Les 1 Integratie Leestekst: Een bankrekening
"Welkom: ....................... " Introductiefase 1. "In de afgelopen weken hebben we veel teksten gelezen. Deze teksten hebben we samengevat, we hebben vragen erbij gesteld, gekeken of er ook moeilijke woorden in staan en geprobeerd te voorspellen hoe de tekst verder zal gaan. Daarvoor gebruikten we kaarten om te kijken wat we moesten doen. Alles wat op de kaarten stond, heb ik nu op één kaart gezet." 2. De kaart wordt uitgedeeld. 3. Vraag: "Zullen we even lezen wat er op de kaart staat?" 4. "Op de kaart staat: Staan er moeilijke woorden in de tekst? Kun je in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat? Welke vraag kun je het beste bij de tekst stellen? Hoe zal de tekst verder gaan?" 5. Vraag: "Komen deze vragen jullie nog bekend voor?" 6. Discussie: ....................... 7. Vraag: "Ik wil graag weten wat we ook al weer moesten doen als we gingen ophelderen, samenvatten, vragen stellen en voorspellen." 8. Vraag: "Zullen we ze allemaal nog eens bij langs lopen?" A. Vraag: "Wat moesten we doen als we een moeilijk woord tegen kwamen?" Discussie: .............................(Belangrijk: Zin of zinnen opnieuw lezen). B. Vraag: "Wat moesten we doen om een gedeelte van de tekst te kunnen samenvatten?" Discussie: ..................................... (Belangrijk: vertel eerst in eigen woorden waar de tekst over gaat). C. Vraag: "Wat moesten we doen als we de beste vraag wilden stellen uit het gedeelte van de tekst dat we gelezen hadden?" Discussie: .................(Belangrijk: Eerst een samenvatting maken, daar staat de belangrijkste informatie in en er voor zorgen dat deze informatie terug komt in de vraag en/of het antwoord). D. Vraag: "Wat moesten we doen als we wilden voorspellen?" Discussie: ....................................(Belangrijk: Laatste zin goed lezen). novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie Leestekst 1: Integratielessen
1
Instructiefase: 1. "Goed, we zijn alles opnieuw bij langs gegaan." 2. "We gaan straks opnieuw een tekst lezen. Als we stoppen met lezen is het de bedoeling dat we de kaart erbij pakken. Met de kaart erbij kunnen we zien wat we moeten doen. We gaan eerst kijken of er in het gedeelte dat we gelezen hebben ook moeilijke woorden staan. Staan die erin dan gaan we eerst de betekenis zoeken van het moeilijke woord. Vervolgens gaan we het tekstgedeelte samenvatten. Daarna bedenken we vragen bij de tekst. Kijk daarvoor op de achterkant van de kaart, daar staan de hulpvragen wie, wat, waar enz. Wanneer we dat hebben gedaan gaan we proberen de beste vraag te kiezen bij dit gedeelte van de tekst. Dat hoeft niet zo moeilijk meer te zijn omdat we met het samenvatten al de belangrijkste informatie genoemd hebben. En als we een vraag gekozen hebben, gaan we als laatste een voorspelling doen hoe de tekst verder gaat. Op de kaart staat dus aangegeven wat we het eerste moeten doen en wat we daarna moeten doen." 3. Vraag: "Is het duidelijk wat de bedoeling is?" 4. "Hebben we allemaal een gedeelte gelezen dan gaan we proberen hardop de betekenis van de moeilijke woorden te vinden, een samenvatting te geven, vragen te stellen en een voorspelling te doen. Steeds krijgt iemand de beurt om dit te doen. Iedere keer vraag je aan de anderen wat zij van jouw antwoord vinden. De eerste keer zal ik het voordoen." 5. Vraag: "Is het duidelijk wat vandaag de bedoeling is?" 6. "Dan zal ik nu de tekst van vandaag uitdelen. De tekst heeft als titel: Een bankrekening." 7. De tekst wordt uitgedeeld. Zorg dat de tekst wordt afgedekt, zodat alleen de titel zichtbaar is. 8. "We gaan eerst aan de hand van de titel voorspellen waar de tekst over zal gaan. De titel is: Een bankrekening. Waar denken jullie dan dat de tekst over zal gaan?" 9. Discussie: ................................. 10. Voorspelling wordt gegeven en wordt opgeschreven: Voorspelling 1: .................. 11. "Aan het einde van de tekst zullen we kijken of deze voorspelling is uitgekomen." 12. "Dan gaan we nu beginnen met het lezen van de tekst." novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie Leestekst 1: Integratielessen
2
13. Vraag: "Zien jullie de eerste streep staan? Willen jullie daaronder de kaart leggen? Tot zover mag je voor jezelf lezen. Ga je gang." 14. Het eerste gedeelte wordt stil gelezen.
Hans werkt op een sociale werkplaats. Hij krijgt daar een salaris. Iedere maand ontvangt hij het geld. Geld waar hij van alles mee kan doen. Hij kan het geld direct uitgeven. Of een tijdje bewaren. Juist dat laatste wil Hans graag.
1. Vraag: "Heeft iedereen het eerste gedeelte gelezen? Dan gaan we nu de dingen doen die op de kaart staan. Als eerste staat daar: Staan er moeilijke woorden in de tekst?" 2. Vraag: "Is iemand een moeilijk woord tegengekomen?" 3. "Zo ja, dan zullen we de zin (of eerdere/latere zinnen) opnieuw lezen en proberen het moeilijk woord op te helderen. Zo nee, dan gaan we door naar de volgende vraag." 4. "Goed, dan kijken we nu weer naar de kaart. Als tweede staat er op de kaart: Kun je in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat? Ik zal proberen in mijn eigen woorden te vertelen waar de tekst over gaat. Daarna maak ik een samenvatting en vraag aan jullie wat jullie daarvan vinden. De tekst gaat over Hans. Hij krijgt een salaris. Hij krijgt dus geld en wil dat geld graag een tijdje bewaren. Als samenvatting zou ik dan willen geven: Hans wil zijn geld graag een tijdje bewaren." 5. Vraag: "Wat vinden jullie van deze samenvatting?" 6. Discussie: ......................... 7. "Als iedereen het eens is met deze samenvatting, zal ik deze samenvatting opschrijven." 8. "Ik schrijf op: Samenvatting 1: Hans wil zijn geld graag een tijdje bewaren." 9. "Nu ga ik eerst vragen bij de tekst bedenken. Dit hebben we al eens eerder gedaan. Gebruik hierbij de achterkant van de kaart." Schrijf de vragen op. Vragen kunnen zijn: a. Waar werkt Hans? b. Wat krijgt Hans iedere maand? novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie Leestekst 1: Integratielessen
3
c. Wat kan Hans met zijn geld doen? d. Wat wil Hans een tijdje bewaren? 10. "Laten we nu de antwoorden erbij bedenken. De antwoorden schrijf ik achter de vragen." 11. "Goed, dan gaan we nu door naar het derde gedeelte van de kaart namelijk: Welke vraag kun je het beste bij de tekst stellen? Daarvoor moet je eerst weten wat het belangrijkste is uit dit gedeelte van de tekst. Dat is niet zo moeilijk meer want dat staat al op het bord/scherm. Want de belangrijkste informatie hebben we al in de samenvatting genoemd." 12. "Laten we eens kijken wat we hebben opgeschreven: Samenvatting 1: Hans wil zijn geld graag een tijdje bewaren. We kijken nu nog eens naar de vragen. Eén van de vragen geeft het belangrijkste van de tekst weer. Dit is de vraag die het beste bij de samenvatting past. Welke vraag is dat denken jullie?" 13. "Vraag d is de beste vraag." 14. "Ik zal de andere vragen weg halen en de beste vraag onder de samenvatting laten staan/opschrijven." 15. De vraag wordt opgeschreven: Wat wil Hans een tijdje bewaren? 16. Vraag: "Wat is het antwoord op deze vraag?" 17. Iemand geeft aan: Zijn verdiende geld. 18. Vraag: "Is nu alle informatie die we in de samenvatting hadden gezet ook in de vraag of in het antwoord genoemd?" 19. Discussie: ............................. 20. "Als we het eens zijn dan gaan we naar het laatste gedeelte van de kaart. Daar staat: Hoe zal de tekst verder gaan?" 21. "Ik zal proberen een voorspelling te maken. Daarvoor zal ik nog eens de laatste regel lezen van dit tekstgedeelte." "Ik lees hardop voor: Juist dat laatste wil Hans graag. Wat wil Hans juist graag? Dat is zijn geld bewaren. Ik voorspel dat de tekst verder gaat over hoe Hans zijn geld gaat bewaren. Ik zal deze voorspelling opschrijven." 22. Schrijf op: Voorspelling 2: De tekst gaat verder over hoe Hans zijn geld gaat bewaren. 23. Vraag: "Zijn jullie het met deze voorspelling eens?"
novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie Leestekst 1: Integratielessen
4
24. Discussie: .............................. 25. "Als iedereen het daarmee eens is, dan gaan we verder met de tekst."
Toepassingsfase. 1. Vraag: "Zouden jullie stil verder willen lezen tot de volgende streep in de tekst?" 2. Iedereen leest stil verder.
Maar hij wil het geld niet bewaren op zijn eigen kamer. Dat vindt hij veel te gevaarlijk. Het liefst brengt hij het geld naar de bank. Daarom zou het handig zijn als hij een bankrekening heeft. Dan kan de bank daar zijn geld op bewaren. Ook houdt de bank dan zijn saldo bij. Hans kan dan zien hoeveel geld hij heeft. En als Hans geld nodig heeft, kan hij het bij de bank ophalen. Hans gaat naar de bank om een rekening te openen. Kees, zijn begeleider gaat mee. Als Hans iets niet begrijpt, kan Kees hem uitleg geven.
1. Vraag: "Heeft iedereen het tweede gedeelte gelezen?" 2. "Dan gaan we nu de eerste vraag op de kaart lezen. Stephan wil jij de eerste vraag voorlezen?" 3. Stephan leest hardop voor: Staan er moeilijke woorden in de tekst? 4. Vraag: "Stephan ben jij een moeilijk woord tegengekomen?" Zo ja: "Wil je dan de zin (of eerdere zinnen) opnieuw lezen en proberen de betekenis van het moeilijke woord te vinden?" Zo nee: "Wil je dan aan de anderen vragen of ze een moeilijk woord tegen zijn gekomen en zou je daar dan de betekenis van willen zoeken?" 5. Stephan doet een poging totdat er geen moeilijke woorden meer zijn. 6. Vraag: "Jolien, wil jij de voorspelling van het eerste gedeelte nog eens voorlezen?" 7. Jolien leest voor: De tekst gaat verder over hoe Hans zijn geld gaat bewaren. 8. Vraag: "Jolien, is onze voorspelling uitgekomen?" 9. Reactie Jolien:…… Ja, waarom dan wel? Nee. Waarom niet? novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie Leestekst 1: Integratielessen
5
10. Vraag: "Zijn jullie het met Jolien eens?" 11. Discussie: .................................. 12. "Dan kijken we nu weer naar de volgende vraag op de kaart." 13. "Ria wil jij de tweede vraag van de kaart oplezen?" 14. Ria leest hardop voor: Kun je in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat? 15. Vraag: "Ria, wil je proberen een samenvatting te maken en wil je daarna aan de anderen vragen wat zij daarvan vinden?" 16. Ria maakt een samenvatting en vraagt aan de anderen wat zij daarvan vinden. Wanneer dit niet lukt maak je gebruik van de instructie ‘samenvatten’. (De samenvatting zou kunnen zijn: Hans wil zijn geld naar de bank brengen). 17. Vraag: "Ria, wat is de samenvatting geworden waar jullie het allemaal over eens zijn?" 18. Ria geeft de samenvatting: ....................... 19. De samenvatting wordt opgeschreven. Samenvatting 2:………. 20. "Stephan, wil je een vraag over de tekst bedenken? Het antwoord op de vraag moet in de tekst staan. Je kunt hierbij gebruik maken van de achterkant van de kaart. Daarop staan hulpwoorden waarmee je de vraag zou kunnen beginnen." Stephan bedenkt een vraag. 21. "Stephan, wil jij aan de anderen vragen of zij ook een vraag kunnen bedenken?" (Schrijf de vragen op). Wanneer de cursisten zelf geen vragen kunnen bedenken, help je ze met wie, wat, waarom, wanneer, hoelang enz. Vragen kunnen zijn: a. Wat vindt Hans gevaarlijk? b. Waar wil Hans zijn geld heen brengen? c. Wat doet de bank? d. Wie gaat er met Hans mee? 22. "Wie weet de antwoorden op de vragen?" Behandel de vragen één voor één. (Schrijf de antwoorden achter de vragen). 23. "Goed, dan gaan we nu door naar de derde vraag van de kaart. Stephan wil jij de derde vraag voorlezen?" 24. Stephan leest hardop voor: Welke vraag kun je het beste bij de tekst stellen?
novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie Leestekst 1: Integratielessen
6
25. "Daarvoor moet je eerst weten wat het belangrijkste is uit dit gedeelte van de tekst. Dat is niet zo moeilijk meer want dat staat al op het bord/scherm. Want de belangrijkste informatie hebben we al in de samenvatting genoemd." 26. "We gaan nu nog een keer kijken naar de vragen die we net hebben bedacht. Stephan, welke vraag is volgens jou de beste?" 27. "Stephan vindt .......... de beste vraag bij dit stukje tekst." 28. Vraag: "Vinden jullie dit allemaal de beste vraag bij dit gedeelte van de tekst?" 29. "We gaan even kijken of dit ook de beste vraag is." Vraag: "Wat is het antwoord op deze vraag?" 30. Iemand geeft aan: ....................... 31. Vraag: "Is nu alle informatie die we in de samenvatting hadden gezet ook in de vraag of in het antwoord genoemd?" 32. Discussie: ............................. 33. "Ik zal de andere vragen en antwoorden dan weghalen. Dat zijn ook goede vragen, maar ze passen niet het beste bij de samenvatting." 34. De vraag wordt opgeschreven: ................... (Een goede vraag zou kunnen zijn: Waar wil Hans zijn geld heen brengen?) 35. "Als we het eens zijn dan gaan we naar de laatste vraag op de kaart. Ria wil jij de laatste vraag op de kaart voorlezen?" 36. Ria leest voor: Hoe zal de tekst verder gaan? 37. Vraag: "Ria, wil jij proberen een voorspelling te maken? Daarvoor moet je eerst nog eens de laatste twee zinnen van dit tekstgedeelte lezen." 38. Ria leest hardop de laatste twee zinnen voor: Hans gaat naar de bank om een rekening te openen. Kees, zijn begeleider gaat mee. 39. Vraag: "Ria, zou jij nu een voorspelling willen maken en aan de anderen willen vragen wat zij van jouw voorspelling vinden?" 40. Ria doet een voorspelling en vraagt aan de anderen wat zij daarvan vinden. 41. Vraag: "Wat is jullie voorspelling?" 42. Ria geeft haar voorspelling: ....................... 43. "Ik zal deze voorspelling opschrijven."
novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie Leestekst 1: Integratielessen
7
44. Schrijf op: Voorspelling 3: De tekst gaat verder over ……… (Voorspelling zou kunnen zijn: De tekst gaat verder over Hans die een bankrekening gaat openen.) 45. Vraag: "Ria, hoe kom jij bij deze voorspelling?" 46. Ria legt uit hoe zij tot deze voorspelling is gekomen. 47. "Goed, dan gaan we verder met de tekst." 48. Vraag: "Zouden jullie stil willen lezen tot aan de volgende streep in de tekst?" 49. Iedereen leest stil verder.
Er staat een vrouw achter de balie bij de bank. "Goedemorgen, " zegt Hans, "ik wil graag een rekening openen." "Dat kan," zegt de mevrouw. "Hebt u een paspoort of een identiteitsbewijs meegenomen? Dan kan ik zien wie u bent. Dat doen we bij alle klanten van de bank als ze voor het eerst bij ons komen." Hans laat zijn paspoort zien en zijn salarisstrook. Daarop staat waar hij werkt. En hoeveel hij verdient. Dat wil de bank ook graag weten. Van de mevrouw achter de balie krijgt Hans een formulier.
1. Vraag: "Heeft iedereen het derde gedeelte gelezen?" 2. Vraag: "Jolien, wil jij de eerste vraag op de kaart voorlezen?" Jolien leest hardop voor: Staan er moeilijke woorden in de tekst? 3. "Zo ja, wil je dan de zin (of eerdere zinnen) opnieuw lezen en proberen de betekenis van het moeilijke woord te vinden? Zo nee, wil je dan aan de anderen vragen of ze een moeilijk woord tegen zijn gekomen en daar de betekenis van zoeken?" 4. Jolien doet een poging totdat ‘moeilijke woorden’ is afgerond. 5. Vraag: "Ria, wil jij de voorspelling van het tweede gedeelte nog eens voorlezen?" 6. Ria leest voor: De tekst gaat verder over ................ 7. Vraag: "Ria, is jouw voorspelling uitgekomen?" 8. Reactie Ria: ………………. Ja, waarom dan wel? Nee. Waarom niet? 9. Vraag: "Zijn jullie het met Ria eens?" novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie Leestekst 1: Integratielessen
8
10. Discussie: .................................. 11. "Stephan, zou je nu de tweede vraag van de kaart hardop voor willen lezen?" Stephan leest hardop voor: Kun je in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat? 12. Stephan maakt een samenvatting en vraagt aan de anderen wat zij daarvan vinden. Wanneer dit niet lukt maak je gebruik van de instructie ‘samenvatten’. Een goede samenvatting zou kunnen zijn: Om een rekening te openen moet Hans zijn paspoort en salarisstrook aan de mevrouw van de bank laten zien. 13. Vraag: "Stephan, wat is de samenvatting geworden waar jullie het allemaal over eens zijn?" 14. Stephan geeft de samenvatting: ....................... 15. De samenvatting wordt opgeschreven. 16. "Jolien, wil je een vraag over de tekst bedenken? Het antwoord op de vraag moet in de tekst staan. Je mag hierbij de hulpwoorden op de achterkant van de kaart gebruiken." Jolien bedenkt een vraag. 17. "Jolien, wil jij aan de anderen vragen of zij ook een vraag kunnen bedenken?" (Schrijf de vragen op). Wanneer de cursisten zelf geen vragen bedenken, help je ze met wie, wat, waarom, wanneer, hoelang enz. 18. "Wie weet de antwoorden op de vragen?" Behandel de vragen één voor één. (Schrijf de antwoorden op). 19. Vraag: "Ria, wil jij de derde vraag op de kaart voorlezen?" 20. Ria leest hardop: Welke vraag kun je het beste bij de tekst stellen? 21. "Om te weten welke vraag je het beste bij de tekst kunt stellen, moet je eerst weten wat het belangrijkste is uit dit gedeelte van de tekst. Dat is niet zo moeilijk meer want dat staat al op het bord/scherm. Want de belangrijkste informatie hebben we al in de samenvatting genoemd." 22. "We gaan nu nog een keer kijken naar de vragen die we net hebben bedacht. Ria, welke vraag is de beste?" 23. "Ria vindt ............ de beste vraag bij dit stukje tekst." 24. Vraag: "Vinden jullie dit allemaal de beste vraag bij dit gedeelte van de tekst?" 25. "We gaan even kijken of dit ook de beste vraag is." Vraag: "Wat is het antwoord op deze vraag?"
novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie Leestekst 1: Integratielessen
9
26. Iemand geeft aan: ....................... 27. Vraag: "Is nu alle informatie die we in de samenvatting hadden gezet ook in de vraag of in het antwoord genoemd?" 28. Discussie: ............................. 29. "Ik zal de andere vragen en de antwoorden weer weghalen. Dit waren ook goede vragen, maar ze pasten niet het beste bij de samenvatting." 30. "Als we het eens zijn dan gaan we naar de laatste vraag van de kaart. Jolien wil jij de laatste vraag op de kaart voorlezen?" 31. Jolien leest hardop voor: Hoe zal de tekst verder gaan? 32. Vraag: "Jolien, wil jij nog eens de laatste zin van dit tekstgedeelte lezen?" 33. Jolien leest hardop de laatste zin voor: Van de mevrouw achter de balie krijgt Hans een formulier. 34. Jolien doet een voorspelling en vraagt aan de anderen wat zij daarvan vinden. 35. Vraag: "Jolien, wat vinden jullie de beste voorspelling?" 36. Jolien geeft de voorspelling: ....................... 37. "Ik zal deze voorspelling opschrijven." 38. Schrijf op: Voorspelling 4: De tekst gaat verder over ..................... (Een voorspelling zou kunnen zijn: De tekst gaat verder over Hans die het formulier invult.) 39. Vraag: "Jolien, hoe kom jij bij deze voorspelling?" 40. Jolien legt uit hoe zij tot deze voorspelling is gekomen. 41. "Goed, dan gaan we verder met de tekst." 42. Vraag: "Zouden jullie stil willen lezen tot de volgende streep in de tekst?" 43. Iedereen leest stil verder.
novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie Leestekst 1: Integratielessen
10
Het is de bedoeling dat hij dit formulier invult. Samen met Kees en de mevrouw vult Hans het formulier in. Hij schrijft zijn naam op. Hans moet ook opschrijven waar hij woont en wanneer hij geboren is. Wanneer hij alles heeft ingevuld zet Hans zijn handtekening. Nu is hij klaar met het formulier. Daarna geeft hij het formulier terug aan de vrouw achter de balie. De mevrouw zegt: "Over een week heb ik uw rekeningnummer klaar. Kunt u dan terugkomen? U moet dan weer uw paspoort meenemen." "Goed", zegt Hans. Een week later zijn Hans en Kees weer bij de bank.
1. Vraag: "Heeft iedereen het vierde gedeelte gelezen?" 2. "Dan gaan we nu de dingen doen die op de kaart staan. Stephan wil jij de eerste vraag op de kaart voorlezen?" Stephan leest hardop voor: Staan er moeilijke woorden in de tekst? 3. "Zo ja, wil je dan de zin (of eerdere zinnen) opnieuw lezen en proberen de betekenis van het moeilijke woord te vinden? Zo nee, wil je dan aan de anderen vragen of ze een moeilijk woord tegen zijn gekomen en zou je daar dan de betekenis van willen zoeken?" 4. Stephan doet een poging totdat ophelderen is afgerond. 5. Vraag: "Jolien, wil jij de voorspelling van het derde gedeelte nog eens voorlezen?" 6. Jolien leest voor: De tekst gaat verder over ................ 7. Vraag: "Jolien, is jouw voorspelling uitgekomen?" 8. Reactie Jolien:……….. Ja, waarom dan wel? Nee. Waarom niet? 9. Vraag: "Zijn jullie het met Jolien eens?" 10. Discussie: .................................. 11. "Jolien, zou je nu de tweede vraag van de kaart hardop voor willen lezen?" Jolien leest hardop voor: Kun je in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat? 12. Vraag: "Jolien, wil jij proberen een samenvatting te maken en wil je daarna aan de anderen vragen wat zij daarvan vinden?" novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie Leestekst 1: Integratielessen
11
13. Jolien maakt een samenvatting en vraagt aan de anderen wat zij daarvan vinden. Wanneer dit niet lukt maak je gebruik van de instructie ‘samenvatten’. Een goede samenvatting zou kunnen zijn: Hans moet een formulier invullen. Zijn rekeningnummer is dan over een week klaar. 14. Vraag: "Jolien, wat is de samenvatting geworden waar jullie het allemaal over eens zijn?" 15. Jolien geeft de samenvatting: ....................... 16. De samenvatting wordt opgeschreven. 17. "Nu we de samenvatting hebben opgeschreven, gaan we vragen stellen. Ria, wil je een vraag over de tekst bedenken? Het antwoord op de vraag moet in de tekst staan." Ria bedenkt een vraag. Als dit niet lukt wijs je haar erop dat ze gebruik mag maken van de achterkant van de kaart. 18. "Ria, wil jij aan de anderen vragen of zij ook een vraag kunnen bedenken?" (Schrijf de vragen op). Wanneer de cursisten zelf geen vragen bedenken, help je ze met wie, wat, waarom, wanneer, hoelang enz. 19. "Wie weet de antwoorden op de vragen?" Behandel de vragen één voor één. (Schrijf de antwoorden op). 20. "Goed, dan gaan we nu door naar de derde vraag van de kaart namelijk: Welke vraag kun je het beste bij de tekst stellen? Daarvoor moet je eerst weten wat het belangrijkste is uit dit gedeelte van de tekst. Dat is niet zo moeilijk meer want dat hebben we al opgeschreven. De belangrijkste informatie hebben we al in de samenvatting genoemd." 21. "We gaan nu nog een keer kijken naar de vragen die we net hebben bedacht. Jolien, welke vraag is de beste?" 22. "Jolien vindt.............. de beste vraag bij dit stukje tekst." 23. Vraag: "Vinden jullie dit allemaal de beste vraag bij dit gedeelte van de tekst?" 24. "Laten we nog één keer kijken of dit ook de beste vraag is." Vraag: "Wat is het antwoord op deze vraag?" 25. Iemand geeft aan: ....................... 26. Vraag: "Is nu alle informatie die we in de samenvatting hadden gezet ook in de vraag of in het antwoord genoemd?" 27. Discussie: .............................
novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie Leestekst 1: Integratielessen
12
28. "Als we dat allemaal de beste vraag vinden, halen we de andere vragen en antwoorden weer weg." 29. "Als we het eens zijn dan gaan we naar de laatste vraag van de kaart. Ria wil jij de laatste vraag voorlezen?" 30. Ria leest hardop voor: Hoe zal de tekst verder gaan? 31. Vraag: "Ria, wil jij proberen een voorspelling te maken? Daarvoor moet je eerst nog eens de laatste zin van dit tekstgedeelte lezen." 32. Ria leest hardop de laatste zin voor: Een week later zijn Hans en Kees weer bij de bank. 33. Vraag: "Ria, zou jij nu een voorspelling willen maken en aan de anderen willen vragen wat zij van jouw voorspelling vinden?" 34. Ria doet een voorspelling en vraagt aan de anderen wat zij daarvan vinden. 35. Vraag: "Wat is jullie voorspelling?" 36. Ria geeft haar voorspelling: ....................... 37. "Ik zal deze voorspelling opschrijven." Schrijf de voorspelling op: Voorspelling 5: De tekst gaat verder over .................... (De voorspelling zou kunnen zijn: De tekst gaat verder over wat Hans en Kees de volgende keer bij de bank doen.) 38. Vraag: "Ria, hoe kom jij bij deze voorspelling?" 39. Ria legt uit hoe zij tot deze voorspelling is gekomen. 40. "Goed, dan gaan we verder met de tekst. Zouden jullie stil willen lezen tot de volgende streep in de tekst?"
Dezelfde mevrouw van de vorige week helpt Hans weer. Ze wil nog even het paspoort van Hans zien. Daarna geeft de mevrouw Hans een brief. Daarin staat wat zijn rekeningnummer is. Hans krijgt ook een ordner aangereikt. Daarin kan hij alle papieren van de bank bewaren. Het bankpasje is pas over twee weken klaar. Dat kan Hans dan op komen halen. Nu kan hij alvast zijn geld op zijn eigen rekening zetten. En over twee weken kan hij met zijn bankpasje geld ophalen bij de bank. Natuurlijk wel geld dat op zijn eigen rekening staat.
novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie Leestekst 1: Integratielessen
13
1. Vraag: "Heeft iedereen het laatste gedeelte gelezen? Staan er moeilijke woorden in dit gedeelte van de tekst?" (Zo ja: geef instructie ophelderen). 2. Vraag: "Ria, wil jij voorspelling 5 nog eens voorlezen?" 3. Ria leest voor: De tekst gaat verder over ................ 4. Vraag: "Ria, is jouw voorspelling uitgekomen?" 5. Reactie Ria: ……… Ja, waarom dan wel? Nee. Waarom niet? 6. Vraag: "Zijn jullie het met Ria eens?" 7. Discussie: .................................. 8. Vraag: "Stephan, wil jij onze eerste voorspelling nog eens voorlezen?" 9. Vraag: "Is onze eerste voorspelling uitgekomen?" 10. Stephan geeft een reactie. 11. Vraag: "Zijn jullie het met Stephan eens?" 12. Discussie: .................. 13. "Als jullie het allemaal met Stephan eens zijn, dan zijn we klaar met deze les."
Afrondingsfase: 1. "Vandaag zijn we alle vragen bij langs gegaan die we in de afgelopen lessen gebruikt hebben om de tekst zo goed mogelijk te leren begrijpen. Nu moest je de vragen allemaal gebruiken. Dus iedere keer moest je opletten hoe je dat ook al weer moest doen. Ik vind dat jullie het prima hebben gedaan. Bedankt daarvoor. De volgende twee lessen doen we hetzelfde als wat we nu hebben gedaan. Tot de volgende keer."
novo Consult 2009 Begrijpend lezen Leerkrachtinstructie Leestekst 1: Integratielessen
14