Uit het leven van de Kerk
leven zolAnG je leeft 170
interview met zuster annie detavernier
“ik kan mij niet voorstellen dat er geen religieus leven meer zou zijn maar het is wel pijnlijk om vast te stellen dat we niets vinden om het religieus leven weer te laten opleven”, zegt zuster Annie detavernier, bisschoppelijk visitator voor de actieve apostolische congregaties. “i “ik vind daarom niet dat alleen mijn eigen congregatie moet blijven bestaan. ik hou natuurlijk heel veel van mijn congregatie maar doordat ik al dertig jaar een diocesane functie vervul, is mijn blikveld godzijdank ruimer.”
De visitator is namens de bisschop voorzitter van de verkiezingen in de congregaties. “Uiteraard ga ik niet alleen op die verkiezingsdag ter plaatse. Ik neem geruime tijd © Patrick Holderbeke vooraf contact op met de algemeen overste. Tijdens die afspraak leer ik de congregatie kennen. Vervolgens breng ik alle zusters van de congregatie een bezoek in hun woonplaats. Ik nodig elke zuster uit tot een gesprek.” Die vele contacten waren en zijn zeer verrijkend om het leven van de zusters beter te kunnen situeren. “Het heeft mij diep getroffen hoeveel die mensen gewerkt hebben. Ik denk nu aan een rusthuis van het OCMW waar drie zusters werkelijk alles zelf deden, in primitieve omstandigheden: koken, kuisen, wassen, verzorgen. Ze vingen een vijftigtal mensen op, in hun beginperiode ook landlopers… Onvoorstelbaar! En natuurlijk was dat rustoord betaalbaar! Het is me ook bijgebleven wat religieuzen uit het onderwijs nog allemaal moesten doen buiten de schooluren: ’s morgens vroeg de stoof aansteken in de wijkschool, hun taak opnemen in de grote communauteit, zorg dragen voor de mensen van de buurt…” Alle zusters getuigden van hun verbondenheid met Christus. “Ook dat heeft me altijd geraakt. En hoe eenvoudig ze soms ook uitdrukking gaven aan die verbondenheid, het was oprecht. Ik heb er veel respect voor en geloof oprecht dat het inderdaad de motor van hun leven was en is.”
Uit het leven van de Kerk 171
vOlksvertegenWOOrdigers De verkiezingen vinden plaats om de vijf jaar, een enkele keer om de zes jaar “als het zo bepaald is in het eigen recht van de congregatie” [in de contemplatieve congregaties worden om de drie jaar verkiezingen gehouden, DVB]. Grotere gemeenschappen werken met trapsgewijze verkiezingen. “Eerst worden de volksvertegenwoordigers aangeduid”, lacht zuster Annie. De definitieve verkiezing gebeurt dan door deze capitulanten. In andere congregaties verkiezen alle zusters hun overste en raadsleden. “Ik ben van mening dat, wanneer de hele groep kiest, het risico bestaat dat men criteria hanteert die soms louter op het sentiment af gaan”, zegt zuster Annie. “Let wel, dit is een bedenking maar we moeten dat risico nu ook niet overdrijven.” Bij de procedure met capitulanten is het wel zo dat er een opiniepeiling gebeurt bij alle zusters. “Op die manier kunnen alle zusters hun voorkeur uitspreken. De resultaten van die peiling worden overgemaakt aan de capitulanten. Ze houden er uiteraard rekening mee maar ze hoeven zich er niet aan te houden want ze hebben hun eigen verantwoordelijkheid bij die verkiezing – anders is het overbodig om capitulanten aan te duiden, nietwaar?” Omdat het aantal beschikbare en bekwame mensen beperkter wordt, vragen congregaties uitzonderingen op de procedure aan. “Er zijn heel wat zaken in het diocesaan recht vastgelegd. Daarnaast is er het eigen recht van de congregatie dat, steeds gericht op wat het diocesaan recht voorstelt, bepaalt hoe de volgende verkiezingen zullen verlopen inzake leeftijdsgrenzen, aantal bestuursleden…” Maar er zijn steeds meer uitzonderingen nodig op die reglementen. “Het recht schrijft bijvoorbeeld voor dat eenzelfde algemeen overste drie ambtstermijnen na elkaar mag verkozen worden. We stellen vast dat men een uitzondering vraagt op die regel. Dat betekent dan dat ik als visitator en op vraag van de betrokkene, kan meedelen dat de zusters de vorige overste kunnen postuleren. Daartoe schrijven zij haar naam op de kieslijst. Als twee derden van de zusters dit gedaan hebben, is de postulatie aanvaard.” Een algemeen overste kan ook niet onmiddellijk na haar ambtstermijn bestuurslid worden, tenzij ze gepostuleerd wordt. “Het ligt voor de hand dat wij elk geval zorgvuldig bespreken”, zegt zuster Annie over deze technische kwesties. Het vicariaat heeft traditioneel een groot respect voor de eigenheid van de congregaties, beklemtoont ze. “Het is wel zo dat wij een beleidsnota willen opstellen om de congregaties een perspectief aan te reiken: indien een congregatie een bepaalde evolutie doormaakt, kan het vicariaat verwachten dat ze een aantal stappen zet. Maar het gaat dus niet om directieven, hoewel de bisschop juridisch zeggingskracht heeft bij diocesane congregaties.” levenskracht De voornaamste bekommernis die de congregaties aan de visitator toevertrouwen is de zorg voor de oudere en hulpbehoevende medezusters. “Maar wanneer ik het wat
172
objectiever benader, durf ik stellen dat men eigenlijk teveel zusters hiervoor inzet terwijl die mensen andere bezigheden zouden kunnen hebben. Eigenlijk zouden we die levenskracht moeten kunnen investeren in het zoeken naar nieuwe mogelijkheden om religieus leven – onder welke vorm dan ook, dus niet in de eerste plaats de eigen congregatie – in de toekomst mogelijk te houden.” Zuster Annie geeft het voorbeeld van twee zusters die in een gemeenschap leven met tien mensen die veel ouder zijn, soms zorg nodig hebben maar zeker vertraagd zijn. “Dat maakt dat die jongere zusters een oudere mentaliteit aannemen want ze passen zich aan. Dat bekommert mij. Ik merk dat men het soms niet aandurft om een groep op te splitsen. Vandaar dat ik nergens voorstel om mensen samen te brengen in één huis. Als het wél gebeurt, is dat omdat het nodig is want als bestuur moet men zijn verantwoordelijkheid opnemen.” Samenleven in een gemeenschap is niet eenvoudig – het is een dooddoener maar zuster Annie Detavernier ziet en hoort in de religieuze gemeenschappen hoeveel moeite het kost om het anders zijn van anderen te aanvaarden. “Hoewel men al vijftig jaar geleden in de opleiding van religieuzen aandacht besteedde aan de psychosociale vaardigheden stel ik vast dat die inzichten niet doorgedrongen zijn in de leefgroepen. Tegelijk moeten we erkennen dat de mentaliteit van vroeger er één was van ‘iedereen gelijk’ en ‘de regel moet gevolgd worden’. Wij hebben niet geleerd met elkaar te spreken, zeggen sommige zusters dan. Maar dan repliceer ik dat we dat al een halve eeuw aan het leren zijn en dat veel zusters wel geleerd hebben een andere taal te spreken en de computer te gebruiken…” Als men niet tot gesprek komt, heeft dat een serieuze impact op elk leven. “Misschien moet niet alles verwoord worden maar zonder woorden gaat het toch niet.” Indien men zich niet goed voelt in een gemeenschap wil dat ook zeggen dat men zijn religieus leven als een persoonlijke relatie met God uitbouwt. “Daar is op zich niets mis mee. Maar wie is God en waar is God als ik God niet in die gemeenschap aanwezig weet? Waar zal ik Hem dan wel vinden?” Veel zusters hebben niet gekozen voor de gemeenschap waarin ze nu leven. “Ikzelf heb dat wel bewust gedaan”, zegt zuster Annie Detavernier. “Toen ik eraan dacht een religieus leven te leiden, heb ik andere vormen overwogen maar ik kwam tot het besluit dat ik me als relatiemens beter zou kunnen ontwikkelen in een gemeenschap. Ik moet erkennen dat de meeste zusters die overweging niet hebben gemaakt.” Het apostolaat stond boven alles. “Het apostolaat bij de zieken, bij de verwaarloosde kinderen, in het onderwijs werd ook uitgedrukt als een functie en het was in al onze congregaties de reden voor de intrede, samen met het willen navolgen van Christus.” innerliJke Zending De religieuze gemeenschap was noodzakelijk omwille van het apostolaat maar dat apostolaat is op vandaag weggevallen. “Een aantal zusters werden aangesproken om op de parochie te werken en op die manier weer apostolisch bezig te zijn.”
Uit het leven van de Kerk 173
Vanuit het vicariaat wil men “de innerlijke zending van de religieuzen in veranderde situaties helpen ontdekken en stimuleren, vandaag anders dan toen we scholen, ziekenhuizen, rusthuizen bouwden en exploiteerden, maar zeker niet minder belangrijk”. Werken aan de innerlijke zending is veel meer dan het gebedsleven verzorgen, legt zuster Annie uit. “Het gaat terug op de roeping van elke christen. Het is leren vanuit Gods liefde te leven. Het is werken aan bewustwording van een noodzakelijke ommekeer in visie op apostolaat met de focus op waaruit je leeft, meer dan op wat je presteert. Ook als ik oud geworden ben en geen onderwijs meer geef, mag ik er zijn en heeft God iets met mij voor in deze wereld.” Zich bewust zijn van die innerlijke zending houdt eveneens in dat men de kleine kanten van elkaar verdraagt en dat men de taken die men wel nog opneemt met liefde doet. “Dat is tenslotte onze fundamentele opdracht wanneer wij ons leven aan God gegeven want de liefde van God realiseert zich tussen mensen, toch?” De religieuzen zijn bekommerd om de verdere beleving van het christelijk geloof als levensvervullend voor de mens en meer in het bijzonder om het levensengagement in navolging van Jezus Christus in de Kerk in Vlaanderen. Het ziet er namelijk naar uit dat hun eigen vorm van religieus leven binnen afzienbare tijd zal verdwijnen. “De meeste van onze congregaties zien hun einde naderen. Voor sommige is dat einde zeer dichtbij, bij andere nog wat verderaf. Ze staan voor de moeilijke opgave om te leven zolang je leeft. Ze zouden zich ook volledig kunnen instellen op dat nakende einde en dus leven in het perspectief van die dood. In het nu leven daarentegen betekent dat men zich toelegt op wat zich aandient. Maar ik zie dat dit ontzettend moeilijk is in de realiteit van afscheid nemen en medezusters begraven. Ja, dan is ‘in het nu leven’ echt wel veel gevraagd.” En toch. Zuster Annie Detavernier ziet een theoretisch model. “We hebben een mooie traditie en voldoende infrastructuur. We hebben dus iets te bieden! Zou het dan niet mogelijk zijn dat mensen zich bereid verklaren om bij een of meerdere van de huidige congregaties aan te sluiten, er onderdak krijgen en op een bepaalde manier de spiritualiteit van die congregatie beleven maar wel hun leven invullen op de manier zoals zij dat zien?” Misschien wel, alleen zijn er op dit moment geen kandidaten om zich aan zo’n levensproject te wagen. Onze cultuur die de vrijheid als hoogste goed beschouwt, bemoeilijkt ook een en ander. “Reeds enkele jaren geleden al merkten wij bij de jonge mensen die zich aangetrokken voelden tot een religieus leven een eenzijdig beeld van het leven in gemeenschap. Men beschouwde dat als beklemmend. Maar de drang naar vrijheid ging verder dan het gemeenschapsaspect: men wil met zijn geld doen wat men wil, men wil op reis kunnen gaan… Men wil zijn zin doen en die mentaliteit houdt veel tegen, ja. De nood aan andere waarden dringt zich op…” dOenJa van Belleghem
174
Zuster Annie Detavernier is afkomstig van Kortrijk en de oudste van vijf kinderen. Omdat haar drie broers zouden kunnen studeren, ging zij vanaf haar zestiende uit werken. Toen ze intrad bij de Zusters van de H. Vincentius van Kortemark was ze aan de slag als bij Familiehulp van KAV, eerst als bediende en later als verantwoordelijke voor een sector. Haar congregatie liet haar studeren. Aan de sociale school in Kortrijk koos ze voor groepswerk. Ze studeerde af als vormingswerker en werkte daarna tien jaar bij KAV waar ze zich ten volle kon ontplooien, tot op het nationale bureau. In 1981 kreeg ze haar eerste opdracht van het bisdom: kanunnik Vanhee vroeg haar of ze naar Groenhove wilde komen om er een nieuw systeem voor het noviciaat te helpen uitbouwen. Kort daarna werd haar opgedragen de navorming voor zusters erbij te nemen. Toen bisschoppelijk visitator Etienne Vanden Avenne zwaar ziek geworden was, volgde zuster Annie Detavernier hem in 2000 op. Op vandaag is ze ook lid van het vicariaal team voor de religieuzen en van het vormingsteam en ze is secretaris van de diocesane raad van de apostolische congregaties. Zuster Annie Detavernier woont op de Sint-Jansparochie in Kortrijk. In 1996 verhuisde ze met twee medezusters van een grotere communauteit naar een gewoon huis aan de overkant van de straat. Het kapittel gaf hen de opdracht werk te maken van hun gemeenschapsleven, dichter bij de armen te leven en een gebedsgroep voor de buurt op te starten. De zusters verzekerden ook crisisopvang voor vrouwen in het kader van het crisisnetwerk in Kortrijk. © Patrick Holderbeke
De bisschoppelijke vicaris, het vicariaal team met de visitatoren en de diocesane raad voor de religieuzen dragen de zorg voor 2000 religieuzen, verspreid over 46 congregaties in ons bisdom en een twintigtal contemplatieve kloosters. “Onze kerntaak is werk maken van het beleven van het religieus leven vandaag. Het gaat om de beleving van het evangelie, concreet door het charisma van de maagdelijkheid, het leven in gemeenschap en het gebed. In het spoor van Jezus Christus, die God als een liefdevolle Vader kenbaar maakte, richten wij heel ons leven op Hem en ervaren zo dat christelijk leven zinvol en levensvervullend is. In onze poging met elkaar gemeenschap te vormen in gebed en dagelijks leven, vormen wij Kerk en zijn in die zin dienst aan de grote kerkgemeenschap.”