Levensverzekering en erfrecht Mr. Wim J.J.G. Speetjens1
Op 1 januari 2006 is een nieuw verzekeringsrecht in
begunstigde zijn, de persoon die is aangewezen om
werking getreden. Een bepaalde vorm van verze-
de uitkering te ontvangen.3 In de praktijk is de ver-
kering, namelijk de levensverzekering, wordt in de
zekeringnemer vaak tevens verzekerde en/of
2
praktijk gebruikt als middel voor estate planning. In
begunstigde, maar die posities hoeven niet samen
De praktijk kent vele vormen
deze bijdrage besteed ik eerst aandacht aan de
te vallen. Het is mogelijk en het komt ook veelvul-
van levensverzekering
voor de overeenkomst van levensverzekering van
dig voor dat een derde, bijvoorbeeld de partner van
belang zijnde wettelijke bepalingen en aan de
de verzekeringnemer, als verzekerde en/of begun-
bevoegdheden die toekomen aan de verzekering-
stigde optreedt. Bij ongehuwde partners kiest men
nemer, in het bijzonder de aanwijzing van de
vaak de constructie dat de ene partner als verzeke-
begunstigde. Ten slotte wordt ook enige aandacht
ringnemer (en dus als schuldenaar van de premie)
aan het erfrecht besteed.
en begunstigde optreedt en de andere partner als verzekerde. Deze constructie kan er toe leiden dat een uitkering van een levensverzekering bij overlij-
1. De levensverzekering
den van de verzekerde vrij van successierecht is (art. 13 Succ.w.). Bij gehuwde partners is dit fiscale
1.1. Het begrip levensverzekering
voordeel alleen te behalen indien er huwelijkse
In het wettelijke systeem is de levensverzekering
voorwaarden zijn die een regeling omtrent de
een species van de sommenverzekering. Art. 7:975
draagplicht van de premie inhouden in die zin dat
BW definieert de levensverzekering als een som-
niets aan het vermogen van de verzekerde mag zijn
menverzekering die in verband met het leven of de
onttrokken.
dood is gesloten. De strekking van de verzekering
1 Docent privaatrecht aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
2 De wet van 22 december 2005, Stb. 700, tot vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek.
1.3. Vormen van levensverzekering
ontstaan door het in leven zijn of overlijden. De
De praktijk kent vele vormen van levensverzeke-
wet beschouwt een ongevallenverzekering niet als
ring. De zuivere overlijdensrisicoverzekering bijvoor-
een levensverzekering.
beeld dekt het risico van overlijden. Daarnaast
Bij het aangaan van de overeenkomst moet een
komen er verzekeringen voor die het ‘levenrisico’
onzekerheid bestaan die verband houdt met het
dekken.4 Een zogenoemde gemengde verzekering
leven of de dood van een persoon en die onzeker-
biedt dekking tegen zowel overlijdens- als leven-
heid moet betrekking hebben op de duur van de
risico.
premiebetaling of op de uitkering. Het is dus moge-
Een ander onderscheid kan worden gemaakt al
lijk dat de uitkering onvoorwaardelijk is maar bij-
naar gelang er wel of niet stellig een uitkering
voorbeeld het tijdstip waarop de uitkering moet
plaatsvindt. Een overlijdensrisicoverzekering die
plaatsvinden onzeker is. De onzekerheid kan ook
slechts uitkeert als de verzekerde voor een bepaalde
zijn gelegen in de omvang van de uitkering of de
leeftijd overlijdt, leidt niet stellig tot een uitkering.
duur van de premiebetaling.
De hiervoor genoemde gemengde verzekering leidt wel stellig tot een uitkering. Deze verzekerings-
1.2. Personen betrokken bij een levensverzekering
vorm kent naast een risico-element ook een spaar-
Bij iedere overeenkomst van verzekering zijn ten
element. Dat spaarelement geeft aan de verzekering
minste twee partijen betrokken, namelijk de verze-
een bepaalde waarde. Omdat er een waarde is
keraar en de verzekeringnemer. Bij de levensverze-
opgebouwd heeft de verzekeringnemer onder
Hiermee wordt bedoeld het risico van lang leven.
kering moet er ook een verzekerde zijn, de persoon
meer het recht de verzekering door de verzekeraar
op wiens leven of gezondheid de verzekering
te doen afkopen, premievrij te maken of te bele-
Art. 7:978 en 979 BW.
betrekking heeft. Daarnaast zal er meestal ook een
nen.5
De wettelijke omschrijving van verzekerde en begunstigde vindt men in art. 7:964 BW. 3
4
mag niet zijn het vergoeden van vermogensschade
5
september 2006 - ESTATE PLANNER
3
Weer een ander onderscheid is die naar het soort
de resp. beperkt gerechtigde, tenzij de uitoefening
uitkering. Dit kan zijn een vast bedrag, een kapi-
van zijn rechten niet leidt tot wijziging van de
taal, een uitkering in termijnen of een rente. Een
rechtspositie van de begunstigde resp. beperkt
De bevoegdheid van de
rente waarvan de duur (mede) afhankelijk is van
gerechtigde.13
verzekeringnemer tot
het leven van de verzekerde, noemt men lijfrente. Is
De bevoegdheid van de verzekeringnemer tot wij-
wijziging van de
de lijfrente daarnaast6 ook in tijd beperkt, dan is
ziging van de begunstiging eindigt wanneer het
begunstiging eindigt
sprake van een tijdelijke lijfrente. Een vaste rente is
risico zich verwezenlijkt14 en daardoor een verze-
wanneer het risico zich
niet van een leven afhankelijk maar duurt voort tot
kerde uitkering opeisbaar wordt. De wet vermeldt
verwezenlijkt
een bepaald tijdstip. Een lijfrente kan direct ingaan,
dit niet met zoveel woorden, dit vloeit echter voort
maar kan ook later ingaan. Dan spreekt men van
uit de aard van de verzekeringsovereenkomst.15
een uitgestelde lijfrente. 2.2. Overdracht van de rechten uit een overeenkomst van sommenverzekering
2. De bevoegdheden van de verzekeringnemer bij een sommenverzekering 6
Naast het in leven zijn van de verzekerde. 7
8
De verzekeringnemer is bevoegd zijn rechten uit een sommenverzekering over te dragen, zij het dat die rechten slechts gezamenlijk kunnen worden
2.1. Enkele bevoegdheden van de verzekeringnemer
overgedragen16 of bezwaard.17 Onder de rechten uit
Art. 7:966 lid 1 aanhef en letters a en c BW.
De verzekeringnemer heeft als zodanig bij een
een sommenverzekering zijn volgens de parlemen-
levensverzekering diverse bevoegdheden.
taire geschiedenis ook de zogeheten wilsrechten
Art. 7:966 lid 1 aanhef en letters b en c BW.
Bij iedere sommenverzekering is de verzekering-
begrepen.18 Omdat er tegen een afzonderlijke over-
nemer bevoegd tot:
dracht van een recht op een uitkering geen
9
Art. 7:978 lid 1 BW.
1. het aanwijzen van een begunstigde en de her-
bezwaar bestaat is uitdrukkelijk bepaald dat dit
10
Art. 7:978 lid 2 BW.
roeping of wijziging van een niet-aanvaarde
recht afzonderlijk kan worden overgedragen. Dit
begunstiging;7
geldt ook voor andere uit de verzekering voort-
11
Art. 7:979 lid 1 BW.
12
Art. 7:972 lid 1 BW.
13
Art. 7:972 lid 2 BW.
Bij een levensverzekering is dat het overlijden van de verzekerde. 14
Vgl. Asser-Clausing-Wansink, Bijzondere overeenkomsten, de Verzekeringsovereenkomst, Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink, 1998, nr. 366, en Kalkman, Begunstiging bij levensverzekering (diss. Amsterdam VU), 1997, nr. 2.3.3.4. 15
16
Art. 7:970 lid 1 BW.
2. de instelling, herroeping en wijziging van een bewind over een recht op uitkering.8
vloeiende vorderingsrechten, zoals een vorderingsrecht ter zake van een afkoop of belening.19 De
Daarnaast kent de wet enkele bevoegdheden voor
overdracht van de gezamenlijke rechten uit een
de verzekeringnemer die niet voor alle sommen-
sommenverzekering of van afzonderlijk overdraag-
verzekeringen gelden, maar uitsluitend voor de
bare vorderingsrechten kan op grond van het
overeenkomst van levensverzekering, namelijk:
algemene vermogensrecht contractueel worden
1. de bevoegdheid de verzekering te doen af-
uitgesloten of beperkt.20
kopen;
De levering geschiedt op dezelfde wijze als voor
9
2. de bevoegdheid de verzekering premievrij te maken;
vorderingen op naam21 is voorgeschreven, namelijk door middel van een daartoe bestemde akte, echter
10
3. de bevoegdheid de verzekering bij de verzekeraar te belenen.
11
met dien verstande dat de mededeling, die in het algemene vermogensrecht vormvrij is, hier schrifte-
Al deze bevoegdheden kunnen worden gezien als
lijk moet gebeuren.22 Na overdracht van de rechten
wilsrechten van de verzekeringnemer. Hij kan deze
uit een sommenverzekering kan de verkrijger de
17
Wetsontwerp 19.529, nr. 5, p. 47.
bevoegdheden naar eigen inzicht uitoefenen. In
daaruit voortvloeiende bevoegdheden uitoefenen.
18
Wetsontwerp 19.529, nr. 5, p. 47.
twee gevallen heeft hij echter de toestemming van
Hij - en niet de oorspronkelijke verzekeringnemer -
een derde nodig. Het kan zijn dat een aanwijzing
kan de begunstiging wijzigen of herroepen en zich-
als begunstigde door de betrokkene is aanvaard en
zelf of een derde als begunstigde aanwijzen.
12
19
Wetsontwerp 19.529, nr. 5, p. 48. Art. 3:83 lid 2 BW. Deze uitsluiting of beperking heeft goederenrechtelijke werking. 20
mogelijk dat er een beperkt recht rust op de voor
2.3. De aanwijzing van de begunstigde
de verzekeringnemer uit de overeenkomst voort-
De verzekeringnemer kan zichzelf of een derde als
vloeiende rechten dan wel op het recht op de uit-
begunstigde aanwijzen en een aanwijzing als
Art. 7:970 lid 2 BW.
kering. In beide gevallen is de verzekeringnemer
begunstigde herroepen of wijzigen.23 De wetgever
Art. 7:966 lid 1 letter a BW.
aangewezen op de toestemming van de begunstig-
ziet deze aanwijzing als een beding ten behoeve
21
22
23
daardoor onherroepelijk is geworden. Ook is
Art. 3:94 lid 1 BW.
4
ESTATE PLANNER - september 2006
van een derde in de zin van art. 6:253 lid 1 BW. De
of die van de verzekerde aanwijzen. Het onder-
De aanwijzing van een
aanwijzing van een begunstigde moet geschieden
scheid tussen beide situaties ligt in het volgende.
begunstigde moet
door middel van een schriftelijke mededeling aan
Heeft hij de erfgenamen aangewezen als derde-
geschieden door middel van
de verzekeraar. Zij kan dus - anders dan onder het
begunstigden dan is het irrelevant of zij de betref-
een schriftelijke mededeling
oude verzekeringsrecht - niet plaatsvinden door
fende nalatenschap aanvaarden of verwerpen, zij
aan de verzekeraar
deze aanwijzing op te nemen in een testament.24
behouden in beide gevallen hun recht op de uitke-
Het testament is immers geen aan de verzekeraar
ring. Heeft de verzekeringnemer de betreffende
gerichte schriftelijke mededeling. Of er in de prak-
nalatenschap aangewezen, dan hebben alleen de
tijk veel behoefte bestaat aan de mogelijkheid om
erfgenamen, die de nalatenschap aanvaarden recht
de aanwijzing van een begunstigde in een testa-
op de uitkering.
ment op te nemen betwijfel ik. Het zal voor de
Een bijzondere regeling heeft de wetgever getrof-
gemiddelde verzekeringnemer eenvoudiger zijn de
fen voor het geval de verzekeringnemer als zodanig
begunstiging door middel van een schriftelijke
aangeduide kinderen als begunstigden heeft aan-
mededeling te wijzigen dan door een gang naar de
gewezen. Bij overlijden van een kind treden dan
notaris. De inschakeling van de notaris heeft echter
zijn afstammelingen in zijn plaats.27
Er bestaat geen overgangsrecht op dit punt. Gezien het feit dat het nieuwe recht onmiddellijke werking heeft (art. 68a Overgangswet Nieuw Burgerlijk Wetboek) moet worden aangenomen dat een aanwijzing in een vóór 1 januari 2006 opgemaakt testament niet geldig is. 24
25
Art. 7:967 lid 4 BW.
26
Art. 7:967 lid 5 BW.
Art. 7:967 lid 6 BW. Het is dus niet zo dat de erfgenamen van dat kind in zijn plaats treden.
27
het voordeel dat deze de verzekeringnemer over meer aspecten van vermogensovergang bij overlij-
De begunstigde kan door middel van zijn hoeda-
den kan voorlichten.
nigheid, bijvoorbeeld echtgenoot of schuldeiser, worden aangeduid. De wet bepaalt in dit geval dat
De verzekeringnemer kan zijn erfgenamen25 of de
de aanwijzing wordt vermoed te zijn gedaan ten
erfgenamen van de verzekerde als derde-begun-
behoeve van hem die de hoedanigheid bezit op het
stigde(n) aanwijzen, hij kan ook zijn nalatenschap26
moment dat de aanwijzing, anders dan door
september 2006 - ESTATE PLANNER
5
aanvaarding, onherroepelijk wordt.28 Deze bepaling 28
Art. 7:967 lid 2 BW. 29
Art. 4:52 BW.
geeft een oplossing in het geval dat de verzekeringnemer na echtscheiding hertrouwt en zijn echtgenoot als begunstigde heeft aangewezen. De
30
Art. 7:967 lid 3 BW.
31 Asser-Clausing-Wansink, a.w., nr. 420, pleit er voor in dit geval de begunstiging in stand te laten als de ook met naam aangewezene niet meer de hoedanigheid bezit. Zij motiveren deze uitleg met het feit dat de verzekeringnemer voor deze aanvaarding toestemming heeft gegeven.
persoon die de hoedanigheid van echtgenoot bezit op het moment van het onherroepelijk worden van
1. geen van de aangewezenen aanvaardt de begunstiging; 2. er is geen begunstigde aangewezen (blanco polis); 3. de verzekeringnemer is als begunstigde aangewezen.
de aanwijzing is dan de gerechtigde tot de uitke-
In al die gevallen wordt de uitkering krachtens erf-
ring. Is echter naast de hoedanigheid ook de naam
recht verkregen en is instelling van een testamen-
van de begunstigde genoemd, dan is de met naam
tair bewind wel mogelijk.
aangewezene begunstigde. Hier wijkt het verzeke-
In art. 7:188 lid 1 BW is bepaald dat aanwijzing van
ringsrecht af van het erfrecht: wanneer tussen de
een begunstigde bij een sommenverzekering als
erflater en zijn echtgenoot echtscheiding is uitge-
een gift wordt aangemerkt, behalve in het geval
Art. 7:967 lid 8 BW.
sproken vervalt een beschikking ten behoeve van
dat de aanwijzing geschiedt ter nakoming van een
Dit volgt uit de enigszins cryptische tekst van lid 8 van art. 7:967 BW. Blijkens de toelichting (wetsontwerp 19.529, nr. 8, p. 6) moet uit deze bepaling volgen dat de uitkering tot de nalatenschap van de overledene behoort en in een eventuele door zijn overlijden ontbonden huwelijksgemeenschap valt.
de ex-echtgenoot, tenzij uit de uiterste wil het
verbintenis anders dan uit een schenking. Wat op-
29
tegendeel is af te leiden.
valt is dat bij een sommenverzekering een bewind
In het geval de aanwijzing onherroepelijk is gewor-
ook mogelijk is wanneer er geen sprake is van een
den door aanvaarding wordt het hiervoor besproken
gift. Bij schenking is de mogelijkheid om een
vermoeden terzijde geschoven. De aangewezene is
bewind in te stellen beperkter. Alleen in de geval-
alleen dan begunstigde indien hij die kwaliteit ook
len dat sprake is van een schenking in de zin van
bezit op het moment waarop de uitkering opeis-
art. 7:175 lid 1 BW is een bewind mogelijk. Is de
baar wordt.30 Geen regeling treft de wet als in dit
begiftigde bij een gift37 gehouden een tegenpresta-
geval de aangewezene zowel in hoedanigheid als
tie te voldoen (het negotium mixtum cum donatio-
met naam is aangeduid.
ne) dan is instelling van een bewind niet mogelijk.38
32
33
34
Art. 7:966 lid 1 aanhef en letter b BW.
31
35
Art. 7:974 BW.
Waarom dit uitgangspunt bij de levensverzekering Vgl. Perrick, Erfrechtelijke aspecten van de sommenverzekering, WPNR (2006) 6658, p. 218. Hij haalt een voorbeeld aan uit de parlementaire geschiedenis (19.529, nr. 3, p. 37) waarin geldig werd geacht de mededeling aan de verzekeraar dat de begunstigde iemand is, die de verzekeringnemer bij uiterste wil als begunstigde heeft aangewezen. Hij ontkent - naar mijn mening terecht - dat een aanwijzing als begunstigde een uiterste wilsbeschikking in de zin van art. 4:42 lid 1 BW is. 36
is verlaten, is in de parlementaire geschiedenis niet
aanwijzen. In dat geval heeft hij een - voorwaarde-
toegelicht. Op zijn minst zou voor de mogelijkheid
lijk - recht op de uitkering.32 Bij het overlijden van
tot instelling van een bewind de eis moeten worden
de verzekeringnemer behoort dit recht tot zijn
gesteld dat de aanwijzing een gift vormt.
nalatenschap en eventueel tot de door zijn overlijden ontbonden huwelijksgemeenschap.33 Hetzelfde
Het feit dat een recht op uitkering onder bewind
geldt in het geval dat niemand als begunstigde is
kan worden gesteld doet de vraag rijzen of ook een
aangewezen, de zogenoemde blanco polis, en ook
privé- of uitsluitingsclausule39 aan het recht op de
in het geval dat geen van de aangewezenen de
uitkering kan worden verbonden. Naar mijn
begunstiging aanvaardt.
mening moet deze vraag bevestigend worden beantwoord als de uitkering in de nalatenschap valt
2.4. Bewind over het recht op uitkering;
omdat sprake is van hetzij een blanco polis, hetzij
de uitsluitingsclausule
de verzekeringnemer zichzelf heeft aangewezen
De verzekeringnemer kan het recht op de uitkering
als begunstigde, hetzij alle aangewezenen de
onder bewind stellen; daarvoor is - dwingendrech-
begunstiging niet aanvaarden. De vraag moet
telijk35 - vereist een schriftelijke mededeling van de
ontkennend worden beantwoord voorzover een
verzekeringnemer aan de verzekeraar. Volgens de
derde als begunstigde is aangewezen, ook als de
letterlijke wettekst is de instelling van een bewind
aanwijzing als een gift heeft te gelden.40 Door de
over een uitkering bij uiterste wilsbeschikking niet
aanvaarding van de aanwijzing verkrijgt de begun-
mogelijk. De stelling dat instelling van een bewind
stigde een zelfstandig recht op de uitkering; deze
niet bij uiterste wilsbeschikking mogelijk is, leidt naar
uitkering is niet afkomstig uit het vermogen van de
mijn mening echter uitzondering in het geval de
verzekeringnemer maar uit dat van de verzekering-
Artt. 1:94 lid 1 en 134 BW.
uitkering tot de nalatenschap van de verzekering-
nemer.
Art. 7:188 lid 1 BW.
nemer behoort. Dit doet zich in drie gevallen voor:
Gift wordt hier begrepen in de zin van art. 7:186 lid 2 BW, te weten iedere handeling die er toe strekt dat degene die de handeling verricht, een ander ten koste van eigen vermogen verrijkt. Het meest opvallende verschil tussen een schenking en een gift is dat een schenking altijd een overeenkomst is, een gift hoeft geen overeenkomst te zijn, vaak is het een eenzijdige rechtshandeling. 37
38
39
De verzekeringnemer kan zichzelf als begunstigde
40
Art. 7:187 lid 1 BW.
34
36
6
ESTATE PLANNER - september 2006
3. De positie van de derde-begunstigde
de begunstigde nimmer een recht op een uitkering. Wel heeft de begunstigde bepaalde rechten bij een
3.1. De aanwijzing als begunstigde
lopende verzekering. Immers, de verzekeringnemer
In het algemeen heeft een aanwijzing als begun-
heeft diens toestemming nodig indien hij zijn uit de
In de praktijk komt het
stigde geen definitief karakter; de verzekering-
verzekering voortvloeiende rechten wil uitoefe-
weinig voor dat een
nemer kan de aanwijzing te allen tijde herroepen.
nen.46
begunstiging wordt
Een aanwijzing vervalt wanneer de begunstigde
Heeft het risico zich verwezenlijkt en heeft de
aanvaard vóórdat het risico
overlijdt vóórdat hij de aanwijzing heeft aanvaard,
begunstigde de aanwijzing aanvaard dan verkrijgt
zich heeft verwezenlijkt
of vóórdat een uitkering waarop de aanwijzing
hij op grond van de verzekeringsovereenkomst een
betrekking heeft, opeisbaar is geworden.41 Over-
eigen recht op de uitkering. Deze uitkering komt
lijden verzekerde en begunstigde gelijktijdig dan
uit het vermogen van de verzekeraar en niet uit dat
bepaalt de wet dat ‘de uitkering niet aan die
van de verzekeringnemer. De uitkering behoort
begunstigde ten deel’ valt.42 Tot slot bepaalt art.
daarom ook niet tot de nalatenschap van de verze-
7:973 BW dat iemand die onherroepelijk is veroor-
keringnemer of tot een door zijn overlijden
deeld ter zake dat hij de verwezenlijking van het
ontbonden huwelijksgemeenschap.47 In dit kader
risico opzettelijk heeft teweeg heeft gebracht of
maakt het niet uit of de begunstiging vóór of na
daaraan opzettelijk heeft meegewerkt, geen rech-
het overlijden van de verzekeringnemer is aan-
ten aan de overeenkomst van verzekering kan
vaard.
Art. 7:967 lid 1 BW. Van deze regel kunnen partijen afwijken. 41
De reden van het onderscheid in terminologie in lid 1 van art. 7:967 BW, waar is bepaald dat bij vooroverlijden de begunstiging vervalt, en lid 7, waar is bepaald dat de uitkering niet aan de begunstigde ten deel valt, is niet duidelijk. Ik neem aan dat door de wetgever geen verschil in rechtsgevolg is beoogd.
ontlenen. Dit betekent dat hij de aanwijzing als
Art. 7:969 lid 1, 3e volzin, BW; art. 7:974 BW bepaalt dat van dit vormvoorschrift niet kan worden afgeweken.
42
43
Ook als de begunstigde door aanvaarding van de 3.2. Aanvaarding van de aanwijzing als
aanwijzing recht heeft gekregen op de uitkering is
begunstigde
hij er nog niet helemaal zeker van dat hem de uit-
Zolang het verzekerde risico zich niet heeft verwe-
kering zonder meer ten deel valt. Omdat de uitke-
zenlijkt kan een derde de begunstiging slechts aan-
ring slechts in een beperkt aantal gevallen in de
vaarden door middel van een aan de verzekeraar
nalatenschap valt48 heeft de wetgever gemeend een
gerichte schriftelijke43 verklaring; een stilzwijgende
regeling te moeten treffen voor die gevallen waar-
aanvaarding is niet mogelijk. In de praktijk komt
in de uitkering niet in de nalatenschap valt maar zij materieel wèl is te vergelijken met een verkrijging
vaard vóórdat het risico zich heeft verwezenlijkt.
krachtens erfrecht. Deze regeling is in art. 4:126 BW
Na verwezenlijking van het risico wordt de aanwij-
opgenomen en wordt ook wel aangeduid met de
zing van een derde als begunstigde onherroepelijk.
‘quasi-legaten-regeling’. Haar strekking is de rang-
Art. 7:969 lid 1, 2e volzin, BW.
Als de begunstigde nog niet eerder heeft aanvaard
orde tussen de diverse schuldeisers van de nalaten-
Art. 7:972 BW.
dient hij zich nu uit te laten over de aanvaarding.
schap te bewaken. De (toekomstige) erflater heeft
Deze aanvaarding geschiedt door een tot de verze-
in sommige gevallen de keuze tussen een rechts-
keraar gerichte verklaring; deze regel is dwingend
handeling onder de levenden met werking bij dode
voorgeschreven. De verklaring kan, anders dan de
of een legaat. Voor de crediteur van de rechtshan-
aanvaarding van de begunstiging bij een lopende
deling onder de levenden geldt dat hij een schuld-
verzekering, vormvrij geschieden.
eiser is van de erflater en daarom een hogere rang
Het bepaalde in de leden 3 en 4 van art. 6:253 BW is hier niet van toepassing, art. 7:969 lid 1, 2e volzin, BW.
46
47
3.4. De begunstiging als quasi-legaat
het weinig voor dat een begunstiging wordt aan-
44
45
begunstigde niet kan aanvaarden.
Wetsvoorstel 19.529, nr. 8, p. 6.
Dat is het geval wanneer een aanwijzing als begunstigde ontbreekt, wanneer de verzekeringnemer zichzelf als begunstigde heeft aangewezen en wanneer alle aangewezenen de begunstiging niet aanvaarden. 48
49
Zie art. 4:120 lid 1 BW.
Bedoeld zijn hier de rechten opgenomen in afd. 2 van titel 3 van boek 4, bijvoorbeeld het verzorgingsvruchtgebruik van de langstlevende als bedoeld in de art. 4:29 en 30 BW en de sommen ineens in de artt. 4:35 en 36 BW. 50
44
45
heeft dan de schuldeiser uit hoofde van een 3.3. Rechtspositie van de begunstigde na
legaat.49 Deze laatste staat wat rang betreft achter
aanvaarding
bij de schuldeisers van de erflater en bij de schuld-
Na aanvaarding van de begunstiging en vóór de
eiser uit hoofde van een ander wettelijk recht 50 of
verwezenlijking van het risico (een zogenoemde
uit hoofde van de legitieme.
lopende verzekering) heeft de begunstigde een
Onder andere wordt als quasi-legaat bestempeld de
voorwaardelijk recht op de uitkering, voorwaarde-
begunstiging bij een sommenverzekering, voor-
lijk omdat het risico zich (nog) niet heeft verwezen-
zover de uitkering die door het overlijden van de
lijkt. Indien het risico zich nooit verwezenlijkt krijgt
verzekeringnemer verschuldigd wordt, als een gift
september 2006 - ESTATE PLANNER
7
geldt. Art. 7:188 lid 1 BW bepaalt dat de aanwijzing
De legitimaire massa wordt als volgt berekend.
van een begunstigde bij een sommenverzekering, Bijzonder is dat inkorting of
als zij is of kan worden aanvaard, als een gift geldt,
Bezittingen
vermindering achterwege
tenzij die aanwijzing geschiedt ter nakoming van
Schulden
blijft als dit, alle
een verbintenis anders dan uit schenking. Indien de
Verzekeringsuitkering 58
130
omstandigheden in
aanwijzing bij overlijden onherroepelijk wordt en is
Legitimaire massa
180
aanmerking genomen,
geschied ter nakoming van een natuurlijke verbin-
onredelijk is
tenis is geen sprake van een gift en dus evenmin
De legitieme portie bedraagt voor ieder kind de
van een quasi-legaat. Deze bepaling laat de moge-
helft van éénderde van 180 ofwel 30.
lijkheid open een natuurlijke verbintenis bij over-
De zoon heeft geen legitimair tekort, de schen-
lijden dezelfde rang te geven als een civiele
king van 50 wordt toegerekend. De beide doch-
verbintenis.
ters hebben samen een legitimair tekort van 60.
51
57
50 0
De nalatenschap bedraagt 50, er resteert dus een Dit strookt niet met de door de minister verwoorde grondgedachte van het systeem dat natuurlijke verbintenissen waaraan eerst wordt voldaan bij overlijden, voor het erfrecht dezelfde behandeling krijgen als een legaat. Zie Asser-Perrick 6B, Erfrecht en schenking, Deventer: W.E.J. Tjeenk Willink, 2005, nr. 449.
Het gevolg van het feit dat de aanwijzing als een
tekort van 10. Daarvoor worden de schenking ter-
quasi-legaat wordt beschouwd, is dat de verkrijging
zake des doods (50) en de verzekeringsuitkering
van de derde-begunstigde ten behoeve van de
(100) naar evenredigheid ingekort. Bij de zoon
schuldeisers en de legitimarissen kan worden ver-
wordt éénderde van 10 ingekort, bij de partner
minderd als de nalatenschap ontoereikend is om
tweederde van dat bedrag.59
Art. 4:126 lid 1, 2e en 3e volzin, BW.
51
52
53
54
Art. 4:127 BW.
Art. 4:127, 1e resp. 2e volzin, en art. 216 BW. Deze redelijkheidstoets wordt alleen aangelegd bij de sommenverzekering, niet bij de andere quasi-legaten.
55
Art. 4:127, 3e volzin, BW. Deze termijn geldt niet voor de andere quasi-legaten. 56
De schuld aan zoon Z wordt buiten beschouwing gelaten, art. 4:65, 2e volzin, BW.
57
Omdat de schuld wegens uitkering van de verzekering geen schuld van de nalatenschap is (maar van de verzekeraar) moet de uitkering bij de nalatenschap worden geteld; de techniek verschilt hier van die welke wordt toegepast bij de andere quasilegaten, nl. het negeren van die schulden (art. 4:65, 2e volzin, BW). 58
Buiten beschouwing wordt gelaten de mogelijkheid dat de partner een levensgezel is in de zin van art. 4:82, 2e volzin, BW en de testateur gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid de opeisbaarheid van de legitieme uit te stellen. 59
hun vorderingen daaruit te voldoen. Deze inkorting of vermindering vindt pas plaats nadat alle andere
Zou de schenking aan zoon Z onder de levenden
makingen zijn ingekort of verminderd. Betreft het
zijn gedaan en dus geen schenking terzake des
echter een herroepelijke gift dan wordt de als gift
doods zijn, dan leidt dit niet tot een verandering
beschouwde aanwijzing naar evenredigheid met de
van de omvang van de legitimaire massa, maar
andere makingen ingekort.52
wel tot een verandering in de persoon wiens ver-
De derde-begunstigde is dan verplicht tot vergoe-
krijging wordt ingekort. De nalatenschap is in die
ding van de waarde van het ingekorte of in minde-
situatie nihil.
ring komende gedeelte.53 Deze waarde moet de begunstigde uitkeren aan de erfgenamen, de
Bezittingen
0
langstlevende echtgenoot of de vereffenaar van de
Schulden
0
nalatenschap.54 Bijzonder is dat inkorting of vermin-
Verzekeringsuitkering
dering achterwege blijft als dit, alle omstandighe-
Schenking onder de levenden
den in aanmerking genomen, onredelijk is.55 In dit
Legitimaire massa
130 50 180
kader kan men denken aan verzekeringsuitkeringen die het karakter van verzorging hebben.
Het tekort van de beide dochters samen bedraagt
Bijzonder is ook dat voor inkorting en vermindering
60. Eerst wordt de verzekeringsuitkering ingekort,
een termijn in de wet is opgenomen, namelijk drie
dit is namelijk een quasi-legaat. De uitkering
jaar nadat de begunstigde de uitkering heeft ont-
bedraagt 130, ingekort wordt voor een bedrag
vangen.56
van 60, zodat voor de begunstigde resteert 70. De gift aan de zoon blijft buiten schot.
Voorbeeld X laat bezittingen na ter waarde van 50. Hij heeft
Naast inkorting en vermindering kan de begunstig-
één schuld ter grootte van 50 aan zijn zoon Z
de ook te maken krijgen met een onterfde echtge-
wegens een schenking terzake des doods.
noot die aanspraak maakt op een vruchtgebruik op
Daarnaast heeft hij een sommenverzekering
een uitkering uit hoofde van een sommenverzeke-
gesloten die bij overlijden 130 uitkeert. Zijn part-
ring omdat zulks nodig is voor zijn verzorging. Art.
ner Y is de begunstigde. Bij testament heeft hij Y
4:128 BW stelt een verkrijging krachtens een quasi-
tot enig erfgenaam benoemd. Hij laat een zoon
legaat gelijk met een ‘echt’ legaat. Op een quasi-
en twee dochters achter.
legaat kan de langstlevende een vruchtgebruik
8
ESTATE PLANNER - september 2006
laten vestigen, zij het nadat alle andere makingen
wilsbeschikking is herroepelijk. Verder kan men
zijn bezwaard met een vruchtgebruik.60 Ook hier is
denken aan de plaatsvervulling die in het sommen-
plaats voor de toepassing van het redelijkheids-
verzekeringsrecht is opgenomen (art. 7:967 lid 6
criterium.
BW) als de kinderen als zodanig zijn aangewezen als begunstigde. Plaatsvervulling komt ook voor in het versterf-erfrecht (art. 4:12 BW) en wordt vaak in
4. Slot
het testamentaire erfrecht van overeenkomstige toepassing verklaard. Het sommenverzekerings-
60
Art. 4:30 lid 5 BW.
Tussen de levensverzekering en het erfrecht
recht kent in art. 7:967 lid 7 BW een commoriënten-
bestaan diverse parallellen. In de eerste plaats kan
regeling die lijkt op de voor het erfrecht in art. 4:2
gedacht worden aan de herroepelijkheid. Zowel de
lid 1 BW opgenomen regeling.
aanwijzing van een begunstigde als een uiterste
software, rekentools en databanken
www.boedelplanner.nl eerste hulp bij laatste wil
september 2006 - ESTATE PLANNER
9