Lesprogramma
Contacten met farmaceutische bedrijven voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
Colofon Auteur Zamire Damen, huisarts np Met medewerking van Martine van Eijk, arts Illustratie Len Munnik januari 2012 Wij hebben de grootst mogelijke zorg besteed aan deze uitgave. Aan de inhoud hiervan kunnen echter geen rechten worden ontleend. Het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik is niet aansprakelijk voor directe of indirecte schade die het gevolg is van het gebruik van de informatie die door middel van deze uitgave is verkregen. Niets uit deze uitgave mag worden gebruikt zonder vooraf verkregen toestemming. Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik Postbus 3089, 3502 GB Utrecht Churchilllaan 11, 3527 GV Utrecht tel 0888 800 400 fax 030 296 29 12
[email protected] www.medicijngebruik.nl
Inhoud
Contacten met farmaceutische bedrijven voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding 5
Programma
7
Inleiding
9
Doel
11
Toelichting
13
Uitvoering
15 17 21 23 25 28
Bijlagen 1A Attitudevragen 1B Toelichting bij attitudevragen 2 Beïnvloedingsmechanismen 3A Kennistoets wet- en regelgeving 3B Antwoorden kennistoets 4 Literatuur
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
3
4
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
Programma
30 min.
Eigen attitude
30 min.
Beïnvloedingsmechanismen
20 min.
Wet- en regelgeving
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
5
6
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
Inleiding
Dit lesprogramma is ontwikkeld door Gezonde scepsis, een programma van het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik. Gezonde scepsis heeft als doel om betrokkenen te informeren over bestaande en nieuwe marketingactiviteiten van farmaceutische bedrijven. Daarmee beoogt Gezonde scepsis de transparantie en het bewustzijn te vergroten. De opdrachtgever van Gezonde scepsis is de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Dit lesprogramma voor opleidingen voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen (POH en PVK) in opleiding is ontwikkeld naar aanleiding van resultaten van het onderzoek 'Marketing van farmaceutische bedrijven gericht op praktijkondersteuners'. Uit dit onderzoek bleek dat opleidingen voor POH/PVK zelden aandacht besteden aan de omgang met farmaceutische bedrijven, terwijl POH/PVK wel veelvuldig worden benaderd. Het rapport dat verschenen is over dit onderzoek is via www.gezondescepsis/publicaties (deze link) te lezen. Over dit onderzoek is tevens een publicatie verschenen in het Tijdschrift voor Praktijkondersteuning van het Nederlands Huisartsen Genootschap (2010;4:106-110).
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
7
8
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
Doel
Het doel van dit lesprogramma is: w deelnemers hebben inzicht in hun eigen attitude ten aanzien van farmaceutische bedrijven w deelnemers hebben inzicht in methoden van beïnvloeding w deelnemers kennen de relevante wet- en regelgeving met betrekking tot reclame, informatie en gunstbetoon door farmaceutische bedrijven
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
9
10
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
Toelichting
Uit onderzoek van Gezonde scepsis blijkt dat POH's en PVK’s veelvuldig worden benaderd door vertegenwoordigers van farmaceutische bedrijven (Damen en Kleijer, 2010). POH/PVK zijn een interessante doelgroep voor de farmaceutische industrie, omdat zij zich in toenemende mate bezighouden met begeleiding van patiënten met chronische aandoeningen, zoals diabetes mellitus type 2, COPD, hypertensie. Bij deze aandoeningen komt vaak levenslange medicamenteuze behandeling kijken. Ondanks het feit dat POH’s en PVK’s niet zelfstandig geneesmiddelen mogen voorschrijven, ziet de farmaceutische industrie in hen kennelijk wel een belangrijke doelgroep. Mogelijk sturen zij de keuze voor geneesmiddelen in de huisartspraktijk wel. Uit onderzoek is in ieder geval gebleken dat de POH regelmatig de keuze voor nieuwe geneesmiddelen, met name insulines, initieert (Houweling et al, 2006). Via de POH/PVK probeert de farmaceutische industrie het voorschrijfbeleid in huisartspraktijken te beïnvloeden. Dit hoeft op zich niet erg te zijn, als maar op rationele gronden en op basis van volledige informatie voor een (nieuw) geneesmiddel gekozen wordt. Als gevolg van de marketing door de farmaceutische industrie is dit echter vaak niet het geval.
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
11
12
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
Uitvoering
Inleiding en doel Leid de les in aan de hand van de tekst onder 'Inleiding', 'Doel' en 'Toelichting'. Attitudevragen w Deel bijlage 1A uit en laat de deelnemers de attitudevragen in 5 minuten invullen. w Bespreek de antwoorden van de studenten, gebruikmakend van de toelichting in bijlage 1B. Beïnvloedingsmechanismen w Bespreek de beïnvloedingsmechanismen van Cialdini aan de hand van bijlage 2. w Vraag de studenten per beïnvloedingsmechanisme of zij zich hierin herkennen. Wet- en regelgeving w Deel bijlage 3A uit en laat de deelnemers de kennistoets in 5 minuten invullen. w Bespreek de antwoorden, gebruikmakend van de toelichting in bijlage 3B. Afsluiting Vraag als afsluiting naar de leerpunten en voornemens van de studenten.
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
13
14
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
Bijlage 1A Attitudevragen 1. Ik ontvang artsenbezoekers.
q ja q nee
2. Ik sta positief tegenover nascholing die door farmaceutische bedrijven wordt georganiseerd.
q ja q nee
3. Door een pen met naam van een geneesmiddel raakt men niet beïnvloed.
q ja q nee
4. Ik vind de informatie van de farmaceutische industrie zinvol en betrouwbaar.
q ja q nee
5. Ik maak gebruik van voorlichtingsmaterialen voor patiënten van farmaceutische bedrijven.
q ja q nee
6. Ik sta positief tegenover hulp van een consulent via een farmaceutisch bedrijf (bijvoorbeeld bij het opzetten van een spreekuur of bij het leren instellen op insuline).
q ja q nee
7. Ik kan de informatie van farmaceutische bedrijven goed naar waarde schatten en laat mij dus niet beïnvloeden.
q ja q nee
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
15
16
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
Bijlage 1B Toelichting bij attitudevragen 1. Ik ontvang artsenbezoekers. In Nederland ontvangt ongeveer de helft van de artsen geen artsenbezoekers (Essers en Coolen van Brakel, 2004; Eimers en Coolen van Brakel, 2008, CGR enquête 2011). Over POH's zijn geen getallen bekend. Belangrijk om je te realiseren is dat artsenbezoekers worden getraind om je te beïnvloeden. Dit kan op veel manieren. Sympathie en betrouwbaarheid zijn daar heel belangrijk bij. Bedenk dat artsenbezoekers in dienst zijn om het product aan te prijzen. Jij wilt echter betrouwbare informatie over de optimale behandeling voor patiënten. In het volgende onderdeel van deze les wordt hier nader op in gegaan. 2. Ik sta positief tegenover nascholing die door farmaceutische bedrijven wordt georganiseerd. In Nederland zijn weinig nascholingen zonder enige betrokkenheid van farmaceutische bedrijven. Het belang van farmaceutische bedrijven om een nascholing te organiseren of te faciliteren is in de eerste plaats de afzetmarkt voor hun producten te vergroten. Ten tweede is een nascholing een perfecte gelegenheid om goodwill op te bouwen bij de deelnemers. Ook dit komt verder aan de orde bij volgende onderdeel van deze les. Accreditatie is helaas niet altijd een garantie voor objectiviteit van een nascholing. De objectiviteit kan door zijdelingse opmerkingen van de spreker in het geding komen. Dit is niet van te voren te toetsen door de accreditatiecommissie. Bij nascholing door farmaceutische bedrijven kan ook de neiging bestaan om meer aandacht aan behandelingen met geneesmiddelen te besteden dan aan andere behandelopties, zoals leefstijladvies. 3. Door een pen met naam van een geneesmiddel raakt men niet beïnvloed. Steeds weer een naam van een product onder ogen krijgen heeft zeker wel effect, al is het klein. Bedenk: als het niets zou opleveren, waarom zou een bedrijf het dan doen? Juist omdat een klein cadeau onschuldiger lijkt, ben je als ontvanger minder alert op beïnvloeding. 4. Ik vind de informatie van de farmaceutische industrie over het algemeen zinvol en betrouwbaar. De informatie die je van farmaceutische bedrijven krijgt, is vaak helder en compact. Echt wat je kunt gebruiken. Maar let op! Uit onderzoek blijkt dat de informatie niet altijd even betrouwbaar is. Helaas blijkt dat farmaceutische bedrijven regelmatig de voordelen van nieuwe geneesmiddelen benadrukken en bijwerkingen bagatelliseren (van Eijk en Stroo, 2010). Bedenk je dat van nieuwe geneesmiddelen per definitie niet bekend is hoe hun effect op lange termijn is. Schadelijke bijwerkingen komen vaak pas later naar voren.
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
17
Bij literatuur is het belangrijk je te realiseren dat resultaten uit wetenschappelijk onderzoek dat gesponsord is door een farmaceutisch bedrijf vaker positief zijn dan resultaten van onafhankelijke onderzoek naar hetzelfde product. Daarbij komt dat onderzoek van farmaceutische bedrijven vaker wordt gepubliceerd dan onafhankelijk onderzoek. Farmaceutische bedrijven maken namelijk relatief veel gebruik van professionele medische schrijvers en bureaus (ghostwriters). Ghostwriters zijn overigens vaak medical opinion leaders (MOL), aan wiens mening veel waarde wordt toegekend. Dus: gesponsord onderzoek valt vaker in het voordeel uit van het product en gesponsord onderzoek wordt vaker gepubliceerd. Hieruit volgt automatisch dat ook in literatuuroverzichten (systematische reviews) gesponsorde onderzoeken meer gewicht in de schaal leggen dan onafhankelijk onderzoek. Ook literatuuroverzichten vallen door bovenstaande factoren dus relatief vaak positief uit voor het product. Artsenbezoekers laten wel eens gratis overdrukken achter van een artikel dat verschenen is in een medisch tijdschrift. Dit lijkt onschuldig, maar helaas worden deze overdrukken vanzelfsprekend zorgvuldig geselecteerd. Er zijn vaak meerdere publicaties over een geneesmiddel of aandoening. Het is niet ondenkbaar dat jij de publicaties krijgt die positief zijn over het product van het bedrijf. Naast bovenstaande krijg je hier een aantal tips om op te letten bij informatie van farmaceutische bedrijven: w Wat is de onderzoeksopzet geweest? Het meest betrouwbaar zijn resultaten van een dubbelblinde gecontroleerde gerandomiseerd trial (RCT). In dit soort onderzoek zijn de onderzoekers en de patiënten zelf niet op de hoogte van welk geneesmiddel de patiënt gebruikt. Bij andere methoden van onderzoek kunnen resultaten beïnvloed worden door vooringenomenheid van de onderzoekers en patiënten. w Is het geneesmiddel vergeleken met de reguliere aanpak of met placebo en is deze vergelijking de meest zinnige? Als je bijvoorbeeld wilt onderzoeken wat het effect is van een nieuw bloedsuikerverlagend middel, zou je het effect van dit middel moeten vergelijken met het effect van het beleid dat je anders, volgens de NHG-standaard, had gevolgd (bijvoorbeeld het toevoegen van insuline aan de medicatie). Dus niet met placebo, want het ligt voor de hand dat het nieuwe geneesmiddel het beter doet dan placebo. w Zijn optimale doseringen vergeleken? Om een eerlijke vergelijking te maken, moeten in onderzoek gelijkwaardige doseringen van geneesmiddelen worden vergeleken. In onderzoek van de farmaceutische industrie wordt wel eens een hoge dosering van hun eigen product vergeleken met een te lage dosering van een ander product. Het is dan niet heel vreemd dat hun product positief uit het onderzoek komt. w Zijn effecten op harde eindpunten, zoals mortaliteit, ziekenhuisopnames en meetbare complicaties bekend? Een effect op zachte eindpunten, zoals HbA1c betekent niet automatisch een effect op harde eindpunten. Uiteindelijk gaat het daar natuurlijk wel om. Van nieuwe geneesmiddelen zijn vaak geen of beperkte gegevens bekend van effect op harde eindpunten, omdat dit langer onderzoek vergt.
18
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
w Wat zijn de kosten (in vergelijking met het reguliere beleid)? Nieuwe geneesmiddelen zijn vaak stukken duurder dan de oude. Dit komt, omdat het farmaceutische bedrijf de kosten voor ontwikkeling van het medicijn terug moet verdienen. Bij nieuwe geneesmiddelen is vaak nog niet bekend hoe de zogenaamde kosteneffectiviteit is, dus of het effect voldoende groot is om de kosten te verantwoorden. Bij oude geneesmiddelen is deze afweging al wel gemaakt. w Wat is de absolute risicoreductie? In wetenschappelijke publicaties lees je vaak hoe groot de relatieve risicoreductie is. Dit getal heeft echter maar zeer beperkte waarde. Als bijvoorbeeld door een bepaald geneesmiddel in plaats van 2 op de 10.000 mensen 1 op de 10.000 een beroerte krijgt, is de zogenaamde relatieve risicoreductie 50%. Dat lijkt heel veel, maar in werkelijkheid gaat het maar om 1 per 10.000 personen. De absolute risicoreductie is dan 1 per 10.000 = 0,01%. Dat is gelijk veel minder indrukwekkend. w Is een positief resultaat wel een klinisch relevant resultaat? Kijk bijvoorbeeld naar bovengenoemd effect van een geneesmiddel op beroertes. Er is wel effect, maar dit is waarschijnlijk niet klinisch relevant. Het kan hierbij helpen om naar de zogenaamde 'number needed to treat (NNT)' te kijken. Het NNT drukt uit hoeveel personen met het geneesmiddel moeten worden behandeld om bij een van hen een beroerte te voorkomen. Dit is het omgekeerde van de absolute risicoreductie, in dit geval dus 1/0,0001=10.000. w In hoeverre geldt de uitkomst voor de populatie in de huisartspraktijk? Vaak worden voor onderzoeken, zeker de RCT's, patiënten met meerdere aandoeningen tegelijk, of boven een bepaalde leeftijd, uitgesloten van deelname. Dit zijn juist de patiënten die in de gemiddelde huisartspraktijk veel voorkomen. Dus de resultaten van RCT's gelden niet zomaar voor jouw patiënten. w Wat is bekend over de bijwerkingen van het geneesmiddel en effecten op lange termijn? Van nieuwe geneesmiddelen wordt vaak beweerd dat ze nauwelijks bijwerkingen veroorzaken. De bijwerkingen van de oude geneesmiddelen uit de NHG-standaard worden daarbij vaak juist aangedikt. Dit is echter een oneerlijke vergelijking. Doordat nieuwe geneesmiddelen vaak nog niet langdurig zijn onderzocht en ook nog niet bij grote patiëntengroepen zijn toegepast, zijn de bijwerkingen vaak simpelweg nog niet bekend. Er zijn meerdere recente voorbeelden van veelbelovende nieuwe geneesmiddelen, die in de praktijk toch onacceptabele bijwerkingen bleken te hebben. w Hoeveel patiënten zijn voortijdig uit het onderzoek uitgevallen? Als bij een onderzoek patiënten voortijdig zijn gestopt, ga dan na wat de reden hiervan is. Het kan zijn dat een geneesmiddel een zeer nare bijwerking heeft. De onderzoekers moeten de redenen voor voortijdige uitval altijd uitleggen.
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
19
5. Ik maak gebruik van voorlichtingsmaterialen voor patiënten van farmaceutische bedrijven. POH's maken veel gebruik van voorlichtingsmaterialen voor patiënten van farmaceutische bedrijven. Ze waarderen de kwaliteit van deze voorlichtingsmaterialen, die er ook mooier uitzien dan bijvoorbeeld de NHG-patiëntenbrieven. Het afleveren van de voorlichtingsmaterialen gaat wel altijd samen met een praatje van een artsenbezoeker (Damen, Kleijer 2010). Realiseer je het belang van het farmaceutische bedrijf hierbij: het geeft ze de kans om goodwill op te bouwen en ze kunnen hun marketinginformatie over een product kwijt. Zie ook het onderdeel ‘Beïnvloedingsmechanismen’. 6. Ik sta positief tegenover hulp van een consulent via een farmaceutisch bedrijf (bijvoorbeeld bij het opzetten van een spreekuur of bij het leren instellen op insuline). Het bieden van ondersteuning is steeds vaker onderdeel van de nieuwe werkwijze van farmaceutische bedrijven. De consulenten zijn vaak professionals die via een detacheringsbureau worden ingehuurd. Het is natuurlijk heel aantrekkelijk: kosteloos ondersteuning krijgen bij het opzetten van een COPD- spreekuur of bij het instellen van diabetespatiënten op insuline. Maar bedenk je ook hier weer: als het niets zou opleveren, zou het farmaceutische bedrijf de ondersteuning niet aanbieden. Ook hier wordt goodwill opgebouwd. De constructie dat de consulenten via detacheringsbureaus werken is daarbij geen garantie voor onafhankelijkheid. Zij worden herhaaldelijk ingehuurd door hetzelfde bedrijf. POH's die via een bepaald farmaceutisch bedrijf door gedetacheerde consulenten werden ondersteund bij het instellen op insuline hadden in ieder geval opvallend vaak een voorkeur voor de insuline van dat bedrijf (Damen, Kleijer, 2010). Het advies van de consulenten krijgt extra gewicht, omdat deze zeer ervaren is, een bekend beïnvloedingsmechanisme (zie onderdeel ‘Beïnvloedingsmechanismen’). 7. Ik kan de informatie van farmaceutische bedrijven goed naar waarde schatten en laat mij dus niet beïnvloeden. We denken graag dat we niet beïnvloed worden door reclame. 'Andere mensen wel, maar wij niet!' Nee, niet waar dus! En dat weet iedere marketeer. Uit de toelichting bij bovenstaande stellingen en onderstaande onderdeel over beïnvloedingsmechanismen zal blijken dat beïnvloeding heel menselijk is en niet te voorkomen is.
20
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
Bijlage 2 Beïnvloedingsmechanismen Naar beïnvloeding is veel wetenschappelijk onderzoek gedaan. Cialdini (2009) heeft op basis van onderzoek zes beïnvloedingsmechanismen gedefinieerd. Het is aangetoond dat deze mechanismen effectief zijn. Een goede artsenbezoeker past de mechanismen gecombineerd toe en stemt dit af op de persoon waarmee hij of zij te maken heeft. Dit vergroot het effect nog eens extra. Hieronder volgt een korte samenvatting van zijn theorieën. Wederkerigheid Deze beïnvloedingsregel gaat uit van het principe wie iets krijgt, ook iets moet teruggeven. Dit voel je zelfs zo als je nergens om gevraagd had. Daarnaast is het onbeleefd om een cadeau niet aan te nemen. Het aannemen is een culturele verplichting. Weigeren is daarom moeilijk, zeker als je wordt 'overvallen' door het cadeau. Het cadeau hoeft niet iets in materiële zin te zijn. Het kan ook gaan om een compliment of om ondersteuning bij het opzetten van een COPD-spreekuur. Ook bij het ontvangen van voorlichtingsmaterialen voor patiënten doet het mechanisme van wederkerigheid zijn werk. Je kan je dan verplicht voelen om de artsenbezoeker te ontvangen en naar diens praatje te luisteren. Commitment en consistentie Zodra je een keuze hebt gemaakt of een standpunt inneemt, krijg je te maken met persoonlijke en interpersoonlijke druk om je in overeenstemming daarmee te gedragen. De artsenbezoeker zegt bijvoorbeeld: “Jij vindt cardiovasculair risicomanagement toch ook belangrijk?” Nadat je ja hebt gezegd of gedacht, volgt dan: "Je weet toch ook dat onze statine X de grootste daling van het LDL-cholesterol geeft?" Zo word je een logisch denkpad ingestuurd waar lastig uit te stappen is. Sociale bewijskracht Door te benadrukken dat andere POH's al lang ervaring hebben opgedaan met een geneesmiddel, wordt het mechanisme van sociale bewijskracht in gezet. Je kan je vervolgens ook geroepen voelen om niet achter te blijven. Sympathie Tegen mensen die je aardig vindt, zeg je het liefst 'ja'. Daarom doen artsenbezoekers zo hun best om aardig gevonden te worden. Ze kleden zich goed, benadrukken dat ze dezelfde hobby's hebben of kinderen in dezelfde leeftijd, vragen hoe je vakantie is geweest. Complimentjes en kleine cadeautjes helpen ook om iemand aardig te vinden.
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
21
Autoriteit Als iemand verstand van zaken heeft, is het verstandig daar goed naar te luisteren. In reclame wordt dit veel ingezet. Bijvoorbeeld een professor vertelt u over de enorme voordelen van middel x, universiteit y heeft onderzocht en aangetoond dat… Zelfs een bekende acteur met een witte jas maakt indruk. Titels en uniformen en worden dus gebruikt om de invloed te versterken. De artsenbezoeker kan dit mechanisme inzetten door bekwaam en professioneel over te komen. Schaarste Dit is het laatste mechanisme dat Cialdini beschrijft. Het is gebaseerd op de angst iets te missen. De artsenbezoeker zet dit mechanisme in door je het gevoel te geven dat je iets mist als je geen artsenbezoekers ontvangt. "Hoe blijf je dan van de laatste ontwikkelingen op de hoogte?".
22
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
Bijlage 3A Kennistoets wet- en regelgeving 1. Naast de Geneesmiddelenwet, bestaan in Nederland ook de gedragsregels van de CGR als regelgeving voor farmaceutische bedrijven.
q juist q onjuist
2. Als POH of PVK mag ik van farmaceutische bedrijven reclame ontvangen voor receptplichtige geneesmiddelen.
q juist q onjuist
3. Als POH of PVK mag ik van farmaceutische bedrijven informatie ontvangen.
q juist q onjuist
4. Het onderscheid tussen informatie en reclame zit in het aanprijzende karakter van reclame.
q juist q onjuist
5. Als POH of PVK mag ik van farmaceutische bedrijven een cadeautje ontvangen.
q juist q onjuist
6. Als POH of PVK mag ik gunstbetoon (zoals een buffet na afloop van een nascholing) ontvangen van farmaceutische bedrijven.
q juist q onjuist
7. Als POH of PVK is het toegestaan om mij te laten ondersteunen door een consulent die door een farmaceutisch bedrijf wordt ingehuurd.
q juist q onjuist
8. Bij ondersteuning moet kwaliteitsverbetering van de zorg centraal staan.
q juist q onjuist
9. Bij een nascholing die gesponsord wordt door een farmaceutisch bedrijf moet vooraf duidelijkheid zijn over banden tussen sprekers en farmaceutische bedrijven.
q juist q onjuist
10. Voor een nascholing die georganiseerd wordt door een farmaceutisch bedrijf gelden dezelfde regels als voor nascholing die alleen gesponsord wordt door een farmaceutisch bedrijf.
q juist q onjuist
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
23
24
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
Bijlage 3B Antwoorden kennistoets 1. Naast de Geneesmiddelenwet, bestaan in Nederland ook de gedragsregels van de CGR als regelgeving voor farmaceutische bedrijven. Deze stelling is juist. Het brede kader staat in de Geneesmiddelenwet. De Inspectie voor de Gezondheidszorg handhaaft deze wet. Als farmaceutische bedrijven zich niet aan de wet houden, kan de IGZ ze een straf opleggen. Daarnaast hebben farmaceutische bedrijven, artsenorganisatie KNMG en apothekersorganisatie KNMP zich verenigd in de stichting CGR. De CGR heeft een aantal gedragsregels opgesteld. Deze regels zijn veel concreter dan de bepalingen in de Geneesmiddelenwet. Naleving van de gedragsregels gebeurt op basis van zelfregulering. Dat wil zeggen dat het mogelijk is bij de CGR een klacht in te dienen als je vindt dat een bedrijf zich niet aan de gedragsregels houdt. De CGR stelt vervolgens een onderzoek in en doet uitspraak. 2. Als POH of PVK mag ik van farmaceutische bedrijven reclame ontvangen voor receptplichtige geneesmiddelen. Deze stelling is onjuist. POH's en PVK's behoren voor de Geneesmiddelenwet niet tot de groep ‘beroepsbeoefenaren’. Alleen PVK's die vallen onder een bij ministeriële regeling aan te wijzen categorie mogen onder voorwaarden bepaalde receptplichtige geneesmiddelen voorschrijven. Vooralsnog heeft dit geen betrekking op de werkzaamheden in de huisartspraktijk. Voor POH's en PVK's geldt de wetgeving voor het publiek. Zij mogen dan ook geen reclame voor UR-geneesmiddelen ontvangen. Als POH of PVK mag ik van farmaceutische bedrijven informatie ontvangen. 3. Als POH of PVK mag ik van farmaceutische bedrijven informatie ontvangen. Deze stelling is juist. Farmaceutische bedrijven mogen 'het publiek' en dus ook POH's en PVK's de volgende informatie geven: w Informatie over aandoeningen of indicatiegebieden. w Door autoriteiten goedgekeurde informatie (zoals de bijsluiter). w Informatie van algemene en technische aard die relevant is voor het gebruik van het betreffende middel, waarbij de (merk)naam van het betreffende middel genoemd kan worden. w Correspondentie, eventueel vergezeld van informatie waarmee geen reclamedoeleinden worden nagestreefd, ter inwilliging van een specifiek verzoek om informatie over een bepaald geneesmiddel.
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
25
4. Het onderscheid tussen informatie en reclame zit in het aanprijzende karakter van reclame. Deze stelling is juist. Onder reclame wordt volgens de Geneesmiddelenwet verstaan: elke vorm van beïnvloeding met het kennelijke doel het voorschrijven of gebruiken van een geneesmiddel te bevorderen. In de CGR-richtlijn 'Onderscheid reclame en informatie' wordt nader invulling gegeven aan het begrip reclame. Volgens deze richtlijn kenmerkt reclame zich door het ‘aanprijzende karakter van de uiting’. Om het makkelijker te maken, kun je er ook van uit gaan dat alles wat niet onder de opsomming van vraag 2 valt, mogelijk reclame is. 5. Als POH of PVK mag ik van farmaceutische bedrijven een cadeautje ontvangen. Deze stelling is onjuist. Toelichting volgt na stelling 4. 6. Als POH of PVK mag ik gunstbetoon (zoals een buffet na afloop van een nascholing) ontvangen van farmaceutische bedrijven. Deze stelling is onjuist. Farmaceutische bedrijven mogen gunstbetoon volgens de wet alleen richten op beroepsbeoefenaren. Zowel een cadeautje als een buffet na een nascholing valt onder gunstbetoon. Dus als POH of PVK mag je dit feitelijk niet ontvangen. 7. Als POH of PVK is het toegestaan om mij te laten ondersteunen door een consulent die door een farmaceutisch bedrijf wordt ingehuurd. Deze stelling is juist. Ondersteuning valt onder de CGR-gedragsregels ‘Sponsoring’. Sponsoring mag gericht zijn op beroepsbeoefenaren, samenwerkingsverbanden van beroepsbeoefenaren en/of instellingen waar beroepsbeoefenaren in participeren dan wel werkzaam zijn. Uit deze definitie valt op te maken dat ondersteuning hier ook onder valt en dat de ondersteuning zich kan uitstrekken tot de hele instelling waar de beroepsbeoefenaar werkzaam is. 8. Bij ondersteuning moet kwaliteitsverbetering van de zorg centraal staan. Deze stelling is juist. Sponsoring (ondersteuning) moet voldoen aan een aantal voorwaarden op het gebied van: w onafhankelijkheid: deze moet behouden blijven w inhoud: kwaliteitsverbetering moet centraal staan
26
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
w w w w
financiering: de activiteit kan niet op reguliere wijze worden gefinancierd vastleggen afspraken: schriftelijk exclusiviteit: niet toegestaan, behalve voor een specifiek kortlopend project tegenprestatie: mag niet leiden tot ongewenste beïnvloeding van voorschrijfgedrag
9. Bij een nascholing moet vooraf openheid worden gegeven over banden tussen sprekers en farmaceutische bedrijven. Deze stelling is juist. Bij sponsoring van nascholing door farmaceutische bedrijven gelden de volgende regels: w De organisator bepaalt, geheel onafhankelijk van de betrokken vergunninghouder onder andere de inhoud van het programma en de keuze van de sprekers. w Indien een spreker banden heeft met de vergunninghouder, moet de objectiviteit van de presentatie worden getoetst door de wetenschappelijke vereniging die de nascholing organiseert. w Banden tussen sprekers en farmaceutische bedrijven moeten vooraf bekend worden gemaakt. 10. Voor een nascholing die georganiseerd wordt door een farmaceutisch bedrijf gelden dezelfde regels als voor nascholing die alleen gesponsord wordt door een farmaceutisch bedrijf. Deze stelling is onjuist. Als een farmaceutisch bedrijf een nascholing organiseert moet deze volgens de richtlijn door de CGR preventief beoordeeld worden op inhoud en te verlenen gastvrijheid. Hierbij moet de objectiviteit van de presentaties voldoende gewaarborgd zijn en het programma moet voorzien in een onafhankelijke informatiebehoefte van beroepsbeoefenaren.
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding
27
Bijlage 4 Literatuur w Cialdini RB. Invloed. De zes geheimen van het overtuigen. Den Haag: Sdu, 2009. w Damen Z, Kleijer L. Beïnvloedt de farmaceutische industrie praktijkondersteuners? Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2010;4:106-110. Zie ook www.tijdschriftpraktijkondersteuning.nl. w Damen Z, Kleijer L. Marketing gericht op praktijkondersteuners. Utrecht: Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik, 2010. Zie ook www.gezondescepsis.nl/publicaties. w Eijk van MEC, Stroo M, Ghostwriting en medische literatuur. Utrecht: Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik, 2010. Zie www.gezondescepsis.nl. w Eimers MJ, Coolen van Brakel RJWM. Artsenbezoeker blijft welkom bij de huisarts en FTO. Te downloaden via nieuwsbericht: Huisartsen ontvangen artsenbezoeker meestal alleen. Medisch Contact 2004;2:49. w Essers G. Een gewaardeerde maar partijdige bezoeker: informatievoorziening door artsenbezoekers getoetst. Medisch Contact 2003, 58(26/27):1079-1082. w Essers G, Coolen van Brakel RJWM. Project monitoring kwaliteit informatievoorziening artsenbezoekers, eindrapportage. Utrecht: Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik, 2004. Zie ook www.medicijngebruik.nl/downloads/beleid en onderzoek. w Potkamp J, Damoiseaux R. De farmaceutische industrie: een wolf in schaapskleren. Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2007;6:182-183. Zie ook www.tijdschriftpraktijkondersteuning.nl. w Weenink C, Laan van der J. En neem nooit een snoepje aan van een vreemde meneer. Tijdschrift voor praktijkondersteuning 2008;4:101-104. Zie ook www.tijdschriftpraktijkondersteuning.nl.
28
Lesprogramma Contacten met farmaceutische bedrijven - voor praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen in opleiding