2004 21-2 RONDOM DEN HERDENBERGH Tijdschrift van de Historische Vereniging Hardenberg en Omgeving Lidmaatschap € 14,00 per kalenderjaar Ledenadministratie en contributie: G. Wolbink, Alb. Risaeusstraat 8c, 7772 AV Hardenberg, tel.: 0523-267036 Secretariaat: Verenigingscentrum, bezoek- en informatieadres: Voorstraat 34, 7772 AD Hardenberg, tel.: 0523-265624 Openingstijden: ma-di-do-vr.: 09.00-12.00 uur Internet: www.historiekamer.nl E-mail:
[email protected] Bestuur: H. Hoving, voorzitter, Boslaan 34, Hardenberg, tel.: 0523-262048 vacature secretaris vacature penningmeester Mevr. A. v.d. Kamp-Wildeboer, algemeen adjunct, Polberg 59, Hardenberg, tel.: 0523-260093 Mevr. H. Reinders, A. Risaeusstraat 16, Hardenberg, tel.: 0523-266515 J.G.E. Sierink, Dennenkamp 8, Hardenberg, tel.: 0523-260443 Mevr. F.G. Mulder-Scholtens, Van Raesfeltallee 14, 7773 AB Hardenberg, tel.: 0523-271050 Mevr. G. Bakker-Altena, Berlinerstrasse 61, 49824 Emlichheim, tel.: 0049-5943984544 Mevr. D. Reefman, Hoornblad 15, 7772 MG Hardenberg, tel.: 0523-266241 Redactiecommissie:
Redactieadres:
Mevr. D. Hesselink-Zweers Mevr. J. Luisman-de Jonge K. Oosterkamp, eindredacteur, tel.: 0523-263104 A.de Roo E. Wolbink Voorstraat 34, 7772 AD Hardenberg
Bankrelatie: Rek.nr. 3849.47.824 bij Rabobank Hardenberg (Postrek.nr.v.d.Bank: 812263) POSTBANK rekeningnr. 2985515 ISSN: 1380-3921 INHOUD Van de redactie De landbouwwinterschool in Heemse Het beel van Piëta van Robert W. Jansen Plat Ni-js Een herinnering aan Gramsbergen Omzien naar Lutten Afgerekend met de schenker en de bakker 'Janny' en 'Zonnehof', huizen van naam 26 De Witte Paal Salland's Volksblad, tweede kwartaal 1904
pag. E. Wolbink K. Oosterkamp L. Luisman-de Jonge F.L. Meijler M. Silvis-Polman F. Kampman-Herbert/J. Luisman-de Jonge K. Oosterkamp H.D.J. Krikke D. Hesselink-Zweers/E. Wolbrink
1 2 8 11 15 17 22 24 26 30
Bijdragen voor het volgende nummer uiterlijk op 2 augustus 2004 inleveren. Het overnemen van artikelen of gedeelten daarvan uit dit tijdschrift mag alleen na daartoe verkregen toestemming van de redactie.
Van de redactie In dit tweede nummer treft u een aantal artikelen aan over zeer uiteenlopende onderwerpen. Zo wordt er aandacht besteed aan twee panden aan De Brink in Heemse: de voormalige landbouwwinterschool en het dubbele woonhuis 'Janny' en 'Zonnehof'. Zij zullen binnenkort verdwijnen in het kader van de herinrichtingsplannen van De Brink. Een tweetal lezers heeft in de vorm van een artikel gereageerd op een publicatie in een vorig nummer: de heer F. L. Meijler haalt een herinnering aan Gramsbergen uit zijn onderduiktijd op, terwijl mevr. M. Silvis-Polman 'omziet' in herinnering naar Lutten. De heer Krikke beschrijft in een interessante bijdrage allerlei zaken rondom 'De witte paal'. Het lag al enige tijd op'de plank, maar we zijn blij het nu aan u te kunnen voorleggen. Tenslotte wordt uw aandacht gevraagd voor een aantal 'afleveringen' van onze min of meer vaste rubrieken: in de bijdrage van de dialectrubriek wordt teruggeblikt op een activiteit die tegenwoordig steeds meer in de verdachte hoek wordt geplaatst: het roken. Daarnaast wordt aandacht besteed aan het beeld 'Piëta' van de kunstenaar R.W. Jansen, wordt in Sibculo opnieuw afgerekend met de schenker en de bakker, en kunnen we lezen waarvoor honderd jaar geleden in Salland's Volksblad aandacht werd gevraagd. De redactie wenst u ook met dit nummer veel genoegen.
Deze foto dateert uit de jaren vijftig. De tuin van de pastorie bij de Hervormde Kerk in Heemse werd omgespit door v.l.n.r. Roelof Pullen, Mans Dorman, Jan Meier, Reindert Veldsink (1), Reindert Veldsink (2), Jan Slotman, Jan Overweg, Jan Hendrik Pullen, Hendrik Hamhuis, Egbert Overweg, Hendrikus Ribberink. (Deze foto werd geschonken door mevrouw M. Slotman-Pullen.) 1
De Landbouwwinterschool in Heemse Op de Brink in Heemse staat sinds 1921 een pand dat in het verleden een grote invloed heeft gehad op de ontwikkeling van de landbouw in Hardenberg en wijde omgeving. Het was een school waar het eerste landbouwonderwijs werd genoten, de zogenaamde Landbouwwinterschool. De laatste jaren werd het gebouw door verschillende onderwijsinstellingen als noodruimte gebruikt. Thans staat het vrij oude maar helaas aan alle kanten verfomfaaide gebouw op de nominatie om te worden afgebroken in het kader van herinrichting van het plangebied De Brink. Daarmee verdwijnt tevens het gebouw waarin de eerste christelijke Landbouwwinterschool in Nederland gehuisvest was! E. Wolbink
Waarom in Heemse?
In 1919 vernam het bestuur van de gemeente Ambt Hardenberg via enkele landbouwverenigingen dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Landbouw bereid was in het noordoosten van Overijssel de stichting van een Landbouwwinterschool te stimuleren. Na uitvoerige besprekingen werd besloten de minister terrein en gebouwen aan te bieden. Geruime tijd werd niets vernomen over de plannen tot eindelijk de Inspecteur van het Landbouwonderwijs een bezoek bracht aan het gemeentebestuur voor inleidende besprekingen. Na enige tijd ontving het gemeentebe2
stuur bericht dat geen Rijkslandbouwwinterschool zou worden gesticht, maar dat het gezien de aard der bevolking in Noordoost Overijssel - een Christelijke Landbouwwinterschool zou worden. Uit de aard der zaak zou deze school niet van het rijk uitgaan, maar van de in 1918 opgerichte Nederlandse Christelijke Boeren- en Tuindersbond (C.B.T.B.), welke bond de verzorging van Christelijk land- en tuinbouwonderwijs op zich had genomen. In dit geval ging de school dus uit van de Overijsselse afdeling van de Nederlandse C.B.T.B. De gemeente Ambt Hardenberg handhaafde het aanbod van terrein en gebouwen.
Waarom kwam deze school nu in Heemse? Niet omdat dit de enige plaats was waarvoor men de medewerking van de gemeentelijke overheden kon verkrijgen, want alle gemeentebesturen in de omgeving waren ervan overtuigd dat een landbouwwinterschool in dit gebied op zijn plaats was. Maar omdat Heemse het centrum is van een zandgebied dat in het noorden grenst aan de dalgrondgebieden langs de Dedemsvaart en Lutterhoofdwijk en in het zuiden aan de dalgrondgebieden langs het Overijsselse Kanaal. Heemse is ongeveer even ver verwijderd van de oude dalgrondcentra Dedemsvaart en De Krim, met daartussen gelegen, Lutten en Slagharen, en de jongere centra Vroomshoop, Daarlerveen en Mariënberg. Deze dalgrondgebieden moesten in de eerste jaren de school van leerlingen voorzien. De bewoners van deze gebieden, grotendeels afkomstig uit andere delen van het land (Groningen, Friesland, Drenthe, Gelderland) waren meer overtuigd van de noodzaak dat de jeugd op een landbouwschool het boerenvak kon worden bijgebracht, dan de Saksische bevolking van het zand, die meer behoudend van aard is en meende dat het boe-
renvak van vader op zoon doorgegeven moet worden, wil het goed zijn...
3
Het onderwijs Bij de opening van de school bestond het personeel uit: Ir. J. Wind, directeur; Ir. P.A. den Engelse, leraar, tevens plaatsvervangend directeur en P. Gilhuis, tijdelijk leraar in wiskunde en Nederlandse taal. Dit lerarenkorps heeft bijna steeds een vaste kern gehad, met daaromheen naar behoefte aanvullingen voor kortere of langere tijd. Amanuensis was de heer Zwijnenberg. Hij woonde naast de school. De controle op het onderwijs was in handen gesteld van een zogenaamde Commissie van Toezicht. Hierin hadden zitting: H.H. Weitkamp (burgemeester Ambt Hardenberg), JJ. Beukenkamp (burgemeester Den Ham), ds. J.E. Bos (N.H. predikant Gramsbergen), H.J. Bulten (burgemeester Blokzijl), B.A. Schuite (burgemeester Stad Hardenberg), H.G. Oldeboom (arts Hardenberg), J. Weitkamp (lid 2e kamer Staten Generaal, Hardenberg), S. Drost (landbouwer,Dedemsvaart) en W. Salomons Hzn (landbouwer De Krim). Zo werd in Heemse een terrein aan de Brink uitgezocht waar het schoolgebouw verrees. Het gebouw was zo solide gezet dat het de tand des tijds zeer lang heeft kunnen weerstaan. Wat inrichting betreft was het in zijn stichtingstijd een voorbeeld voor de verre omgeving. Dit schoolgebouw is op 4 april 1923 officieel overgedragen aan de C.B.T.B., maar de school was al op 5 oktober 1921 van start gegaan. Aanvankelijk werd les gegeven in het gebouw van de vroegere Christelijke Bewaarschool te Stad Hardenberg. Daarna werd officieus het nieuwe schoolgebouw betrokken. 4
'overzicht leerlingen eerste klasse 1937/1938'
Het doel van het landbouwonderwijs was: 'staande op den grondslag van een Christelijke levens- en wereldbeschouwing, aankomende landbouwers op weinig kostbare wijze de nodige theoretische kennis te verstrekken van het landbouwbedrijf, alsmede hen voor te lichten aangaande de maatschappelijke verhoudingen van onzen tijd.' De leertijd aan de school duurde twee winterhalfjaren. Tot de eerste klasse van de school werden alleen zij toegelaten die bij de aanvang van het schooljaar een leeftijd van 16 jaren hadden bereikt en die door het afleggen van een examen, afgenomen door de directeur en de leraren, de bewijzen leverden dat zij de kundigheden bezaten die vereist waren om het onderwijs met goed resultaat te kunnen volgen. Het totaal aantal ingeschreven leerlingen tussen 1921 en 1952 bedroeg 1079 personen. Hiervan kregen 874 een diploma en zakten 53 voor het toelatingsexamen. Eveneens 53
behaalden het toelatingsexamen maar kwamen niet op school. Vier leerlingen overleden en vier anderen emigreerden voor ze de opleiding konden afronden. Het pand Het gebouw bevatte bij de opening twee gewone leslokalen en een scheikundeleslokaal, dat oplopend was gebouwd zodat de leerlingen de meeste proeven vanaf hun zitplaatsen konden volgen. In dit lokaal werden tevens de natuurkundeproeven vertoond. Verder was er een laboratorium voor de meer omvangrijke proeven en het zelf werken van de leerlingen. Voor het personeel was er een directeurskamer, een lerarenkamer en een kamertje voor de amanuensis tevens conciërge. Aan de achterzijde van de school bevond zich een demonstratielokaal voor praktijkonderwijs. Voor dit onderwijs was tevens een tuin aanwezig. Het gemeentebestuur werd in 1936 door directeur Wind bericht, dat bij het bouwen van de
5
school slechts beperkte ruimte voor kasten was gereserveerd. Daarbij was overlegd dat er te allen tijde op de zolder, met geringe kosten, meer bergruimte zou kunnen worden gemaakt. In de loop der jaren was de verzameling boeken, tijdschriften, verslagen en dergelijke voortdurend uitgebreid. Deze verzameling diende steeds ter beschikking te zijn. De behoefte aan een archiefruimte was groot. Er werd een archiefkamer gebouwd waardoor een stof- en muizenvrije bewaring van de verzameling werd verkregen. De gemeente gaf toestemming om in haar eigendom een ruimte in te richten voor het opslaan van archivalia van de school. In 1938 kwam een belangrijke verbetering tot stand toen de eigen watervoorziening vervangen werd door aansluiting op het leidingenstelsel van de Waterleidingmaatschappij Overijssel te Zwolle. In 1938 moest het scheikundelokaal als gewoon leslokaal in gebruik genomen worden en in 1940 werd het laboratorium als leslokaal ingericht. Het toenemende aantal leerlingen maakte dit noodzakelijk. De oorlogsjaren waren niet bevorderlijk voor de goede staat van het gebouw; vooral in 1944 en 1945 toen Duitse militairen in de school gelegerd waren, heeft het pand veel geleden. De eerste jaren na de bevrijding was - door
6
gebrek aan materiaal - compleet herstel niet mogelijk en bleef het beperkt tot het weer aanbrengen van deur- en raamsluitingen. In 1949 werd het scheikundelokaal opnieuw van een lik verf voorzien en ontving de school de toezegging dat verder ieder jaar één lokaal zou worden opgeknapt. Door gebrek aan geld bleef dit verdere opknappen beperkt tot de buitenkant van de school. Het jaar 1953 is een mijlpaal in de geschiedenis van het gebouw. In dat jaar werd een nieuw leslokaal bijgebouwd en werd een gedeelte van het demonstratielokaal ingericht als garderobe. Tevens verdwenen de kachels en werd een inrichting voor centrale verwarming aangebracht. Het spreekwoord Eendracht maakt macht bleek ook hier zeer duidelijk. Door samenwerking van het rijk, gemeente en de C.B.T.B. werd de hele school opnieuw geverfd en gemeubileerd, terwijl overal nieuwe vloerbedekking werd aangebracht. De school was toen, evenals bij de stichting, weer een voorbeeld voor de omgeving.
De laatste decennia Vanaf 1958 verdween de benaming Landbouwwinterschool. Het werd vervangen door de Christelijke Middelbare Landbouwschool. Nog zeven jaar lang werd
landbouwonderwijs gegeven in het pand op De Brink. In 1965 besloot de gemeenteraad tot vermeerdering van het aantal openbare scholen voor gewoon lager onderwijs in de gemeente. Aanvankelijk was het de bedoeling om een nieuwe school te bouwen aan de zuidzijde van De Brink. Echter, binnen afzienbare tijd, zou door de oprichting van een nieuwe landbouwschool te Hardenberg, het gebouw op De Brink vrijkomen. Door verbouw en aanpassing kon men het pand geschikt maken als openbare lagere school. Architect Schuitemaker uit Vroomshoop nam de verbouw op zich. Helaas heeft deze noodgedwongen verbouw de schoonheid van het pand geen goed gedaan... Vanaf 7 oktober 1968 werden de leerlingen gehuisvest in een volledig verbouwd en gemoderniseerd schoolgebouw.
De officiële opening van de school vond plaats op 23 januari 1969 (de school was dus al eerder in gebruik genomen). Het was de tweede openbare lagere school in Hardenberg. De opening werd verricht door de staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, mr. J.H. Grosheide, welke op dezelfde dag ook de officiële opening verrichtte van de nieuwe gemeentelijke m.a.v.o.-school aan de Piet Heinstraat. Hierna zou de school twee maal fuseren. Eerst in 1985 met de kleuterschool Het Overstapje tot o.b.s. De Brink en in 1993 met de algemeen bijzondere basisschool Jan Ligthart tot openbare basisschool 'De Kern'. In 1996 besloot de gemeenteraad om het voormalig lesgebouw van de christelijke kleuterschool de Potnösters aan de Karel Doormanlaan 17 aan te wijzen als definitieve locatie voor o.b.s. De Kern. In de vergadering van 26 maart 1996 besloot het College om de huidige lesgebouwen van o.b.s. De Kern aan De Brink 17 te Hardenberg en de J.C.J. van Speykstraat 29 niet definitief buiten gebruik te stellen voor het onderwijs. Binnen onderwijskringen bleek belangstelling voor het gebouw aan De Brink. Het Alfa/Morgenland College te Hardenberg werd vanaf 1 januari 1997 de nieuwe huurder van het gebouw. Binnen afzienbare tijd zal het Alfa College naar de nieuwe LOC-locatie aan de Parkweg verhuizen, waarna niets de sloophamer nog in de weg staat... Staatssecretaris Grosheide opende de lagere school”de Brink”
Bronnen: • Gemeentearchief Hardenberg • Krantenarchief HistorieKamer Hardenberg 7
Het beeld van Piëta van Robert W. Jansen (beelden van ons 9) Sinds 1998 staat op het pleintje waar de Fortuinstraat uitloopt op de Bruchterweg een intrigerend beeld: de piëta. Hoewel de naam voor ieder die een beetje thuis is in de kunstgeschiedenis, een min of meer bekende voorstelling oproept, is het beeld toch niet zonder meer eenduidig. Er is dus reden om aan dit 'beeld van ons' enige aandacht te besteden.
K. Oosterkamp Tijdens het tweede halfjaar van 1998 stonden er verspreid in Hardenberg drie beelden opgesteld in de publieke ruimte van de beeldhouwer Robert W. Jansen, toen nog woonachtig en werkend in Almelo. De Programmaraad Beeldende Kunst had de werken van de kunstenaar gehuurd om het centrum wat meer 'warmte' te geven en het publiek op deze manier kennis te laten maken met moderne beeldhouwkunst. De hoop dat er tenminste een van de drie beelden een permanente plaats in de stad zou krijgen werd vervuld: de piëta mocht blijven!
Het beeld is een bronzen mannenfiguur als een gespannen boog gemodelleerd, balancerend op twee zuilen van ijzer en natuursteen en was al in 1994 gemaakt door Robert Jansen. Robert Wilhelm Jansen, beeldhouwer De kunstenaar werd op 4 juni 1959 geboren te Erkelenz in Duitsland, een plaats iets ten zuidwesten van Mönchen-Gladbach. Na het gymnasium schreef hij zich in 1979 in als student aan de universiteit van Aken en oriënteerde zich een jaar op germanistiek, filosofie en
'Een krachtige man balanceert moeilijk op twee stenen zuilen. De titel en de lichaamshouding verwijzen naar een genre uit de kunstgeschiedenis; de voorstelling van de na zijn kruisdood in de schoot van zijn moeder liggende Christus. De man in dit beeld is echter levend, - wel in een benarde positie. Uit de schoot der moeder voortkomend vindt hij zich tegenwoordig in een wereld weer, waar de overgeleverde plaats van de man ten opzichte van de vrouw ter discussie staat en een nieuwe positie voor de geslachten nog zoek is.'(R. Jansen) 8
kunstgeschiedenis. Na een jaar werd het voor hem nog duidelijker dan ooit dat hij zich verder wenste te ontwikkelen als beeldend kunstenaar: vooral tot schilderen voelde hij zich aangetrokken. Om aan de ouderlijke bezwaren tegen een kunstenaarsleven tegemoet te komen volgde hij aan de Academie Beeldende Kunsten te Maastricht de docentenopleiding. Nadat hij het taalprobleem voldoende overwonnen had, ontdekte de heer Jansen dat zijn aanvankelijke voorkeur voor schilderen geleidelijk plaats moest maken voor boetseren. De geboetseerde beelden werden vervolgens gegoten in brons. Hoewel een beeldend kunstenaar die zich bedient van deze techniek, beeldhouwer wordt genoemd, komt er geen houwen aan te pas. Opvallend is dat Jansens beelden lange tijd iets tekenachtigs zouden houden: in zekere zin waren het tekeningen in de ruimte, weliswaar dikke, maar toch nog tweedimensionale beelden. Pas de laatste jaren gaat de derde dimensie nadrukkelijker meedoen.
Beeldhouwer R. W. Jansen met de Piëta Tijdens de studie en enkele stages ontdekte Jansen dat zijn hart lag in het scheppend kunstenaarschap en beslist niet in het lesgeven op middelbare scholen. Wel verzorgt hij, als gastdocent, met veel plezier lessen op de AKI en
op het Creatief Centrum te Almelo. In 1988 had hij zijn opleiding aan de Maastrichtse Academie voltooid en kon hij zich verder artistiek ontwikkelen. Werk van hem werd door enkele galeries opgenomen en ook kon hij regelmatig beelden exposeren. De begeleidende kritieken zorgden mede voor naamsbekendheid. Het was de bedoeling dat ook de opstelling van de drie beelden in 1998 in Hardenberg zou bijdragen aan dat proces. De piëta Een piëta is in de kunstgeschiedenis een bekend genre. We bedoelen ermee de voorstelling waarbij moeder Maria treurt over haar gestorven Zoon die ze ondersteunend met beide handen op haar schoot houdt, nadat Hij afgenomen is van het kruis. Door het Italiaanse woord piëta wordt het medelijden of mededogen van Maria uitgedrukt. De eerste voorstellingen van dat moment, gebeeldhouwd dan wel geschilderd, vinden we eind 13de eeuw in Duitsland, onder de naam Vesperheelden. De beelden hadden een duidelijke liturgische functie tijdens de lijdenstijd, in het bijzonder in de dienst op Goede Vrijdag, wanneer tegen de avond bij zonsondergang het moment van de bewening wordt opgeroepen. Ook in latere eeuwen, in verschillende kunststijlen als Renaissance en Barok, hebben kunstenaars, meestal in kerkelijke opdracht, piëta's gemaakt, waarmee behoudens uiteraard individuele verschillen, toch de hoofdvorm min of meer vast kwam te liggen. Vooral de piëta's van Michelangelo uit de eerste helft van de 16de eeuw zouden voor latere generaties kunstenaars voorbeeldig zijn. Aanvankelijk eind Middeleeuwen - functioneerden de pieta's binnen de liturgisch-religi-euze context waarvoor zij vervaardigd waren. Later, in de 18de eeuw, begonnen de beelden zich "los te zingen" van deze strikt religieuze verwijzing en werden de beelden gezien als een uitdrukkingsvorm van het universele menselijk lijden: in plaats van Maria ziet men een intens treurende vrouw, in plaats van de overleden Christus ziet men een mannelijk slachtoffer. Vaak werd de Jezusfiguur uitgebeeld in een soort van gespiegelde S-vorm, waarbij het 9
Piëta van Avignon door E. Quarton, ca. 1470. Schildering op hout. Parijs, Musée du Louvre. zitvlak door de schoot en de schouder door de arm van Maria werd ondersteund. Daarnaast komen voorstellingen voor waarbij schoot en armen van Maria de rug ondersteunen, terwijl hoofd en benen neerwaarts hangen.
relatie met de vrouw als partner vanuit de traditie duidelijk vanwege de geaccepteerde mannelijke dominantie, de laatste tijd is die relatie steeds minder duidelijk en vanzelfsprekend geworden door de veranderde verhoudingen tussen de seksen. De boogvorm drukt deze spanning uit. De religieuze context is bij dit (post)moderne beeld verdwenen: de betekenislaag is duidelijk gemotiveerd door de veranderde en onzekere positie van de man tijdens en na de emancipatiegolven in de loop van de 20ste eeuw. Het gegeven echter dat de kunstenaar het beeld de naam piëta meegaf, zorgt ervoor dat zijn beeld van 1994 als het ware beeldend rijmt op de piëtavoorstellingen vanuit de
Tijdens het boetseren van een mannelijke figuur herkende Jansen op een bepaald moment deze laatst genoemde boogvorm. Hij besefte dat hij toevallig? en onbewust -bezig was de Jezusvorm van een piëta te citeren. Voor een modern kunstenaar zou dit eigenlijk niet kunnen: voor hem golden strenge eisen van originaliteit en elke "nabootsing" van wat anderen hadden gemaakt, was uit den boze. Huidige postmoderne Tenslotte kunstenaars hebben deze originaliteiteis echter Het zou uiteindelijk de Rotaryclub - traditiolosgelaten en zijn zich bewust van de enorme rijkdom aan vormen die de traditie kan leveren en neel een mannengenootschap - zijn die zoveel waaruit zij mogen putten om dan die vorm met een affiniteit met de Piëta opbouwde, dat er gelden eigen en eigentijdse inhoud te laden. Zij 'citeren' beschikbaar werden gesteld om het beeld een uit het rijke reservoir van overgeleverde vormen en blijvende plaats in Hardenberg te bezorgen. beelden, maar voegen daar iets eigentijds aan toe. Ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan De naam Piëta voor het beeld van Robert Jansen schonken de Rotarians in 2000 het beeld forverwijst dus nadrukkelijk naar dit vormcitaat. Het meel aan de gemeente Hardenberg. Sinds de opstelling in de publieke ruimte kan de passebeeldt echter een levende mannelijke figuur uit, rende man hier met zijn zoeken naar hervoortkomend uit de moeder (de ene zuil) die nieuwd evenwicht worden geconfronteerd, terdaarna balancerend en zoekend naar evenwicht wijl de spanning die de voorstelling oproept, reikt naar de andere zuil: de vrouw, de partner. ook de vrouw tot nadenken zal stemmen. Was vroeger de 10
Met dank aan de heer R. W. Jansen.
"Plat ni'js" Nou er steeds meer tegenstand ten opzichte van 't roken ontstiet, wille wi-j is even terugge goan in de tied toen men nog niet zo van de gevoaren van roken op de hoogte was. In grootvaders tied hef roken ok veule gezelligheid en genot ebracht. Vrogger was roken keerlswark en ie mussen er al vrög an begunnen. Het was gien uutzundering dat kleine kinder al een paar trekkies mochten nemen. Vake waren het nog snotneuzen die al een peukie van heur va mochten oproken. Uut dat nevelige verleden hebt de leden van de dialectgroep allerlei herinneringen op ehaald en ze hoopt da 'j metgenieten zult van disse rookverhalen.
J. Luisman-de Jonge Gezegdes De piepe an Marten geven. Een zwoare piepe roken. Een rare piepe roken. 't Is mi-j gien piep tebak weerd. Ik hebbe d'r tebak van. De rook krult 'm um de kop. Ie konden mekare niet zien zitten van de rook. Smaakt oe de piepe nog?... dan ku'j de tebak wel votgooien. Wie zijn geld wil zien verstuiven, moet roken tabak en houden duiven. Een sigare uut eigen deuze. Hi-j hef een rokershoessie. De piepe uutgoan. De iene sigrette met d' aander anstikken. Zo slim (slecht) as tebak van een dubbeltie de kore vol. Een kettingroker. Din paft er wat an of. Hi-j rookt as 'n schörstien. Daampen as een schörstien. Wolken van genot. As een mense roken mos, had 'r wel een schörstien op ezeten. De piepe leeg en de bokse vol (tegen heel jonge rokers). He'j wel touwgies um de broekspiepen? (idem). Spreukies Op olde pieperekkies stunden vake mooie anmoedigende spreukies, bi-jveurbeeld: Een tevreden roker is geen onruststoker Het is geen man die niet roken kan. Wie de pijp niet roken kan, heeft het genot er ook niet van
Kleine jochies mochten al een paar trekkies nemen. Dit in tegenstelling dus tot wat tegenwoordig op de pakkies sigaretten stiet: Roken is dodelijk, Roken werkt zeer verslavend, Roken schaadt uw gezondheid. Dat zollen ze vrogger niet eproemd hebben! In sommige streken van Overiessel en Drenthe worden vrogger een bruidegomspiepe an ebeuden. Een mooi versierde lange piepe van kalk die de bruidegom op zien trouwdag in mos wijden. As de piepe brak, was dat een slecht veurteken. Disse piepe worden in het kabinet of in de linnenkaste bewaard. Een deurrokerspiepe was een witte piepe woarop noa lang gebruuk een platie teveur-schien kwam, veurstellend de Uiver of het St. Hubertusslot. Zo bestund er rond het roken in de huselijke kring een heel ritueel. Wie herinnert zich niet dat mannen een speciale rook11
stoel hadden met alle tabakswaren binnen handbereik? Enkele marken van pieptabak: Douwe Egberts, Bootsmaat, geurige korte pijptabak, Amateur, Javaanse Jongens, lichte geurige rooktabak, Friese Heerenbaai, Rode Ster, Niemeyers rooktabak, Coopvaert, Van Rossums Troost. Sigarenbandties Uut pure nostalgie bewaart veul volwassenen heur schriften en plakboeken met sigarenbandties. Wi-j hebt er verschillende bekeken. Al die olde marken zoas: Uiltje, Karel 1, Derk de Vries, Senator, Willem 2, Flor Fina, Martinez, Velasques, Hudson, Agio, Elisabeth Bas, Panter enz. En een fijne sigare kon zo lekker geuren. Zo vertelde iemand dat e in een drok-ke winkelstroate wel 100 meter achter een man an elopen was die een heerlijke sigare rookte. En een jochie, dat uut de schoele thuuskwam, reup vanuut de gang: "Is opa d'r? Ik kan 't roeken an de sigare!" Veur de oorlog heurden ie vake een liedtie op de radio met de begunregel: Geef mij uw siga-
renbandje, 'k heb er al zoveel gespaard" Zol de complete tekst en de zanger nog te achterhalen ween? Niet roken onder 't bidden De volgende anekdote wille wi-j oe niet ontholden: Pastoors en kapeloans mut vake en langdurig bidden. Nou hadden ze 'n keer an de bisschop evroagd of ze roken mochten onder 't bidden. Dat worden radicaal of ewezen. Toen ze later in 'n aander bisdom op bezuuk waren, worden doar ok lange gebeden op ezegd terwijl het hele vertrek blauw stund van de rook. De gasten begrepen d'r niks van en vertelden dat zi-j van heur bisschop gien permissie ekregen hadden um te roken onder 't bidden. "Wat heb ieluu dan evroagd", vreugen de gastheren. "Wel, of wi-j mochten roken onder 't bidden" "Dat hebt ieluu ok niet goed edoane", antwoordden de gastheren, "wi-j hebt evroagd of wi-j bidden mochten onder 't roken en doar had de bisschop gien bezwoar tegen!" Oorsprong tabak De tabakscultuur is al meer dan 500 joar old. Toen Columbus in 1492 voet an wal zetten in Amerika, maakte hi-j metiene kennis met de tabak. Deur Indianen worden hum tabaksbladen an ebeuden. In een old geschrift uut de zestiende eeuw stiet: Isser uyt Westlndien, van Brasilien ende Custen van Peru een ghe-drooght cruyt gebracht met oen suyver makende ende den buyk sterckerlyck beroerende kracht". De roock van toebackis een lekker ding, sy is ghoet ende medicinael. In Europa nuumde men het nicotana en in Indië tobacco. Vanof 1600 hef 't tabaksgebruuk zich over de hele wereld verspreid al was er toen ok al veul tegenstand en worden het in allerlei toonaarden veroordeeld: Tabak was iets veur wilden en het worden zölfs satanskruud enuumd. (Bron: Uit het Marineleven gegrepen. Door Jac. Roskam.) Sigarettenmarken North State, Old Mac (altied trek in Old Mac),
12
Rookstel van opa. Met verjoardagen stund het goed gevuld op toafel. " Stik maar es op! Loat oe niet neugen!"
Noadat de Indianen Columbus tabaksbladen ten geschenke gaven, is dit in allerlei variaties noa eaapt. Chiefwhip (op ieders lip), Rhodesia (Regering Holland ontdekte deze ellendige sigaretten in Amerika.) Miss Blanche, Roxy, Hunter (Als ik Miss Blanche in rok zie, denk ik 'Ha, Hunter, heerlijk!'), Players: de beboarde matroos op het pakkie met de tekst "navy cut" is veur altied verbunden an oonze Canadese bevrijders, Philip Morris, Camel en Lucky Strike (waren net noa de oorlog hoast niet te betalen). De soldoaten in Indië hebt vaste nog wel Escort, Highway en Zipper erookt. ("strootje roken") Shagmarken: Zilver shag, Sterling (sta op sterling), Javaansche Jongens en de zwoare shag van van Nelle die ok wel de weduwe enuumd worden.
'Pijpavond' Bergentheim Vrogger op vergaderingen van de gilden höng d'r altied een piepenrek met gouwenaars an de mure {Goudse pijpen). Piepen van kalk met hele lange stelen. Vake stund er de name op van de eigenaar want gieniene wol roken uut een aander zien piepe. Op vergaderingen is altied al stevig erookt. Uut Sallands Volksblad (1911) notere wi-j: In tegenwoordigheid van 2 ambtenaren der Ned. Heidemij werd zaterdag 14 januari ten huize van den heer J. Reinders te Bergentheim een 'pijpavond' gehouden. Het doel van dergelijke avonden is op eenvoudige en gezellige wijze onderwerpen op het gebied van den landbouw en de ontginning te bespreken, welke voor de streek van groot belang worden geacht.... Braand Dat er in stad Hardnbarg al 300 joar piepe erookt is, is of te leiden uut een gemeentelijke verordening. Noa de grote braand van 8 mei 1708, toen 't hele stedeke in de as elegd is, kwamen d'r aandere potten bi-j 't vuur: Mannen die rookten, mossen in 't vervolg een 13
döppie op de piepe hebben. Misschien is toen dat vassie ontstoane: Gait van Aöltie hef gien döppie op de piepe, falderalderiere, falderalderare ? Eigenbouw In de oorlog is ok in oonze streek veul tabak verbouwd. Dat heetten eigenbouw of eigenteelt, lederiene reserveerden een stukkie grond veur de verbouw van tabak. Het was een heel wark um tot een goed resultaat te kommen en de kwaliteit was soms niet te genieten. Op het cowboy vassie: Hortsjek, hortsjek, ouwe trouwe merrie was al gauw een variant emaakt: Hortsjek, hortsjek, eigenbouw is rotshag... 'k rook nog liever de peukies van de straat! (Die peukies van de stroate heetten bukshag.) Misschien komp doar het woord viespeuk vandoan.. In de oorlog worden d'r tebaksbonnen uut egeven. Mannen zowel als vrouwen hadden tabakskaarten. Tot ongeveer 1950 was de tabak op de bon. Proemtebak Vrogger kauwden de mannen tebak. As er onverwacht visite kwam, worden de proeme even weg elegd um die dan later weer in de mond te stoppen, ("herkauwen") Op een bepaald moment zat er gien smaak meer an en dan worden de proeme uut espujjen. In de open lucht was dat gien probleem. Binnen echter stund een kwispedoor: een eigengemaakt, driehoekig, holten spi-jbakkie. Toen men nog een open haardvuur had, worden de tabaksproeme in het vuur espujjen. Dat sissen
14
zo lekker. Een proemer die vlakbi-j 't fenuus zat, had ok de asla ter beschikking. Van een zekere upperman die ok proemde, wordt verteld dat e veur 't schoften even zien kunstgebit uutspuulde in de waterkupe die noast de speciemeule stund. Marken van proemtabak: Kentucky pruimtabak en prima ongesausde pruimtabak van v. h. Theodorus Niemeijer Mien eerste sigrette Mien eerste sigarette Kreeg 'k in een deusie mit noar de knapenvereniging doarvan was ik lid vrogger mus ie roken aans wa'j joa gien man een sigarette dreien wi-j konden d'r wat van Foi, dat roken was wat: Ku'j 't al deur de neuze? en ku'j kringies bloazen? he'j al een shagdeuze? drei ie stuurman Steven? of he'j zul ver shag? nee, ik roke kloaren meestal is 't Old Mac. Toe, doe mi-j oen peukie 'k heb gien krummel meer gauw nog een paar trekkies straks dan mag 't niet meer A'j goed groot wilt wezen zet dan 't roken stop vertel het iederiene: ik holle d'r mee op (H v.'t.W.)
Een herinnering aan Gramsbergen In het laatste nummer van 2003 van Rondom den Herdenbergh staat een foto van de oude Voorstraat in Gramsbergen. Dit was de aanleiding voor Prof Dr. F. (Frits) L. Meijler, cardioloog te Amsterdam om een herinnering uit zijn onderduiktijd aan ons blad op te sturen. Vroegere publicaties van Meijler staan in de 7e jaargang, nummer 3 en 4 van "Rondom ". Met genoegen nemen wij ook dit artikel in ons tijdschrift op.
F.L.Meijler Zoals trouwe en oudere lezers van "Rondom den Herdenbergh" zich wellicht kunnen herinneren was ik tijdens de oorlog (van sept. 1942 tot april 1945) ondergedoken bij de familie Weerts, die een voor die dagen grote boerderij bewoonde in Balderhaar, vlak aan de Duitse grens en op ongeveer 5 km van Kloosterhaar. Ik kwam daar als jonge man van ruim 17 jaar en verliet dit gastvrije huis toen ik bijna 20 was. Weerts was, na mijn vader, mijn tweede opvoeder. Hij leerde mij het boerenwerk, gaf mij veel levenslessen en nam me, als de veiligheid op straat dit toeliet, overal mee naar toe, ook naar Gramsbergen. Toen ik een klein jaar op de boerderij was, kocht Weerts een fraaie zwarte Friese stamboekmerrie voor het lichtere werk. Het zware werk werd uitgevoerd door zware werkpaarden, waar ik wel mee moest eggen en ploegen maar die zich absoluut niets van mijn commando's aantrokken; dat is een verhaal apart. De zwarte vurige Friezin was veel gezeglijker, vol karakter en toch zachtmoedig. Ze had een fraaie zwarte staart die bijna tot de grond reikte en altijd door Weerts keurig werd gekamd. Ze was een lust voor het oog. In de nazomer van 1943 besloot Weerts met dit paard te gaan fokken. Op een mooie nazomerdag werd in alle vroegte de zwarte merrie voor een fraai wagentje gespannen en te paardevoet gingen Weerts en ik op reis naar Gramsbergen. Daar bevond zich een Friese hengst die de seksuele verlangens van onze merrie zou moeten bevredigen. De afstand van de boerderij in Balderhaar naar de boerderij voorbij Gramsbergen, waar de Friese vrijer zich bevond, was meer dan 20 kilometer. Als je het paard rustig liet stappen, met één of twee rust-
pauzes onderweg, dan deed je daar al gauw ruim vijf uur over. We konden dus eigenlijk niet op één dag heen en weer, temeer daar de vrijpartij tussen de twee paarden met alles wat daar bij kwam toch ook een paar uur in beslag ging nemen. We moesten dus ergens overnachten. Gelukkig had Weerts een oude schoolvriend die een kleine boerderij bezat in de buurt van Gramsbergen en hij had besloten dat hij en ik daar de nacht zouden doorbrengen. Het is me, althans voor mij, het nachtje wel geworden.Veel van de lezers van "Rondom den Herdenbergh" kunnen zich wel een voorstelling maken van de ruimten in het woongedeelte van een kleine boerderij in de buurt van Gramsbergen ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. Het was heel schilderachtig en had in mijn herinnering lage rood-bakstenen muren en een rieten dak. Het kleine woonhuis was vastgebouwd aan een houten groengeverfde schuur. De woning bestond uit een slaapkamer voor de ouders, één kleine kamer voor de enige ongetrouwde, volwassen zoon en dan nog een extra kamertje waar, voor een spaarzame gast, precies een bed in paste. Uiteraard geen stromend water, warm noch koud. Na een "eenvoudig doch voedzaam" avondmaal en koffie werd Weerts ondergebracht in de logeerkamer en George (mijn onderduiknaam) zou de éénpersoons bedstee moeten delen met de in lang jaeger ondergoed gehulde boerenzoon. Ik was al aan veel gewend en later in de oorlog en met name als militair op Java, zou ik in veel oncomfortabeler ruimten onder soms barre omstandigheden moeten slapen, maar deze nacht voert de lijst aan. De 15
zwarte Friese merrie werd een nachtmerrie, in een bedstee van hooguit twee bij één meter, met naast mij - wat zeg ik, tegen mij aangevlijd - een luid snurkende, zware boerenzoon in lang jaeger ondergoed dat vrij zeker niet vaker dan om de twee weken werd verwisseld en dat toen ik bij hem mocht slapen vrij zeker aan verschoning toe was. De mensen in die tijd gingen nooit voluit in bad, wel één keer per week in de tobbe weinig groter dan een hedendaags babybadje. Er stond geen raampje open en de deurtjes van de bedstee waren op een kiertje na gesloten. Die dag had mijn bedgenoot nogal winderig voedsel gebruikt want de hele nacht was de broekhoest (zo heette dat in Kloosterhaar) figuurlijk en letterlijk niet van de lucht. Die nacht was, wat men noemt, een ontbering en ik had nog nooit zo naar huis verlangd als toen. Ik had veruit de voorkeur gegeven aan de hooiberg. Kortom het was één nacht uit duizend en om nooit te vergeten.
denk ik met vreugde en verdriet terug aan die tijd die voorgoed voorbij is en nooit terug komt. Gelukkig woont Weerts zijn oudste dochter nog in Hardenberg zodat ik iedere gelegenheid aangrijp, de ellende van de oorlog ten spijt, het heimwee naar die dagen te ondergaan. Tot mijn opluchting is onze zwarte vurige merrie meteen drachtig geworden en hoefde ik mijn nachtelijk avontuur in de bedstee niet nog eens over te doen. In het voorjaar kreeg ze een prachtig gitzwart veulentje, nog wankel op de te lange poten en met een lange staart, die ook gekamd moest worden. Voor mij was dit veulentje in dat sombere oorlogsjaar (1944) het zinnebeeld van de vernieuwing en van de op handen zijnde bevrijding, die lonkte. Amsterdam, september 2003 Met vriendelijke groeten en hoogachting,
Toch denk ik met weemoed en dankbaarheid terug aan de mensen bij wie Weerts en ik die nacht gastvrij onderdak hebben gevonden. De vrome soberheid van hun bestaan sierde hen en was een symbool van de eenvoud en eerlijkheid van het denken en handelen van de mensen uit die streek in die dagen. Ik ben van die bevolking en van de streek rondom Hardenberg gaan houden en nu 60 jaar later
16
F.L. Meijler
Stephanoten Mededelingen van het bestuur en werkgroepen Bijlage Rondom den Herdenbergh
2e kwartaal 2004
NIEUWE LEDEN Eshuis W. Hollander J. den Lammers B. Groen J.RD. Hakkers G. Kleinjan G. Moquette FJ.P. Borneman B. Schut F.H.L. Born J. van den
Kroondijk 2 Rheezerweg 119 Meeuwenplein 4 Veluwelaan 21 Paasberg 45 Kanaalweg Oost 3 Tj.H. Haismastraat 10 Veldsinklaan 29 Lodesteijnstraat 25 13 Angelica Elianora
7796 HE 7795 DB 7771 KC 8091 ER 7772 DJ 7692 PE 9251AV 7773 AJ 2241 JN 4221
Jennings-Lensen A.J. Altena L.P. Peters B. Rikkers HJ.R Boerrigter-Roelofs D.A. Mulder J.H. Boonstra F.H. Brill-Kelder C. Ramaker G. Zanting H. HezelG. van Stoeten G.J. Gerrits E.G.J. Lotterman J.H.J. KemnaL.J.G. Capellen van Walsum-Bakker H. van
Vreding 20 De Oostermaat 48 Brinkstraat 4 Wulpstraat 17 Dr. HJ. Postlaan 48 Hardenbergerweg 34 De Oostermaat 5 Vinkenstraat 6 Hoogenweg 46 Pr.Beatrixlaan 12 Tilligterbeek 21 Het Gasthuysland 119 Esdwarsweg 2 Opsterland 20 van Royensweg 56 Johan Wagenaarlaan 41
7811 AZ 7783 BX 7771 BE 7771 AD 7691 BC 7696 BC 7783 BV 7771 AG 7793 HM 3738 VH 8033 BS 8061 KG 7771 CD 3524 XC 7694 BG 2102 GB
HEEMSERVEEN DIFFELEN HARDENBERG WEZEP HARDENBERG MARIËNBERG BERGUM HARDENBERG WASSENAAR QEENSLAND AUSTRALIË EMMEN GRAMSBERGEN HARDENBERG HARDENBERG BERGENTHEIM BRUCHT GRAMSBERGEN HARDENBERG HOOGENWEG MAARTENSDIJK ZWOLLE HASSELT HARDENBERG UTRECHT KLOOSTERHAAR HEEMSTEDE
1
NIEUWE AANWINSTEN: -Mevr. Van Rappoldt-Boekhoven uit Naarden schonk enkele boekjes over de geschiedenis van Hardenberg. -le jaargang De Toren (gebonden) 1956: Seinen. -Maatboekjes en schriften van kleermakers: schenking van J. Bosch uit Zwolle. -Twentse muts, bed tijk, rol linnen, lappen linnen, bruidskussenslopen met monogram: schenking van Mevr. Zijlstra uit Hardenberg. -Notulen en kasboeken "Onderling Vee fonds Stad Hardenberg 1904 tot 1983" : van J.R. Haandrikman uit Beilen. -Poppenwieg met hemeltje, matrasje, lakentje en sloopje met kant circa 1925, kinderjurkje circa 1910, foto van Henk Grooters 1910, schilderij van 1895, schenking van Mevr. Waninge-Grooters uit Deventer. -Telefoonboek Nederland anno 1915, schenking van G.J. IJzebrink. -19e eeuwse foto's van Hardenbergers: geschonken door fam. Moquette te Burgum. -Doopjurkje en nachthemd: schenking van M. Bouw-Sierink. -Kroontjespen, griffels, pijpschoonmakers, tegeltje en kleedje: schenking van W. Sierink. -Van Grenspaal tot Wegwijzer, recr.route Nederland-Duitsland: schenking van Hospers uit Vriezenveen. -Oude collage foto's in lijst echtpaar Reins-Kiviet, schenking van G.W. Reins te Groningen. -Schets Middenpad door W. Jaquet circa '80, 3 zwart-wit groepsfoto's personeel melkfabriek: schenking van fam. Hopster. -Overijsselse Hist. Bijdr.: aanschaf. -Genealogie Fam. Polman te Lutten: geschonken door Margriet Silvis-Polman. -Jaarboek Centraal Bur. V Genealogie 2003: aanschaf. -Drenthe-Parijs door W. Visscher: schenking. -The top of Holland: Wavin. -De Bijbelsche Geschiedenis aan kinderen verhaald, door S. Ulfers, met 200 fraaie platen: geschonken door W. Mateboer. -Nota Chr. MULO Hardenberg 1932: geschonken door Z. Kelder uit Heemse.
FOTOBOEK De Historische Vereniging Hardenberg en omgeving komt op 1 nov. 2004 uit met een prachtig fotoboek in kleur. Wat de titel wordt is nog een verrassing, 340 foto's in kleur en zwartwit laten ons zien hoe het vroeger was en nu in 2004. Het zijn foto's uit de gehele omgeving van Hardenberg, Heemse, Bergentheim, Brucht, Kloosterhaar, Sibculo, Bruchterveld, Ebbenbroek, Mariënberg, Rheeze, Diffelen, Collendoorn, Rheezerveen, Slagharen, Schuinesloot, De Krim, Radewijk, Wielen, Venebrugge, Hoogenweg, Baalder, Lutten en Oud Lutten. Een en ander kwam tot stand in samenwerking met de fotowerkgroep en boekhandel Heijink te Hardenberg. De prijs bedraagt 19.95 euro en bij voorinschrijving 17.50 euro. (excl. verzendkosten) Profiteer hiervan en stuur de bestelbon naar Historische Vereniging Hardenberg, Voorstraat 34, 7772 AD Hardenberg
2
Bestelbon Naam: ............................................................................................................................................... Adres:............................................................................................................................................... Postcode / woonplaats: ...................................................................................................................... Bestelt ........ ex. van het nieuwe fotoboek over Hardenberg en omstreken voor de prijs van 17.50 euro excl. verzendkosten. De prijs na 1 nov. 2004 is 19.95 euro excl. verzendkosten. • Het boek wordt door mij opgehaald bij de Historiekamer, Voorstraat 34 Hardenberg • Verzoek om het boek op te sturen naar mijn adres per post • Datum: ........................................ Handtekening: ..............................................
JUBILEUMDAG: Het 20 jarig jubileum van de Historische Vereniging, gehouden in Zaal Mulder te Baalder, was een zeer goed bezochte en gezellige dag. De nieuw uitgebrachte boekwerkjes "Dauweln met Dialect" en het "Kwartierstatenboek" vonden gretig aftrek. Ook de dia's van en over Hardenberg en zijn bewoners werden goed bekeken en van commentaar of aanvullingen voorzien. Verschillende standhouders van diverse historische verenigingen uit de omgeving waren aanwezig, zodat geïnteresseerden in onder andere grensstenen, gemeente- en familiewapens, genealogie, de slag bij Ane, kleppertoer hun hart konden ophalen. Dus voor elk wat wils. Van elke werkgroep waren mensen aanwezig die er het een en ander over konden vertellen. Kortom een geslaagde cultuurhistorische dag.
SAMEN UIT Op maandag 24 mei werd een speciale Kleppertoer verreden. De besturen van de binnengemeentelijke historische verenigingen uit Dedemsvaart, Slagharen, Gramsbergen en Hardenberg gingen in een ontspannen sfeer samen een avondje uit om de onderlinge band te verstevigen. Samenwerking begint bij een goede wederzijdse verstandhouding. Dit geldt ook voor de besturen van de Duitse en Nederlandse leden van Heemnoabers 99. Zij maakten op zaterdag 5 juni een grensoverschrijdende boottocht vanaf de molen in Laar naar schipperscafé Boonstra in Gramsbergen. Begunstigd door fraai weer en uitgebreide explicatie over natuur en cultuurhistorie kon men in beide gevallen terugzien op een geslaagd samenzijn.
EXCURSIES (1) Naast de gebruikelijke grote excursie en de Kleppertoer is er in dit jubileumjaar aanvullend een themaexcursie gepland naar kasteel Twickel in Delden. Vroegtijdig waren de drie bussen volgeboekt. Op het moment van dit schrijven hebben de deelnemers aan de eerste tocht inmiddels volop kunnen genieten van het fraaie interieur van het kasteel en de bijbehorende zonovergoten tuinen. Rondgeleid door een vijftal gidsen. Wellicht een idee om ook in de toekomst aandacht te schenken aan een speciaal thema. 3
EXCURSIES (2) Er is weer veel belangstelling voor de Kleppertochten. Voor de reguliere tochten op dinsdag- en woensdagavonden (tot september) melden zich ook vaak kleinere groepen. Voor grotere groepen kunnen speciale afspraken worden gemaakt (bijvoorbeeld al of niet op een middag en / of een andere opstapplaats) Kaartverkoop dagelijks tussen 9 en 12 uur in de Historiekamer
EXCURSIES (3) Voor de grote excursie ( 3 bussen) naar Enschede ( Grolsch en synagoge) Vreden (Hamaland-museum) en Lembeck (waterburcht) op 23, 24 en 25 juni zijn nog een aantal plaatsen beschikbaar. Kaartverkoop dagelijks tussen 9 en 12 uur in de Historiekamer.
PLAATSELIJK BELANG Onlangs mochten we in Beerzerveld tijdens de ledenvergadering van Plaatselijk Belang BeerzerveldMarienberg een DVD met films uit de jaren 1950 t/m 1970 in ontvangst nemen. In het kort hebben we (evenals de Historische vereniging Ommen) iets verteld over de activiteiten van onze vereniging. Onlangs hebben we in Heemse tijdens de ledenvergadering van Plaatselijk Belang aldaar het een en ander verteld over de geschiedenis van dit kerkdorp. Dit soort contacten wordt wederzijds op prijs gesteld.
GEMEENTE HARDENBERG Ook de Gemeente Hardenberg onderhoudt regelmatig contacten met de historische verenigingen. Gevraagd wordt mede invulling te geven aan de herdenking van 60 jaar bevrijding in 2005 met als thema 'verleden, jeugd en toekomst' .Verder wordt onze inbreng verwacht in een te schrijven cultuurnota. Op 1 juni waren we getuige van de opening van het archiefportaal op de website www. hardenberg.nl. Via het 'gemeentearchief online' kunnen belangstellenden diverse inventarissen raadplegen. Het verheugt ons dat de gemeente een acquisitiebeleid heeft vastgesteld om waardevolle (particuliere) archieven uit onze regio in het gemeentehuis te centraliseren. Wellicht een eerste aanzet om te komen tot een regionaal archief dat aan moderne (wettelijke) eisen van beheer en toegankelijkheid kan voldoen. Wat betreft de geharmoniseerde subsidieregeling met betrekking tot de cultuurhistorische organisaties binnen de gemeente Hardenberg ontvangt onze vereniging voortaan meer en de Oudheidkamer minder gelden met als resultaat dat de 'kern Hardenberg' in vergelijking met de 'buitendorpen' moet inleveren.
KALENDER Wo 23 juni 2004 Do 24 juni 2004 Vr 25 juni 2004 Do 2 sep 2004 -
4
excursie Twente / Duitsland (bus 1) 8.00 uur Stephanusplein excursie Twente / Duitsland (bus 2) 8.00 uur Stephanusplein excursie Twente / Duitsland (bus 3) 8.00 uur Stephanusplein excursie kasteel Twickel (bus 3) 10.00 uur Stephanusplein
Omzien naar Lutten Met genoegen heb ik de 'special' van december 2003 gelezen. Met plezier ga ik dan ook in op het verzoek van de redactie om iets te schrijven over hoe een Randstedelinge na ruim dertig jaar tegen haar geboortedorp Lutten aankijkt. Daarin ook een stukje familiegeschiedenis, want juist door iets te weten van die geschiedenis kan ik mijn herinneringen plaatsen.
M. Silvis - Polman Meer dan dertig jaar woon ik inmiddels ten zuiden van Rotterdam. Regelmatig wordt me nog gevraagd waar ik vandaan kom. Omdat maar weinig mensen weten waar mijn geboortedorp ligt, antwoord ik doorgaans: 'Ik ben geboren aan de weg van Ponypark Slagharen, in Lutten'. 'O, de Lutte in de Achterhoek?' 'Nee, Lutten, gemeente Hardenberg. Ligt in Salland, ik ben een Sallandse', zeg ik dan met gepaste trots. 'O, hmm'. De kennis van de provincies Overijssel en Gelderland gaat voor de gemiddelde westerling dikwijls niet verder dan de Achterhoek, als 'de meest oostelijke uithoek van ons land'. Eigenlijk niet zo vreemd, want de doorsnee-lezer van dit blad weet ook niet dat Barendrecht op het eiland IJsselmonde in Zuid-Holland ligt.
Margriet Silvis - Polman
Maar goed: aan mijn tongval is nog steeds te horen dat ik uit het oosten des lands kom. Niet zozeer door het inslikk'n van de laatste lettergreep van een woord, maar meer nog door het langer uitspreken van de lange klinkers, zoals de -aa, de -ee en de -oo. Soms is dat gegeven een leuk uitgangspunt voor een verder gesprek. Ik kan de geïnteresseerde toehoorder daarover het laatste jaar dan ook wat meer vertellen, want sinds de reünie vanwege 100 jaar christelijk onderwijs in mijn geboortedorp (april 2Q02), heb ik me niet alleen verdiept in de geschiedenis van Lutten, maar ook in die van mijn familie. De, familie Polman, niet uit Duitsland afkomstig, maar meegetrokken met de graaf grens van het veen. Helaas kan het soms ook een omgekeerde reactie oproepen. Zeker in de eerste jaren dat ik in de Randstad kwam wonen. Verkeerd woordgebruik, bijvoorbeeld. Ik vertelde een keer iets over een trekker, moest natuurlijk tractor zijn. Of vragen: 'Waar kom je weg?' in plaats van 'Waar kom je vandaan?' Ik voelde me een provinciaaltje. Dat is iets waar je gelukkig wel overheen groeit. Dertig jaar geleden echter werd er voor mijn gevoel hier in het westen nog teveel het etiket van 'onderontwikkeld' geplakt op alles wat 'oostelijk' was. Het maakte mij in ieder geval af en toe heel onzeker. Het was ook wel een 'cultuurshock'. De mentaliteit van een westerling, 'de stadsen', is toch anders dan van een oosterling, 'de plattelanders'. Je denkt: dat station ben ik na ruim 30 jaar Randstad toch wel gepasseerd en dan gebeurt er het volgende: ik was te gast bij een paar-denconcours in Rotterdam. Merkt zo'n hoc-keytrut (sorry voor het woord, maar met dank aan Youp van 't Hek) op: 'Waar kom je vandaan, je praat zo boers'. Ik voel nog de woede 17
in me opkomen. Jeetje, wat een kak, zeg! Vanwege mijn achtergrond kon ik tenminste paarden van pony's onderscheiden... Leuker was de opmerking een tijdje terug: 'Hè, kom jij uit Salland? Maar je bent zo open, zo spontaan.' Die persoon had dus duidelijk een heel andere kijk op mensen uit het oosten. Maar goed. Hoe komt iemand uit Lutten nu in Barendrecht terecht? Daarvoor eerst een stukje geschiedenis. Familienaam Polman Jarenlang heb ik verondersteld dat mijn voorouders uit Duitsland kwamen. Baron Van Dedem begon in 1809 met het (laten) graven van een kanaal, met als doel de Noordoosthoek van Overijssel te ontwikkelen. Na 1825 emigreerden veel oosterburen naar deze streek om in het veen te werken. In 'De geschiedenis van Lutten en Slagharen' (Kleine Staarmann), las ik ooit dat Hermann Pohlmann uit Adorp Munsterland zich in 1828 in Lutten vestigde. Pohlmann werd Poolman en Polman, dacht ik. Maar niets is minder waar....
18
Nader onderzoek wees uit dat Polman een puur Hollandse familienaam is, naar diverse pollen, opgeworpen hoogten, zijn huizen en nederzettingen genoemd. Mijn voorouders hadden zich dus ergens 'op een zandheuvel, op een pol' gevestigd. Polman is een adresnaam. Maar waar? Ook dat heb ik met plezier uitgezocht. Het blijkt dat de familie Polman met het graven van de Dedemsvaart - in het bijzonder de afvoer van turf - mee is getrokken. Hasselt, Staphorst, Avereest, de graafgrens schoof op. Mijn voorvaderen waren veenarbeiders. Toen de vervening rond 1900 ten einde liep, trok het gezin Hendrik Polman (1868-1938) en Jentien Klinge (1867-1955) vanuit de gemeente Avereest aanvankelijk naar Bottrop. Dit versterkte het gevoel in de familie dat we van Duitse komaf waren. Mijn overgrootvader, en ook zijn broer, werkten daar als melkknecht. In 1901 kocht hij per opbod voor f1360,- een boerderijtje aan de Zwartedijk. 'De acte eener veiling vastgoed' heb ik in mijn bezit, handgeschreven uiteraard. Deze akte wekte mijn belangstelling en vormde de sleutel tot het heden...
Van wie bin-ie d'r ientie? Ik ben geboren op zondag 11 maart 1951 aan de Zwartedijk 33, toen nog PI24, kleine boerderij met ruim vier ha. grond. Zes kinderen en een harmonium, gereformeerd dus. Ik behoorde tot de vierde generatie Polmannen in Lutten. Opa Hubert is op 44-jarige leeftijd in 1941 aan een spierziekte overleden. Overgrootvader Hendrik, de eerste Polman in Lutten, was in 1938 al overleden. Mijn vader moest als 18-jarige de boerderij overnemen. Tegen zijn zin, mijn vader had graag doorgeleerd, daar had hij ook de capaciteiten voor. Geld was er echter niet en hij was de enige die het gemengde bedrijfje kon overnemen. Het betekende dat mijn vader de kost moest verdienen voor een vrouw, zes kinderen, een moeder, een geestelijk gehandicapte broer en ook nog voor zijn opoe Jentien (overleden in 1955). Dat dit lang niet altijd gemakkelijk is geweest heeft de familiegeschiedenis wel geleerd. Die geschiedenis is niet uniek. Zuinigheid en armoede zijn de trefwoorden waarmee veel 70plussers hun jeugd omschrijven. Als kleine arbeiders verdienden de vaders meestal niet genoeg om het vaak grote gezin te onderhouden. Hele gezinnen hielpen mee bij de aardappeloogst. Het was vanzelfsprekend dat de kinderen uit de arbeidersklasse zo snel mogelijk uit werken gingen. Een andere keus was er niet. Jongens gingen bij de boer werken en vroeger dus in het veen, vaak over de provincie- en landsgrenzen heen, en meisjes kregen een dienstbetrekking. Kinderen die een 'achtste klas' deden, omdat ze nog leerplichtig waren, waren ook in onze familie geen uitzondering. Naast flink aanpakken leerden de kinderen uit de arbeidersklasse zich ook thuis te onderwerpen aan de strikte gezagsverhoudingen waarmee ze later te maken kregen, gevoed door het calvinisme. Hard werken en geen grote mond hebben. Men schikte zich naar de autoriteit, zowel binnen als buiten het gezin: gezag van ouders, van onderwijzers, van de dominee of de pastoor. Aan tafel werd niet gepraat. Eten was eten en niet praten, en pet af tijdens het bidden en bijbellezen. Er werden
eigenschappen ontwikkeld van gehoorzaamheid en zichzelf wegcijferen. Over gevoelens praatte men al helemaal niet. Ik denk soms dat dit nog steeds een eigenschap is die de (oude) Luttenaar typeert: hij of zij laat niet gauw het achterste van de tong zien. Denk daarbij nog aan een zekere Sallandse gesloten mentaliteit en dan klopt dat aardig. Beginjaren 1920 zijn mijn ouders geboren. Hendrik Polman (1921-1984) aan de Zwartedijk en mijn moeder Catrien Klok (1924) komt van de Schuinesloot, uit een gezin van twaalf kinderen. Mijn vader en moeder 'trouwden in'. Tot mijn twaalfde jaar heb ik op de boerderij gewoond aan de Zwartedijk. Veengrond is diepzwart. Het moet er vroeger, bij de naamgeving, dus nogal nat en modderig zijn geweest. Nat en modderig herinner ik me niet, wel sneeuw, meters hoog. Begin jaren vijftig was er praktisch nog geen gemotoriseerd verkeer. Behalve het boerenerf was ook de Zwartedijk ons speelterrein: tollen, hinkelen en touwtje springen. Bij Van der Heide op het pattie achter groeiden de dikste bramen. Met rooms-katholieke kinderen ging je niet om en openbaren waren klapsigaren. De wereld was overzichtelijk, speelde zich af binnen bekende grenzen. Speelruimte hadden wij op de boerderij genoeg. De evenwichtsbalk was het éénsteensmuurtje van de uitloopstallen van de varkensschuur. Onze trampoline was een oud springveren matras. De hooizolder, verstoppertje, vadertje en moedertje op de dele. Ranja en mariakaakjes. Kortom, als kind had ik een gouden tijd, doordat ik op een boerderij opgroeide. In 1963 werd de boerderij verkocht. Mijn vader begon, in Dedemsvaart, een autorijschool. Via Sluis VI en Slagharen kwamen we in 1968 weer in Lutten wonen, voorheen garage Jaspers. Van wie bin-ie d'r ientie... kan zeer benauwend werken, zeker op weg naar volwassenheid. Het gevoel van niet jezelf kunnen zijn en beoordeeld worden op. Ik heb nooit met een jongen uit ons dorp gezoend, maar volgens anderen had ik wel met die en die verkering. 19
Polman hef mooie dochters', hoorde je nog al eens. Dat je ook gewoon met jongens om kunt gaan, was haast niet voor te stellen. Het was dan al gauw: 'O, die giet met iederiene met'. Op mijn negentiende ging ik op kamers in Emmen. Ik ervoer dat als een verademing. Beoordeeld worden op wie je zelf bent en niet op van 'wie bin-ie d'r ientieT Binnen het LCGJ (Landelijk Centrum Gereformeerd Jeugdwerk) leerde ik mijn man Kees kennen. Meer dan dertig jaar heb ik aan hem een lieve echtgenoot en hij komt uit Barendrecht, Wat zullen de buren wel denken? Barendrecht is van oorsprong ook een agrarisch dorp met zijn eigen familienamen. Dertig jaar geleden was het hier ook nog van 'Ken je die en die? Dat is een zoon van die en die...' Dingen nalaten omdat men bang was 'wat de buren wel zullen denken'. Vorig jaar is mijn overbuurvrouw verhuisd, ze woonde aan het begin van ons woonerf en hield alle in- en uitkomend verkeer vanuit haar keuken, zonder vitrage, goed in de gaten. Dus wat dat betreft is het hier niet zoveel anders. Gepraat wordt er
Boerderij Zwartedijk 33, 2003 20
ook, al is het lang niet altijd kwaad bedoeld. Je maakt deel uit van een samenleving, waar je ook woont. In hoeverre je daar aan deel wilt nemen, bepaal je hier misschien iets gemakkelijker zelf dan in het oosten. Aan de andere kant kennen we natuurlijk allemaal de verhalen van mensen die dagen of wekenlang dood in huis liggen en dus door niemand gemist worden. Vreselijk lijkt me dat, om in zo'n buurt te wonen. Dat zal in een dorp niet zo gauw gebeuren. Men kijkt daar nog naar elkaar om. Dat heb ik vorig jaar zomer ook ervaren: mijn moeder zat nogal in de lappenmand. Als je dan ziet hoe er door de buurt naar haar omgekeken werd, geweldig! Het 'oude' Barendrecht is wat dat betreft ook echt nog een dorp. In de nieuwe wijken ligt dat wel wat anders, maar dat is in het oosten niet anders. Dat viel ook te lezen in het laatste nummer van Rondom den Herdenbergh. Buren aannemen vind ik een goede gewoonte. Hier in het westen doen nog maar heel weinig mensen dat. Ze komen en gaan zonder verdere berichtgeving. Dat buren aannemen was toen ik hier kwam wonen, echt nog wel de gewoon-
te. Ik heb het geluk dat mijn buurvrouw, die ik al meer dan dertig jaar ken, één van mijn beste vriendinnen is geworden. Zij is beginjaren vijftig geboren in een arbeiderswijk in Rotterdam. Haar verhalen verschillen niet veel van de mijne. Als kind geen douche en kleine woonruimte. Opa en oma op loopafstand. Maar wat speelruimte in en om huis betreft hadden wij het natuurlijk beter. Mijn grootmoeder, overleden 1964, had het niet zo 'op die stadsluu'. Ze moest eens weten dat haar kleindochter en naamgenoot nu in het dichtstbevolkte deel van Nederland woont. Veenkoloniale zandgrond of Zuid-Hollandse klei. De ontwikkelingen na 1960 gingen hard. Niet alleen in Lutten. Een dorp dat je ruim dertig jaar geleden hebt verlaten, kun je eigenlijk niet meer vergelijken met hoe het nu is. Lutten, een naam die oorspronkelijk 'buiten de reeds bewoonde wereld' betekent, maakt hoe dan ook deel uit van mijn wereld. Daar ben ik geboren en opgegroeid. Ik kom er graag, vooral om de rust en de ruimte te ervaren, maar zeker ook om even lekker mijn moerstaal te spreken. Er is dan tenminste niemand die zegt: 'Je praat boers'. Maar toch? Ik kan en wil er nooit te lang blijven. En wonen? Nee, dat ook niet. Ik realiseer me heel goed, dat mijn moeder de enige Polman is die nog in Lutten woont, de laatste is van een familie die daar ruim honderd jaar geleden terecht kwam. Dan gaan mijn gedachten terug naar die historische datum van 7 november 1901: de dag dat overgrootvader Hendrik Polman met een bod van f1360,- eigenaar werd van een woning en grond aan de Zwartedijk. Dan kijk ik naar zijn foto en brand er een waxinelichtje bij... Sentimenteel? Misschien wel, maar vooral in die uren die ik bezig was met de geschiedenis van mijn familie en de geschiedenis van Lutten, had ik daar wat aan. Dan hoop ik dat mijn voorouders nog iets van die warmte en aandacht voelen, want dat hebben ze - na een moeizaam leven van hard werken - alsnog verdiend! Ik heb aardig wortel geschoten in de
Zuid-Hollandse klei, maar mijn roots moet je zoeken op de veenkoloniale zandgrond in de Noordoosthoek van Overijssel. Het is misschien raar, maar twee kilometer associeer ik nog steeds met de lengte van de Zwartedijk. Ik prefereer de oosterling Willem Wilmink boven de nachtburgemeester/dichter van Rotterdam, Jules Deelder. En... van Paul de Leeuw, afkomstig uit deze streek, kan ik niet alles waarderen. Geef me dan Herman Finkers maar. (H)eerlijke humor die me aanspreekt. De weg van het oosten naar het westen is nog wel steeds langer dan omgekeerd. Wij gaan gemakkelijker naar het oosten dan dat het oosten hier komt... 'De drukte hè'. Dé Nederlandse taal bestaat niet, met klemtoon op de. Binnen ons kleine taalgebied is de variatie in woordenschat, zinsbouw en uitspraak erg verschillend. Ik denk dat het belangrijk is te weten waar je vandaan komt en waar je naar terug kunt gaan..., herinneringen een plaats kunt geven. Dan realiseer ik me de problemen van vluchtelingen: mensen die niet terug kunnen naar hun geboortegrond. Daarom spreekt het werken met vluchtelingen me misschien ook zo aan. Ik geef Nederlands als tweede taal aan volwassenen, mensen die onze taal niet als moedertaal hebben, maar allemaal mensen met hun eigen verhaal... Vaak ga ik op de fiets naar mijn werk. Ik passeer dan de aanleg van de Betuweroute en de Hoge Snelheidslijn, maar daarna heb ik ook zicht op spruitenvelden. Vanuit Zwijndrecht ga ik dan een stukje met de waterbus: de ruimte van de Maas, het stadsgezicht op Dordt, heerlijk. Ik moet zelfs bekennen dat ik van de skyline van Rotterdam houd. Om dichterbij huis te blijven: Barendrecht heeft, evenals Lutten, een markante watertoren. Goed om je weer 'thuis' te voelen... Als je me nu zou vragen: 'Ben je een Sallandse of een Randstedelinge', dan zou ik antwoorden: 'Geen van beide, ik ben Nederlandse en voel me zowel in het oosten als in het westen thuis.'
21
Afgerekend met de schenker en de bakker Tientallen schenkers en bakkers zijn in de loop van de vorige eeuw bijgezet in de rij van verdwenen middenstanders in Ambt en Stad Hardenberg. Door zo 'n bakkerij en café in de schijnwerper te zetten laten wij een stukje historie herleven.
F. Kampman-Herbert/J. Luisman-de Jonge
Midden ''Kloosterzicht" en geheel links bakkerij Sloot te Sibculo Zo rond het jaar 1925 begon Gait Talen een café, verlof A, in een woonhuis op de driesprong in Sibculo. Een hele vooruitgang, want voordien moest men voor een borreltje naar Beerzerveld aan de Kloosterdijkbrug. Talen, die in het bezit was van een motorrijwiel, was een vindingrijk man. Als hij bijvoorbeeld 's morgens zijn geit naar de heide moest brengen en geen zin had om een eind te lopen, bond hij het dier met een lang stuk touw vast aan zijn motor. In 1931 verkocht hij het café aan Geert Olthof die naast kastelein ook groenteboer was. Na niet al te lange tijd verkocht deze het pand aan J. Sickman uit Kloosterhaar. Olthof liet een huis bouwen aan de Kloosterdijk naast de Chr. school waar hij tabakswaren, groente en aardappelen ging verkopen. Dit pand wordt heden nog bewoond door J. Olthof. Sickman liet het pand op de driesprong slopen en zette er een nieuw café-restaurant op (1936). Zijn dochter Jantje Sickman en 22
Suikerzakje schoonzoon Hendrik Schipper runden het café-restaurant en gaven het de naam Kloosterzicht. Ze hadden in die tijd nog vrij uitzicht op het oude kloosterterrein met zijn ruïnes, omdat de gereformeerde kerk er toen nog niet stond. Als je bij Schipper Hendrik een borreltje bestelde, had hij de gewoonte om te zeggen: "Er wordt aan gewerkt", maar dan duurde het nog wel even. Toentertijd had veldwachter De Jong uit Bergentheim de controle over de cafés, of alles ordentelijk verliep. Hij kwam dan tegen sluitingstijd het café binnen en zei:
1955 broden bij de klanten. In de loop der jaren breidde de zaak zich uit tot een bedrijf waar plaats was voor vijf knechten. Per week v.l.n.r. D. van Dijk winkelbediende; A. Potgieter; werden er vijf duizend broden uitgevent. In de mevr. C. Sloot met Alie; J. Sloot; K. Potgieter; en oorlog ging Sloot rogge kopen bij de boeren, liet die malen bij Van Braam in Kloosterhaar bakkersknecht?. en bakte er broden van die hij zonder bon "Jongens, we gaan naar onze moeders, maar laten verkocht. Veel onderduikers hebben in de we eerst samen het Sari Mareis zingen." Daarna oorlogsjaren bij Sloot een goed en gastvrij ging iedereen zonder trammelant naar huis. Tot tehuis gevonden. Ondanks de drukke 1972 was Schipper kastelein op Kloosterzicht. In werkzaamheden zag de heer Sloot kans zich 1974 heeft hij het café verkocht aan de familie verdienstelijk te maken voor zijn medemens, Dunnewind uit Oudleusen. Daarna is het in handen door actief te zijn op kerkelijk- en verenivan diverse eigenaren geweest. Het pand heeft gingsgebied. geen horecabestemming meer en wordt nu In 1956 stichtte Sloot met drie andere collega's bewoond door de families Van Dijk, Olthof en een combinatie. Zo ontstond de Centrale Veerman. (Met dank aan Henk Huisman) Bakkerij de Noord-Oost-Hoek te Bergentheim. Tot na zijn pensioen heeft Sloot zich op dit Jan Sloot werd in 1906 geboren in "de polder" aan bedrijf nog beziggehouden met administratief de oostkant van het kanaal, ten noorden van de werk. (Met dank aan Henk Sloot) Kloosterdijk en bezocht de lagere school in Beerzerveld. Daarna begon hij als leerlingbakkersknecht bij Hemke in Bergenteim, later ook in Enter en Wierden. Kort na zijn huwelijk met Coba Schippers begonnen ze in 1933 een eigen bakkerij aan de Kloosterdijk in Sibculo. In het begin bakte hij veertig "stoeten" per dag, later honderd per dag. De oven werd in die begintijd gestookt met takkenbossen, turf en briketten, totdat men op electriciteit over kon gaan. Jan Sloot bracht zelf de
2004. Midden Kloosterzicht, geheel links v.m. bakkerij, waar nu Beugelink en Prijs wonen.
2 23
'JANNY' en 'ZONNEHOF' (huizen van naam 26) Op De Brink staat een dubbel woonhuis dat niet zal ontkomen aan de renoverende slopershamer. De namen zijn al van de gevel verdwenen, maar menigeen zal zich de aanduidingen 'Janny' en Zonnehof" nog wel herinneren voor de woningen De Brink 9 en 11. Hier nog even aandacht, voordat het zal verdwijnen.
K. Oosterkamp De dubbele woning werd in 1932 daar gebouwd in opdracht van Jan Berend Oostenbrink (1891 - 1951) en ontworpen door het bouwkundig bureau J. L. van Goor te Dedemsvaart. Deze Oostenbrink was een telg uit een ondernemend geslacht. Hij was bakker en winkelier: zijn bedrijfspand bevond zich op de hoek van wat we nu Twenteweg en Hessenweg noemen. De VIVO-winkel van Oostenbrink
Behalve het exploiteren van deze bakkerij en winkel hield de heer Oostenbrink zich bezig met onroerende goederen. Zo bezat hij naast enige woningen in Heemse, waaronder 'Janny' en 'Zonnehof', een paar boerderijen aan de Ommerweg. Ook bezat hij aan de Ommerweg de 'Zeven Zaligheden': een blok van zeven eenvoudige woonhuizen. Na een brand bleven er voor de Ommerweg slechts drie 'zaligheden' over. Zijn vrouw, Anna Douma, dochter van een bakker, had bovendien enkele panden in Coevorden 'ingebracht' In de jaren '50 vertrok Jan Berend naar Amsterdam. Hij was van plan om zich daar bezig te gaan houden met de fabricage van 24
margarine, maar daarvan is wegens gezondheidsredenen niet veel terecht gekomen. Het beheer over bakkerij en winkel vertrouwde hij toe aan zijn tweede zoon Douwe die het winkelbedrijf voortzette onder de vlag van VIVO. De heer Oostenbrink had het dubbele woonhuis niet laten bouwen om er ooit zelf te gaan wonen: het was voor hem een soort van geldbelegging en hij ging de woningen verhuren. In het archief worden als bewoners familienamen van o.a. Boekhoven en Hamhuis verbonden aan De Brink 9, terwijl voor no. 11 de families Hamstra, De Jongh, Sonnenberg, Lovink en Martens genoemd worden. Het pand no. 9 ondergaat in 1967 een verbouwing in opdracht van de fam. Hamhuis, zodat we mogen aannemen dat deze familie inmiddels eigenaar van de woning was geworden. Voor het pand no. 11 geldt dat de fam. Martens in 1971 de woning verbouwd heeft, ook inmiddels als eigenaar. De heer J. Martens, geboren en getogen op 'Zonnehof' herinnert zich dat de naam van de aannemer die de woning daar bouwde, aannemersbedrijf Smit, in potlood op een van de balken in de nok geschreven stond. Het gezin Oostenbrink telde vijf kinderen. De ene helft van de woning, no. 9, werd genoemd naar de oudste dochter, Janny (1913 - 2003). Het is opmerkelijk dat op de bouwtekening de huizennamen reeds staan aangegeven. Daardoor mag aangenomen worden dat de
De bouwtekening bevat reeds de namen heer Oostenbrink als opdrachtgever en eigenaar ook de naamgever is geweest. De andere helft werd Zonnehof genoemd, naar alle waarschijnlijkheid omdat de achtertuin (hof) op het zuidwesten gelegen was: dus zonnetuin / zonnehof. Het is een kenmerkende vooroorlogse woning, uitgevoerd in degelijk metselwerk. Ook op de bouwtekening is al aangegeven waar enkele decoratieve elementen moesten worden 'ingevoegd'. Deze uitspringende stenenrijen varië-
De Brink 9 en 11, thans zonder naam
ren de metselstructuur van de gevel, maar accentueren meteen een sterke eenheid en samenhang. Pand no. 11, Janny, bezit nog steeds glas-in-lood ramen in de bovenlichten van de hal naast de voordeur: een element dat toentertijd zeer werd gewaardeerd, ook vanwege de voorname uitstraling. Dit werd bij huize Zonnehof bereikt door aan de straatzij de een erkeruitbouw aan te brengen met ook siermetselwerk. De fundering moet indertijd een probleem zijn geweest: de Vecht heeft in de loop der eeuwen een grillige bodemstructuur nagelaten. Het werd opge- lost door een afdoende bouwkundige ingreep: de gehele woning berust op een solide betonplaat, een constructie die in de jaren '30 in dit soort situaties toegepast werd voor het 'betere' huis. Bron: Gemeentearchief Hardenberg Met dank aan mevr. N. Oostenbrink, Deventer. 25
De Witte Paal Wie kent niet het bekende wegenkruispunt met de naam de Witte Paal. Het is de locatie waar rijksweg N-36 aansluit op rijksweg N-34. De Witte Paal is een begrip in de wijde omgeving. Sinds de jaren vijftig bestaat het kruispunt. In die jaren was het een eenvoudige wegaansluiting met een ANWB-handwijzer en voor de nachtelijke verlichting was er slechts een lantaarn geplaatst. Bij dat kruispunt stond toen duidelijk zichtbaar een witte paal. Aldus was het kruispunt met de naam 'de Witte Paal' voor passanten verklaard. Zo is het nu nog, een witte paal bevindt zich bij het bekende, in de afgelopen jaren groots aangelegde, kruispunt van de genoemde wegen. Ook op moderne wegenkaarten en plattegronden wordt het kruispunt veelal aangegeven met de naam de Witte Paal.
H. D. J. Krikke Wegen Wat nu als rijksweg N-34 bekend staat, werd voorheen de Hessenweg genoemd, althans het gedeelte van Berkum/Zwolle naar Hardenberg. De Hessenweg liep van de oude hanzestad Zwolle via Hardenberg, bij Hardenberg stak men de Vecht over en liep de weg vervolgens naar Lingen (Dld.) en zo verder Duitsland in. Tot Hardenberg liep de weg aan de noordzijde van de rivier de Vecht. De Hessenweg vermeed de wijde bocht van de Vecht bij Stegeren, Diffelen en Rheeze en ging daar over de heide. Vroeger was de Hessenweg een zandweg. Rond 1840 is de weg gemoderniseerd en wordt dan op landkaarten met de naam Nieuwe Hessenweg aangeduid. De oude Hessenweg De Hessenweg heet niet voor niets Hessenweg. In het verleden is er vele jaren lang van deze weg gebruik gemaakt door de Hessenwagens die vanuit Duitsland naar Zwolle gingen en vanzelfsprekend ook in omgekeerde richting. De Hessenwagens geladen met allerlei handelswaar, waren soms zo zwaar beladen dat ze twee, vier of soms wel zes paarden in het voorspan hadden. Begrijpelijk is dat de wegen daar veel onder te lijden hadden. Naast de tolheffing onderweg zou ook de stad Zwolle bijdragen aan het onderhoud van het Overijsselse deel van de weg. Tussen Ommen en Heemse werd er op 2 plaatsen tol geheven. De oude Hessenweg liep noordelijk langs Ommen over de hoger gelegen zandrug langs 26
de Vecht. Na herberg 'De Wolf' liep de Hessenweg verder over de heide naar Heemse. De weg stijgt vanaf de Vecht bij Berkum tot Heemse met ruim 8 m. De kerk in Heemse staat ca. 10 m. boven NAR Overigens is de Hessenweg bij de brug in Hardenberg alweer gedaald tot 7,7 m boven NAR Eenmaal over de Vecht bij Hardenberg liep de route eerst door de stad, door de Voorstraat en het Oosteinde, en vervolgens door de toenmalige Lange Steeg (thans een gedeelte van de Stationsweg en de J. Weitkamplaan), en via de Hoogenweg en Venebrugge naar Duitsland. Passanten van de oude Hessenweg Naast de Hessenwagens van en naar Duitsland en de postwagens van Coevorden en Lingen naar Zwolle, hebben diverse passanten van de Hessenweg gebruik gemaakt, zoals bijv. uit Duitsland afkomstige handelslieden en seizoenarbeiders, de z.g. Hollandganger o.a. turfgravers en grasmaaiers om in Nederland te gaan werken. Bekend is eveneens van volgende personen dat zij gebruik hebben gemaakt van de Hessenweg, nl. veldwachter Van Laar, zelfs verschillende malen, en de handelaren in graan, Rigterink en Krikke uit Gramsbergen, zij hadden zaken gedaan in Zwolle en waren met paard en wagen op de terugreis naar huis. Onderweg werden zij overvallen, maar door kordaat optreden, het lossen van een schot en het paard tot grote spoed aan te sporen, konden zij de overvaller achter zich laten. Andere passanten van de oude Hessenweg
waren de studenten Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp. Deze twee studenten maakten in 1823 een voetreis door Nederland, maar vanwege een opgezette linker voet van Van Hogendorp werden zij door de Balkbrugse herbergier Meine Jelke Kruizinga met zijn koetsje van Balkbrug naar Hardenberg gebracht. Na drie uur stopten ze bij een boerenherberg, zeer waarschijnlijk "De (hongerige) Wolf', want daarna vervolgden ze hun reis naar Hardenberg, kort waarvoor ze een mooi buitengoed zagen liggen, "Nijenstede". In Hardenberg dronken zij koffie en ontving Van Hogendorp de medische zorg voor zijn linker voet. Over een witte paal onderweg wordt niet gerept in de beschrijvingen van de bovengenoemde weggebruikers. De nieuwe Hessenweg Omstreeks 1840 is de nieuwe Hessenweg aangelegd. Deze nieuwe weg was een geplande en een voor die tijd moderne weg. Het traject van de weg had veel rechte gedeelten en was geheel begrint. De nieuwe Hessenweg liep net als de oude Hessenweg langs de noordkant van de Vecht. Vanaf Ommen passeerde men achtereenvolgens: de buurtschap Arriën, de Arriër-vlier en de Hoogengraven, bij de brug over de Hoogengraven werd tol geheven. Daarna liep de weg verder door de marke Stegeren met woeste gronden en met "de Wolf', de latere herberg "de Hongerige Wolf', vervolgens liep het traject van de weg over de uitgestrekte heidevelden van de marke Diffelen en de marke Rheeze. In latere jaren zijn veel van die heidevelden met bos beplant en in cultuur gebracht. In de marke Rheeze was er een tol bij de brug over de Rheezer waterleiding. Via Heemse kwam de Hessenweg tenslotte uit bij de brug over de Vecht bij Hardenberg. Overigens zijn later bij Ommen in de verbinding met de Nieuwe Hessenweg de Coevorderweg naar het oosten en de Varsenerdijk naar het westen van de stad Ommen aangelegd. Ten noorden van Ommen vindt men nog altijd wegen met de vanouds bestaande namen: Hessenweg-west en Hessenweg-oost. Deze wegen worden zowel
in de Grote Historische atlas van Nederland, deel 3, als in de Historische Atlas van Overijssel van 1907/1911 met de naam oudeHessenweg aangeduid.
De Witte Paal, anno 2002 De Witte Paal als witgeverfde paal Op de Historische Atlas van Overijssel van 1907/1911 takt een klein recht dijkje/weggetje aan op de nieuwe Hessenweg, daar waar later de 'Witte Paal' kan worden gesitueerd. Dat dijkje is daar waarschijnlijk aangelegd om een iets lager gelegen gedeelte van de heide te passeren, en voor een aansluiting met de Hessenweg van het zuidelijker gelegen Diffelen. Er was toen nog geen rijksweg 36 als rechtstreekse weg naar Almelo; de rivier de Vecht kon via een brug over de stuw bij Mariënberg worden gepasseerd. Overigens waren er veel vroeger in de Vecht verscheidene doorwaardbare plaatsen, zo ook bij Diffelen en Mariënberg. Kokhuis noemt in zijn boek 'De geschiedenis van Salland' dat de Witte Paal vroeger een 27
markegrenssteen/paal is geweest waarmee de definitieve grens van de marke werd vastgesteld. Blijft de vraag of de witte paal ooit verplaatst is naar het midden van de marke Diffelen. De Witte Paal kan gediend hebben als een oriëntatie, daar deze precies in het midden van het traject van de Hessenweg in de marke Diffelen staat. Dit traject heeft een lengte van 1,5 km. Welnu, opmerkelijk is dat de markegrens van de voormalige marke
De Witte Paal ook op de kaart
Diffelen zich zowel 750 m. oostelijk, als westelijk van de Witte Paal bevindt. De Witte Paal treft men thans aan tussen de hectometerpaaltjes 27,8 en 27,9 van rijksweg N-34. Hoe lang de witte paal reeds heeft bestaan is niet bekend, oudere mensen die ik heb gesproken meenden dat er al zeer lang een witte paal heeft gestaan, tenminste moet de Witte Paal er reeds in de dertiger jaren van de vorige eeuw gestaan hebben. En dus lang voor
de aanleg van rijksweg 36, deze weg is pas in de vijftiger jaren aangelegd. De witte paal is een vierhoekige, witgeverfde, stenen paal, van ongeveer 80 cm hoog, met daarin in zwarte letters aangebracht de woorden DE WITTE PAAL. Momenteel valt de paal niet meer zo op bij de verkeersdeelnemers die het grote kruispunt passeren. De verkeerssituatie, de verkeerslichten en borden vragen immers alle aandacht. De Witte Paal wordt genoemd Op het moment van dit schrijven is de eerste vermelding van de Witte Paal gevonden op de topografische kaart van het War-office uit 1939. Er bestaat dan overigens nog geen rijksweg 36. Het is niet onmogelijk dat er toch nog oudere kaarten zijn met een vermelding van de Witte Paal. De vermelding in 1939 wijst er op dat het punt de Witte Paal in ieder geval bekend was bij de samenstellers van de genoemde kaart/plattegrond. In het gemeentearchief van Hardenberg (Ambt-Hardenberg) is correspondentie uit 1938 over de uitvoering van het Rijkswegenplan van 1938 in Overijssel met betrekking tot de gemeente AmbtHardenberg en de rijksweg 34. Het gedeelte van de Nieuwe Hessenweg van de Vechtbrug bij Berkum tot aan de Witte Paal wordt dan door het Rijk overgenomen van de provincie. Het verdere gedeelte van de Hessenweg van de Witte Paal tot Heemse blijft op dat moment vooralsnog provinciaal eigendom, maar komt wel in onderhoud bij het Rijk. Later wordt ook dit gedeelte door het Rijk overgenomen en wordt het wegennet in Noordoost-Overijssel verder uitgebreid, ook rond de Witte Paal. Het betreft zowel de verbetering van het gedeelte van de rijksweg 34 van de Witte Paal naar Drenthe, als van aanleg van de rijksweg 36 van de Witte Paal naar Almelo. De Witte Paal is voor weggebruikers een bekend begrip geworden. Maar ook in de media heeft het gebruik van de naam 'de Witte Paal' ingang gevonden als het kruispunt van de rijkswegen N-34 en N-36 wordt aangeduid.
Tenslotte De Witte Paal heeft als markeringspunt van wegen een andere functie dan de grenspalen van gemeente, provincie of van het rijk. Vroeger was de witte paal mogelijk een paal op de uitgestrekte Diffeler heide, en bestemd ter oriëntatie voor reizigers langs de Hessenweg. Nu, anno 2002, is de Witte Paal een begrip geworden tot in de wijde omgeving. De signaalfunctie van de Witte Paal is vervangen door de ANWB borden (nrs 1470). De Witte Paal als witgeverfde paal heeft alleen nog een functie als historisch-topografisch object. De Witte Paal is thans iets van de weg af geplaatst. Bronnen en literatuur. - Gemeentearchief Hardenberg (AmbtHardenberg). - Grote Historische Atlas van Nederland; deel 3 Oost-Nederland 1830-1855. Groningen (herdruk) 1990. - Historische Atlas van Overijssel; 1883, herzien 1907 en 1911. Den Ilp (herdruk) 1990. - Geographical section General Staff War-office, 1939; 3e ed.1941. Kaart regio Coevorden (in Oudheidkamer Avereest). - Kadastrale atlas Hardenberg 1832 en 1880 (Diffelen). - RAO (thans HCO); Historische kaartencollectie; Archief Rijkswaterstaat, rijksweg nr 34. - Nieuws- en advertentieblad "De Vechtstreek" diverse jaargangen. - G.J.I.Kokhuis; De geschiedenis van Salland. Oldenzaal 1992. blz 37. - L.AJ.Pieko; De passagie der Hessencarren. Over Hessen en Hessenwegen. Oldenzaal 1993. - L.F.Texeira de Mattos; De Dedemsvaart. Zwolle 1903. blz 239. - De zomer van 1823, Lopen met Van Lennep. Dagboek van een voetreis door Nederland. Bewerking door Geert Mak en Marita Mathijsen. Zwolle 2000. - W.Seinen; Veldwachter Van Laar. Het verhaal van een veldwachter van Stad-Hardenberg uit de jaren 1845-1885. De Krim/Hardenberg, z.j. blz 120-121. - Dank aan de heer W.van Haeringen.
Salland's Volksblad, tweede kwartaal 1904 Een eeuw geleden vond men amper afbeeldingen in de plaatselijke krant. Het nieuws in 1904 bestond onder andere uit de volgende onderwerpen: Te Stad Hardenberg zocht de gemeenteraad een koeherder op de Mars en in het Hardenbergerveld, ook kon men de namen lezen van personen aan wie de melkritten waren gegund. De 1800 pond wegende Paaskoe werd rondgeleid en bewonderd en daarna door de jood Leman geslacht. Het huis van wijlen G. W. van Riemsdijk werd door het Rijk aangekocht, hier zou het post- en telegraafkantoor verrijzen. Schilder H.B. Scheffer was gevestigd ten huize van G. Brand en Hendrikus Zweers liep brandwonden op tijdens soldeerwerkzaamheden aan de pomp bij de markt. Op de markt werd handel gedreven in hoornvee, biggen, drachtige motten, touwvarkens en schapen. Door een zomerwindhoos vloog er wasgoed in de boom en na de schoonmaak moest men naar Weitkamp voor bukskin en vries. Te Ambt Hardenberg was mevrouw de weduwe Koster voornemens haar buitentje te verkopen, gunstig gelegen aan de noordzijde van de Dedemsvaart te Lutten in de nabijheid van de stoomtram naar Coevorden en Zwolle (thans café d'Olde Stee). In Slagharen was de aan de grind- en tramweg gelegen boterfabriek "De Vooruitgang " te koop, evenals de hondenkar met trekhonden van Dijkhuis op de Brink te Heemse. Bij Schuldink was het feest, hij vierde zijn 25-jarig dienstverband als veldwachter. De tram op de Haardijk deed een paard op hol slaan, Bolks werd tot president van de kerkvoogdij gekozen en de Chr. Hist. partij koos als bestuur de heren Van Herwerden, Veldsink, Stoeten, Weitkamp en Meier. Te Gramsbergen viel de molenaarszoon uit de molen en was men druk met de aanleg van de spoorlijn waarvoor zand van de oude schansen te Loozen werd gebruikt, tevens was een begin gemaakt met de bouw van het station.
D. Hesselink-Zweers en E. Wolbink
30
31
32