Leren Werkt! Een nieuwe tweedekansleerweg voor laaggeschoolde werkzoekenden
Met steun van:
Deze instrumenten kwamen tot stand in het kader van een Innovatieproject met steun van het Europees Sociaal Fonds.
www.lerenwerkt.org Leuven, september 2014. Tekst: Carolien De Hertogh, Kurt Peeters, Pieter Tratsaert.
Met dank aan iedereen die bijdroeg tot het welslagen van Leren Werkt!
2
INHOUDSTAFEL Voorwoord
5
Inleiding
6
1. Situering van Leren Werkt!
9
1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6.
Laaggeschoolden op de arbeidsmarkt OnderwijsKwalificerende OpleidingsTrajecten (OKOT) Het volwassenenonderwijs in een notendop Diplomeren via Leren Werkt! Rollen in Leren Werkt! Statuut van de werkzoekende cursist in een TKO-opleiding
9 11 12 14 16 17
2. Een nieuwe tweedekansleerweg voor laaggeschoolde werkzoekenden
20
2.1. Onderzoeksfase 2.1.1. Arbeidsmarktanalyse 2.1.2. Opleidingsanalyse
20 20 21
2.2. Verkennings- en planningsfase 2.2.1. Ontwerp van de opleiding 2.2.2. Didactische aanpak
24 24 28
2.3. Toeleidings- en screeningsfase 2.3.1. Toeleiding 2.3.2. Screening
31 31 32
2.4. 2.4.1. 2.4.2. 2.4.3. 2.4.4. 2.4.5.
37 37 37 38 38 39
Uitvoeringsfase Contactdag Administratie tijdens de opleiding Opvolging Evaluatie Stopzetting en/of mutatie
2.5. Nazorg en evaluatie 2.5.1. Nazorg 2.5.2. Evaluatie
41 41 41
Schema procesflow opstart TKO
44
3. Factsheet Leren Werkt!
45
3.1.
Aantal gestarte cursisten vs. aantal diploma’s
45
3.2. 3.2.1. 3.2.2. 3.2.3. 3.2.4.
Profiel van de TKO-cursisten Leeftijd Geslacht Uitstroom secundair onderwijs Werkloosheidsduur bij aanvang van het TKO-traject
46 46 46 46 47
3
3.3.
Uitstroom naar werk
47
4. Slotwoord en toekomstblik
48
5. Toolbox
49
5.1. 5.1.1. 5.1.2. 5.1.3.
De certificatie van beroepsopleidingen en het diploma Diplomeren voor dummies Diplomeren in Leren Werkt!: stappenplan Leeswijzer opleidingsfiches
50 53 58 91
5.2. 5.2.1. 5.2.2. 5.2.3. 5.2.4. 5.2.5.
Leerondersteuning Opzet en context Concept van de leerondersteuning De leerondersteuning in de praktijk Conclusies en globale evaluatie Kritische succesfactoren
96 98 99 100 106 108
5.3. Nakijken van de instapvoorwaarden en screenen van de cursist 5.3.1. Bepalen en nagaan van de instapvoorwaarden 5.3.2. Screenen van de cursist
110 111 112
5.4. Vorming voor consulenten
116
5.5. Cursistenopvolging
117
5.6. Community of practice
119
5.7. Vooropleiding OKOT industrie voor anderstaligen 5.7.1. Onderzoeksfase 5.7.2. Verkennings- en planningsfase 5.7.3. Toeleidings- en screeningsfase 5.7.4. Uitvoeringsfase 5.7.5. Doorstroom naar TKO 5.7.6. Evaluatie van de vooropleiding 2013 – 2014
120 122 125 128 130 131 133
6. Overzicht partners
134
7. Afkortingenlijst
136
4
VOORWOORD
Heeft u al ooit eens een beverburcht gezien? Bevers zijn hun leven lang bezig met het bouwen en herstellen van burchten en dammen in rivieren. Ze bouwen hun burchten met verschillende verdiepingen en weten deze zo te bouwen dat ze ook in de winter, wanneer de burcht bedekt is met sneeuw, nog warm blijven in hun onderkomen. Vanzelfsprekend doen ze dit niet alleen. Zo’n grote constructie van gangen en kanalen is het werk van een hele beverkolonie.
Waarom vertellen wij u dit? Leren Werkt! is de samenwerking tussen L4Volwassenenonderwijs en VDAB waarbij laaggeschoolde werkzoekenden op één jaar tijd hun diploma secundair onderwijs behalen én een beroep aanleren. Omwille van het civiel effect van een diploma secundair onderwijs worden hierdoor de kansen van de cursist op de arbeidsmarkt duurzaam verhoogd en versterken we hun zelfbeeld.
Leren Werkt! is een succesverhaal geworden door de samenwerking van verschillende onderwijspartners in de regio Leuven-Hageland-Tervuren. Net zoals bevers in kleine familiegroepen samenwerken voor de bouw van hun burcht, hebben ook verschillende opleidingsverstrekkers de handen in elkaar geslagen om dit unieke en innoverende leertraject te doen slagen. Elk met zijn eigen visie, cultuur, manier van werken en belangen maar wel met eenzelfde doel voor ogen: een antwoord bieden aan de ongekwalificeerde uitstroom in de regio.
Leren Werkt! heeft, met de steun van het Europees Sociaal Fonds, de weg geëffend voor een structurele verandering in het aanbod van kwalificerende trajecten in Vlaanderen. Daar zijn we zeer fier op. Onze welgemeende dank gaat dan ook uit naar VDAB, CVO Leuven-Tienen-Landen, CVO VTI Leuven, CVO De Oranjerie en CBE Open School. We willen in het bijzonder de directie, de instructeurs en de leerkrachten bedanken. Zij hebben samen Leren Werkt! doen werken!
Bart Van Thielen Voorzitter L4-Volwassenenonderwijs
Peggy Vertommen Opleidingsmanager VDAB competentiecentrum Heverlee en Diest
5
INLEIDING Het prille begin Hoe kunnen we laaggeschoolde werkzoekenden in één jaar tijd de mogelijkheid bieden om een diploma secundair onderwijs te halen? Met deze hamvraag is in 2011 de bal aan het rollen gegaan. L4-Volwassenenonderwijs, het netwerk voor het volwassenenonderwijs in de regio Leuven-Hageland-Tervuren, heeft samen met VDAB in het kader van het ESF-project 'Leren Werkt!' tweedekansleerwegen voor werkzoekenden ontwikkeld. Een uniek initiatief, want nergens in Vlaanderen kon je een VDAB-beroepsopleiding overdag combineren met het behalen van een diploma secundair onderwijs en dat op één jaar tijd. De samenwerking met VDAB kwam niet uit de lucht vallen. L4-Volwassenenonderwijs overlegt regelmatig met VDAB over de nood aan opleidingen in de regio. Vanuit een aantal vaststellingen ging de bal verder aan het rollen. Laaggeschoolde werkzoekenden hebben het moeilijk om een duurzame ingang op de arbeidsmarkt te vinden, ook na een VDAB-beroepsopleiding. Op één van de overlegmomenten tussen L4 en VDAB werd de denkpiste geformuleerd om samen geïntegreerde opleidingstrajecten voor werkzoekenden zonder een diploma secundair onderwijs te ontwikkelen. De werkloosheidscijfers logen er niet om: in 2011 was bijna de helft van de werkzoekenden in Vlaanderen laaggeschoold. Ook in de competentiecentra van Heverlee en Diest waren en zijn laaggeschoolden nog steeds een belangrijke doelgroep. In 2010 had bijvoorbeeld bijna een kwart van de cursisten die een beroepsopleiding volgden in Heverlee, geen diploma secundair onderwijs.1 Deze cijfers versterkten bij VDAB en L4 het geloof in de noodzaak van dit project. Een versterking van het tweedekansaanbod Een nieuwe tweedekansleerweg i.s.m. VDAB staat mooi op papier, maar hoe zet je dit in realiteit om? VDAB heeft namelijk niet de bevoegdheid om diploma’s uit te reiken aan volwassenen, Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO) wel. Vandaar dat in dit pilootproject het volwassenenonderwijs en VDAB een hand naar elkaar gereikt hebben. Het bestuur van L4-Volwassenenonderwijs stond unaniem achter deze denkpiste. CVO Leuven-Landen, CVO VTI-Leuven, CVO De Oranjerie, en CBE Open School Leuven sprongen mee op de kar. De weg ging niet altijd over rozen. Samenwerking tussen onderwijs en VDAB lijkt evident, maar dit is niet altijd zo. Er zijn cultuur- en werkingsverschillen, verschillen in visie, verschillen in regelgeving, verschillen in communicatie, enzovoort. Eén van de succesfactoren van Leren Werkt! was dan ook praten, praten en nog eens praten waarbij het einddoel -cursisten laten afstuderen met een diploma secundair onderwijs op zaknooit uit het oog werd verloren. Organisatiebelangen en -culturen van de verschillende partners zijn daar ondergeschikt aan. Voor VDAB was het vertrekpunt in deze nieuwe samenwerking laaggeschoolde werkzoekenden. Voor L4-Volwassenenonderwijs was het vertrekpunt dat zij als groep van centra samen stappen vooruit wilde nemen. Het volwassenenonderwijs heeft een tweedekansfunctie en kan diploma's uitreiken. Deze overlappende uitdagingen creëerden in de regio een nieuwe leerweg met zicht op een diploma voor een doelgroep die deze kans wellicht anders niet zou of kunnen grijpen. 1
1.411 cursisten namen in 2010 deel aan een beroepsopleiding, waarvan 321 personen geen diploma secundair onderwijs hadden.
6
De trajecten in het kader van Leren Werkt! zijn een verrijking van het reguliere tweedekansonderwijs (TKO) en leggen een minder schoolse organisatiewijze aan de dag. Ze genereren winst, op korte en lange termijn, voor alle partners:
Voor VDAB wordt hiermee een (gedeeltelijk) antwoord geformuleerd op de uitdagingen van de Vlaamse en Europese streefdoelen: de remediëring van ongekwalificeerde uitstroom en competentieversterking van werkzoekenden. Dit leidt tot een verhoging van de uitstroomkansen van werkzoekenden en een uitbreiding van het aanbod knelpuntgerichte opleidingen. Via deze nieuwe tweedekansleerweg realiseert het volwassenenonderwijs een groter bereik van laaggeschoolde werkzoekenden. Bijkomend genereert de samenwerking een diverser aanbod, bijkomende ruimte, lesuren en middelen voor de CVO. Laaggeschoolde werkzoekenden kunnen in een kort traject een diploma (hoger) secundair onderwijs behalen voor een beroep waarvoor dit diploma een duidelijke meerwaarde is op de arbeidsmarkt. Met een diploma secundair onderwijs krijgen ze meer kansen op tewerkstelling en op een duurzame loopbaan. Door een VDABcontract wordt deze opleiding bovendien gefinancierd.
In Heverlee en Diest zijn de TKO-opleidingen ondertussen hun experimenteel karakter ontgroeid en zijn ze een vaste waarde geworden in de competentiecentra en voor de meewerkende partners. Dit is niet het zoveelste goedbedoelde pilootproject, maar de weg is ondertussen geëffend voor een structurele verandering in het aanbod van kwalificerende trajecten. L4-volwassenenonderwijs nam daarnaast in 2012 -opnieuw als pionier in Vlaanderen- het voortouw om een voortraject industrie voor anderstalige cursisten te lanceren in september 2013. Opnieuw toonden verschillende regio's interesse om ook een vooropleiding te implementeren. Navolging in Vlaanderen De TKO-opleidingen die ontwikkeld zijn in het kader van het ESF-project, hebben veel teweeg gebracht, zowel binnen VDAB als binnen het volwassenenonderwijs. Ook bij andere collega's uit Vlaanderen, zowel in het volwassenenonderwijs als bij VDAB, heeft het pilootproject interesse opgewekt. Ondertussen zijn overal in Vlaanderen TKOtrajecten opgestart. Omwille van het innovatieve karakter van deze samenwerking is tijdens de duurtijd van Leren Werkt! progressief een beleidskader ontstaan. Binnen VDAB zag het concept van OKOT’s (OnderwijsKwalificerende Opleidingstrajecten 2) het licht. Er werd een kader gecreëerd waarbij VDAB beroep doet op onderwijspartners voor opleidingen voor werkzoekenden, waarbij de finaliteit van een diploma centraal staat. Deze evolutie zag zelfs zijn doorslag in de beleidsbrieven van de Vlaamse ministers van Werk en Onderwijs. In West-Vlaanderen vonden het volwassenenonderwijs, VDAB en Syntra elkaar in dezelfde filosofie. Ze sloegen de handen in elkaar in het ESF-project '3 voor 1' waarbij afstemming, samenwerking en het gezamenlijk aanbieden van opleidingen centraal staan. De combinaties van al deze evoluties leidden tot een Vlaams samenwerkingsakkoord tussen het Departement Onderwijs en Vorming, VDAB en Syntra-Vlaanderen en de oprichting van een OKOT-begeleidingscommissie in 2013. Deze begeleidingscommissie
2
OKOT omvat naast de TKO-trajecten ook het 7dejaar beroepssecundair onderwijs (BSO), secundair-nasecundair opleidingen (Se-n-se), Hoger Beroepsonderwijs (HBO) en opleidingen professionele bachelor.
7
bestaat uit vertegenwoordigers van de departementen Onderwijs en Vorming en Werk en Sociale Economie, AKOV, VDAB, Syntra Vlaanderen en de consortia (één per provincie).
8
1. SITUERING VAN LEREN WERKT! 1.1. LAAGGESCHOOLDEN OP DE ARBEIDSMARKT Ongekwalificeerde uitstroom Laaggeschoolden zijn een bijzonder kwetsbare groep in onze beroepsbevolking. Bijna de helft van het aantal werkzoekenden heeft geen diploma secundair onderwijs. In economisch moeilijke tijden en door de evolutie naar een diensten- en kenniseconomie wordt pijnlijk duidelijk dat je het zonder diploma zeer moeilijk hebt op de arbeidsmarkt om een job te vinden en te behouden. In dit rapport gebruiken we de definitie zoals gehanteerd door VDAB om de bevolking onder te verdelen in laag-, midden- en hooggeschoold.
Laaggeschoold: lager onderwijs, 1ste graad secundair onderwijs (SO), Leertijd Syntra (niet in combinatie met het diploma secundair onderwijs), deeltijds beroepssecundair onderwijs (DBSO), 2de graad SO.
Middengeschoold: studiegetuigschrift 3de graad beroepssecundair onderwijs (BSO), diploma 3de graad SO, secundair-na-secundair (Se-n-Se), diploma 4de graad BSO, hoger beroepsonderwijs (HBO).
Hooggeschoold: professionele en academische bachelor, master.
In augustus 2014 was 43,1% van het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) laaggeschoold. Laaggeschoold: Middengeschoold: Hooggeschoold:
Aantal 107.215 90.676 50.620
Procent 43,1 % 36,5 % 20,4 %
Bron: Arvastat, basisstatistieken werkloosheid (parameter ‘indeling naar studies’) - Vlaanderen augustus 2014
De kansen op een job worden overigens niet enkel gehypothekeerd door een laag opleidingsniveau of tekorten aan ervaring of specifieke competenties, maar ook door verdringingsprocessen op de arbeidsmarkt, vaak door hoger opgeleide werknemers. De positie van laaggeschoolden op de arbeidsmarkt wordt nog verder bemoeilijkt door onder andere het arbeidersstatuut waarin de meeste onder hen zich bevinden of terechtkomen (met kortere opzegtermijnen, lagere ontslagvergoedingen, loonverschillen met bedienden voor dezelfde job, enz.), de meer conjunctuurgevoelige sectoren waarin ze werken en de financiële werkloosheidsval. De combinatie van deze factoren maakt de situatie van mensen, in het bijzonder jongeren, zonder diploma secundair onderwijs problematisch. De centrale probleemstelling van Leren Werkt! vertrekt vanuit de lage scholing van werkzoekenden en een belangrijke oorzaak hiervan, namelijk de ongekwalificeerde uitstroom uit het leerplichtonderwijs. Redenen van deze ongekwalificeerde uitstroom zijn divers van aard: leerlingen zijn schoolmoe, hebben motivatieproblemen, hebben het moeilijk met de schoolse aanpak, hebben leerproblemen, stoppen omwille van persoonlijke of sociaal-psychologische redenen, enz.
9
Vlaamse en Europese ambities Zowel op Vlaams (Pact 2020) als op Europees (EU2020) niveau zijn streefdoelen geformuleerd met betrekking tot het verlagen van de ongekwalificeerde uitstroom. De EU2020 doelstelling stelt een verlaging van het aantal vroegtijdige schoolverlaters tot onder de 10 % voorop. Vlaanderen is met Pact 2020 een stuk ambitieuzer: tegen 2020 is 70% van de beroepsbevolking aan het werk en is het aantal kortgeschoolden met de helft verminderd.3 In het Loopbaanakkoord van het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC) werd bepaald dat VDAB maximaal zal inzetten op kwalificerende acties zoals tweedekansonderwijs. Met de TKO-trajecten zoals die ontwikkeld zijn in het kader van Leren Werkt! komt VDAB direct tegemoet aan deze doelstelling. Uitdagingen in een knelpunteneconomie De gevolgen van ongekwalificeerde uitstroom en lage scholing zijn divers, en situeren zich niet alleen op individueel vlak, maar ook op menselijk vlak. Het onbenut menselijk kapitaal weegt sterk door, en dat op een moment dat de vergrijzing en de transitie naar een diensteneconomie onze samenleving en arbeidsmarkt voor belangrijke uitdagingen stelt. Denk aan een minder grote groep mensen op beroepsactieve leeftijd die de pensioenen moeten betalen van een groter wordende groep gepensioneerden. Denk aan de groei van het aantal vacatures om de babyboomers op pensioen te vervangen, aan jobs die in de zorgsector bij gecreëerd moeten worden, enz. Bepaalde knelpuntvacatures raken niet ingevuld omwille van het onderbenut menselijk kapitaal, zeker nu we in ijltempo afstevenen op een knelpunteconomie. Dit kan er toe leiden dat bedrijven uitwijken naar het buitenland, waar bijvoorbeeld wel geschoolde technici beschikbaar zijn. Remediëring van laaggeschooldheid Het terugdringen van de ongekwalificeerde uitstroom staat niet centraal in een tweedekans (TKO-)traject, wel de mogelijke remediëring van laaggeschoolden op arbeidsactieve leeftijd door hen een perspectief te bieden op een diploma secundair onderwijs en tegelijkertijd een beroep aan te leren. Vlaanderen biedt verschillende remediëringsmogelijkheden (het tweedekansonderwijs, de centrale examencommissie, de Leertijd,...) maar –voor de Vlaamse Kwalificatiestructuurwas elke mogelijkheid (te veel) gestoeld op haar eigen logica, zonder onderlinge uitwisselbaarheid of communicatie. Vlaamse Kwalificatiestructuur Veel volwassenen volgen na het leerplichtonderwijs opleidingen bij VDAB, Syntra of in het volwassenenonderwijs, of behalen attesten via een door een sectorfonds georganiseerde bedrijfsstage. Weer anderen zien hun opgedane (werk)ervaring verzilverd door het behalen van een ervaringsbewijs of door het doorlopen van een EVCtraject (Eerder Verworven Competenties). Om in kaart te brengen wat nu precies de waarde is van elk van deze kwalificatiebewijzen en om ze beter met elkaar te kunnen vergelijken, ontwikkelt de Vlaamse overheid de Vlaamse Kwalificatiestructuur (VKS). Dit raamwerk maakt de vergelijking en de afstemming van de beroepsopleidingen en de opleidingen uit het volwassenenonderwijs in het project Leren Werkt! eenvoudiger.
3
Doordat (1) meer jongeren het secundair onderwijs afwerken, (2) meer jongeren na hun secundair onderwijs verder studeren in zowel het hoger beroepsonderwijs als in het hoger onderwijs, en (3) meer mensen deelnemen aan levenslang en levensbreed leren.
10
1.2. ONDERWIJSKWALIFICERENDE OPLEIDINGSTRAJECTEN (OKOT) De missie van VDAB is nagenoeg iedereen bekend. Naast begeleiding en oriëntatie naar werk biedt VDAB – al dan niet in samenwerking met een partner- ook een waaier aan opleidingen aan voor zowel werkzoekenden, werknemers als bedrijven. Voor laaggeschoolde werkzoekenden zette VDAB in samenwerking met het volwassenenonderwijs en/of Syntra en derde partners OnderwijsKwalificerende OpleidingsTrajecten (OKOT) op. In een OKOT-opleiding verwerven laaggeschoolde werkzoekenden, in functie van een duurzame tewerkstelling, competenties om een knelpuntberoep uit te oefenen én behalen ze het gevraagde diploma. Een OKOT kan volledig doorgaan bij een onderwijsinstelling of ‘mixed’ zijn. ‘Mixed’ betekent dat VDAB, één of meerdere onderwijsinstellingen en eventueel een bijkomende partner elk een deel van de opleiding geven. Via een OKOT kunnen volgende diploma’s behaald worden: diploma secundair onderwijs via tweedekansonderwijs (TKO) of via het 7e jaar beroepssecundair onderwijs (7e jaar BSO) secundair na secundair (Se-n-Se) hoger beroepsonderwijs (HBO) (=graduaat) professionele bachelor (PBA) De formele toelatingsvoorwaarden voor OKOT zijn als volgt door de Raad van Bestuur van VDAB vastgelegd: Je bent ingeschreven bij VDAB als werkzoekende. Je beroepsinschakelingstijd is afgelopen. Je beschikt niet over een diploma secundair (als je een studie secundair onderwijs wil volgen) of hoger onderwijs (als je een studie hoger onderwijs wil volgen). Je bent minstens 22 jaar of minstens 2 jaar gestopt met voltijds onderwijs. Je kan je vrijmaken om voltijds te studeren (overdag tijdens de week) Als je een opleiding hoger beroepsonderwijs of een professionele bachelor wil volgen, moet je bereid zijn je studie te combineren met een tijdelijke job. Je werkt dan bijvoorbeeld tijdens de schoolvakantie of op je vrije dagen. Dit kan een job zijn die aansluit bij je studie, maar dat hoeft niet. Er zijn twee uitzonderingen: 1/ Beschik je over een diploma hoger onderwijs? Dan kom je toch in aanmerking als je de jobs waartoe dit diploma leidt niet meer kan uitoefenen door een medische, psychische of psychosociale problematiek, of als dit diploma weinig kans op tewerkstelling biedt. 2/ Ben je jonger dan 22 en nog geen 2 jaar gestopt met voltijds onderwijs? Dan kom je toch in aanmerking voor een voltijdse studie op het niveau van tweedekansonderwijs, 7e jaar BSO of secundair na secundair als je aan deze drie voorwaarden voldoet: o
-Je hebt geen diploma secundair onderwijs.
o
-Je hebt minimum 1 jaar de schoolbanken verlaten.
o
-Je hebt recht op een werkloosheidsuitkering. Als een werkzoekende zich inschrijft voor een TKO-opleiding, zal de VDAB(klanten)consulent de formele toelatingsvoorwaarden en de motivatie voor de opleiding nagaan. Als dit positief is, wordt de cursist gescreend in functie van leervermogen, aanpassing van de persoonlijke situatie aan de vereisten van de leersituatie, enz.
11
1.3. HET VOLWASSENENONDERWIJS IN EEN NOTENDOP Opleidingsaanbod De essentie van het volwassenenonderwijs is mensen kansen geven. Soms een eerste kans, maar vaak ook een tweede en derde kans en dit voor verschillende beweegredenen: persoonlijk, beroepsmatig, of gewoon omdat leren fijn kan zijn. Bijscholen, omscholen, herscholen zijn enkele kernbegrippen hierbij. In het volwassenenonderwijs heb je twee types van opleidingen:
Algemene opleidingen gericht op maatschappelijk participeren en/of op een vervolgopleiding. Hieronder vallen de verschillende ASO-opleidingen (doorstroming) en de opleiding Aanvullende Algemene Vorming (AAV). Beroepsopleidingen die gericht zijn op het kritisch-creatief uitoefenen van één of meer beroepen.
Opleidingsprofiel van een opleiding uit het volwassenenonderwijs Een opleiding uit het volwassenenonderwijs is modulair opgebouwd. De modules en een beknopte beschrijving van wat cursisten moeten kunnen (competenties), worden opgenomen in een opleidingsprofiel (OP). Schematisch worden de modules weergegeven in een leertraject. Voor elke geslaagde module behaal je een deelcertificaat. Slaag je voor alle modules, dan behaal je een certificaat. De organisatie van het opleidingsaanbod in de Centra voor Volwassenenonderwijs gebeurt uitsluitend aan de hand van deze door de Vlaamse Regering goedgekeurde opleidingsprofielen. Aanpassing van bestaande of nieuwe opleidingsprofielen doorloopt een weg via verschillende instanties. Op basis van adviezen van de Vlaamse Onderwijsraad, de administratie en de onderwijsinspectie, neemt de minister van Onderwijs een beslissing over de geadviseerde en getoetste voorstellen van opleidingsprofielen en over de diplomagerichtheid van de opleidingen. Dit wordt ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering voorgelegd. Een voorbeeld van een leertraject Productieoperator Verspaning: Tabel: Leertraject Productieoperator Verspaning
12
Deze opleiding uit het volwassenenonderwijs bestaat uit acht modules. De pijlen geven een verplichte volgorde aan. Zo moet je om toegang te krijgen tot de module ‘Draaien’ logischerwijs al de modules ‘Basis Metaal’ en ‘Initiatie Draaien’ onder de knie hebben. De opleiding duurt in totaal 800 lestijden (1 lestijd duurt 50 minuten). De module 'Draaien' duurt bijvoorbeeld 120 lestijden. Motoflow van een VDAB-opleiding De basis van een VDAB-opleiding is het opleidingstraject, ook gekend als motoflow of modulaire opleidingsflow. Deze flow geeft net zoals het opleidingsprofiel het aantal modules, de lesuren en de te verwerven competenties weer. Als de arbeidsmarkt wijzigt, kan snel de motoflow van een opleiding hieraan aangepast worden. Een voorbeeld van de motoflow CNC-draaier: Tabel: Motoflow CNC-draaier
Diploma secundair onderwijs via het volwassenenonderwijs Er zijn verschillende leerwegen om via het volwassenenonderwijs een diploma secundair onderwijs te behalen.
Algemene Vorming Algemeen Secundair Onderwijs (ASO) volgen. Dit kan in verschillende richtingen zoals humane wetenschappen, moderne talen, wetenschappen, wiskunde, enz. Aanvullende algemene vorming combineren met een diplomagerichte beroepsopleiding in het volwassenenonderwijs. Je kan ook Hoger Beroepsonderwijs (HBO) combineren met aanvullende algemene vorming. Deze weg leidt tot een graduaatsdiploma en een diploma secundair onderwijs.
Aangezien de diplomagerichte opleidingen binnen VDAB het uitoefenen van een beroep als finaliteit hebben (en niet ‘verder studeren’), komen de ASO-opleidingen van het volwassenenonderwijs in 'Leren Werkt!' niet in aanmerking voor de samenwerking tussen VDAB en het volwassenenonderwijs. Zowel Algemene Vorming als de beroepsopleiding leiden tot een certificaat. Beide certificaten geven een cursist recht op een diploma secundair onderwijs. Als cursist ben je niet verplicht om beide delen in éénzelfde CVO te volgen. Het zijn de (deel)certificaten, waar ook behaald, die samen leiden tot een diploma secundair onderwijs.
13
Figuur: (2de) Leerweg om een diploma Secundair Onderwijs te behalen via het volwassenenonderwijs
Om als CVO opleidingen aan te bieden op een bepaalde plaats, moet een centrum de bevoegdheid hebben om de opleiding in te richten (onderwijsbevoegdheid) én de mogelijkheid om deze in te richten in een bepaalde gemeente (vestigingsplaats). Beslissingen op vlak van bevoegdheden en vestigingsplaatsen worden besproken en geadviseerd binnen de Raad van Bestuur van het consortium. De beslissing wordt genomen door de Vlaamse Regering. 1.4. DIPLOMEREN VIA LEREN WERKT! Leren Werkt! betreft de combinatie van Aanvullende Algemene Vorming (AAV) met een diplomeerbare beroepsopleiding. De Aanvullende Algemene Vorming wordt ingericht door een CVO en leidt –indien succesvol- tot een certificaat AAV. Daarnaast volgen de cursisten ook een beroepsgerichte opleiding, aangeboden via een samenwerking tussen VDAB en het volwassenenonderwijs. Door de toepassing van een EVC-EVK procedure (Eerder Verworven Competenties/ Eerder Verworven Kwalificaties) en een goede afstemming tussen de VDAB-beroepsopleiding en de opleiding in het volwassenenonderwijs, verwerven de cursisten een VDAB-attest en een onderwijscertificaat. Het CVO kan namelijk de verworven kennis en competenties van een cursist erkennen op basis van: Niveautesten (wat kan leiden tot vrijstellingen) Deelcertificaten van modules, die uitgereikt werden door andere CVO Kwalificatiebewijzen (Eerder Verworven Kwalificaties: EVK) van opleidingsverstrekkers zoals VDAB, secundaire scholen, Syntra, enz. In deze logica moet minstens één module van de beroepsopleiding gegeven worden door een CVO. Dit CVO kan namelijk enkel een (deel)certificaat uitreiken aan een cursist die: is ingeschreven voor minstens één module uit dit leertraject; de lessen van deze module regelmatig heeft gevolgd; kent wat hij voor deze module moet kunnen. Een cursist die hieraan voldoet, krijgt van het CVO voor deze specifieke module een deelcertificaat. Wanneer de cursist ook de competenties van alle beroepsmodules beheerst, krijgt hij een beroepscertificaat. Een cursist moet dus niet alle beroepsmodules bij het CVO volgen. In het opzet van Leren Werkt! moet wel minstens één CVO betrokken zijn bij minstens één onderdeel van de beroepsopleiding die leidt tot een diploma. Een CVO kan ook meerdere modules geven of meerdere CVO kunnen betrokken zijn bij één beroepsopleiding.
14
Samenvatting diplomeren via Leren Werkt! °De cursist volgt een beroepscompetenties.
VDAB-beroepsopleiding
en
verwerft
zo
de
nodige
°Hij/zij krijgt voor de gevolgde modules bij VDAB een getuigschrift dat bewijst dat de opleiding met succes doorlopen is en dat de competenties, zoals bepaald in het opleidingsprofiel van het volwassenenonderwijs, verworven zijn. °De cursist schrijft zich in voor een diplomagerichte beroepsopleiding van het CVO en krijgt, met uitzondering van minstens één module die nog moet gevolgd worden bij het CVO, vrijstellingen voor alle andere beroepsmodules uit het opleidingsprofiel. In het geval van de trajecten van Leren Werkt! krijgt een cursist die succesvol de beroepsopleiding bij VDAB afrondt en minstens één module bij het volwassenenonderwijs heeft gevolgd, niet enkel een VDAB-getuigschrift, maar ook een beroepscertificaat van een CVO. Wanneer de cursist aanvullend Algemene Vorming volgt en ook hiervan het certificaat behaalt, ontvangt hij een diploma secundair onderwijs. Omdat VDAB op een geïntegreerde manier samenwerkt met haar partners uit het volwassenenonderwijs is deze decretale redenering minder zichtbaar. De attesten van VDAB worden immers rechtstreeks aan het CVO bezorgd, zonder eerst langs de cursist te passeren. De cursist krijgt dan direct het certificaat en/of diploma. Figuur: Tweedekansleerweg Leren Werkt!
15
1.5. ROLLEN IN LEREN WERKT! Rollen VDAB Provinciaal Directiecomité (PDC): provinciaal management met beslissingsbevoegdheid. Netwerkmanager: eerste contactpersoon voor de onderwijspartners, overlegt en onderhandelt vanuit het VDAB beleidskader. Projectmanager: aanspreekpunt voor opvolging van een gestart traject. Opleidingsmanager: hoofd van één of meerdere VDAB-competentiecentra. Servicemanager: hoofd van een opleidingscluster binnen een VDAB-competentiecentrum. Klantenconsulent: staat in voor screening, toeleiding, opvolging en evaluatie van cursisten binnen een cluster. Instructeur: lesgevers van beroepsmodules binnen een cluster. Rollen volwassenenonderwijs Consortium Volwassenenonderwijs: een regionaal neutraal samenwerkingsverband tussen de Centra voor Volwassenenonderwijs en de Centra voor Basiseducatie van een bepaald werkingsgebied. Er zijn in totaal dertien werkingsgebieden. Elk consortium heeft een Raad van Bestuur waarin de directies van de Centra voor Volwassenenonderwijs en Basiseducatie vertegenwoordigd zijn. Bij L4-Volwassenonderwijs is een projectmedewerker verantwoordelijk voor de uitrol en opvolging van de TKO-opleidingen. Centrum voor Volwassenenonderwijs (CVO): aanbieder van beroepsopleidingen en Aanvullende Algemene Vorming (AAV). Je kan in een CVO een erkend diploma, getuigschrift of certificaat behalen. Centrum voor Basiseducatie (CBE): aanbieder van ondersteunende en voorbereidende trajecten op vlak van taal, rekenen en leervaardigheden. Zowel bij het CVO als bij CBE zijn de directie, de opleidingsverantwoordelijke en de leerkrachten bij de TKO-trajecten betrokken.
16
1.6. STATUUT VAN DE WERKZOEKENDE CURSIST IN EEN TKO-OPLEIDING De cursist heeft, zodra hij het opleidingscontract ondertekent, een aantal rechten en plichten. Rechten van de cursist
Werkloosheidsuitkering: cursisten met recht op een werkloosheidsuitkering behouden deze tijdens de opleiding. De werkloosheidsvergoeding blijft ongewijzigd tijdens de opleiding, dit omdat het een voltijdse opleiding is van minstens 35 uur/week.
Kosteloze opleiding: de cursisten zijn vrijgesteld van inschrijvingsgeld. De opleidingen Algemeen Aanvullende Vorming en de module Leerondersteuning van Basiseducatie zijn gratis. Voor de modules uit de beroepsopleiding van het CVO zijn de cursisten vrijgesteld van inschrijvingsgeld (1 euro per lestijd). Deze vrijstelling geldt niet enkel voor de cursisten in dit TKO-traject. Alle cursisten die een wachtuitkering of werkloosheidsuitkering krijgen en die een opleiding volgen die door VDAB erkend is in het kader van een traject naar werk zijn vrijgesteld van inschrijvingsgeld. VDAB maakt hiervoor de nodige attesten op die de CVO nodig hebben voor hun administratie.
Gratis gebruik van werkkledij, gereedschappen, handboeken, enz.: de werkkledij wordt geregeld gewassen en hersteld op kosten van VDAB. Op het einde van de opleiding levert de cursist de kledij en het gereedschap in. Tijdens de opleiding kunnen de cursisten ook gratis gebruik maken van computers en/of het internet (enkel in het kader van de studie). VDAB stelt ook haar kantine met gratis koffie open voor de cursisten. VDAB koopt ook de handboeken, kopies en rekenmachines aan die cursisten nodig hebben voor de vakken Algemene Vorming.
Verplaatsings- en verblijfsvergoeding: cursisten met een VDAB-contract kunnen een gratis netabonnement van De Lijn (derdebetalerssyteem) of een kilometervergoeding krijgen. Het netabonnement van De Lijn is één jaar geldig en geeft recht op alle gewone diensten van trams en bussen van De Lijn in heel Vlaanderen. De kilometervergoeding is geldig tijdens de opleiding of stage, en bedraagt 0,15 euro per kilometer, ongeacht het vervoermiddel en vanaf de eerste kilometer. Als de afstand tussen de woonplaats en het opleidingscentrum of de stageplaats te groot is, kan de cursist een verblijfsvergoeding vragen. Dit is een tussenkomst voor een overnachting, middagmaal en avondmaal. De VDAB-directeur van het competentiecentrum beslist of de cursist recht heeft op deze vergoeding. Voorwaarde is wel dat je een huurovereenkomst of een bewijs van overnachting kan voorleggen.
Vergoeding voor kinderopvang: cursisten krijgen de werkelijke kosten voor kinderopvang terugbetaald tot de kinderen naar school gaan. Voor cursisten met kinderen in het kleuter- of basisonderwijs worden de kosten voor de buitenschoolse opvang vergoed. Voorwaarde is wel dat de opvang in een erkende instelling plaatsvindt en dat de kosten bewezen worden.
17
Stimulanspremie: sommige werkzoekenden 4 krijgen een stimulanspremie van 1 euro bruto per effectief gevolgd opleidingsuur.
Premie einde opleiding: cursisten die ten minste twaalf maanden volledig werkloos zijn op het ogenblik dat ze de opleiding beginnen, krijgen na zes maanden ononderbroken voltijdse opleiding een premie van de RVA, op basis van een formulier C91.
Uitgebreide kosteloze dienstverlening van VDAB: VDAB begeleidt hen in hun zoektocht naar werk. Zo krijgen de cursisten tijdens hun opleiding sollicitatietraining. Tijdens het laatste deel van de opleiding, als de klantenconsulent oordeelt dat de cursist voldoende competenties heeft, begint hij onder begeleiding reeds beroepsgericht te solliciteren. Als de cursist na de opleiding nog geen werk heeft, wordt hij maximum zes maanden verder begeleid door de klantenconsulent. Daarna neemt de trajectbegeleider de verdere begeleiding over.
Verzekering: de cursist is verzekerd tegen arbeidsongevallen onderweg naar, van of in het competentiecentrum of tijdens de stage.
Plichten van de cursist
Vacature of jobaanbod: de opleiding en de jobbegeleiding brengen ook plichten met zich mee, zoals de plicht om in te gaan op vacatures. Als de vereisten voor de job overeenkomen met de competenties die de cursist verworven heeft tijdens de opleiding, moet hij dit aanbod aanvaarden. Reageert de cursist niet, dan brengt VDAB RVA op de hoogte. Oordeelt RVA dat de cursist te weinig inspanningen doet om werk te vinden, dan kan die een sanctie uitspreken of de uitkering schorsen.
Aanwezigheid: de TKO-cursisten zijn verplicht aanwezig in de lessen. In geval van ongeschiktheid (ziekte of ongeval) moet men het competentiecentrum onmiddellijk verwittigen en een medisch attest bezorgen. Ook andere afwezigheden moet de cursist staven met een geldig attest. Elke cursist ontvangt een persoonlijke afwezigheidskaart waarop hij alle sollicitaties, alle gewettigde en alle ongewettigde afwezigheden tijdens de opleiding noteert. Wanneer hij op voorhand weet dat hij gewettigd afwezig is (bijvoorbeeld een sollicitatiegesprek), vult hij de kaart in en bezorgt hij deze ter goedkeuring aan de VDAB-coach samen met het bewijs van de geplande afwezigheid. Bij ziekte en een ongeplande gewettigde afwezigheden brengt de cursist deze kaart achteraf in orde, samen met het (dokters-)attest. Bij ongewettigde afwezigheid vult de cursist de kaart ook achteraf in en bespreekt hij zijn afwezigheid met de coach. Hij krijgt automatisch een schriftelijke waarschuwing. Wanneer de cursist meerdere keren ongewettigd afwezig is, kan VDAB de opleiding stopzetten. Ook veelvuldige telaatkomingen worden niet getolereerd. Als de cursist drie keer te laat komt, krijgt hij eerst een mondelinge en daarna een schriftelijke waarschuwing. Indien hij dan nog te laat komt, kan VDAB het contract stopzetten. Het CBE en de CVO houden eveneens voor zichzelf de registratie van de aanwezigheden door de leerkrachten bij. De attesten die gewettigde afwezigheid staven, worden per cursist gecentraliseerd en bewaard in het competentiecentrum. Het is belangrijk dat de aanwezigheden van de cursisten secuur bijgehouden worden. Het lestijdenpakket van een CVO voor een bepaald schooljaar wordt namelijk berekend op basis van de financierbare cursisten in de voorafgaande
4
1. Uitkeringsgerechtigde werklozen die meer dan één jaar ingeschreven of leefloongerechtigden met personen ten laste, of 2. niet-werkende werkzoekenden met een arbeidshandicap die een inkomensvervangende tegemoetkoming of een invaliditeitsuitkering ontvangen met personen ten laste.
18
referteperiode. De verificatie kan ter plaatse controles uitvoeren zodat het lestijdenpakket berekend kan worden op basis van geverifieerde gegevens. Een CVO moet ten allen tijde de afwezigheidsattesten, die bewaard worden bij VDAB, kunnen ontvangen in geval van verificatie.
Huishoudelijk reglement: het huishoudelijk reglement bepaalt wat wel en niet kan in het competentiecentrum: verboden bezit van soft- en/of harddrugs, beschadiging van meubilair, lokalen en materiaal, respectvol omgaan met medecursisten en VDAB-medewerkers, enz. Op de startdag van de opleiding ondertekent de cursist een éénduidend en coherent afsprakenkader. Het is het streefdoel van de partners van Leren Werkt! om een gezamenlijk trajectreglement aan te bieden. Wanneer cursisten ongewettigd afwezig zijn, het huishoudelijk reglement van het opleidingscentrum niet naleven, e.d., kan VDAB de opleiding stopzetten. Zij geeft in dit geval de gegevens van de cursist door aan RVA in het kader van transmissie 5. VDAB verwittigt ook de partners dat het opleidingscontract stopgezet is.
5
Dit is de gegevensoverdracht van VDAB naar RVA met betrekking tot een werkloze, waarin kan aangegeven worden dat de werkloze onvoldoende meewerkt aan de voorgestelde acties van VDAB. Wanneer de RVA hier gevolg aan geeft, kan een sanctie of uitsluiting volgen. Bij een uitsluiting verliest de werkloze (tijdelijk of definitief) het recht op de uitkering.
19
2. EEN NIEUWE TWEEDEKANSLEERWEG VOOR LAAGGESCHOOLDE WERKZOEKENDEN 2.1. ONDERZOEKSFASE Om tot een nieuwe gezamenlijke TKO-opleiding te komen, wordt zowel aan de kant van de arbeidsmarkt als van het onderwijs een analyse gemaakt. VDAB voert de arbeidsmarktanalyse uit en brengt hiermee de regionale nood aan de opleiding in kaart. In de opleidingsanalyse gaat het consortium na of de nieuwe opleiding diplomeerbaar is. Vertrekpunt daarbij is het opleidingsprofiel uit het volwassenenonderwijs. Beide analyses kunnen tegelijkertijd lopen, maar het is aangewezen om de opleidingsanalyse in tijd te beperken tot de nieuwe TKO-opleiding in het Provinciaal Sectoraal Ondernemingsplan (PSOP) van VDAB is ingeschreven. Dit provinciaal sectoraal ondernemingsplan somt nieuwe initiatieven op die VDAB Vlaams-Brabant opneemt binnen zes sectorclusters: Bouw, Diensten, Havo & ICT, Industrie, Transport & logistiek en Zorg & onderwijs. Deze initiatieven zijn gericht op een vlottere invulling van knelpuntvacatures in de regio. De PSOP's6 bevatten drie onderdelen :
een arbeidsmarktanalyse van vacatures en werkzoekenden, aangevuld met de uitstroomcijfers van de opleidingen. Ook adviezen van uitlopende instanties als sectoren, werkgevers en andere externe partners worden geëxpliciteerd.
onder strategische doelstelling wordt de richting geformuleerd die VDAB met de betrokken sector uit wil.
de concrete acties zijn uitgewerkt met vermelding van een stappenplan, trekkers en andere betrokkenen bij de actie en streefdata waarop VDAB nieuwe initiatieven wil realiseren. Waar mogelijk worden middelen als budgetten en inschakeling van personeel opgenomen.
en
de
doelstellingen
Op het einde van deze onderzoeksfase is het nuttig dat het consortium en VDAB hun beide analyses en de haalbaarheid van een nieuw TKO-traject op en met elkaar afstemmen. 2.1.1. Arbeidsmarktanalyse Deze gezamenlijke TKO-opleidingen zijn (in de regel) éénjarige trajecten voor laaggeschoolde niet-leerplichtige werkzoekenden. De invalshoek is steeds het knelpunt op de arbeidsmarkt. VDAB vertrekt hiervoor vanuit de algemene OKOT-suggestielijst, d.i. een lijst van onderwijskwalificerende opleidingen waarvoor mogelijk een kwantitatief tekort is, en waar een diploma een must of een meerwaarde is. Deze lijst verschijnt jaarlijks in maart en is een goede versterkbasis voor nieuwe TKO-opleidingen. Het is een 6
De regionale sectorale teams spelen een cruciale rol bij de uitvoering van het ondernemingsplan. Zij nemen de acties corporate op en leveren waardevolle feedback die VDAB gebruikt om het ondernemingsplan te evalueren. De teams zijn corporate samengesteld door AMB-, CC- en regiemedewerkers : accountmanagers en IBO-consulenten, bedrijfs- en klantenconsulenten, trajectbegeleiders, instructeurs en projectopvolgers regie. De teamchefs AMB en CC sturen de teams aan. De regiecoördinator, de opleidings- en de regiomanagers volgen het geheel op en rapporteren naar het Provinciaal Directiecomité. Zij fungeren als projectleider voor één van de zes sectoren.
20
suggestielijst wat betekent dat hij niet bindend is en er regionaal, op basis van arbeidsmarkt, van afgeweken kan worden. Wanneer van VDAB, het onderwijs of het bedrijfsleven een vraag komt naar een bepaalde TKO-opleiding, treedt de (provinciale) VDAB-arbeidsmarktspecialist op de voorgrond. Hij maakt een provinciale/regionale analyse van de noodzaak van en het doelpubliek voor de diplomagerichte opleiding(en). Het inrichten van een TKO-traject is dus steeds sterk afhankelijk van de regionale arbeidsdynamiek. 2.1.2. Opleidingsanalyse Een cursist moet in een diplomagerichte VDAB-opleiding de vastgelegde eindtermen uit het opleidingsprofiel van onderwijs behalen. Het is met andere woorden van groot belang dat het TKO-opleidingstraject met zorg wordt gekozen: hoe groter de vergelijkbaarheid tussen de motoflow van de VDAB-opleiding en het opleidingsprofiel van het volwassenenonderwijs, hoe minder afstemmingsproblemen in de volgende verkenningsfase. In deze fase hoeft dit nog geen uitgebreide analyse met een volledige afstemming te zijn. Ook hoef je nog geen rekening te houden met bevoegdheden, vestigingsplaatsen, centrumbelangen, enz. In deze deskresearchoefening speelt enkel de algemene vergelijking tussen het opleidingsprofiel uit het onderwijs en de motoflow van VDAB een rol. De keuze van de allereerste te diplomeren en certificeren beroepsopleidingen binnen Leren Werkt! werd in 2011 in eerste instantie gemaakt op basis van een deskresearchoefening. Voor elke ingerichte opleiding op het VDABcompetentiecentrum werd het opleidingsprofiel uit het onderwijs en de motoflow van VDAB vergeleken. Dit leidde tot een eerste selectie van een 75-tal opleidingen die mogelijks een grote overlap kenden. Na de deskresearch volgde een verdere uitdieping voor de opleidingen die in aanmerking kwamen voor het project. In deze verdere fase werden alle CVO met overeenstemmende onderwijsbevoegdheid of profiel betrokken.
Een uitgebreide opleidingsanalyse met praktijkvoorbeelden vindt u terug in productfiche 5.1.
Mijlpaal: Keuze van de opleiding VDAB maakt op basis van de OKOT-suggestielijst en de regionale arbeidsmarktanalyse de uiteindelijke keuze van de in te richten opleiding(en) met het oog op de noden van de arbeidsmarkt. De keuze wordt hoofdzakelijk gebaseerd op volgende criteria:
het belang van een diploma secundair onderwijs voor bepaalde beroepsgroepen; de lijst van knelpuntberoepen;
Indien de overeenstemmende beroepsopleiding al door VDAB wordt ingericht, kunnen ook volgende criteria geëvalueerd worden:
het relatief succes van de aangeboden beroepsopleiding (potentieel - deler);
21
het profiel van de werkzoekenden in deze opleidingen, vooral hun opleidingsniveau; de diplomagerichtheid van de opleidingen in het volwassenenonderwijs; de mate van inhoudelijke overeenstemming tussen de VDAB-beroepsopleiding en het opleidingsprofiel.
De eerste twee criteria zijn doorslaggevend. Beroepen waar een diploma wel belangrijk is, maar waar VDAB-cursisten na een beroepsopleiding vlot naar de arbeidsmarkt doorstromen, worden niet in een TKO-traject opgenomen. Ook moet de uitstroom na de opleiding leiden tot een knelpuntberoep. Ook een juiste inschatting van potentieel aan laaggeschoolde cursisten voor een bepaald opleidingstraject is belangrijk. Laaggeschoolden zijn bijvoorbeeld een belangrijke doelgroep binnen het competentiecentrum te Heverlee. Dit is voor het volwassenenonderwijs van belang gelet op hun financiering op basis van de zogenaamde ‘deler’. Elk CVO heeft immers recht op leraarsuren voor de inrichting van lessen. Het aantal leraarsuren waarop een CVO aanspraak maakt, wordt berekend volgens een specifieke formule. De bepalende factor in deze formule is de 'deler'. De deler geeft aan hoeveel cursisten minimaal de lessen moeten volgen en verschilt naargelang studiegebied. Bij de keuze van een TKO-opleiding is een goede inschatting van de interesse nuttig zodat de groepen voldoende groot zijn en de deler gehaald wordt. Mijlpaal: Bekrachtiging door het Provinciaal Directiecomité (VDAB) Per provincie beslist het Provinciaal Directiecomité (PDC) welke TKO-opleidingen effectief ingericht zullen worden. Indien de TKO-opleiding reeds opgenomen is in het Provinciaal Sectoraal Ondernemingsplan (PSOP)7, én dus goedgekeurd is door het PDC, wordt dit ingediend bij het PDC ter kennisgeving. Als de opleiding nog niet in het PSOP staat, wordt dit ingediend bij het PDC ter goedkeuring. De goedkeuring zet licht op groen voor verdere ontwikkeling en erkenning als een traject voor werkzoekenden. Het PDC bepaalt dus over welke TKO-opleidingen na de onderzoeksfase verdere onderhandelingen mogen opgestart worden. Na de bekrachtiging is er een warme overdracht van de VDAB Regie naar de VDAB netwerkmanager. Mijlpaal: Keuze van de aanbieder uit het volwassenenonderwijs en locatie Op basis van de arbeidsmarkt- en opleidingsanalyse en na de beslissing van het PDC van VDAB, kan het consortium het proces starten om een CVO (of meerdere) te selecteren voor de verdere uitwerking. We hanteren twee belangrijke principes in de keuze voor een opleidingsverstrekker: -Expertise: VDAB heeft bijvoorbeeld geen juristen in huis, het CVO wel. -Deler: CVO krijgen hun middelen het jaar na de organisatie van de modules en moeten daarvoor minimum een aantal cursisten in die modules inschrijven.
7
Er werden 6 beroepenclusters (bouw – hout – transport, logistiek en post – handel, administratie en verkoop – diensten aan personen en bedrijven – social profit) gedefinieerd. Voor elk van deze beroepenclusters wordt tweejaarlijks een Provinciaal Sectoraal Ondernemingsplan (PSOP) opgesteld, getrokken door de projectleiders van de respectievelijke PSOP’s.De doelstellingen van deze PSOP’s zijn optimalisatie van het huidige dienstenaanbod (in functie van de huidige en toekomstige behoeften, vertrekkende vanuit een arbeidsmarktanalyse) en het creëren van een kader om concrete actieplannen uit te tekenen voor de middellange termijn. Er wordt tevens rekening gehouden met Vlaamse strategische plannen.
22
Om als CVO een opleiding op een competentiecentrum te organiseren, moeten twee voorwaarden vervuld zijn. Het CVO moet de onderwijsbevoegdheid hebben om de opleiding in te richten, én een vestigingsplaats hebben in de gemeente van het competentiecentrum. De aanvraagprocedure hiervoor verloopt via het consortium. De uitgebreide aanvraagprocedure voor onderwijsbevoegdheid/vestigingsplaats vindt u terug in productfiche 5.1.
23
2.2. VERKENNINGS- EN PLANNINGSFASE Als de verkennings- en planningsfase aanvat, is reeds beslist welk(e) CVO(‘s) zullen meewerken aan de ontwikkeling en inrichting van de opleiding. In deze fase is de bedoeling om de opleidingen op elkaar af te stemmen, de samenwerking effectief in elkaar te laten passen en afspraken te maken omtrent de nieuwe opleiding. 2.2.1. Ontwerp van de opleiding Na de arbeids- en opleidingsanalyse stemt VDAB met de betrokken CVO in detail de motoflow en het opleidingsprofiel op elkaar af. Ook beslissen zij gezamenlijk wie welke module(s) zal inrichten en maken ze afspraken rond het traject algemene vorming. Inhoudelijke afstemming van de motoflow en het opleidingsprofiel Om de VDAB-opleiding en de opleiding uit het volwassenenonderwijs op elkaar af te stemmen, maken VDAB en het volwassenenonderwijs een vergelijkingstabel op. In zo’n tabel worden de modules van beide trajecten naast elkaar geplaatst, met vermelding van het aantal uren8 en de te verwerven competenties. Op basis van het decreet volwassenenonderwijs reikt de directeur van het CVO op het einde van de opleiding het beroepscertificaat uit. Een CVO-directeur kan daarbij cursisten vrijstellen van bepaalde modules op basis van:
niveautesten; deelcertificaten van modules, die uitgereikt werden door andere CVO; kwalificatiebewijzen (EVK) van opleidingsverstrekkers zoals VDAB, secundaire scholen, Syntra, enz.
Binnen het opzet van Leren Werkt! volgt een cursist een VDAB-opleiding wat leidt tot vrijstellingen binnen de opleiding van een CVO. Het CVO schrijft de cursist in zijn centrum in en verleent vrijstellingen aan de hand van het EVK van VDAB. Om zijn beroepscertificaat (uit onderwijs) te behalen, moet de cursist minstens één kwalificerende module bij het CVO met succes afronden. Dit is enkel mogelijk als de te behalen competenties in het traject helemaal overeenkomen met de eindtermen in het opleidingsprofiel van de opleiding uit het volwassenenonderwijs. Voor een aantal opleidingen waren de te verwerven competenties uit het leertraject in die mate vergelijkbaar dat er geen aanpassing van het TKO-opleidingstraject nodig was. In het project Leren Werkt! kwamen de te verworven competenties uit de ICTopleidingen van VDAB volledig overeen met de competenties uit de opleiding Computeroperator van het volwassenenonderwijs. Om de beroepsopleiding diplomeerbaar te maken, geeft CVO De Oranjerie de module 'Computerbesturingssystemen 1'. Voor de meeste opleidingen is er wel nood aan afstemming. Wanneer niet alle nodige competenties verworven worden via de standaard VDAB-opleiding, moeten de partners in deze fase afspraken om dit mogelijk te maken. Omgekeerd kunnen zij onderdelen uit een VDAB-opleiding weglaten omdat deze niet opgenomen zijn in het overeenstemmende opleidingsprofiel van het volwassenenonderwijs.
8
Een lesuur in het volwassenenonderwijs duurt 50 minuten, dit in tegenstelling bij VDAB waar men per 60 minuten rekent. In de vergelijkingstabel is het makkelijk dat je de uren van VDAB uitrekent in lesuren.
24
Binnen Leren Werkt! werden een drietal strategieën gehanteerd om de motoflow en het opleidingsprofiel op elkaar af te stemmen: 1. VDAB past de leerinhoud aan van de reeds in het opleidingstraject voorziene modules. 2. VDAB past de leerinhoud aan door een module toe te voegen of te schrappen uit het opleidingstraject. 3. Het bevoegde CVO organiseert vrijstellingsproeven. Deze verschillende mogelijkheden met praktijkvoorbeelden vindt u uitgebreid terug in productfiche 5.1.
Keuze van de CVO-module(s) Een CVO moet minstens één module organiseren om de TKO-opleiding te kunnen certificeren. VDAB en CVO beslissen onderling de keuze van deze module. De belangrijkste criteria in dit keuzeproces zijn de deler en de expertise. Het niet halen van de deler heeft immers belangrijke gevolgen voor het lestijdenpakket van een CVO. Tabel: Delers per studiegebied Studiegebied Diamantbewerking, koeling en warmte, mechanica-elektriciteit en textiel Auto, boekbinden en juwelen Hout, maritieme opleidingen, mode, muziekinstrumentenbouw, smeden Algemene vorming, bouw, chemie, decoratieve technieken, grafische technieken, voeding, industriële wetenschappen en technologie, gezondheidszorg en biotechniek Informatie- en communicatietechnologie, kant en toerisme Lederbewerking, Nederlands tweede taal en personenzorg Land- en tuinbouw, lichaamsverzorging, talen richtgraad 3 en 4 en handelswetenschappen en bedrijfskunde Handel, huishoudelijk onderwijs Bijzondere educatieve noden 9
Deler 7 8 9 10 11 12 13 14 4-8
Indien een bepaalde module gemeenschappelijk is in verschillende (diplomeerbare) beroepsopleidingen en het CVO heeft onderwijsbevoegdheid voor deze opleidingen, kan deze module ingericht worden en dienen voor meerdere diplomeerbare opleidingen. In een aantal gevallen, kan hiermee het deler-probleem opgelost worden. In het competentiecentrum van Heverlee geeft CVO VTI Leuven voor alle TKOopleidingen uit het studiegebied mechanica-elektriciteit de module Basis metaal, aangezien dit een gemeenschappelijke module is. Dit garandeert een voldoende hoog cursistenaantal.
Een tweede criterium is expertise. Binnen een aantal opleidingen moeten modules voorzien worden, waarvoor VDAB geen eigen instructeur in huis heeft maar het CVO wel. Het is dan ook logisch dat het bevoegde CVO deze module organiseert. Ook omgekeerd kan dit zich voordoen. 9
Vrachtwagenchauffeur en nascholing vrachtwagenchauffeur, Opleidingen Vlaamse gebarentaal richtgraad 1 en Vlaamse gebarentaal richtgraad 2, Opleiding ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting.
25
CVO De Oranjerie geeft in de TKO-opleiding commercieel administratief bediende de module Burgerlijk Recht aangezien het competentiecentrum van Heverlee geen instructeurs met een juridische achtergrond in huis heeft. Aanvullende Algemene Vorming Naast een certificaat van een beroepsopleiding heb je ook een certificaat van Aanvullende Algemene Vorming (AAV) nodig om een diploma te behalen. De opleiding AAV (780 lestijden) is opgebouwd uit volgende modules:
Nederlands (200 lestijden) Vreemde Taal (Engels of Frans) (160 lestijden) Wiskunde (160 lestijden) Informatie- en communicatietechnologie (60 lestijden) Wetenschappen (40 lestijden) Maatschappij (40 lestijden) Cultuur (40 lestijden) Maatschappij, cultuur en samenwerking (macusa) (40 lestijden) Organisatie en Samenwerking (40 lestijden)
In het volwassenenonderwijs maakt men sinds september 2012 geen onderscheid meer tussen BSO en TSO. Binnen AAV wordt wel een onderscheid gemaakt tussen basismodules (M-modules) en uitbreidingsmodules (B-modules). De basismodules hebben persoonlijke ontwikkeling, maatschappelijke participatie en een leven lang leren tot doel. De eindtermen AAV moeten aan dat minimum beantwoorden. De M-modules bereiden voor op een tewerkstelling. Cursisten die met het diploma secundair onderwijs eventueel later een opleiding in het hoger onderwijs willen beginnen, zijn beter gebaat met de uitbreidingsmodules (B-modules) die meer gericht zijn op doorstroming. Het CVO dat AAV inricht, differentieert tussen de B en M-modules in functie van de individuele cursist. Binnen Leren Werkt! wordt die keuze gezamenlijk gemaakt door de partners. Het M of B-traject is niet zichtbaar op het diploma. Een cursist die uitsluitend de M-modules heeft gevolgd, heeft net hetzelfde diploma als een cursist die uitsluitend de B-modules gevolgd heeft. Een tweede keuze die de partners moeten maken, betreft de Vreemde Taal. AAV biedt de mogelijkheid te kiezen tussen Frans of Engels. Hierbij kan je verschillende keuzes maken: Er wordt een vrijstellingsproef afgenomen voor beide vreemde talen. Indien een cursist voor één van beide slaagt, is dit voldoende; Er wordt gekozen voor één van beide talen, waarvoor ook voorzien wordt in een vrijstellingsproef. In deze keuze kan ook de inhoud van de beroepsopleiding een rol spelen. Zo worden ook vreemde talen ingericht in de beroepsopleiding Commercieel Administratief Bediende. Daarbij is het belangrijk de leerplandoelstellingen van AAV te vergelijken met de doelstellingen in de beroepsopleiding.
Een cursist die zich inschrijft in een regulier TKO-aanbod (avond- of dagonderwijs) kan zelf kiezen of hij de M- dan wel de B-modules volgt. Dit kan per module verschillen in functie van zijn interesse, capaciteiten, voorkennis, enz. Omdat de partners voor de TKO-trajecten geïntegreerd samenwerken, maken VDAB en CVO in het project Leren Werkt! de keuze in onderling overleg.
26
Dit op basis van: -het profiel van de beroepsspecifieke opleiding. Voor de cursisten van de ICTopleiding zijn de M-modules bijvoorbeeld te eenvoudig. Hier wordt dan gekozen om de B-modules aan te bieden indien er voldoende cursisten ICT zijn. -de deler. De flexibiliteit in keuze kan tot gevolg hebben dat de deler onvoldoende gehaald wordt. Onder andere omwille van de financierbaarheid moeten de cursistengroepen voor het CVO voldoende groot zijn. Hierdoor kunnen dus niet altijd de M- en de B-modules samen aangeboden worden. Voor de vreemde taal werd in Leren Werkt! gekozen voor Frans, dit omwille van het belang van deze taal in de regio Vlaams-Brabant (nabijheid Brussel). Voor een cursist commercieel administratief bediende is het beheersen en dus aanbieden van Frans in de opleiding een must.
Stage De TKO-opleidingen hebben tewerkstelling als doel, dus een stage is het perfecte verlengstuk van de beroepsopleiding. De cursist doet werkervaring op en ontmoet mensen binnen zijn vakgebied waardoor de kans op een vaste job verhoogt. Omdat de modulaire opbouw van zowel de beroepscomponent als de AAV-component een voltijds uurrooster inhoudt, vindt een stage overwegend plaats in een schoolvakantie (wanneer er geen AAV geprogrammeerd is) of na de opleiding. Zo kan de cursist zijn verworven competenties verzilveren in een geslaagde stage. Cursisten commercieel bediende en computeroperator volgen na de opleiding in het competentiecentrum van Heverlee een stage van zes weken. Bij de TKOtrajecten industrie volgt een stage van twee weken na de opleiding. Er bestaat ook een mogelijkheid om tijdens de schoolvakanties op stage te gaan, maar de klantenconsulent bespreekt dit met de cursist afhankelijk van zijn parate kennis op dat moment. Sollicitatietraining Om de aansluiting met de arbeidsmarkt na de opleiding zo goed mogelijk te laten plaatsvinden, krijgen de cursisten in het traject een zeer uitgebreide sollicitatietraining. Dit kan drie vormen aannemen:
Wekelijkse opvolging door instructeurs door middel van Werken aan Werk (WAW). Dit zijn opdrachten om ‘Mijn Loopbaan’ aan te passen, sollicitatie-acties bij te houden, bedrijfs- of sectorrelevante informatie op te zoeken, online psychotechnische testen te oefenen, enz. Wekelijkse groepstrainingen waarin telkens een ander thema aangesneden wordt (bijvoorbeeld een curriculum vitae opstellen, een sollicitatiebrief schrijven, je voorbereiden op een gesprek, enz.). De klantenconsulent kan de cursist verplicht naar zo’n sessie sturen. Wekelijkse individuele gesprekken met de VDAB-klantenconsulent en/of jobcoach. De jobcoach werkt voornamelijk aan sollicitatiegedrag en attitudes.
Tijdens het laatste deel van de opleiding, als de klantenconsulent oordeelt dat de cursist voldoende competenties heeft, begint hij onder begeleiding reeds beroepsgericht te solliciteren. Als de cursist na de opleiding nog geen werk heeft, wordt hij tot zes maanden verder begeleid door de klantenconsulent. Daarna neemt de trajectbegeleider van de Werkwinkel de verdere begeleiding over.
27
2.2.2. Didactische aanpak Naast de inhoudelijke vormgeving en afstemming van de opleidingen uit het volwassenenonderwijs en VDAB, worden in deze fase ook een aantal keuzes gemaakt over de didactische aanpak. Geïntegreerd lessenrooster op één opleidingsplaats De TKO-cursisten ondertekenen een VDAB-opleidingscontract, wat een voltijdse opleiding in het competentiecentrum impliceert. Cursisten moeten zich vijf dagen per week kunnen vrijmaken. Een ongewettigde afwezigheid wordt streng beoordeeld. In de uitwerking van de TKO-trajecten is principieel gekozen om de beroepsopleiding en de algemene vorming zoveel mogelijk geïntegreerd te organiseren op één plaats. Dit is een bewuste beslissing: de cursist moet niet voor één of een beperkt aantal beroepsmodules naar de gebouwen van het ene CVO en voor de algemene vakken naar de gebouwen van een ander CVO. Bovendien werkt het geïntegreerde uurrooster ook uitval tegen. Door de theorie- en de praktijkvakken afwisselend aan te bieden, volgen de cursisten nooit langer dan één dag algemene vorming. Uit praktische overwegingen of omwille van de deler, kan er voor gekozen worden AAV in te richten op het CVO. Dit heeft als mogelijk voordeel dat de groep AAV aangevuld kan worden met andere cursisten in functie van de deler. De cursisten in de TKO-trajecten in Heverlee volgen bijvoorbeeld op maandag, woensdagnamiddag en vrijdag de algemene vakken. Dinsdag, woensdagvoormiddag en donderdag zijn gereserveerd voor de beroepsmodules. Het volwassenenonderwijs volgt de uren van het reguliere onderwijs. Dit betekent onder andere dat er in de schoolvakanties geen AAV gegeven wordt. Dit betekent wel niet dat de cursisten tijdens vakanties op de lesdagen AAV kunnen thuisblijven. VDAB volgt deze vakanties niet en gebruikt deze periode voor beroepsspecifieke lessen of stage. Gecombineerd onderwijs Het volwassenenonderwijs kan georganiseerd worden als contactonderwijs of als gecombineerd onderwijs. Het contactonderwijs is de traditionele vorm van onderwijs waarin een leerkracht in een leslokaal aan een vaste groep van leerlingen lessen geeft. Een andere vorm van onderwijs is het afstandsonderwijs waarin de lessen online aangeboden worden en cursisten zelfstandig bepalen waar en wanneer ze willen leren. Begeleiding, sturing en ondersteuning wordt online geboden op leerplatforms. Wanneer er een combinatie van contactonderwijs en afstandsonderwijs wordt aangeboden, spreken we van gecombineerd onderwijs. In principe mogen contactonderwijs en gecombineerd onderwijs geen verschil betekenen voor de duurtijd of de gevraagde inspanning van de cursisten. Bij gecombineerd onderwijs moet de cursist misschien minder uren aanwezig zijn in het leslokaal, maar moet er meer thuis of in een Open Leercentrum gewerkt worden en is er nood aan een andere ondersteuning.
Voor de opleidingstrajecten in Heverlee werd in een eerste fase (2011-2012) gekozen voor overwegend zuiver contactonderwijs, ondersteund door een digitaal leerplatform. Op dit platform kunnen leerkrachten studiemateriaal en opdrachten plaatsen en kunnen cursisten online met elkaar en met leerkrachten communiceren. Cursisten kunnen langs dit kanaal ook opdrachten inleveren en
28
zelfevaluaties maken. Er is ook plaats voor persoonlijke informatie, cursusinformatie, cursusinhoud, discussie, enz. De cursisten krijgen toegang tot het platform bij inschrijving. In een verdere fase van Leren Werkt! werd bij de TKO-opleidingen in Heverlee en Diest ook gecombineerd leren ingebouwd. De instructeurs geven bepaalde onderdelen van modules in afstandsleren, andere onderdelen in contactleren. Leerondersteuning Voor een aantal cursisten is het niet eenvoudig om (terug) de stap naar onderwijs en leren te zetten. Dit kan te maken hebben met negatieve schoolervaringen, een gebrek aan zelfvertrouwen, weinig geloof in het eigen kunnen, enz. waardoor bepaalde vaardigheden niet of weinig gebruikt of geoefend worden. Leren vraagt van hen een extra grote inspanning. Het is immers iets complex waarbij zowel sociale, culturele, economische als individuele omstandigheden een rol spelen. Bij het uittekenen van Leren Werkt! werd gekozen om het 'leren' extra te ondersteunen vanuit het Centrum voor Basiseducatie (CBE). Via een module 'Leerondersteuning' wordt gewerkt aan basiscompetenties, het verhogen van zelfredzaamheid en zelfvertrouwen. Daarnaast worden cursisten in deze module begeleid naar een maximaal leerresultaat en –plezier. CBE vertaalde de bestaande methodiek van haar Open Leercentrum (OLC) naar de gewenste ondersteuning van AAV in de context van een VDAB-beroepsopleiding. In dit concept sluit de ondersteuning goed aan bij de individuele leerwensen en leerbehoeften van de cursist. Zij kunnen zelfstandig, op eigen tempo en niveau werken met de ondersteuning van de studiebegeleider. Deze brengt hen belangrijke vaardigheden bij, zoals communicatie, plannen en organiseren, problemen oplossen, informatie verwerken, enz. Cursisten werken tijdens de studiebegeleiding aan hun taken, kunnen voor groepswerk samenzitten en overleggen, extra ondersteuning krijgen en/of achterstand wegwerken voor bepaalde vakken. Cursisten die willen studeren, zonderen zich af van de groep. Het is ook een moment waarop de cursisten stoom kunnen afblazen over de opleiding en hun moeilijkheden, dit individueel met de studiebegeleider en/of met hun medecursisten. In de regel richt CBE Leuven in de TKO-trajecten in het competentiecentrum te Heverlee Leerondersteuning gedurende drie uren in. De uren worden in het uurrooster tijdens de AAV-uren ingepland, bijvoorbeeld op vrijdagnamiddag. Een uitgebreide informatiefiche over de Leerondersteuning vind je terug in productfiche 5.2.
Mijlpaal: Terugkoppeling naar de VDAB-vakexpert Zodra het opleidingsprogramma definitieve vorm gekregen heeft, wordt dit binnen VDAB teruggekoppeld naar de VDAB-vakexpert. Hij geeft zijn goedkeuring op het ontwerp van de opleiding.
29
Mijlpaal: Aanmaak van de opleidingscode De opleidingsmanager van het competentiecentrum maakt voor het nieuwe TKO-traject een TO47 document op. Dit is een aanvraag voor een opleidingscode die de domeinexpertisemanager goedkeurt. Zodra dit een feit is, kan een geïnteresseerde cursist de betreffende opleiding terugvinden in het opleidingsaanbod op de website van VDAB. Je zoekt ofwel op (een deel van) de naam van de opleiding of op de code, ofwel selecteer je bij doelgroep ‘werkzoekende’ en typ je in het zoekveld ‘OKOT’. Mijlpaal: Afsluiten van het erkenningscontract Tenslotte leiden al de gemaakte afspraken tussen CVO, CBE en VDAB tot een erkenningscontract rond de afstemming van de opleidingen, het geheel van EVK/EVC, de quota en een coherent en haalbaar pakket van beroepsspecifieke opleiding, algemene vorming, leerondersteuning, sollicitatietraining, stages, enz.
30
2.3. TOELEIDINGS- EN SCREENINGSFASE 2.3.1. Toeleiding Een uitgekiende werving is noodzakelijk om de juiste mensen naar de juiste opleiding te krijgen, zo ook voor de TKO-opleidingen. Bij het uittekenen van Leren Werkt! besteedde L4-Volwassenenonderwijs veel aandacht aan het evenwicht tussen het bestaande reguliere tweedekansonderwijs in de regio en de nieuwe tweedekansleerweg die in dit instrument beschreven is. Met Leren Werkt! was het de bedoeling om een bijkomend aanbod te creëren, zowel wat inhoud (technische opleidingen), organisatie (intensief en geïntegreerd traject) als doelgroep (laaggeschoolde werkzoekenden) betreft. Het was dus niet de bedoeling dat beide mogelijkheden elkaar beconcurreerden maar wel aanvulden. Dit principe wordt in onderling respect ook in de promotie en toeleiding toegepast.
VDAB start in de loop van maart-april met haar wervingsacties. De klantenconsulent is verantwoordelijk voor een voldoende instroom in zijn opleiding(en) en doet gerichte inspanningen onder andere met een mailing via Siebel 10, waarin laaggeschoolde werkzoekenden uit en rond de regio een uitnodiging ontvangen voor een informatiesessie. Naast de Siebelacties leiden de VDAB-trajectbegeleiders ook potentiële cursisten toe. Een infosessie11 geeft een potentiële cursist een goed inzicht in de verschillende onderdelen van de opleiding (beroepsgedeelte, AAV-gedeelte, stage, sollicitatietraining), de vereiste competenties en het takenpakket op de werkvloer, de beroepsmogelijkheden na de opleiding, leermethodieken (groepsleren, afstandsleren) en de verdere selectieprocedure. Naast de wervingsinspanningen van VDAB kunnen andere partners, waaronder het consortium, de CVO enz. , ook communicatie-acties (flyers, Facebook, mond-aan-mond enz.) op touw zetten. Dit is echter ondersteunend: de gewenste doelgroep wordt het snelst bereikt via VDAB aangezien zij via de databank ‘Mijn Loopbaan’ toegang heeft tot contactgegevens van geschikte profielen. Op 6 juni 2014 organiseerde het VDAB-competentiecentrum Heverlee in samenwerking met L4-Volwassenenonderwijs een opendeurdag voor geïnteresseerde cursisten. Zij konden proeven van de mogelijke TKOopleidingen in Heverlee en Diest die die dag in de kijker stonden. Ruim 120 personen schreven in om informatie in te winnen over een TKO-opleiding (computeroperator, commercieel administratief bediende, kok, en vier TKOopleidingen in de cluster industrie). Ook werkgevers en VDAB-trajectbegeleiders kwamen observeren hoe de diplomagerichte trajecten worden uitgerold en aansluiting vinden bij de arbeidsmarkt. De cursisten van de TKO-opleiding Kok 10
Siebel is het CRM-programma dat VDAB gebruikt om gerichte mailings te versturen aan de hand van geselecteerde parameters. Siebel haalt haar gegevens uit de databank ‘Mijn Loopbaan’ van VDAB. Zowel werkzoekenden als werkenden kunnen een opleiding bij VDAB volgen en zich hiervoor aanmelden bij een klantenconsulent. Zij moeten zich eerst inschrijven als werkzoekende via ‘Mijn Loopbaan’. Dit kan in een Werkwinkel, via de servicelijn of via de VDAB-website. ‘Mijn Loopbaan’ is het opvolgsysteem van VDAB, waarin elke werkzoekende zijn eigen dossier beheert. Ook trajectbegeleiders en klantenconsulenten kunnen er informatie per werkzoekende of klant registreren. 11 In de regel geeft de klantenconsulent van de betrokken opleiding deze infosessies.
31
uit het competentiecentrum van Diest konden hun kunsten tonen in de catering en bediening. Het programma voor de potentiële cursisten startte met een plenumgedeelte waarin een algemene uitleg gegeven werd over de TKO-opleidingen (Wat is het? Wat zijn de instapvoorwaarden? Toekomstgericht? Welke rechten en plichten?). Hierna kon men in het beroepsgedeelte een rondleiding krijgen met betrekking tot de TKO-opleiding van keuze (dit werd in het inschrijvingsformulier gevraagd) en een uitleg krijgen over de Aanvullende Algemene Vorming en Leerondersteuning. De klantenconsulenten stonden klaar om motivatiegesprekken te houden met geïnteresseerde cursisten. Op basis van deze infodag werd met succes een voldoende instroom gegenereerd voor alle TKO-opleidingen in september 2014 in Diest en Heverlee zonder veel bijkomende inspanningen. 2.3.2. Screening De screening van een potentiële cursist is een samenspel van afspraken tussen en inspanningen van de partners. Instapvoorwaarden en motivatiegesprek door VDAB De klantenconsulent van VDAB staat in voor de rekrutering van kandidaat-cursisten en voor de opvolging van bij de instroom tot en met de uitstroom van een opleiding. Hij beslist of een geïnteresseerde cursist voldoet aan de instapvoorwaarden van een TKOtraject:
Je Je Je Je Je
bent ingeschreven bij VDAB als werkzoekende. beroepsinschakelingstijd is afgelopen. beschikt niet over een diploma secundair onderwijs. bent minstens 22 jaar of minstens 2 jaar gestopt met voltijds onderwijs. kan je vrijmaken om voltijds te studeren (overdag tijdens de week).
Er zijn wel twee uitzonderingen: 1/ Beschik je over een diploma hoger onderwijs? Dan kom je toch in aanmerking als je de jobs waartoe dit diploma leidt niet meer kan uitoefenen door een medische, psychische of psychosociale problematiek, of als dit diploma weinig kans op tewerkstelling biedt. 2/ Ben je jonger dan 22 en nog geen 2 jaar gestopt met voltijds onderwijs? Dan kom je toch in aanmerking voor een voltijdse studie op het niveau van tweedekansonderwijs als je aan deze drie voorwaarden voldoet:
Je hebt geen diploma secundair onderwijs. Je hebt minimum 1 jaar de schoolbanken verlaten. Je hebt recht op een werkloosheidsuitkering.
Wie na de infosessie geïnteresseerd is in de opleiding, heeft een individueel gesprek met een klantenconsulent. Dit kan onmiddellijk na de infosessie of op een later gemaakte afspraak. De klantenconsulent maakt op basis van het gesprek een eerste selectie van potentiële cursisten. Hij gaat na of de kandidaat-cursist ingeschreven is bij VDAB als werkzoekende en bevraagt de schoolloopbaan van de persoon. Daarnaast peilt de klantenconsulent, al dan niet samen met een instructeur, naar de motivatie van de
32
kandidaat-cursist. Heeft de kandidaat voldoende zicht op de aard van de opleiding en het werk? Zijn een aantal randvoorwaarden vervuld rond bijvoorbeeld mobiliteit, kinderopvang, beschikbaarheid, enz.? Assessment en/of psychologische test door VDAB Afhankelijk van de opleiding schrijft de klantenconsulent na een eerste positief gesprek de kandidaat in voor een assessment of een (onderdeel van een) psychotechnisch onderzoek (PTO). Een PTO kan bestaan uit drie delen: capaciteits- of aanlegtesten, een persoonlijkheidsvragenlijst en een diepte-interview. Op basis van het PTO geeft de Consulent Gespecialiseerde Screening een advies aan de klantenconsulent. Het advies kan positief, positief met voorbehoud of negatief zijn. Op basis van het assessmentrapport en het advies neemt de klantenconsulent, al dan niet samen met de instructeurs en/of de consulent gespecialiseerde screening, een beslissing over welke cursisten het traject mogen volgen. De niet-geselecteerde cursisten dienen zich terug aan te melden bij de klantenconsulent. Ze overlopen de resultaten en bekijken samen de alternatieve leertrajecten in kader van het reguliere VDAB-aanbod en/of volwassenenonderwijs. Hij kan de cursist ook doorverwijzen naar het oriëntatiecentrum van VDAB waar dan verdere opleidingsstappen in kaart gebracht worden.
Elke afdeling in het competentiecentrum Heverlee volgt zijn eigen parcours: Voor de ICT-opleiding zorgt de klantenconsulent in samenwerking met de instructeurs voor een eerste screening en profielbepaling. Hier worden vooral de kennis en competenties getest van Engels en ICT. Deze screening is niet selectief: iedereen mag de cursus volgen, ook de kandidaten met weinig voorkennis. Op basis van de screening bepaalt de klantenconsulent of de cursist al dan niet een voortraject (PC-technieker) moet volgen. Hij stuurt elke TKO-kandidaat verder door naar de psychologische testen.
Voor de opleidingen van Bouw en Industrie is er een intakegesprek met de klantenconsulent. Deze laatste bepaalt na het gesprek of een TKOkandidaat zich moet aanmelden voor een psychologische test.
Voor de bediendeopleidingen wordt een assessment van twee dagen voorzien. Het omvat taaltesten Frans en Engels, een dictee Nederlands, een PC-vaardigheidstest, een dactylotest, een rekentest, een postbakoefening en een diepte-interview. Hierdoor hoeft de eerste screening niet zo uitgebreid te zijn, want na het assessment beslist de klantenconsulent of de cursist naar de reguliere bediendeopleiding of het TKO-traject wordt doorgestuurd. Het assessment wil de kandidaatcursisten optimaal oriënteren en een aangepast leertraject aanbieden. Van elke cursist wordt een beoordeling gemaakt, om te bepalen of zij beschikken over de nodige competenties om de opleiding te volgen en of zij al dan niet voortrajecten moeten volgen. Bij twijfel over het leervermogen wordt een psychologische test aangevraagd.
Kandidaat-cursisten van TKO-trajecten die door de assessoren groen licht kregen voor het vaktechnische gedeelte, werden in de eerste fase van Leren Werkt! (2011-2012) doorgestuurd naar de psychologische dienst voor een psychotechnisch onderzoek (PTO). De dienst Gespecialiseerde Screening van
33
VDAB schat vervolgens in in welke mate de cursisten voldoende leervermogen hebben om Algemene Vorming te volgen. Vanaf het najaar 2013 nam de Dienst Gespecialiseerde Screening enkel nog een capaciteits- of aanlegtest af. Uit de evaluatie met klantenconsulenten, assessoren en de consulent gespecialiseerde screening bleek namelijk dat de inschatting van de klantenconsulenten en assessoren op vlak van persoonlijkheid, motivatie en verwachtingen in dit project zeer goed was en overeen kwam met de bevindingen van de psychologische dienst. Op basis hiervan werd beslist dat vanaf de opstart in september 2013 de psychologische dienst standaard geen extra interview en persoonlijkheidstest meer afnam. Op vraag van de klantenconsulent kan echter nog wel steeds een vragenlijst en een interview afgenomen worden.
Vrijstellingsproeven door het CVO Na de selectie van de cursisten door VDAB 12 start het CVO, dat AAV inricht, met het bepalen van het niveau van de cursisten. Het CVO gaat na of de cursistenvrijstellingen kunnen krijgen voor bepaalde vakken. Een cursist kan vrijstellingen bekomen op basis van een geldig studiebewijs: diploma, getuigschrift of certificaat uit het onderwijs, deelattesten van Examencommissie Vlaamse Gemeenschap, een attest van een vormingsopleidingsinstelling (aangevuld met een opgave van de opleidingsinhoud opleidingsduur) of schoolrapporten van het vijfde of zesde jaar secundair (niet ouder vier jaar).
een de of en dan
De cursist kan ook deelnemen aan vrijstellingsproeven. Het bevoegde CVO organiseert in de tweede helft van augustus of januari een instapweek in het competentiecentrum, met onder andere niveautesten voor de vakken Frans/Engels, Nederlands en wiskunde. Via deze testen kan men nagaan in hoeverre de cursist al over de vereiste kennis en vaardigheden beschikt. Deze proeven bepalen ook in welke mate de aanwezige kennis en vaardigheden het verlenen van vrijstellingen rechtvaardigen. Het CVO gebruikt voor wiskunde en Nederlands eigen testen. Voor Frans en Engels baseert zij zich op de ELAO13-testen die door VDAB tijdens het assessment zijn afgenomen. Uit de evaluatie van deze testen door de leerkrachten Frans en Engels bleek dat ze voldoen om te beoordelen of een cursist al dan niet een vrijstelling kan krijgen. Het CVO gebruikt de resultaten van de ELAO-testen dan ook voor eventuele vrijstellingen. Bij twijfel wordt voorzien in een bijkomende mondelinge test. Mijlpaal: Opstartvergadering In de loop van maart of april komen VDAB en de partners uit het volwassenenonderwijs samen om afspraken rond toeleiding en screening te maken. Mijlpaal: Opmaak uurroosters In de loop van mei of begin juni maakt het volwassenenonderwijs haar AAV-uurrooster op. In Leren Werkt! gaan de partners ervan uit dat het gecombineerd en zo geïntegreerd mogelijk aanbieden van de beroepsopleiding en AAV op één locatie de uitval zou beperken. Om de nodige uren AAV te verdelen, is er gespreid over twee semesters nood aan circa 2,5 dagen contactonderwijs per week. VDAB plant complementair de 12
Tegen ten laatste midden augustus (voor de opstart in september) of midden januari moet de screening van VDAB rond zijn. 13 ELAO staat voor Efficient Language Assessment Online.
34
beroepsopleiding op dagen waarop geen les Algemene Vorming voorzien is. Daarnaast vult de beroepsopleiding ook de schoolvakanties op. Hieronder vind je een voorbeeld van een lessenrooster. Het eerste lesuur AAV start om 8.45 uur en duurt 50 minuten. De beroepsmodules starten reeds om halfacht à halfnegen, afhankelijk van de opleiding. VDAB werkt niet met lesuren van 50 minuten maar met blokken van 3 à 4 uur praktijk. Tijdens de middag nemen ze pauze. Uurrooster 1de semester Vanaf 7.30 à 8.30 8.45 – 10.35 Pauze 10.45 – 12.35 Middag 13.15 – 15.05 Pauze 15.15 – 17.05
Maandag
Dinsdag Beroepsopleiding
Woensdag Beroepsopleiding
Algemene vorming
Donderdag
Vrijdag
Beroepsopleiding Algemene vorming
Algemene vorming Leerondersteuning
Bij het begin van het project Leren Werkt! hebben de partners verschillende uurrooster -mogelijkheden besproken. Zo was er de idee om een deel van de opleiding AAV verder te laten lopen na de beroepsopleiding in combinatie met een halftijdse tewerkstelling om zo het traject minder intensief te maken. Een ander idee was een intensief voltijds traject met enkel AAV. Hierna zou dan het traject met de beroepsmodules starten. Beide ideeën werden niet weerhouden. In de plaats koos men voor een geïntegreerd uurrooster. In de eerste fase van Leren Werkt! (2011-2012) kozen de partners bewust voor één instapmoment in september omdat iedereen zich realiseerde dat deze samenwerking en dit nieuwe traject op verschillende vlakken een zeer grote uitdaging vormden. De organisatie nodeloos nog complexer maken, leek in deze fase niet opportuun. Vanaf 2013 voorzag het competentiecentrum Heverlee in twee opstartmomenten: in februari en in september. De partners maken dan in overleg verschillende lessenroosters op: voor het eerste semester van de groep die opstart in september, en voor de bestaande groep die dan haar tweede semester ingaat. Als de bestaande groep bijvoorbeeld in haar eerste semester AAV heeft op maandag, woensdagnamiddag en vrijdag, heeft de nieuwe groep beroepsmodules op die dagen, en vice versa. Omdat de onderwijsvorm in het competentiecentrum van Diest gecombineerd is, voorziet CVO De Oranjerie daar Algemene Vorming op twee dagen. De beroepscomponent wordt gegeven op 2 of 2,5 dagen. Een voorbeeld van een uitgewerkt uurrooster vindt u terug in productfiche 5.1.
35
Mijlpaal: Eerste klassenraad Op basis van de resultaten op de vrijstellingsproeven en eerder behaalde geldige studiebewijzen bepaalt het CVO tijdens een eerste klassenraad 14 het individuele opleidingstraject van elke cursist. Tijdens deze klassenraad maakt zij ook de gepersonaliseerde15 uurroosters op. Om een zicht te hebben op het startniveau van de cursist is het raadzaam dat ook de VDAB-klantenconsulent en de leerkracht Leerondersteuning van het Centrum voor Basiseducatie aanwezig zijn bij deze bespreking. De klantenconsulent nodigt de toegelaten cursisten uit voor de eerste contactdag, d.i. de eerste dag van de opleiding. In deze fase zal L4-Volwassenenonderwijs in de toekomst een monitoring coördineren om processen voor de opleidingen in Heverlee en Diest in kaart te brengen: hoeveel mensen schrijven in voor een infosessie? Hoeveel mensen komen? Hoeveel worden gescreend? Hoeveel starten met de opleiding? Als ze niet starten met de TKO-opleiding, naar welke beroepsopleiding worden ze dan georiënteerd? Enz. Deze gegevens kunnen gekoppeld worden aan de uitval- en slaagcijfers die L4Volwassenenonderwijs reeds verzamelt van alle TKO-opleidingstrajecten in Heverlee en Diest.
Een uitgebreide informatiefiche over de instapvoorwaarden en de screening vindt u terug in productfiche 5.3.
14
Deze eerste klassenraad vindt plaats in de we(e)k(en) tussen de vrijstellingsweek en de opstart van de opleiding. 15 Elk uurrooster is persoonlijk door vrijstellingen die verleend worden op basis van EVK of de testresultaten. Wie een vrijstelling heeft voor één of meerdere modules wordt verondersteld om aanwezig te zijn in het competentiecentrum. Het opleidingscontract vereist namelijk een voltijdse aanwezigheid. Wie vrijstellingen heeft, moet de vrije uren in het opleidingscentrum zinvol invullen met praktijkopdrachten, zelfstudie, of opdrachten AAV.
36
2.4. UITVOERINGSFASE 2.4.1. Contactdag De cursisten ondertekenen een voltijds VDAB-opleidingscontract, én zijn ingeschreven bij het CBE16 en de CVO die de modules in het competentiecentrum inrichten. Om praktische redenen gebeurt alle administratie via en in het competentiecentrum:
idealiter op de eerste lesdag (dit is: de contactdag gedurende circa een halve dag); idealiter in aanwezigheid van een administratieve medewerker van de opleidingspartners uit het volwassenenonderwijs.
De opleiding is volledig gratis voor een cursist, vandaar ook de noodzaak om tijdig de inschrijvingen en de attesten vrijstellingsgeld in orde te maken. Het CVO mag dus geen inschrijvingsgeld noch kosten voor cursusmateriaal en/of benodigdheden aan de cursist aanrekenen.17 Naast het in orde brengen van de administratie en de contracten, licht de klantenconsulent nog eens beknopt de opleiding (beroeps- en AAV-modules, startmomenten examenperiode, enz) toe en ontvangt elke cursist zijn persoonlijke uurrooster. De consulent overloopt ook het huishoudelijk reglement 18 en licht het principe van aan- en afwezigheden toe. De cursist moet dagelijks zijn aanwezigheid bewijzen aan de hand van een aanwezigheidslijst of een badge. Afwezigheden, of ze gewettigd of ongewettigd zijn, moeten steeds voor tien uur diezelfde dag aan de cursistenadministratie, de klantenconsulent of de instructeur gemeld zijn. Na deze algemene uitleg geeft de klantenconsulent een rondleiding in het competentiecentrum. Wanneer verschillende opleidingen opstarten, gebeurt de verwelkoming en het in orde brengen van de administratie in één grote groep. Hierna neemt de klantenconsulent zijn groep cursisten mee naar een ander lokaal voor de specifieke uitleg van de opleiding en het overlopen van het uurrooster. Hierna starten de lessen. Afhankelijk van het uurrooster is dit een AAV-les of een beroepsmodule. 2.4.2. Administratie tijdens de opleiding Elke cursist krijgt op het einde van de maand zijn formulier C98 van de cursistenadministratie van het competentiecentrum. Hij brengt dit formulier samen met zijn controlekaart binnen bij zijn uitbetalingsinstelling. Op het einde van de opleiding ontvangt de cursist een formulier C91 waarin vermeld staat dat hij de opleiding beëindigd heeft. Ook dit document is bestemd voor de uitbetalingsinstelling. De cursisten industrie starten de eerste weken een gezamenlijk traject. Nadien kiezen zij een hoofdopleiding (onderhoudsmecanicien, industrieel elektrotechnisch installateur, enz). Het CVO dat de kwalificerende module(s) aanbiedt, brengt de keuze voor de hoofdopleiding in het registratiesysteem DAVINCI in orde. Na 1/3 van de lessen van deze module, kan geen wijziging in dit systeem meer gebeuren. Met andere woorden, als een 16
Zij ontvangen voor elke cursist een attest vrijstellingsgeld. De te maken en voorziene kosten moeten daarom tijdig aan het competentiecentrum doorgegeven worden, zodat VDAB het leermateriaal kan voorzien. 18 Op de contactdag ontvangen de cursisten een VDAB onthaalbrochure waarin hun rechten en plichten opgesomd zijn, waarin het huishoudelijk reglement van VDAB uitgelegd is, enz. De cursisten brengen bij de administratie een ondertekend document binnen waarin vermeld staat dat ze de infobrochure gelezen hebben. 17
37
cursist in het competentiecentrum te Heverlee beslist om onderhoudsmecanicien te volgen, en nadien zijn keuze verandert, dan kan dit niet meer wanneer 1/3 van de lessen van de module Basis metaal van CVO VTI Leuven reeds gegeven zijn (d.i. het 1/3 de registratiemoment). De administratie van het competentiecentrum houdt secuur de aan- en afwezigheden bij en brengt de opleidingspartners op de hoogte van een langdurige afwezigheid. De verificatie van de afdeling Volwassenenonderwijs is gemachtigd om controles te verrichten bij CVO en CBE. De financiering van het volwassenenonderwijs stoelt namelijk op een aantal sleutelelementen die door de verificatie worden afgetoetst waaronder de participatie aan de opleiding. Op basis van de geverifieerde gegevens krijgen CVO en CBE de nodige middelen voor het jaar nadien toegekend. Zij hebben er dus alle belang bij dat alle gegevens correct in DAVINCI zijn ingevoerd. 2.4.3. Opvolging Elke partner hanteert een eigen volgsysteem van zijn cursisten. VDAB-klantenconsulenten houden de evolutie van elke individuele cursist bij aan de hand van een Technisch Pedagogisch Dossier (TPD). Dit dossier zet vorderingen, aanpak en attitudes van de cursist uit tegenover de beginsituatie en het ingeschatte potentieel. In het TPD vind je onder andere info terug over het opleidings- en werkloosheidsverleden van de cursist, evaluaties, neerslag van opvolgingsgesprekken, enz. Elke zes weken komen VDAB, de CVO en het CBE samen voor een gezamenlijke klassenraad. Voor VDAB zijn hierin de klantenconsulenten en de instructeurs vertegenwoordigd. Voor de CVO en het CBE zijn dit de AAV-coördinator en de leerkrachten AAV en leerondersteuning. Naar gelang hun agenda sluiten ook de opleidingsmanager van het competentiecentrum en de directeurs van het CVO aan. De klassenraad bestaat telkens uit twee blokken. In het eerste deel worden gemeenschappelijke agendapunten behandeld. Voorbeelden hiervan zijn de organisatie van de module 'Leerondersteuning', de organisatie van de examens, het algemeen niveau van de groep, administratieve en praktische afspraken, manier van elkaar contacteren, reglementen en formulieren, gebruik lokalen enz. In het tweede deel worden alle cursisten één voor één overlopen: sterke kanten, aandachtspunten en moeilijkheden, resultaten, enz. Wanneer de klassenraad beslist om een cursist stop te zetten (attitude, ongewettigde afwezigheden, enz.) volgt de klantenconsulent dit verder op (gesprek, eventuele mutatie). 2.4.4. Evaluatie Het CVO organiseert in het competentiecentrum op het einde van elk semester AAVexamens. Voor cursisten die afwezig zijn door ziekte wordt één inhaaldag voorzien. De directeur van het CVO dat AAV inricht, leidt de deliberatie. De leerkrachten AAV, de leerkracht Leerondersteuning, de VDAB-klantenconsulenten en de VDAB-instructeurs zijn op dit overleg aanwezig. Cursisten die een tekort hebben, krijgen één herkansing in één van de daaropvolgende weken. Wanneer een cursist niet slaagt voor een bepaalde AAV-module, kan hij toch de daaropvolgende module volgen, op voorwaarde dat het vak waarvoor hij een tekort heeft geen pijlmodule is. Voor de taalvakken (Frans, Engels en Nederlands = pijlmodule) moeten de cursisten altijd geslaagd zijn in de aanvangsmodule om sequentieel te kunnen starten in de tweede module in het tweede semester.
38
Bijvoorbeeld:
Een cursist is niet geslaagd voor Frans B1? Dan kan hij niet starten met Frans B2. Een cursist is niet geslaagd voor wiskunde B1? Dan kan hij wel starten met wiskunde B2. Hij behaalt wel op het einde van het tweede semester geen AAVcertificaat meer omwille van het tekort voor wiskunde B1. De cursist krijgt de deelcertificaten van de modules waarvoor hij wel geslaagd is.
Hij kan eventueel ook tijdens de opleiding (in avondonderwijs) of achteraf het deelcertificaat van de ontbrekende module op eigen houtje behalen via het volwassenenonderwijs. Wanneer een cursist met glans het beroepstraject aflegt, maar toch een onvoldoende heeft voor één of meerdere AAV-vakken, begeleidt de klantenconsulent en/of de AAVcoördinator van het CVO de cursist verder in het beste traject om via het volwassenenonderwijs alsnog zijn diploma te behalen. Het is sterk aan te raden dat een cursist via één van de onderwijspartners de ontbrekende module(s) volgt aangezien zij het TKO-project en de logica achter het diplomeren kennen. Indien het toch niet mogelijk is –bijvoorbeeld omdat de specifieke module niet aangeboden wordt bij één van de partners- is het best dat de AAVcoördinator van het CVO of de klantenconsulent van VDAB contact opneemt met het CVO in kwestie om de situatie voor te leggen. Als de cursist namelijk slaagt, moet dit CVO naast het certificaat ook het diploma aanmaken.
In juni 2014 is Wim afgestudeerd als onderhoudselektricien. Hij had in december 2013 een tekort voor Frans B1 en kon niet verder gaan in Frans B2. Hij heeft vervolgens tijdens het tweede semester het ontbrekende deelcertificaat19 via avondonderwijs bij CVO De Oranjerie gevolgd. Zo kon hij ook eind juni afstuderen.
Wanneer een cursist niet geslaagd is voor het beroepsgedeelte, ontvangt hij geen VDABberoepsattest of beroepscertificaat. Wel ontvangt hij/zij het AAV-certificaat (indien voor alle modules geslaagd) of de deelcertificaten van de AAV-vakken die hij/zij met een positief resultaat heeft afgelegd. 2.4.5. Stopzetting en/of mutatie Een cursist kan in overleg met de klantenconsulent, de instructeur of de opleidingsverantwoordelijke, zijn TKO-opleiding stopzetten en desgewenst een beroepsopleiding in het competentiecentrum starten. Dit kan gebeuren omwille van verschillende redenen: langdurige afwezigheid door ziekte of een ongeval, foute studiekeuze, een tewerkstelling enz. Omgekeerd kan de klantenconsulent in overleg met het volwassenenonderwijs ook beslissen om de cursist te muteren naar een niet-diplomagerichte opleiding, bijvoorbeeld omwille van tekorten op AAV-vakken.
19
Hij heeft Engels gekozen. Voor de module vreemde taal in het opleidingsprofiel Algemeen Aanvullende Vorming kies je Frans of Engels.
39
Tussen september 2011 en juni 201420 zette 34 % van de cursisten zijn opleiding stop, of zette VDAB het contract stop.
L4-Volwassenenonderwijs beschikt niet over cijfers omtrent hoeveel procent van de stopzettingen succesvol naar een andere opleiding werden gemuteerd.
Mijlpaal: Opmaak diploma’s Het sluitstuk van elke TKO-opleiding is een diploma secundair onderwijs. Om dit te behalen, moet de cursist geslaagd zijn voor het AAV-gedeelte én voor de beroepsmodules. Het CVO dat de kwalificerende module gegeven heeft, reikt het beroepscertificaat uit. Voor elke AAV-module die cursisten met succes afronden, ontvangen ze een deelcertificaat. Om het certificaat Algemene Vorming te verwerven, en dus aanspraak te kunnen maken op het diploma secundair onderwijs, moeten cursisten slagen voor alle modules (of vrijstellingen hebben).
L4-Volwassenenonderwijs coördineert de aanmaak van de certificaten en diploma's. Het CVO dat het beroepscertificaat uitreikt, heeft hiervoor eerst de VDAB-attesten nodig. Het CVO dat het certificaat AAV en het diploma secundair onderwijs aflevert, doet dit op basis van het beroepscertificaat. Omwille van dit stappenplan maakt de projectcoördinator van L4 circa drie weken voor de proclamatie met de opleidingspartners (VDAB en CVO) afspraken omtrent de certificaten en het diploma.
20
In deze grafiek zijn 4 opstartmomenten opgenomen: september 2011, september 2012, februari 2013 en september 2013.
40
Mijlpaal: Proclamatie CVO moeten, volgens de omzendbrief VWO, ten laatste op het einde van de tweede maand na het afsluiten van de evaluatie de behaalde studiebewijzen aan de cursisten uitreiken21. De proclamatie vindt plaats in het competentiecentrum in bijzijn van familie en vrienden. De proclamatie van de eerste afstudeergroep gebeurde in aanwezigheid van de gedelegeerd bestuurder van VDAB, Fons Leroy, minister Pascal Smet en pers om de nieuwe en unieke OKOT-trajecten extra luister bij te zetten.
2.5. NAZORG EN EVALUATIE 2.5.1. Nazorg Hoewel elke opleiding bij VDAB anders is, is het uiteindelijke doel hetzelfde: een job vinden die bij de cursist past. Al tijdens de opleiding begeleidt een VDAB-medewerker over het algemeen de klantenconsulent- de cursist actief tijdens zijn zoektocht naar werk. Ook worden er groepssessies over solliciteren ingericht. Minstens één maand tot maximum zes maanden na het beëindigen van de opleiding volgt de klantenconsulent de cursist verder op. Hierna gebeurt een warme overdracht naar de trajectbegeleider van de Werkwinkel als de cursist in kwestie nog op zoek is naar een job. Op basis van elke persoonlijke situatie bespreekt de klantenconsulent de verdere begeleiding met de trajectbegeleider. Soms is het bijvoorbeeld zo dat een cursist ver van het competentiecentrum woont en na één maand intensieve opvolging door de klantenconsulent, verder wordt begeleid door zijn Werkwinkel in de buurt. Het behalen van een diploma secundair onderwijs is voor elke cursist een opstap om makkelijker op de arbeidsmarkt een job te vinden. Idealiter gebeurt dit binnen de sector waarvoor de cursist is opgeleid. Good practices van afgestudeerde TKO-studenten tonen echter ook aan dat na het behalen van het diploma secundair onderwijs jobs binnen handbereik liggen waarvoor zij anders zonder diploma niet in aanmerking zouden komen. Zo is bijvoorbeeld een afgestudeerde TKO-cursiste uit Heverlee aan de slag gegaan als ploegbaas in het bedrijf waar zij voorheen arbeidster was. Zonder een diploma had dit voor haar nooit binnen handbereik gelegen.
2.5.2. Evaluatie Een evaluatie van de TKO-opleidingstrajecten kan op verschillende fronten gebeuren:
21
Een permanente evaluatie tijdens vaste overlegmomenten gedurende het opleidingsjaar.
Omzendbrief VWO/2011/02 artikel 2.2.1.
41
Voor de opleidingstrajecten in Heverlee gebeurde een permanente evaluatie in de zeswekelijkse klassenraden en de kerngroep Leren Werkt! 22.
Een evaluatie na de opleiding met de instructeurs, de servicemanagers, de opleidingsmanager van het competentiecentrum en directeurs van de CVO en het CBE. Het is zeer aan te raden om na elke opleiding een gestructureerd evaluatieoverleg op touw te zetten.
Een evaluatie met de cursisten. Dit kan bijvoorbeeld via een informeel gesprek, via een online enquête of via een groepsgesprek.
In Leren Werkt! werd het eerste opleidingsjaar geopteerd om een online enquête af te nemen. 22 cursisten van de eerste lichting afstudeerders vulden deze evaluatie in.
Acht personen vonden dat de opleiding volledig voldeed aan hun verwachtingen. Twee cursisten vonden de opleiding gemakkelijker dan verwacht, zes cursisten vonden ze dan weer moeilijker of zwaarder dan verwacht. Vier cursisten gaven aan dat de afstemming tussen de vakken en lesinhouden beter kon. Twee cursisten vonden dat er te weinig aandacht was voor de beroepsspecifieke vakken. Op de vraag welke AAV-vakken het moeilijkste waren, duidde bijna 1 op 3 cursisten Macusa (Maatschappij, Cultuur & Samenleving) aan, gevolgd door Nederlands, wiskunde en de theorie van de beroepsvakken. De reacties waren verdeeld over de investering van studie-uren na de lessen: gaande van een uur tot twintig uur per week. De volgende jaren opteerde de projectcoördinator van Leren Werkt! voor een groepsgesprek tijdens Leerondersteuning aan de hand van enkele richtvragen. Zo kan je dieper in gaan op reacties en de mening van medecursisten peilen. De cursisten beoordeelden de afgelopen jaren de AAV-docenten en VDAB– instructeurs over het grootste deel positief. Ze gaven aan dat ze goed ondersteund en begeleid werden. Ze kregen voldoende feedback van hun lesgevers. Alle cursisten waren het er bovendien over eens dat de leerondersteuning zeer waardevol is. Enkele reacties uit de online evaluatie en de groepsgesprekken:
“De opleiding is een unieke kans. Ik wil ZO graag een diploma want nu besef ik pas het nut ervan. Ik wil dolgraag verder studeren en deze opleiding biedt me de kans om het op amper een jaar tijd mogelijk te maken.” “Ik ben gestart met deze opleiding omdat ik er altijd al spijt van heb gehad dat ik gestopt ben met school. Terwijl ik weet dat ik echt wel de capaciteiten heb. En nu met ouder worden besefte ik dat een diploma je nog meer mogelijkheden in het leven geeft.”
22
In de kerngroep Leren Werkt! zijn vertegenwoordigd: Voor VDAB regie: de projectopvolger. Voor het competentiecentrum Heverlee: de opleidingsmanager en de servicemanagers. Voor het volwassenenonderwijs: de adjunct-direct directeur van CVO VTI Leuven, de directeur of de Technisch Adviseur Coördinator van CVO VTI Leuven, en de directeur of de coördinator projecten van CBE. Voor L4-Volwassenenonderwijs: de afgevaardigd bestuurder en de projectcoördinator.
42
“De combinatie van IT en het afmaken van mijn middelbare school zag ik heel goed zitten. Ook de mogelijkheid om dit allemaal op een jaar af te maken, heeft ervoor gezorgd dat ik voor deze opleiding gekozen heb.” “Als tip voor andere kandidaat-cursisten zou ik zeggen: gewoon doen! Je moet op voorhand goed beseffen dat je amper vrije dagen zal hebben en dat je achteraf ook niet moet zeuren dat je te weinig tijd hebt. Je moet ook goed uitdokteren of je het wel financieel aankan. Als het even moeilijk gaat, moet je tegen jezelf zeggen dat het maar een jaar is en dat je achteraf echt megacontent zal zijn.” “Je moet je ervan bewust zijn dat het een fulltime opleiding is en dat er ’s avonds ook moet gewerkt worden. Besef dat het geen ‘walk in the park’ is." “Als wij op deze manier les hadden gekregen in het secundair onderwijs, dan zat hier nu niemand."
43
3. FACTSHEET LEREN WERKT! In deze factsheet vindt u een overzicht van het aantal cursisten, het cursistenprofiel, het slaagpercentage, enzovoort, en dit per gestarte opleiding. Het gaat over volgende opleidingsjaren en TKO-opleidingen: TKO 2011-2014
LOOPTIJD
OPLEIDINGEN
Heverlee 1
September 2011 tot juni 2012
Industrie/ ICT/ Bediende
Heverlee 2
September 2012 tot juni 2013
Industrie/ ICT/ Bediende
Diest 1
September 2012 tot juni 2013
Kok
Heverlee 3
Februari 2013 tot januari 2014
Industrie/ ICT
Heverlee 4
September 2013 tot juni 2014
Industrie/ Bediende
Diest 2
September 2013 tot juni 2014
Kok
Heverlee 5
Februari 2014 tot januari 2014
Industrie
Heverlee 6
September 2014 tot juni 2015
Industrie/ICT/Bediende
3.1. AANTAL GESTARTE CURSISTEN VS. AANTAL DIPLOMA’S TKO 20112014
Start
Stop
Diploma
Heverlee 1
29
6
20
Heverlee 2
35
17
14
6
3
1
Heverlee 3
28
11
16
Heverlee 4
16
3
13
6
3
3
Diest 1
Diest 2
De meest voorkomende redenen van stopzettingen zijn van persoonlijke aard (langdurige ziekte, enz.) of hebben te maken met een verkeerde oriëntatie. Daarnaast zijn er ook cursisten van wie het contract stopgezet wordt wegens orde en tucht (niet naleven van het huishoudelijk reglement, herhaaldelijke ongewettigde afwezigheden, enz.).
3.2. PROFIEL VAN DE TKO-CURSISTEN De profielgegevens zijn gebaseerd op 128 TKO-cursisten (Heverlee 1 tot en met 5), tenzij anders vermeld. 3.2.1 Leeftijd Leeftijd
Procent
Aantal
<25
45%
57
26-30
27%
35
31-35
13%
17
36-40
10%
13
>40
5%
6
3.2.2 Geslacht Cluster Industrie
Aantal
Cluster Bediende
Aantal
Cluster ICT
Aantal
M
67
M
9
M
24
V
2
V
24
V
2
TOTAAL
69
TOTAAL
33
TOTAAL
26
3.2.3. Uitstroom secundair onderwijs Uitstroom secundair onderwijs
Aantal
Procent
1ste graad sec. onderwijs
15
12
2de graad ASO
13
10
2de graad TSO
45
35
2de graad BSO
30
23
2de graad KSO
3
2
2de graad BUSO
3
2
3de graad ASO
1
1
3de graad TSO
4
3
3de graad BSO
11
9
3de graad BUSO
2
2
Leercontract
1
1
128
100%
TOTAAL
46
3.2.4. Werkloosheidsduur bij aanvang van het TKO-traject Gebaseerd op 92 TKO-cursisten (Heverlee 1 tot en met 4) Werkloosheidsduur bij de start
Procent
Aantal
1 t.e.m. 6 maanden
46
42
7 t.e.m. 12 maanden
27
25
1 t.e.m. 2 jaar
14
13
2 t.e.m. 3 jaar
5
5
> 3 jaar
8
7
TOTAAL
100%
92
3.3. UITSTROOM NAAR WERK Uitstroom naar werk H1
Procent
Aantal
Na 6 maanden
60%
12
Na 6 maanden
43%
6
Na 12 maanden
65%
13
Na 12 maanden
57%
8
Na 18 maanden
70%
14
Uitstroom naar werk H3 Na 6 maanden
Procent 43%
Uitstroom naar werk H2
Procent
Aantal
Aantal 7
Deze uitstroomcijfers zijn ongetwijfeld beïnvloed door de moeilijke economische conjunctuur vanaf 2012.
47
4. SLOTWOORD EN TOEKOMSTBLIK
‘We worden allemaal geconfronteerd met een reeks grootse kansen,
op schitterende wijze vermomd als onoplosbare problemen.’ John W. Gardner
De problematiek van de ongekwalificeerde uitstroom is niet min. Sedert jaar en dag zijn ongeveer de helft van het aantal werkzoekenden laaggeschoold. Deze cijfers, en ook de vaststelling dat een groot deel van de cursisten in het competentiecentrum van Heverlee geen diploma secundair onderwijs hebben, waren de hefbomen voor Leren Werkt! Het staat buiten kijf dat dit pilootproject een innovatief idee lanceerde waarbij laaggeschoolden op één jaar tijd in de setting van een VDAB-competentiecentrum een beroep leren én een diploma secundair onderwijs behalen. Leren Werkt! is sedert de start haar experimentele fase ontgroeid en de TKO-opleidingen zijn niet meer weg te denken in het competentiecentrum van Heverlee en Diest. Leren Werkt! heeft in Vlaanderen veel in beweging gezet. Het is een referentiepunt geworden voor een unieke samenwerking tussen VDAB en het volwassenenonderwijs waarbij alle partijen hun krachten bundelen om tweedekanstrajecten voor laaggeschoolden te ontwikkelen. Dit werd versterkt met de ondertekening van een samenwerkingsovereenkomst tussen VDAB, Syntra-Vlaanderen en het Departement Onderwijs & Vorming (‘3-voor-1’) in 2013. Wat in Heverlee startte als een diplomagericht VDAB/TKO-traject, kende inmiddels een verbreding in Vlaanderen naar samenwerking met Syntra, Hoger Onderwijs en Se-N-Se opleidingen. Ondertussen is ook een Vlaamse OKOT-begeleidingscommissie boven de doopvont gehouden om alle OKOT-trajecten over Vlaanderen gestructureerd van nabij op te volgen. Dat betekent dat Leren Werkt! daadwerkelijk werkt! Voor de TKO-opleidingen van Leren Werkt! is er nog een grote uitdaging in het verder integreren van werkplekleren, om zo de kwaliteit van de opleiding en de overgang van de cursisten naar de arbeidsmarkt te bevorderen. We nodigen sectoren en bedrijven graag uit om in te tekenen op dit succesverhaal zodat méér mensen de kans krijgen om een diplomatraject te doorlopen en er mogelijkheden komen om te leren op de werkplek.
48
Leren Werkt! Toolbox
Met steun van:
49
5. TOOLBOX 5.1. HET CERTIFICEREN VAN BEROEPSOPLEIDINGEN EN HET DIPLOMA
Productidentificatie Type product: Procesbeschrijving voor het certificeren van VDAB-opleidingen vanuit onderwijs. Op http://www.lerenwerkt.org/professionelen/esf-project vindt u per opleiding een opleidingsfiche. Achteraan dit instrument vindt u een leeswijzer. Gebruikers:
Competentiecentra VDAB (binnen Leren Werkt!: Heverlee en Diest) Centra voor Volwassenenonderwijs (binnen Leren Werkt!: CVO Leuven-Landen, CVO De Oranjerie, CVO VTI Leuven en CVO De Nobel) Consortia Volwassenenonderwijs (binnen Leren Werkt!: L4Volwassenenonderwijs) Andere opleidingsverstrekkers die willen samenwerken met CVO om hun opleidingen diplomeerbaar te maken
Doelstelling: Om beroepsopleidingen van VDAB te kunnen certificeren vanuit onderwijs, moet er een vergelijking gemaakt worden tussen opleidingstrajecten van VDAB en opleidingsprofielen van diplomagerichte beroepsopleidingen. Door middel van overleg tussen de opleidingsverantwoordelijken van de betrokken organisaties moet verder nagegaan worden of de eindtermen uit het onderwijs in de beroepsopleidingen gehaald worden. Wanneer dit niet het geval is, moeten er afstemmingsstrategieën ontwikkeld en toegepast worden om certificatie mogelijk te maken. Bij de start van Leren Werkt! bestond er geen uitgewerkt stappenplan of overzicht van mogelijke strategieën. De procesanalyse van dit geheel is, rekening houdend met de bestaande regelgeving, weergegeven in dit instrument. Zonder vergelijkbaarheid in de opleidingen kan het CVO het VDAB-traject niet certificeren. Zonder certificaat kan een cursist niet gediplomeerd worden. Deze stap is dus een noodzakelijke voorwaarde. Beslissing tot certificatie van een elders gevolgde opleiding is decretaal de bevoegdheid van de directeur van het betrokken CVO. Deze stappen moeten dus telkens opnieuw doorlopen worden wanneer er nieuwe opleidingen worden ingericht, nieuwe opleidingsprofielen zijn goedgekeurd of andere CVO of directeurs bevoegd zijn. Dit draaiboek kan ook gebruikt worden door andere opleidingsverstrekkers die willen samenwerken met het volwassenenonderwijs om gecertificeerde opleidingen te kunnen aanbieden.
50
Leren
Werkt! heeft deze stappen doorlopen voor volgende beroepsopleidingen: PC- en netwerktechnieker Commercieel algemeen bediende Productieoperator verspaning (CNC) Onderhoudselektricien aandrijftechnieken Industrieel Elektrotechnisch Installateur Onderhoudsmecanicien Kok
51
Inhoudstafel tool 5.1 5.1.1. Diplomeren voor dummies °Tweedekansonderwijs: doorstroomgericht versus beroepsgericht °Diploma = certificaat + certificaat °Welke VDAB-opleidingen komen in aanmerking om gediplomeerd te worden? °Leertrajecten °Minstens 1 beroepsmodule door een CVO °Aanvullende algemene vorming °Wat als…? 5.1.2. Diplomeren in Leren Werkt: stappenplan °Arbeidsmarkt- en aanbodsanalyse via een eerste deskresearch °Overlegmomenten consortium – VDAB - CVO °Keuze van de opleidingen °Keuze van de aanbieder en de locatie °Procedure lesbevoegdheid en vestigingsplaats -Vraagbehandeling -De consortiumgestuurde oproep tot kandidaatstelling -De kandidaatstelling door de CVO -Toetsingscriteria -Advies van het consortium °Bekrachtiging van de diplomagerichte opleidingen °Volledige afstemming van de opleidingen -VDAB past de leerinhoud aan van reeds in het opleidingstraject voorziene modules (1) -VDAB past de leerinhoud aan door een module toe te voegen of te schrappen aan het opleidingstraject (2) -Het bevoegde CVO test of de competenties verworven zijn (3) °Opmaak opleidingsprogramma -Beroepsmodules -Aanvullende Algemene Vorming -Daarnaast ook: Leerondersteuning, stage en sollicitatietraining °Opleidingscode aanmaken °Erkenningscontract partners °Opmaak uurroosters °Toeleiding °Screening °Aankoop materiaal °Contactdag en administratie VDAB-contract cursist °Statuut van de cursist °Opvolging voor VDAB en eventuele heroriëntatie °Klassenraad, AAV-examens, evaluatie 5.1.3. Leeswijzer opleidingsfiches (voorbeeld elektriciteit – industrie) °Vergelijkstabel °Moduleoverzicht °Aangepast traject OKOT onderhoudselektricien (voorbeeld 2012-2013) °Ontwerpuurrooster
52
5.1.1. Diplomeren voor dummies Tweedekansonderwijs: doorstroomgericht versus beroepsgericht In het volwassenenonderwijs heb je twee types van opleidingen die leiden tot een diploma secundair onderwijs: 1. algemene opleidingen die gericht zijn op maatschappelijk participeren en/of op een vervolgopleiding. Hieronder vallen de verschillende ASO-opleidingen (doorstroomgericht) en de opleiding Aanvullende Algemene Vorming (AAV). De ASO-opleidingen in het volwassenenonderwijs leiden tot een diploma secundair onderwijs. 2. beroepsopleidingen die gericht zijn op het kritisch-creatief uitoefenen van één of meer beroepen. Gecombineerd met aanvullende algemene vorming leiden deze tot een diploma secundair onderwijs. Dit geldt niet elke beroepsopleiding. Beroepsgerichte opleidingen die aan een aantal voorwaarden voldoen kunnen erkend worden door de Vlaamse Regering als diplomeerbaar. In de samenwerking met VDAB staat een beroep leren en de arbeidsmarkt centraal en niet het doorstromen naar een vervolgopleiding. Binnen Leren Werkt! betreft het dus steeds de combinatie van AAV met een beroepsopleiding. Diploma = certificaat + certificaat Om een beroepsgericht diploma te behalen, heb je twee certificaten nodig: 1. een certificaat Aanvullende Algemene Vorming (AAV) 2. een certificaat van een diplomagerichte beroepsopleiding. Let op: niet elke beroepsopleiding leidt tot een diploma! Welke opleidingen wel tot een diploma leiden, wordt beslist door de Vlaamse overheid. Beide certificaten kunnen enkel uitgereikt worden door een Centrum voor Volwassenenonderwijs (CVO) dat de bevoegdheid heeft om de betreffende opleiding te organiseren én in de gemeente waar de opleiding ingericht wordt een toegekende vestigingsplaats heeft. Het toekennen van onderwijsbevoegdheden en vestigingsplaatsen gebeurt op basis van een beslissing van de Vlaamse Regering, na advies door het consortium volwassenenonderwijs. Welke VDAB-opleidingen komen in aanmerking om gediplomeerd te worden? Deze keuze wordt gemaakt door VDAB op basis van een (regionale) arbeidsmarktanalyse. Daarbij spelen vier criteria een rol: 1. Vinden de werkgevers of de sector het belangrijk dat werknemers een diploma secundair onderwijs hebben? 2. Is het beroep waarvoor wordt opgeleid een knelpuntberoep? 3. Is de kans op tewerkstelling voldoende groot na de opleiding? 4. Is de opleiding diplomeerbaar? Alleen wanneer deze vier vragen positief beantwoord worden, komt een opleiding in aanmerking om in een diplomagericht traject VDAB-TKO opgenomen te worden. Leertrajecten Opleidingen in het volwassenenonderwijs zijn modulair. Dit wil zeggen dat een opleiding uit verschillende modules bestaat. Een module van een opleiding is het kleinste te certificeren deel van een opleiding en stemt overeen met een bepaalde inhoud, omvang en een bepaald niveau (definitie decreet volwassenenonderwijs). Deze modules en een beknopte beschrijving van wat cursisten moeten kunnen (competenties) worden opgenomen in een opleidingsprofiel (OP). Schematisch worden de modules weergegeven in een leertraject. Elke module die een cursist met succes afrondt, leidt tot een
53
deelcertificaat. De optelsom van alle deelcertificaten en een opleiding leidt tot een certificaat. Een voorbeeld van een leertraject ‘productieoperator verspaning’:
Deze voorbeeldopleiding bestaat uit acht modules. De pijlen geven een verplichte volgorde aan. Zo moet je om toegang te krijgen tot de module ‘draaien’ logischerwijs al de modules ‘basis metaal’ en ‘initiatie draaien’ onder de knie hebben (op basis van een deelcertificaat of een EVC-procedure). Elke opleiding in het volwassenenonderwijs heeft een dergelijk opleidingsprofiel, goedgekeurd door de Vlaamse Overheid. Elk CVO die een bepaalde opleiding inricht, moet deze profielen volgen. De inspectie onderwijs ziet hierop toe. Deze opbouw verschilt van de VDAB-opleidingen. VDAB werkt (nog) niet met algemeen geldende opleidingsprofielen en een externe kwaliteitscontrole. Bij VDAB wordt het opleidingstraject een motoflow of modulaire opleidingsflow genoemd. Deze flow geeft ook het aantal modules, de lesuren en de te verwerven competenties weer. Op middenlange termijn, zal de Vlaamse Kwalificatiestructuur en de bijhorende kwaliteitscontrole deze verschillende situatie opheffen. AKOV, het Agentschap voor Kwaliteitszorg in Opleiding en Vorming, heeft als opdracht om generieke en door de arbeidsmarkt gevalideerde profielen te ontwikkelen en toe te zien op de kwaliteit. Op basis van deze profielen, samengebracht in de Vlaamse Kwalificatiestructuur, wordt een gemeenschappelijk referentiekader gecreëerd voor de verschillende aanbieders van opleidingen en vormingen. Minstens 1 beroepsmodule worden door een CVO Deelcertificaten en certificaten kunnen enkel uitgereikt worden door een CVO aan een cursist die:
is ingeschreven voor minstens één module uit dit leertraject de lessen van deze module regelmatig heeft gevolgd kent wat hij voor deze module moet kunnen.
Op basis hiervan, moet er steeds minstens één CVO betrokken zijn bij minstens één onderdeel van de beroepsopleiding die leidt tot een diploma. Dit is een minimumvereiste, m.a.w. een CVO kan ook meerdere modules geven. Belangrijk: een CVO moet dus niet alle modules van de beroepsopleiding geven, wel minstens één. Het CVO kan cursisten vrijstellen van modules op basis van:
54
1. niveautesten die kunnen leiden tot vrijstellingen 2. deelcertificaten van modules, die uitgereikt werden door andere CVO 3. kwalificatiebewijzen (EVK) van opleidingsverstrekkers zoals VDAB, secundaire scholen, Syntra, enz. Binnen Leren Werkt! moet een VDAB-cursist theoretisch volgende stappen zetten, met oog op een diploma secundair onderwijs: 1. een VDAB-opleiding volgen met een EVK-procedure die leidt tot vrijstellingen voor de overeenstemmende modules van een opleiding in het volwassenenonderwijs; 2. zich inschrijven bij een CVO voor (minstens) één module van de overeenstemmende opleiding; 3. vrijstellingen aanvragen voor de opleidingsonderdelen gevolgd bij VDAB (EVKprocedure); 4. de module(s) bij het CVO regelmatig volgen en de bijhorende opdrachten en testen succesvol afleggen. In praktijk maakt het CVO een dossier op waarin het deelcertificaat van haar module wordt samengelegd met het kwalificatiebewijs van VDAB. Dit is de basis om een certificaat op te maken. Een CVO moet dus niet alle modules geven, maar een cursist moet wel kunnen aantonen dat hij alle competenties uit het opleidingsprofiel verworven heeft. Binnen Leren Werkt! werken VDAB en het volwassenenonderwijs intensief samen aan een geïntegreerd traject, waardoor deze logica minder zichtbaar is. De trajecten zijn gezamenlijk ontwikkeld, de opleidingen worden samen aangeboden en de kwalificatiebewijzen van VDAB worden rechtstreeks aan de betrokken CVO bezorgd. De cursist moet daarbij zelf geen stappen zetten en kan direct het onderwijscertificaat of diploma krijgen. Het CVO geeft ook de module(s) niet noodzakelijk op het einde van het traject, maar vaak zelfs in het begin. Aanvullende Algemene Vorming Om een diploma te behalen, moet de beroepsopleiding gecombineerd worden met Aanvullende Algemene Vorming (AAV). Het opleidingsprofiel AAV is opgebouwd uit verschillende modules: ICT, Wiskunde, Wetenschappen, Nederlands, Frans of Engels, en Macusa (Maatschappij – Cultuur – Samenleving). Net zoals voor de beroepsopleiding kunnen cursisten vrijgesteld worden van modules op basis van: 1. niveautesten die kunnen leiden tot vrijstellingen 2. deelcertificaten van modules, die uitgereikt werden door andere CVO 3. andere kwalificatiebewijzen (EVK) Omwille van de geïntegreerde werking met VDAB worden sommige cursisten ook vrijgesteld op basis van de beroepsopleiding die ze aan het volgen zijn. Zo worden de cursisten telecominstallateur/computeroperator vrijgesteld van de ICT-modules uit AAV (omdat de leeruitkomsten overeenstemmen). Een cursist die zich inschrijft in het gewone aanbod tweedekansonderwijs kan zelf kiezen of hij Frans dan wel Engels volgt. Omdat in Leren Werkt! de partners geïntegreerd samenwerken wordt deze keuze echter gemaakt door VDAB en CVO samen. Dit op basis van:
de noden van de arbeidsmarkt. In onze regio is de kennis van Frans bijvoorbeeld essentieel voor bedienden. organisatorische redenen. Onder andere omwille van de financierbaarheid moeten de cursistengroepen voor het CVO voldoende groot zijn. Hierdoor kunnen niet altijd de twee talen aangeboden worden.
55
In het volwassenenonderwijs is het onderwijs BSO en TSO opgeheven toen in september 2012 het nieuwe opleidingsprofiel AAV in voege trad. Het uiteindelijke diploma vermeld wel de beroepsspecifieke onderwijskwalificatie. Binnen AAV wordt wel een onderscheid gemaakt tussen minimale (M) en verbredingsmodules (B). De achterliggende redenering is dat het CVO moet differentiëren in functie van de mogelijkheden, de vooropleidingen en studies, de motivatie en de verdere toekomstplannen van een individuele cursist. De M-modules zijn gericht op tewerkstelling, de B-modules op tewerkstelling maar ook op verdere studies. Op het diploma wordt dit niet vermeld; een cursist die uitsluitend de M-modules heeft gevolgd, heeft net hetzelfde diploma als een cursist die uitsluitend de B-modules heeft gevolgd. In het gewone aanbod tweedekansonderwijs, kiest de individuele cursist of hij de M- dan wel B-modules volgt. Dit kan per module verschillen. Omdat we in Leren Werkt! geïntegreerd samenwerken met VDAB wordt deze keuze echter gemaakt door VDAB en CVO samen. Dit op basis van:
het profiel van de beroepsspecifieke opleiding. Voor de cursisten van een aantal industrie-opleidingen zijn bijvoorbeeld de M-modules te eenvoudig. Hier wordt dan gekozen om B-modules aan te bieden. organisatorische redenen. Onder andere omwille van de financierbaarheid moeten de cursistengroepen voor het CVO voldoende groot zijn. Hierdoor kunnen niet altijd zowel de M- als B-modules aangeboden worden.
Wat als …? Een cursist volgt een diplomagerichte opleiding bij VDAB. Hij slaagt niet in één of meerdere modules Aanvullende Algemene Vorming, maar slaagt wel voor de beroepsopleiding. De cursist krijgt een certificaat van de beroepsopleiding en deelcertificaten van de verschillende modules AAV waarvoor hij wel geslaagd is. Om alsnog een diploma te halen, moet de cursist zich na zijn opleiding inschrijven in een CVO naar keuze dat AAV aanbiedt. Dit kan bijvoorbeeld in avondonderwijs gecombineerd worden met een tewerkstelling. Als de cursist dan slaagt in de ontbrekende modules AAV zal dit CVO een diploma uitreiken.
Een cursist volgt een diplomagerichte opleiding bij VDAB. Hij slaagt wel voor Aanvullende Algemene Vorming, maar slaagt niet in één of meerdere modules van de beroepsopleiding.
De cursist krijgt een certificaat van AAV. Om alsnog te slagen in alle modules van de beroepsopleiding en een diploma te halen, zijn er twee opties: 1. de cursist schrijft zich na de opleiding in bij een bevoegd CVO dat de modules inricht. Dit kan gecombineerd worden met een tewerkstelling. Als de cursist slaagt in de ontbrekende modules van de beroepsgerichte opleiding zal dit CVO een diploma uitreiken. 2. de beroepsopleiding van VDAB wordt voor de cursist verlengd en de competenties voor de modules worden binnen de zes weken na het einde van het semester nog aangeleerd. In dit geval kan het in het project betrokken CVO nog een certificaat aanmaken en kan de cursist nog een diploma krijgen. In principe kan de cursist de ontbrekende modules zonder probleem volgen bij een (bevoegd) CVO naar keuze. Belangrijk is wel om de vertreksituatie op voorhand te bespreken met het CVO. Om twee redenen:
56
1. cursisten die niet geslaagd zijn in de (volledige) opleiding ontvingen de deelcertificaten van de succesvol afgeronde modules bij het CVO. Voor de succesvol afgeronde VDAB-modules ontvingen ze een VDAB-kwalificatie. Omdat de CVO autonoom beslissen over de erkenning van de VDAB-kwalificatiebewijzen (EVK), kan de situatie zich voordoen dat een CVO deze kwalificatiebewijzen niet erkend en de cursist dus niet vrijgesteld wordt. 2. de CVO beslissen autonoom over de modules die ze inrichten. Het kan dus gebeuren dat de te volgen module op korte termijn niet ingericht wordt of dat er in de regio geen aanbod is. Door de modules te volgen bij een CVO dat betrokken is in Leren Werkt! kan de eerste situatie vermeden wordt omdat de afspraken en werkwijze van Leren Werkt! gekend zijn. Ook het consortium kan hierin een bemiddelende rol spelen.
57
5.1.2 Diplomeren in Leren Werkt! : stappenplan Arbeidsmarkt- en aanbodsanalyse via een eerste deskresearch Binnen Leren Werkt! was de keuze van de te diplomeren en certificeren beroepsopleidingen in eerste instantie gebaseerd op een arbeidsmarkt- en aanbodsanalyse. Deze analyse werd vervolgens uitgediept voor de opleidingen die in aanmerking kwamen voor het project. Hierbij werden binnen het consortium alle CVO met de overeenstemmende onderwijsbevoegdheid betrokken. De keuze welk CVO de opleiding effectief zou inrichten werd gemaakt op basis van de interne procedure opleidingsvragen binnen het consortium L4-Volwassenenonderwijs (consortiumgestuurde aanvraag). Vertrekpunt van het project en bij de arbeids- en aanbodsanalyse was de vaststelling dat veel werkgevers ondanks het competentiedenken nog steeds vasthouden aan diploma’s. Dit geldt voor overheden, maar ook voor de quartaire sector (met o.a. social profit) en verassend genoeg ook voor een aantal beroepssectoren. In de praktijk: In het VDAB-competentiecentrum van Heverlee bleek dat cursisten zonder secundair diploma uit de bediende-, industrie- en ICT-opleidingen het veel moeilijker hebben om een job te vinden in het verlengde van hun opleiding dan cursisten met een secundair diploma. Werkgevers uit de industrie hameren op een ‘A2’-diploma voor onderhoudsfuncties en (CNC-)operatoren. Bedienden zonder diploma secundair onderwijs komen zelfs formeel niet aanmerking in een aantal sectoren, waaronder o.a. de publieke en de social profit sector. Ze kunnen zelfs niet eens solliciteren voor functies op niveau C bij de overheden en in de social profit. In de regio Leuven vertegenwoordigt de quartaire sector 23 een zeer groot aandeel van de tewerkstelling door de concentratie van ziekenhuizen, onderwijsinstellingen, de universiteit en provinciale, Vlaamse en regionale overheden. De start van Leren Werkt! was een vergelijkingstabel van de het opleidingsaanbod van VDAB en het volwassenenonderwijs op basis van naam, omschrijving en sector. Door de motoflow en het opleidingsprofiel via deskresearch te vergelijken, werd nagegaan of een 75-tal VDAB-opleidingen uit de regio ‘een’ overeenstemming vertonen met diplomeerbare beroepsopleidingen van het volwassenenonderwijs. In deze fase werd nog geen rekening gehouden met bevoegdheden, centrumbelangen en vestigingsplaatsen van de CVO. De deskresearch gebeurde dan ook hoofdzakelijk oor het consortium L4volwassenenonderwijs. De beide opleidingstrajecten samen voor te stellen merk je snel en algemeen de vergelijkbaarheid van opleidingen. Door de motoflow en het opleidingsprofiel naast elkaar te leggen (met de nodige duiding over de achterliggende logica) wordt de overeenstemming en vergelijkbaarheid bespreekbaar.
23
De quartaire sector omvat de niet-commerciële dienstverlening (openbaar bestuur, defensie, onderwijs, zorg, openbare orde en sociale zekerheid).
58
Ter illustratie plaatsen we de beide trajecten voor Productieoperator Verspaning en CNC-draaier naast elkaar. Figuur: Opleidingstraject CNC-draaier en leertraject Productieoperator Verspaning Opleidingstraject (motoflow) VDAB
Leertraject volwassenenonderwijs
Deze visualisering roept vragen op: kan 'basistechnieken mechanica' verbonden worden met 'basis metaal', de verschillende technieken van 'draaien' met de modules rond 'draaien', en 'CNC-draaien' (Computer Numerical Control) met 'numeriek gestuurde productiemachines'? Een volgende stap was een eerste opmaak van een vergelijkstabel, waarbij (vermoedelijk) overeenstemmende modules aangegeven worden. Een voorbeeld van een aantal opleidingen binnen Bouw en Industrieel Onderhoud en Productietechnieken, aangeboden in het competentiecentrum van Heverlee, staat in onderstaande tabel. Een kruisje geeft aan wanneer er een overeenkomst is tussen beide opleidingen. Op deze manier wordt de vergelijkbaarheid meer zichtbaar. In een volgende fase is het essentieel om deze opleidingen meer in detail en inhoudelijk (leerdoelstellingen) te bekijken via een werkgroep of overleg tussen direct de rechtstreeks betrokken verantwoordelijken. Soms blijkt hieruit dat er geen of een zeer kleine vergelijkbaarheid is tussen VDAB-opleidingen en opleidingen uit het volwassenenonderwijs. Dit geldt bijvoorbeeld voor sommige opleidingen uit de logistieke sector. Belangrijk is ook dat er rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van nieuwe opleidingsprofielen in het volwassenenonderwijs. Voor Leren Werkt! op CC Heverlee, ging het bijvoorbeeld over de opleidingen secretariaatsmedewerker en boekhoudkundig bediende. Deze opleidingsprofielen werden reeds ontwikkeld binnen de Vlaamse Kwalificatiestructuur. Na vergelijking van de verschillende opleidingsprofielen bleek dat deze nieuwe profielen beter aansloten bij de basisopleidingen van VDAB dan de oude opleidingsprofielen Kantooradministratie en Gegevensbeheer of Boekhouden-Informatica. Deze nieuwe opleidingen bleken in 2011 dan ook geschikter om een TKO-traject op te enten.
59
Tabel: Overeenkomsten opleidingen VDAB bouw en industrie met opleidingsprofielen volwassenenonderwijs Basisopleidingen bouw en industrieel onderhoud en productietechnieken
Metselaar
Installateur centrale verwarming
Sanitair installateur
Residentieel elektrotechnisch installateur
Industrieel elektrotechnisch installateur
Onderhouds -elektricien
CC Heverlee Opleidingen Volwassenenonderwijs Metselaar
Monteur centrale verwarming
Technieker centrale verwarming
Installateur centrale verwarming
Loodgieter
X
X
X
X
X
Sanitair installateur X
Residentieel elektrotechnisch installateur Industrieel elektrotechnisch installateur
Technieker aandrijfsystemen
X
X
X
X
X
X
60
Overlegmomenten Consortium – VDAB – CVO Deze eerste stappen resulteerde in een exhaustieve lijst van mogelijke overeenstemmingen tussen opleidingen die verder verfijnd kunnen worden. De uiteindelijke keuze van trajecten blijft de relevantie voor de (regionale) arbeidsmarkt. In de praktijk: In maart 2011 organiseerde L4-Volwassenenonderwijs een werkdag met haar CVO, CBE en VDAB. Tijdens dit overlegmoment zochten de partners naar welke diplomagerichte opleidingen uit het volwassenenonderwijs het beste aansloten bij de VDAB-opleidingen. Het vertrekpunt daarbij was het opleidingsaanbod van VDAB in de competentiecentra van Vlaams-Brabant. De voorafgaande deskresearch leidde tot vier thematische groepen: bediende en verkoop, bouw en industrie, ICT en social Profit. De werkgroep social Profit legde de focus niet op de ontwikkeling van een TKO-traject in het competentiecentrum, maar op de reeds bestaande samenwerking tussen volwassenenonderwijs en VDAB en de optimalisering hiervan. Verschillende opleidingen worden namelijk al langer ingericht door de CVO van L4-Volwassenenonderwijs, al dan niet in combinatie met Algemene Vorming, en hebben een hoog bereik van cursisten met VDAB-contract. Deze overlegmomenten zijn niet alleen waardevol, maar zelfs noodzakelijk om een goed zicht te krijgen op de leerinhouden van de modules, zowel van VDAB als onderwijs. Tegelijk worden beide culturen samengebracht. Dit vergt open overleg en kan niet vervangen worden door deskresearch. Ook de mensen uit de praktijk moeten hierbij snel betrokken worden (eigenaarschap) en kan niet het prerogatief van een consortium of een centrumverantwoordelijke zijn. Uit deze werkdag vloeiden verschillende overlegmomenten voort tussen VDAB, CVO, CBE en L4-Volwassenenonderwijs. Dit overleg leidde tot een verdere verfijning van de vergelijkstabellen en vormde mee de basis voor de uiteindelijke keuze van de in te richten trajecten. De verdere uitwerking van de vergelijkingstabellen is essentieel voor een correcte toepassing van de EVK-procedure tussen VDAB en het volwassenenonderwijs. De overeenstemmende modules worden zichtbaar, de ontbrekende elementen ten aanzien van het opleidingsprofiel ook. Het zijn de VDABinstructeurs en CVO-opleidingsverantwoordelijken die deze vergelijkbaarheid vastleggen. In deze fase wordt nog niet bepaald op welke manier de vrijstellingen worden gegeven, welke aanpassingen aan de VDAB-opleidingen nodig zijn of welk CVO effectief modules zal inrichten. De tabellen laten wel toe om de haalbaarheid te evalueren. In de praktijk: In de deskresearch werden overeenstemmingen gevonden tussen de VDABopleiding Onderhoudselektricien en de opleidingsprofielen Industrieel Elektrotechnisch Installateur en Technieker Aandrijfsystemen uit het volwassenenonderwijs. Om uiteindelijk een keuze te maken of de VDAB-opleiding Onderhoudselektricien in aanmerking komt voor certificering, worden de respectievelijke motoflow en leertraject omgezet naar een vergelijkingstabel.
61
Tabel: Opleidingstraject VDAB onderhoudselektricien en leertraject VO Technieker aandrijfsystemen en Industrieel Elektrotechnisch Installateur. VDAB: onderhoudselektricien
CVO: technieker aandrijfsystemen
Preventief en correctief onderhoud
Basis elektriciteit + Industriële installaties + Elektrische opbouwinstallaties (1 + 2)
Sectorspecialisatie + stage Onderhoudselektricien
Aandrijftechnieken 1-4 Basis metaal
CVO: industrieel elektrotechnisch installateur Basis elektriciteit + Industriële installaties + Elektrische opbouwinstallaties (1 + 2) + Industriële elektriciteit Aansluiting elektrische borden (1 + 2) Basis metaal Basis lassen
Het verschil in het leertraject Technieker Aandrijfsystemen en Industrieel Elektrotechnisch Installateur van het volwassenenonderwijs zit in de specifieke modules 'Aandrijftechnieken' enerzijds en anderzijds 'Industriële elektriciteit', 'Aansluiting elektrische borden' en 'Basis lassen'. De grootste overeenstemming voor de motoflow van onderhoudselektricien werd gevonden met het leertraject van Technieker Aandrijfsystemen. Op basis van de bespreking van de vergelijkingstabel werd beslist om de VDAB-opleiding Onderhoudselektricien dan ook te certificeren als Technieker Aandrijfsystemen. De concrete afstemming tussen beiden moet gebeuren in samenspraak met het CVO dat de opleiding ook effectief zal inrichten en certificeren. Dat komt verder in het stappenplan aan bod. Naast de opmaak van de vergelijkingstabel, werd tijdens de overlegmomenten ook een inschatting gemaakt van het potentieel aan cursisten in het VDAB-competentiecentrum. In 2010 namen bijvoorbeeld 1.411 cursisten deel aan een beroepsopleiding van VDAB waarvan 321 niet beschikten over een diploma secundair onderwijs (22.8%). Een behoorlijke groep dus … Het potentieel aan cursisten is voor het volwassenenonderwijs belangrijk, vooral door de “delers” (afhankelijk van het studiegebied) als basis voor de financiering in het volwassenenonderwijs. Een CVO heeft immers recht op leraarsuren voor de inrichting van lessen. Het aantal leraarsuren waarop een CVO recht heeft, wordt berekend volgens een specifieke formule. Bepalend in deze formule is de 'deler'. De deler geeft aan hoeveel cursisten minimaal (reglementair) de lessen moeten volgen. Bij de keuze van de opleidingen is de interesse en het potentieel dan ook essentieel om te komen tot voldoende grote groepen en het behalen van de decretale deler.
62
Tabel: Delers per studiegebied Studiegebied Diamantbewerking, koeling en warmte, mechanica-elektriciteit en textiel Auto, boekbinden en juwelen Hout, maritieme opleidingen, mode, muziekinstrumentenbouw, smeden Algemene vorming, bouw, chemie, decoratieve technieken, grafische technieken, voeding, industriële wetenschappen en technologie, gezondheidszorg en biotechniek Informatie- en communicatietechnologie, kant en toerisme Lederbewerking, Nederlands tweede taal en personenzorg Land- en tuinbouw, lichaamsverzorging, talen richtgraad 3 en 4 en handelswetenschappen en bedrijfskunde Handel, huishoudelijk onderwijs Bijzondere educatieve noden24 Keuze van de opleidingen De uiteindelijke keuze van de ingerichte arbeidsmarktanalyse door de VDAB.
opleidingen
werd
gebaseerd
Deler 7 8 9 10 11 12 13 14 4-8
op
een
De keuze werd gebaseerd op volgende criteria: 1. het belang van een diploma secundair onderwijs voor bepaalde beroepsgroepen 2. de lijst van knelpuntberoepen 3. het relatief succes van de aangeboden beroepsopleiding om voldoende kandidaatcursisten te hebben (deler), 4. het profiel van de werkzoekenden in de verschillende opleidingen, namelijk zijn ze al dan niet laaggeschoold, 5. het aanbod van beroepsopleidingen in het competentiecentrum te Heverlee en de maximale inhoudelijke overeenstemming hiervan met een onderwijsprofiel van het secundair volwassenenonderwijs, 6. de diplomagerichtheid van de opleidingen in het volwassenenonderwijs In de praktijk: Het eerste en tweede criterium bepaalden of de opleiding paste in het opzet van Leren Werkt!. Beroepen waar een diploma wel belangrijk is, maar waar VDABcursisten na de VDAB-opleiding vlot naar de arbeidsmarkt doorstromen, werden in een eerste fase niet in een TKO-traject geplaatst. De trajecten moeten ook leiden naar een knelpuntberoep. Uiteindelijk werden voor de eerst fase van Leren Werkt! (2011-2012) zeven opleidingen geselecteerd die in aanmerking kwamen voor een TKO-traject. Voor drie opleidingen waren er te weinig cursisten die de combinatie Algemene Vorming met beroepsopleiding wilden maken. Voor ICT werd de opleiding PC-technicus geselecteerd. Alle TKO-cursisten volgen echter de uitgebreidere VDAB-opleiding van Installateur SOHO-netwerken.
24
Vrachtwagenchauffeur en nascholing vrachtwagenchauffeur, Opleidingen Vlaamse gebarentaal richtgraad 1 en Vlaamse gebarentaal richtgraad 2, Opleiding ervaringsdeskundige in de armoede en sociale uitsluiting.
63
Tabel: Opleidingen 2011-2012 (start september 2011) Diplomeerbare VDAB-opleiding in TKOproject Onderhoudsmecanicien PC-technicus (Installateur SOHOnetwerken) Meertalig algemeen bediende Bediende in de boekhouding Diplomeerbare VDAB-opleiding, aangeboden als TKO-traject maar met onvoldoende cursisten Productieoperator CNC Onderhoudselektricien Webserverbeheerder / Systeembeheerder
Diplomagericht certificaat CVO Onderhoudsmecanicien Computeroperator Secretariaatsmedewerker Boekhoudkundig bediende Diplomagericht certificaat CVO
Productieoperator Verspaning Technieker aandrijfsystemen Webserverbeheerder
Na een eerste positieve tussentijdse evaluatie werd bekeken of dezelfde en eventueel andere opleidingen gecombineerd kunnen worden met Aanvullende Algemene Vorming. Dit voor de VDAB competentiecentra van Heverlee en Diest. Vanaf september 2012 werden in het competentiecentrum van Heverlee één ICTopleiding, één bediendeopleiding en vijf technische opleidingen in een TKO-traject georganiseerd. Op basis van bovenstaande criteria werd in het competentiecentrum van Diest een nieuw TKO-traject opgestart. Naast de criteria (o.a. knelpuntkarakter enz.) werd bijkomend rekening gehouden met de regionale specialisatie van het competentiecentrum op vlak van horeca-opleidingen. De opleiding hulpkok is niet diplomeerbaar in het volwassenenonderwijs, maar past wel in het zogenaamde baboesjkamodel van de koksopleiding. Alle modules van de opleiding Hulpkok komen ook terug in de opleiding tot Kok en leiden dus tot vrijstellingen. Het traject maakt het voor de cursist mogelijk om in een eerste semester de opleiding Hulpkok en in een tweede semester de stage Hulpkok te combineren met Algemene Vorming. Wanneer deze opleiding is afgesloten en de cursist beschikt over een certificaat Hulpkok en certificaat Algemene vorming, kan hij op een later tijdstip zich vervolmaken tot kok in het reguliere volwassenenonderwijs om op die manier zijn diploma Secundair Onderwijs te behalen. In de loop van het traject hulpkok in Diest werd door VDAB gevraagd of het traject kon aangepast worden naar de diplomeerbare beroepsopleiding Kok. Het traject van deze OKOT is volledig gebaseerd op het opleidingsprofiel van kok. Cursisten die in het OKOT-traject Kok slagen voor hun eerste zes modules behalen het certificaat van Hulpkok. Slagen ze ook voor de hierna volgende modules, dan krijgen ze het certificaat van Kok. De combinatie van het certificaat 'Kok' met een certificaat Aanvullende Algemene Vorming, leidt tot een diploma.
64
Schema: opleidingstraject Kok in het competentiecentrum te Diest
Er is ook zij-instroom mogelijk van werkzoekende cursisten die een certificaat willen behalen van Hulpkok en van werkzoekende cursisten die een certificaat willen behalen van Kok. Cursisten die de opleiding Hulpkok niet gevolgd hebben, maar wel via EVC in aanmerking komen, kunnen dit enkel nadat zij een positief assessment hebben afgelegd, dat aantoont dat zij reeds een voldoende niveau hebben. Deze zij-instromers combineren hun opleiding niet met Aanvullende Algemene Vorming, maar met werkplekleren. Ook cursisten die initieel zijn ingestapt in het AAV-traject, maar die (moeten) afhaken voor AAV kunnen de beroepsopleiding verder zetten. Hun AAV-tijd wordt dan ook ingevuld met stage of werkplekleren. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de diplomagerichte opleidingen in het competentiecentrum te Heverlee en Diest in 2012-2013.
65
Tabel: Opleidingen 2012-2013 (start september 2012) Diplomeerbare VDAB-opleiding in TKO-
Diplomagericht certificaat CVO
traject 2012-2013 Installateur SOHO-netwerken
Computeroperator
Meertalig algemeen bediende
Secretariaatsmedewerker
Productieoperator CNC
Productieoperator Verspaning
Onderhoudselektricien
Technieker aandrijfsystemen
Elektrotechnisch installateur
Industrieel elektrotechnisch installateur
Onderhoudsmecanicien
Onderhoudsmecanicien
Lasser
MIG/MAG en BMBE-lasser TIG en BMBE-lasser TIG en MIG/MAG-lasser
Certificeerbare VDAB-opleiding in TKO-
Niet-diplomagericht certificaat CVO
traject Hulpkok
Hulpkok
In 2012-2013 werd een lasopleiding aangeboden in het OKOT-traject. Omdat de sector geen vragende partij is naar een diploma voor deze beroepsgroep, werd deze opleiding vanaf 2013-2014 niet meer aangeboden. Om aan de noden van de arbeidsmarkt te voldoen, werd beslist om vanaf dit jaar de opleiding secretariaatsmedewerker en boekhoudkundig bediende niet meer in te richten. In de plaats kwam een opleiding commercieel administratief bediende. Vanaf 2013 werden ook twee opstartmomenten voorzien. Tabel: Opleidingen 2013-2014 Diplomeerbare VDAB-opleiding in TKO-
Diplomagericht certificaat CVO
traject 2013 – 2014 (start februari 2013) Installateur SOHO-netwerken
Computeroperator
Productieoperator CNC
Productieoperator Verspaning
Onderhoudselektricien
Technieker aandrijfsystemen
Elektrotechnisch installateur
Industrieel elektrotechnisch installateur
Onderhoudsmecanicien
Onderhoudsmecanicien
66
Diplomeerbare VDAB-opleiding in TKO-
Diplomagericht certificaat CVO
traject 2013 – 2014 (start september 2013) Commercieel administratief bediende
Secretariaatsmedewerker
Productieoperator CNC
Productieoperator Verspaning
Onderhoudselektricien
Technieker aandrijfsystemen
Elektrotechnisch installateur
Industrieel elektrotechnisch installateur
Onderhoudsmecanicien
Onderhoudsmecanicien
Diplomeerbare VDAB-opleiding in TKO-
Diplomagericht certificaat CVO
traject Kok
Kok
Procedure lesbevoegdheid en vestigingsplaats Vanaf het ogenblik dat beslist is welke opleidingen ingericht zullen worden, kan de procedure starten om een CVO te selecteren dat hiervoor bevoegd is en wil meewerken. Wat bepaalt de keuze voor een bepaalde opleidingsverstrekker om die ene kwalificerende module te geven? Hierin hanteren we binnen L4-Volwasseneneonderwijs twee belangrijke principes:
Expertise: VDAB heeft bijvoorbeeld geen juristen in huis, het CVO wel. CVO De Oranjerie geeft bijvoorbeeld de module burgerlijk en handelsrecht in de bediendeopleidingen. Deler: CVO krijgen hun middelen pas het jaar na de organisatie van de modules en moeten daarvoor minimum een aantal cursisten in die modules inschrijven.
Om als CVO een opleiding op een competentiecentrum te kunnen organiseren, moeten twee voorwaarden vervuld zijn. Het CVO moet
de onderwijsbevoegdheid hebben om de opleiding in te richten, en een vestigingsplaats hebben in de gemeente van het competentiecentrum. In de praktijk: Tot 31 december 2011 kon L4-Volwassenenonderwijs doorlopend en op een relatief snelle wijze bijkomende onderwijsbevoegdheid voor sommige opleidingen of een bijkomende vestigingsplaats aan een CVO toekennen. Cruciaal daarbij was het advies van de algemene vergadering van het consortium. Bij unanimiteit, verwierf het CVO onmiddellijk de betreffende onderwijsbevoegdheid of vestigingsplaats. Bij een verdeeld positief of negatief advies, werd de beslissing genomen door de Vlaams Regering. In de eerste fase van Leren Werkt! (20112012) werd snel en flexibel van deze procedure gebruik gemaakt.
67
Sinds 1 januari 2012 wordt elke beslissing over bijkomende onderwijsbevoegdheden en vestigingsplaatsen genomen door de Vlaamse Regering genomen, na (verplicht) advies door het consortium. Halfjaarlijks, op 31 januari en 30 september, kan een CVO een bevoegdheid of vestigingsplaats aanvragen met oog op respectievelijk 1 september en 1 februari. Dit betekent in de praktijk dat de procedure veel langer duurt en dat ten vroegste in mei (januarironde) of in december (september-ronde) de beslissing bekend is. Dit betekent dan ook dat in de planning van nieuwe trajecten met dit tijdskader rekening gehouden moet worden. Bovendien ligt de beslissing bij de Vlaamse Regering … Ondanks deze beperking in het toekennen van onderwijsbevoegdheden en vestigingsplaatsen, blijft het draagvlak binnen het regionaal samenwerkingsverband van het consortium essentieel. Binnen L4-Volwassenenonderwijs werd beslist om voor Leren Werkt! dezelfde overleg- en consensusprocedure aan te houden als voor deze wijziging. Het is immers een project van alle CVO en CBE’s samen, gestuurd vanuit de consortiumwerking. Elk consortium heeft een eigen procedure voor het adviseren over bijkomende onderwijsbevoegdheden en vestigingsplaatsen. Onderstaand schema visualiseert het verloop van deze procedure binnen L4-Volwassenenonderwijs. In de praktijk: Vertrekpunt is de concrete vraag van VDAB voor welke opleiding ze wil samenwerken met het volwassenenonderwijs, in welk competentiecentrum. In de praktijk van Leren Werkt! werd deze vraag geformuleerd vanuit de verschillende overlegmomenten tussen VDAB en L4-Volwassenenonderwijs. Voor dergelijke vragen hanteert L4-Volwassenenonderwijs haar procedure ‘opleidingsvragen’. Deze procedure heeft tot doel het volwassenenonderwijs als een betrouwbare partner aan derden te presenteren en snel, flexibel en onderbouwd een antwoord te bieden aan externe opleidingsvragen. Een belangrijke voorwaarde om opleidingsvragen te behandelen is dat de vraag voldoende gedetailleerd is. Er moet een duidelijk zicht zijn op:
Inhoud: stemt de inhoud van de vraag overeen met een bestaande opleiding (of modules)? Is het een vraag naar maatwerk of contractonderwijs? Is er sprake van een nieuw te ontwikkelen opleiding (bevraging opleidingsprofielen)? Doel: wat beoogt men te bereiken met de opleiding? Doelgroep: wat zijn de kenmerken van de kandidaat cursisten? Timing: wanneer wenst men een antwoord op de vraag? Intensiteit: op welke termijn wil men de opleiding afgerond hebben? Is het een terugkerende of éénmalige vraag? Locatie: betreft het een opleiding op locatie? Randvoorwaarden: zijn er bepaalde randvoorwaarden (bijvoorbeeld screening, beschikbare infrastructuur, vergoeding, enz.)?
Het expliciteren van een externe opleidingsvraag (vraagarticulatie) is vaak een iteratief proces waarbij in overleg stap voor stap een antwoord gezocht wordt op bovenstaande vragen.
68
Figuur: Consortiumgestuurde programmatie
Vraagbehandeling Bij de behandeling van een opleidingsvraag vertrekt L4-Volwassenenonderwijs van een aantal algemene principes zoals bepaald door de Algemene Vergadering van het consortium: 1. 2. 3. 4.
L4-Volwassenenonderwijs behandelt elke opleidingsvraag en formuleert een antwoord. Dit proces verloopt transparant en op basis van afgesproken principes, criteria en procedures (zie verder). Indien op de vraag wordt ingegaan, wordt een duidelijke keuze gemaakt. Het is niet de bedoeling om een opleidingsvraag te verkavelen over meerdere CVO. Onderlinge samenwerking behoort tot de mogelijkheden maar dit is afhankelijk van de vraag. Indien nodig, engageren de CVO zich om een éénmalige overdracht van uren te onderzoeken. Bij het behandelen van opleidingsvragen wordt niet enkel gekeken naar de "winst" die dit genereert maar ook naar de maatschappelijke relevantie van de voorliggende vraag.
De procedure om tot een antwoord op een opleidingsvraag te komen, bestaat uit drie stappen. Afhankelijk van de uitkomst van elke stap, kan een achterliggende procedure gestart worden.
Stap 1: Heeft één of meerdere CVO de onderwijsbevoegdheid om op deze vraag in te gaan? o Eén CVO heeft bevoegdheid: in dit geval kan de volgende stap gezet worden. o Geen of meerdere CVO hebben bevoegdheid: in dit geval formuleert L4Volwassenenonderwijs een consortiumgestuurde oproep tot kandidaatstelling (zie verder) Stap 2: Heeft het CVO de juiste vestigingsplaats? o Ja: in dit geval kan de volgende stap in de procedure gezet worden. o Nee: in dit geval formuleert L4-Volwassenenonderwijs een consortiumgestuurde oproep tot kandidaatstelling. Stap 3: Heeft het CVO hiervoor uren? o Ja: in dit geval kan de opleidingsvraag beantwoord worden. o Nee: in dit geval wordt de eenmalige overdracht van uren onderzocht.
De consortiumgestuurde oproep tot kandidaatstelling Wanneer geen of meerdere CVO de juiste onderwijsbevoegdheid of vestigingsplaats heeft, formuleert L4-Volwassenenonderwijs een interne oproep tot kandidaatstelling. Deze oproep bevat een uitgebreide beschrijving van alle elementen op basis waarvan een CVO kan beslissen over een kandidatuur: 1. 2. 3. 4. 5.
beschrijving van het samenwerkingsverband en de te realiseren doelstellingen, de maatschappelijke relevantie van de in te richten opleiding, de relatie met het opleidingsplan van het consortium, de door het CVO te nemen engagementen op vlak van samenwerking, het voorzien van lestijden, flexibiliteit en kwaliteit van de ingerichte modules, en een beschrijving van de binnen L4-Volwassenenonderwijs te volgen procedure.
70
De kandidaatstelling door de CVO De kandidaatstelling door een CVO gebeurt binnen L4-Volwassenenonderwijs volgens onderstaande procedure. 1.
Kennisgeving/Intentieverklaring: geïnteresseerde CVO maken hun interesse bekend op een bestuursvergadering. Deze intentie wordt beschouwd als een formele vereiste om zich kandidaat te stellen. 2. Concurrentie/selectieprocedure: indien meerdere centra op de opleidingsvraag wensen in te gaan (al dan niet via een bijkomende programmatie), moet het consortium een keuze kunnen maken voor het meest geschikte centrum. Bij die keuze laat L4-Volwassenenonderwijs zich leiden door twee belangrijke criteria: (1) expertise en (2) draagkracht. 2.1. Met expertise wordt nagegaan in welke mate het centrum aantoonbare ervaring heeft met het profiel van de doelgroep en in welke mate de opleidingsvraag aansluit bij het profiel van het centrum. 2.2. Het tweede criterium draagkracht doelt op de capaciteit van het centrum om op korte termijn op de vraag in te gaan en -indien nodig- een engagement voor langere termijn aan te gaan. 3. Aanvraag: het CVO dat zich uiteindelijk kandidaat stelt, dient vervolgens schriftelijk een aanvraag voor bijkomende onderwijsbevoegdheid/vestigingsplaats in op basis van de aanvraagformulieren van de Vlaamse Overheid 25. Vanuit de consortiumgestuurde oproep, is het grootste deel van deze aanvraag reeds beantwoord door het consortium. Het CVO dient enkel de centrumgerelateerde vragen te beantwoorden. Toetsingscriteria Zowel de overheid als L4-Volwassenenonderwijs toetsen aanvragen voor bijkomende onderwijsbevoegdheid of vestigingsplaatsen aan de hand van criteria. Deze toetsing vormt de basis voor het advies van het consortium:
Centrumprofiel: de mate waarin de aangevraagde onderwijsbevoegdheid aansluit bij het profiel of de reeds aanwezige onderwijsbevoegdheid van het centrum. Het is echter niet uitgesloten dat centra nieuwe onderwijsbevoegdheid verkrijgen die niet aansluit bij dat profiel. Maar in dat geval dient er een zeer grondige motivering aan het dossier toegevoegd te worden. Dit geldt in het bijzonder wanneer het centrum een substantieel deel van haar reeds verkregen onderwijsbevoegdheid niet inricht; Maatschappelijke behoefte: de mate waarin kan aangetoond worden dat er een maatschappelijke nood bestaat voor de nieuw aangevraagde onderwijsbevoegdheid. Het kunnen aantonen van deze maatschappelijke nood is essentieel voor de overheid om een positief gevolg te kunnen geven aan de aanvraag; Potentiële instroom: de mate waarin kan aangetoond worden dat er een potentieel aan cursisten bestaat voor de nieuw aangevraagde onderwijsbevoegdheid; Samenwerking met derden: de mate waarin er wordt samengewerkt met derden (bv. VDAB of de beroepssectoren) voor de organisatie van de nieuw aangevraagde onderwijsbevoegdheid; Toekomstvisie: de mate waarin de aanvraag gekaderd wordt in een langetermijnvisie van het centrum. Een aanvraag wordt best gekaderd binnen strategische of operationele doelstellingen van een beleidsplan op centrumniveau; Expertise & middelen: de mate waarin het centrum kan aantonen te beschikken over de nodige (personele) expertise en infrastructuur voor de organisatie van de nieuw aangevraagde onderwijsbevoegdheid;
25
http://www.ond.vlaanderen.be/volwassenenonderwijs/directies/communicatie.htm#Nieuwe_procedure_aanvraag_onderwijsbev oegdheid_en_aanvraag_nieuwe_vestigingsplaats
71
Inbedding in het consortium: de mate waarin kan aangetoond worden dat er nood is aan deze nieuwe onderwijsbevoegdheid in de regio van het consortium. Het centrumbestuur moet aantonen hoe deze aanvraag tot onderwijsbevoegdheid past binnen de strategische en operationele doelstellingen van het opleidingsplan van het consortium volwassenenonderwijs waarbij het is aangesloten. Zeker in het geval een ander centrum reeds beschikt over de nieuw aangevraagde onderwijsbevoegdheid moet er een grondige motivering aan het dossier toegevoegd worden.
Advies van het consortium Wanneer het consortium de aanvragen van de centra heeft ontvangen, wordt de procedure als volgt verder gezet: 1.
2.
3.
3.1. 3.2.
Toetsing criteria: het team van L4-Volwassenonderwijs toetst de aanvraag aan de beoordelingscriteria en brengt hierover schriftelijk verslag uit aan de Raad van Bestuur. Indien nodig, wint L4-Volwassenenonderwijs bijkomende inlichtingen in of vraagt extern advies. Bijkomende adviezen worden steeds aan het dossier toegevoegd. Beoordeling: de Raad van Bestuur beoordeelt de aanvragen op basis van het aanvraagformulier en het boordelingsformulier van L4-Volwassenenonderwijs en stelt een ontwerpadvies op. Dit advies wordt aan de Algemene Vergadering bezorgd. Beroepsmogelijkheid: uiterlijk op de 15de kalenderdag na de verzending van het advies, kunnen leden van de Algemeen Vergadering een bezwaar formuleren tegen dit ontwerpadvies van de Raad van Bestuur. Na deze periode zijn er twee mogelijkheden: als geen bezwaar werd aangetekend tegen het advies van de Raad van Bestuur, wordt dit advies beschouwd als het formele advies van L4-Volwassenenonderwijs; als bezwaar werd aangetekend tegen het advies van de Raad van Bestuur, komt de Algemene Vergadering samen om een definitief advies op te stellen.
Na de keuze van de opleidingen voor Leren Werkt! lanceerde L4-Volwassenenonderwijs een interne oproep tot kandidaatstelling aan de verschillende CVO van de regio. Na het doorlopen van deze verschillende stappen, maakte L4-Volwassenenonderwijs bij consensus een aantal keuzes en werden unaniem een aantal bevoegdheden en vestigingsplaatsen toegewezen (oude procedure) of positief geadviseerd (nieuwe procedure).
72
Onderstaande tabel geeft weer welk verantwoordelijk is voor welke opleiding.
CVO
in
2013-2014
binnen
Leren
Werkt!
Tabel: Consortiumgestuurde programmatie Certificaat vestigingsplaats Leuven
CVO
Procedure
Algemene Vorming
CVO Leuven-Landen
Administratief bediende
CVO De Oranjerie
Computeroperator
CVO De Oranjerie
Onderhoudsmecanicien
CVO VTI Leuven
Industrieel elektrotechnisch installateur
CVO VTI Leuven
Technieker aandrijfsystemen
CVO VTI Leuven
Productieoperator verspaning
CVO VTI Leuven
keuze uit drie geïnteresseerde en bevoegde CVO keuze uit twee geïnteresseerde en bevoegde CVO CVO met bevoegdheid & vestigingsplaats toegekend o.b.v. consortiumgestuurde programmatie CVO met bevoegdheid & vestigingsplaats CVO met bevoegdheid & vestigingsplaats CVO met bevoegdheid & vestigingsplaats
Certificaat vestigingsplaats Diest
CVO
Algemene Vorming
CVO De Oranjerie
Kok
CVO VTI Leuven
CVO met bevoegdheid & vestigingsplaats positief geadviseerd o.b.v. consortiumgestuurde programmatie26
Bekrachtiging van de diplomagerichte opleidingen Eénmaal de opleidingen gekozen, bekrachtigt VDAB de te organiseren OKOT-trajecten en de instapvoorwaarden en is er een warme overdracht van de VDAB Regie naar de VDAB projectmanager in het competentiecentrum die ervoor zorgt dat de samenwerking tussen VDAB en CVO duurzaam verloopt en dat de opleidingen zo knelpuntgericht mogelijk worden georganiseerd. Communicatie met de CVO gebeurt via het consortium.
26
In de loop van het traject hulpkok in Diest binnen Leren Werkt! werd door de VDAB gevraagd of het traject kon aangepast worden naar de diplomeerbare beroepsopleiding Kok. Hoewel CVO VTI Leuven officieel een vestigingsplaats Diest heeft, was het gebruik van deze vestigingsplaats bij de toekenning ervan beperkt tot de opleiding hulpkok en enkel in het kader van de samenwerking met de VDAB. In afwachting van een definitief decretaal kader voor de koppeling tussen onderwijsbevoegdheid en vestigingsplaats en loyaal aan de communicatie en voorwaarden van de administratie, vroeg L4-Volwassenenonderwijs in het najaar van 2012 om de interpretatie van de vestigingsplaats Diest voor CVO VTI Leuven te verruimen van hulpkok naar kok. Dit bleek niet mogelijk, waardoor een nieuwe aanvraag werd voorbereid naar aanleiding van de programmatieronde van januari 2013.
73
Volledige afstemming van de opleidingen Om de opleidingen in detail af te stemmen, wordt vertrokken van een vergelijkingstabel. In deze tabel worden de modules van beide trajecten naast elkaar geplaatst. Een directeur van een CVO kan een cursist pas vrijstellen voor een bepaalde module, als die de nodige competenties (zoals gedefinieerd in het opleidingsprofiel) heeft verworven. Wanneer niet alle nodige competenties verworven zijn via de standaard VDAB-opleiding, moeten de partners afspraken maken over wat er moet gebeuren om dit wel mogelijk te maken. Omgekeerd kunnen zij onderdelen uit een VDAB-opleiding weglaten omdat deze niet opgenomen zijn in het overeenstemmende opleidingsprofiel van het volwassenenonderwijs. Voor een aantal opleidingen zijn de verworven competenties in die mate vergelijkbaar dat er geen aanpassing van het opleidingstraject nodig is. In de praktijk: Een voorbeeld van opleidingen waar geen verdere afstemming nodig is, vinden we binnen de ICT-opleidingen, waarin de VDAB-opleiding Installateur SOHOnetwerken georganiseerd wordt volgens de Cisco-handboeken 'IT Essentials' en 'CCNA1 Discovery'. Op basis van overleg bleek dat de binnen de VDAB-opleiding verworven competenties volledig overeenstemmen met de competenties uit de opleiding Computeroperator van het volwassenenonderwijs. Er werd afgesproken dat het bevoegde CVO de module 'Computerbesturingssystemen 1' organiseert. Cursisten met onvoldoende voorkennis over ICT volgen voor de start van de opleiding nog de vooropleiding PC-technicus. Tabel: installateur SOHO-netwerken en Computeroperator. VDAB: installateur SOHO-netwerken Vooropleiding PC-technicus IT Essentials: Fundamental Operating Systems , Advanced Operating Systems, windows 7 supplement CCNA1: Operating Systems CLI : command line IT Essentials: Introduction to the Personal Computer, Safe Lab Procedure and Tool Use, Computer Assembly, Fundamental Laptops and Portable Devices, Advanced Personal Computers, Advanced Laptops and Portable Devices CCNA1: Introductions to Computers and Applications IT Essentials: Fundamental Printers and Scanners, Advanced Printers and Scanners IT Essentials: Basics of Preventive Maintenance and Troubleshooting, Communication Skills, CCNA1: Troubleshooting Your Network IT Essentials: Fundamental Security, Advanced Security, Basic Securities
27
CVO: computeroperator uur27 280 104
uur Computer-besturingssysteem 1 en 2
100
140
Computer en assemblagetechnieken
50
40
Randapparatuur
50
60
Onderhoud en herstellingen
50
60
Beveiliging
50
De uren zijn effectieve uren.
74
Eindoefeningen IT Essentials: Fundamental Networks CCNA1: Connecting to the Network, Connecting to the Internet Through an ISP IT Essentials: Advanced Networks CCNA1: Network Addressing, Network Services, Sub-netting, bekabeling CCNA1: Wireless Technology Totaal
32 60
Project CO/NT Basis netwerken
34 50
108
Netwerk-technologie
50
20 904
Draadloze netwerken Totaal
50 484
Voor de meeste opleidingen is er wel nood aan afstemming. In de praktijk: Binnen Leren Werkt! werden een drietal strategieën voor de afstemming gehanteerd: 1. VDAB past de leerinhoud aan van de reeds in het opleidingstraject voorziene modules 2. VDAB past de leerinhoud aan door een module toe te voegen aan of te schrappen uit het opleidingstraject 3. het bevoegde CVO organiseert vrijstellingsproeven. Deze verschillende mogelijkheden worden hieronder toegelicht aan de hand van praktijkvoorbeelden. In een aantal opleidingen werden de verschillende strategieën gecombineerd om tot een certificeerbare VDAB-opleiding te komen. VDAB past de leerinhoud aan van reeds in het opleidingstraject voorziene modules (1) Een voorbeeld waarbij VDAB de leerinhoud aanpaste van reeds binnen de opleiding georganiseerde modules, vinden we in de bediendenopleiding. In de module 'Uitbreiding boekhouden', uit het opleidingsprofiel van Boekhoudkundig bediende28, leerde de cursist hoofdzakelijk alle eindejaarsverrichtingen boeken op een correcte manier. Wanneer we de module op competentieniveau bekeken en vergeleken met de module 'Boekhouden' van de VDAB-opleiding, merkten we dat cursisten in de VDAB-opleiding de meeste van deze competenties verwierven, maar dat een aantal competenties ontbraken om recht te geven op een vrijstelling. Onderstaande tabel geeft dit weer. Om dit op te lossen, breidde VDAB haar opleiding niet uit in aantal uren, maar werd deze leerinhoud geïntegreerd in het bestaande lespakket. Tabel: competenties module 'Uitbreiding boekhouden' Verworven competenties in VDABopleiding uit de OP-module uitbreiding boekhouden nauwkeurig cijferen details zien en fouten opsporen
de resultatenrekening of beheersrekeningen opstellen de proef en saldibalans opstellen
Extra te verwerven competenties in VDABopleiding uit de OP-module uitbreiding boekhouden het voorbereidende werk voor het opmaken van budgetten verrichten het voorbereidende werk voor de vergelijking van de opgemaakte budgetten met de werkelijke financiële toestand verrichten het voorbereidende werk voor het opmaken van budgetten verrichten het voorbereidende werk voor het berekenen van de belangrijkste ratio's
28
Omdat de sector geen vragende partij is naar een diploma voor deze beroepsgroep werd dit traject vanaf 2013 niet meer aangeboden in het competentiecentrum te Heverlee.
75
verrichten de eindbalans en resultatenrekening maken een lijst van de schulden en de bezittingen van de onderneming maken bij het opstellen van zijn verslag de bedrijfsrevisor assistentie geven de lonen boekhoudkundig verwerken contacten met het sociaal secretariaat onderhouden de diverse voorschriften boeken
VDAB past de leerinhoud aan door een module toe te voegen of te schrappen aan het opleidingstraject (2) Een voorbeeld waarbij VDAB de leerinhoud moest aanpassen met modules die niet in het opleidingstraject voorzien waren, vinden we bijvoorbeeld in de opleidingen CNC. Van cursisten die de opleiding Productieoperator Verspaning volgden, wordt verwacht dat zij zowel kunnen frezen als draaien. In de CNC-opleidingen van VDAB kiezen cursisten echter bij het begin van de opleiding voor draaien dan wel voor frezen. Een CNC-draaier krijgt bijgevolg alleen maar modules rond draaien. Er werd afgesproken dat VDAB haar opleiding aanpaste zodat CNC-draaiers ook kunnen frezen en CNC-frezers kunnen draaien. Tabel: CNC-draaier en productieoperator verspaning VDAB: CNC-Operator
CVO: productieoperator verspaning uur
uur
29
Basistechnieken mechanica Conventioneel draaien en frezen instellen/bedienen Teach-in draaien en frezen instellen/bedienen CNC-draaien en frezen instellen/bedienen/programmeren Programmeren met CAM-ondersteuning Totaal
120
640
basis metaal voorbewerken draaien en frezen, + Initiatie draaien en frezen + Draaien en Frezen
34
435
320 400 80 156 0
instellen numeriek gestuurde productiemachines 1 + 2 Totaal
200 66 9
Het bevoegde CVO test of de competenties verworven zijn (3) Een volgende mogelijkheid wanneer de competenties niet duidelijk overeenstemmen is de cursisten testen. Een voorbeeld hiervan vinden we binnen de lasopleiding die (enkel) in 2012 georganiseerd werd.30
29
De uren zijn effectieve uren. Omdat de sector geen vragende partij is naar een diploma voor deze beroepsgroep werd dit traject vanaf 2013 niet meer aangeboden in het competentiecentrum te Heverlee. 30
76
Bij VDAB kiest een cursist doorgaans één lasproces (BMBE, TIG of MIG/MAG), waar in principe drie onderdelen (hoeknaad-, buis- en plaatlassen) van gevolgd worden en wat leidt tot internationaal erkende lasdiploma's (IWF). De VDAB-opleiding is per lasproces veel uitgebreider met een veelvoud aan uren, vergeleken met de opleidingen uit het volwassenenonderwijs. Wat de modulaire opbouw betreft, zijn beide opleidingen wel zeer vergelijkbaar, omdat er telkens een onderscheid is volgens lasproces en onderdelen. Onderstaande tabel illustreert deze specifieke situatie. De gekleurde vakken zijn de modules die behoren tot de opleiding. Tabel: overzicht modules lasopleidingen Modules
Hoeklassen Basis B Basis Basis lasse M MIG/ elektr. met. n BE MAG TIG
Plaatlassen
Buislassen
BMB E
BMB E
MIG/ MAG TIG
MIG/ MAG TIG
Opleiding BMBE MIG/MAG TIG Om de lasopleiding van VDAB diplomeerbaar te maken, moesten cursisten twee van de drie lasprocessen beheersen. Zowel het bevoegde CVO als VDAB gingen ervan uit dat een cursist, die via de VDAB-opleiding één lasproces goed beheerste, alle competenties zou moeten bezitten om ook een tweede lasproces toe te passen. Dit resulteerde in de afspraak dat het CVO een vrijstellingsproef ontwikkelde voor dit tweede lasproces. VDAB bereidde cursisten voor op deze proef. Wanneer een cursist slaagde in de vrijstellingsproeven, kreeg hij vrijstellingsattesten. Wanneer een cursist niet slaagde, kreeg hij enkel het deelcertificaat van het proces waarvoor hij werd opgeleid. In dit geval konden de cursisten een tweede lasproces aanleren in het reguliere volwassenenonderwijs en zo alsnog de nodige certificaten behalen om tot een diploma secundair onderwijs te komen. De opleidingsfiches met onder andere de vergelijkingstabel van elk OKOTopleidingstraject vind je op de website http://www.lerenwerkt.org/professionelen/esf-project. Uitleg omtrent het lezen en interpreteren van deze fiches vind je achteraan dit instrument. Opmaak opleidingsprogramma Beroepsmodules Wanneer zowel de motoflow als het opleidingstraject met de grootste zorg met elkaar vergeleken en afgestemd zijn en het beroepspakket samengesteld is, beslissen de partners welke module het CVO organiseert. Omwille van decretale redenen moet een CVO minstens één module organiseren om een OKOT-opleiding te kunnen certificeren. De belangrijkste criteria in dit keuzeproces zijn de deler en de expertise. Het niet halen van de deler heeft namelijk belangrijke gevolgen voor het lestijdenpakket van een CVO. Opleidingen met te weinig potentieel aan cursisten, kunnen wel gecertificeerd worden wanneer er gemeenschappelijke modules zijn met andere opleidingen en wanneer hetzelfde CVO de onderwijsbevoegdheid voor die verschillende opleidingen heeft. De opleidingen van zowel VDAB als volwassenenonderwijs zijn immers
77
modulair georganiseerd, waarvan een aantal modules terugkomen binnen verschillende opleidingen. In de praktijk: Zie onderstaande tabel van leertrajecten uit het studiegebied mechanicaElektriciteit. De gekleurde vakken zijn de modules die behoren tot het opleidingsprofiel. Op basis van deze tabel werd afgesproken dat het CVO de module 'Basis metaal' zou organiseren in het competentiecentrum voor al deze te certificeren opleidingen aangezien alle leertrajecten dit gemeenschappelijk hebben. Dit garandeert een voldoende hoog cursistenaantal.
Lassen
Technieker aandrijfsystemen
Onderhoudsmecanicien
Productieoperator verspaning
Frezer
Opleidingsprofielen
Residentieel elektrotechni sch installateur Draaier-
Tabel: overzicht modules van leertrajecten uit het studiegebied mechanica-elektriciteit
Modules die deel uitmaken van het leertraject Basis elektriciteit Basis metaal Elektrische opbouwinstallaties Elektrische comfortschakelingen Elektrische inbouwinstallaties Initiatie frezen Initiatie draaien Frezen Draaien Voorbewerken draaien frezen Instellen numeriek gestuurde productiemachines Basis lassen Monteren Mechanisch onderhoud Industriële installaties Aandrijftechnieken Lassen en montagetechnieken Als de deler voor een door het CVO te geven module niet gehaald wordt en de cursistengroep niet kan aangevuld worden met cursisten uit andere opleidingen met dezelfde leerinhoud, is contractonderwijs31 een andere mogelijkheid. Dit impliceert dat VDAB de volledige en effectieve kost betaalt (incl. personeelskost). Deze optie is echter niet duurzaam en kan best slechts uitzonderlijk gekozen worden. Een tweede criterium is expertise. Binnen een aantal opleidingen moeten modules voorzien worden, waarvoor VDAB geen eigen instructeur in huis heeft maar het CVO wel (of omgekeerd). Het is dan ook logisch dat het bevoegde CVO deze module organiseert (of omgekeerd).
31
Onderwijs dat overeenkomstig het decreet volwassenenonderwijs is erkend, waarvoor de centra onderwijsbevoegdheid hebben en waarvan de VTE of de leraarsuren geheel of gedeeltelijk door derden zijn gefinancierd of gesubsidieerd.
78
In de praktijk: In het project Leren Werkt! was dit bijvoorbeeld het geval binnen de bediendenopleidingen voor de juridische modules. Het opleidingsprofiel van Secretariaatsmedewerker voorziet de module 'Basis burgerlijk en handelsrecht', een module die niet voorzien is in de overeenstemmende VDAB-opleiding. Het verwerven van deze competenties is echter noodzakelijk om de opleiding te certificeren. Deze module kan echter moeilijk geïntegreerd worden in het bestaande lessenpakket en het is niet wenselijk om minder uren te voorzien voor de andere modules. In praktijk wordt de VDAB-opleiding hierdoor verlengd met het aantal uren die nodig zijn om deze competenties te verwerven. De keuze viel op het bevoegde CVO om deze module in te richten. In tegenstelling tot het CVO beschikte het competentiecentrum van Heverlee immers niet over instructeurs of leerkrachten die de nodige vakinhoudelijke competenties hebben.
Aanvullende Algemene Vorming Om binnen het secundair volwassenenonderwijs een diploma te behalen, heb je niet enkel een certificaat van een beroepsopleiding nodig, maar ook een certificaat van de Aanvullende Algemene Vorming (AAV). Om van tweedekansonderwijs te spreken, heb je dus twee delen nodig: een algemeen en beroepsspecifiek gedeelte. De opleiding AAV is opgebouwd uit volgende modules: Nederlands Moderne Taal (Engels of Frans) Wiskunde Informatie- en communicatietechnologie Wetenschappen Maatschappij Cultuur Organisatie en Samenwerking Een cursist die zich inschrijft in een regulier TKO-aanbod kan zelf kiezen of hij de M- dan wel de B-modules volgt. Dit kan per module verschillen in functie van de interesse, capaciteiten, voorkennis, enz. van de cursist. Omdat de partners voor de OKOTtrajecten geïntegreerd samenwerken, maakt VDAB en CVO de keuze in onderling overleg. Dit op basis van:
het profiel van de beroepsspecifieke opleiding. Voor de cursisten van een aantal industrie-opleidingen zijn de M-modules bijvoorbeeld te eenvoudig. Hier wordt dan gekozen om de B-modules aan te bieden.
de deler. De flexibiliteit in keuze kan tot gevolg hebben dat de deler onvoldoende gehaald wordt. Onder andere omwille van de financierbaarheid moeten de cursistengroepen voor het CVO voldoende groot zijn. Hierdoor kunnen dus niet altijd de M- en de B-modules samen aangeboden worden.
79
Figuur: leertraject Algemene Vorming AAV
AAV 20 Informatie- en communicatietechnologie M1
AAV 20 Informatie- en communicatietechnologie B1
AAV 40 Maatschap., Cult. en Samenwerk. M
AAV 20 Informatie- en communicatietechnologie B2
40 AAV Maatschappij M
1/2 AAV 20 Informatie- en communicatietechnologie M2
AAV 40 Maatschap., Cult. en Samenwerk. B
AAV 40 Moderne Vreemde Talen M1
AAV 40 Moderne Vreemde Talen B1
40 AAV Maatschappij B
AAV 40 Moderne Vreemde Talen M2
AAV 40 Moderne Vreemde Talen B2
AAV 40 Moderne Vreemde Talen M3
AAV 40 Moderne Vreemde Talen B3
AAV 40 Moderne Vreemde Talen M4
AAV 40 Moderne Vreemde Talen B4
1/2
1/2 AAV 20 Informatie- en communicatietechnologie M3
1/2
1/2
1/2
1/2 AAV 20 Informatie- en communicatietechnologie B3
40
40
AAV Cultuur B
AAV Cultuur M
1/2 AAV Organisatie en Samenwerking M
AAV Organisatie en Samenwerking B
40
40
40 AAV Nederlands Basis
40
AAV Wiskunde Basis 1/2
1/2
1/2 80
80
AAV Wiskunde B1
AAV Wiskunde M1
80 40 AAV Wetenschappen M
40 AAV Wetenschappen B
AAV Wiskunde M2
40
AAV Wiskunde B2
80
AAV Nederlands M1
AAV Nederlands B1 1/2
1/2 40
Aanvullende algemene vorming 780 Lt
80
AAV Nederlands M2
80
AAV Nederlands B2
Daarnaast ook: Leerondersteuning: In de OKOT-trajecten ondersteunt het Centrum voor Basiseducatie (CBE) het ‘leren’ extra via een module ‘Leerondersteuning’. In deze module werkt een studiebegeleider aan basiscompetenties en het verhogen van zelfredzaamheid en zelfvertrouwen. Een uitgebreide informatiefiche over de Leerondersteuning vind je terug in productfiche 5.2. Stage Cursisten commercieel bediende en computeroperator volgen na de opleiding een stage van zes weken. Bij de OKOT-trajecten in industrie volgt een stage van twee weken na de opleiding. Er bestaat ook een mogelijkheid om tijdens de schoolvakanties op stage te gaan, maar de klantenconsulent bespreekt dit met de cursist afhankelijk van zijn parate kennis op dat moment. Sollicitatietraining Om de aansluiting met de arbeidsmarkt na de opleiding zo goed mogelijk te laten plaatsvinden, krijgen de cursisten in het traject sollicitatietraining. Dit kan gaan van wekelijkse individuele gesprekken met de instructeur en/of jobcoach tot groepstrainingen over een curriculum vitae opstellen, een sollicitatiebrief schrijven, je voorbereiden op een gesprek, enz. De klantenconsulent kan de cursist verplicht naar zo’n sessie sturen.
80
Tijdens het laatste gedeelte van de opleiding, als de klantenconsulent oordeelt dat de cursist voldoende competenties heeft, begint hij onder begeleiding reeds beroepsgericht te solliciteren. Als de cursist na de opleiding nog geen werk heeft, wordt hij zes maanden verder begeleid door de klantenconsulent. Daarna neemt de trajectbegeleider van de Werkwinkel de verdere begeleiding over. Zodra het opleidingsprogramma zijn definitieve vorm gekregen heeft, wordt het binnen VDAB teruggekoppeld naar de VDAB-domeinexpertisemanager. Een domeinexpertisemanager (DEM) op de centrale diensten van VDAB onderhoudt de nodige contacten met de betreffende sector en kan de plannen afstemmen met de noden en de sectorverantwoordelijke. Opleidingscode aanmaken De opleidingsmanager van het competentiecentrum maakt voor het nieuwe OKOT-traject een opleidingscode aan. Zodra deze code aangemaakt is, kan je de betreffende OKOTopleiding terugvinden in het opleidingsaanbod op de website van VDAB. Je zoekt ofwel op (een deel van) de naam van de opleiding of op de code, ofwel selecteer je bij doelgroep ‘werkzoekende’ en typ je in het zoekveld ‘tweedekans’. Erkenningscontract partners De VDAB-projectopvolger regie giet alle afspraken tussen de onderwijspartners in een erkenningscontract dat alle partijen ondertekenen. Opmaak uurroosters In de praktische uitwerking van de tweedekanstrajecten is binnen Leren Werkt! principieel gekozen om de beroepsopleiding en de AAV waar mogelijk geïntegreerd te organiseren op één plaats. Dit is een bewuste keuze: de cursist moet niet voor de meeste beroepsmodules naar het competentiecentrum en voor één of een beperkt aantal beroepsmodules naar de gebouwen van het ene CVO en voor de algemene vakken naar de gebouwen van een ander CVO. Bovendien maakten de partners de keuze om AAV en de beroepsmodules in een duaal traject aan te bieden waarbij ongeveer de helft van de tijd aan Algemene Vorming besteed werd en de andere tijd aan het beroepsspecifieke deel. Op die manier worden de slaagkansen van de cursist vergroot door de modules van AAV niet in één doorlopend blok aan te bieden. De afwisseling tussen theorie en praktijk moet cursisten voldoende afwisseling bieden. In de praktijk: De modules van Algemene Vorming worden verdeeld over het schooljaar waarbij meer dan twee dagen per week voorzien worden. Het CVO en VDAB beslissen in onderling overleg of de M- of de B- modules ingericht worden. VDAB plant dan complementair de beroepsopleiding op dagen waarop geen les Algemene Vorming voorzien is. Daarnaast volgen de cursisten ook de beroepsmodules tijdens de schoolvakanties. Om de nodige uren Algemene vorming te verdelen, is er gespreid over twee semesters nood aan minstens 2,5 dagen contactonderwijs. Elke betrokken opleidingsverstrekker vult het eigen rooster in aan de hand van de beschikbaarheid van leerkrachten en instructeurs.
81
Hieronder vind je een voorbeeld van een lessenrooster: Uurrooster
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Beroepsopleiding
Beroepsopleiding
Beroepsopleiding
Algemene vorming
2de semester 8.45 – 10.35 Pauze
Algemene vorming
10.45 – 12.35 Middag 13.15 – 15.05
Algemene vorming
Pauze 15.15 – 17.05
Leerondersteuning
In de eerste fase van Leren Werkt! was er bewust één opstartmoment voorzien, omdat alle partners zich realiseerden dat deze samenwerking en dit nieuwe traject op verschillende vlakken een zeer grote uitdaging vormde. De organisatie nodeloos nog complexer maken, leek in deze fase niet opportuun. Vanaf 2013 voorzag VDAB twee opstartmomenten: in september en in februari. De partners maken in onderling overleg twee lessenroosters op: voor het eerste semester van de groep die opstart, en voor de bestaande groep die haar tweede semester ingaat. Als de bestaande groep bijvoorbeeld in haar tweede semester Algemene Vorming heeft op maandag, woensdagnamiddag en vrijdag, heeft de nieuwe groep beroepsmodules op die dagen, en vice versa. Hieronder vind je een voorbeeld van twee geïntegreerde lessenroosters die zijn opgemaakt voor de industrie-opleidingen voor de periode januari 2014 tot en met juni 2014. afhankelijk van eventueel behaalde vrijstellingen voor ICT M1, 2 en 3 volgen de cursisten van de 'bestaande groep' één tot drie uur Leerondersteuning.
82
TKO industrie (september '13 - juni '14), 2de semester Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Tijd >07.30
Beroepsmodule
Beroepsmodule
08.45Nederlands B2 9.40
Beroepsmodule
ICT M3
9.40Nederlands B2 10.35
Beroepsmodule
ICT M3
10.45Nederlands B2 11.40
Beroepsmodule
11.40Nederlands B2 12.35
Beroepsmodule
Wiskunde B1
Leerondersteuning
Beroepsmodule
Wiskunde B1
ICT M1/M2
Leerondersteuning
Beroepsmodule
Wiskunde B1
Beroepsmodule
ICT M1/M2
Leerondersteuning
Beroepsmodule
Wiskunde B1
13.15Frans B3/4 14.10
Beroepsmodule
Wetenschappen B
Beroepsmodule
Macusa B
14.10Frans B3/4 15.05
Beroepsmodule
Wetenschappen B
Beroepsmodule
Macusa B
15.15Frans B3/4 16.10
Beroepsmodule
Wetenschappen B
Beroepsmodule
Organisatie & Samenwerking
16.10Frans B3/4 17.05
Wetenschappen B
Organisatie & Samenwerking
83
TKO Industrie (februari '14 - januari '15), 1ste semester Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Tijd >07.30
Beroepsmodule
Beroepsmodule
08.45-9.40
Beroepsmodule
Nederlands M1
ICT M3
Frans M 1/2
Beroepsmodule
9.40-10.35
Beroepsmodule
Nederlands M1
ICT M3
Frans M 1/2
Beroepsmodule
10.45-11.40 Beroepsmodule
Nederlands M1
ICT M1/2
Frans M 1/2
Beroepsmodule
11.40-12.35 Beroepsmodule
Nederlands M1
ICT M1/2
Frans M 1/2
Beroepsmodule
13.15-14.10 Beroepsmodule
Wisk Basis/M2
Leerondersteuning
Cultuur
Beroepsmodule
14.10-15.05 Beroepsmodule
Wisk Basis/M2
Leerondersteuning
Cultuur
Beroepsmodule
15.15-16.10 Beroepsmodule
Wisk Basis/M2
Leerondersteuning
Maatschappij M
Beroepsmodule
16.1017.05
Wisk Basis/M2
Maatschappij M
Voor de opleidingstrajecten in Heverlee werd in de eerste fase (2011-2012) gekozen voor overwegend zuiver contactonderwijs32, ondersteund door een digitaal leerplatform. Op dit platform kunnen leerkrachten studiemateriaal en opdrachten plaatsen en communiceren cursisten online met elkaar en met leerkrachten. Cursisten kunnen langs dit kanaal ook opdrachten inleveren en zelfevaluaties maken. Er is ook plaats voor persoonlijke informatie, cursusinformatie, cursusinhoud, discussie, enz. De cursisten krijgen toegang tot het platform bij inschrijving. Deze elektronische leeromgeving is bereikbaar vanop elke computer met een internetverbinding. In een verdere fase Van Leren Werkt! werd bij de ICT- en bediendenopleidingen ook blended leren ingebouwd. De instructeurs geven bepaalde onderdelen van modules in afstandsleren, andere onderdelen in contactleren. Het is niet zo dat een heel vak in 32
Het volwassenenonderwijs kan georganiseerd worden als contactonderwijs of als gecombineerd onderwijs. Het contactonderwijs is de traditionele vorm van onderwijs waarin een leerkracht in een leslokaal aan een vaste groep van leerlingen lessen geeft. Een andere vorm van onderwijs is het afstandsonderwijs waarin de lessen online aangeboden worden en cursisten zelfstandig bepalen waar en wanneer ze willen leren. Begeleiding, sturing en ondersteuning wordt online geboden op leerplatforms. Wanneer er een combinatie van contactonderwijs en afstandsonderwijs wordt aangeboden, spreken we van gecombineerd onderwijs.
84
afstandsleren wordt gegeven of een ander vak compleet in contactleren. ICT biedt een mix van beide vormen aan. Ook binnen contactleren moet er rekening gehouden worden dat klassikale momenten worden afgewisseld met zelfstudie. Omdat de onderwijsvorm in het competentiecentrum van Diest gecombineerd is, wordt daar Algemene Vorming voorzien op twee dagen. Ook de beroepscomponent wordt voorzien op 2 of 2,5 dagen. Toeleiding De toeleiding van cursisten gebeurt in hoofdzaak door VDAB aangezien zij de communicatietools in handen hebben om de gewenste doelgroep te bereiken. In de eerste plaats kan VDAB een mailing uitsturen naar een vooraf geselecteerde doelgroep, zijnde laaggeschoolde werkzoekenden. VDAB gebruikt hiervoor Siebel, het CRMprogramma waarbij men gerichte communicatie verstuurt aan de hand van geselecteerde parameters. Siebel haalt haar gegevens uit de databank ‘Mijn Loopbaan’ van VDAB. ‘Mijn Loopbaan’ is het opvolgsysteem van VDAB, waarin elke werkzoekende zijn eigen dossier beheert. Ook trajectbegeleiders en klantenconsulenten kunnen er informatie per werkzoekende of klant registreren. Naast de Siebelcommunicatie leiden de VDAB-trajectbegeleiders potentiële cursisten ook rechtstreeks toe naar de klantenconsulent of eerst naar een infosessie. In een infosessie krijgt een cursist een goed inzicht in de verschillende onderdelen van de opleiding (beroepsgedeelte, AAV-gedeelte, stage, sollicitatietraining), de vereiste competenties en het takenpakket op de werkvloer, de beroepsmogelijkheden na de opleiding, leermethodieken (groepsleren, afstandsleren, enz.) en de verdere selectieprocedure. Naast de wervingsinspanningen van VDAB kunnen de andere partners, waaronder het consortium, ook communicatie-acties (flyers, Facebook, ...) op touw zetten. Dit is echter ondersteunend, de gewenste doelgroep wordt het snelst bereikt via de VDABcommunicatie. Screening Een potentiële cursist moet voorafgaand aan de start van de opleiding goed gescreend worden. Voldoet de cursist aan alle instapvoorwaarden? Is hij gemotiveerd om een jaar voltijds een opleiding te volgen? Hoe zit het met zijn leervermogen? Enz. Al deze vragen worden op basis van een uitgebreide screening in kaart gebracht. De screening gebeurt niet enkel door VDAB. Ook de CVO dragen hun steentje bij. Gezien er in dit tweedekansproject verschillende partners betrokken zijn, is het van belang dat er op voorhand goede afspraken gemaakt worden wie welke screening op zich neemt. Een uitgebreide informatiefiche over de screening vind je terug in productfiche 5.3. Aankoop materiaal De opleiding is volledig gratis voor een cursist. Het CVO mag dus geen kosten voor cursusmateriaal en benodigdheden aan de cursist aanrekenen. De te maken en voorziene kosten moeten daarom tijdig aan het competentiecentrum doorgegeven worden, zodat VDAB het materiaal kan voorzien. In het geval van Leren Werkt! gaat het over de AAVcursussen, voldoende rekenmachines, een Viewscreen enz.
85
Contactdag en administratie VDAB-contract cursist De cursisten ondertekenen een voltijds VDAB-contract, én zijn ingeschreven bij de betrokken CVO en het CBE die de modules in het competentiecentrum inrichten. Voor praktische redenen gebeurt alle administratie via en in het competentiecentrum, idealiter op de eerste lesdag (dit is: de contactdag). De CVO ontvangen voor hun administratie een attest van VDAB. De administratie verbonden aan het VDAB-contract wordt volledig door VDAB verzorgd. Op de contactdag ontvangen de cursisten ook een VDAB onthaalbrochure waarin hun rechten en plichten opgesomd zijn, waarin het huishoudelijk reglement van VDAB uitgelegd is, enz. De cursisten ondertekenen een document waarin ze aangeven dat ze de infobrochure gelezen hebben. Hiermee verklaren ze zich ook akkoord met de rechten en plichten die verbonden zijn aan het VDAB-contract. Statuut van de cursist De cursist heeft, zodra hij het opleidingscontract ondertekent, een aantal rechten en plichten. Rechten van de cursist
Werkloosheidsuitkering: cursisten met recht op een werkloosheidsuitkering behouden deze tijdens de opleiding. De werkloosheidsvergoeding blijft ongewijzigd tijdens de opleiding, dit omdat het een voltijdse opleiding is van minstens 35uur/week. Op het eind van de maand krijgt de cursist zijn C98.
De cursisten zijn vrijgesteld van inschrijvingsgeld. Dit betekent dat cursisten geen inschrijvingsgeld betalen bij het CVO. De opleidingen AAV en de module Leerondersteuning van Basiseducatie zijn sowieso gratis. Voor (de modules uit) de beroepsopleiding van het CVO zijn de cursisten vrijgesteld van het inschrijvingsgeld (1 euro per lestijd). Deze vrijstelling geldt niet alleen voor de cursisten in dit traject. Alle cursisten die een wachtuitkering of werkloosheidsuitkering krijgen en die een opleiding volgen die door de VDAB erkend is in het kader van een traject naar werk zijn vrijgesteld van inschrijvingsgeld. VDAB maakt hiervoor de nodige attesten op die de CVO nodig hebben voor hun administratie.
Alle leermateriaal en beschermingsmiddelen mogen gratis gebruikt worden. VDAB neemt alle kosten voor zijn rekening en koopt het leermateriaal aan dat de cursisten nodig hebben om het TKO-traject te kunnen volgen volgens de geldende wettelijke bepalingen en interne VDAB-richtlijnen. Dit geldt niet alleen voor de kosten die verbonden zijn met de vakken uit de beroepsopleiding zoals gereedschap, materieel en cursussen, maar ook voor de handboeken, kopieën en bijvoorbeeld rekenmachines die cursisten nodig hebben voor de vakken Algemene Vorming.
86
Verplaatsings- en verblijfsvergoeding: cursisten met een VDAB-contract kunnen van VDAB een gratis netabonnement van De Lijn (derdebetalersysteem) of een kilometervergoeding krijgen. Het netabonnement van De Lijn is één jaar geldig en geeft recht op alle gewone diensten van trams en bussen van De Lijn in heel Vlaanderen. De kilometervergoeding is geldig tijdens de opleiding of stage, en bedraagt 0,15 euro per kilometer, ongeacht het vervoermiddel en vanaf de eerste kilometer.33 Als de afstand tussen de woonplaats en het opleidingscentrum of de stageplaats te groot is, kan de cursist een verblijfsvergoeding vragen. Dit is een tussenkomst voor een overnachting, middagmaal en avondmaal. De VDAB-directeur van het competentiecentrum beslist of de cursist recht heeft op deze vergoeding. Voorwaarde is wel dat je een huurovereenkomst of een bewijs van overnachting kan voorleggen.
Vergoeding voor kinderopvang: cursisten krijgen de werkelijke kosten voor kinderopvang terugbetaald tot de kinderen naar school gaan. Voor cursisten met kinderen in het kleuter- of basisonderwijs worden de kosten voor de buitenschoolse opvang vergoed. Voorwaarde is wel dat de opvang in een erkende instelling plaatsvindt en dat de kosten bewezen worden.
Stimulanspremie: sommige werkzoekenden 34 krijgen een stimulanspremie van 1 euro bruto per effectief gevolgd opleidingsuur.
Premie einde opleiding: cursisten die ten minste twaalf maanden volledig werkloos zijn op het ogenblik dat ze de opleiding beginnen, krijgen na zes maanden ononderbroken voltijdse opleiding een premie van de RVA, op basis van een formulier C91 dat de cursist van VDAB krijgt op het einde van de opleiding. De premie bedraagt 247,89 euro.
De werkzoekende, die is ingeschreven bij VDAB, kan beroep doen op de uitgebreide kosteloze dienstverlening van VDAB. Cursisten die een VDAB-opleiding volgen, worden door de VDAB begeleid in hun zoektocht naar werk. Zo krijgen zij tijdens hun opleiding sollicitatietraining. Tijdens het laatste deel van de opleiding, als de klantenconsulent oordeelt dat de cursist voldoende competenties heeft, begint hij onder begeleiding reeds beroepsgericht te solliciteren. Als de cursist na de opleiding nog geen werk heeft, wordt hij zes maanden verder begeleid door de klantenconsulent. Daarna neemt de trajectbegeleider de verdere begeleiding indien nodig over.
33
Bij de start van de opleiding was er enige discussie (ook tussen de cursisten zelf) rond de verplaatsingsvergoeding. Vraag was of cursisten die met een studentenkaart kortingen krijgen bij het openbaar vervoer nog een kilometervergoeding kunnen krijgen, en of dat het bijvoorbeeld niet zou kunnen dat zij enkel de effectieve vervoerskost vergoed zouden krijgen. Een studentenkaart van het volwassenenonderwijs geeft echter in regel geen recht op kortingen bij het openbaar vervoer. Jongeren (- 25 jaar) kunnen dan wel weer kortingen krijgen. Dit is een recht, waar zowel VDAB als de CVO geen enkele controle kunnen op uitvoeren. Jonge cursisten die wat verder weg wonen kunnen dus effectief met bijvoorbeeld een Buzzy Pazz goedkoop met De Lijn reizen en toch een kilometervergoeding vragen. 34
1. Uitkeringsgerechtigde werklozen die meer dan één jaar ingeschreven of leefloongerechtigden met personen ten laste, of 2. niet-werkende werkzoekenden met een arbeidshandicap die een inkomensvervangende tegemoetkoming of een invaliditeitsuitkering ontvangen met personen ten laste.
87
De cursist is verzekerd tegen arbeidsongevallen onderweg naar, van of in het competentiecentrum of tijdens de stage.
VDAB stelt gratis werkkledij en gereedschappen ter beschikking. De werkkledij wordt geregeld gewassen en hersteld op kosten van VDAB. Op het einde van de opleiding levert de cursist de kledij en het gereedschap in. Tijdens de opleiding kunnen de cursisten ook gratis gebruik maken van computers en/of het internet (enkel in het kader van de studie). VDAB stelt ook haar kantine met gratis koffie open voor de cursisten.
Plichten van de cursist
Vacature of jobaanbod: de opleiding en jobbegeleiding brengen ook plichten met zich mee, zoals bijvoorbeeld de plicht om in te gaan op vacatureverwijzingen. Als de vereisten voor de job overeenkomen met de competenties die de cursist verworven heeft tijdens de opleiding, moet hij dit aanbod aanvaarden. Reageert de cursist niet, dan brengt VDAB RVA op de hoogte. Oordeelt RVA dat de cursist te weinig inspanningen doet om werk te vinden, dan kan die een sanctie uitspreken of de uitkering schorsen.
Aanwezigheid: De TKO-cursisten zijn verplicht aanwezig in de lessen. In geval van ongeschiktheid (ziekte of ongeval) moet het competentiecentrum onmiddellijk verwittigd worden en een medisch attest krijgen. Ook de andere afwezigheden moeten gestaafd worden met een geldig attest. Elke cursist ontvangt een persoonlijke afwezigheidskaart waarop hij alle sollicitaties, alle gewettigde en alle ongewettigde afwezigheden tijdens de opleiding noteert. Wanneer de cursist op voorhand weet dat hij gewettigd afwezig is (bijvoorbeeld een sollicitatiegesprek) vult hij de kaart in en bezorgt hij deze ter goedkeuring aan de VDAB-coach samen met het bewijs van de geplande afwezigheid. Bij ziekte en een ongeplande gewettigde afwezigheden brengt de cursist deze kaart achteraf in orde, samen met het (dokters-)attest. Bij ongewettigde afwezigheid vult de cursist de kaart ook achteraf in en bespreekt hij zijn afwezigheid met de coach. Hij krijgt automatisch een schriftelijke waarschuwing. Wanneer de cursist meerdere keren ongewettigd afwezig is, kan VDAB de opleiding stopzetten.
Ook veelvuldige telaatkomingen worden niet getolereerd. Als de cursist drie keer te laat komt, krijgt hij eerst een mondelinge en daarna een schriftelijke waarschuwing. Indien hij dan nog te laat komt, kan VDAB het contract stopzetten.
Elk CVO en het CBE houdt eveneens voor zichzelf de registratie van de aanwezigheden door de leerkrachten bij. De attesten die gewettigde afwezigheid staven, worden per cursist gecentraliseerd en bewaard in het competentiecentrum. Het is belangrijk dat de aanwezigheden van de cursisten secuur bijgehouden worden. Het lestijdenpakket van een CVO voor een bepaald schooljaar wordt namelijk berekend op basis van de financierbare cursisten in de voorafgaande referteperiode. De verificatie is gemachtigd ter plaatse controles uit te voeren zodat het lestijdenpakket berekend kan worden op basis van geverifieerde gegevens. De verificatie is ook gemachtigd ter plaatse vaststellingen te doen wat de aanwending van de toegekende middelen betreft. De attesten die de gewettigde afwezigheid staven en die bewaard worden bij VDAB moeten beschikbaar zijn voor het CVO in geval van verificatie. Een medewerker van het CVO komt dan de attesten ophalen.
88
Huishoudelijk reglement: het huishoudelijk reglement bepaalt wat wel en niet kan in het competentiecentrum: verboden bezit van soft- en/of harddrugs, beschadiging van meubilair, lokalen en materiaal, respectvol omgaan met medecursisten en VDAB-medewerkers, enz.
Wanneer cursisten ongewettigd afwezig zijn, het huishoudelijk reglement van het opleidingscentrum niet naleven, e.d. kan VDAB de opleiding stopzetten. VDAB geeft in dit geval de gegevens van de cursist door aan de RVA in het kader van transmissie35. VDAB verwittigt ook de partners dat het opleidingscontract stopgezet is.
Opvolging door VDAB en eventuele heroriëntatie VDAB-klantenconsulenten doen de individuele opvolging van cursisten voor het volledige traject aan de hand van een Technisch Pedagogisch Dossier (TPD). Dit dossier zet vorderingen, aanpak en attitudes van de cursist uit tegenover de beginsituatie en het ingeschatte potentieel. Het maakt troeven en werkpunten samen met andere conclusies bespreekbaar met de cursist. Het TPD bestaat uit minimaal vier luiken:
Algemene info gerelateerd aan de beginsituatie, zoals het werkverleden, de duur van de werkloosheid, het opleidingsverleden, de resultaten van het vooronderzoek in functie van de gekozen beroepsopleiding (medische testing, assessment, PTO, jobverwachting van de cursist, ...) Het leertraject van de beroepsopleiding, waarin de verschillende modules en stage worden beschreven, met start- en einddata, evaluatie- en beslissingsmomenten, leervorm, ... De opvolging van het leertraject met concrete doelstellingen en opvolgingsgesprekken per module Een competentierapport
Is de cursist langdurig afwezig door ziekte of een ongeval of kan hij niet meer volgen in de opleiding (foute studiekeuze)? Dan kan hij in overleg met de klantenconsulent, de instructeur of de opleidingsverantwoordelijke, een andere beroepsopleiding in het competentiecentrum starten, weliswaar zonder zicht op een diploma secundair onderwijs. Klassenraad, AAV-examens, evaluatie Een gezamenlijk cursistenoverleg tussen VDAB, CVO en CBE vindt plaats tijdens een zeswekelijkse klassenraad. In deze klassenraad zitten: de projectmedewerker van L4Volwassenenonderwijs, vanuit het CVO de verantwoordelijke adjunct-directeur en de leerkrachten, vanuit het CBE de leerkracht of het afdelingshoofd en de leerkrachten die Leerondersteuning verzorgen, en vanuit VDAB de klantenconsulenten en instructeurcoaches en in functie van hun agenda, de campus- en/of servicemanagers. De directeur (of zijn aangestelde) van het CVO bevoegd voor AAV, zit deze klassenraad voor. De agenda wordt in overleg tussen VDAB, L4-Volwassenenonderwijs en het CVO opgesteld. L4-Volwassenenonderwijs verzorgt het verslag en de communicatie van de beslissingen en opvolgpunten naar alle betrokkenen. De klassenraad bestaat telkens uit twee blokken. In het eerste deel worden gemeenschappelijke agendapunten behandeld. Voorbeelden hiervan zijn de organisatie van de module 'Leerondersteuning', de organisatie van de examens, het algemeen niveau van de groep, afspraken over wat er gebeurt als een leerkracht ziek is of wat cursisten kunnen doen in springuren, administratieve en praktische afspraken, manier van elkaar contacteren, reglementen en formulieren, gebruik lokalen enz... In het tweede deel worden alle cursisten één voor één overlopen: sterke kanten, aandachtspunten en 35
De gegevensoverdracht van VDAB naar RVA met betrekking tot een werkloze, waarin kan aangegeven worden dat de werkloze onvoldoende meewerkt aan de voorgestelde acties van VDAB. Wanneer de RVA hier gevolg aan geeft kan een sanctie of uitsluiting volgen. Bij een uitsluiting verliest de werkloze (tijdelijk of definitief) het recht op de uitkering.
89
moeilijkheden, resultaten, enz. De deliberatie van de examens Algemene Vorming gebeurt eveneens in deze gemeenschappelijke vergadering. Op het einde van elk semester organiseert het CVO een examenperiode in het competentiecentrum voor AAV. Voor elke module voorziet zij één herexamen. Voor de taalvakken (Frans, Engels en Nederlands) moeten de cursisten geslaagd zijn in de aanvangsmodule om sequentieel te kunnen starten in de tweede module in het tweede semester. Als op de deliberatie blijkt dat een cursist voor een bepaalde module niet geslaagd is, dan behaalt hij op het einde van de opleiding enkel de deelcertificaten voor de modules waarvoor hij wel geslaagd is. Wel kan de cursist later het ontbrekende deelcertificaat in avondonderwijs behalen, en zo alsnog zijn diploma secundair onderwijs verwerven, op voorwaarde dat hij ook het certificaat van de beroepsopleiding in zijn bezit heeft. De deliberatie van de examenresultaten AAV is de verantwoordelijkheid van de directie en leerkrachten AAV van het bevoegde CVO. De verantwoordelijken van de VDAB en de leerkracht basiseducatie zijn bij dit overleg aanwezig. Opmaak attesten, certificaten en diploma's Wanneer cursisten tijdens het eerste semester niet geslaagd zijn in alle AAV-modules, ligt de beslissing bij VDAB of zij in het tweede semester de Algemene vorming nog kunnen volgen onder VDAB-contract. Als dit niet kan, schakelen de cursisten zoals hierboven vermeld over naar een voltijdse VDAB-beroepsopleiding en kunnen zij hun AAV eventueel in avondonderwijs volgen. De beroepsopleiding leidt eveneens tot een certificaat, uitgereikt door de CVO die de kwalificerende module gegeven heeft. Beide certificaten geven recht op het diploma secundair onderwijs. L4 Volwassenenonderwijs coördineert de aanmaak van de attesten en certificaten. De CVO die het beroepscertificaat uitreikt, heeft hiervoor namelijk eerst de VDAB-attesten nodig. Het CVO dat het certificaat AAV en het diploma secundair onderwijs aflevert, heeft hiervoor het beroepscertificaat nodig. Proclamatie In de omzendbrief van het volwassenenonderwijs staat dat CVO ten laatste op het einde van de tweede maand na het afsluiten van de evaluatie de behaalde studiebewijzen aan de cursisten uitreiken36. Als de einddeliberatie dus bijvoorbeeld plaatsvindt op 26 juni, dan moet de proclamatie ten laatste voor eind augustus georganiseerd worden. De diploma’s van zowel de TKO-opleidingen in het competentiecentrum in Diest als in Heverlee worden plechtig overhandigd aan de cursist, in het bijzijn van familie en vrienden in het competentiecentrum te Heverlee. De proclamatie van de eerste afstudeergroep gebeurde in aanwezigheid van Fons Leroy, Pascal Smet en pers om de unieke en nieuwe OKOT-trajecten extra luister bij te zetten. Ondersteuning in de zoektocht naar werk Een begeleider van VDAB, de klantenconsulent of een instructeur geeft tijdens de opleiding aan elke cursist een individuele begeleiding naar werk. Hierbij worden niet enkel de technische vaardigheden besproken, maar ook de persoonsgebonden competenties die in een job nodig zijn. Deze jobbegeleider bespreekt op regelmatige tijdstippen samen met de cursist gepaste vacatures en ondersteunt hem in het solliciteren, tot maximum zes maanden na het succesvol beëindigen van de opleiding. De leertrajectbegeleider in de Werkwinkel blijft de cursist daarna helpen in de zoektocht naar werk.
36
Omzendbrief VWO/2011/02 artikel 2.2.1.
90
5.1.3. Leeswijzer opleidingsfiches De opleidingsfiches van alle TKO-opleidingen in het competentiecentrum van Heverlee en Diest vind je in excel terug op http://www.lerenwerkt.org/professionelen/esf-project Hoe je elk tabblad van de fiches interpreteert, vind je in het voorbeeld van elektriciteit – industrie hieronder. Lestijden zijn omgerekend naar effectieve uren, tenzij ‘lestijden’ vermeld. Vergelijkingstabel (tabblad 3) VDAB Onderhoudselektricien
uur CVO Technieker aandrijfsystemen
Installatietechniek preventief onderhoud Sectorspecialisatie Onderhoudselektricien (2 modules) Correctief onderhoud
320 Industriële installaties 320 Aandrijftechnieken 1-4
Stage onderhoudselektricien
160
Totaal
320
uur CVO Industrieel elektrotechnisch installateur 133 Industriële installaties 200 Aansluiting elektrische borden Industriële elektriciteit
uur
133 100 133
Basis metaal 33 Basis metaal 33 Basis elektriciteit 33 Basis elektriciteit 33 Elektrische 133 Elektrische 133 opbouwinstallaties opbouwinstallaties 1+2 1+2 Basis lassen 33 1120 Totaal 532 Totaal 598
In de vergelijking van de industriële elektriciensopleidingen werd vertrokken van de VDAB -opleiding onderhoudselektricien. De competenties van deze opleiding werden naast de competenties van de opleidingsprofielen Technieker aandrijfsystemen en Industrieel elektrotechnisch installateur gelegd. In de vergelijking ontbreken bij VDAB een aantal competenties die VDAB wel aanleert in haar opleidingen Basistechnieken Mechanica (BTM) en Residentieel elektrotechnisch installateur (REI): basis metaal, lassen en elektriciteit en elektrische opbouwinstallaties. In de ontwikkelde OKOT Elektriciteit Industrie wordt daarom een gemeenschappelijke basis voorzien met een aangepaste BTM en REI. In de tweede helft van het OKOT wordt enerzijds gespecialiseerd in techniek aandrijfsystemen en anderzijds in industriële elektrotechnische installaties. Er werd in de ontwikkeling van de aangepaste trajecten niet gekozen om een OKOT in te richten op basis van het opleidingsprofiel PLC-technieken omdat de reguliere cursussen en expertise in het competentiecentrum van Heverlee beter aansluiten bij de modules aandrijfsystemen. Er werd ook niet voor gekozen om een OKOT in te richten op basis van het opleidingsprofiel Industrieel elektrotechnisch Installateur omdat deze opleiding pas erkend werd als diplomagericht op het moment dat het programma reeds klaar was.
91
Moduleoverzicht (tabblad 1) Nadat de vergelijkbaarheid op punt is gezet, bekom je onderstaand moduleoverzicht waarbij de modules in de grijze vakken de gemeenschappelijke basis vertegenwoordigen.
Modules opleidingsprofielen volwassenenonder - wijs lestijden Basis elektriciteit 40 Basis metaal 40 Elektrische opbouwinstallaties 1 80 Elektrische opbouwinstallaties 2 80 Industriële Installaties 160 PLC 1 60 PLC 2 60 PLC 3 60 Aandrijftechnieken 1 40 Aandrijftechnieken 2 40 Aandrijftechnieken 3 40 Aandrijftechnieken 4 120 Basis Lassen 40 Industriële elektriciteit 160 Aansluiting elektrische borden 1 40 Aansluiting elektrische borden 2 80 Elektrisch onderhoud 1 40 Elektrisch onderhoud 2 60 Elektrisch onderhoud 3 120 TOTAAL LT TOTAAL EFFECTIEVE UREN
PLCtechnieker
Technieker Aandrijfsystemen
Industrieel Elektrotechnisch Installateur
Onderhoudselektricien
X X
X X
X X
X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X X X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X
X X X X
X X X 580
640
720
940
483
532
600
783
92
Aangepast traject OKOT onderhoudselektricien (voorbeeld 2012-2013) (tabblad 4) OKOT Onderhoudselektricien BTM Basis elektriciteit en elektrotechniek Residentieel elektrotechnisch installateur Driefasemotoren en elektrische machines Industriële elektronica en frequentieregelaars PLC-technieken, PID, Pneumatica en Hydraulica Elektrische machines: basis
uur CVO Technieker aandrijfsystemen 112 Basis metaal
uur
60 Basis elektriciteit
33
240 Elektrische opbouwinstallaties 1 en 2 60 Industriële installaties
33
133 133
72 Aandrijftechnieken 1
33
170 Aandrijftechnieken 2
33
88 Aandrijftechnieken 3
33
Elektrische schakeltechnieken
76 Aandrijftechnieken 4
100
Herhaling en remediëring
36
Informatie- en Communicatietechnologie 1 Informatie- en Communicatietechnologie 2 Informatie- en Communicatietechnologie 3 Maatschappij
17 Informatie- en Communicatietechnologie 1 17 Informatie- en Communicatietechnologie 2 17 Informatie- en Communicatietechnologie 3 33 Maatschappij
17
Cultuur Organisatie en samenwerking
33 Cultuur 33 Organisatie en samenwerking
33 33
Maatschappij, cultuur en samenwerking Engels 1 Engels 2 Engels 3 Engels 4 Wiskunde Basis Wiskunde 1 Wiskunde 2 Wetenschappen Nederlands Basis
33 Maatschappij, cultuur en samenwerking 33 Engels 1 33 Engels 2 33 Engels 3 33 Engels 4 33 Wiskunde Basis 67 Wiskunde 1 33 Wiskunde 2 33 Wetenschappen 33 Nederlands Basis
33
Nederlands 1 Nederlands 2 Totaal
67 Nederlands 1 67 Nederlands 2 1562 Totaal
17 17 33
33 33 33 33 33 67 33 33 33 67 67 1179
De modules in blauw zijn de gemeenschappelijke basis. In het OKOT-traject Onderhoudselectricien Aandrijftechnieken worden bijvoorbeeld 112 uren Basistechnieken Mechanica (BTM) gegeven. De competenties die daarin bereikt worden, stemmen overeen met Basis Metaal (33u) uit het leertraject Technieker Aandrijfsystemen. Idem voor de competenties uit de module Basis elektriciteit en elektrotechniek en de module residentieel elektrotechnisch installateur. De modules in groen zijn de specialisatiemodules of de modules die het verschil maken tussen het OKOT-traject en het traject uit het volwassenenonderwijs. De module
93
Driefasenmotoren en Elektrische machines duurt bijvoorbeeld 60 uur en vertoont overeenstemming met Industriële installaties uit het volwassenenonderwijs. Daar duurt deze module echter 133 uur. Niet alle competenties uit Industriële installaties (zie tabblad 2 Competenties Opleidingsprofiel) worden in de 60 uur durende module Driefasemotoren en elektrische machines gezien. Die ontbrekende competenties komen echter wel terug in andere modules in het OKOT-traject. De modules van AAV zijn in geel aangeduid. Op basis van EVK en niveautesten worden cursisten soms vrijgesteld van een aantal vakken AAV. In praktijk merken we dat een groot aantal cursisten wordt vrijgesteld van de modules: Engels 1 en 2, wiskunde basis en Nederlands basis. Ontwerpuurrooster voor de maand september (2012-2013) voor Onderhoudselektricien aandrijfsystemen (vanaf tabblad 5) VDAB CC Haasrode CVO VTI Leuven CVO Leuven-Landen (TKO) CBE Open School
lesuur
Maandag 3/09/2012
7:30 uur - 16:00 uur VDAB-uren
1 lesuur = 1 uur 1 lesuur = 50 minuten
8:45 uur - 17:05 uur TKO-uren lesvrij moment
1 lesuur = 55 minuten 1 lesuur = 55 minuten
Dinsdag 4/09/2012
Woensdag 5/09/2012
Donderdag 6/09/2012
1 2 3 4 5 6 7 8
Onthaal cursisten
Maandag Dinsdag lesuur 10/09/2012 11/09/2012 1
Vrijdag 7/09/2012
Engels
2 3 4 5 ICT 6 7 Maatschappij 8
BTM: planlezen en meettechniek
Woensdag 12/09/2012 ICT
Donderdag Vrijdag 13/09/2012 14/09/2012 BTM: planlezen en meettechniek
Nederlands
Leerondersteuning BTM: planlezen en meettechniek
Wiskunde
94
Maandag Dinsdag lesuur 17/09/2012 18/09/2012 1
Engels
BTM: plaatwerk
2 3 4 5 ICT 6 7 Maatschappij 8
ICT
Donderdag Vrijdag 20/09/2012 21/09/2012 BTM: plaatwerk
Nederlands
Leerondersteuning BTM: plaatwerk
Maandag Dinsdag lesuur 24/09/2012 25/09/2012 1 Engels 2 3 4 5 ICT 6 7 Maatschappij 8
Woensdag 19/09/2012
BTM: zagen
Woensdag 26/09/2012 ICT
Wiskunde
Donderdag Vrijdag 27/09/2012 28/09/2012 BTM: zagen
Nederlands
Leerondersteuning BTM: zagen
Wiskunde
CVO VTI Leuven volgt de uren van VDAB, dus van 7.30uur tot 16.00uur. Het Centrum voor Basiseducatie volgt de uren van TKO, dus van 8.45uur tot 17.05u. Ongeveer 2.5 dagen zijn besteed aan AAV (inclusief Leerondersteuning). In dit uurrooster telkens op een maandag, woensdagvoormiddag en vrijdag. De andere dagen volgen de cursisten de beroepsmodules.
95
5.2. LEERONDERSTEUNING
Productidentificatie Type product: Methodiekontwikkeling Open Leercentrum (OLC) voor de OKOT-trajecten
Gebruikers:
Centra voor Basiseducatie Competentiecentra VDAB Centra voor Volwassenenonderwijs Consortia Volwassenenonderwijs
Doelstelling:
De methodiek van het Open Leercentrum wordt vertaald naar een nieuwe doelgroep, namelijk laaggeschoolde werkzoekenden die bij VDAB een diplomagerichte tweedekansleerweg volgen, en naar een nieuwe context, namelijk een VDAB-competentiecentrum waarin ook andere potentiële doelgroepen gebaat kunnen zijn met een OLC. De OLC-begeleider moet de cursist aanmoedigen om het leren stapsgewijs steeds meer zelf in handen te nemen. Elke activiteit wordt behandeld in vier fases: oriënteren, plannen, uitvoeren en evalueren. De OLC-begeleider ziet er op toe dat alle fasen voldoende doorlopen worden. Er bestaat momenteel geen uitgewerkte methodiek voor laaggeschoolde werkzoekenden die bij VDAB een tweedekansleertraject volgen, dat leidt tot een diploma secundair onderwijs. Het project voorziet in de ontwikkeling van een aangepaste methodiek voor deze doelgroep, rekening houdende met het nieuwe opleidingsprofiel van Aanvullende Algemene Vorming.
96
Inhoudstafel 5.2.1. Opzet en context 5.2.2. Concept van de leerondersteuning °De methodiek van het Open Leercentrum °Opzet van het G-coachconcept 5.2.3. De leerondersteuning in de praktijk °Inhoud °Attitudes en sleutelcompetenties °Ontwikkeling van lesmateriaal °Duurtijd °Werkwijze °In groep of individueel °Opvolging en overlegmomenten 5.2.4. Conclusies en globale evaluatie °Verloop van het project °Bevindingen °De samenwerking °Aandachtspunten voor de studiebegeleider 5.2.5. Kritische succesfactoren
97
5.2.1. Opzet en context Voor de meeste TKO-cursisten is het niet eenvoudig om (terug) de stap naar onderwijs en leren te maken. Dit heeft onder andere te maken met negatieve schoolervaringen en een gebrek aan zelfvertrouwen, waardoor bepaalde vaardigheden niet of weinig gebruikt of geoefend worden. Leren vraagt van deze cursisten dan ook een grote inspanning. Leren is ook een complex gegeven waarbij zowel sociale, culturele, economische als individuele omstandigheden een rol spelen en een invloed hebben op elkaar. Vanuit de ervaring van het Centrum voor Basiseducatie (CBE) in het begeleiden van onder andere modules ‘leren leren’ voor kortgeschoolde volwassenen werd snel duidelijk in de beginperiode van Leren Werkt! dat hier de nodige knowhow aanwezig is om extra ondersteuning te bieden aan de cursussen AAV (Aanvullende Algemene Vorming). In de modules ‘leren leren’ uit het modulaire aanbod van Basiseducatie wordt er immers ook gewerkt aan basiscompetenties zoals het verhogen van zelfredzaamheid en zelfvertrouwen. Daarnaast worden de cursisten begeleid vanuit hun reële mogelijkheden naar een maximaal leerresultaat en het bevorderen van het leerplezier. De leerondersteuning wordt in de OKOT-trajecten in het VDAB-competentiecentrum geïntegreerd aangeboden. Dit wil zeggen dat de uren een onderdeel zijn van het lessenrooster waarin ook de beroepsopleiding en de lessen AAV een plaats hebben. De uren zijn verplicht te volgen. De begeleider van de leerondersteuning kan wel, in overleg met de VDAB-klantenconsulent, beslissen om een vrijstelling te geven op basis van voldoende competenties om de cursussen uit de opleiding TKO zelfstandig te studeren. In de beginperiode van Leren Werkt! was het zoeken om zowel organisatorisch als inhoudelijk de juiste weg te vinden. De inhoud van de TKO-opleiding situeert zich immers op niveau van de 3e graad secundair onderwijs, terwijl het Centrum voor Basiseducatie werkt aan doelen op niveau van de 1e graad secundair onderwijs. De basisvaardigheden waaraan tijdens de leerondersteuning wordt gewerkt, moeten immers binnen het doelenkader van de basiseducatie passen zoals bepaald in het decreet. Ook de samenwerking en de communicatie tussen de verschillende betrokken partners maakten dat er in het begin werd ingezet op het vinden van de juiste methodiek om leerondersteuning zowel inhoudelijk als organisatorisch te kunnen realiseren. In het eerste projectjaar kregen de cursisten in het competentiecentrum van Heverlee drie uur leerondersteuning. Vanaf februari 2013 werd dit vermeerderd naar zes uur. In de voormiddag kregen de cursisten groepsbegeleiding. In de namiddag werd individueel gewerkt: tijdens de uren van de beroepsmodules konden cursisten indien gewenst aan specifieke leervragen werken. Echter, op die manier ontstond een achterstand in de beroepsopleiding. Na de fase van het ESF-project werd enkel nog gewerkt met groepen en niet meer met individuele begeleiding.
98
5.2.2. Concept van de leerondersteuning Bij de opzet van het project ging CBE ervan uit dat het concept van een Open Leercentrum (OLC) kon ingezet worden in de leerondersteuning voor een TKO-traject. Daarnaast werd in de beginperiode van het project ook het concept van de G-coach toegepast in de setting van de leerondersteuning voor AAV. Hierna geven we aan wat beide concepten inhouden. De methodiek van het Open Leercentrum In een OLC komen verschillende functies aan bod:
Het OLC als leercentrum: het OLC werkt parallel aan de cursussen AAV en is bedoeld als ondersteuning van het leerproces aldaar. De activiteiten die cursisten in het OLC doen, vloeien voort uit de gevolgde cursus. Cursisten oefenen extra op vaardigheden die nodig zijn om in de opleiding AAV beter te kunnen functioneren of om de opleiding met succes te beëindigen. Dit kan gaan over leervaardigheden, informatie verwerkende vaardigheden, studieplanning, het maken van verslagen, het nemen van notities, enz. Het OLC kan slechts in beperkte mate als leerplaats functioneren, en dit enkel en alleen als er een duidelijke afgrenzing is van mogelijke inhouden en cursistenprofielen.
Het OLC als informatiecentrum: in deze functie zal het OLC de toegang tot allerlei informatiekanalen vergemakkelijken voor de doelgroep van AAV. Dit in het kader van het maken van taken en opdrachten. Hier zal ook de nodige ondersteuning geboden worden aan de informatieverwerkende vaardigheden die nodig zijn om taken en opdrachten te maken.
Het leerproces structureren: de OLC-begeleider structureert het leerproces van de cursist en volgt dit op. De opvolging gebeurt in overleg met de lesgevers AAV.
Didactiek: de aangeboden didactiek vertrekt vanuit de algemene didactische principes van het centrum. Bovendien zullen specifieke aandachtspunten uit de verschillende leerdomeinen de didactiek beïnvloeden. Het leren in een Open Leercentrum in functie van AAV vereist daarnaast enkele bijzondere aandachtspunten die in dit project verder onderzocht werden.
Zelfstandig leren bevorderen: naast het inhoudelijk werken wordt in het OLC veel aandacht besteed aan zelfstandig leren. Om het zelfstandig leren te stimuleren, past de OLC-begeleider de didactiek van de afnemende sturing (het opleiden en begeleiden van cursisten naar meer zelfstandigheid) en de 4-fasen methodiek (Fase 1 - Concreet ervaren, fase 2 - Waarnemen en overdenken (reflecteren), fase 3 - Abstracte begripsvorming, fase 4 - Actief experimenteren) toe. In de ondersteuning naar zelfstandig Leren Werkt! het OLC in het verlengde van de groepslessen, waar het bereiken van een grotere zelfstandigheid voorop staat.
Materiaalontwikkeling: in een OLC staat de cursist centraal. De inhoud, methodiek en organisatie sluiten zoveel mogelijk aan bij de individuele leerwensen en behoeften van de cursist. De OLC-begeleider maakt de bedoeling van elke activiteit duidelijk in functie van zijn leerdoel(en). In het beste geval brengt de cursist zelf de bedoeling van zijn bezoek aan het Open Leercentrum over aan de OLC-begeleider. De OLC-begeleider observeert de betrokkenheid van de cursist op zijn activiteit en past eventueel het aanbod aan. Om zo adequaat mogelijk te werken, moet er veel aandacht gaan naar het ontwikkelen van materialen.
99
Opzet van het G-coachconcept Het rapport ‘De G-coach. Geïntegreerde geletterdheidtraining in beroepsopleidingen’ stelt deze geïntegreerde geletterdheidstrajecten voor als leertrajecten waarbij cursisten het leren van een bepaald beroep of het deelnemen aan een welbepaald opleidingstraject koppelen aan het verwerven van basiscompetenties (taal, wiskunde en ICT) die voor dat bepaald beroep of voor deelname aan een welbepaalde opleiding noodzakelijk zijn. Het leren is hier in eerste instantie gericht op een (duurzame) inpassing in het arbeidsproces en/of het behalen van een beroepskwalificatie en doorstroming naar hogere functieniveaus. In de context van een job betekent ‘geletterdheid’: werken aan de vaardigheden die nodig zijn om goed te functioneren binnen het bedrijf. De werknemer moet bijvoorbeeld vlot kunnen uitrekenen hoeveel materiaal hij/zij nodig heeft om een bepaalde constructie te maken. De werknemer die individueel en op maat begeleid wordt in het verwerven van de geletterdheidsvaardigheden die hij nodig heeft voor zijn job :
kan efficiënter geholpen worden bij de specifieke taken die hij moet uitvoeren. kan tijdens de begeleiding op eigen tempo aan individuele noden werken. wordt zoveel mogelijk beschikbaar gesteld voor zijn werkopdracht. De opleidingstijd per werknemer wordt zo kort mogelijk gehouden.
Het einddoel is dus niet enkel geletterdheid, taal en gecijferdheid op zich, maar eveneens maximale deelname aan de arbeidsmarkt. Ook optimaal participeren aan de veranderende wereld rondom ons, is een doel waaraan specifiek gewerkt wordt. Het leren van vaardigheden wordt tevens gekoppeld aan motivatie en zelfstandigheid. De G-coach werkt nauw samen met de opleidingsinstructeur. Zo kan hetgeen er moet geleerd worden aan kennis en vaardigheden gelijktijdig en inhoudelijk afgestemd worden op het opleidingsaanbod van CBE. Er is veel aandacht voor overleg met de instructeurs. De lestijden vallen ook samen en er wordt les gegeven in eenzelfde lokaal. Zowel VDAB als CBE hebben dezelfde doelstellingen voor ogen en volgen cursisten gezamenlijk op. 5.2.3. De leerondersteuning in de praktijk Inhoud De begeleider van de leerondersteuning leert de cursisten belangrijke kennis en vaardigheden aan zodat ze taken en examens gestructureerd leren voorbereiden en afwerken. Tijdens het leertraject kunnen namelijk leerproblemen opduiken die het slagen in de weg kunnen staan: organiseren, plannen wanneer examens eraan komen leertempo theoretisch zwakke achtergrond motivatie/attitude leren samenwerken concentratie/afwerken van opdrachten faalangst
100
Het aanpakken van leerproblemen lukt op drie voorwaarden.
Ten eerste als er voldoende tijd voorzien is per cursist in de leerondersteuning. Een tweede voorwaarde is dat er samengewerkt wordt met de verschillende partners. Ten derde moet er sprake zijn van een open overleghouding. Afhankelijk van de specifieke problemen moet een dialoog ontstaan tussen de TKO-leerkrachten, VDAB-instructeurs en studiebegeleider.
Cursisten werken tijdens de leerondersteuning aan hun taken, kunnen voor groepswerk samenzitten en overleggen, kunnen achterstand voor bepaalde vakken bijwerken door extra uitleg aan de medecursisten/studiebegeleider/opleidingsinstructeur te vragen, enz. Cursisten die willen studeren, zonderen zich af van de groep. Het is dan ook aangewezen om een aparte volledig stille ruimte te voorzien voor studerende cursisten. Tijdens de uren van de leerondersteuning is het ook zinvol dat de cursisten tijd krijgen om stoom af te blazen over hun opleiding en moeilijkheden. Cursisten vragen individueel vaak psychologische steun tijdens de examenperiode of als het iets minder gaat. Deze steun krijgen de cursisten van de studiebegeleider en/of hun medecursisten. Dit is belangrijk: de cursist voelt zich gehoord (individueel/in zijn klasgroep) en kan energie halen in het houden van informele gesprekjes om er terug tegen aan te gaan. Nadien kan de cursist een haalbare taak vooropstellen die binnen de tijd van de leerondersteuning kan afgewerkt worden. In het ideale geval werkt de cursist bepaalde stappen van een opdracht af en krijgt hij het gevoel vooruitgang te hebben geboekt. In eerste instantie was het opzet om in de voormiddag in groep te werken en in de namiddag individueel. Cursisten met specifieke leervragen konden in de namiddag de uren van de beroepsopleiding gebruiken om aan die leervragen te werken. Na enkele maanden bleek echter dat dit niet de beste optie was. De cursisten creëerden namelijk een achterstand in de beroepsopleiding. Voor de cursisten uit de opleiding administratie en ICT was die achterstand het meest merkbaar. In het tweede jaar van het project ging de leerondersteuning niet door op het moment van de beroepsopleiding en konden cursisten niet zomaar binnen en buiten lopen wanneer ze nood hadden aan begeleiding. De ondersteuning die geboden werd in het tweede jaar was voornamelijk gericht op de AAV vakken en vormde een volwaardig onderdeel van de opleiding. Het is dan ook belangrijk dat de leerondersteuning geïntegreerd wordt aangeboden in de opleiding TKO. Op vraag van de cursisten wordt er door de leerondersteuner ook ingegaan op vakspecifieke vragen. Maar dit is zeker niet evident. De leerondersteuner kent niet zomaar de inhoud van bijvoorbeeld een cursus boekhouden, excel of elektriciteit. De begeleider kan wel samen met de cursisten uitzoeken hoe het in elkaar zit en een “leerondersteuner” zijn. Iemand die het leren faciliteert en niet iemand die hen de cursus uitlegt en meegeeft.
101
Attitudes en sleutelcompetenties In elke les Leerondersteuning wordt voldoende aandacht besteed aan attitudes en sleutelcompetenties met de bedoeling deze over te dragen naar de opleidingsvloer en later eventueel de werkvloer:
Ordelijk, gestructureerd, zorgvuldig en nauwkeurig afwerken van een opdracht Doorzetten, ook als een opdracht moeilijk is Communicatie, durven vragen stellen, beleefdheid Respect voor materiaal (pc’s), medecursisten, leerkrachten en instructeurs Samenwerken (hoe kan je leren om in groep te werken?) Eigen leerproces en vorderingen beoordelen (planning) Zelfstandig werken (verantwoordelijkheid voor eigen leren) Op tijd zijn
Aangezien de studiebegeleider uit CBE Open School komt, is het makkelijker om een vertrouwensband op te bouwen met de cursisten en van daaruit hen te coachen in attitudes en sleutelcompetenties. Cursisten botsen op communicatieproblemen, sociale moeilijkheden, enz. tijdens de beroepsopleiding of tijdens AAV. De studiebegeleider kan in de tijd van de leerondersteuning hierop ingaan en heeft de mogelijkheid om rustig met de cursisten in gesprek te gaan en hen een constructieve oplossing te bieden. Hierdoor voelen de cursisten zich gehoord en ondersteund in moeilijke situaties. Als studiebegeleider heb je niet dezelfde functie als leerkracht TKO en moet je de cursisten niet evalueren. De studiebegeleider ondersteunt de cursist door te luisteren, samen na te denken en moeilijkheden in een bepaalde cursus te overlopen. De studiebegeleider moedigt de cursist aan en wil een veilige leeromgeving creëren zodat de cursist zijn studiemoeilijkheden erkent en er aan kan werken. Dit kan door een vlot contact, een kordate aanpak en oprechte interesse van de begeleider naar de problemen van de cursist toe. De studiebegeleider kan, in overleg met de desbetreffende leerkrachten/instructeurs, de cursist ondersteunen en begeleiden waar mogelijk bij specifieke leermoeilijkheden. Ontwikkeling van lesmateriaal Omdat de leerondersteuning voornamelijk op AAV gericht is, is het belangrijk om het lesmateriaal hiervan te gebruiken tijdens de studiebegeleiding. De inhoud van de cursussen AAV wordt gebruikt om de vaardigheden van ‘leren leren’ aan te brengen. Dit cursusmateriaal wordt telkens opgevraagd bij TKO lesgevers. Voor onderwerpen als een planning maken, studiehouding, studietips, opdrachten verwerken, samenvatting maken, enzovoort wordt bestaand materiaal aangepast en nieuw materiaal ontwikkeld op basis van bestaande methodieken. Duurtijd Cursisten volgen éénmaal per week gedurende het éénjarige opleidingstraject de studiebegeleiding. Dit kan variëren van 1u45min tot een blok van 3 uur, afhankelijk van de beschikbare tijd in het uurrooster. Deze tijd is geïntegreerd in de opleiding TKO. Doordat de leerondersteuning integraal deel uitmaakt van de opleiding kan dit de belasting van studiewerktijd verlichten. De cursisten moeten namelijk niet alle taken alleen thuis afwerken en kunnen rekenen op de nodige begeleiding.
102
Werkwijze De leerondersteuning is op een regelmatig, vast tijdstip gepland. Tijdens deze uren moet er gewerkt worden aan taken, opdrachten of het instuderen van leerstof. Hierdoor kunnen de cursisten leren hun eigen werktempo aan te passen naargelang de verwachtingen van het opleidingscentrum in het afwerken van taken tegen een deadline. Het trainen van deze flexibiliteit is een goede voorbereiding op de eisen van een latere toekomstige werkgever. De lesgever leerondersteuning coacht hen in het samenwerken, taakverdeling, overleg. Als het over vakspecifieke materie gaat, krijgen de cursisten tijdens de studiebegeleiding de kans om de leerstof aan elkaar uit te leggen. Ook voor cursisten die afwezig waren tijdens de vakken AAV, biedt studiebegeleiding de kans om achterstand in leerstof bij te werken. Sommige cursisten studeren liever zelfstandig en op eigen tempo en ervaren de verplichting tot studiebegeleiding als contraproductief. Ze geven aan dat ze veel beter thuis kunnen werken op een tijdstip naar keuze (vaak ’s avonds/ ’s nachts). Maar vaak zijn deze cursisten zich niet bewust van hun mogelijke werkpunten en kan de studiebegeleider minder goed inschatten welke vooruitgang de cursist boekt. Het verplicht maken van de studiebegeleiding kan dus heel wat voordelen bieden voor de cursist. In groep of individueel In grote groep Voordelen: algemene vaardigheden bijbrengen naargelang deadlines en doelstellingen van de leerinhoud (studieplanning, organisatie, samenwerkingsvormen, powerpointpresentatie maken, algemene schoolinfo zoals e-mail, voordelen agenda, enz.) Nadelen: omwille van de heterogeniteit van de doelgroep is het niet evident om thema’s aan te brengen die zinvol zijn voor iedere cursist. Bij aanvang van de opleiding werd vastgesteld dat vaak dezelfde basisvaardigheden bij meerdere cursisten ontbreken. Daarom werd in de beginfase regelmatig in (een deel van de) groep lesgegeven. Dit geeft voor een aantal cursisten een zekere veiligheid. Ze voelen zich minder geviseerd als zwakke cursist in een groep en kunnen op die manier als het ware acclimatiseren. Cursisten hadden bij de start van de opleiding soms geen overzicht over alle vakken en cursussen. Het was één stapel papieren. Als eerste opdracht werd samen naar een structuur gezocht en werd het cursusmateriaal geordend in een ringmap. Daarna ging de begeleider met de cursisten aan de slag om een planning maken. Uitstelgedrag werd aangepakt. Dit leverde voor heel wat cursisten resultaat op. Voor sommigen bleef dit moeilijk. “Die opdracht is maar voor binnen 2 weken, ik heb nu niets te doen.” Waarna ze vaak nog andere opdrachten kregen die voor dezelfde deadline af moesten zijn waardoor ze in tijdsnood kwamen. Voor de examenperiode bracht de studiebegeleider aan hoe de cursist kon plannen en organiseren en efficiënte studietechnieken toepassen op basis van de leerinhoud en de doelstellingen van de les. Theorie over het verwerven van studievaardigheden kan best zo kort mogelijk gehouden worden en idealiter aan het begin van de les. Nadien kunnen de cursisten aan de slag met hun eigen opdrachten en kunnen de theoretisch aspecten die de lesgever voordien
103
aanbracht hierop toegepast worden (bijvoorbeeld aan de hand van werkbladen die ze op het einde van de les moeten afgeven). Op het einde van de les kan de studiebegeleider hier terug naar refereren tijdens een gemeenschappelijk afsluitmoment van de les. In kleine groepjes Voordelen:
Stimuleren van overleg en onderlinge dialoog Ontwikkeling van vaardigheden en kwaliteiten van elke cursist Zwakkere cursisten voelen zich in kleinere groepjes veiliger om uitleg te vragen Sterkere cursisten kunnen op hun manier zwakkere cursisten de theorie/praktijk uitleggen
Nadelen: Niet elke cursist werkt graag in groep. Het werken aan een opdracht in kleine groepjes stimuleert de cursisten tot overleg en dialoog en tot luisteren naar elkaar. Een houding van wederzijds respect is een noodzakelijke attitude met het oog op een job. Het geeft sterkere cursisten soms de gelegenheid de leiding te nemen en uitleg te geven aan de zwakkere cursisten. Ze leren duidelijk en gestructureerd verwoorden. Voor sommige zwakke cursisten is het drempelverlagend om in een kleine groep uitleg te vragen. Individueel Voordelen:
Leerondersteuning op maat van de cursist Zelfstandigheid en verantwoordelijkheid stimuleren Meer ruimte voor het motiveren van elke cursist Meer ruimte voor het luisteren naar de noden van de cursist
Nadelen:
Cursisten moeten zelfstandig werken zonder elkaar af te leiden Cursisten kunnen gestoord worden door het overleg van andere cursisten bij het uitwerken van groepswerk
Meestal wordt er gewerkt met individuele begeleiding, omdat sommige cursisten extra specifieke leerondersteuning nodig hebben. Hierbij is het belangrijk om het leerdoel voor ogen te houden. Het gaat niet enkel om de inhoud maar de cursist moet ook verbanden kunnen leggen tussen bepaalde lesonderdelen, structuren kunnen herkennen en toepassen, algemene principes kunnen hanteren, enz.
104
Enkele voorbeelden uit de praktijk:
Het instuderen van woordenschat (doel: verbanden leggen/structuren toepassen, woordenschat gebruiken in dialogen, enz.) Ordenen van notities (doel: overzicht, organisatie en juiste houding t.o.v. lesmateriaal) Een collage maken in Word (doel: correcte toepassing van ICT-kennis, verbanden leggen tussen de leerinhoud en eigen inbreng) Een powerpointpresentatie maken (bv presentatietechnieken bij PP: korte zinnen maken)
Afhankelijk van de samenstelling van de groep kunnen deze vaardigheden ook in (kleinere) groep(jes) ingeoefend worden. Als de begeleider één-op één werkt met een cursist in een klasgroep wordt er verwacht dat de andere cursisten zelfstandig werken en elkaar niet laten afleiden. Dit is niet vanzelfsprekend voor deze doelgroep. Bij het maken van een groepswerk, overleggen de cursisten bijvoorbeeld met elkaar, maar kunnen de cursisten die willen studeren zich minder concentreren door het praten van anderen. Voor de cursisten die willen studeren is een aparte studieruimte (eventueel zonder pc’s) dan ook ideaal. Vooraleer de cursist zich afzondert in een aparte ruimte kan de studiebegeleider er op toezien of zijn studiemethode efficiënt is en kan er hierin bijgestuurd worden. Vervolgens kan de cursist studeren op eigen tempo en kan de studiebegeleider regelmatig van lokaal wisselen om na te gaan of de studiemethode van de cursist nog voldoende productief is. Opvolging en overlegmomenten Circa om de zes weken wordt een TKO-klassenraad georganiseerd om de vorderingen van de cursisten in kaart te brengen. Leden van de klassenraad zijn: de coördinator vanuit L4-Volwassenenonderwijs, klantenconsulenten en instructeurs VDAB, lesgevers TKO, coördinatrice TKO, de stafmedewerker projecten CBE en de educatief medewerker CBE. Tijdens de klassenraad worden problemen met cursisten besproken: dit levert vaak nuttige informatie op voor de educatief medewerker van CBE om mee aan de slag te gaan tijdens de leerondersteuning. Vakleerkrachten geven concrete informatie over individuele cursisten. Tijdens de klassenraden kan deze achtergrondinformatie van pas komen. Bij heterogene groepen is het wel niet vanzelfsprekend om specifieke moeilijkheden bij cursisten in groep te bespreken. In de wandelgangen komt het een enkele keer voor dat moeilijkheden kort worden besproken over cursisten. Later tijdens een gesprek kan op de problematiek dieper op ingegaan worden. Bij specifieke (leer)problemen is het ook aangewezen om in overleg met alle onderwijsverstrekkers TKO-cursisten te kunnen doorverwijzen naar specifieke diensten (CLB, CAW, sollicitatiecoach VDAB,enz.). In functie van de leerondersteuning is ook extra inhoudelijk overleg nodig om de bedoeling van AAV af te stemmen op de praktijkuitvoering van opdrachten. Hierbij is het zeer nuttig zijn om leerplannen van TKO en VDAB te bespreken. Dit zou kunnen tijdens een klassenraad of een specifiek overlegmoment dat hiervoor wordt georganiseerd. Ook een ‘doe-dag’ voor leerkrachten TKO, VDAB-instructeurs en studiebegeleiders van het CBE Open School kan een leermoment voor de lesgevers zijn om een gemeenschappelijke visie te vormen wat betreft attitudes van en naar cursisten toe.
105
5.2.4. Conclusies en globale evaluatie Verloop van het project Leerondersteuning kon bij het begin van het project Leren Werkt! snel starten, omdat CBE Open School al gekend was binnen VDAB door o.a. de wiskundewerkplaats, een vorig project leerondersteuning, G-coach, enz. De communicatie tussen lesgevers TKO en de studiebegeleider van Leerondersteuning verliep het eerste jaar van dit project Leren Werkt! echter eerder moeizaam. Doordat de lesgevers TKO niet aanwezig waren buiten hun lessen in het competentiecentrum verliep de meeste communicatie via mail. Hierdoor zat er vaak vertraging tussen het melden van een probleem en de effectieve aanpak. In een latere fase van het project liep de communicatie veel vlotter omdat de betrokken lesgevers elkaar beter kenden en wisten wat ze van elkaar konden verwachten. Bevindingen Indien de studiebegeleiding de cursisten alle nodige vaardigheden moet bijbrengen om het opleidingstraject tot een goed einde te brengen, is de voorziene tijd voor leerondersteuning (eerder) te beperkt. Echter, een TKO-traject vereist een voltijds uurrooster waarin de uren verdeeld worden tussen AAV (780 lestijden) en beroepsmodules. Drie uur leerondersteuning is het maximum aantal uren dat kan ingezet worden in het uurrooster. Het inzetten van leerondersteuning tijdens een TKO-opleiding kan zonder meer als succesvol omschreven worden. Voor verschillende cursisten is 'terug gaan studeren' niet evident: ondertussen zitten vele van hen in een gezinssituatie waardoor een goede studieplanning noodzakelijk is, moeten ze bepaalde studievaardigheden terug onder de knie krijgen, enzovoort. Cursisten ondervinden dikwijls leermoeilijkheden voor theoretische vakken omdat het voor hen moeilijk is om grote hoeveelheden leerstof te verwerken. Bij onderwerpen die voor hen te abstract zijn, haken ze gemakkelijker af. De steun en ondersteuning van een leerkracht van CBE is dan een welgekome hulp. Cijfers in hoeverre leerondersteuning de slaagcijfers beïnvloeden zijn er om evidente redenen niet, maar de ervaring van instructeurs en leerkrachten leert ons dat het zijn effect niet mist. Ook uit evaluatiegesprekken met cursisten komt duidelijk de meerwaarde ervan naar boven. De samenwerking Instructeurs van VDAB zijn gewoon om problemen in verband met rekenvaardigheden door te geven aan de lesgevers uit de rekenwerkplaats. Vaak kwam via de lesgevers van de rekenwerkplaats een vraag naar extra ondersteuning op vlak van wiskunde tot in de leerondersteuning. Langsgaan bij instructeurs en rechtstreeks de vraag stellen hoe het gaat met de cursisten en waar de problemen zich situeren blijkt een effectieve aanpak die resultaat oplevert. Een goede samenwerking en afstemming met TKO-leerkrachten vraagt tijd. Dit is vooral te wijten aan het ontbreken van persoonlijk contact buiten de klassenraden. De leerkrachten die regelmatig met de studiebegeleider van de leerondersteuning in contact
106
komen doordat ze in het competentiecentrum aanwezig zijn op het moment van de leerondersteuning geven ook meer informatie door. De informele gesprekken leveren vaak werkpunten op voor cursisten. Het is spijtig dat leerkrachten TKO weinig aanwezig zijn in het competentiecentrum buiten hun lesuren. Hierdoor zijn de persoonlijke contacten vaak beperkt tot voor en na de klassenraad. Bij de klassenraad werd er besloten dat de studiebegeleider opgenomen wordt in de Dokeos-site, het online platform waar men cursussen en planningen kan raadplegen. Er werden ook overlegmomenten georganiseerd buiten de klassenraad om, om op de hoogte te zijn van de concrete lesinhouden en zo de leerondersteuning te kunnen afstemmen. Ook het grote aantal personeelsleden en de regelmatige personeelswissels bij VDAB maken het moeilijk om direct bij de juiste persoon terecht te komen. Samenwerken met drie partners is niet evident. L4 is hierin de coördinerende factor en stuurt dit proces. Wanneer een cursist dreigt te verzwakken, kan een goede samenwerking tussen de verschillende organisaties een geschikt vangnetwerk zijn om hier meteen op in te spelen. Daarvoor is het nuttig dat VDAB, TKO en het CBE regelmatig een overlegmoment inplannen. Aandachtspunten voor de studiebegeleider De studiebegeleider moet verschillende competenties hebben:
Cursisten kunnen motiveren Een goede lesgever zijn Vaktechnische kennis hebben van de opleiding Diplomatisch zijn, zowel tegenover cursisten als naar instructeurs, lesgevers Voldoende basiskennis hebben van ICT Kunnen overleggen en onderhandelen Oorzaken van leerproblemen kunnen detecteren Inzicht hebben in leerstrategieën en leerstijlen Grote flexibiliteit Enthousiast zijn en blijven in alle omstandigheden Steeds kunnen uitgaan van de mogelijkheden van cursisten en niet van hun Beperkingen Op de hoogte zijn van de verwachte algemene en didactische competenties van de beroepsopleiding van de cursist
Bij groepswerkjes is het nuttig om de cursisten de nodige basiscompetenties van zelfstandig leren bij te brengen. Hierdoor leert de cursist bijvoorbeeld zelf beslissen hoe het best een taakopdracht op een rechtvaardige manier onderling kan verdeeld worden. Het verwerven van deze competenties is niet vanzelfsprekend voor de cursist en de studiebegeleiding is een ideaal moment om hieraan te werken. Bij het verdelen van groepsopdrachten in AAV-cursussen is het ideaal als de studiebegeleider op de hoogte wordt gebracht van: welke cursisten met elkaar samenwerken, wat de doelstellingen zijn van deze opdracht (inhoud, lay-out, presentatie voor de klas, verloop samenwerking, …), of er al een taakverdeling is of niet, enz.
107
De studiebegeleider kan, in samenspraak met de VDAB-instructeur/TKO-leerkracht een stappenplan voor de cursist aanreiken. Dit stappenplan kan een hulpmiddel zijn voor de cursist om te weten hoe de verschillende stappen van de opdracht evolueren, wat de aandachtspunten zijn, hoe ze hier op kunnen inspelen en hoe de cursisten met elkaar hierover moeten communiceren. Elk lid van het groepje bewaakt de stappen en is verantwoordelijk voor zijn/haar gedeelte. De studiebegeleider moet dan ook het verloop van deze opdracht wekelijks opvolgen, vaststellen welke competenties bij elk groepje ontbreken en geschikte werkvormen aanbieden om deze competenties te verbeteren zodat de opdracht tot een goed einde kan gebracht worden. 5.2.5. Kritische succesfactoren De samenwerking tussen de partners van het project Leren werkt! moet structureel verankerd zijn. Het project moet gedragen worden door alle betrokken medewerkers. Ze moeten allen achter de visie van de leerondersteuning staan. De leerondersteuning moet volwaardig deel uitmaken van de opleiding. Je werkt als team vanuit verschillende invalshoeken met het doel een cursist de nodige vaardigheden bij te brengen. Daarom is het belangrijk dat de studiebegeleider betrokken wordt bij de evaluatie van een cursist tijdens de klassenraad. De studiebegeleider krijgt in dit overleg vaak meer informatie over de cursist en dit specifiek over zijn functioneren in de opleiding. Juist doordat de studiebegeleider vanuit een andere organisatie werkt, kan er in leerondersteuning objectief en zonder vooroordelen extra aandacht gaan naar die bijkomende problemen. Immers de lesgever van de leerondersteuning is geen evaluator. Zulke waardevolle informatie kunnen delen, vraagt openheid en wederzijds vertrouwen tussen de partners. Dit komt alleen de cursist ten goede en kan helpen om de opleiding succesvol af te ronden. Instructeurs, lesgevers en studiebegeleider werken complementair, met het oog op het welslagen van de opleiding. Dit is vaak een evenwichtsoefening. De typisch vakgebonden vragen zijn eigen aan een instructeur. Samen met de cursisten kan de leerondersteuner zoeken hoe dit kan gestudeerd worden. Moeilijke punten, niet begrepen onderdelen van de cursus of zaken die de cursist niet durft vragen kan samen met de leerondersteuner aangepakt worden en als nodig kan de cursist ondersteunt worden in de juiste aanpak om toch de gepaste antwoorden te krijgen op leervragen. Dit vergroot weer de slaagkansen van de cursist. De samenwerking en wisselwerking tussen de verschillende lesgevers van Leren werkt! is cruciaal voor het slagen van het project. Zo is het bijvoorbeeld makkelijk dat de studiebegeleider op de hoogte is van de cursusinhouden zodat er hierop kan ingespeeld worden in de leerondersteuning. De studiebegeleider weet op die manier wat er van de cursisten verwacht wordt en moet zich niet enkel baseren op wat cursisten aangeven. Ook de onderlinge communicatie en het doorgeven van planning en deadlines zorgen voor het welslagen van de leerondersteuning. Op deze voorwaarde valt of staat het succes van de leerondersteuning.
108
Door regelmatig te overleggen met lesgevers/instructeurs van de verschillende organisaties die bij het project betrokken zijn, kan er een gemeenschappelijke visie worden bepaald naar cursisten toe. Arbeidsattitudes verwerken als rode draad in de opleiding kan een bindmiddel zijn om een gemeenschappelijke visie te versterken bij de partners. Een duidelijke en tijdige communicatie van gemaakte afspraken, snelle communicatie, zoals mailen of Googledocs kan zowel de begeleider leerondersteuning als de leerkracht/instructeur instant informeren over de doelstellingen van het takenpakket van de cursist. Zo is elke partner hiervan op de hoogte en staan de neuzen in dezelfde richting. Ook bij concrete leervragen van cursisten kan er door lesgevers TKO snel verwezen worden naar de leerondersteuning om zaken bij te werken. Een vlotte communicatie en het beschikken over de juiste communicatietools (e-mailadressen, gemeenschappelijke fora, …) tussen de organisaties kan deze snelle verwijzing bevorderen. In de beginfase was er nog weinig materiaal vanuit de theorielessen waardoor het zeer moeilijk was om in te schatten met welk didactisch materiaal de cursisten aan de slag konden gaan. Vandaar dat al snel de vraag kwam van de studiebegeleider om met concreet materiaal te werken. Zo kon de studiebegeleider de cursisten meteen efficiënt aan het werk zetten en planningen maken. Ook is het nuttig om de te bereiken doelstellingen van verschillende lessen AAV in de voorbereiding van examens te communiceren aan de studiebegeleider. Dit kan tijdens overleg of via Google docs, e-mail of vergadermomenten zodat de studiebegeleider de cursist hierop kan wijzen tijdens de leerondersteuning. Het is noodzakelijk dat de studiebegeleider weet wat de doelstellingen zijn van elke taak/opdracht zodat de cursist hierin kan begeleid worden tijdens de leerondersteuning. Vanuit de instructeurs van VDAB komen er minder vragen voor de leerondersteuning. Dit kan meer gestimuleerd worden door een nauwere samenwerking. Vaak verwijzen de instructeurs van de beroepsopleiding de cursisten door naar de rekenwerkplaats van CBE Open School. Dit beantwoordt het best aan de concrete leervragen van de cursisten in de ateliers. Tevens geven instructeurs vaak zelf extra uitleg tijdens de opleiding.
109
5.3. NAKIJKEN VAN DE INSTAPVOORWAARDEN EN SCREENEN VAN DE CURSIST
Productidentificatie
Type product: Gestandaardiseerde procedure rond het bepalen en testen van de instapvoorwaarden en het niveau.
Gebruikers: Klantenconsulenten en assessoren van de competentiecentra van VDAB (in Leren Werkt!: Heverlee en Diest) Dienst gespecialiseerde screening VDAB (in Leren Werkt!: Vlaams-Brabant) CVO en CBE (in Leren Werkt!: CVO Leuven-Landen, CVO De Oranjerie, CVO VTI Leuven, CBE Open School)
Doelstelling: Afspraken tussen de gebruikers en uitwisseling van verschillende testen die ervoor zorgen dat de cursisten een gestandaardiseerde procedure volgen. Deze procedure dient om na te gaan of zij voldoen aan de instapvoorwaarden, wat hun instapniveau is en/of zij vrijstellingen kunnen krijgen voor AAV-modules. Meer specifiek gaat het over intakegesprekken, motivatiegesprekken, assessmentprocedures, psychotechnisch onderzoek, vrijstellingstesten en inloopmomenten. In het vastleggen van de instapvoorwaarden en het individuele leertraject zijn verschillende actoren betrokken (competentiecentrum, dienst gespecialiseerde screening, CVO en CBE). Als er geen gestandaardiseerde procedure bestaat, zouden deze partners elk op hun beurt de cursisten bevragen rond motivatie, verwachtingen, Elders Verworven Competenties/Kwalificaties en randvoorwaarden en hen testen laten afleggen rond niveaubepalingen (voor VDAB om eventuele voortrajecten vast te leggen, voor CVO vanuit het perspectief van voortrajecten en mogelijke vrijstellingen). Door deze standaardprocedure wordt de screening efficiënter georganiseerd, zowel voor gebruikers als cursisten.
Inhoudstafel 5.3.1. Bepalen en nagaan van de instapvoorwaarden 5.3.2. Screenen van de cursist °Assessment of psychologische testen door VDAB °Instapweek en niveaubepalingen door CVO
110
5.3.1. Bepalen en nagaan van de instapvoorwaarden De Raad van Bestuur van VDAB heeft de volgende instapvoorwaarden voor een TKOtraject vastgelegd.
Je Je Je Je Je
bent ingeschreven bij VDAB als werkzoekende. beroepsinschakelingstijd is afgelopen. beschikt niet over een diploma secundair onderwijs. bent minstens 22 jaar of minstens 2 jaar gestopt met voltijds onderwijs. kan je vrijmaken om voltijds te studeren (overdag tijdens de week).
Er zijn wel twee uitzonderingen: 1/ Beschik je over een diploma hoger onderwijs? Dan kom je toch in aanmerking als je de jobs waartoe dit diploma leidt niet meer kan uitoefenen door een medische, psychische of psychosociale problematiek, of als dit diploma weinig kans op tewerkstelling biedt. 2/ Ben je jonger dan 22 en nog geen 2 jaar gestopt met voltijds onderwijs? Dan kom je toch in aanmerking voor een voltijdse studie op het niveau van tweedekansonderwijs als je aan deze drie voorwaarden voldoet:
Je hebt geen diploma secundair onderwijs. Je hebt minimum 1 jaar de schoolbanken verlaten. Je hebt recht op een werkloosheidsuitkering.
Het beslissingskader om deze instapvoorwaarden vast te leggen, is gebaseerd op onder andere volgende criteria om een OKOT in te richten.
Een OKOT-opleiding biedt een loopbaanperspectief en tewerkstellingskansen aan werkzoekenden.
Daarom moeten de cursisten laaggeschoold en werkzoekend zijn, en gemotiveerd zijn om na de opleiding te gaan werken.
Een OKOT-opleiding richt zich op een provinciaal knelpunt en sluit aan bij arbeidsmarkt-evoluties.
Daarom leiden de OKOT-opleidingen naar tewerkstelling in een knelpuntberoep. Een klantenconsulent maakt op basis van een individueel gesprek een eerste selectie van potentiële cursisten. Hij gaat na of een cursist naast een aantal sectorspecifieke voorwaarden (bv. medisch attest), voldoet aan de instapvoorwaarden om het TKO-traject te kunnen volgen. De consulent checkt in de eerste plaats de feitelijke instapvoorwaarden rond leeftijd, laaggeschooldheid en statuut als werkzoekende. Verder peilt hij, al dan niet samen met instructeurs, naar de motivatie van de kandidaat-cursist. Wil de kandidaat tewerkgesteld worden in de sector waarvoor hij wordt opgeleid? Heeft hij voldoende zicht op de aard van de opleiding en het werk? Is hij gemotiveerd om de opleiding een jaar op voltijdse basis te volgen. Enz. OKOT-trajecten zijn zware trajecten, onder andere door het hoge aantal uren les en doordat de cursisten grote hoeveelheden leerstof moeten verwerken. Werkzoekenden moeten 100% gemotiveerd zijn om vol te houden in een dergelijk traject. Een grondige screening is dus van primordiaal belang.
111
5.3.2. Screenen van de cursist Assessment of psychologische testen door VDAB Afhankelijk van de opleiding, schrijft de klantenconsulent na een eerste positief gesprek de kandidaat in voor een assessment of psychologische test. Voor het Competentiecentrum Heverlee is dit als volgt:
Voor de ICT-opleiding wordt geen assessment voorzien, en zorgt de klantenconsulent in samenwerking met de instructeurs voor een eerste screening en profielbepaling. Hier worden vooral de kennis en competenties getest van Engels en ICT. Deze screening is niet selectief: iedereen mag de cursus volgen, ook de kandidaten met weinig voorkennis. Op basis van de screening wordt wel bepaald of de cursist al dan niet een voortraject (PC-technieker) moet volgen en wordt besproken welke opleiding het meest geschikt is. De klantenconsulent stuurt elke TKO-kandidaat naar de psychologische testen. Voor de opleidingen van Bouw en Industrie is er een intakegesprek met de klantenconsulent. Ook hier is het de klantenconsulent die bepaalt of een TKOkandidaat zich aanmeldt voor een psychologische test. Voor de bediendeopleidingen wordt een assessment van twee dagen voorzien. De klantenconsulent stuurt de kandidaten door naar het assessment, dat door het competentiecentrum georganiseerd wordt. Hierdoor hoeft de eerste screening niet zo uitgebreid te zijn, want na het assessment kan beslist worden of de cursist naar de reguliere bediendeopleiding of het TKO-traject wordt doorgestuurd. Het zijn de assessoren die bepalen of een TKO-kandidaat zich kan aanmelden voor een psychologische test bij de bevoegde dienst.
Het assessment wil de kandidaat-cursisten optimaal oriënteren en een aangepast leertraject aanbieden. Van elke cursist wordt een beoordeling gemaakt, om te bepalen of zij beschikken over de nodige competenties om de opleiding te volgen en of zij al dan niet voortrajecten moeten volgen. Het assessment van de TKO-cursisten bestaat uit verschillende onderdelen: 1.
2.
3. 4.
5. 6. 7.
Taaltesten Frans en Engels: door middel van ELAO-testen (Efficient Language Assessment Online) worden de schriftelijke en mondelinge uitdrukkingsvaardigheden geobserveerd. Deze testen evalueren in welke mate cursisten Frans en Engels begrijpen (luisteren en lezen), spreken (deelnemen aan een conversatie en zich continu mondeling uitdrukken) en schrijven. De taalinstructeur van VDAB bepaalt het niveau van de verbale kennis op basis van een gesprek. Het taalniveau wordt bepaald aan de hand van het ERK (Europees ReferentieKader vreemde talen). Cursisten die de bediendeopleiding willen volgen, en die voor Frans niveau A1 behalen, worden verplicht om een voortraject Frans te volgen, dat bestaat uit dagelijks vier lesuren, gedurende vijf weken. Voor Engels worden er geen voortrajecten ingericht. Een door de assessoren ontwikkeld dictee Nederlands. Een PC-vaardigheidstest waarin de kandidaat-cursisten een aantal basisverrichtingen doen zoals het aanmaken van mappen, documenten ophalen, opslaan, openen, kopiëren, plakken, enz. Cursisten met onvoldoende vaardigheden, volgen verplicht een voortraject PC-initiatie (vier lesuren per dag, gedurende één week). Een test dactylo om de klaviervaardigheid te meten. De cursisten moeten een tekst blind kunnen overtypen met een tempo van twintig woorden per minuut. Ook hier is een vooropleiding voorzien van dagelijks vier lesuren, gedurende drie weken. Een rekentest, ontwikkeld door de assessmentinstructeur, bedoeld voor cursisten die een opleiding in de boekhouding willen volgen. Een postbakoefening. Dit is een simulatieoefening waarin de cursist als bediende aan de slag moet in een fictief bedrijf. Binnen een bepaalde tijdspanne moeten een aantal gegevens uit de gesimuleerde postbak verwerkt worden. De postbak is gevuld met
112
8.
verschillende documenten die ongestructureerd worden aangeboden. Op basis hiervan moeten de kandidaten prioriteiten bepalen en een planning opstellen, lijsten opmaken, standaardbrieven en offertes schrijven, typwerk verrichten, enz. Een interview, waarin vooral gepeild wordt naar werkattitudes en motivatie.
Cursisten die niet voldoen, worden doorgestuurd naar de klantenconsulent, die mee de resultaten overloopt en een alternatief traject voorstelt of doorverwijst naar het oriëntatiecentrum van VDAB. Doelstelling van het oriëntatiecentrum is om de werkzoekende een klare kijk te geven op de eigen vaardigheden en interesses en de mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Het centrum helpt bij het opstellen van een plan, zodat de werkzoekende gericht kan solliciteren of een arbeidsmarktgerichte opleiding kan zoeken. Kandidaat-cursisten van het TKO-project die door de assessoren geschikt worden bevonden voor het vaktechnische gedeelte, worden doorgestuurd naar de psychologische dienst voor een psychotechnisch onderzoek (PTO). De klantenconsulenten kunnen namelijk een goede selectie maken voor het vaktechnisch gedeelte, maar het is voor hen moeilijker om in te schatten in welke mate de cursisten voldoende leervermogen hebben om Algemene Vorming aan te vatten. Deze screening gebeurt dan ook in het psychotechnisch onderzoek binnen de Dienst Gespecialiseerde Screening van VDAB. Dit PTO-onderzoek vindt standaard plaats voor een aantal gespecialiseerde opleidingen, bijvoorbeeld in de zorg- of transportsector. Ook op vraag van de klantenconsulenten of trajectbegeleiders kan een PTO georganiseerd worden voor kandidaat-cursisten. De consulent Gespecialiseerde Screening schat de kans op het succesvol afronden van een opleiding in. Een PTO bestaat uit drie delen: 1.
Capaciteits- of aanlegtesten: deze proeven op PC werden door CEBIR (Center for Basic Interactive Research) ontwikkeld en testen de algemene vaardigheden. Deze testen zijn tijdsgebonden en werden voor het TKO-project naar sector gedifferentieerd. De scores van de kandidaten werden aan de hand van een Gausscurve vergeleken met de resultaten van de normgroep met een niveau TSO3 (A2). De testen meten geen schoolse kennis, maar wel of de kandidaten genoeg aanleg hebben om het studieniveau van de Algemene Vorming aan te kunnen. HAVO
Bouw en
ICT
Industrie INTEL A: algemeen en logisch redeneervermogen
ANABO: verbale intelligentie en redeneervermogen
ADMITA: informatie opzoeken, problemen oplossen van administratieve aard
X
X
X
X
X
113
2. 3.
LINT: rekenvaardigheid, taalbegrip, woordkennis, figuurreeksen, ruimtelijk inzicht (specifiek voor laaggeschoolden)
X
TECH: praktisch-technische kennis, technisch & mechanisch inzicht, kennis en inzicht in natuurkundige principes.
X
x
SYMBOL A: abstracte codetaal, redeneren met stroomdiagrammen
X
ALGO L1A: analytisch denkvermogen om verbaal ingeklede rekenopgaven op te lossen
X
Persoonlijkheidsvragenlijst: deze vragenlijst is niet tijdgebonden en brengt de basisdimensies van de persoon in kaart. Daarnaast gaat hij onder meer na of de karakteriële eigenschappen van de cursist passen bij de opleiding en de job. Een interview: de consulent gaat na waarom een kandidaat-cursist de opleiding wil volgen. In dit gesprek gaat het over studie- en arbeidsverleden, gezinssituatie, motivatie voor de opleiding, de verwachtingen omtrent de opleiding en job, ambities, enz. Daarnaast richt het interview zich vooral ook naar de persoonlijke competenties van de kandidaat-cursist, zoals zelfdiscipline, doorzettingsvermogen, stabiliteit, enz.
De Consulent Gespecialiseerde Screening geeft op basis van het PTO advies aan de klantenconsulent. Het advies kan positief, positief met voorbehoud of negatief zijn. Uit de evaluatie met klantenconsulenten, assessoren en de consulent gespecialiseerde screening bleek dat de inschatting van de klantenconsulenten en assessoren op vlak van persoonlijkheid, motivatie en verwachtingen in dit project zeer goed was en overeen kwam met de bevindingen van de psychologische dienst. Op basis hiervan werd beslist, dat vanaf de opstart in september 2013 de psychologische dienst geen extra interview en persoonlijkheidstest meer afneemt. De inbreng van de psychologische dienst wordt hierdoor beperkt tot de capaciteits- of aanlegtesten. Op vraag van de klantenconsulent kan nog wel steeds een vragenlijst en een interview afgenomen worden. Op basis van het assessmentrapport en het advies van het psychotechnisch onderzoek wordt door de klantenconsulent, al dan niet samen met de instructeurs en/of de consulent gespecialiseerde screening, een definitieve beslissing genomen over welke cursisten het traject mogen volgen. De niet-geselecteerde cursisten dienen zich terug aan te melden bij de klantenconsulent die de resultaten overloopt en samen met de klant de alternatieven in kader van het reguliere VDAB-aanbod en/of volwassenenonderwijs bekijkt. Instapweek en niveaubepalingen door CVO Na de selectie van de cursisten door VDAB kan het CVO dat de Algemene Vorming inricht, starten met het bepalen van het niveau van de cursisten en nagaan of cursisten vrijstellingen kunnen krijgen voor bepaalde vakken. Dit laatste kan volgens twee mogelijkheden: 1. 2.
via de door het CVO georganiseerde vrijstellingsproeven, of op basis van een geldig studiebewijs: een diploma, getuigschrift of certificaat uit het onderwijs, deelattesten van de Examencommissie Vlaamse Gemeenschap, een attest van een vormings- of opleidingsinstelling (aangevuld met een opgave van de
114
opleidingsinhoud en opleidingsduur) of schoolrapporten van het vijfde of zesde jaar secundair (niet ouder dan vier jaar). De klantenconsulent verzamelt de aanwezige documenten en overhandigt deze aan het CVO. Het bevoegde CVO organiseert in de laatste week van augustus of de derde week van januari een instapweek in het competentiecentrum, met onder andere niveautesten voor de vakken Frans, Engels, Nederlands en Wiskunde. Met deze proeven wordt nagegaan in hoeverre de cursist al over de vereiste kennis en vaardigheden beschikt. Deze proeven bepalen ook in welke mate de aanwezige kennis en vaardigheden het verlenen van vrijstellingen rechtvaardigen. Bij de selectie van kandidaten maakt VDAB tijdens het assessment gebruik van ELAOtesten voor Frans en Engels. Uit de evaluatie van deze testen door de leerkrachten Frans en Engels bleek dat ze voldoen om te beoordelen of een cursist al dan niet een vrijstelling kan krijgen. De resultaten van de ELAO-testen worden dan ook gebruikt voor eventuele vrijstellingen. Bij twijfel wordt voorzien in een bijkomende mondelinge test. De kandidaat-cursisten die geen assessment doorliepen en bijgevolg geen ELAO-test aflegden, konden dit doen in de instapweek. Voor wiskunde en Nederlands worden de eigen toetsen van het CVO gebruikt. Van alle kandidaten wordt ook het schoolrapport opgevraagd van het laatste jaar secundair onderwijs en informatie over het laatst gestarte jaar secundair onderwijs. De klantenconsulent verzamelt ook eventuele studiebewijzen en overhandigt deze aan het CVO. Op basis van de resultaten op de vrijstellingsproeven en eerder behaalde geldige studiebewijzen bepaalt het CVO tijdens een eerste klassenraad het individuele opleidingstraject van elke cursist.
115
5.4. VORMING VOOR CONSULENTEN
Productidentificatie
Type product: Vorming voor klantenconsulenten, opleidingspakket en flyer.
Gebruikers:
Klantenconsulenten van de competentiecentra van VDAB (binnen Leren Werkt: Heverlee en Diest) Toeleiders naar opleidingstrajecten
Doelstelling: Klantenconsulenten worden wegwijs gemaakt in het uitgebreide landschap van volwassenenopleidingen en -leertrajecten en de verschillende informatieproducten die hier al rond bestaan. Aan de hand van concrete cases wordt nagegaan welke opleidingstrajecten mogelijk en wenselijk zijn. Klantenconsulenten zijn zeer vertrouwd met de VDAB-opleidingen, minder met de andere mogelijkheden. Wanneer cursisten een leervraag hebben die niet aansluit bij een opleidingstraject van VDAB of wanneer cursisten baat hebben bij het volgen van een gecombineerd traject, dienen zij correct doorverwezen of/en geïnformeerd te worden. U vindt het didactisch materiaal op de website van Leren Werkt!
http://www.lerenwerkt.org/professionelen/esf-project
116
5.5. CURSISTENOPVOLGING
Productidentificatie
Type product: Gegevensbank die informatie-uitwisseling over de TKO-trajecten faciliteert.
Gebruikers: Opleidingsverantwoordelijken en instructeurs van de VDAB-competentiecentra Opleidingsverantwoordelijken en leerkrachten van de bevoegde CVO Directies van de bevoegde CVO Opleidingsverantwoordelijke en leerkrachten van het bevoegde CBE
Doelstelling:
Een databank in een beveiligde omgeving met noodzakelijke gegevens per cursist die het mogelijk maakt om het individuele traject te laten opvolgen door de verschillende opleidingsverstrekkers:
contactgegevens cursist specifiek statuut wanneer hiermee rekening moet gehouden worden administratieve inschrijvingen eventuele stopzettingen van het traject lessenrooster en vrijstellingen succesvol afgelegde modules uitgereikte (deel)certificaten verslagen klassenraden examenrooster, inhaalexamens en herkansingsexamens
Vanaf opleidingsjaar 2014-2015 wordt Alfresco ingezet. Dit is een systeem voor het delen van informatie op een veilige manier waarbij zowel interne als externe gebruikers kunnen betrokken worden. Binnen de Alfresco-site kunnen verschillende rollen toebedeeld worden. Onder andere:
Een beheerder heeft alle rechten. Een medewerker mag inhoud toevoegen en wijzigen. Een consument mag lezen en downloaden, maar kan niet toevoegen of wijzigen.
Voor de TKO-opleidingen in Heverlee en Diest is op Alfresco een tweeluik voor enerzijds administratie (contactlijst cursisten, …) en anderzijds het opvolgen van de TKO-
117
cursisten (resultaten, verslagen klassenraden, …) voorzien. https://www.vlaamsbrabant.be/share/page/ Gebruikersnaam: gast_esf Wachtwoord: ESF2014 Een databank faciliteert het uitrollen van de TKO-opleidingen, maar daarnaast blijkt uit de operationele praktijk dat er ook nood is aan praktische en operationele ondersteuning van de opleidingen. De nood aan een neutrale verbindingspersoon is zeer voelbaar aangezien er verschillende opleidingspartners bij de kwalificerende opleidingstrajecten betrokken zijn. Denk aan: de afstemming, communicatie en de coördinatie tussen VDAB en het volwassenenonderwijs. De betrokkenheid van verschillende partners en sectoren. De administratieve en concrete opvolging van cursisten en klassenraden, in goede banen leiden van de rekrutering en de toeleiding, enz.
118
5.6. COMMUNITY OF PRACTICE
Productidentificatie Type product: Community of Practice (CoP), digitaal kennisplatform
Gebruikers:
Competentiecentra van VDAB CVO CBE Consortia Volwassenenonderwijs Deskundigen rond arbeidsmarkt en volwassenenonderwijs
Doelstelling:
Leren Werkt! wil samen met VDAB een ‘centre of excellence’ worden rond de samenwerking tussen VDAB en Volwassenonderwijs. Op het digitaal kennisplatform komen alle ervaringen die binnen Leren Werkt! of in andere regio's werden opgedaan rond concrete samenwerking tussen VDAB, CVO en CBE. Gekoppeld aan het leerplatform worden thematische bijeenkomsten georganiseerd voor consortia en VDAB-competentiecentra. Op de eerste plaats gaat het over informatie- en ervaringsuitwisseling. De CoP kan uitgroeien tot een instrument dat vernieuwende partnerschappen tot stand brengt. Vanuit de vaststelling dat de innovatie in de samenwerking tussen VDAB en volwassenenonderwijs vooral gerealiseerd wordt door samenwerking tussen verschillende profielen uit de respectievelijke organisaties (directie, leerkrachten, instructeurs, servicemanagers, klantenconsulenten, deskundigen gespecialiseerde screening, stafmedewerkers, bestuurders, projectmedewerkers, …), wil het project hen de digitale ruimte geven om vrijuit te experimenteren, elkaar te inspireren en samen te leren om vooruit te komen. U kan inloggen via http://www.lerenwerkt.org/professionelen Login:
[email protected] Paswoord: ESF2014
119
5.7. VOOROPLEIDING OKOT INDUSTRIE VOOR ANDERSTALIGEN
Productidentificatie Type product: Voortraject OnderwijsKwalificerende OpleidingsTrajecten (V-OKOT) Industrie voor Anderstaligen.
Gebruikers:
Competentiecentra van de VDAB CVO CBE's Consortia Volwassenenonderwijs of het orgaan dat hun taken zal overnemen
Doelstelling:
De vooropleiding industrie is een voltijds opleidingsaanbod met NT2, basistechnieken metaal en elektriciteit, VCA en wiskunde. De vooropleiding wordt geïntegreerd aangeboden door 2 CVO, een CBE en VDAB in het competentiecentrum van Heverlee. Deze vooropleiding voor anderstaligen zorgt ervoor dat: de kennis van het Nederlands verhoogt zodat cursisten het taalniveau hebben dat nodig is om te kunnen instappen in tweedekansonderwijstrajecten, namelijk niveau RG 2.3. behaald. de cursisten vertrouwd worden met vakspecifieke taal, opleiding en tewerkstelling in de industrie. de cursisten vertrouwd worden met de gehanteerde schoolse taal en werkvormen en basiscompetenties meekrijgen om een diplomagericht traject succesvol af te ronden. De eerste V-OKOT vond plaats van september tot en met januari 2014 in het VDABcompetentiecentrum van Heverlee.
120
Inhoudstafel 5.7.1. Onderzoeksfase °Arbeidsmarktanalyse °Opleidingsanalyse 5.7.2. Verkennings- en planningsfase °Start en duurtijd van het voortraject °Vastleggen van de instapvoorwaarden °Opmaak van het uurrooster °Doorstroom en uitstroom 5.7.3. Toeleidings- en screeningsfase °Toeleiding °Screening 5.7.4. Uitvoeringsfase 5.7.5. Doorstroom naar TKO 5.7.6. Evaluatie van de vooropleiding 2013-2014 in Heverlee
121
5.7.1. Onderzoeksfase Arbeidsmarktanalyse Het aantal personen van niet-Belgische origine in ons land neemt elk jaar toe. Intussen is al bijna een kwart van de Belgische inwoners van niet-Belgische afkomst en bijna één op acht (11,8%) is allochtoon, dit wil zeggen afkomstig van buiten de Europese Unie of Evalanden37 (gebaseerd op gegevens van 2012). Op vlak van arbeidsmarktpositie zijn allochtonen minder aanwezig op de arbeidsmarkt (lagere activiteitsgraad), hebben ze minder werk (lagere werkzaamheidsgraad) en zijn ze meer werkloos (hogere werkloosheidsgraad). De lage werkzaamheid wordt voor een groot stuk verklaard omdat zij zich proportioneel veel minder aanbieden op de arbeidsmarkt. Degenen die zich wel aanbieden, kampen met heel wat barrières in hun zoektocht naar een (duurzame) job. 38 Uit cijfers van 2013 blijkt dat een kwart (25,6%) van de werkzoekenden die begeleiding nodig heeft van allochtone afkomst is.39 Dat zij gemiddeld lager opgeleid zijn dan autochtonen en hierdoor meer kans lopen om in de werkloosheid te komen, verklaart ook voor een deel dit hoge aantal. De redenen waarom allochtonen een lager opleidingsniveau hebben, zijn divers van aard. Sommige onder hen hebben in hun land van oorsprong minder onderwijskansen genoten, omdat het (hoger) onderwijsaanbod er beperkter is en de toegang tot het onderwijs moeilijker verloopt. In vele ontwikkelingslanden is er bovendien geen schoolplicht en is de bereikbaarheid van onderwijsvoorzieningen moeilijker. Daarnaast moeten kinderen vaak reeds op jonge leeftijd mee instaan voor het gezinsinkomen door arbeid te verrichten en is er geen kans om onderwijs te volgen. Allochtonen die toch de kans hadden om in hun land van oorsprong te studeren en een diploma te behalen, stoten in België vaak op de moeilijkheid om hun diploma te laten erkennen. Voor allochtonen lijkt de erkenning van hun buitenlands diploma een ogenschijnlijk evidente mogelijkheid. Een deel van de doelgroep start helaas niet eens de procedure op omwille van de kostprijs (bv. voor vertalingen) of door de moeilijke samenstelling van het dossier. En als ze toch proberen hun diploma te laten “gelijkschakelen”, lukt dit vaak ook niet. In 2008 deed 13,8 procent van de EU-burgers een aanvraag tot gelijkschakeling, en 17,1 procent van de niet-EU-burgers. 89,3% van de EU-aanvragers kreeg een gelijkschakeling, tegen 67,9 procent niet-EU-burgers. Economische laagconjunctuur doet de werkloosheid bij laaggeschoolde allochtonen ook sterker stijgen dan bij de groep van laaggeschoolde autochtonen. Zij zijn namelijk vaker tewerkgesteld in conjunctuurgevoelige sectoren (zoals de industrie) en belanden veel meer in uitzendwerk en tijdelijke contracten.
37
De EVA-landen zijn Noorwegen, IJsland, Zwitserland, Liechtenstein. Kansengroepen in kaart. Allochtonen op de Vlaamse arbeidsmarkt, 2012. 38 Kansengroepen in kaart. Allochtonen op de Vlaamse arbeidsmarkt, 2012. 39 Allochtone werkzoekenden worden door VDAB officieel gedefinieerd als werkzoekenden die een huidige óf vorige nationaliteit hebben van buiten de Europese Economische Ruimte. Jaarverslag VDAB 2013.
122
Opleidingsanalyse VDAB heeft verschillende voortrajecten voor anderstalige werkzoekenden met nadruk op het verwerven van Nederlands: -De opleiding ‘Zorgkabined’ voor anderstaligen die geïnteresseerd zijn om aan de slag te gaan in de zorgsector; -De opleiding ‘De Lift’ voor de bediendesector; -De opleiding ‘Sector 2’ voor de industrie. ‘Sector 2’ is een voortraject voor de niet-diplomagerichte beroepsopleidingen van VDAB. Het aanvangsniveau is -gebaseerd op het Europees Referentiekader- minimum A1. Het niveau dat wordt nagestreefd is A2. Het Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen (ERK) is een Europese inschaling om snel een beeld te krijgen van de taalvaardigheid van een cursist. Het biedt een instrument om het niveau waarop iemand zijn talen beheerst te beschrijven. Door het ERK als referentiepunt te gebruiken, kan je taalniveaus met elkaar vergelijken. Het ERK onderscheidt zes taalbeheersingsniveaus (van A1 tot C2). Tabel: Overzicht taalniveaus volgens het Europees Referentiekader (ERK) A1 Breakthrough Beginner
A2 Waystage
B1 Threshold
B2 Vantage
C1 Effectiveness
C2 Mastery Gevorderde
De taalopleidingen in het volwassenenonderwijs in Vlaanderen worden ingedeeld in vier richtgraden die de eerste vijf niveaus van het ERK omvatten:
Richtgraad (RG) RG 2 waaronder RG 3 waaronder RG 4 waaronder
1 waaronder module 1.1 (=A1) en module 1.2 (=A2) module 2.1, 2.2, 2.3 en 2.4 (=B1) modules 3.1 en 3.2 (=B2) modules 4.1 en 4.2 (=C1)
Het C2 mastery-niveau voor gevorderden wordt niet gegeven in volwassenenonderwijs.
123
Tabel: Overzicht vergelijking taalniveaus CBE, CVO en universitaire talencentra volgens het Europees Referentiekader (ERK) Benaming Onderwijs Vlaanderen ERK A1(BREAKTHROUGH)
A2(WAYSTAGE)
B1(THRESHOLD)
B2(VANTAGE)
C1(EFFECTIVENESS)
Centrum Basiseducatie Centrum (CBE) Volwassenonderwijs traaglerenden (CV0) snellerenden 240u Module 1.1. Breakthrough 1 (60u) 80u/120u/180u Breakthrough 2 (60u) Breakthrough 3 (60u) Breakthrough 4 (60u) 240u Module 1.2 Waystage mond 1 (80u) 80u/120u/180u Waystage mond 2 (80u) Waystage schr. 1 (40u) Waystage schr. 2 (40u) Module 2.1 (120u) Module 2.2 (120u) Module 2.3 (120u) Module 2.4 (120u) 480u Module 3.1 (120u) Module 3.2 (120u) 240u Module 4.1 (120u) Module 4.2 (120u) 240u
Universitaire talencentra Niveau 1 80u
Niveau 2 80u
Niveau 3 320u
Niveau 4 160u Niveau 5 160u
C2(MASTERY)
124
Tijdens de stuurgroep van Leren Werkt! werd eind 2012 gesignaleerd dat er in het competentiecentrum te Heverlee nood is aan een voorbereidingstraject industrie voor anderstaligen die hun diploma secundair onderwijs willen behalen. De bestaande vooropleiding ‘Sector 2’ biedt geen doorstroom naar het diplomagerichte industrietraject en dompelt cursisten onder in een taalbad waarbij zij op niveau A2 Waystage uitstromen. A2 Waystage (ERK) of RG 1 behaald is echter niet voldoende voor een succesvolle instroom en doorstroom in een OKOT-traject. Het begrip van bijvoorbeeld de AAV-lessen en -cursussen vereist een hoger instapniveau. Het instapniveau voor tweedekansonderwijs is ervaringsgericht bepaald op RG 2.3. Deze nieuwe vooropleiding industrie wil laaggeschoolde anderstaligen met leerpotentieel na een intensief voorbereidingstraject laten instromen in diplomagerichte industrie-opleidingen. Dit voortraject voor een OnderwijsKwalificerend OpleidingsTraject (VOKOT) heeft specifieke doelstellingen: -De cursisten Nederlands bijleren zodat zij het taalniveau hebben dat nodig is om in te stappen in tweedekansonderwijstrajecten. -De cursisten vertrouwd maken met vakspecifieke taal, opleiding en tewerkstelling in de industrie. -De cursisten vertrouwd maken met schoolse taal en werkvormen en hen basiscompetenties geven om een diplomagericht traject succesvol af te ronden. 5.7.2. Verkennings- en planningsfase
Om de opleiding vorm te geven, werd eind 2012 een werkgroep opgericht waarin VDAB, CVO VTI Leuven, CVO Leuven-Landen, CBE en het Huis van het Nederlands vertegenwoordigd waren. Op basis van de procedure opleidingsvragen werd CVO Leuven-Landen eind 2012 vanuit de Raad van Bestuur van L4Volwassenenonderwijs gemandateerd voor de NT2-component van het voortraject.
Start en duurtijd van het voortraject Om de start en duurtijd van het voortraject uit te tekenen, hield de werkgroep rekening met verschillende factoren:
De start van de opleiding in functie van de doorstroom naar de TKO-opleiding: De cursisten moeten na hun VOKOT-opleiding onmiddellijk kunnen aansluiten bij het TKO-traject. Een onderbreking van hun leertraject zou immers kunnen leiden tot een ‘taalverlies’. Om deze reden is gekozen om de vooropleiding te laten starten in september, zodat een onmiddellijke doorstroom naar het diplomagerichte traject in februari mogelijk is. Als de vooropleiding zou starten in februari, vindt tussen beide opleidingen een zomervakantie plaats waardoor een continue taalverwervingsproces niet bij iedereen gegarandeerd is. De keuze om de vooropleiding te laten starten in september met een doorstroom in februari was dus snel gemaakt. Dit betekent evenwel dat de vooropleiding maximaal kan duren van september tot eind januari. De snelheid om Nederlands in een intensief traject te verwerven en daarmee samenhangend de instap RG 2.3. voor TKO.
125
Rekening houdend met RG 2.3. als instap voor TKO en de mogelijke duurtijd van de vooropleiding, geeft de gemandateerde CVO drie modules NT2 van elk 120 lestijden in de vooropleiding, namelijk 2.1., 2.2. en 2.3. Om te kunnen starten met module RG 2.1. in de vooropleiding moeten potentiële cursisten dus reeds RG 1 succesvol doorlopen hebben.
Vastleggen van de instapvoorwaarden VDAB heeft o.a. op basis van bovenstaande gegevens volgende instapvoorwaarden voor de vooropleiding industrie voor anderstalige werkzoekenden vastgelegd:
ingeschreven zijn als werkzoekende bij VDAB; taalniveau 1.2 behaald hebben (=RG 1); geen erkend diploma secundair onderwijs hebben; ouder dan 21 jaar zijn of minstens een half jaar gestopt zijn met voltijds onderwijs; bereid zijn om te gaan werken als elektricien, mecanicien of technieker.
Opmaak van het uurrooster In het ontwerp van het uurrooster wordt uitgegaan van een voltijds traject van 35 uur (of 42 lestijden) opleiding per week. Dit is een voorwaarde omdat werkzoekende cursisten anders in een niet-voltijds opleidingstraject terechtkomen, wat gevolgen heeft voor hun uitkering en vrijstelling voor beschikbaarheid op de arbeidsmarkt. Rekening houdend met achttien weken in één semester, onderverdeeld in drie NT2-modules of opleidingsblokken, duurt elke NT2-module circa zes schoolweken. Tabel: Weekoverzicht Vooropleiding industrie voor anderstaligen september 2013-januari 2014 Week
1
2
3
4
5
6
7
8
Schoolweek
1
2
3
4
5
6
7
8
NT2
RG 2.1
Technisch
VDAB 1
9
10
11
12
13
14
15
16
9
10
11
12
13
14
15
RG 2.2
17
18
19
20
21
16
17
18
RG 2.3 VDAB 2
Voor elke module betekent dit een geraamd lessenpakket van 252 lestijden. Door de schoolvakanties op te vullen met modules die niet verbonden zijn aan het volwassenenonderwijs omvat de opleiding in totaal circa 800 lestijden.
126
22
Tabel: Lestijden- en uuroverzicht Vooropleiding industrie voor anderstaligen Dag
Week
Blok NT2
Semester
Extra
Totaal
Lestijden
8,4
42
252
756
44
800
Uur
7
35
210
630
37
667
Elke NT2-module duurt telkens 120 lestijden wat in theorie 20 lestijden NT2 (= 16uur) per week betekent. Gespreid over 4 dagen krijgen de cursisten 4 uur NT2 per dag. Voor elke gedoceerde drie uur NT2 heeft de cursist één uur studie- en verwerkingstijd. Het totale weekpakket NT2 omvat dus 21 uren, waarvan 16 uur contactonderwijs en 5 uur studie- en verwerkingstijd. De keuze om NT2 te spreiden over 4 dagen per week is een bewuste keuze, die gebaseerd is op onderzoeksresultaten. 40 Tabel: Uurrooster vooropleiding industrie voor anderstaligen september 2013-januari 2014 Ma
Di
Wo
Do
Vr
voormiddag
4u NT2
4u NT2
4u beroep
4u NT2
4u NT2
namiddag
3u zelfstudie
4 beroep
4u rekenen
4u beroep
2u zelfstudie
Voor het niet-NT2-gedeelte worden de resterende uren aangevuld met industriespecifieke oriëntatie en competenties: module veiligheid (VCA, gegeven door VDAB), technisch Nederlands (door VDAB), basistechnieken metaal (BTM, gegeven door CVO VTI Leuven) en module Rekenen (gegeven door CBE). CBE heeft hiermee reeds ervaring vanuit haar rekenwerkplaats in het competentiecentrum te Heverlee. Doorstroom en uitstroom De vooropleiding is idealiter opgebouwd op een manier die maximaal rekening houdt met:
Instroom: een cursist die maximaal 1.2 behaald heeft, moet het volledige traject volgen. Een cursist die RG 2.1. reeds behaald heeft, kan (eventueel) later in het traject instappen.
Doorstroom: door drie modules NT2 te spreiden over vijf maanden werd een intensief maar haalbaar NT2-traject gerealiseerd. Cursisten die op het einde van een NT2-module het gewenste taalniveau behalen, stromen door naar de volgende module. Werkzoekende cursisten die niet het gewenste taalniveau behalen of al willen starten met een beroepsopleiding kunnen doorstromen naar een voltijdse VDAB-beroepsopleiding (heroriëntering).
Uitstroom: finaliteit van het voortraject is ervoor zorgen dat anderstalige cursisten een grote kans hebben om hun diplomagerichte industrie-opleiding positief af te ronden, een diploma te behalen en effectief tewerkgesteld te worden in de industrie. Cursisten die het voortraject succesvol doorlopen hebben, krijgen toegang tot het OKOT.
40
Vijf lesdagen NT2 per week genereert beduidend lagere slaagkansen dan drie of vier lesdagen. Obin Onderzoek behoeftegerichte intensieve trajecten NT2. Ilse Bockstael 2011.
127
Schema: instroom - doorstroom - uitstroom vooropleiding industrie voor anderstaligen
Instroom 1.2 behaald
NT2 – RG 2.1 (week 1 – 6)
Beroepsopleiding VDAB Doorstroom
Instroom 2.1 behaald
NT2 – RG 2.2 (week 7 – 12)
Beroepsopleiding VDAB Doorstroom
Instroom 2.2. behaald
NT2 – RG 2.3 (week 13 – 18)
Beroepsopleiding VDAB Doorstroom
Instroom 2.3. behaald
Diplomagericht OKOT secundair onderwijs
Tewerkstelling in de industrie
Week 1 start op 2 september 2013 (cfr. Tabel weekoverzicht). Week 9 valt samen met de herfstvakantie, weken 17 en 18 met de kerstvakantie. Een tussentijds instapmoment is mogelijk na week 6 na afronding van de eerste module NT2. De cursisten die wensen in te stromen na week 6, kunnen vanaf week 7 (14 oktober 2013) de module RG 2.2 volgen en na week 10 instappen in het technische gedeelte. Hierdoor volgen deze zij-instromers de eerste drie weken van het voortraject een deeltijdse opleiding met enkel Nederlands. Door de herfstvakantie komt dit overeen met 4 effectieve weken. Een tweede tussentijds instapmoment kan voor NT2 voorzien worden na afronding van de tweede module NT2 d.i. na schoolweek 12. Voor het technisch gedeelte is er dan echter geen instapmogelijkheid meer. Er is dus voor cursisten die RG 2.1 behaald hebben maar één instap in oktober mogelijk.
5.7.3. Toeleidings- en screeningsfase Toeleiding De werving van cursisten gebeurt, net zoals bij de OKOT-trajecten, in hoofdzaak door klantenconsulenten van VDAB. Alle trajectbegeleiders worden zowel geïnformeerd over de vooropleiding als over het aansluitende OKOT-traject industrie. VDAB nodigt anderstalige werkzoekenden die voldoen aan de parameters (leeftijd, laag taalniveau, enz) uit aan de hand van een Siebelactie of brief voor een infosessie in de periode meijuni.
128
L4-Volwassenenonderwijs communiceert dit aanbod bijkomende via de Centra voor Volwassenenonderwijs (waar NT2 RG 1.2. en 2.1. ingericht worden), via het Provinciaal Integratiecentrum (PRIC) en via de loketten van het Huis van het Nederlands. De flyer wordt eveneens digitaal en via de website www.lerenwerkt.org bekend gemaakt en indien nodig worden toeleiders ook telefonisch geïnformeerd.
Screening Om de gewenste doelgroep naar de vooropleiding toe te leiden en om een inschatting te maken van de slaagkansen van de cursisten is een goede screening essentieel. Potentiële cursisten krijgen een uitnodiging voor een multidisciplinair assessment -bestaande uit een intakegesprek en testen- dat focust op formele criteria, motivatie, leervaardigheid, niveau Nederlands, niveau rekenen en technische competenties.
In de voorbereidingsfase van de vooropleiding zochten de partners naar geschikte testinstrumenten om het leervermogen van anderstaligen in kaart te brengen. Drie pistes werden bekeken:
De COVAAR-test van het Huis van het Nederlands: Deze test kan alleen maar gebruikt worden in het kader van een uitgebreide intake, waarin ook met andere criteria wordt rekening gehouden.
Een buitenlands diploma, niet erkend in Vlaanderen: Dit is een mogelijke indicator van leervaardigheid, maar kan in veel gevallen niet voorgelegd worden door de cursisten. Ze moeten dit diploma nog aanvragen, en zullen ze in een aantal gevallen ook niet krijgen. Beslissingen zijn dan gebaseerd op wat een cursist zegt, zonder dat dit kan geverifieerd worden.
De CEBIR-test van de dienst gespecialiseerde screening van VDAB: Het competentiecentrum van Heverlee heeft reeds ervaringen met CEBIR-screenings van cursisten uit andere opleidingen. Uit deze screenings is echter gebleken dat anderstaligen zeer moeilijk slagen voor de test.
De kerngroep Leren Werkt! opteerde ervoor om de COVAAR-test te laten afnemen door het Huis van het Nederlands. Na vergelijking van de resultaten en de bevindingen van de VDAB-instructeurs op een geselecteerde groep van cursisten bleek dat de hogere scores absoluut geen zekerheid kunnen geven op kans van slagen. De laagste scores kunnen eventueel wel een uitspraak doen in negatieve zin. In geval van twijfel om een cursist toe te laten tot het voortraject kan op basis van gesprekken en technische tests een lage score doorslaggevend zijn om de cursist te oriënteren naar een andere, minder intensieve opleiding.
De klantenconsulent gaat in het intake-gesprek in de eerste plaats na of de cursist voldoende gemotiveerd is, alsook voldoende interesse heeft in een tewerkstelling in de industrie. De klantenconsulent verzamelt eventueel ook eerder behaalde deelattesten van NT2-modules. Als de klantenconsulent niet over deelattesten beschikt, kijkt het Huis van het Nederlands vervolgens na of de cursisten in het verleden al een COVAAR-test hebben
129
afgelegd en/of welke modules NT2 zij reeds doorlopen intakegesprek voldoende geïnteresseerd zijn, worden in door VDAB gescreend op vlak van rekenen en technische van het Nederlands op vlak van taal (indien het Huis nog in kwestie heeft).
hebben. Cursisten die na het de loop van juni tot augustus competenties en door het Huis geen gegevens over de cursist
5.7.4 Uitvoeringsfase Bij de start van het traject krijgen de cursisten op de contactdag alle mogelijke informatie over de opleiding. VDAB brengt alle nodige administratie in orde. De opleiding is net zoals de TKO-trajecten volledig kosteloos voor werkzoekenden. Dit betekent dat de cursisten:
geen inschrijvingsgeld moeten betalen. VDAB maakt voor deze cursisten een attest op voor volledige vrijstelling van het inschrijvingsgeld en bezorgt dit aan CVO Leuven-Landen. geen kopiekosten moeten betalen. De meest praktische werkwijze is dat de NT2leerkracht de nodige kopieën neemt in het competentiecentrum van VDAB. geen cursus moeten kopen. Ook hier is de meest praktische werkwijze dat VDAB de benodigde cursussen aankoopt.
Om de zes weken wordt (bij het beëindigen van een NT2 module) een gemeenschappelijke klassenraad georganiseerd. In deze klassenraad zijn voor CVO Leuven-Landen, CBE en CVO VTI Leuven de betrokken leerkrachten vertegenwoordigd, en voor VDAB de instructeur-coaches, al naargelang hun agenda aangevuld met de VDAB-servicemanager Industrie en NT2.
De cursist moet geslaagd zijn voor een NT2-module om te kunnen doorstromen naar de vervolgmodule. Op het einde van de vijf maanden vooropleiding moet hij met andere woorden geslaagd zijn voor de taalmodules 2.1, 2.2 en 2.3. Een cursist kan steeds in overleg met de klantenconsulent zijn vooropleiding stopzetten of beslissen om na de vooropleiding niet te starten met een TKO-opleiding. In onderling overleg wordt dan bekeken wat de beste oplossing voor de werkzoekende is.
Wanneer de cursist slaagt voor de NT2-modules en de technische modules (VCA, enz), behaalt hij een VDAB-getuigschrift en krijgt hij de deelattesten van de behaalde NT2-modules. L4-Volwassenenonderwijs organiseert samen met de opleidingspartners eind januari een proclamatie voor de cursisten en hun familie en/of vrienden. Deze proclamatie valt samen met het overhandigen van de diploma’s van de reguliere TKO-cursisten.
130
5.7.5 Doorstroom naar TKO Na het voortraject van vijf maanden is het de bedoeling dat de anderstalige cursisten doorstromen naar het TKO-traject in februari. Met uitzondering van de test Nederlands nemen zij net zoals de Nederlandstalige kandidaat-cursisten voor de TKO-opleiding deel aan de instapweek die TKO Leuven in januari organiseert. Zij leggen een test wiskunde en een ELAO-test Frans/Engels af.41 Afhankelijk van de resultaten kunnen zij dus voor bepaalde modules wiskunde en vreemde taal een vrijstelling behalen. Op de contactdag in februari (d.i. de eerste dag van de TKO-opleiding) worden de anderstalige cursisten administratief met de andere TKO-cursisten ingeschreven en ontvangen zij gedetailleerde uitleg over de opleiding, het uurrooster, eventuele vrijstellingen, enz.
In het TKO-traject wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen anderstalige en niet-anderstalige cursisten met uitzondering van één AAV-module. Om de overstap van RG 2.3. (e.g. de laatste module Nederlands in de vooropleiding) naar Nederlands M1 (e.g. de eerste module Nederlands in het AAV-traject van de TKO-opleiding) te faciliteren, hebben de opleidingspartners in de kerngroep Leren Werkt! besloten om extra Nederlands te voorzien. Tijdens de eerste zeven weken van de TKO-opleiding heeft TKO Leuven Nederlands Basis aan alle cursisten uit de vooropleiding gegeven. Dit was realiseerbaar op een moment dat de reguliere OKOT-cursisten Basistechnieken Mechanica (BTM) kregen aangezien de VOKOT-cursisten deze module reeds in hun vooropleiding gezien hadden en hiervoor vrijgesteld waren. Zodra de module Nederlands Basis was afgerond, sloten de anderstalige cursisten aan bij BTM op maandagnamiddag en vrijdagvoormiddag.
41
Deze test wiskunde en Frans zijn dus dezelfde testen die kandidaat-cursisten in het reguliere OKOT-traject moeten doen.
131
Tabel: Uurrooster TKO industrie 3 februari tot en met 21 maart 2014 (enkel voor de cursisten uit de vooropleiding!) Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
08.45-9.40 Beroepsmodule Nederlands M1
ICT M3
Frans M 1/2
9.40-10.35 Beroepsmodule Nederlands M1
ICT M3
Frans M 1/2
10.45-11.40 Beroepsmodule Nederlands M1
ICT M1/2
Frans M 1/2
11.40-12.35 Beroepsmodule Nederlands M1
ICT M1/2
Frans M 1/2
Vrijdag
Tijd >07.30
Beroepsmodule
Nederlands Basis Nederlands 14.10-15.05 Basis 13.15-14.10
15.15-16.10 16.1017.05
Nederlands Basis
Nederlands Basis Nederlands Basis Nederlands Basis
Wisk Basis/M2
Leerondersteuning Cultuur
Beroepsmodule
Wisk Basis/M2
Leerondersteuning Cultuur
Beroepsmodule
Wisk Basis/M2
Leerondersteuning Maatschappij M Beroepsmodule
Wisk Basis/M2
Maatschappij M
132
5.7.6. Evaluatie van de vooropleiding 2013-2014 in Heverlee VDAB en het Huis van het Nederlands screenden in totaal dertien potentiële kandidaten, waarvan er elf in september 2013 zijn opgestart. Eén kandidaat had niet het vereiste taalniveau, de tweede potentiële cursist had een te hoog taalniveau. Hij werd doorverwezen naar de screenings van het TKO-traject. In oktober 2013 volgden twaalf cursisten de vooropleiding: één cursist is namelijk op aanraden van de TKO-klassenraad in oktober vanuit de TKO-opleiding industrie overgeplaatst naar de vooropleiding om zijn niveau Nederlands bij te schaven. In januari 2014 beëindigden acht cursisten succesvol de vooropleiding. Vier cursisten zijn in de loop van het traject gestopt: twee personen omdat zij niet geslaagd waren voor module 2.1. Eén cursist omdat hij is beginnen werken en één cursist omwille van persoonlijke beweegredenen (te verre verplaatsing en wens om een andere opleiding te volgen). De twee cursisten die niet geslaagd waren voor een NT2-module, werden in het competentiecentrum van Heverlee geheroriënteerd naar een vakopleiding. Uit een evaluatiegesprek met de cursisten (januari 2014) is gebleken, dat het voortraject een intensief traject is en veel inspanningen vraagt. Op vijf maanden tijd drie NT2modules verwerken, is geen klein bier. Bovendien waren vijf cursisten afkomstig uit Limburg en één cursist uit Antwerpen. De verre verplaatsing naar het competentiecentrum in Heverlee, het voltijdse uurrooster en bijkomend het gegeven dat vele cursisten een gezin hebben en ’s avonds nog tijd moeten vrijmaken om te studeren of opdrachten te maken, maken dat zij het traject als zwaar ervaren hebben. Nochtans zijn de slaagcijfers (circa 67%) van de eerste opstart zeer positief. Het belang van de groepsdynamiek en het geïntegreerde uurrooster met een afwisseling tussen NT2 en praktijk zullen hierin ook hun aandeel hebben.
Uit de evaluatie van de vooropleiding en het afronden van het eerste semester in het TKO-traject komen volgende aanbevelingen naar boven:
Inspanningen leveren om deler NT2 (=12) te halen. Om de gewenste doelgroep te bereiken, is een flyer of een siebelactie misschien niet het meest geschikte wervingsinstrument. We schakelen VDAB-trajectbegeleiders in en starten de werving reeds in de loop van mei. Een extra module rekenen in de vooropleiding voorzien. Een heterogene groep samenstellen, zowel qua instapniveau als qua schoolse vaardigheden: We blijven op zoek naar een geschikt instrumentarium om leervaardigheid in kaart te brengen. Screening Frans/Engels opnemen voor de start van de VOKOT-opleiding. Aandacht voor een gerichte (taal)ondersteuning in het diplomagerichte traject. Aandacht voor differentiatie in de AAV-lessen. Tussen de VOKOT- en de TKO-opleiding een extra screening voorzien: kan de cursist op dit moment in zijn opleiding het diplomagerichte traject aan?
133
6. OVERZICHT PARTNERS Leren Werkt! is het resultaat van een intensieve samenwerking tussen VDAB, L4Volwassenenonderwijs vzw en de Centra voor Volwassenenonderwijs en Basiseducatie in het arrondissement Leuven. Voor het realiseren van Leren Werkt! werken volgende centra samen, onder coördinatie van L4-Volwassenenonderwijs vzw: CBE Open School tel. 016 22 10 68 Parkstraat 146, 3001 Leuven
CVO De Oranjerie tel. 013 35 09 90 Boudewijnvest 3, 3290 Diest
CVO Leuven-Tienen-Landen (TKO Leuven) tel. 016 22 45 46 Justus Lipsiusstraat 69, 3000 Leuven
CVO VTI Leuven tel. 016 31 97 72 Dekenstraat 3, 3000 Leuven
De coördinatie gebeurt door: L4-Volwassenenonderwijs vzw tel. 016 26 79 75 Provincieplein 1, 3010 Leuven
134
Voor VDAB betreft het de competentiecentra van Heverlee en Diest: VDAB Competentiecentrum Diest tel. 013 35 53 99 Leuvensesteenweg 72, 3290 Diest
VDAB Competentiecentrum Heverlee tel. 016 38 00 00 Interleuvenlaan 2, 3001 Leuven
135
7. AFKORTINGEN Hieronder vind je de verklaring van de gebruikte afkortingen in het instrument. AAV:
Aanvullende Algemene Vorming
AMB:
Arbeidsmarkt
BSO:
Beroepssecundair Onderwijs
BTM:
Basistechnieken mechanica
CC:
Competentiecentrum
CEBIR:
Center for Basic Interactive Research
CBE:
Centrum voor Basiseducatie
CNC:
Computer Numerical Control
COVAAR:
(Psychologische test naar) Cognitieve Vaardigheden
CVO:
Centrum voor Volwassenenonderwijs
DBSO:
Deeltijds Beroepssecundair Onderwijs
ELAO:
Efficient Language Assessment Online
ERK:
Europees referentiekader
EVC:
Eerder verworven competenties
EVK:
Eerder verworven kwalificaties
HBO:
Hoger Beroepsonderwijs
IBO:
Individuele Beroepsopleiding
IEI:
Industrieel elektrotechnisch installateur
LT:
Lestijden
NT2:
Nederlands tweede taal
NWWZ:
Niet-werkende werkzoekenden
OKOT:
OnderwijsKwalificerend OpleidingsTraject
OLC:
Open leercentrum
OP:
Opleidingsprofiel
PBa:
Professionele Bachelor
PTO:
Psychotechnisch onderzoek
REI:
Residentieel Elektrotechnisch installateur
136
Se-n-Se:
Secundair-na-Secundair
SO:
Secundair Onderwijs
TKO:
Tweedekansonderwijs
TPD:
Technisch pedagogisch dossier
VDAB:
Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling
VKS:
Vlaamse kwalificatiestructuur
137