Algemene instructies voor de strategie: ‘Vragen stellen’
"Welkom,… ." Introductiefase bij de eerste les: 1. "Vandaag gaan we weer een tekst lezen. Daarbij gaan we een nieuwe strategie leren. Deze strategie heet ‘vragen stellen’. We gaan zelf vragen stellen bij de tekst. Het antwoord op de vragen moet steeds in de tekst staan." 2. Vraag: "Waarom stel je eigenlijk vragen?" 3. Discussie: ............................. Uit de discussie moet naar voren komen dat er een aantal redenen zijn om vragen te stellen. (Mogelijke redenen: • Meer willen weten over iets. (Bijv. Waarom .......... ?) • Informatie vragen omdat je iets helemaal niet weet. (Bijv. Wat is ....?) • Iets vragen om er zeker van te zijn dat je iets begrepen hebt. (Bijv. Bedoel je dat ik ............?) 4. "Door goede vragen te stellen over de tekst, leren we de tekst ook goed te begrijpen. Dat gaan we vandaag dus proberen." 5. "Omdat ik steeds moet weten wat ik moet doen om de juiste vraag te stellen heb ik voor iedereen een nieuwe kaart. Daarop staan de vragen die we al kenden, maar er staat ook een nieuwe vraag bij. Dat is de vraag: Welke vraag kun je het beste bij de tekst stellen? Als je niet meer weet wat je moet doen, dan pak je de kaart er bij." 6. "Ik zal nu eerst de kaart uitdelen." 7. De kaart met de volgende vragen wordt uitgedeeld: Staan er moeilijke woorden in de tekst? Kun je in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat? Welke vraag kun je het beste bij de tekst stellen? 8. "Op de achterkant van de kaart staan een aantal hulpwoorden. Daar zou je de vraag mee kunnen beginnen." 9. "Deze kaart mogen jullie bij de tekst houden. Als jullie de vragen niet meer weten kun je even op de kaart kijken. Je kunt de kaart ook gebruiken om de tekst mee af te dekken."
novo Consult 2009 Begrijpend lezen Algemene Instructies voor de strategie: ‘Vragen Stellen’
Introductiefase bij de volgende lessen:
1. "Vandaag gaan we weer een tekst lezen. Daarbij gaan we weer ‘vragen stellen’. We gaan zelf vragen stellen bij de tekst. Het antwoord op de vragen moet steeds in de tekst staan." 2. "We maken weer gebruik van een kaart waarop de volgende vragen staan: Staan er moeilijke woorden in de tekst? Kun je in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat? Welke vraag kun je het beste bij de tekst stellen?" 3. "Op de achterkant van de kaart staan een aantal hulpwoorden. Daar zou je de vraag mee kunnen beginnen." 4. "Deze kaart mogen jullie bij de tekst houden. Als jullie de vragen niet meer weten kun je even op de kaart kijken. Je kunt de kaart ook gebruiken om de tekst mee af te dekken."
Instructiefase: 1. "Vandaag gaan we dus weer een tekst lezen. Bij die tekst gaan we moeilijke woorden ophelderen, samenvatten en vragen stellen. We lezen straks het eerste gedeelte zacht voor onszelf. Tot aan de eerste streep. Als we gestopt zijn met lezen zal ik proberen om vragen te bedenken over dat wat we gelezen hebben. Aan jullie zal ik dan vragen wat jullie de beste vraag vinden. Daarna mogen jullie het van mij overnemen. Iedereen komt vandaag aan de beurt om vragen te maken." 2. Vraag: "Is het duidelijk wat vandaag de bedoeling is?" 3. "Dan zal ik nu de tekst van vandaag uitdelen. De titel van de tekst is: …." 4. De tekst wordt uitgedeeld. 5. Vraag: "Willen jullie het eerste gedeelte lezen tot aan de eerste streep?" 6. Iedereen begint te lezen.
1. Vraag: "Is iedereen klaar met lezen? Staan er moeilijke woorden in de tekst?" (Zo ja, geef instructie ophelderen). "Pak de kaart er maar even bij. De eerste vraag op de kaart hebben we al beantwoord. Ik zal voorlezen wat er nog meer op de kaart staat." novo Consult 2009 Begrijpend lezen Algemene Instructies voor de strategie: ‘Vragen Stellen’
2. "Als tweede vraag op de kaart staat er: Kun je in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat?" 3. "Ik zal in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat: …. Dit is de samenvatting van dit gedeelte van de tekst. Ik zal deze samenvatting opschrijven." (Schrijf de samenvatting op: Samenvatting 1:...). 4. "Als ik dan weer naar de kaart kijk, zie ik dat we nog één vraag moeten beantwoorden. Dat is de vraag: Welke vraag kun je het beste bij de tekst stellen?" 5. "Om deze vraag te beantwoorden zal ik proberen vragen te stellen over dit stukje tekst. De antwoorden op de vragen moeten in de tekst staan. Als hulpmiddel kan ik de achterkant van de kaart gebruiken. Daarop staan woorden waarmee mijn vraag zou kunnen beginnen." 6. Bedenk vragen over de tekst. Schrijf deze vragen op. 7. Vraag: "Kunnen jullie mij de antwoorden op deze vragen geven?" (Schrijf de antwoorden achter de vragen op). 8. "We hebben nu een aantal vragen bij de tekst bedacht en hier antwoorden bij gevonden. Maar de vraag was welke vraag je het beste bij de tekst kunt stellen. De beste vraag is de vraag die samen met het antwoord een goede samenvatting van de tekst geeft. Die vraag vertelt goed waar de tekst over gaat." 9. "De samenvatting hadden we al opgeschreven, dat was: …. We kijken nu nog eens naar de vragen. Eén van de vragen past, met het antwoord, het beste bij de samenvatting. Welke vraag is dat denken jullie?" 10. Discussie… 11. "De vraag die je het beste bij de tekst kunt stellen is …. Het antwoord op deze vraag is: …. De vraag en het antwoord geven samen het belangrijkste uit de tekst weer. Ze vertellen hetzelfde als de samenvatting." 12. "Ik zal de antwoorden en de vragen die niet het beste waren, weghalen. Dan laten we alleen de beste vraag staan." (Haal de antwoorden en vragen weg die niet de beste waren.) 13. "We hebben alle vragen van de kaart beantwoord. We gaan nu verder lezen." 14. Vraag: "Willen jullie verder lezen tot de volgende streep?" 15. Iedereen leest verder.
novo Consult 2009 Begrijpend lezen Algemene Instructies voor de strategie: ‘Vragen Stellen’
Toepassingsfase:
1. Vraag: "Zijn jullie klaar met lezen?" 2. Vraag: "Zou iemand het vragen stellen over willen nemen?" 3. Wanneer niemand zich aanbiedt, wijs je zelf iemand aan. 4. "Stephan, wil jij de eerste vraag op de kaart voorlezen?" Stephan leest voor: Staan er moeilijke woorden in de tekst? Wanneer de cursisten aangeven dat ze een woord moeilijk vinden geef je de instructie die hoort bij ‘Ophelderen’. 5. "Nu gaan we een samenvatting bedenken. Dit hebben we al eens eerder gedaan. Stephan, wil jij de tweede vraag op de kaart voorlezen?" Stephan leest voor: Kun je in één of twee zinnen vertellen waar de tekst over gaat? 6. Stephan geeft een samenvatting. Wanneer dit niet lukt maak je gebruik van de instructie ‘Samenvatten’. 7. "Stephan, wil jij aan de anderen vragen wat zij van jouw samenvatting vinden?" 8. Discussie…… 9. "Jullie samenvatting is dus: …… ." (Schrijf deze samenvatting op). 10. "Stephan, wil je nu een vraag bedenken bij de tekst? Het antwoord op de vraag moet in de tekst staan." Stephan bedenkt een vraag. Als Stephan moeite heeft met het bedenken van een vraag vertel je hem dat hij gebruik mag maken van de hulpwoorden op de achterkant van de kaart. 11. "Stephan, wil jij aan de anderen vragen of zij ook een vraag kunnen bedenken?" (Schrijf de vragen op). Wanneer de cursisten zelf geen vragen bedenken, help je ze met wie, wat, waarom, wanneer, hoelang enz. 12. "Wie weet de antwoorden op de vragen?" Behandel de vragen één voor één. (Schrijf de antwoorden op). 13. "We hebben met zijn allen hele goede vragen bedacht. Nu kijken we naar de derde vraag op de kaart. Stephan, wil jij de derde vraag van de kaart voorlezen?" Stephan leest voor: Welke vraag kun je het beste bij de tekst stellen? 14. Stephan doet een poging. Wanneer het hem niet lukt, help je hem door te zeggen dat de beste vraag, samen met het antwoord, hetzelfde vertelt als de samenvatting.
novo Consult 2009 Begrijpend lezen Algemene Instructies voor de strategie: ‘Vragen Stellen’
15. "Stephan vindt ......................... de beste vraag bij dit stukje tekst." Vraag: "Vinden jullie dit allemaal de beste vraag bij dit stuk van de tekst?" 16. Discussie: ...................... 17. "We hadden dus allemaal goede vragen bedacht, maar één van de vragen paste het beste bij de samenvatting. Deze vraag is dus de beste." De vraag en het antwoord geven dezelfde belangrijke informatie als de samenvatting. Laat dit aan de cursisten zien. 18. "Als dit de beste vraag is, dan halen we de andere vragen en de antwoorden weer weg." 19. "Dan gaan we nu verder met de tekst. Willen jullie verder lezen tot de volgende streep?" 20. Iedereen leest verder. 21. Herhaal bij de overige tekstgedeelten de instructiemethode uit de toepassingsfase. Zorg dat de cursisten allemaal aan de beurt komen.
Afrondingsfase: 1. "Tot zover deze les. We hebben opnieuw een tekst gelezen. Bij deze tekst hebben we samenvattingen gemaakt en vragen bedacht. Na het maken van de samenvatting en de vragen keken we welke vraag het beste bij de samenvatting paste. De beste vraag vertelde samen met het antwoord hetzelfde als de samenvatting. Iedereen heeft daaraan meegewerkt." 2. Vraag: "Vonden jullie het moeilijk om goede vragen te bedenken?" 3. Discussie: ............... 4. "Ik vond het prima gaan en voor jullie inzet wil ik jullie dan ook bedanken. Tot de volgende keer."
novo Consult 2009 Begrijpend lezen Algemene Instructies voor de strategie: ‘Vragen Stellen’