist later nog te ontkomen, maar ook Adriaan is doodgeschoten. Direct na de moord op Hans Erik werd er
huiszoeking gedaan in de dokterswoning in Lutten, gewelddadig, brutaal en intimiderend. Daarbij is ook Johannes Kosse uit Slagharen neergeschoten: hij kwam toevallig voorbij en trachtte te ontkomen. Mevrouw Gouwe legde de gebeurtenissen vast in een dagboek om haar man bij terugkeer uit Duitsland te kunnen laten lezen wat er precies was gebeurd. L. Smit, 2-4-192 7
5-12-1944
Lucas Smit woonde bij zijn ouders op Keiendorp. Hij was knecht bij een boer/tuinder. Op een dag moest hij voor een boodschap naar de smid in Slagharen. De dag daarvoor was een Duitse soldaat bij een overval van zijn wapens beroofd. Tijdens een razzia werd ter vergelding een aantal mensen opgepakt, onder wie Lucas. Hij was gekleed voor zijn werk: in overal en op klompen, en had geen persoonsbewijs bij zich. Zij werden weggevoerd naar een kamp tussen Zuidwolde en Hoogeveen. Lucas' vader is daar de volgende dag nog heen gegaan met kleding en een deken.
Vier witte grafstenen 4
Via Amersfoort is Lucas uiteindelijk terechtgekomen in een kamp in Duitsland: in kamp Peres-Böhlen, ongeveer 30 kilometer ten zuiden van Leipzig. Het was een zogenaamd 'Arbeitserziehungslager', een strafkamp voor dwangarbeiders, met de veel te mooie (bij)naam Alpenrose. Onderweg kon hij nog een kaart aan zijn ouders uit de trein gooien. Via een beambte bij de spoorwegen kregen de ouders op Keiendorp dit bericht. Op 2 december 1944 overleed Lucas in het kamp aan difterie. Met hulp van het Rode Kruis slaagde de familie erin om Lucas na de oorlog in Lutten te herbegraven. De vier Engelse 'piloten' Op het Lutter kerkhof staan vier witte grafstenen opgesteld in een strak formeel kader. Temidden van de andere graven vallen ze op door de plaatsing ten opzichte van elkaar en de gelijkheid in vorm waarmee duidelijk wordt gemaakt dat ze bij elkaar horen. Het zijn de graven van vier Engelse 'piloten' met de volgende vermeldingen (van links naar rechts):
1253067 sergeant R. H, Jordan, wireless operator / air gunner Royal Air Force 6th July 1941 age 21 At the going down of the sun and in the morning we think ofyou Mom, Dad, Jim and Peg (Bij zonsondergang en 's morgens denken we aan jou, mama, papa, Jim en Peg) 779002 sergeant D. Morrison (of South, Africa) pilot Roy al Air For ce 6th July 1941 Pilotofficer R. Goulding Pilot Royal Air Force 6th July 1941 age 21 A beautiful young life so nobly given (Een mooi jong leven zo edelmoedig gegeven) 968113 Flight sergeant R.LH. Aird wireless operator / air gunner Royal Air Force 6th July 1941 age 21 I leave the world without a tear, save for thefriends I hold so dear (Ik verlaat de wereld zonder een traan, behalve voor de vrienden die ik zo liefheb) De grafstenen zijn gedecoreerd met een kruis en het embleem van de Royal Air Force met de woorden per ardua ad astra ('door harde dingen tot aan de sterren', of vrij vertaald: met vele inspanningen bevochten). Roy Harrold Jordan, Robert Inglis Hugh Aird, Duncan Morrison en Robert Goulding vorm-
den met z'n vieren de bemanning van een Whitley V-bommenwerper. Op de avond van 5 juli 1941 om 22.46 uur waren ze met hun vliegtuig opgestegen van de RAF-basis Leeming, iets ten oosten van Northallerton in Engeland. Ze maakten deel uit van een luchtvloot van in totaal 94 bommenwerpers die een aanval zou uitvoeren op de Duitse stad Münster. Alle toestellen zouden na een geslaagde actie terugkeren, behalve deze Whitley V, gekenmerkt Z.6793. Om even na middernacht, om 00.56 uur stortte deze neer op het land van Salomons bij De Krim / Schuinesloot, nadat het toestel door een Duitse nachtjager was aangevallen. Alle inzittenden kwamen daarbij om. In eerste instantie werden drie lichamen geborgen die op de achtste juli met enig militair ceremonieel van Duitse zijde op het kerkhof in Lutten werden begraven in aanwezigheid van gemeentelijke autoriteiten en de beide predikanten, waarbij ds. Theunissen een bijbelgedeelte las en voorging in gebed. De vierde inzittende, sergeant Jordan, werd pas in de middag van 11 juli gevonden en diezelfde avond, om 22.55 uur, naast zijn kameraden begraven, weer in aanwezigheid van de beide burgemeesters van Hardenberg en Gramsbergen, en de beide predikanten. De graven zouden in de loop van de oorlogsjaren gemarkeerd worden door houten kruisen met daarop de namen en registratienummers. Na de oorlog, in het begin van de jaren '50, zorgden de Imperial War Graves en het toenmalige Ministerie van Oorlog voor een meer duurzame en monumentaler aanleg met stenen. De 269 dwangarbeiders Op het plein achter de Prot.-Chr. Basisschool in Lutten staat een plaquette met een tekst in de sokkel van een beeldornament. De steen heeft verder met het beeld niets te maken, maar is daar geplaatst ter herinnering aan het feit dat in maart van het laatste oorlogsjaar in het toenmalige schoolgebouw in totaal 269 Nederlanders waren ondergebracht en gevangen werden gehouden door de Duitse bezetter. In opdracht van de Organisation-Todt moesten
5
zij overdag grondwerkzaamheden verrichten: schuttersputten en tankgrachten graven. Als het enigszins mogelijk was, stopte de Luttense bevolking de dwangarbeiders wat toe om daarmee het verblijf iets te verzachten. In de chaotische dagen begin april 1945 wisten velen van hen te ontkomen, de anderen werden op 6 april bevrijd door eenheden van het Canadese leger. Om ook dit niet te vergeten werd een plaquette met tekst bij de school aangebracht: Uit dankbaarheid voor de Luttense gastvrijheid verleend aan de op 6-4-1945 door de Canadezen uit dit schoolgebouw bevrijde 269 Nederlanders
De tekststeen op het schoolplein
Tenslotte Onder het pseudoniem Henduk van 't Westende dichtte Gerrit van Faassen ter gelegenheid van de dodenherdenking op 4 mei 1994 het volgende gedicht:
'4 mei in Lutten' Vier namen op een grieze Stien een oorlogsmonument Smit, Kerkdijk, Gouwe en Sebel wie hef ze nog ekend.
Heur vliegtuug barstte uut mekaar vlak bi-j de Schunesloot en in- of boven 't Lutterveld doar vunden ze de dood.
De vrijheid was heur alles weerd en die wordt duur betaald bevrijd' te ween van 't Duut se juk zij hebt het niet ehaald.
Vier stienen mit een naam erop al in een vrömde taal en in de zwarte Lutter grond doar eindigt heur verhaal.
En op het karkhof wieder op doar rust er ok nog vier ze kwamen ver weg over zee en bint begraven hier.
En as de zunne ondergiet de schaduw langer wordt gedenke wi 'j de vierde mei heur leven was zo kort. Met dank aan mevr. C. Beeksma-Smit, mevr. J. M. Kaars Sijpesteijn-Gouwe en de heren G. Sebel, A. J. H. Kerkdijk, L. Odink en G. van Faassen.
De boerderij van Weerts Kloosterhaar werd op 4 en 5 april 1945, dus 60 jaar geleden, door Canadese troepen bevrijd. Dit is dus een gepast moment om stil te staan bij en aandacht te vragen voor de boerderij van de familie Weerts in Balderhaar. Zowel de boerderij als haar bewoners, Albertus Weerts en zijn vrouw Zwaantje, hebben een belangrijke rol gespeeld in het verzet tegen de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog. De door Z.K.H. Prins Bernhard op 4 mei 1991 onthulde gedenksteen geplaatst in het Albertus Weerts plantsoen nabij de Lagere School in Kloosterhaar getuigt daar-
F.L. Meijler
Prins Bernard was aanwezig op 4 mei 1991 bij de onthulling van het verzetsmonument voor Albertus Weerts te Kloosterhaar. Het monument kon worden gerealiseerd dankzij de inspanningen van de oud-burgemeester van Hardenberg, Drs. H. Smit. ' EEN VASTE BURCHT IS ONZE GOD, EEN TOEVLUCHT VOOR DE ZIJNEN" ALBERTUS WEERTS * 8-5-1883 f 31-10-1967 LANDBOUWER TE KLOOSTERHAAR VERZETSSTRIJDER IN DE TWEEDE WERELDOORLOG ONVERSCHROKKEN, STANDVASTIG, RECHTSCHAPEN, EDELMOEDIG EN VERGEVENSGEZIND VOOR HEM WAREN ALLE MENSEN GELIJK: JOOD, GRIEK en HEIDEN
Ik was, zoals enkele lezers van "Rondom den Herdenbergh" zich wellicht herinneren, van begin september 1942 tot de bevrijding, dus ruim twee en een half jaar, op die boerderij van Weerts ondergedoken. Die boerderij is na de oorlog helaas afgebrand en vervangen door een nieuwe boerderij. Hierdoor kwam er een eind aan veel van mijn oude herinneringen, althans aan de kapstok waaraan die herinneringen hingen. Het land dat bij de boerderij hoorde is, op de 6 ha aan de overkant van de weg van Kloosterhaar naar Bruchterveld na, 7
ook verdwenen. Het is afgegraven door en voor de Kalkzandsteenfabriek "de Anker", die in de naoorlogse jaren de streek rond Kloosterhaar veel welvaart heeft gebracht. Van de grootste voetballer die Nederland ooit heeft gekend, Johan Cruijf, is de uitspraak: "Elk voordeel heb zijn nadeel". Het grote voordeel van de gestegen welvaart is gepaard gegaan met het nadeel van het verloren gegane natuurschoon van "Barghoesspul" waarover ik in 1989 een artikel in "Rondom den Herdenbergh" heb mogen publiceren. Ook hierdoor wordt het steeds moeilijker beelden te vinden die het roemruchte verleden van de boerderij van Weerts weer tot leven zouden kunnen brengen. De boerderij van Weerts en het land erom heen, dat een haard van verzet vormde tegen de Duitse bezetter, is dus geheel verdwenen. Mede daardoor zal voor het nageslacht de documentatie over en de herinnering aan Albertus Weerts en zijn vrouw Zwaantje, die dat allemaal hebben aangedurfd en waargemaakt, in de mist van het verleden vervagen en tenslotte verdwijnen. Het zal niet zo lang meer duren of ook de mensen die de oorlog
hebben meegemaakt en ondergaan en het nog kunnen navertellen zullen er niet meer zijn. Het intrieste is ook dat er voor zover mij bekend geen goede foto's van de boerderij en de landerijen er omheen bestaan. Ik moet diep in mijn geheugen graven om de boerderij weer op mijn netvlies te krijgen en hier zo goed mogelijk voor u neer te zetten. Ik vind dat de moeite waard. Helaas kan ik niet tekenen. Aardappels Zoals bij zoveel boerderijen "Rondom den Herdenbergh" bevond de ingang van het huis zich aan de zijkant, dus aan de noordkant, want de boerderij was oost-west gelegen. Je kwam dan in een soort bijkeuken waar men zijn handen waste als je van het land kwam. Moeder Weerts bewaarde altijd het water waar ze de aardappels in had gekookt (tussen de middag werd de warme maaltijd genuttigd) en in dat aardappel-afgietwater werden ieders handen in een oogwenk schoon. Natuurlijk gebruikten we allemaal hetzelfde sop. Er stond een pomp (leidingwater was nog niet beschikbaar) waaronder men zijn handen kon afspoe-
Moeder en vader Weerts op de bank in de hof. Op de achtergrond de grijze muur van de paardenstal en links daarvan de muur van het i(bakhuus ".
len en zich ook 's morgens waste. Vanuit die bijkeuken rechtdoor kwam je op de deel met aan de linkerkant plaats voor een rij koeien en rechts was o.a. een klein kamertje, dat ik het mijne mocht noemen. Boven de deel was een soort vide, met de slaapkamers van de dochters Weerts, die via een vurenhouten trap bereikt werd. Weerts en zijn vrouw hadden geen zonen, maar negen dochters van wie er een aantal al getrouwd en niet meer thuis was. Vanuit de bijkeuken rechtsaf kwam je in een grote keuken, tevens woonkamer. Je aandacht werd onmiddellijk getrokken door het zien en ruiken van de zijden spek en rookworsten die vlak achter de deur aan het plafond hingen. Spek en worsten waren afkomstig van het eigen varken dat in het najaar in het "bak-huus" door een ingehuurde slager werd geslacht; een groots evenement en een welkome onderbreking van de routine. Wederom rechtdoor was een trapje met drie treetjes omhoog die naar de opkamer voerde. Onder de opkamer bevond zich de kelder, die bereikt kon worden door het trappetje om te klappen. In die kelder bewaarde moeder Weerts haar levensmiddelen voor dagelijks gebruik, zoals aardappels, appels uit de eigen hof en veel weckflessen met vlees van het varken, zelf verbouwde groente en jam. Kloosterhaar 2 Naast de deur naar de opkamer hing de telefoon, die niet onbesproken mag blijven. Het was een houten kastje met een slinger eraan. De bovenkant helde schuin naar beneden, als een kleine lessenaar en daar lag een notitieblokje op met een potlood. Die slinger zat aan de rechterzijkant en leek op de slinger van een ander houten kastje, waar moeder Weerts de koffie mee maalde. Ze hield die koffiemaler tussen haar knieën en de gemalen koffie kwam in een klein laadje van het kastje terecht. Terug naar de slinger van de telefoon. Als je er aan draaide begon er een belletje te rinkelen in de "centrale" achter een winkeltje in Kloosterhaar; 5 km verderop. De centrale bestond uit 10 stekkers voor de 10 aangesloten telefoons in de regio. Het telefoonnummer van Weerts was 2. Het gebruikmaken van de tele-
foon was het prerogatief van Weerts zelf. Buren mochten bij hem telefoneren als hij thuis was. Weerts draaide aan zijn slingertje, het belletje rinkelde in de Centrale. Daar antwoordde men met "Hier Kloosterhaar" en Weerts zei dan: "Hier Kloosterhaar 2, kunt u mij verbinden met ... enz". Ik kwam uit Almelo en mijn ouders beschikten niet eens over een telefoon, maar het Kloosterhaarse systeem kwam toch wel erg primitief over. De telefoondraden liepen vanaf de boerderij via palen langs de weg naar Kloosterhaar. Aangezien Weerts de enige was in de wijde omtrek die over een telefoon beschikte, had men waarschijnlijk speciaal voor hem al die palen moeten plaatsen. De telefoon werd weinig gebruikt; men kon er de later gefusilleerde dokter Post en veldwachter de Jong in Bergentheim mee bereiken, en de veearts in Hardenberg. Per telefoon werden er afspraken voor de diensten van de stier in de potstal mee gemaakt. Dat moest kennelijk snel want de koeien waren maar een korte periode ontvankelijk.
De telefoon zoals die in de keuken van de boerderij hing. Deze foto is afkomstig van de website van het "Dutch On Line Telephone Museum ".
Weerts had geen symbolen nodig om status te hebben, maar die telefoon verhoogde zonder twijfel zijn, toch al aanzienlijke, status. Zo bekleedde hij talrijke maatschappelijke functies; hij was ouderling van de kerk en vóór de oorlog lid van de gemeenteraad. Verder was hij, in het van vrijzinnig tot streng gereformeerde protestantse milieu waarin hij verkeerde, een fervente voorstander van de openbare lagere school. Hij beweerde (toen al) dat de tweedeling in de samenleving al begon in en vooral een gevolg was van gescheiden lagere scholen op religieuze grondslag. De nette kamer De opkamer was de slaapkamer van Weerts en zijn vrouw. Die slaapkamer lag dus op de kop van de woning. Als ik me goed herinner zat daar wel een deur naar buiten in, maar die werd nooit gebruikt. Er werd wel één keer hard op gebeukt door Duitsers die zich toegang tot het huis wilden verschaffen en kennelijk dachten dat daar de ingang was, maar dat is een verhaal apart. In de keuken speelde zich het hele sociale leven van de familie Weerts en hun gasten af. Naast de opgang naar de slaapkamer van Weerts en zijn vrouw bevond zich nog een deur, die toegang verschafte naar de "nette" kamer die eigenlijk nooit gebruikt werd, tot ons gezelschap eind 1942 werd uitgebreid met nog twee onderduikers, de neven Ies Kan en Jo Frank uit Coevorden. Jo Frank is niet oud geworden maar Ies Kan, nu woonachtig in Israël, heeft ons in dit tijdschrift ook al een aantal keren deelgenoot gemaakt van zijn oorlogsbelevenissen. In die kamer was ook de radio verstopt waarmee naar de Engelse zender werd geluisterd. Als Koningin Wilhelmina sprak, kon Weerts zijn tranen niet bedwingen; verder was hij niet stuk te krijgen. Jo Frank en Ies Kan hadden niet het voorrecht, zoals ik, als boerenknecht op het land te mogen werken. Zij brachten overdag hun tijd door in die nette kamer en 's avonds, als de gordijnen dicht waren en geen bezoek meer werd verwacht, schoven ze in de keuken aan in de kring rond de tafel en bij de zwarte kachel.
10
De kachel en het fornuis Weerts' stoel stond bij die kachel. Vanuit die stoel vertelde hij van zijn avonturen die hij tijdens de Eerste Wereldoorlog beleefd had en van zijn wederwaardigheden en conflicten met marechaussees die, tussen de twee wereldoorlogen in, de Nederlands-Duitse grens bewaakten en het daarbij vooral op smokkelaars gemunt hadden. Weerts hield niet erg van deze mensen. Zij kwamen zelden uit de eigen streek, hadden geen gevoel voor humor en sloegen bij hem steeds de plank mis. De kachel werd met de eerder in het jaar moeizaam gestoken turf gestookt. Tussen zijn verhalen door schraapte Weerts zijn keel, opende de deur van de kachel en mikte zijn vergaarde spuug feilloos in het vuur, dat daar met een kortdurend maar nadrukkelijk sisje op reageerde. Als Weerts niet thuis was of het lokale nieuws bestudeerde zaten we rondom de tafel. Er werd gekletst, meestal over de oorlog, of gelezen en de meisjes, evenals hun moeder, breiden sokken of verstelden kleren. Op de kachel stond een grote ketel eigenlijk altijd zachtjes te koken en zorgde voor warm water voor koffie en thee. In de keuken stond ook het fornuis waar overdag het eten op werd gekookt. Vrouw Weerts bestuurde het fornuis met de vaardigheid en vingervlugheid van een beroepsgoochelaar. Naarmate de avond vorderde ging het vuur in het fornuis steeds zachter branden. Het doofde nimmer geheel. Als het bedtijd was geworden, nooit veel later dan negen uur, verzamelde vrouw Weerts de as die in het fornuis lag en bedekte daarmee het resterende nog brandende vuur. De volgende morgen-moeder Weerts was altijd het eerste op-wist ze, met een aantal voor mij magische handelingen, de verse turf in het fornuis weer op te laten vlammen en al spoedig kookte water voor thee of koffie en melk voor de pap, voor het vroege ontbijt. Melk De meisjes hadden dan al gemolken en met de speciaal daarvoor ontworpen kruiwagen de melkbussen aan de weg gezet. Tegen acht uur werd de melk opgehaald en op een platte wagen geladen. Die wagen boeide mij want er
zaten wielen met autobanden onder en dat leek me heel comfortabel vergeleken met de karren en wagens van de boerderij waar houten wielen met een stalen loopvlak onder zaten. Ik kon redelijk melken, maar hoefde dat maar zelden te doen. Het was typisch vrouwenwerk althans op de boerderij van Weerts met een vrouwenoverschot. Tegen de avond werden de melkbussen teruggebracht, een enkele met ondermelk voor de kalveren en meestal een paar flessen karnemelk en pakjes echte boter voor eigen gebruik, de hele oorlog door. Dit melktransport leek aan het eind van de oorlog wel eens gevaarlijk omdat de geallieerde laagvliegende jachtvliegtuigen op alles schoten wat zich over de weg bewoog. Ze (her)kenden kennelijk onze melkboer want die werd altijd ongemoeid gelaten. Hij deed dan ook de hele oorlog onbekommerd zijn werk. Daar was nooit discussie over, want koeien moesten, oorlog of niet, gemolken worden en de melk moest, wat er ook gebeurde, naar de melkfabriek in Hardenberg gebracht worden. Tijdens de bezetting reed de melkman tussen de Duitse colonnes door en na de bevrijding werd hij vrolijk wuivend voorbij gereden door Canadese trucks en pantserwagens. Van dat beeld krijg ik nog tranen in mijn ogen. De inwendige mens Keren wij terug naar de inwendige mens. Er werd ook altijd koffie gezet voor de mensen die op het land werkten en aan wie zo tegen tien uur stapels boterhammen met koffie werd gebracht. Daar zaten we dan tussen de bergen aardappels of het gemaaide graan met modderige handen ons kuchje te eten en uit een kan geschonken kommen hete koffie te slurpen, waaraan we bij slecht weer onze koude handen warmden. Deze door Weerts' meesterknecht, Hendrik Eggengoor, genoemde "vijf minuten van de baas" waren de mooiste momenten van de dag. Om ongeveer twaalf uur klonk er een ver geroep van één van de bij huis gebleven meisjes: "MIDDAG". Het verbaasde me altijd hoe ver dat geluid droeg, maar er was geen verkeer en onze knorrende magen zorgden voor gespitste oren. We begaven ons, lopende of gezeten op de hotsende aardappelkar, naar
de boerderij. Daar wachtte de middagmaaltijd. Een vast onderdeel waren aardappels, uitgebakken spek en met heet water aangelengd spekvet. Ik vond het heerlijk. Er was veelal ook groente en vaak een appeltje toe. Vrouw Weerts kookte de heerlijkste bietjes van de hele wereld. Nadien heb ik ze nooit meer zo lekker gegeten. Na het eten las vrouw Weerts voor uit de bijbel, de paragraaf die bij die dag hoorde. Weerts luisterde altijd met zijn ogen dicht en de pet op zijn buik. Het duurde altijd even voor hij zijn ogen weer opende, nadat zijn vrouw met lezen klaar was. Tot vandaag de dag ben ik er nog niet zeker van of hij nu wel of geen klein uiltje knapte. Vrouw Weerts las altijd heel ernstig en versprak zich nooit, maar een hoofdprijs als voorleesster verdiende ze niet. Ik heb in die twee en een halfjaar veel van de bijbel geleerd. Het Oude en het Nieuwe Testament kwamen in de loop van de tijd voorbij. Daarna was er een uur of zo rust. Ik ging dan naar mijn lotgenoten in de nette kamer en er werd door ons gebridged. Van Barts Drenthen, de schoonzoon van Weerts die met Gees getrouwd was en in huis woonde, hadden we leren bridgen. Het kostte iedere dag moeite het kaartspel te beëindigen en weer aan het werk te gaan. Na de oorlog op het Lorentzlyceum in Eindhoven heb ik veel plezier gehad van mijn bridge-ervaring en won samen met een helaas te vroeg overleden klasgenoot voor de school menige bridgedrive. Eerlijk gezegd weet ik niet meer waar in de boerderij het verblijf van de familie Drenthen was. Gees Drenthen (de oudste dochter van Weerts en de vrouw van Barts) is in de oorlog tijdens een zwangerschap aan een longembolie overleden. Het was een moeilijke tijd voor iedereen. De levensmoed van Weerts en zijn vrouw waren, zeker als ik nu terugkijk, ongekend. Barts bleef met zijn twee kindertjes op de boerderij achter. Hij hertrouwde na de oorlog en nam de boerderij van Weerts over. De deel Achter het woonhuis bevond zich de deel met aan de ene kant een rij koeien en aan de andere kant mijn kamertje en ruimte voor allerlei gereedschap. Daarachter bevond zich de pot11
stal waar de machtige coöperatieve stier verbleef, door Weerts de Joodse wachter (Jesaja 62:6) genoemd omdat hij de ingang van een supergeheim nachtverblijf voor Weerts' onderduikers bewaakte. Ik kom daarop terug. Geen Duitser die zich ooit in die potstal waagde. De potstal was van de deel gescheiden door zware ijzeren staven waar de stier zich van tijd tot tijd kwaad op maakte. De potstal werd tevens gebruikt voor het opslaan van de mest die wekelijks uit de "gruppe" van achter de koeien werd gekruid. De koeienstront werd in de potstal afgedekt met een laag stro en de vrijlopende stier en kalveren zorgden dan weer voor een optimale vermenging. Zo verzamelde zich in de loop van tijd een enorme laag mest die in het voorjaar naar het land werd uitgereden. De vloer van de deel was van beton. In de winter bij slecht weer, als de dorsmachine nog niet geweest was, werd er rogge op gedorst met houten dorsknuppels. We deden dat met ons vieren waarbij we om de beurt een klap uitdeelden. Dat leverde een prachtig vierkwartsmaat ritme op. Die rogge bracht ik met de wipkar en paard naar de molenaar in Kloosterhaar. Deze maalde de rogge en het roggemeel ging weer naar de bakker die er voor moeder Weerts brood van bakte. Als de voorraad rogge bijna op was werd er opnieuw gedorst en zo werd er op de boerderij nooit
honger geleden. Weerts en zijn vrouw lieten altijd anderen delen in hun relatieve overvloed. De deel was zo groot dat je met de wipkar en paard naar binnen kon rijden. De brede deur bevond zich tussen de potstal en de koeienrij. Je moest wel goed mennen anders raakte je de sponning en die heb ik dan ook wel eens aan flarden gereden. Weerts werd nooit kwaad, althans niet op mij, maar zei wel: "Je had je hand ertussen moeten houden want die geneest vanzelf en die deurpost moet ik laten repareren". De uit Groningen afkomstige wipkarren in die tijd hadden drie wielen en daardoor een zeer korte draaicirkel omdat het voorste wiel helemaal rond kon draaien. Op den duur werd ik zeer bedreven in het omgaan met die karren, verklaar ik hier niet zonder trots. Tussen de twee achterwielen bevond zich een laadbak die kon kiepen en daarvoor één enkele balk waar het voorwiel aan zat. Aan de voorkant zat een ijzeren haak waar het tuig van het paard aan werd vastgemaakt met een enkele dwarsbalk met een ijzeren oog. Het paard kon dus in een wipje voor de kar gespannen worden. Hoe kan het toch zijn dat ik daar zoveel van ben gaan houden?
Paarden en ploegen Als we de deel door die grote deur verlaten komen we op een soort binnenplaats, aan de ene kant begrensd door de grote schuur die zich achter het huis bevond en die ik zojuist heb beschreven, en aan de andere kant door het "bakhuus" en de paardenstal. Op de binnenplaats bevond zich een grote regenput. Het regenwater, afkomstig van het dak van het bakhuus, was een kostbaar bezit en werd gebruikt voor het koken, want het was smaak- en reukloos in tegenstelling tot het water uit de pomp Foto van een Groninger wipkar zoals in gebruik op de boerderij van datje wel kon drinken maar Weerts. Met dank aan het Museum Historische Landbouwtechniek te toch een metalliWageningen. 12
sche bijsmaak had. In de zomer werd de regenput gebruikt om de melk van het avondmelken in koel te houden. We deden nog niet in ijskasten of gekoelde ruimtes. In het bakhuus verbleven de varkens, voorzover ze niet buiten waren. Ik hield er een koppeltje konijnen, maar heb het als konijnenfokker nooit ver gebracht. Verder kookte moeder Weerts er de aardappels voor de varkens in. Dat ging in grote open ketels boven een turfvuur. De paardenstal was groot genoeg voor vier paarden, maar er waren er meestal maar drie. Als ik aan de boerderij terugdenk zie ik eerst aardappels en dan paarden. Boer Weerts was zelfs in staat vriendschap te sluiten met zijn koeien en ook met de stier. Ik heb het niet verder gebracht dan een haat-liefde verhouding met de paarden. In het begin bekeken ze me niet en trokken zich niets van me aan. Geleidelijk begonnen ze enig respect voor me te krijgen omdat ik aardig voor ze was, ze af en toe een aardappeltje of een knolletje toestopte en nooit mijn geduld verloor. Ik werd door Weerts het land op gestuurd om enorme lappen grond te ploegen. Het waren ploegen met een enkele schaar, dus je trok maar één voor. En die voor moest kaarsrecht zijn. Weerts kwam een paar keer per dag kijken, ging aan het eind van de voor staan, kneep één oog dicht en knikte afhankelijk van zijn instemming goedkeurend of zei: "Doe dat stukje nog maar eens over". Er bleef geen hoekje ongeploegd en als het klaar was en Weerts tevreden, was ik voldaan en trots. Ik deed wel 14 dagen over zo'n stuk land, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat altijd met hetzelfde paard of stel paarden en dan leer je elkaar wel kennen. Weerts heeft me geleerd dat als iets waard is om gedaan te worden het dan waard is om goed gedaan te worden. De hof en de schuur Aan de voorkant van de boerderij bevond zich een met populieren omringde hof. Het was een moestuin annex boomgaard. De moestuin was natuurlijk het domein van moeder Weerts. Ze verbouwde er sla, wortels, bieten, uien en sperciebonen. Verder uiteraard spruitjes, radijs en boerenkool niet te vergeten. Ze verbouwde ook wel groene kool, maar het succes daarvan
sprak mij minder aan. Iets niet eten was er bij Weerts niet bij, maar gelukkig heeft hij me nooit gedwongen karnemelk te drinken en een melkdrinker was ik ook al niet want de melk werd gekookt met als gevolg vellen erop; in de lokale taal hemdslippen genoemd. Ik noem ze nog zo. Vrouw Weerts had ook een bed aardbeien en rode- en kruisbessenstruiken waarvan dan weer jam voor de boterham werd gemaakt. In mijn ogen was alles wat in de hof verbouwd werd van superkwaliteit. Voor zover niet meteen genuttigd, werd alles in glazen geweckt en in de kelder onder de opkamer bewaard om 's winters te worden gegeten. Eigenlijk kwam groente alleen maar op zondag op tafel. Sla werd wel door de week gegeten, in het seizoen vrijwel dagelijks. In de boomgaard stonden appel- en perenbomen en een enkele kersenboom ten gerieve van de spreeuwen. Wij kwamen er nooit aan te pas. Na de middagmaaltijd gingen we als het fruit nog aan de boom hing de boomgaard in om een afgevallen appeltje te rapen. Ik heb nooit in mijn leven lekkerder appeltjes gegeten. De naam ervan ben ik vergeten; ze hadden een ruwe schil en waren hard en zacht zuur. De appels werden in de kelder onder de opkamer in manden bewaard met wat stro erussen om het voortijdig rot worden tegen te gaan. Ze werden gebruikt voor de bereiding van appelmoes en ook wel om zo te eten, maar alles met mate en zuinigheid. Niemand kwam ooit iets tekort. In die tijd groeiden er ook nog rode-ster appeltjes in Nederland dus ook in de boomgaard van Weerts. Nu moet je daarvoor naar de chicste groentezaak in Amsterdam en daar zijn ze onbetaalbaar. Wie weet komen ze uit Chili of Nieuw Zeeland. "Toen was geluk heel gewoon". Als we de hof verlaten in de richting van de weg van Kloosterhaar naar Bruchterveld komen we (kwamen we) langs een enorme zwarthouten schuur, waar Weerts zijn landbouwmachines in bewaarde, zoals ploegen, eggen, cultivators en een aardappelschudmachine. Die aardappelschudmachine had een drietal roosters boven elkaar, van groot naar klein, waarmee de aardappels op grootte werden gesorteerd. De schuddende roosters wer13
den met de hand via een overbrenging in beweging gebracht, hetgeen bepaald geen licht karwei was. Ik heb later deze aarappelsorteerder tijdens college voor studenten als model gebruikt om een bepaalde functie van het hart bij ritmestoornissen uit te leggen. In het najaar of de winter werd er altijd een dorsmachine naast de zwarte schuur geplaatst. Geen enkele boerderij beschikte over een eigen dorsmachine. Het was een gigantisch apparaat dat met een aparte stoommachine werd aangedreven. Het monster stond dan een aantal dagen in een enorme stofwolk te hijgen en te puffen. Met verontschuldigde eerbied, maar het moet gezegd worden, het snot kwam zwart uit je neus. Het ging vrijwel altijd om rogge. Tarwe was op de landbouwgrond in NoordoostOverijsel geen succes, maar werd evenals de haver voor de paarden in beperkte mate wel verbouwd. De dorsmachine scheidde letterlijk het kaf van het koren en produceerde het graan in grote zakken en met ijzerdraad samengebonden strobalen. Het graan werd verkocht en de strobalen overdekt opgeslagen opzij van de potstal. Binnen in die strobalen was ruimte voor een nachtverblijf voor de onderduikers uitgespaard. Die ruimte kon alleen maar via de potstal bereikt worden waarbij Weerts de stier in bedwang hield.
Tenslotte Hiermee neemt mijn verhaal een (voorlopig) einde, niet omdat alles verteld is, maar omdat ik op de 60ste verjaardag van de bevrijding recht wilde doen aan de nagedachtenis van Weerts en van de boerderij en haar bewoners. Voor mezelf was het een nostalgische gang naar het verleden. Ik hoop tevens een kleine bijdrage geleverd te hebben aan het levend houden van de herinnering aan iets bijzonder waardevols. Weerts overleed na een rijk, avontuurlijk en boordevol leven op 31 oktober 1967; hij was 84 jaar oud; ik was 42 en stond in het volle leven. Op zijn sterfbed zei hij, helder en kernachtig zoals ik hem kende, tegen me: "George (mijn onderduiknaam, die hij altijd is blijven gebruiken) ik heb het eran, mar ie mut nog vort, maak dr wat van". Ik heb mijn best gedaan. De tijd bij Weerts en zijn vrouw doorgebracht blijft mij, ondanks het verdriet van het verlies van mijn ouders en het grootste deel van mijn familie in de oorlog, vervullen met dankbaarheid voor hun genegenheid, hun moed en de morele en mentale bagage die ze me in die oorlog hebben meegegeven op mijn verdere levensreis; een levensreis die op 4 april 1945 pas echt begon.
Gebruikte bronnen: Meijler F.L. Kun jij een aardappel maken?. 1987; Wetenschappelijke uitgeverij Utrecht: Hoofdstukken 1,2,3 en 15. (niet in de handel verkrijgbaar) Hof J. Brood voor stenen. De geschiedenis van een streek en een kalkzandsteenfabriek, geschreven t.g.v. het 25 jarig bestaan van de Anker Kalkzandsteenfabriek in Kloosterhaar. 1960-1985 (niet in de handel verkrijgbaar) 3. Meijler F.L. BargFoto van een dorsmachine zoals die ieder najaar of winter bij Weerts hoesspul, 1989; Rondom verscheen voor het oogsten van het graan. De aandrijving werd ver- den Herdenbergh, 6e zorgd door een klassieke stoommachine. Met dank aan het jaargang: 551-554 Veenkoloniaal Museum te Veendam. 14
Hongerwinter 1945 In de hongerwinter van het laatste oorlogsjaar kwamen veel mensen uit het westen van ons land naar Overijssel om eten te halen. Ook twee vrouwen uit Gouda ondernamen die barre tocht (168 km). Hun doel was om naar Vedelaar te gaan in Heemserveen bij de Haarmolen. Ze kenden deze mensen vanwege eerdere contacten in de oorlog (Kinderuitzending). De belofte om na de volbrachte tocht een bericht te sturen over hun ervaringen onderweg werd ingelost. Op rijm zelfs. Gericht aan de familie Vedelaar, inzonderheid aan Mans, die de vrouwen hielp met de bepakking van de fietsen. (Red.)
Jac. van Heeren - Jongkoen (1906-1996) Op een morgen in Januari -wat ik U zeg is geen lariegingen twee dames vroeg op pad uit de Goudsche pijpenstad. Ze waren om vijf uur uit de veren gekropen en zouden in Overijssel eten gaan kopen. Maar, in 't donker viel het een klein beetje tegen: wat waren dat deksels gladde wegen. Het stuur deed niets anders dan bibberen en 't achterwiel ging vanzelf aan 't slibberen. Opeens viel Dina tegen de vlakte. Maar denk niet dat de moed in haar schoenen zakte; welnee, ze besloten moedig een eind te gaan lopen. Maar, toen ging het stuur malle fratsen verkopen. Het stond lelijk scheef; maar een mijnheer kwam te borde en bracht het stuur weer fijntjes in orde. Ze bereikten al spoedig Oudewater onder vrolijk wijvengesnater. Gelukkig begon het toen in 't Oosten te dagen en ze besloten het nu op de fiets weer te wagen. Dat ging naar wens: ze bereikten spoedig Montfoort. Toen zei Dina: "Owee, mijn trapper doet niet zo 't hoort. Hij slaat telkens door, we zullen het wagen eens aan gindsen marechaussee om hulp te vragen". Die man dacht: "Och hé, wat een schat van een kind" en was onze Dina heel vriend'lijk gezind. Maar, terwijl hij meefietste en hoorde van een verloofde was het, of 's mans enthousiasme wat doofde: hij zei: "Dat is werk voor een fietsenmaker, hoor", en fietste toen gauw er lustig van door. Die fietsenmaker vonden we in Utrecht al gauw. En die zei ons: "Het zit hem alleen in de kou". Gerustgesteld fietsten we kalm zo als 't hoort en bereikten al spoedig Amersfoort. Daar zouden we nuttigen onze erwtensoep, al was het desnoods op de rand van een stoep. Maar zeg, lieve mensen, nu moet je eens horen: 15
de erwtensoep was onderweg stijf bevroren. Wat nu met bevroren soep te beginnen? Dat zaakje krijgen we zo nooit naar binnen. We hebben toen maar bij een huis aangebeld. En de vrouw, die daar woonde, de geschiedenis verteld. Dat goede mens wist natuurlijk wel raad: ze warmde ons soepje, en weer helemaal paraat, fietsten we weer verder, vol moed en vertrouwen, want we wisten, dat dit reisje ons nooit zou berouwen. Door Nijkerk heen, langs Putten en zo kwamen we vrij spoedig in Ermelo. Maar, owee, daar had men flink zout gestrooid, 't Was goed bedoeld, maar 't hielp ons niets, we konden er niet verder met de fiets. Toen maar gaan lopen tot Harderwijk. Eenmaal daar gekomen, voelden we ons toch rijk. We hadden 't er aardig afgebracht en zochten onderdak voor de nacht. Maar eerst wilden we nog wat eten, want dat moet je onderweg niet vergeten. Er passeerde ons een mijnheer, die zei: "U moet weten: je kan in de Finofabriek soep gaan eten." Toen kwamen we terecht bij heel gastvrije mensen en hadden 't zo goed, als we maar konden wensen. We werden onthaald op melk, pannekoek en brood. Dus die avond hadden we met 't eten geen nood. Voor de nacht een fijn bed, en onder vrolijk gesnap gingen we 's morgens vroeg weer op stap. We moesten weer lopen, de sneeuw lag De twee vrouwen, Co en Dina, die de te dik. En toen ging het dooien, werd het allemaal slik. Toen tocht maakten en het gedicht schregingen we langzaam op Wezep aan. Daar kwamen we voor ven. een lastig geval te staan. Het wiel van tante Co ging raar marchanderen. Ze dacht: "Wat zal daar nu weer aan mankeren." De as was gebroken; o lieve grut, wat zaten we toen toch lelijk in de put. Was Mans nu maar bij ons, die wist wel weer raad, want dat is altijd een man van de daad. Na veel zoeken en heen en weer gestuur - ze wezen ons van het kastje naar de muurwas er een man, die vond nog een as. Wat waren we toen toch ineens weer in onze sas. Toen ging het vrolijk op Zwolle aan en belden daar bij een dominee aan. Die goeie man zei: "Komen jullie maar binnen." Ze wilden er net met de maaltijd beginnen. Daar kregen we toen ook weer heerlijk te eten. De ondervonden gastvrijheid zullen we nimmer vergeten. 's Morgens vol moed opgestaan, want nu ging het op Heemse aan. 16
Maar o, wat viel dat toch bitter tegen; wat waren het schrikkelijk slechte wegen. Dan weer eens fietsen, dan weer lopen. We kregen 't gevoel dat we kwamen gekropen. Toen zei tante Co: "Wat is dat voor geluid?" Daar puilde de binnen- de buitenband uit. Wat nu te beginnen? Een stuk buitenband gepakt -want Dina had wel eens meer met dat bijltje gehakthet bandje gelapt en, waarempel, 't ging goed. We togen weer verder, per fiets en te voet. Toen kwamen we bij een verboden terrein en dachten: "Wat zal dat nu weer zijn?" We gingen een zij wegje in en toen over een spoorlijntje. Heus mensen, het was om de drommel geen geintje 't Was hobbeldebobbel met de fiets aan de hand. We dachten: "Waar zijn we nu toch beland?" Toen ging daar opeens zo'n vuurspuwend monster vlakbij ons de lucht in; we verstijfden van schrik. Een V 1, die, volgens gewoonte, mislukte. We hadden weg kunnen zijn in één ogenblik. We begonnen pas later goed te beseffen wat een vreeslijk lot ons daar had kunnen treffen. We fietsten weer verder met de beef in ons benen en gingen zo gauw mogelijk van die vreselijke plek henen. Toen daar opeens tante Co viel met de fiets. De voet er dwars onder; dat was toch weer iets om even te lachen, wat we dan ook deden. En toen maar weer lopend verder gegleden. Tot, daar opeens, de weg werd weer beter. We kregen wind mee, nu, dat was me wat. Maar, na een half uur fietsen, we opeens moesten merken, dat we ons bevonden op een heel verkeerd pad. Maar weer terug, dan natuurlijk wind tegen. Wat werden we het nu van lieverlee zat. Maar eindelijk, daar kwamen we een postbode tegen. We dachten: "Die man heeft verstand van het pad." "Mijnheer, hoe lang is het nu nog naar Heemse?" "Een goed uurtje lopen, dan heb je 't gehad." Maar, na een goed uur, toen al weer eens vragen aan een man, die daar aan kwam: "Hoe lang nog mijnheer is het lopen naar Heemse?" Toen hoorden we weer "Een uurtje nog dames." We stonden te kijken, of we water zagen branden en kregen 't gevoel, nooit in Heemse aan te landen. Maar weer een uur lopen en onderwijl hopen, dat we er dan toch nog die dag zouden zijn. Toen gingen we naar een viersprong aan 't zoeken. Als we daar eenmaal waren, dan kwam het wel goed. Als we de molen maar zien, dan komen we er zeker.
En die gedachte gaf ons steeds moed. Tot daar opeens, daar zien we het liggen: Het huis, waar ons hunk'ren steeds op was gericht. O mensen, wat was in ons hart toen een jubel. Jullie rondom de kachel, dat was een gezicht. Daar brak de spanning; 't was even te veel. Maar wat een vreugde werd toen ons deel. De dagen, die volgden, waren één feest. Maar nu begeeft me de dichtersgeest. We zullen dit gewoon vertellen en de terugreis weer op rijm gaan stellen.
Nu, beste mensen, hoe we de dagen bij U doorgebracht hebben, is U bekend. Maar nooit kunt U zich voorstellen wat het voor ons geweest is; om nooit te vergeten! Dat heerlijke eten; dat hartelijk meeleven van alle kanten! Wij zijn overladen met weldaden. Nee maar nu geloof ik, dat ik geen gewone brief meer kan schrijven. Het rijmen gaat vanzelf. Dat heb je van grote geesten. Maar soms zitten we een uur op het puntje van ons potlood te bijten; daar praatje natuurlijk niet over. Mans, we zullen ons best doen, dat het knal wordt. Je hebt aan ons zoveel tijd en moeite besteed, dat, al zou het uren of dagen kosten, een gedicht moetje hebben. Maar we krijgen een brief terug, hè? En nu de terugreis. Vooruit, daar gaat-ie! Beladen met een rijke buit trokken wij 's morgens Heemse uit. Maar wat een tegenvaller was dat: De wegen waren vreeslijk glad. Zo konden wij niet fietsen gaan, of we moesten de helft van ons eten laten staan. Maar bij ons thuis wachtten hongerige magen, daarom kozen wij moedig de benenwagen. Wat een geglij, wat een geglibber en wat had ons stuur toch geweldig de bibber! En zakte ons fietsje, dan konden we 't niet houwen. We leerden toen wel als een kerel te sjouwen. Zo kwamen wij weldra in Lutten aan en dachten: "Ziezo hoor, 't zal verder wel gaan." Daar klapte Dina's band, over de brug. O, we wilden zo wel weer naar Mans terug. Maar toen kwam er een man met een meelijdend hart die zag er ons Dientje staan met haar smart. Hij riep toen zijn zoon, die op bed lag, en zei: "Maak jij nu dat arme kind eens gauw blij." Wat deed die spontane hulp ons weer goed. We togen weer verder met nieuwe moed. Toen bij een bakker onze pap opgegeten. Die aardige mensen zullen we ook niet gauw vergeten. Nu maar weer lopen op Zwolle aan. We dachten: "Dat krijgen we vandaag wel gedaan."
18
(Uit Dr. L. de Jong, de bezetting deel 5 uitg. Querido, Amsterdam 1965)
Stephanoten Mededelingen van het bestuur en werkgroepen Bijlage Rondom den Herdenbergh
1e kwartaal 2005
UITNODIGING Voor de jaarvergadering van de Historische Vereniging Hardenberg e.o. op maandag 23 mei 2005 om 20.00 uur in De Schakel te Hardenberg. Agenda jaarvergadering. 1. Opening 2. Jaarverslag 2004 3. Financieel verslag 2004 De jaarverslagen zullen in de zaal worden uitgereikt. 4. Verslag kascommissie en benoeming nieuw lid kascommissie. 5. Bestuursverkiezing Voordracht: Fred Hamhuis en Lucas Odink (vacatures 2004) Aftredend Jan Sierink (2005) 6. Eventuele overname van museale taken van de Gemeente Hardenberg. Toelichting punt 6 volgt tijdens de vergadering. 7. Mededelingen publieksactiviteiten (excursies) 8. Rondvraag en sluiting. Aansluitend een video-presentatie van verenigingsactiviteiten uit de afgelopen jaren.
NIEUWE LEDEN E.J. Hekman T. Hartgerink DJ. Nijeboer J. Lugies J. Hazelaar G. Pullen A.G.M, van der Wurff J.C. Minnes J. Geertjes G. Veldhuis J.M. van der Gorcum-ten Wolde R. Jonkhans R. Veneman J. Luisman DJ. Breukelman-Grendelman L. Dekker E.J. Luisman H. Bakker-Heldt J. Boers H.L de Lange C. van der Klauw
Emtenbroekerdijk 29 Elzenlaan 17 Z|waluwstraat 2 Hoogenweg 67 Adm. Helfrichstraat 59 Krüserbrink 8 Beekberg 89 Luxemburglaan 273 Koppellaan 10 Tollenstraat 82 M.C. Verloopweg 59 Stobbenhaarweg 20 Hoopsteeweg 21 W. Hentostraat 4 Jac. v. Riemsdijkstraat 24 Ooievaarstraat 263 Adm. Helfrichstraat 73 Spaanskamp 8 Spaanskamp 12 Rheezerweg 109 Vechtvoorde 92
7694 TJ Kloosterhaar 7771 DJ Hardenberg 7772 AS Hardenberg 7792 VE Venebrugge 7772 BZ Hardenberg 7772 XM Hardenberg 7772 DS Hardenberg 1966 BM Heemskerk 7772 AK Hardenberg 3881 JV Putten 3956 BM Leersum 7791 HE Radewijk 7695 SJ Bruchterveld 7692 AM Marienberg 7772 AS Hardenberg 2162XNLisse 7772 BZ Hardenberg 7771 BT Hardenberg 7771 BT Hardenberg 7694 RJ Rheeze 7772 VC Hardenberg
J. Th. Jonkman G. Timmerman A.M. Stoevelaar A.J. Kompagne S. Bouma G.J. Gerritsen B. van der Veen F. van Laar
Vechtvoorde 120 Jasmijnweg 67 Rembrandtstraat 9 Hoogenweg 63 Hardenbergerweg 431 Kollergang 2 Rijssensestraat 92 Roggestraat 82
7772 VC Hardenberg 3852 GH Ermelo 7771 XE Hardenberg 7792 VE Venebrugge 7696 BS Bruchterveld 7773 NH Hardenberg 7641 NL Wierden 7683 AJ Den Ham
EXCURSIE ARNHEM De jaarlijkse grote excursie gaat deze zomer naar Arnhem en omgeving. Op het programma staan bezoeken met rondleidingen aan kasteel en tuin Middachten in De Steeg, de wijnkelders met daarbij het Nederlands wijnmuseum van Robbers & Van der Hoogen (sinds 1842) in Arnhem en het Airborne Museum in Oosterbeek , het voormalige Britse hoofdkwartier van de Slag om Arnhem in 1944. De glazen lift in de uit de as verrezen Eusebiustoren brengt de bezoeker desgewenst tot op 73 meter hoogte met grandioos uitzicht rondom de 'brug te ver' en passeert (met 53 klokken) het zwaarste nog spelende carillon van Europa. Via een bezoekje aan het winkelcentrum van Arnhem langs de Hoge Veluwe terug naar huis. Bij voldoende belangstelling kan men kiezen uit drie data: vrijdag 17, dinsdag 22 en woensdag 23 juni. Prijs ? 40,00 p.p. Vertrek 8.00 uur vanaf Stephanusplein / gemeentehuis. Terug ca 20.30 uur. Kaartverkoop in de Historiekamer, Voorstraat 34, Hardenberg. (een idee: broodje mee / koffie in de bus gratis)
KASTEEL MIDDACHTEN Middachten wordt voor het eerst vermeld in het jaar 1190. De huidige vorm dateert uit het eind van de 17e eeuw. Door vererving is het beheer van het landgoed nu in handen van de 24ste Vrouwe van Middachten, Isabelle Gravin Ortenburg-Gravin van Aldenburg Bentinck. Omdat Middachten nooit is verkocht en van de ene generatie op de andere is overgegaan, is het zo 'compleet' gebleven. Daarom is het kasteel ingericht met de oorspronkelijke inboedel van vier eeuwen. De fraaie tuinen vinden eveneens hun oorsprong in de 17e eeuw.
AIRBORNE MUSEUM In september 1944 vochten ruim tienduizend man Britse en Poolse luchtlandingstroepen in Arnhem en omgeving. Hun doel was het veroveren van de Rijnbrug. Zeshonderd van hen wisten de brug te bereiken. Wachtend op versterking vochten zij vier dagen lang om het behoud ervan. De rest van de troepen lukte het niet hen te bereiken. Slechts 2293 militairen lukte het om naar hun land terug te keren. Het museum geeft met authentiek materiaal, originele filmbeelden, levensechte diorama's en een audiovisuele presentatie een indringend beeld van de tragedie die zich in en bij Arnhem heeft afgespeeld.
EMSLANDLAGER Vijftien verschrikkelijke kampen net over de grens. Kamp Alexisdorf / Neugnadenfeld in de gemeente Emlichheim was er één van. In totaal werden er in de jaren 1933 tot en met 1945 circa 80.000 concentratie-en strafgevangenen vastgehouden, terwijl de schatting krijgsgevangenen oploopt tot 180.000. Ongeveer 29.000 mensen overleefden de kampen niet. Pieter Albers uit Emmen vertelt op dinsdag 19 april in De Schakel om 20.00 uur aan de hand van een dia-presentatie over deze Emslandlager. Ook zal dan het bekende lied "Wir sind die Moorsoldaten" te horen zijn. Geen enkel lied, dat in de kampen in de nazi-tijd is geschreven heeft zo'n grote populariteit gekregen als juist dit lied van net over de grens. Reeds voor 1945 was het in alle landen van Europa en in Amerika bekend. Het werd als strijdlied onder meer gezongen tijdens de Spaanse burgeroorlog (1936-1939) en door de verzetsmensen in Frankrijk Gezien de grote belangstelling tijdens de diapresentatie over kasteel Rechteren door Ab Goutbeek op 23 februari (tot de laatste plaats bezet) lijkt het ons beter belangstellenden te vragen dit keer vooraf een gratis toegangskaart te halen in de Historiekamer, Voorstraat 34 Dan weten we van te voren hoeveel tafels er al of niet in de zaal kunnen blijven staan. 2
Op zaterdag 24 september volgt een dag-excursie langs de voormalige kamplocaties. Hiervoor zijn eveneens kaarten verkrijgbaar in de Historiekamer (prijs ? 27,50 / inclusief expositie en lunch in Papenburg)
VJT - BEVRIJDINGSTOER Op de zaterdagen 9 - 16-23-30 april worden rondritten langs gedenkplaatsen uit de oorlog in de gemeente Hardenberg georganiseerd. Bij voldoende belangstelling om 9.30 uur en om 14.00 uur. Deelnemers die in Dedemsvaart een kaart kopen bij de Multi Media Shop (Julianastraat 12) vertrekken vanaf de parkeerplaats bij de kalkovens. Zij die op het Stephanusplein / gemeentehuis in Hardenberg willen instappen, kopen een kaart in de Historiekamer, Voorstraat 34 (tussen 9 en 12 uur) De kaarten van Dedemsvaart en Hardenberg zijn niet verwisselbaar. Het betreft dezelfde route (bijna 4 uur) voor dezelfde prijs. ( ? 10 p.p /jeugd ? 5 p.p)
KLEPPERTOER 2005 Traditiegetrouw start in de maand mei weer een nieuwe Kleppertoer. Zoals te doen gebruikelijk met dezelfde beproefde (vertel) formule maar met een totaal andere route. De route slingert dit keer aan weerszijden van de provinciegrens tussen Drenthe en Overijssel. Een grens die voor een groot gedeelte wordt gevormd door het sterk kronkelend riviertje de Reest, ook wel genoemd de 'grootvorstin der Drentse stromen'. Het Reestdal is het resultaat van een uniek samengaan tussen mens en natuur. De boeren zijn de Reestlanden eeuwenlang op dezelfde manier blijven beheren door ze regelmatig te hooien en niet te bemesten. Zo ontstonden er aan weerszijden van de beek bloemrijke hooilanden waar plantensoorten groeien die elders in Nederland buitengewoon zeldzaam zijn. Ook bezienswaardigheden als Oud Avereest, de Ommerschans en het Kalkovencomplex in Dedemsvaart doen oude tijden herleven. Verkoop van buskaarten (ad ? 10 p.p) in de Historiekamer, Voorstraat 34 te Hardenberg (tussen 9 en 12 uur). De eerste rit is op dinsdag 17 mei vanaf het Stephanusplein / Gemeentehuis om 18.00 uur (vanaf 2 augustus om 17.00 uur) In principe rijden er wekelijks bussen op dinsdag- en woensdagavond tot de maand september. Rolstoelgebruikers vooraf melden. Groepen kunnen ook afspraken maken voor ritten op afwijkende tijden en opstapplaatsen.
VAN 'T IEN OP 'T AANDER Een nieuwe bundel met verhalen en gedichten in de streektaal van Henduk van 't Westende is op zaterdag 19 maart in de Historiekamer gepresenteerd. Henduk weet ook nu weer (na zijn eerste bundel Tiedverdrief) allerlei herinneringen uit het verleden op een fijnzinnige manier tot de verbeelding van de lezer te laten spreken. Zo wordt een stukje herkenbare geschiedenis van de eigen streek doorgegeven aan de volgende generaties: Van 't ien op 't aander. Verkrijgbaar in de Historiekamer. Prijs ? 6.00
EXPOSITIE HISTORIEKAMER Van 8 april t/m eind september is er in de Historiekamer, Voorstraat 34 een expositie met de titel "Van mobilisatie tot dekolonisatie" Met allerlei materialen, zoals dagboeken, brieven, aanplakbiljetten, kleding en oude films wordt geprobeerd een beeld te schetsen van de oorlogsjaren en van het leven van Hardenbergse militairen in Nederlands-lndië en Nieuw Guinea. Openingstijden: dinsdag t/m zaterdag van 13.30 tot 16.30 uur. Groepen op afspraak.
NOG MEER 60 JAAR BEVRIJDING Van 20 april t/m 7 mei : parallel aan de Anne Frank tentoonstelling een expositie over werkkamp Molengoot in de Voorveghter (van 9 tot 15 uur). RTV Oost zendt op 29 maart een documentaire van dit werkkamp uit. Mensen die daar verbleven vertellen daarin hun verhaal. Van 20 april t/m 7 mei: expositie werkkampen Balderhaar en Kloosterhaar in het dorpshuis te Kloosterhaar.
AANWINSTEN Apeldoorne. Woord veur woord
ontvangen van Dialectwerkgroep Hermen Bomhof in Apeldoorn Ugchelen (in ruil voor Plat ni-js uit Rondom) KrekWa'j - Zek, zegswiezen uut 't Oost-Veluws dialekt (Dialectgroep Hermen Bomhof) - Transcripties -, door Gezinus Grissen: Register van aangegeven lijken Vriezenveen 1806-1812, Trouwboek Vriezenveen 1681-1795, Lidmatenboek Vriezenveen 1792-1858, Doopboek Vriezenveen 16971816. - Ontvangen van Piet Hemmes Hardenberg: boekje Hervormde Kerk Hardenberg 1848-1998, en Hardenberg de eeuwen door, pentekening Hardenbergh 1725, enkele folders en oude Rondom's. - van K. Vinke Hardenberg: boek "Vinke en Co 1860-1985" - van Mev. Klooster uit Arnhem: schoolfoto Chr.Nat.school Hardenberg 1920, en bonkaarten van 1948. - Jaarboek CBG 2004. - boek, Het vechtdal overstroomd. - Memoires van Bönne Ruijs. - Overijsselsche Historische Bijdragen. - Natuur en Wandelgebieden in Nederland. - Euregio Museumgids. - Jubileum boek MC. De Gasschoeve 30 jaar. - van Jan Wolthuis, bacosleutel en benzinedop uit oorlogsvliegtuig. - door Gerrit van Faassen, Almelo: Index geboorten Hardenberg 1 mei 1941 - 31 december 1960 Index huwelijken 1923 - 31 december 1960 Index overlijden 1930-31 december 1960 - Mil. Zakboekje van Antonie en Hendrik Jan Santman. - van G.J.Veldhuis: folder Ruilverkaveling Hardenberg Oost maart 1980. - van de Fam Mulder-Hulsegger: katoenen broeken met kant en een rol linnen. - van Fam. Rengeling: 1 houten PTT kist gebruikt door postbode Meijer. - van v.d.Wulp: Jubileum uitgave, De Koppeling 100 jaar Aleida Kramer, boekje, Abraham gezien, 50 jaar Parochie Onze Lieve Vrouw van Fatima 1951-2001 De Belte (Slagharen). - van Mevr. Wolthuis: foto's van echtpaar Balderhaar-te Velde en Mevr. Balderhaar, verdronken in het Zwarte Water tijdens de oversteek met pont. Hij was Burgemeester van Genemuiden. Ze zijn begraven op het oude kerkhof in Hardenberg. - van Mevr. De Jong-Zweers: boek, Tussen Sawahs en Bergen en Daar werd wat groots verricht. - van de fam. Ensink: 2 paar schaatsen, houten noren. - van de fam. Meijer-Nijland: 4 zwarte jurken, gedragen circa 1935 te Hardenberg-Gramsbergen. - boekje, De Martelaars der eerste Christengemeente. Door G.C.Hoogenwerff.
KALENDER Vanaf 8 april t/m september expositie Van mobilisatie tot dekolonisatie. Historiekamer Zaterdagen 9 / 1 6 / 1 3 / 3 0 april VJT-Bevrijdingstoer 9.30 en 14.00 uur vanuit Dedemsvaart en Hardenberg (kaartverkoop zie boven) Dinsdag 19 april dialezing over Emslandkampen / 20.00 uur De Schakel Van 20 april t/m 7 mei expositie Anne Frank en Kamp Molengoot. Voorveghter. Van 20 april t/m 7 mei expositie Kampen Balderhaar / Kloosterhaar. Dorpshuis Kl.haar. Vanaf 17 mei wekelijks op dinsdag en woensdag - Klepperavondtoer / 18.00 uur Stephanusplein (in augustus 17.00 uur) Maandag 23 mei jaarvergadering met video presentatie / 20.00 uur De Schakel Vrijdag 17 juni bus 1 excursie Arnhem en omgeving / 8.00 uur Stephanusplein Dinsdag 21 juni bus 2 excursie Arnhem en omgeving / 8.00 uur Stephanusplein Woensdag 22 juni bus 3 excursie Arnhem en omgeving / 8.00 uur Stephanusplein Zaterdag 24 september busexcursie Papenburg / langs locaties Emslandkampen 8.00 uur Stephanusplein 4
Maar tegen de tijd dat het duister ging vallen, moesten we zorgen voor 't slapen gaan. Dat viel ons tegen: overal waren al mensen en daarom kregen wij het zo gauw niet gedaan. Tot, 's avonds half acht-het was bij Zwolle Karspeldaar liepen we in 't donker-wat waren we moetoen in de verte zagen we een lichtje: 't Was een man op een fiets en die kwam naar ons toe. "Wat zoek jullie, dames?" "Een huis om te slapen. We wilden graag onderdak zijn voor de nacht." "Dan kan ik U helpen. Gaat hier maar dit pad op, het derde huis links, U haalt zeker geen strop." De man reed door en wij volgden zijn raad, maar raakten verward in een hoop prikkeldraad. Daar stonden we in 't donker, bedroefd en verslagen. We riepen om hulp en die kwam gauw opdagen. Maar toen was de band van tante Co weer te vellen. Gelukkig konden we gauw bij een fietsenmaker bellen. Die wilde ons helpen, ook met verblijf voor de nacht. We hebben die bij de koeien doorgebracht. Tante Co zat geducht in de rats over haar man, want de razzia's in Gouda hoorden we steeds van. Dat hield ook de slaap wel wat uit de ogen en 's morgens zijn we weer verder getogen. Maar dat was geen doen haast; de wind was zo sterk. Nee, dat was eigenlijk geen vrouwenwerk. We zeulden maar voort met onze kostbare last en hielden maar stevig ons stuurtje vast. O, wat een gemartel! We hielden ons goed. Maar tante Co had geducht pijn aan haar voet. "Als ik maar over de brug ben", zei ze telkens weer, dan zet ik wel ergens mijn vrachtje neer. Dan kan ik weer fietsen, want lopen, o nee, dat valt met mijn pootje niet mee. Toen kregen we een geweldig hoge brug. Daar schrokken we wel wat voor terug. Maar we moesten erover, dus tanden op elkaar. En we zijn er gekomen, ja, reken maar. Maar ampertjes hadden we 't achter de rug, daar had je waarempel al weer zo'n hoge brug. Van paaltje tot paaltje steeds maar rusten weer. En o, wat deed dat nare pootje toch zeer! Geweldig, wat was er die storm toch een straf. Hij sneed er je adem gewoonweg af. Maar over de brug, daar zagen we een kerk. We zeiden tegen elkander: "Dat is goed werk." We gingen er heen en belden toen aan. Door een vriendelijke juffrouw werd open gedaan. Ze zei: "Kom maar binnen." We aten ons brood;
we kregen heerlijke koffie en klaagden ons nood. De pastoor, die daar woonde, was een zeer goede man. Hij wilde ons helpen en bood ons toen an een deel van ons eten voor ons te bewaren; ook een poosje te rusten, om kracht te vergaren, tegen die geweldige stormwind weer verder te gaan. Na een poosje begonnen we wat op te knappen en besloten toen maar weer op te stappen, om onderdak te zoeken voor de nacht. Aan de overkant in een school konden we terecht. Maar dat beviel de Duitse soldaten maar slecht. We moesten allemaal weer vertrekken gaan. Twee kilometer verder had je weer een school staan. Dan daar maar weer heen, door sneeuw en door regen. We hadden natuurlijk de wind nog steeds tegen. Kletsnat kwamen we toen in de school aangelopen en zijn eerst een poosje bij de kachel gekropen. Om half negen werd er taptoe geblazen. We hoorden de wind buiten steeds nog razen. Hadden we toen maar een deken bij ons gehad! Van slapen kwam niet veel: we waren zo nat. De andere dag gingen we bijtijds weer verder. Het stormde nog steeds, wat was dat toch een strop! En, ofschoon we die dag toch weer moedig begonnen, gaven wij het na vijf kilometer weer op. In Wezep aan een boer vroeg ik: "Mogen we hier zijn? Tot de wind wat gaat liggen? Mijn voet doet zo'n pijn." Dat werd aarzelend toegestaan. Toen zijn we voor de boerin flink aan het breien gegaan. Daar schenen we wel de goede snaar mee te raken, want dadelijk ging ze het ons toen gezellig maken. Een fijne avond volgde. We kregen heerlijk eten. Daardoor was het leed weer een beetje vergeten. Maar 's nachts toen we boven de koeien lagen in 't stro, kwam er weer niet veel van slapen: het stormde toch zo. Toen lag tante Co midden in de nacht nog te praten: ze besloot hier de koffer maar achter te laten. "Het kost, wat het kost: ik moet nu naar huis. Wie weet, wat ze gedaan hebben, dat razziagespuis?" De andere dag stond er nog een stevige wind. Maar we stapten toch op en kwamen gezwind dien dag nog tot Utrecht. Dat was prachtig werk. Och, och, wat brandde het verlangen toch sterk. Maar, hoe dichter we kwamen op Gouda aan, des te meer kreeg ik spijt, dat ik zoveel eten had laten staan. Maar toen we in Utrecht weer waren, bij die aardige mensen, toen dacht ik; "Wat zal ik nu verder nog wensen? Het eten komt wel thuis, ik ga naar man en kinderen toe." Als ik daaraan dacht, was ik opeens niet meer moe. 20
De volgende morgen om kwart over tien, fietsten we Utrecht weer uit, dat had je moeten zien: dikke mist om ons heen; rulle sneeuw op de wegen. Wat viel dat laatste eindje toch ook weer tegen! 't Was tegen den middag dat we kwamen door Montfoort. Maar daar opeens werd de reis verstoord; Het wiel van tante Co ging weer danig aan 't beven, daar de band had besloten het op te geven. Ze zei tegen Dina: "Ga jij nu maar door. Ik zal me wel zien te redden hoor!" En Dientje ging verder op Gouda aan. Toen bleef tante Co in haar eentje staan. Daar ging het weer sneeuwen, dat beviel haar ook slecht. Toen kreeg ze weer moed, want ze had tegen Dina gezegd: "Als mijn man soms nog thuis is, vraag, of hij me komt halen". Daar dacht ze steeds aan, toen ze alleen liep te dwalen. En in Oudewater woonde een vriendelijke man. Die lapte haar bandje, nu blij op Gouda an. En daar buiten Haastrecht, ik kon het haast niet geloven, daar kwam mijn man aangestoven. Wat er toen is gebeurd, heb ik U al verteld, Dat krijg ik heus niet op rijm gesteld. Daarom zullen we 't hier nu maar bij laten blijven en nog een klein woordje toe gaan schrijven. Aardig gedaan, hè Mans? Je moet maar denken: Het is lekenwerk. We hadden het beloofd en nooit zal een belofte met zoveel genoegen nagekomen zijn. Toen jij het steeds maar had over "die arme zondaars" heb je wel zo'n klein beetje kunnen voorzien, wat ons stond te wachten. Maar als jij onze vracht toen niet zo goed had verzorgd en opgebonden, ook onze fietsen verzorgd en wat al niet meer? Wie weet, wat we dan nog hadden afgetobd. Maar nu we thuis waren en ook ons eten kwam, waren we toch zo gelukkig. En, als de brug niet gesloten was, geloof me, we deden het weer. Al was het onder dezelfde omstandigheden. En nu, hartelijk gegroet van die twee Goudsche, die ook vast rekenen op een brief van jou.
In 1950 maakte Mina Vedelaar (re), samen met Truus van Heeren (li) de tocht per fiets van Heemse naar Gouda in één dag. (168 km.) Met dank aan M. RieksVedelaar. 21
Plat ni-js Februari, sprokkelmoand. (Een sproc is in 't middelnederlands een dun takkie). Meestal wordt er noa een streng en laank winter met meer verlangen en ongeduld uut ekeken noar de lente dan noa een zacht winter. In 't joar 1963 zaten de bouwvakkers 13 weken in 't vorstverlet en kwam er half meert pas zachte lucht. Dan wordt de lente optimaal waardeerd maar as in januari de sni-jklokkies en de crocussies al bluit, wordt ze wantrouwend bekeken. Toch verlangt elk mense noar 't veurjoar, noar licht en lange dagen. In de februarimoand van dit joar hef de warkgroep dialect zich loaten inspireren deur de lente, lederiene heftakkies an edragen en zo hebbe wi-j van alles bi-j mekare esprokkeld over dit onderwarp. Samen-ebundeld hef 't onderstoand artikel op eleverd.
J. Luisman-de Jonge Olde zegswiezen * De dagen wordt alweer een hanentred langer * Lichtmis, (2 febr.) dan krabt de hane weer wat lös * Lichtmis helder en kloar gef een goed iemenjoar * De hoender krabt de braand lös (takkies veur 't kachel anmaken) * As in februari de muggen zwarmen, ku'j in meert de oren warmen * Biddag: zundag zonder schoon hemd * De moand meert hef venien in de steert * Zo drok as de kippen veur Poasen * A'j niet te zunig bint met de mest dan rooi ie straks op zien best * 't Regent gros en enten-eier (vruchtbaar weer) * Lopen as een kiefte * Gien borstrok uut veur 1 april * De witte bi-jen vliegt ('t sni-jt) * Din heurt de koekkoek niet weer roepen * Woar de bujjen 's veurjoars langs trekt, goat ze de hele zomer langs * Die hef 't nöst onder de boom liggen (verkering uut) * Din kan 't gros heuren gruien (dat is een opschepper) * Meertse katten (leuten zich dit joar begun februari al heuren) * Koekoek, bri-jboek, leg een ei, in de mei, zonder dop, dikkop
22
Eier zuken Dwalen in de vri-je natuur was vrogger een attractie veur de jeugd. Jongens gungen in 't veurjoar het veld in um nösten met eier te zuken. Veural kievitseier. Die eier worden in een sloot eschierd, en as ze bevrucht waren (voel) legden ze ze terugge in 't nöst. De rest van de eier worden uut ebloazen en an eri-jd. Ok worden d'r akster- en kraaienösten uutehaald. Soms a'j 't geluk um een jonge kraaie te vinden die uut 't nöst evallen was. Die ko'j zo mooi tam maken en allerlei kunsies leren.
Biddag De tweede woensdag in meert is het biddag veur het gewas. Zo'n 50 joar eleden heetten dat een halve zundag of bi-j-zundag. D'r worden karkdiensten ehoalden en de kinder hadden vrij van de schoele en ok het verdere wark lag zo veule mogelijk stille. Veur de geestelijke vorming van jongeren worden er een jeugdappèl of meeting organiseerd. Gekscherend ok wel Jennegiesmarkt enuumd want vake worden doar de grondslagen elegd veur duurzame relaties, evenas op de zang- en toneeluutvoeringen op de oamd van biddag.
Tegenwoordig is er gien sprake meer van een vri-je dag. 't Is een gewone warkdag. Meestal worden die dag ok benut um de moestuun ('n hof) te spitten en spinazie te zeien. Dat spitten gung heel vakkundig. Noadat de tuun bemest was, worden er in de lengte een vore espit en doar mos de mest in verwarkt worden. Dat heetten inbleuten. Een bovenste loage ofspitten was ofbleuten. (bleu-te=kaft) . Soms kon de kalle nog in de grond zitten (loagie vorst) en as er nog sni-j lag, moch dat er niet onder espit worden, want dat deud ofbreuk an de kiemkracht van 't zoad.
Poastied Weken veur poasen worden er deur de jeugd al drok esleept met takken veur 't poasvuur dat op de oamd van poasenmaandag mos braanden. Met palmpoasen kregen de kinder een palmbos. Die palmpoasenstok was versierd met gekleurd crèpe papier en slingers van angeregen eigies en rozienties. Broodhaanties en een sinaasappel maakten de stok compleet. Ze gungen dan in optocht deur de buurte en zungen: haantie op een stokkie, rood rood rokkie, geef mien haantie een stukkie brood aanders giet mien haantie dood. Met poasen at men zich zat in eier en de kinder kregen bovendien een nettie met gevarfde
eier um te kuuln. As het lekker warm veurjoarsweer was zeurden de kinder um "blote mouwen en korte piepen." Op palmzundag of eerste poasdag worden d'r in de karken ni-je lidmaten an eneumen. Veul jonge mensen (soms wel tachtig teglieke) deden zo ongeveer tussen heur 18e en 22e joar, beliedenis van 't geleuf. Dat waren feestelijke diensten. Uterlijk was 't een complete modeshow want elk was op zien poasbest gekleed. Toen de Saksische klederdracht nog in zwang was, dreugen de "jongedochters" bi-j die gelegenheid de witte musse. Later worden d'r hoeden edragen, .
Törf stekken Mensen die gien eigen vennegrond hadden, huurden een stukkie grond. Zodra de vorst uut de grond was begunnen ze met törf te stekken. Hardnbargers huurden meestal in 't Hardnbargerveld. 't Was zwoar wark, dat turfgraven. Veurda'j alles an de rimme hadden, waren d'r heel wat zweetdruppels evallen. Noa een lange dag keken de gravers verlangend in de richting van Hardnbarg of ze de toren ok zagen, "'n Arnbarg, doarmuttopaan", zeden ze dan. Schoonmaak 't Veurjoar ko'j roeken, veural an de koemest want de boeren begunnen direct noa de winter
23
de mest over 't laand te brengen met peerd en wipkarre. Een heel intensief wark. En as dan het lentezunnegie d'r bi-j kwam kregen de huus vrouwen de schoonmaakkriebels. D'r worden wel is ezegd: De aksters sleept met takken en de vrouwluu met beddegoed. Maar ze deden niet zomaar wat raak, d'r zat wel degelijk systeem in die hele onderneming. Eerst de kachel wegzetten en schörstienvegen, dan van boven noar beneden warken, dus van zolder noar kelder. Alles worden grondig onderhaanden eneumen, en dat was wel neudig ok. De hele winter törf en kolen stoken gaf geweldig veul asse en stoeveri-je. Het stof zat in alle hoeken en gaten. En niet te vergeten het ongedierte, zoas moezen en rotten! De kleren, die noar kamferballen reuken, worden allemoale buten elucht. Overal zag ie op zunnige dagen complete garderobes an de liende hangen. Ok 't beddegoed kwam noar buten. Dekens, matrassen, veren bedden en strozakken, 't Olde bedde stro worden verbraand, de beddeplaanken (onderloage) ofeboend en d'r kwam ni-j stro in de bedden. In de kussens en 't peul (= peluw, ok wel pöl enuumd) kwamen ni-je haverdoppen en de beddesteden worden ewit. Alles mos in iene dag kloar want 's oamds mos ie weer kunnen liggen, 't Reuk dan heerlijk fris. De opkamer, sloapkamers en verdere vertrekken kregen in 't veurjoar vake ni-j behang. Dat heetten papier plakken. In de kasten kwam ok ni-j (kraanten-) papier op de plaanken en ze worden van een mooi raandtie veurzien. Op de toafel kwam noa de schoonmaak een ni-j Zwilkie. Ok mossen soms de stoelen opni-j emat worden. In oonze streek zag ie dan vrouw Pater goan met een volgeladen fietse met stoelen. Heur man was stoelenmatter en ze worden dan netties emat en terugge bracht. De boerinnen konden pas an de schoonmaak as het melkvee in de weide was. En dan was 't al mei. De mannen gooiden 't leste stro van de slieten en met riezebessems worden de kappe en de hanebalken eraagd en de deile, de stallen en de gruppe eschrobd. Een riezebessem worden emaakt van barketakken of van brem. De staldeuren en de muren worden ok flink onder haanden eneumen. Het bovenste deel 24
van de muren worden ewit met witkalk en het onderste deel ezwat met paraffine of teer. De vrouwen hanteerden meestal de wittelkwaste. 't Gezegde: een lange vrouw is een ledder in huus, is vaste ontstoane in de schoonmaaktied. Reken maar dat winkeliers die schoonmaakartikelen verkochten het drok hadden. Bi-j Sierink in Hardnbarg kwam een vertegenwoordiger die wel zeumtig dingen uut de kop op kon numen: Wrijfwas, kachelpoets, koperpoets (brasso), schuurpapier (tante blanc), bezems, luiwagens, borstels, boenders, ragebollen emmers, teilen, mattenkloppers, witkwasten, puntdraad, koerepen, schoffels, harken enz.enz.
Maar as dan het huus met bezemen ekeerd was, (keren is vegen) wilden ze d'r ok graag lange van genieten en doarum gung men 's zomers in 't bakhuus of in 't stookhok wonen! Tegenwoordig kampe wi-j niet meer met stof en asse, en grote schoonmaak is een olderwets begrip maar wie op RTL 5 het programma "Hoe schoon is jouw huis?" volgt, schrikt van de puinhoop die sommigen er van maakt. Twee dames goat dan de boel weer schier (netjes) maken. Echter niet volgens de methode van Geze die zee: "Ik hoale van schierigheid", en ze veegden met een riezebessem de kippeköttel van de toafel.
't bezit was van een auto worden er etoerd. Dominees pasten de preke an um 's middags op tied te kunnen deelnemen an een ster- of orienteringsrit. Woar gebeurd Een boer was an 't grösmeien met de mesine. Hi-j markte dat e kort langs een sloot een fazante eraakt had. Het dier mos 't met de dood bekopen. Zien nöst met 13 eier lag er onbeschadigd bi-j. Snel deud de boer de eier in zien pette en gung d'r met noar zien buurman die een broedstofie had. 't Was een geluk dat de eier direct eplaatst konden worden. Noa drie dagen kwamen alle 13 fazanties uut. Ze waren goed gezond en leefden nog lang en gelukkig!
Van meitied In mei verwisselden de boerenknechten en meiden vake van dienst. Ze maakten ofspraken met de ni-je baas en as garantie gaf de boer dan een rieksdaalder. Zo wun de boer een knecht. Dit heetten winkoop. As de knecht of meid van de dienst ofzag mos die winkoop terugge betaald worden. "Meitied-trouwtied" Huwelijken worden vrogger ok vake in mei esleuten. Iene van de redenen was dat de deile en de stal mooi schone waren en de brulfte dus thuus eholden kon worden. Hemelvoartsdag Een vri-je dag veur jong en old. De sportief-sten gungen 's morgens vrög dauwtrappen en verder was 't een "nationale fietsdag". D'r was argens een concours hippique of een voetbaltoernooi en 's oamds trad er soms een gezelschap op in de openlucht (Gien popconcert maar de Boerties van Buten met Gait Jan Kruudmoes, of de Wama's). Toen men later in
Lentepoëzie Hadden de mensen vrogger eigenlijk wel tied um echt van de lente te genieten? Het lag in ieder geval niet an de dichters van de talloze lenteliedties die wi-j in oonze jeugd op schoele leerden. In alle talen en toonaarden is de lente en in 't bijzunder de meimoand bezun-gen. D'r speult oons nog steeds een heel bekend nummer deur 't heufd, dat over ezet in de streektaal as volgt luudt: As de winter vlucht veur de lentelucht, en de zunne 't ni-je leven wekt, as een bloesemkroon met heur teder schoon in de hof de naakte twiegen dekt, dan zingt al wat leeft en zingen kan verblied: Wees gegroet volschone lentetiedl Ja, oons harte gluit, nou 't vioeltie bluit en oons 't madeliefie tegenlacht En met bliede klaank brengt wi-j oonze daank veur de zunneglaans en bloemenpracht. Zo weerklinkt oons vrolijk lied dan wied en zied: Wees gegroet volschone lentetiedl
25
Dichter en lezer in Hardenberg (3) - gedichten over Hardenberg van Guillaume van der Graft We vervolgen de bespreking van de gedichten over Hardenberg van Guillaume van der Graft. Zowel de Hervormde kerk van Heemse, het witte kerkje, als de Hervormde kerk van Hardenberg zijn onderwerp voor een gedicht geweest. Beide komen o.a. in deze bijdrage aan de orde. De gedichten worden met toestemming van de uitgever in hun geheel geciteerd uit de verzamelbundel 'Mythologisch'van Van der Graft, uitgegeven door Uitgeverij de Prom, Baarn in 1997.
K. Oosterkamp Het korte gedicht Heemse is opgenomen in de bundel Landarbeid (1950).
HEEMSE Het kerkje staat een middeleeuw te veinzen in alle onschuld, als een eierschaal gebroken wit, de kleur van integraal. Binnen heerst nog altijd een stenen trance, wat men verwacht is een kiemende taal. Het daglicht maakt een knieval door de vensters. Vorm Het gedicht is niet strofisch ingedeeld, waarschijnlijk omdat er 'maar' zes regels zijn. Ook heeft het geen bepaald rijmschema: het -aal rijm draagt bij tot de eenheid van het gedicht. Inhoud Opmerkelijk is in regel 1 het enkelvoud middeleeuw. Meestal spreken we van middeleeuwen, alleen in het meervoud. Het kerkje staat te veinzen: te doen alsof. Historisch onderzoek heeft aangetoond dat er in de 13 de eeuw in Heemse al een kerk was. Uiteraard staat die kerk er niet meer: verbouwingen, restauraties en uitbreidingen hebben in de loop der tijden het origineel ongedaan gemaakt. Toch wordt er nog gesproken van 'het middeleeuwse kerkje van Heemse', maar dit is dan maar bij wijze van spreken, niet echt, dus geveinsd.
26
Bovendien suggereert een 'middeleeuws' kerkje een illusie van een ononderbroken continuïteit van christelijke gemeenschap. Het kerkje kan het niet helpen: het staat daar in de kleur van de onschuld. Wit is de kleur van het daglicht, integraal samengesteld door de kleuren van het spectrum. Binnen heerst nog steeds een toestand van verrukking, van gespannen verwachting. Hier verwacht men een taal te horen die het leven laat kiemen, laat beginnen. We betrekken dat kiemende op eierschaal: de kerk als plaats waar het leven wordt aangekondigd. Het daglicht valt door de vensters naar binnen en vanwege de gewijde ruimte maakt het een knieval.
In de bundel Het oude land (1957) wordt in een aantal gedichten gereflecteerd op de periode in Hardenberg.
HARDENBERG Hardenberg was geen gedicht. Het had in Van Lenneps Vaderlandsche Historiën zijn sporen diep nagelaten met Rudolf van Coevorden, Gijsbrecht van Aemstel en de bisschop van Utrecht. Nu echter bestond het uit maar twee straten, twee kerken, twee scholen en daaromheen al dat middelbare van een welvarende burgerjuffrouw maar lief altijd beter dan nuffen als Bussum of Aerdenhout, een mens waar men van houdt en met een gezicht waarin men de regels van het gedicht toch meent te herkennen. Vanouds op haar schoot als een poes de markt, aan haar voet als een hond het land. Vorm Wat de vorm van de gedichten betreft zien we dat 'typische dichtvormen' als (eind)rijm en metrum meer en meer worden losgelaten. Op het eerste gezicht en gehoor lijkt het alsof er gewoon wordt verteld, in een pratende - parlando - stijl. De zinnen worden echter wel gestructureerd in regels met een eigen ritme. Deze zichtbare lay-out maakt het gedicht als zodanig herkenbaar. Daarnaast, en dat is veel wezenlijker, is er het geconcentreerde taalgebruik, de beeldspraak en gelaagdheid. Inhoud Hardenberg was geen gedicht: te waar (te werkelijk) om mooi te zijn? Het woord gedicht in tegenstelling tot het geschiedenisboek: fictie tegenover werkelijkheid! Dat geschiedenisboek is echter wel enigszins problematisch. De titel Vaderlandsche Historiën was nergens in verband te brengen met een auteur Van Lennep. We moeten het
verweer van W Barnard (brief 15-4-2004) dus maar voor lief nemen: Ik betwijfel of ik dat heb geverifieerd. Een dichter is een leugenaar. Hij boetseert de realiteit naar zijn beeld. (...) Maar het kwam mij goed uit.' De namen Rudolf van Coevorden en de bisschop van Utrecht worden in elk geval terecht met de Hardenbergse geschiedenis verbonden. Nu echter: de tegenstelling toen/nu drukt teleurstelling uit. Niet meer roemrucht, maar klein en burgerlijk: middelbaar niet jong, niet oud-, maar ook in de betekenis van middelmatig. De herhaling van twee ondersteunt dat: twee straten, Voorstraat en Achterstraat, maar ook de overzichtelijke indeling van kerken en scholen. Toch is Hardenberg ook gewoon zichzelf, zoals het nu eenmaal is, - niet nuffig en zonder al te veel kapsones - en waar je van kunt gaan houden. In de mensen wordt (soms) het gedicht zichtbaar: haast te mooi om waar te zijn!
27
In de laatste regels wordt de tegenstelling tussen vroeger en nu opgeheven: Vanouds = vroeger en nu, gevat in de beelden van de poes
(huiselijk, gezellig) en de hond (trouw, onafscheidelijk).
IN DE HUISKAMERS Hardenberg, in de huiskamers Ter Gedachtenis aan uw Belijdenis, Uw goud-op-fluwelen Huwelijk, twee koekjes bij de doorlopende koffie en een ereplaats in de hitte van het verterende haardvuur bij een begrafenis. Hardenberg, 's winters de slacht in de schoorsteen, koeien vlak achter de kalk van de bedstee diep loeiend bij liefde en ziekte en de stilte die klam om het hart van de velden slaat als het herfstvuur is uitgebloeid, de visites beginnen met januari. Zeven jaar nu al geleden. Vorm Een ongeleed gedicht van zestien regel, opnieuw zonder rijm en metrum. Inhoud Terugdenkend aan Hardenberg, zeven jaar geleden al: waar blijft de tijd! De dichter ziet de huiskamers nog helder voor zich. Het gedicht bestaat, even de slotregel niet meegerekend, uit twee parallelle woordgroepen (geen zinnen!), beide ingezet met het woord Hardenberg. De wandteksten ter herinnering aan belijdenis en huwelijk (die volgorde!) omlijsten het dagelijks leven met twee koekjes bij de koffie en er was doorlopend, voortdurend koffie. De ereplaats - voor de voorganger - was bij het haardvuur, verterend: vanwege de warmte en ook vanwege het opgelaten gevoel van 'leven boven je stand'. Het tweede deel spreekt van de winterse beslotenheid, hier symbolisch voor het isolement. In dat isolement is men zelfvoorzie-
28
nend: de slacht zorgt ervoor dat men de winter wel doorkomt. Onder hetzelfde dak de dieren en de mensen, zeer op elkaar betrokken: de dieren zijn slechts gescheiden van liefde en ziekte van boer en boerin door een enkele muur: zij begeleiden hen met hun geloei. Buiten wordt het stil en doods op het veld. In januari, na nieuwjaarsdag beginnen de visites. Volgens een vast patroon van bezoek en tegen bezoek komen buren en familie bij elkaar. 'Tja, dat eindeloos bij elkaar de ronde doen, dat alsmaar verkeren in de kring van 'ons volk', ik begreep er niets van. Het leek mij benauwend ......en toch ook benijdenswaar dig'!! De geborgenheid! Maar ook de 'opge slotenheid'!! (W.Barnard, brief 15-4-2004) De laatste regel drukt niet alleen bewustwor ding van de vliedende tijd uit, maar er is ook iets van vertederende herinnering in te lezen, zeven jaar later (en zeven is meer dan zes plus één).
DE KERK Dit is dan de kerk van het bloed op de stoep, gedateerd 1847. Een soort broodtrommel met aan het eind Een heel brood recht overeind. De ramen zijn gotisch of wat daarvoor dan doorgaat. De ingang was aan de Voorstraat, min of meer corintisch; men ziet dat in deze provincies Meer, het betekent niet veel: een renpaard op de deel. De preekstoel binnen, de ruif was ook nogal hoog verheven, een bergrede op zichzelf. Ik stootte de kuif van mijn preek tegen het houten gewelf: ik keek niet genoeg naar beneden. Ik herinner mij levendig toen de kerk pas was verbouwd, hoe Nijzink, de oudste van ons, de bijbel trede voor trede naar boven gedragen heeft. Dat was toen heel plechtig s avonds met al het glimmende koper ... Het orgel was net een opera, die vertrouwde drie poppen erop, geloof links en rechts hoop en de liefde, die was de hoogste Vorm Een lang gedicht zonder strofische geleding, geschreven in de parlandostijl. Inhoud De Hervormde kerk, gedateerd 1847, wordt in het boek Oostloorn van S. Ulfers genoemd in de schets van de Doleantie. Ten tijde van deze kerkelijke twist was er onenigheid ontstaan wie er op oudejaarsavond dienst zou houden: de dolerenden of de hervormden. De gemoederen liepen zo hoog op dat het kwam tot een handgemeen waarbij bloed vloeide. Vandaar de kerk van het bloed op de stoep. Men heeft wel eens gedacht dat de dichter de kerk niet mooi vond: een broodtrommel als vergelijking voor een kerk zou niet flatteus
met een hart van goud. Henk Grooters zit nu in de States maar die stemde het orgel steeds als het koud was geweest. Vooral de trompet, die schreeuwlelijk, was vaak ongezouten vals, maar de houten stemmen zoals Die holpijp was balsem. Er speelde nu al sinds langer dan een eeuw een Koeslag (Zandrie de laatste), hij sloeg er ook wel eens naast. Hij werd oud, hij is al niet meer. En Soer die Ernst Soer heette en krom was als een vraagteken Beheerde de ijzeren sleutel. Dat was onze kerk. Mijn God! wat heb ik daarbinnen ... maar goed, dat was onze kerk. Er stond vroeger, volgens gravures, een andere, met echte muren, half onder de grond als een ziener die zong bij de harp van de bomen, een strottehoofd van een kerk, een holpijp, een balsem van steen die zelfs in de grote brand van 1708 op wacht en in stand is gebleven. Maar die is dus opgeheven. Hij was zeker te zacht. Zo 'n trompet maakt meer leven.
zijn. Toch is het een heel bijzonder beeld: een broodtrommel bergt ons dagelijks brood, onmisbaar voor het leven. Zo herbergt de kerk het avondmaalsbrood dat het lichaam van Christus wordt genoemd. In dat licht gezien krijgt het triviale beeld van een broodtrommel een grote en positief beeldende kracht. Dit wordt nog eens bekrachtigd door de toren als een heel brood. De broodtrommel is door enkele architectonische ingrepen wat verfraaid: gotisch aandoende ramen en een ingang die geflankeerd wordt door twee klassiek aandoende zuilen: corintisch. Eigenlijk doen deze verfraaiingen er niet toe, ze doen eerder afbreuk aan de functionaliteit: ze zijn overbodig mooi, als een renpaard waarmee een boer niets kan uitrichten. 29
Het beeld wordt even doorgetrokken naar de ruif, de preekstoel. Nogal hoog, een bergrede op zich: een zeer positief beeld - in de bergrede van Jezus klopt immers het praktijkhart van het evangelie. De ik wilde in zijn preek daarnaar reiken, naar de bergrede, maar werd daarin letterlijk belemmerd door het gewelf en preekte in een te hoogdravende stijl en woordkeus over de hoofden heen . Na de verbouwing zag alles er weer prachtig uit en heel plechtig bracht Nijzink, de oudste ouderling de bijbel naar binnen. De figuren op het orgel waren de speelsters (als in een opera) van de muziek: geloof, hoop en liefde. Zoals ook aangegeven in 1 Cor. 13 staat de liefde met het hart van goud het hoogst. Henk Grooters, president-kerkvoogd later geëmigreerd naar de Verenigde Staten, stemde het orgel wanneer het weer eens te koud was geweest. De houten stemmen, zoals de holpijp, klonken zacht en welluidend. De trompet klonk boven alles uit en was moeilijker in het melodieuze gareel te krijgen. Hij klonk vals, maar met de toevoeging ongezouten is er iets aan de hand. Doorgaans wordt ongezouten gezegd van de waarheid: ongenuanceerd en heftig. Misschien niet zo wellevend, maar wel
oprecht. De dichter spreekt over de oude kerk nogal lovend: een ziener, meer in harmonie met de bomen en vooral standvastig, temidden van het vuur! Maar uiteindelijk toch te zacht! De regels Dat was onze kerk.......maken nieuwsgierig naar de rol van de ik: de uitroep Mijn God! En de gedachtepuntjes achter wat heb ik daarbinnen .. Dit laatste en ook het gehele gedicht roept de verleidelijke gedachte op om de ik de voorganger met de trompet te verbinden: de voorganger die op de kansel ongezouten de waarheid verkondigt. Niet als de zachte balsem die men graag wil horen, maar als een dissonant (vgl. De chirurg). De poging van Grooters, president-kerkvoogd om het orgel te stemmen lijkt ingegeven om de (lieve) vrede en de harmonie te bewaren. Alleen bij de trompet lukt dat maar niet. Gelukkig maar, want zo'n trompet maakt wel meer leven, letterlijk en figuurlijk. Blijft natuurlijk de vraag of de ik zich herkent in de trompet, of zich heimelijk die rol wenst. W. Barnard reageert hierop in zijn brief van 15-4-2004: 'Nee, die trompet als profetische tegenstem accepteer ik niet. En zeker niet dat de 'ik' van het gedicht zich daarin herkennen zou. Het is een leuke exegese, trouwens: je mag in een gedicht lezen wat de dichter niet besefte. Maar dan als ik, W. Barnard V.D.M., niet meer met die kerk in verband word gebracht. Uit de laatste regel blijkt m.i. trouwens, dat ik toch maar schamper spreek over die trompet. Geef mij maar een holpijp! een balsem van steen ..
30
Pastores in Heemse (I) Al meer dan duizend jaar gaan in Heemse de mensen op zondag naar de Witte of Lambertuskerk Zij zijn dan onder het gehoor van hun zielenherder, waarvan er al ettelijke de gemeente gediend hebben. We zullen proberen ze te traceren om zodoende van hen een beeld te krijgen. In deze aflevering behandelen we de Rooms-Katholieke periode tot aan de Reformatie.
A. de Roo In verschillende kerken in Nederland, maar ook wel in het buitenland, hangen - meestal in de consistorie - de schilderijen of foto's van de predikanten die de betreffende gemeente gediend hebben. Ook zijn er wel grote borden in de kerk aangebracht, waarop de pastoors en predikanten zijn vermeld. Ook in Heemse is dat het geval, zij het dan dat er geen grote borden in de kerk hangen. In de consistorie van de Witte of Lambertuskerk hangen twee lijsten, waarop de pastoors en dominees gekalligrafeerd zijn die Heemse gediend hebben.
Op de eerste staan zij vanaf 15... tot en met 1950. Op de achterzijde daarvan staan ook een aantal pastoors vermeld die door verder onderzoek boven water gekomen zijn. Wie dat onderzoek gedaan heeft is niet bekend. Waarschijnlijk zal W Veldsink dat gedaan hebben. In zijn collectie aanwezig in het rijksarchief in Zwolle komen zij niet voor. Het zijn er bij elkaar een dertiental. Op de tweede lijst staan de dominees van 1950 tot heden. We zullen eerst proberen de pastoors de revue te laten passeren, wat niet gemakkelijk zal zijn, want de geschiedenis laat niet veel van hen zien.
Lijst van pastoors en predikanten 31
De pastoors van Heemse Bernardus(1129) De eerste die we tegenkomen is een pastoor uit het jaar 1129. Hij moet vermeld zijn in een oude kroniek waarvan wij de vindplaats niet kennen. Wij citeren: "Anno Domini 1129 Xenodoghosum Luder servus Sacramenti consecratus ... pro nostrum ecclesiae Christi thoe Heymus...." Als we de lijst in de consistorie mogen geloven, dan zou hij Bernardus hebben kunnen heten.
Leffert Ommekens, kerkmeesters der kerk te Hardenbergen, Gherardus Moll, pastoor, Arndt Johanssoen, Evert Welinck, Hermen die Ffeer en Roleff Rutenberghe, kerkmeesters te Hemsen, verklaren verkocht te hebben aan Catherine Rodde.......... " Hij is overleden in 1525. In de kerk ligt zijn grafsteen, waarop staat te lezen: "Int jaer ons Heren 1525 ....... Gheert Moll pastorr in Hee(m)se". Met moeite overigens, want in de
De pastoors Arnoldus dye Jonghe (1267), Bartholdi Thoe V... (Vollenhovet?) (1311), Symonus ther Borghe alias Bachus (1397), Jacob van Bethlehem (1420), Joannes die Swarthe (1471), Volckert Volkerinck (1489) zijn tot nu toe alleen bekend met jaartal. Misschien is er meer over hen te vinden, maar dat vergt nader onderzoek Gheert Moll (voor 1501- ws. 1525) De eerste pastoor van wie meer bekend is, is Gheert Moll. Zijn naam komen we voor de eerste keer in Heemse tegen als hij als getuige optreedt bij een grondverkoop. Op 11 maart 1501 verklaart Robert van Ittersum, Schulte te Hardenberge: "dat juffer Mechtelt van Diffell, dochter van wijlen Ffrederick van Diffell, met Johan Blancfort als momber, heeft verkocht aan Prior en Convent van het klooster Zibekeloe haar geheele erve Nijehues, gelegen in de buurschap te Diffell, kerspel van Heemse, gericht van Hardenberge." Keurnoten waren Henrick Kamfferbeke en Egbert Scroder. Verder was als getuige heer Gheert, pastoor te Heemse, aanwezig. Op 9 januari 1522 komen wij hem weer tegen in het "Cartularium van Sibculo, fol.lOOvo". Hij is dan aanwezig bij een geldlening die wordt aangegaan door het klooster van Sibculo, de kerken van Hardenberg en Heemse. "Godfridus Delden, prior, en de conventsheeren van Sibekeloe, Laurentius Papenvelt, pastoor, Herman Holterman, Ludeke Herwerdinck, Albert toe Loezen en 32
Grafsteen van Gheert Moll loop der tijd is de steen behoorlijk afgesleten. Bij zijn leven had Gheert Moll een testament gemaakt, dat al zijn opvolgers uit zijn goederen drie en een halve goudgulden zouden krijgen, als zij op zondag voor zijn zielenheil zouden bidden. Johannes Albertsz* de Herdenberch (1525 1539) In het Historisch Centrum te Zwolle vinden we een oorkonde, waarin hij bij zijn aantreden als priester te Heemse verklaart onder welke voorwaarden hij van het Klooster Zwartewater de parochie van Hemys (Heemse) ontvangen heeft.
Circa 1525 "Ick heer Johan Alb er tsz priester, bekenne, betughe ende lye myt myner selves hantscrift ende der erbarer luden ende vrom-mer mannen, Herman Johansz ende Herman Holterman, hyr beneden opt spatium ghesath, die wij vulkennen als die notarius instrumenten (adstrumenten) ende subscriptien ende vulmechtich wesen sullen dess ghelyx in des-ser saken. Dat my die erweerdighe heir pra-efst, vrouwe ende ghemene jufferen des con-vents to Sunte Marien berghe, anders ghenoemt Zwarte water, die kerke to Hemys geverliken (guterliken? om Godswillen gegeven hebben in dessen vorwerden nabescr. Inden yrsten wil ick staen als een conventuaal priester onder ghehoersamheit ende correctie des weerdighen heren praefsts inder tyt ende dess convents voirg. neet teghenstaende die institutie dess weerdigen praefsts dess capit-tels van Deventer off enich hulp reden (omre-den?, die der ghehoirsamheit ende correctie voirscr. tegenstaen mogen. Ende dede ick dess neet, of enich wrevelicheit doir my off ander personen, dair teghens to hulpe ve..(neme?0 en dair ynne, twie off drie wyse vermanet war, sal moeghen die weerdighe praefst ende con-vente voirg. my amoviren ende van der kerken setten, ende enen anderen consecriren sunder myns off enighes anders wederseggen. Ten anderen lave ick, heer Johan voirscr. myt desse voirg. lude, ofte ick seeck off onnutte der kerken worde, offte my verbeteren konde ende wolde, dat ick die kerke nymant geven off overleveren sall, in enigher manyren, dan alleen in handen des vorser, praefst ende convents resigneren, vrij ende los sunder argelist ende sunder ymans wedersegge. Ten derden lave ick heir Johan voirscr. myt desse voirg. lude dat ick na al mynen vermoe-gen die kerke voirg. den praefst ende convent voirscr. in alle oiren rechticheiden, heerlichei-den ende guederen bewaren will, ende neet vermynderen noch vercorten, dan na mynen vermoegen vermeren ende promoviren, ende dair niemmer steghen (ws. aan elkaar bedoeld? B.v nimmers tegen?) te staen, to spreken off hinderlyck wesen in enigher manyren, dan altijt die kerken ende den cloestere tho helpen to oiren rechten heerlicheiden,
guederen ende besith(bezit) to holden sunder argelist. Ten vyrden offte die praefst ende convent voirg. in enigher tyt van my eyscheden desse voirg. punte to kennen voir enen notarius ende tughen, ende dair van een off twee instrumenten (adstrumenten) to maken, dat ick dair tho bereit sal wesen sunder wederseggen, ende comen op die stede daer men my dan sal eyschen tho comen op mynen kost. Ten vyfte dat heir Johan voirscr. alle tymmer off reitschappen dat die selighe pastoir heer Geert Moll dair by der wedemen (pastorie ) ghelaten heft, dat hie dat oick by der we(d)emen laten sal ende neit laten vervallen, dan in beterscap holden. Joannes Alberti de Herdenberch Hermen Johans, Herman Holterman " Oorspr. HCO Zwolle, Arch. Zwartewater, inv. no. 15.
Met andere woorden, hij zal niets ondernemen tegen de wil van de proost van het klooster, hij zal de kerk niet aan een ander geven en verder alles zo laten als hij het van zijn voorganger gekregen heeft. In het kerkenboek)'e van 1516 -1603 komt hij maar één keer voor. Men leest daar het volgende over: "Wij kerkekmeijsters, naamplike Arent Blanvort, Henrick Odynck, Albert Helkijnck, Henrick Marsinck hebben tsaement-like beleght 3 golden gulden in handen heren Johan Alberts, pastoer jaerlix een schepel rogh daervoer op Pinxtger int jaer van 1536, noch de pastor voers. heft ontvanghe VI go It gld. op zijn lanth toe Reese. Dar boeven ander sijn pach heft daer of jaerlix thoe geven een half mudde rogh." Herman Tapper (1539 - 1544) In het zelfde kerkenboekje lezen ook over Herman Tapper, als hij geld leent van de kerkmeesters. Hij leent dan 9 gold guldens van 28 stuiver het stuk en zal dit bedrag aflossen door jaarlijks 3 schepel rogge te geven. In 1544 komen wij hem weer tegen als "onze pastoer here Herman Tapper ontfanghen (heft) van de kerekmeijsters een mudde rogghe voer
33
40 br. (abantse) stuivers. Noch ontfangen 4 pont vlasses voer 10 gosselers (kleine munties)" Dan verdwijnt hij weer uit de geschiedenis van Heemse. Johan Leberinck (1545 - 1559) Van Johan Leberinck is bekend, dat hij een rechtszaak heeft gehad met een van zijn parochianen die land van hem gehuurd had. Op maandag van Bartholomeusdag van het jaar 1555 kwam "int gericht Heer Johan Leberinck pastor tHijemse met Tthijmen Henrickszn. als sijn voirsprake" . Hij geeft aan dat Bernt ten Velscet(Berend Veldsink) het land gebruikte buiten de pachtjaren. De pastoor komt met de stukken ter tafel om te laten zien hoe de overeenkomst was. Na grondig onderzoek blijkt dat Bernt de pacht voldaan heeft en de pastoor niets schuldig is. Het bleek een misverstand, omdat de pastoor dacht dat de pacht achteraf betaald was in plaats van vooruit. Hij stond nog al eens bij de kerkmeesters in de schuld, wat blijkt uit de volgende regels uit het kerkenboekje: "de pas toer heren Johan Leberinck van hem ontholden teghens sijn schuit die he schuldich was 3 br. stuivers van dat jaer 1552 als van de 7 gold gl. die de cos-ter gheft jaerlix. Ende noch de een spint lijens. In jaer 1556 ende een spint rovesaat depas-toer schuldich 17 si br. van eijn vareken van Rotgherinck, noch ontfanghen 4 pont vlasses, daer op betalt 7 br. St (Brabantse stuivers)." Voor 1559 wordt hij begraven: "sijn doet clet he meede krech tot een besaet". Hij wordt voor het laatst genoemd in 1555, in 1559 worden zijn erfgenamen genoemd. Luken Aerninck (1559 - 1563) Een Heemsenaar als pastoor? Willem Veldsink veronderstelt het in zijn boek "Rond de Heemser toren ". Ook deze verkeert wellicht in geldnood, want hij krijgt van de kerkmeester geld. "Onse pastoer heer Lutken gheleent 2 daelers van 35 st. ende eijn croene van 33 st.
34
ontfanghen van de kerekmeysters ao 1559. noch hem ghedaen 3 st." In 1563 wordt hij weer genoemd als het testament van de pastoor Gheert Moll ter sprake komt. In dat testament heeft Gheert Moll bepaald, dat aan al zijn opvolgers uit zijn goederen drie en een halve gold gulden zou worden betaald, als zij 's zondags voor zijn zielenheil wilden bidden. Er wordt dan een overeenkomst gemaakt tussen de kerkmeesters en "den weerdighen here heer Luken Aerning pastoer tHyemse". Verder komt hij in de geschiedenis niet meer voor. Rudolphus van Hardenberg (15.. - 1605) Wanneer deze pastoor in Heemse gekomen is, is niet met zekerheid te zeggen. Waarschijnlijk aan het einde van de 16e eeuw. Een aantal vindplaatsen laat hem zien in 1600, 1602 en 1603. In ieder geval is hij de laatste pastoor die in Heemse de RoomsKatholieke eredienst onderhoudt. Waarschijnlijk is hij niet tot de Reformatie overgegaan. Hij helpt met de heer van Collendoorn de stad Hardenberg met de financiën. Hij ondertekent een aantal malen de notulen van het Markeboek van Heemse, in 1605 voor het laatst. In 1612 heet hij al de "Olde pastoer". In het Statenarchief lezen wij in 1629 <( Rudolpho Hardenbergensi, olde pastoor tott Heemse betaelt gelijck die voirige jai-ren 112 gld." Hij is in 1629 of 1630 overleden. Of er verder nog pastoors in Heemse gestaan hebben, blijft in het vage. Op de Synode van Overijssel van 23 juli 1611 wordt nog gespro ken over ''een vermeint pastoor thoe Heemse ", die zijn vrouw vermoord zou heb ben. En in een oude kroniek nog over een pastoor die meegegaan is met de Reformatie maar toch nog de mis bediende. Of dit alle maal waar is ......... (wordt vervolgd)
Salland's Volksblad, eerste kwartaal 1905 Een eeuw geleden kon men in de krant lezen dat de jaarwisseling met storm gepaard ging. Twee dochters van de Hardenberger winkelier en koopman Philip Meijer Bromet en diens vrouw Esther Cohen traden in het huwelijk. Op 7 februari 1905 gaf Jansje het jawoord aan Bernard Frank en Naatje werd op dezelfde dag de vrouw van Maurits Kropveld. De familie Bromet woonde evenals de schoenmaker Frederik Goris in de Voorstraat. Een zoon van Goris genaamd Everhardus vestigde zich daar op 25-jarige leeftijd als bakker. In het verlengde van de Voorstraat, aan de andere kant van de Vechtbrug, werd op de Brink te Heemse de nieuwe zaak geopend van rijwielhandelaar Kip. In Hardenberg was nog wel aan woonruimte te komen, zo kon men de winkel van Grooters huren of het woonhuis van Hemke, dat na het vertrek van Olthoff, drukker van het Salland s Volksblad, kon worden aanvaard. De bereikbaarheid van Hardenberg werd aanzienlijk verbeterd door de aanleg van een spoorlijn door de Noord Ooster Lokaal Spoorwegmaatschappij. In de maand februari verdiende men tweeduizend gulden aan kaartverkoop op het station Hardenberg. De passagiers van de tram waren echter minder gelukkig doordat die ontspoorde op het Heemserveen. In deze tijd werd er gecollecteerd voor een op te richten school in het Watergat. Op de aanbesteding van een nieuw te bouwen school in Ebbenbroek schreven drie aannemers in. In Heemse vierde wethouder Bolks zijn 40-jarig jubileum als raadslid en in Bergentheim zou een hulppostkantoor moeten komen. Bij H. Stoel op huize Eikenoord te Lutten werd een inboedel verkocht en in het zuiden van Hardenberg bestaan plannen om een Waterschap op te richten. D. Hesselink-Zweers en E. Wolbink
35
36