Leren van grantees
Bevraging van de organisaties en individuen die steun kregen in de periode 2012-2014
Augustus 2015
Colofon Leren van grantees. Bevraging van de organisaties en individuen die steun kregen in de periode 2012-2014 Een uitgave van de Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21 te 1000 Brussel Cette publication est également disponible en français sous le titre: Ce que nous apprennent les bénéficiaires. Enquête sur les organisations et les personnes soutenues pendant la période 2012- 2014. This publication also exists in English under the title: Learning from Grantees. Survey of the organisations and individuals that received a support during the period 2012-2014. AUTEUR COÖRDINATIE VOOR DE KONING BOUDEWIJNSTICHTING
GRAFISCHE VORMGEVING
Michel Albertijn, Tempera Luc Tayart de Borms Tinne Vandensande Karin Lippert Greta Peirs PuPiL Deze uitgave kan gratis worden gedownload van onze website www.kbs-frb.be
Wettelijk depot
D/2893/2015/24
Bestelnummer
3351 Augustus 2015 Met de steun van de Nationale Loterij
Het woord dat volgens grantees het beste de Koning Boudewijnstichting beschrijft
1560 antwoorden van grantees
6 procent noemt spontaan het woord ‘steun’ (support)
Amper 1 procent noemt een woord met een negatieve connotatie, zoals ‘afstandelijk’, ‘oud’ of ‘niet vernieuwend’
Inhoud Woord vooraf
5
Het onderzoek
6
Executive summary
7
Deel 1. De grantees en hun initiatieven
9
1.
9
Over de initiatieven
2. De organisaties achter de initiatieven
15
3. Het publieksbereik
19
4. Veranderingen die grants tot stand brengen
21
Deel 2. De samenwerking tussen de Koning Boudewijnstichting en de grantees
27
5. De meerwaarde van de steun
27
6. Tijd nodig voor het aanvragen van een grant
32
7.
36
Tijd nodig voor de activiteiten die bij een grant horen
8. De ondersteuning en afhandeling van de aanvraag
38
9. Wat kan de Koning Boudewijnstichting beter doen
44
Deel 3. Deelgroepen
49
10. Kleine organisaties als grantee
49
11. De steun aan individuen
54
12. Buitenlandse grantees
58
Bijlagen 61 1.
4
Cijferbijlage: vergelijking van de twee meetmomenten
61
2. Enkele cijfers over de volledige groep van grants 2012-2014
69
3. Over de bevraging van grantees
73
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Woord vooraf Om de effectiviteit van haar grantmakingactiviteiten te verbeteren, organiseerde de Koning Boudewijnstichting voor de tweede maal een enquête bij de organisaties en individuen die een steun ontvingen. De bevraging vond plaats in de periode maart-april 2015 en richtte zich op de groep grantees die tussen 2012 en 2014 gesteund werden. Het grantbudget bedroeg in de periode 2012-2014 80,9 miljoen euro. Deze middelen zet de Stichting in om de slagkracht van verenigingen en geëngageerde burgers te vergroten. In deze tijden van beperkingen en onzekerheden is het meer dan ooit van belang dat we deze rol opnemen. Deze enquête peilt naar de samenwerking tussen de Stichting en haar grantees en brengt de effecten van de steun in kaart. De resultaten worden door de Stichting gebruikt om haar grantmakingbeleid te verbeteren en in te spelen op nieuwe behoeften van grantees. De Stichting dankt al haar grantees die elke dag opnieuw investeren in een betere samenleving. Zij dankt alle respondenten voor hun medewerking aan deze enquête en zij engageert zich om aan de slag te gaan met de leerpunten die uit de bevraging naar voor komen.
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
5
Het onderzoek
Doel • In kaart brengen van de effecten van de steun van de Koning Boudewijnstichting • Peilen naar de mening van de organisaties en individuen die steun ontvangen over de samenwerking met de Koning Boudewijnstichting
Werkwijze • Een bevraging van 1930 organisaties en individuen die tussen 2012 en 2014 steun ontvingen van de Koning Boudewijnstichting • Voortbouwend op en vergelijkend met een soortgelijke enquête over de periode 2009-2011. Bijlage 1 vergelijkt de resultaten van beide bevragingen • Met een online-enquête, afgenomen tussen 17 maart en 3 april 2015 • De enquêtering gebeurde in vier talen (Frans, Nederlands, Engels en Duits) en bij alle initiatieven die de Koning Boudewijnstichting steunt, ook in het buitenland • Na enige selecties — organisaties die meerdere keren steun kregen, geen ondersteuningen van minder dan 500 euro, … — werden 3572 enquête-uitnodigingen verstuurd • Een respons van 54 procent
Nuttig om weten • Tussen 2012 en 2014 reikte de Koning Boudewijnstichting 5644 financiële ondersteuningen uit, goed voor in totaal 80.993.000 euro • De term ‘grantee’ staat voor iemand die steun kreeg van de Koning Boudewijnstichting. De meerderheid zijn organisaties, maar het kunnen ook individuen zijn • Een ‘grant’ is elke financiële ondersteuning door de Koning Boudewijnstichting • Bijlage 2 gaat dieper in op de onderzoeksaanpak
6
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Executive summary Dit rapport bevat de resultaten van een online-bevraging bij 1930 organisaties en individuen die tussen 2012 en 2014 steun ontvingen van de Koning Boudewijnstichting. De enquête gebeurde in maart-april 2015 en ondervroeg zowel Belgische als buitenlandse grantees. De respons bedraagt 54 procent en is representatief. De onderzoeksresultaten zijn lovend voor de Koning Boudewijnstichting. De positieve teneur wordt bovendien breed gedragen en komt terug bij zowel kleinere als grotere grantees, ongeacht de omvang van het steunbedrag, bij organisaties en individuen, … De Koning Boudewijnstichting bereikt via haar grants jaarlijks minstens 200.000 personen, waarvan 160.000 in België. Dit is meer dan in de periode 2009-2011, toen jaarlijks 100.000 personen bereikt werden. De groei wordt grotendeels veroorzaakt doordat de Stichting steeds meer initiatieven steunt. De gemiddelde grant bedraagt 5000 euro. Grantees zijn tevreden met de omvang van hun grant, ongeacht of het om een kleine of grote som gaat. Grantees realiseren met hun initiatief vooral gedragsveranderingen bij doelgroepen — beter welbevinden en toename sociale integratie — en de capaciteitsversterking van de eigen organisatie. Minder initiatieven mikken op beleidsverantwoordelijken en dat lukt ook nog eens minder goed. De steun aan individuen heeft een effectieve impact op het leven van die individuen en brengt hen veranderingen. De Koning Boudewijnstichting lukt erin om de extra tijdsinvestering voor een grantee beperkt te houden tot gemiddeld één werkdag voor het uitschrijven van de aanvraag en twee werkdagen voor extra activiteiten die de Stichting tijdens de uitvoering vraagt. Kleinere grants vragen bovendien minder tijd. De Stichting lukt er eveneens in om kleinere organisaties — organisaties zonder betaalde personeelsleden — volop te laten participeren, met behoud van hun eigenheid. Ook organisaties zonder ervaring met steunaanvragen vinden hun weg in de aanvraagprocedure. Het enthousiasme voor de werking van de Koning Boudewijnstichting is groot. Pas bij (sterk) doorvragen duiken voorzichtige kritische bedenkingen op. Grantees zien dan vooreerst verbetermogelijkheden in het traject na de goedkeuring van de aanvraag: wat moet een initiatief precies doen om effectief te starten? Is er meer contact met de Stichting mogelijk tijdens de uitvoering van het initiatief? Kunnen er meer contactmogelijkheden tussen grantees onderling ontwikkeld worden? Er ontbreekt controle op de besteding. De communicatie dooft uit: grantees krijgen bijvoorbeeld geen reactie op een evaluatiedossier, … De grant is meestal noodzakelijk om tot uitvoering over te gaan. Drie kwart van de initiatieven was dode letter gebleven zonder de steun van de Koning Boudewijnstichting. Dat geldt ook voor de kleinste categorie van grants van 500-1000 euro. Een klein steunbedrag is een afdoend ‘aanmaakblokje’ om een initiatief te realiseren. Naast de financiële plus waarderen grantees vooral de ‘mogelijkheid om te experimenteren’, wat de maatschappelijke meerwaarde van de steun beklemtoont. Opnieuw onderschrijven ook de kleinste grants dit. Een grant hoeft niet groot te zijn om maatschappelijke vernieuwing te faciliteren.
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
7
8
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
DEEL 1 De grantees en hun initiatieven
1. Over de initiatieven De volgende bladzijden beschrijven met enkele grafieken de karakteristieken van de geënquêteerde initiatieven. Enkele krachtlijnen: • Thema. Armoede, maatschappelijk engagement, gezondheid en onderwijs zijn de meest genoemde thema’s. Telkens zegt minstens een kwart van de respondenten dat hun initiatief in dat thema kadert (grantees konden meerdere antwoorden invullen); • Regionale verdeling. De meeste initiatieven bevinden zich in Vlaanderen, gevolgd door Wallonië. 15 procent van de initiatieven gaan buiten België door; • Doelgroep. Vooral jongeren, kinderen, gezinnen en mensen in armoede behoren frequent tot de doelgroepen van de ondersteunde initiatieven; • Geografisch. 53 procent van de initiatieven mikt op een lokale werking. Daarbinnen focussen meer initiatieven zich op een urbane omgeving (32%) dan een rurale omgeving (20%); • Actiedomeinen. De meeste initiatieven behoren tot de actiedomeinen armoede & sociale rechtvaardigheid en maatschappelijk engagement; • Activiteiten. De initiatieven ontplooien met de steun van de Koning Boudewijnstichting een resem acties. De aankoop van materiaal en inrichting gebeurt door 39% van de initiatieven en is daarmee met voorsprong de meest frequente activiteit. Het zijn weinig verwonderlijke resultaten. Onder andere omdat de enquête representatief is voor de werking van de Koning Boudewijnstichting 2012-2014, zodat de verschillende grafieken aansluiten bij reeds bekend ander materiaal dat de Stichting over haar grantees verzamelt.
Dezelfde accenten als 2009-2011. In bijlage 1 vindt de lezer gedetailleerde cijfers en (wanneer mogelijk) een vergelijking met een soortgelijke enquête uit 2009-2011. Vooral opvallend zijn daar de grote overeenkomsten tussen beide periodes. De groep grantees die in 2012-2014 steun kreeg, is zowat een doorslag van de voorgangers uit 2009-2011. Dezelfde thematische accenten worden gelegd, dezelfde doelgroepen krijgen prioriteit, … Omdat de parallellen tussen de twee enquêteperiodes groot zijn, staat dit rapport niet steeds stil bij de vergelijking tussen beide. Waar nodig — lees bij afwijkende resultaten — gebeurt dit wel. Het is overigens opmerkelijk dat de Koning Boudewijnstichting, die sinds 2009-2011 op een nieuw strategisch plan overstapte en bovendien veel kortlopende initiatieven steunt, uiteindelijk in 2009-2011 en in 2012-2014 twee erg vergelijkbare groepen grantees blijkt te steunen.
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
9
Over de Koning Boudewijnstichting De Koning Boudewijnstichting is een onafhankelijke en pluralistische stichting die actief is op zowel lokaal, regionaal, federaal, Europees als internationaal niveau. De Stichting wil de samenleving ten goede veranderen en investeert daarom in inspirerende initiatieven rond thema’s als armoede, gezondheid, ontwikkeling, maatschappelijk engagement, erfgoed, …
• Vaak gaat de steun naar organisaties, maar de Stichting geeft ook steun aan individuen die dankzij hun leiderschap een voortrekkersrol spelen in hun gemeenschap; • De meeste ondersteunde initiatieven bevinden zich in België, maar dat hoeft niet zo te zijn. 14 procent van de initiatieven zijn van buitenlandse organisaties.
Tussen 2012 en 2014 steunde de Stichting 5644 initiatieven, gespreid over heel verschillende acties en organisaties:
De Koning Boudewijnstichting beschikt over drie belangrijke inkomstenbronnen:
• 31 procent van de initiatieven ontvangt steun na een oproep of actie die de Koning Boudewijnstichting initieert. Zulke acties passen in het strategisch plan van de Stichting, dat een aantal actiedomeinen afbakent; • 69 procent ontvangt steun van een Fonds dat beheerd wordt binnen de Stichting. Elk Fonds heeft een filantropisch doel en maakt binnen het kader van de Stichting eigen inhoudelijke keuzes;
10
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
• Jaarlijks nemen we 4% van de beurswaarde van ons eigen kapitaal; • We nemen 3,7% van de beurswaarde van het kapitaal van de Fondsen; • We ontvangen een jaarlijkse dotatie van de Nationale Loterij (meer dan 11 miljoen euro). Dat alles samen maakt dat de Stichting 2015 kon starten met een budget van 44,8 miljoen euro.
Figure 1.1. Distribution by theme (up to three themes possible per initiative)
Figure 1.1
Poverty
29%
Civic Engagement
26%
Health
25%
Education
25% 18%
Art, culture and heritage Migration and integration
14%
Environment
14%
Development
12%
Sport & Leisure
10%
Social Justice
10%
Scientific Research
8%
Ageing
7%
Economy
5% 4%
Democracy Leadership
2%
European integration
2%
Philanthropy
2% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
As each initiative could indicate up to three themes, the sum of the responses surpasses 100 percent. There was no obligation to designate three themes. Some respondents limited themselves to one single theme; others picked two or three.
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
11
Figure 1.2
Figure 1.2. Distribution of the grantees by Region or Community
24%
French Community/Walloon Region
33%
Flemish Community/Region Brussels Capital Region
15% 1%
German-speaking Community
7%
Interregional/Intercommunity 4%
In Belgium and other countries Outside Belgium
15% 0%
5%
10%
15%
20%
30%
25%
35%
40%
35%
40%
Figure 1.3. Distribution by target group (up to three target groups possible per initiative)
Figure 1.3
Young people
28%
Children
27%
Families
25%
People in poverty
23% 17%
The general public 13%
People of foreign origin
12%
People with a disability Patients
10%
Older people
9%
Policymakers
5%
Carers
4%
Experts
4%
Entrepeneurs
4%
Addicts
3%
Heritage and countryside managers
2%
Offenders or former offenders
2%
No target group
6% 0%
12
5%
10%
LE R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
15%
20%
25%
30%
Figure 1.4 Figure 1.4. Distribution of the grantees by geographical term
Local - Urban
32%
Local - Rural
20% 19%
Regional National
11%
International
11%
Not Applicable
7% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
35%
40%
Figure 1.5. Distribution of the grantees by KBF Activity area
Figure 1.5
28%
Poverty & social justice Civic Engagement
26%
Health
12%
Philanthropy
8%
Leadership
7%
Democracy in Belgium
6%
Development
5%
Heritage
5% 3%
Philanthropical instruments Other activities
1%
Migration
1%
Democracy in the Balkans
1% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
t
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
13
Figure 1.6. Distribution by activity (upFigure to three 1.6 activities possible per initiative) 39%
Purchasing materials or furnishings 20%
Local and neighbourhood activities Continuing to develop own organisation
19%
Organising a training course
14%
Learning process or personal coaching
14%
Help and resistance
14%
Printed product or website
13%
Research
13% 12%
Colloquium, conference or workshop 8%
Exchange programme Conservation and restoration
5%
Creating and guiding an online community
2% 0%
5%
t
14
LE R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
2. De organisaties achter de initiatieven De grants van de Koning Boudewijnstichting bereiken overwegend organisaties met een zekere schaal, die de middelen hebben om betaald personeel tewerk te stellen. De Koning Boudewijnstichting steunt vooral organisaties. Organisaties maken 87 procent uit van de respondenten van de enquête. Ongeacht hun soms heel verschillende schaal — gaande van een kleinschalig informeel samenwerkingsverband tot een universiteit of overheid — gaat het om respondenten die in een min of meer vast samenwerkingsverband een initiatief uitvoeren. De overige 13 procent gesteunde initiatieven bestaat vooral uit individuen die een persoonlijke steun kregen (zie later). Twee derde van de ondersteunde organisaties zijn non-profi tverenigingen. De overgrote meerderheid van de ondersteunde organisaties zijn verenigingen zonder winstoogmerk. Exact twee op drie van de grantees werken binnen dat statuut (67%). Het aantal vzw’s torent daarmee boven elke andere organisatievorm uit. Andere organisatievormen komen al bij al weinig voor. Het op één na meest voorkomende statuut zijn ‘feitelijke verenigingen’ (8%), zijnde informele samenwerkingsverbanden. Ook scholen, hogeronderwijsinstellingen en overheden tellen een vergelijkbaar aantal organisaties.
Figure 2.1.2.1 Legal status of grantees Figure
Government body, local administration or public organisation (6%)
Business (1%) Other (4%)
University or college (6%) School (8%)
Association with no formal legal status (8%) Non-profit (67%)
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
15
De Koning Boudewijnstichting bereikt overwegend organisaties met een zekere omvang. Het dominante statuut van vzw of feitelijke vereniging van veel grantontvangers betekent niet dat de gemiddelde grantee zich in het vrijetijds- of vrijwilligerscircuit bevindt: bij 73 procent van de grantees werken betaalde personeelsleden (grafiek 2.2.). De meeste organisaties tellen bovendien behoorlijk veel betaalde personeelsleden. De mediaan — de middelste waarde — ligt op zes personen: bij de helft van alle ondersteunde organisaties werken zes of meer betaalde personeelsleden. Te noteren is dat de enquête het aantal betaalde personeelsleden — en naderhand ook vrijwilligers — benaderend vroeg. De respondenten werd bijvoorbeeld niet om het ‘aantal voltijdse equivalenten’ gevraagd, maar om een richtgetal.
Figure 2.2
Figure 2.2. Number of employees, all organisations
51+ Employees (19%)
No paid employees (27%)
11-50 Employees (23%) 1-10 Employees (31%)
Drie kwart van de vzw’s werkt met betaald personeel. Voor bedrijven, scholen en overheidsadministraties is het tewerkstellen van personeel quasi vanzelfsprekend. Evenzeer is voor de hand liggend dat samenwerkingsverbanden zonder formeel juridisch statuut bijna nooit personeelsleden tewerkstellen. Voor de heterogene wereld van de vzw’s is dat diffuser. Daarom is opmerkelijk dat ook een ruime meerderheid (77%) van de vzw’s die een grant ontvangen, personeel tewerkstelt (grafiek 2.3.). En dat zijn vaak organisaties met een behoorlijke schaal: 38 procent van de vzw’s telt elf of meer personeelsleden, wat een uitgebouwde organisatie impliceert.
16
LE R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Een andere illustratie van de relatief grote schaal van grantees is dat amper 16 procent van de vzw’s 1 tot 3 werknemers telt. Samen met de 23 procent vzw’s zonder personeel zijn de kleinere vzw’s goed voor 39 procent. Alle andere vzw’s tellen vier of meer werknemers. Eens te meer een indicatie dat de gemiddelde organisatie die steun van de Koning Boudewijnstichting ontvangt, een behoorlijke omvang en professionalisme bezit. Te noteren is dat de enquête ervoor koos om organisaties met kleine grants (kleiner dan € 500) niet aan te schrijven. Mogelijk is in deze groep het aandeel van organisaties zonder personeel groter.
Figure 2.3
Figure 2.3. Number of employees, non-profit organisations
51+ Employees (14%)
No paid employees (23%)
11-50 Employees (25%) 1-10 Employees (38%)
Evenveel vrijwilligers als betaalde krachten. Een overgrote meerderheid van de organisaties doen een beroep op vrijwilligers (72%). In de praktijk gaat het vooral om de informele organisaties en de vzw’s die sterk steunen op vrijwilligerswerk. Tussen beide organisatietypes is er weinig verschil in hun steunen op vrijwilligers. De informele samenwerkingsverbanden — die op een kleinere schaal functioneren — beroepen zich verhoudingsgewijze op evenveel vrijwilligers als de inherent meer gestructureerde vzw’s. De mediaanwaarde ligt voor beide types van organisaties op 9 vrijwilligers, het aandeel 11-50 vrijwilligers ligt zelfs wat hoger bij informele organisaties. Het kleine kwart van de grantees dat de eigen taken uitvoert zonder een beroep te doen op vrijwilligers, zijn voornamelijk te vinden bij overheden, bedrijven en onderwijsinstellingen.
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
17
Table 2.1. Organisational size and number of volunteers informal
not for profit
other*
total
Number of volunteers No volunteers
19
1.0%
210
19.4%
193
58.3%
422
100%
1-10 volunteers
59
43.4%
425
39.2%
77
23.3%
561
100%
11-50 volunteers
56
41.2%
288
26.6%
43
13.0%
387
100%
2
1.5%
161
14.9%
18
5.4%
181
100%
136
100%
1084
100%
331
100%
1551
100%
51+ volunteers N
* ‘other’= school, university or college, government body, local administration or public administration, business
Een groep grantees met diverse karakteristieken Naast de 87 procent grants aan organisaties steunt de Koning Boudewijnstichting ook individuen en werkt ze soms samen met andere organisaties bij het verdelen van steun. Die laatste organisaties (3%) ontvangen van de Stichting middelen om die op hun beurt te herverdelen aan andere initiatieven. Vaak gaat het om buitenlandse organisaties die hun lokale expertise in internationale samenwerkingen inbrengen. De overige grants (10%) gaan naar individuen, bijvoorbeeld om de eigen competenties te ontwikkelen.
18
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Een resem vragen en analyses uit de enquête zijn niet van toepassing op beide groepen. Organisaties die als ‘doorgeefluik’ fungeren, beantwoorden geen vragen over het uitvoeren van eigen initiatieven; voor de individuen zijn delen van de vragenlijst over organisatiestructuur, doelgroepen, bereik, … niet relevant. Daarom worden beide groepen uit grote delen van de rapportering verwijderd. Wel gaat dit rapport later apart in op de antwoorden van individuen.
3. Het publieksbereik De Koning Boudewijnstichting bereikt via al haar grants jaarlijks minstens 200.000 personen, waarvan 160.000 in België. Dit is een stijging in vergelijking met de periode 2009-2011, toen 100.000 personen bereikt werden. De meeste grants bereiken 51 tot 200 personen. De overgrote meerderheid van de ondersteunde initiatieven werkt voor één of meerdere doelgroepen en kunnen een schatting maken van het aantal personen dat ze met hun werking rechtstreeks bereiken. Grafiek 3.1 toont dat het bereik van de initiatieven zich breed spreidt. Het grootste deel (31%) van de ondervraagde grants schat tussen de 51 en 200 personen aan te spreken. Van 22 procent mag gesteld worden dat hun publieksbereik ruim is, met meer dan 500 direct bereikte personen. De cijfers en verdeling uit de grafiek zijn vergelijkbaar met de resultaten voor de periode 20092011, met dien verstande dat de groep initiatieven die meer dan 500 personen rechtstreeks bereikt in deze enquêteronde wat groter is. Het is niet altijd mogelijk of relevant om het publieksbereik van een initiatief te bepalen. Soms gaat het om persoonsgebonden steun of is het bereik uitermate moeilijk in te schatten — denk bijvoorbeeld aan de publicatie van een boek. Ongeveer tien procent van de grants zijn in dat geval. Deze werden logischerwijze niet opgenomen in de grafiek en de volgende berekeningen.
Figure 3.1. 3.1 Number of people directly reached Figure
More than 500 people (22%)
20 or less people (10%)
21-50 people (23%)
201-500 people (14%) 51-200 people (31%)
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
19
De Stichting bereikt jaarlijks 200.000 personen. Aan de hand van de antwoorden kan bij benadering geëxtrapoleerd worden hoeveel personen de geënquêteerde initiatieven in totaal bereikten. Dat blijkt 510.000 personen tussen 2012 en 2014. Maar dit aantal omvat enkel de geënquêteerde initiatieven en strekt zich uit over drie jaar. Relevanter is daarom een herrekening naar hoeveel personen de Koning Boudewijnstichting jaarlijks in totaal bereikt met haar grantwerking. Uitgaande van de antwoorden van de ondervraagde initiatieven, dit extrapolerend naar alle grants van de Stichting, rekening houdende met dubbeltellingen en herrekend naar één jaar bereikte de Koning Boudewijnstichting tussen 2012 en 2014 minstens 200.000 personen per jaar. Voor de periode 2009-2011 werd een vergelijkbare berekening gemaakt, die zich evenwel beperkte tot de initiatieven die de Stichting in België steunt. Toen bereikte de Koning Boudewijnstichting naar schatting minstens 100.000 unieke personen per jaar. Gezien de beperking in 2009-2011 tot België is dit cijfer niet vergelijkbaar met het totaal van 200.000 personen in 2012-2014, dat ook buitenlandse initiatieven omvat. Wanneer uit de analyse 2012-2014 de buitenlandse initiatieven verwijderd worden, blijkt dat de Koning Boudewijnstichting momenteel in België jaarlijks minstens 160.000 personen bereikt. Die 160.000 personen is wel vergelijkbaar met de 100.000 personen uit 2009-2011. Het is een sterke stijging in zo’n korte periode. Ze wordt veroorzaakt doordat enerzijds de initiatieven gemiddeld een iets groter bereik aangeven, en anderzijds omdat de Stichting tussen 2012-2014 meer initiatieven steunde. De bovenstaande cijfers zijn indicaties. Ze extrapoleren en gaan noodzakelijkerwijze uit van enkele benaderingen en inschattingen. Daarbij werd echter gekozen voor voorzichtige inschattingen en interpretaties. Dat laat toe om de genoemde cijfers veeleer als een ondergrens naar voren te schuiven.
20
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
4. Veranderingen die grants tot stand brengen Grantees realiseren met hun initiatief vooral veranderingen bij doelgroepen en in de eigen organisatie. Vooraan staan daarbij gedragsveranderingen voor doelgroepen en de inhoudelijke ontwikkeling van de eigen organisatie. De helft van de initiatieven ambieert ook beleidsbeïnvloeding, wat echter minder lukt. Grantees zijn ambitieus met hun initiatief. Bijna alle grantees (92%) willen veranderingen realiseren bij één of meerdere doelgroepen. Naar eigen verklaring bereiken ze die ook: minder dan 1 procent meent dat hun initiatief geen effect had. Grantees konden meerdere veranderingen opgeven. Dat deden ze volop. De som van de waarden in grafiek 4.1. overstijgt ver de 100 procent. Gemiddeld duidt een initiatief 2,3 effecten voor hun doelgroep aan. Naast alle veranderingen die de grafiek vermeldt, detailleert nog eens 13 procent grantees overigens een ‘ander’ effect. Die lijst ‘andere’ is een kluwen van onderling heel verschillende resultaten. De meeste grantees leggen de lat hoog en mikken op een gedragsverandering bij een doelgroep. De grafiek toont dat de grantees vooral beter welbevinden (46%), betere sociale integratie (45%) en betere vaardigheden bij hun doelgroep realiseren (39%). De relatieve ambities van de initiatieven zijn ook af te leiden uit het feit dat ‘toename van kennis’ — wat zich beperkt tot informatie-overdracht en minder ambitieus is als resultaat — lang niet bovenaan (37%) eindigt bij de gerealiseerde veranderingen.
Van gezondheid naar welbevinden. Dezelfde informatie over gerealiseerde veranderingen is beschikbaar voor de survey van 2009-2011. De antwoorden zijn vergelijkbaar, evenwel met een grote omslag van ‘betere gezondheid’ naar ‘beter welbevinden’. Waar in 2009-2011 de meeste initiatieven ‘betere gezondheid’ zochten te realiseren, is dit nu vervangen door het ruimere ‘beter welbevinden’.
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
21
Figure 4.1. Effects on target groups (92%)
Figure 4.1 - Effects on target groups (92%)
0
10%
20%
30%
40%
14%
Better well-being
50%
60%
46% 43% 45%
Better social integration Improvement in skills
39%
Increased knowledge about the issue
39% 37%
Change in behaviour
44%
29% 26% 50%
Better health
17% 9% 9%
Improvement in economic situation 1% 0%
No effect
2009-2011
2012-2014
Beleidsbeïnvloeding wordt niet uit de weg gegaan. 58 procent van de initiatieven wou veranderingen realiseren bij beleidsverantwoordelijken (zie grafiek 4.2.). Dit cijfer ligt beduidend lager in vergelijking met de 92 procent die mikken op veranderingen bij doelgroepen. Maar duidelijk moet zijn dat de meeste grantees beleidsbeïnvloeding niet uit de weg gaan. Meer dan de helft mikt met het initiatief expliciet op veranderingen bij beleidsverantwoordelijken.
Figure 4.2 - Effects on policy makers (58%)
Figure 4.2. Effects on policy makers (58%)
0
10%
20%
30%
40%
51%
Implementation innovations
29%
More funding
24%
Strengthened public debate
22% 23%
28%
Presentation of new areas *
19% 16% 16%
Influence political agenda 9% 9%
2009-2011
2012-2014
* not part of the survey 2009-2011
22
60%
44%
Increased knowledge
No effect
50%
LE R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
32%
Minder gerealiseerde veranderingen bij beleidsverantwoordelijken. De resultaten van die ambitie tot beleidsbeïnvloeding ogen anders dan die bij de doelgroepen. Eén op tien grantees (9%) boekt geen effect — bij de doelgroepen bleef dit beperkt tot 0,4 procent. Veruit de grootste groep grantees (51%) noemt als effect ‘toename van kennis bij beleidsverantwoordelijken’. Dit resultaat van informatieoverdracht is bescheidener dan de veel actiever geformuleerde veranderingen die bij de doelgroepen domineren. Na informatie-overdracht volgen ‘implementatie van vernieuwingen’ (29%) en ‘meer middelen’ (28%). Net zoals de nog verder volgende beleidsveranderingen bereiken initiatieven die verhoudingsgewijze veel minder dan de soortgelijke cijfers voor doelgroepen. Veranderingen bij beleidsverantwoordelijken zijn duidelijk moeilijker te realiseren voor de grantees (of ze besteden er minder aandacht aan). Gemiddeld lijst een grantee ook maar 1,7 veranderingen op bij beleidsverantwoordelijken versus 2,3 effecten bij doelgroepen. Opnieuw liggen de cijfers uit de enquête bij grantees uit 2009-2011 dicht bij de nieuwe resultaten.
Inhoudelijke versterking van de eigen organisatie. Bij veel grantees (71%) heeft de eigen organisatie baat van de grant. Het uitbouwen van de eigen inhoudelijke capaciteiten staat daarbij voorop. Grafiek 4.3. toont dat de helft van de initiatieven nieuwe acties doorvoert, voor 37 procent leidt de grant tot betere vaardigheden in de eigen organisatie om met een problematiek om te gaan en voor 32 procent opent de grant de weg naar meer kennis in de eigen organisatie. Organisatorische veranderingen zoals financiële versterking (21%) of bijsturingen in het bestuur (18%), noemen grantees minder.
Figure(71%) 4.3 - Effects on own organisation (71%) Figure 4.3. Effects on own organisation
Introduction of new activities
50%
Improved skills
37% 32%
Increased knowledge 28%
Growth of the organisation 21%
Financial strengthening Greater shared insights
19% 18%
Change in the strategy 11%
Improved evaluation 4%
Changes in governance No effect
1% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
Note. No comparison possible with the survey 2009-2011.
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
23
Op de eigen organisatie heeft de respondent duidelijk meer greep. Het gemiddeld aantal veranderingen dat elke grantee noemt is met 2,3 identiek aan het cijfer voor de doelgroepen en substantieel hoger dan de 1,7 gerealiseerde veranderingen bij beleidsverantwoordelijken. Te noteren is dat het aandeel grantees dat veranderingen bij de eigen organisatie merkt, afneemt in vergelijking met drie jaar geleden. In de survey 2009-2011 noemde zowat elk initiatief (94%) effecten in de eigen organisatie; in 2012-2014 zakt dat aandeel tot 71 procent. Een verdere vergelijking was niet mogelijk omdat de vraagstelling inhoudelijk aangepast werd in de nieuwe enquête.
Grantees werken aan veranderingen bij doelgroepen en in de eigen organisatie. Tabel 4.1. bouwt voort op dezelfde basiscijfers, maar kijkt er met een andere blik naar. Ze bundelt de drie resultaatmetingen en rangschikt die volgens het aantal keren dat een resultaat gehaald werd. De tabel, met de tien meest bereikte resultaten, illustreert de bovenstaande vaststelling dat grantees vooral succesvol zijn in het bereiken van veranderingen bij doelgroepen en in de eigen organisatie. Illustratief voor de kleinere impact op beleidsverantwoordelijken is dat slechts één verandering bij beleidsverantwoordelijken deze top tien haalt.
Iets tastbaars veranderen. Veel grantees stellen dat hun initiatief een resem veranderingen bewerkstelligt. Tegelijk bevatten de veranderingen die ze opsommen ruimte voor interpretatie. Wat impliceert een betere ‘sociale integratie’ precies voor een doelgroep? Wat is het effect van een ‘toename van kennis bij beleidsverantwoordelijken’? Hoe materialiseren ‘bijsturingen in de strategie van de organisatie’? Daarom meet dit rapport ‘verandering’ nog op een andere wijze: het bewerkstelligen van minstens één effectieve gedragsverandering in de omgeving, zijnde: • ofwel ‘gewijzigd gedrag’ bij de doelgroep; • ofwel ‘implementatie van vernieuwingen’ bij beleidsverantwoordelijken; • ofwel ‘het invoeren van nieuwe acties’ bij de eigen organisatie. 55 procent van de initiatieven zegt dat hun werking minstens één effectieve verandering in de samenleving realiseerde.
24
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Table 4.1. Most implemented effects by grantees Change brought about in …
N
1
Target group: better well-being
779
2
Target group: better social integration
764
3
Target group: improvement in skills
672
4
Own organisation: introduction of new activities
644
5
Target group: increased knowledge about the issue
632
6
Policymakers: increased knowledge about the issue
553
7
Own organisation: improved skills to deal with the issue
473
8
Target group: change in behaviour
444
9
Own organisation: increased knowledge in our organisation
420
10
Own organisation: growth of the organisation
368
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
25
De steun zorgt voor organisatievernieuwing 60 procent van de grantees gebruikt de steun van de Koning Boudewijnstichting voor de realisatie van een ‘speciale, buitengewone’ activiteit. Dit is een actie buiten en bovenop de reeds bestaande activiteiten van de organisatie. Strikt genomen verschaft dit resultaat geen duidelijkheid over hoe maatschappelijk vernieuwend de steun van de Koning Boudewijnstichting daarmee is. Wat ‘buitengewoon’ is voor een grantee hoeft niet noodzakelijk ook ‘maatschappelijk buitengewoon’ of vernieuwend te zijn. Wel maakt het duidelijk dat de steun van de Stichting zorgt voor organisatievernieuwing. Drie vijfde van de grants gaat naar initiatieven waarmee de grantee nieuwe paden betreedt. Naarmate de organisatie groter aandeel dat ‘buitengewone’ uitbouwt met de steun. Een vaststelling is te maken over
is, stijgt het activiteiten soortgelijke de omvang
van de steun: hoe hoger het bedrag, hoe groter het aandeel ‘buitengewone’ activiteiten. Dit gaat echter niet op voor de hoogste steuncategorie (25.000 euro en meer), waar grantees de steun meer voor reguliere activiteiten gebruiken. De grantees bouwen hun bestaande dienstverlening, onderzoeksactiviteiten,… ermee uit. Buitenlandse grantees (51%) gebruiken de steun minder voor buitengewone activiteiten dan Belgische grantees (62%). De verhouding tussen het aandeel buitengewone activiteiten en het aandeel reguliere activiteiten varieert echter vooral per actiedomein. In het (grote) actiedomein ‘lokaal engagement’ stijgt het aandeel buitengewone activiteiten naar 66 procent en in ‘democratie in België’ naar 74 procent. Omgekeerd zakt het aandeel buitengewone activiteiten tot 48 procent in het actiedomein filantropie.
Figure 4.4 Figure 4.4. Use of the support of the King Baudouin Foundation for…
Extraordinary activities (60%)
Regular activities (40%)
26
LE R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
DEEL 2 De samenwerking tussen de Koning Boudewijnstichting en de grantees 5. De meerwaarde van de steun Grantees zijn tevreden met de omvang van hun grant, ongeacht of het om een grote of kleine som gaat. De grant is meestal nodig om tot uitvoering over te gaan. Ook bij initiatieven die maar een kleine steun krijgen. Naast de budgettaire ademruimte brengt een grant van de Koning Boudewijnstichting vooral een mogelijkheid tot experimenteren. De gemiddelde grant bedraagt 5000 euro. De Koning Boudewijnstichting kiest voor een breed pallet aan steun, gaande van (minder dan) 500 euro tot ver over 25.000 euro. Meer dan de helft van die grants zijn relatief klein te noemen, variërend tussen 500 en 5000 euro (grafiek 5.1.). 5000 euro is meteen de mediaan — de middelste waarde. Dat komt onder meer omdat in maar liefst 13 procent van de grants het exact om die som gaat. 5000 euro is met voorsprong het bedrag dat de grantees het vaakst ontvangen. Op te merken is dat de Koning Boudewijnstichting wel bedragen van minder dan 500 euro toekent, maar dat het onderzoek ervoor koos om die grantees niet aan te schrijven. Onder meer omdat het contact tussen Stichting en grantee bij die kleinste grants soms minimaal is, zodat delen van de vragenlijst niet van toepassing waren.
Figure - Distribution of the grants Figure 5.1. 5.1 Distribution of the grants 30% 27% 25% 22% 20% 17%
16%
15% 10%
9% 10%
5%
0%
500-1000 euros
1001-2500 euros
2501-5000 5001-10.000 10.001-25.000 euros euros euros
25.001+ euros
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
27
Een groter bedrag maakt grantees meer tevreden, maar niet minder ontevreden. Desgevraagd blijkt een overgrote meerderheid van de grantees tevreden met het ontvangen bedrag. 50 procent omschrijft zichzelf als ‘tevreden’; nog eens 39 procent is zelfs ‘zeer tevreden’. De resterende 11 procent is ontevreden, waarbinnen 6 procent zich ‘zeer ontevreden’ noemt. Naarmate de grant groter is, stijgt het aandeel ‘zeer tevreden’ grantees, ten nadele van het aandeel ‘tevreden’. Wat vreemder is dat de ontevredenheid over de ontvangen som niet gerelateerd is aan de omvang van dat bedrag (grafiek 5.2.). Ter illustratie: 11 procent is ontevreden of heel ontevreden over een grant van 500-1000 euro; een zeer vergelijkbare 8 procent is (heel) ontevreden over een grant van meer dan 25.000 euro.
Figure 5.2. Satisfaction about the level of the grant Figure 5.2 - Satisfaction about the level of the grant
+25,001 euros
10,001-25,000 euros
5001-10,000 euros
2501-5000 euros
1001-2500 euros
500-1000 euros 0%
10%
20%
very dissatisfied
30%
40%
dissatisfied
50%
60% satisfied
70%
80%
90%
100%
very satisfied
De ontevreden grantees delen geen karakteristieken. De groep die aangeeft ontevreden te zijn met de omvang van de grant — 187 personen — blijkt bij nazicht een dwarsdoorsnede van het hele deelnemersbestand. Qua omvang van de organisatie, actiedomein, eerste grant of niet, …: de groep volgt de verdelingen van de hele steekproef. De eigenschappen van de grantee of het initiatief maken niet duidelijk waarom deze grantees ontevreden zijn.
28
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Ook kleine bedragen stimuleren tot uitvoering. Drie kwart van de initiatieven (76%) was dode letter gebleven zonder de grant van de Koning Boudewijnstichting. De grantees zetten bij het mislopen van een aanvraag het betrokken initiatief meestal opzij. De precieze kans dat dit gebeurt, is een functie van de omvang van de grant (grafiek 5.3.). In de kleinste categorie 500-1000 euro voert 63 procent het initiatief niet uit zonder grant; in de categorie 10.000-25.000 zet 83 procent het initiatief opzij. Die directe relatie tussen de omvang van de grant en de kans op uitvoering, wekt misschien geen verbazing. Opmerkelijker is dat ook in de kleinste categorie 500-1000 euro nog ongeveer twee derde van de initiatieven zonder grant niet uitgevoerd worden. Of positiever geformuleerd: ook kleine grantbedragen zijn afdoende ‘aanmaakblokjes’ om initiatieven te realiseren.
Figure Figure 5.3.5.3 Percentage of initiatives that would have not gone ahead without the financial support from the King Baudouin Foundation 100% 83%
83%
74%
80%
77%
69% 63% 60%
40%
20%
0%
500-1000 euros
1001-2500 euros
2501-5000 5001-10.000 10.001-25.000 euros euros euros
25.001+ euros
Een grant is een mogelijkheid om te experimenteren. Eens uitgevoerd, omschrijft een grote meerderheid van de grantees (61%) de steun van de Koning Boudewijnstichting als ‘onontbeerlijk in het succes’ van het initiatief. 35 procent houdt het op ‘nuttig’ en 4 procent vond de steun uiteindelijk ‘eerder symbolisch’ (grafiek 5.4.).
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
29
Figure 5.4 Figure 5.4. The support of the KBF was … for the success of the initiative
indispensable (61%)
mostly symbolic (4%)
useful (36%) Grafiek 5.5. kijkt voorbij de financiële overwegingen en detailleert het belangrijkste inhoudelijke voordeel dat de grantees zien aan de steun van de Koning Boudewijnstichting. Nuttig om weten, was dat de grantees moesten kiezen en slechts één antwoord konden aankruisen. Met voorsprong kiezen ze voor ‘een mogelijkheid om te experimenteren’, een antwoord dat de maatschappelijke meerwaarde van de steun van de Stichting onderlijnt: de grants doen experimenteren. Te noteren is dat zowel de kleinste (500-1000 euro) als de grootste (25.001+ euro) grants het experimenteren minder noemen. De kleinste grants vinden erkenning bij de direct betrokkenen belangrijker; de grootste grants kiezen heel divers. Maar alle andere bedragcategorieën noemen de ‘mogelijkheid om te experimenteren’ als belangrijkste voordeel. Een grant hoeft bijgevolg niet groot te zijn om maatschappelijke vernieuwing te faciliteren.
Figure 5.5
Figure 5.5. Main benefit of the support provided by the King Baudouin Foundation
An opportunity for experimentation
33%
Recognition among those directly involved
24% 14%
Recognition from stakeholders 7%
Guidance + intervision with other projects No benefit
3%
Other
19% 0%
30
5%
LE R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
Informatiebronnen over mogelijke steun Voor grantees is de website van de Koning Boudewijnstichting met voorsprong de belangrijkste informatiebron over ondersteuningsmogelijkheden (grafiek 5.6.). Meer dan twee op vijf van de Belgische grantees (45%) vond er tussen 2012 en 2014 het nieuws over de steunmogelijkheid. Te noteren is dat in vergelijking met drie jaar geleden de website in belang inboet (-9%). In vergelijking met 2011 stijgen zowel ‘via vroegere initiatieven of de reputatie van de KBS’ en ‘via een andere organisatie’ danig. Dit moet echter met enige voorzichtigheid gelezen worden. Drie jaar geleden werden deze mogelijkheden niet aangeboden in de vragenlijst, maar bleken ze veel onder ‘andere’ vernoemd te worden. Omdat de enquête 2015 ze wel kant-en-klaar aanbood, is een stijging deels verklaarbaar uit het meer toegankelijke aanreiken van deze antwoordmogelijkheden.
Opvallend is het grote aandeel dat informele contacten uitmaken. De categorie ‘kennis of vriend’ is goed voor 22 procent. ‘Vroegere projecten of de reputatie van de Koning Boudewijnstichting’ (19,3%) doet ook steunen op een bestaand netwerk vermoeden. De vragenlijst bood nog een resem andere antwoordmogelijkheden aan: een evenement, sociale media, andere websites, … Deze werden allemaal minder dan 5 procent vermeld en niet opgenomen in de grafiek. De grafiek onderscheidt de antwoorden van buitenlandse grantees omdat deze afwijken van de antwoorden van Belgische grantees. De KBS-website zakt er weg ten voordele van ‘kennissen en vrienden’ (31%) en andere organisaties (28%). Buitenlandse grantees leggen op een fundamenteel andere wijze contact met de Stichting.
Figure 5.6. Most quoted sources how to receive support from King Baudouin Foundation Figure 4.1 - Effects onthetarget groups (92%)
KBF website
54%
13% 45% 22%
Acquaintance
31%
21% 1%
10%
Reputation & previous projects
20% 24%
3%
KBF E-news
19% 3%
Other organisation
29% 9% 10%
3%
Media
9% 9%
Invitation
13%
8% 7% 7% 7%
Newsletters 0
10% 2009-2011
20%
30%
40%
initiatives in other countries 2012-2014
50%
60%
Belgian initiatives 2012-2014
Note: more than one answer possible
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
31
6. Tijd nodig voor het aanvragen van een grant De Koning Boudewijnstichting lukt erin om de extra tijdsinvestering voor een grant beperkt te houden. Gemiddeld vergt het indienen van een aanvraag één werkdag. Dit hoofdstuk telt de tijd die een grantee nodig heeft om een succesvolle steunaanvraag uit te schrijven. De respondenten van het onderzoek zijn immers initiatieven die goedgekeurd werden door de Koning Boudewijnstichting. Dat is een selectieve groep. Naast alle succesvolle aanvragen ontgoochelt de Stichting doorheen
het jaar ook veel aanvragers, van wie het voorstel geen financiële steun krijgt. Over deze ‘gemiste’ initiatieven zeggen de enquêteresultaten niets. Het is mogelijk dat aan die afgewezen initiatieven gemiddeld minder — of wie weet meer — tijd gespendeerd werd bij het formuleren van de aanvraag.
Gemiddeld werkt een grantee zeven uur aan een aanvraag voor fi nanciële steun. Eén werkdag (opgeteld) volstaat bijgevolg gemiddeld om een aanvraag uit te schrijven en in te dienen bij de Koning Boudewijnstichting. Voor heel wat organisaties volstaan zelfs maar enkele uren werktijd: één derde van de grantees beëindigt de aanvraag op vier uur of minder en één op zes grantees zegt zelfs maar maximaal twee uur nodig te hebben. De benodigde tijd is behoorlijk overzienbaar.
Figure Figure 6.1.6.1 Time needed to apply for a grant 30% 27% 25% 20%
18%
20%
17%
16% 15%
10%
5%
0%
3%
0-2 hours
2,1-4 hours
4,1-8 hours 8,1-16 hours 16,1-40 hours 40+ hours
Noot: De studie kiest bij deze berekening voor de mediaan (de middelste waarde) omdat een beperkt aantal organisaties erg veel tijd besteedden aan hun aanvraag. Bij vijftien grantees nam de aanvraag tussen de 100 en 300 werkuren in beslag. Die vijftien maken minder dan 1 procent uit van alle grantees. Maar wanneer het rekenkundig gemiddelde zou gehanteerd worden, zouden ze het gemiddelde van de 99 procent andere grantees met 1 uur optrekken. De mediaan zorgt ervoor dat die enkele extreme waarden het eindresultaat minder beïnvloeden.
32
LE R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Aanvragen voor een beperkte steun vergen minder werktijd. Tabel 6.1. toont voor verschillende categorieën van grantees de gemiddelde tijd die ze nodig hebben om een aanvraag op te stellen. De meest eenduidige verschillen zijn te vinden volgens het bedrag van de financiële steun: naarmate het toegekende bedrag groter is, vraagt de aanvraag ook meer tijdsinvestering. Voor een relatief kleine grant tot 2500 euro volstaat gemiddeld vier werkuren. Grotere grants vragen gemiddeld acht tot tien werkuren. Ook kleine organisaties — zonder betaald personeel — hebben gemiddeld minder tijd nodig om een aanvraag op te stellen. Dit komt in niet onbelangrijke mate omdat die kleine organisaties vaker dan gemiddeld kleinere bedragen aanvragen (waarvoor dan weer minder werktijd nodig is). Toch mag er niet te snel over deze vaststelling heengegaan worden. Van kleinere organisaties kan verondersteld worden dat ze minder capaciteit en/of ervaring hebben met het opstellen van aanvragen voor externe financiering. Dat zou juist voor meer benodigde tijd zorgen. De onderzoeksresultaten tonen dat de Koning Boudewijnstichting met de huidige aanvraagprocedures erin lukt om de benodigde tijdsinvestering ook voor kleine en/of onervaren organisaties beperkt te houden.
Maar grotere aanvragen vragen niet veel meer tijd. Voor grotere grantbedragen zijn meer werkuren nodig. Een aanvraag voor pakweg 20.000 euro vergt van een grantee gemiddeld dubbel zoveel werktijd als een aanvraag voor pakweg 1000 euro. Relatief bekeken verdubbelt de benodigde werktijd, maar die stijging is in absolute termen — het aantal benodigde werkuren — al bij al klein. Ook voor aanvragen in de grootste bedragcategorie blijft de benodigde werktijd beperkt tot gemiddeld tien werkuren. Dit zorgt voor de vaststelling dat aanvragen voor bedragen die pakweg vijftig of honderd maal groter zijn dan de kleinere grants eigenlijk amper meer werktijd vergen. Mogelijk worden grantees die grote bedragen aanvragen daarbij geholpen door meer ervaring en bijgevolg een grotere efficiëntie in het schrijven van aanvraagdossiers. Het verschil blijft echter opmerkelijk klein. Plastisch geformuleerd: de eerste 1000 euro vergen vier werkuren; pakweg de volgende 19.000 euro vergen ook vier werkuren.
De aanvraagtijd blijft overal beperkt. De meest belangrijke vaststelling is echter de onderstroom die doorheen de hele tabel 6.1. zichtbaar is: elke onderscheiden groep van grantees lukt erin om (gemiddeld) met uiterlijk tien werkuren een volledige en succesvolle aanvraag tot financiële steun op te stellen. De Koning Boudewijnstichting houdt dan ook de aanvraagtijd voor haar grantees beperkt.
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
33
Table 6.1. Amount of working hours to complete the application N
Amount of hours
1603
7
500-1000 euros
131
4
1001-2500 euros
260
4
2501-5000 euros
448
6
5001-10,000 euros
355
8
10,001-25,000 euros
268
8
25,001 euros and more
141
10
No paid employees
375
5
1-10 paid employees
445
8
11-50 paid employees
336
8
51+ paid employees
271
8
open call
1254
8
other
349
4
organisation
1443
6
individual
160
8
all grantees amount
organisation
procedure
grantee
34
LE R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Figure page 34 Public sources of funding (N=1063)
Other foundations/funds (N=925)
Public sources of funding (N=1063)
More effort (9%) Approximately the same (36%)
VergelijkingMore met de effort (14%) aanvraagprocedures van andere organisaties De cijfers in dit hoofdstuk ogen goed: de Koning Boudewijnstichting gebruikt Less effort (22%) aanvraagprocedures waarmee een doorsnee grantee relatief weinig tijd dient te besteden aan het opstellen van een aanvraag.
Less effort (54%) Other foundations/funds (N=925) Other foundations/Funds (N=925)
More effort (14%)
Ook andere organisaties reiken grants en subsidies uit. De enquête daarom(N=823)Approxi Private sourcesvroeg of fuding aan de respondenten om de benodigde the sam tijd voor de aanvraagprocedure van de Koning Boudewijnstichting te vergelijken met dieMore bij andere waaraan effortorganisaties (26%) ze steun vroegen. Less effort (30%) De procedures bij de Koning Boudewijnstichting vragen in vergelijking met die van publieke fi nanciers minder inspanningen: 54 procent bevestigt dit uit eigen ervaring (36 procent vindt ze vergelijkbaar). Dit is een niet onbelangrijke vaststelling omdat steunaanvragen bij publieke fi nanciers het vaakst voorkomen: drie vijfde van de grantees heeft er ervaring mee.
Less effort (22%)
Approximately
Private sources of fuding (N=823) the same (65%) Private sources of funding (N=925)
More effort (26%) Less effort (30%)
De Stichting onderscheidt zich Approximately niet the same (44%) betekenisvol van private fi nanciers en andere stichtingen of Fondsen. De aanvraagprocedures bij private fi nanciers (bedrijven en dergelijke) en andere stichtingen of Fondsen, liggen qua benodigde inspanningen veel dichter bij de tijdsbesteding die de Koning Boudewijnstichting vraagt. In beide gevallen noemt een overgrote meerderheid ze vergelijkbaar qua omvang. Wanneer de grantees wel een richting vermelden, hellen de antwoorden voor de Koning Boudewijnstichting tweemaal net iets meer in de richting van een ‘kleinere inspanning’, maar de verschillen zijn klein.
Approximately the same (44%)
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
35
7. Tijd nodig voor de activiteiten die bij een grant horen Grantees besteden tijdens de uitvoering twee werkdagen aan extra activiteiten die de Koning Boudewijnstichting samen met een grant van hen vraagt. Met een grant komen extra verplichtingen. De financiële steun van de Koning Boudewijnstichting houdt voor een grantee ook enkele extra engagementen in. De organisaties of individuen rapporteren bijvoorbeeld over het verloop van hun initiatief of maken hun opwachting bij uitwisselingsmomenten met andere grantees. Het gaat om de activiteiten die de controle op de grantbesteding mogelijk maken of waarmee de Stichting de grantees wil helpen. Allemaal vergen ze een extra tijdsinvestering van de grantee.
Gemiddeld twaalf werkuren extra nodig. Het aantal en de hoeveelheid van de extra activiteiten varieert per oproep. Toch lijken ze qua werkvolume geen onoverkomelijke belasting mee te brengen. Gemiddeld vergen de extra activiteiten twaalf werkuren van een grantee. Opnieuw gaat het om de mediaan, zijnde de middelste waarde.
Figure 7.1. Amount of hours needed to fulfil activities that the King Baudouin Foundation asked to do
Figure 7.1 30%
26% 25% 21% 20% 16%
17%
15% 10%
11%
10%
5%
0%
36
0-2 hours
2,1-4 hours
4,1-8 hours 8,1-16 hours 16,1-40 hours 40+ hours
LE R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Extra verplichtingen zijn een functie van de grantomvang. Het volume extra werkuren volgt de omvang van de grant: hoe groter de grant, hoe meer werkuren een organisatie voor de extra activiteiten moet uittrekken. Dit ligt in de lijn der verwachtingen, maar suggereert tegelijk dat de werkbelasting ook voor minder professioneel georganiseerde grantees — die vaker kleine grants ontvangen — niet onoverkomelijk is. De gemiddelde extra werktijd voor organisaties zonder betaald personeel blijft beperkt tot tien werkuren.
Table 7.1. Amount of hours needed to fulfil activities that the King Baudouin Foundation asked to do (median) N
Amount of hours
1316
12
500-1000 euros
106
10
1001-2500 euros
221
10
2501-5000 euros
368
12
5001-10,000 euros
290
15
10,001-25,000 euros
219
20
25,001 euros and more
112
16
No paid employees
311
10
1-10 paid employees
357
16
11-50 paid employees
271
12
51+ paid employees
218
15
open call
976
15
other
309
10
1185
12
131
15
all grantees amount
organisation
procedure
grantee organisation individual
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
37
8. De ondersteuning en afhandeling van de aanvraag De aanvraagprocedure verloopt soepel volgens de grantees. In vergelijking met 2009-2011 doen binnenlandse grantees bij een aanvraag minder een beroep op de begeleidingsmogelijkheden van de Stichting. Buitenlandse grantees maken merkelijk meer gebruik van de begeleidingsmogelijkheden. Verwarring over de precieze aanpak van de grantbeslissing. Drie kwart van de grantees zegt ingestapt te zijn in een open of gesloten oproep van de Koning Boudewijnstichting. Die vaststelling spoort niet met de eigen cijfers van de Stichting, die uitwijzen dat ongeveer de helft van de gesteunde initiatieven ‘buiten oproep’ een grant toegewezen krijgen. Veel Een aantal grantees zijn niet vertrouwd met de verscheidenheid aan procedures bij de Stichting. de percipiëren bijgevolg de eigen steuntoewijzing verkeerd.
Aanvraag en afhandeling verlopen soepel. Het verloop van de beoordelingsprocedure werd met zes stellingen bevraagd. Die reikten de respondenten telkens vijf antwoordcategorieën aan, variërend van ‘helemaal oneens’ tot ‘helemaal eens’. De antwoorden werden vervolgens herrekend naar een percentage omwille van de overzichtelijkheid en omdat ze zo vergelijkbaar worden met soortgelijke onderzoeksresultaten voor de periode 2009-2011. Enige ‘selectiebias’ hierbij is overigens niet uit te sluiten. Enkel grantees die financiële steun ontvingen vulden de enquête in. Van deze groep kan verondersteld worden dat ze als succesvolle aanvragers de procedure positiever waarderen dan initiatieven die naast steun grepen. De grantees zijn ronduit lovend over het verloop van hun aanvraag. In grafiek 8.1. haalt elke stelling minstens 75 procent. In de praktijk betekent dit dat een overgrote meerderheid van de grantees elke stelling met ‘eerder eens’ of ‘helemaal eens’ beantwoordt. Anders geformuleerd: op elke stelling geven hoogstens acht procent van de grantees een negatief antwoord, met ‘helemaal oneens’ of ‘eerder oneens’.
Figure 8.1
Figure 8.1. Extent of agreement with statements about administrative and financial aspects 0
20%
40%
60%
80%
After signing, payment of the support was made quickly
100%
85% 85%
A contract was made available quickly
86% 85%
Were informed about the support that was awarded quickly
78% 77%
It was easy to access the information that we needed
81%
The application forms were easy to complete
84%
79% 75%
The application forms were clear to complete
82%
2009-2011
2012-2014
Note: the survey of 2009-2011 combined the application form was ‘clear to complete’ and ‘easy to complete’ into one question. The questionnaire of 2012-2014 preferred two questions.
38
LE R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Geen verschuiving sinds 2009-2011. Het positieve oordeel over aanvraag en afhandeling van de grants is een opbeurende vaststelling, maar ze verrast niet. In de bevraging van 2009-2011 resulteerden dezelfde vragen in soortgelijke positieve en zelfs zowat identieke antwoordpatronen (zie grafiek 8.1.). Sinds 2009-2011 werd in de ogen van de grantees het aanvraagverloop bijgevolg niet verder geoptimaliseerd. Dit is niet problematisch: bij erg positieve antwoorden is de marge tot (verdere) verbetering klein.
De meeste grantees kunnen het zonder begeleiding stellen. Bij het indienen van een aanvraag kan een beroep gedaan worden op begeleiding door de Koning Boudewijnstichting. De Stichting biedt daartoe verschillende mogelijkheden: • hulp van het contactcentrum bij het invullen van het kandidaatsdossier; • de mogelijkheid om informatie op te vragen bij het contactcentrum van de Koning Boudewijnstichting; • de mogelijkheid om een papieren aanvraag in te dienen; • de mogelijkheid om medewerkers van de Koning Boudewijnstichting aan te spreken voor specifieke vragen; • informatie over reeds ondersteunde initiatieven op de website van de Koning Boudewijnstichting. Grafiek 8.2. toont dat grantees het meeste een beroep doen op informatie over ondersteunde initiatieven op de website van de Stichting (44 procent) en contact met personeelsleden van de Koning Boudewijnstichting (32 procent). Andere begeleidingsmogelijkheden worden slechts door een kleine minderheid gebruikt. Wanneer grantees een begeleidingsmogelijkheid aanspreken, waarderen ze die: het aandeel ‘ik gebruikte dit, maar het was niet nuttig’ is meestal marginaal.
Figurewith 8.2the - Assistance with the application process Figure 8.2. Assistance application process
Help from the contact centre with completing the application forms The opportunity to request information from the contact centre
The opportunity to submit a paper version The opportunity to talk to KBFstaff in relation to specific questions Information on supported projects on the website for comparison purposes 0%
10%
20%
I was not aware of it
30%
40%
50%
I did not make use of it
60%
70%
This offer was not very useful
80%
90%
100%
This offer was useful
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
39
De grootste groep grantees maakt geen gebruik van de begeleidingsmogelijkheden. Ongeveer één derde van de grantees (36%) geeft in de enquête aan op geen enkele begeleidingsmogelijkheid een beroep te hebben gedaan. Dit is deels omdat de ondersteuningsmogelijkheden lang niet door iedereen gekend zijn: op elke vraag antwoordt tussen 13 en 36 procent van de grantees dat ze niet op de hoogte waren van het bestaan ervan. Uit de resultaten is te berekenen dat zeven procent van de grantees van geen enkele van de geboden begeleidingsmogelijkheden op de hoogte was.
Een beroep doen op begeleiding daalt. In vergelijking met de periode 2009-2011 (zie grafiek 8.3.) daalt het aandeel grantees dat gebruik maakt voor elk begeleidingsaanbod merkelijk. Tegelijk stijgt meestal het aandeel ‘ik was hiervan niet op de hoogte’. In vergelijking met 2009-2011 bereikt het begeleidingsaanbod van de Stichting een kleiner deel van de grantees. De gebruikers omschrijven in 2012-2014 het aanbod wel vaker als ‘nuttig’.
Buitenlandse initiatieven doen meer een beroep op begeleiding. Een mogelijke verklaring voor deze achteruitgang is de opname in 2012-2014 in de enquête van de buitenlandse initiatieven. Voor buitenlandse initiatieven kan de contactdrempel immers hoger zijn. Dat blijkt echter niet het geval: buitenlandse grantees maken in vergelijking met binnenlandse initiatieven meer gebruik van de begeleidingsmogelijkheden. Bovendien waarderen ze die ook nog eens vaker als ‘nuttig’. De buitenlandse initiatieven verhogen veeleer het beroep doen op begeleiding in 2012-2014. Wanneer enkel de cijfers van de Belgische initiatieven over de twee periodes vergeleken worden, tonen de cijfers een grotere achteruitgang: binnenlandse grantees maakten in 2012-2014 substantieel minder gebruik van de begeleidingsmogelijkheden. De verklaring is onduidelijk, maar hoeft niet negatief te zijn. Bijvoorbeeld kunnen makkelijkere aanvraagprocedures in 2012-2014 ervoor zorgen dat minder grantees een beroep hoeven te doen op begeleiding.
40
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Figure 8.3. Assistance with the application process. Comparison with the results of the 2009-2011 survey
Figure 8.3 Help from the contact centre with completing the application form
2009-2011 (Belgian grantees)
2012-2014 Belgian grantees
2012-2014 non Belgian grantees
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
The opportunity to request information from the contact centre
2009-2011 (Belgian grantees)
2012-2014 Belgian grantees
2012-2014 non Belgian grantees
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
80%
90%
100%
The opportunity to submit a paper version
2009-2011 (Belgian grantees)
2012-2014 Belgian grantees
2012-2014 non Belgian grantees
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
The opportunity to talk to KBF staff on specific questions
2009-2011 (Belgian grantees)
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
41
2009-2011 (Belgian grantees)
2012-2014 Belgian grantees
2012-2014 non Belgian grantees
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
The opportunity to talk to KBF staff on specific questions
2009-2011 (Belgian grantees)
2012-2014 Belgian grantees
2012-2014 non Belgian grantees
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
90%
100%
Information on supported projects on the website
2009-2011 (Belgian grantees)
2012-2014 Belgian grantees
2012-2014 non Belgian grantees
0%
10%
20%
I was not aware of it
42
LE R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
30%
40%
50%
I did not make use of it
60%
70%
This offer was not very useful
80%
This offer was useful
Genderaandacht vooral bij initiatieven rond armoede en migratie Eén derde van de respondenten meent dat bijzondere aandacht voor mannen en/ of vrouwen niet van toepassing is op het eigen initiatief. De realiteitswaarde van die uitspraak is niet te toetsen: is dat effectief zo of speelt veeleer een onbekendheid met genderdenken? Bij de overige initiatieven is specifieke aandacht voor mannen en/of vrouwen wel mogelijk. Een grote meerderheid van die groep besteedt bij het uitdenken van hun initiatief inderdaad expliciete aandacht aan de behoeften of noden van mannen en/of vrouwen. Exact 77 procent stelt dat te doen.
Wanneer grantees aandacht aan gender besteden, krijgt elk geslacht aparte, gerichte aandacht binnen de aanvraag. Van de 77 procent initiatieven met aandacht voor gender stelt 61 procent dat bij de aanvraag expliciete aandacht ging naar beide geslachten. De overige 16 procent richt zich vrijwel volledig op vrouwen (14%). In slechts enkele initiatieven (2%) ging de speciale aandacht enkel naar mannen. Hoewel veel initiatieven aandacht besteden aan gender, hangt die aandacht bovengemiddeld samen met enkele thema’s en doelgroepen. Tabel 9.1. toont meer focus op gender bij initiatieven die rond armoede en migratie werken.
Table 8.1. Over- and underrepresentation of attention for gender Initiatives more attentive to gender
Initiatives less attentive to gender
theme poverty
environment
health
art, culture and heritage
migration and integration
sport and leisure
target group families
the general public
people in poverty people of foreign origin
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
43
9. Wat kan Koning Boudewijnstichting beter doen Grantees wensen meer contact: onderling, maar ook met de Koning Boudewijnstichting. Veel opmerkingen wijzen op het afnemen of zelfs wegvallen van de communicatie vanuit de Stichting eenmaal dat de grantovereenkomst is ondertekend. Grantees aanmoedigen tot verbetervoorstellen. Het onderzoek peilde naar hoe de samenwerking met de Stichting kon bijgestuurd worden. De respondenten kregen de vraag voorgelegd “op welk moment kon de samenwerking vooral beter tussen uw organisatie en de Koning Boudewijnstichting?” Na een eerste keuze uit een aantal gepredefinieerde momenten werd vervolgens gevraagd om in een open vraag nader te omschrijven wat er dan precies beter kon. De vraag stimuleerde de grantees om een zwakker moment in de samenwerking aan te wijzen en dat ook meer in detail te beschrijven. Dit is echter een relatieve vraag. Ze zegt niets over de absolute mening van de grantees over de Koning Boudewijnstichting. Ook het ‘minst goede moment’ kan nog steeds behoorlijk positief zijn. Elders tonen de cijfers trouwens al aan dat de grantees de werking van de Stichting erg waarderen. Illustratief is dat 16 procent deze open vraag beantwoordde met de opmerking dat er eigenlijk niets concreets te verhelpen was qua moeilijkheid.
Figure 9.1. The moment in the collaboration that could have gone better between the organisation Figure 9.1 and the King Baudouin Foundation
34%
Contact between similar initiatives 22%
The application procedure Guidance by the KBF
12% 10%
The end of the collaboration The beginning of the collaboration
8%
The checks on the implementation
8%
Implementation of the initiative
7% 0%
44
5%
10%
LE R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
15%
20%
25%
30%
35%
40%
De aanvraagprocedure wordt door 392 van de grantees genoemd als het moment dat het beter kan. Het is (na contacten, zie later) het tweede meest genoemde moment waarop de Koning Boudewijnstichting nog kan verbeteren volgens de grantees. 231 personen (58%) detailleren in de open vraag effectief een moeilijkheid. De geopperde bedenkingen zijn behoorlijk homogeen: • de procedures, vraagstellingen en omvang kunnen eenvoudiger (56 grantees). Respondenten vragen meer hulp (54 grantees) bij het invullen. Nog eens 11 grantees vragen om de hulp te focussen op eerste aanvragers, voor wie de onervarenheid hen parten speelt. Opgeteld zegt spontaan net iets meer dan één op twee van de personen die de aanvraagprocedure als verbeterpunt noemen, dat die aanvraagprocedure te complex is. • Inhoudelijk onduidelijke criteria en procedures noemen 39 grantees. Ze begrijpen niet waar vragen uit het aanvraagformulier naar peilen, pleiten voor meer informatie over toewijzingscriteria, twijfelen aan de inbrengbaarheid van kosten, … • 34 grantees ontmoetten technische moeilijkheden bij hun aanvraag. Soms verwijzen ze naar ITproblemen; maar vaker naar het online-formulier dat vragen beperkt tot een maximaal aantal karakters.
De start van de samenwerking. Acht procent van de respondenten duidt de start van de samenwerking aan als voornaamste moment waarop de samenwerking beter kon. Dit is het op twee na minst aangeduide antwoord, zodat grantees weinig moeilijkheden zien bij de aanvang van de samenwerking. Van de 152 respondenten schrijven er 87 (57%) effectief een moeilijkheid uit: • Onduidelijke contouren worden het meeste aangehaald (29 grantees). Een enkele keer gaat dat over kleine haperingen in het contact met de Stichting, maar vooral kennen grantees de verwachtingen van de Stichting onvoldoende: hoe gaat de samenwerking verlopen, waaraan moet de grantee zich houden, welke stappen komen eraan, … • In het verlengde zijn er bedenkingen over communicatie (10 grantees) en hulp (13 grantees) bij de start. Eens te meer verwijzen grantees naar korte of gebrekkige contacten en vragen ze naar meer en meer intense begeleiding door de Stichting: persoonlijke ontmoetingen, voorbeelddossiers, … • Administratieve moeilijkheden komen weinig voor (13 grantees) en zijn meestal concrete moeilijkheden die ontmoet werden, genre verloren dossiers. Bijzonder weinig opmerkingen gaan over een verondersteld teveel aan administratieve plichtplegingen. • De snelheid van toekenning en afhandeling (10 grantees) wordt niet fundamenteel in vraag gesteld.
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
45
Table 9.1. Improvements that the King Baudouin Foundation could implement Suggestion
N
Contacts and exchanges between similar initiatives: organise more opportunities to talk to other initiatives
148
Contacts and exchanges between similar initiatives: suggest comparable initiatives to grantees
113
Guidance for your initiative: too little follow-up (site visits, demonstrations of interest etc.)
75
Contacts and exchanges between similar initiatives: making contact details available (database)
67
The application procedure: simpler procedures
56
The application procedure: more help with completing it
54
The end of the collaboration: lack of communication or difficult communication
53
Implementation of the initiative: lack of guidance
46
The application procedure: substantially unclear criteria and procedures
39
The application procedure: technical difficulties
39
Checks on implementation of the initiative: more checks (site visits, feedback etc.)
36
The beginning of the collaboration: unclear expectations at the beginning
29
Guidance for your initiative: communicate more with the grantee
22
The end of the collaboration: evaluation procedures going wrong
21
The end of the collaboration: providing details of follow-up options
21
Checks on implementation of the initiative: more communication (receipts etc.)
17
Implementation of the initiative: administrative difficulties
17
De begeleiding van uw initiatief noemen 219 grantees (12%) als iets wat ze liever beter zien. 133 personen (61%) schrijven in detail een antwoord. Opvallend is vooral: • 75 grantees vinden het jammer dat de Koning Boudewijnstichting nauwelijks of geen opvolging voorziet van het initiatief. Vaak concretiseert men dit in een bezoek aan het initiatief, maar behoorlijk wat andere antwoorden vragen om ook maar enig contact: telefonisch, enige blijk van interesse, te grote kloof tussen financier en uitvoerder, … • In het verlengde duikt opnieuw communicatie op (ontvangstbevestigingen, informatievragen, …) (22 grantees). Soms leunen deze opmerkingen nauw aan bij een gewenste betere opvolging.
46
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
De uitvoering van het initiatief noemen 124 respondenten (7%) als voornaamste verbetermoment. 59 procent detailleert dat effectief: • De initiatieven wijzen vooral naar ontbrekende, onduidelijke of in hun ogen gebrek aan begeleiding vanuit de Koning Boudewijnstichting (46 grantees, 63%). • Administratieve moeilijkheden en trage uitbetalingen worden 17 keer genoemd (23%).
De contacten en uitwisseling tussen vergelijkbare initiatieven zijn met 612 grantees (34%) de meest gekozen mogelijkheid. • 148 grantees vragen om meer overleg- en uitwisselingsmomenten met andere, vergelijkbare initiatieven. Tussendoor verwijzen initiatieven graag naar startdagen of plaatsgevonden uitwisselingen, die ze zowat altijd positief evalueren. De verbetersuggesties blijven echter algemeen. • Veel andere grantees suggereren meer passieve aanpakken tot contact en uitwisseling: voor hen volstaat het wanneer de Stichting contactgegevens stuurt tussen vergelijkbare initiatieven (113 grantees) of een organisatiedatabase (of een vergelijkbare actie) uitbouwt (67 grantees). Er pleit overigens wel wat voor om beide verwante categorieën samen te tellen, waardoor de grantees zelfs meer animo tonen voor een passieve aanpak van de uitwisseling — het faciliteren van overleg eerder dan het organiseren van overleg.
De afronding van de samenwerking noemen 173 grantees (10%) als verhoudingsgewijze de belangrijkste moeilijkheid. Daarvan schrijven 124 (72%) een antwoord uit. Opvallend is vooral: • 53 grantees noemen ontbrekende of moeizame communicatie bij de afronding. Veel grantees twijfelden of hun ingestuurde documenten beantwoordden aan de vereisten, of het dossier überhaupt aankwam, … De opmerking valt frequent dat de Koning Boudewijnstichting veel aandacht besteedt aan het detailleren van de aanvraagprocedure maar weinig aan de afrondingsprocedure. • 21 grantees wijzen op mank lopende evaluatieprocedures. Deze grantees pleiten vooral voor een betere evaluatie. 11 grantees sluiten daarbij aan die een betere afronding zoeken: initiatieven eindigen hun werking of steun zonder visie van de Koning Boudewijnstichting. • Vervolgmogelijkheden zijn een logische bezorgdheid. 21 grantees misten overleg over aansluitende oproepen en eventuele continueringsmogelijkheden. • Amper zeven grantees noemen moeilijkheden met betalingen.
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
47
De controle op de uitvoering van het initiatief. 139 grantees (8%) wijzen naar de controle op de uitvoering van het initiatief als een moeilijkheid, waarvan 83 (60%) een antwoord uitschrijven: • Veruit de omvangrijkste groep vraagt om meer controle op de uitvoering (36 grantees). Deels operationaliseren de grantees dit als meer persoonlijk contact met medewerkers van de Stichting, die het initiatief bezoeken, kunnen vaststellen wat er met de steun verwezenlijkt wordt en moeilijkheden bespreken. Maar nogal wat grantees verwonderen zich over de in hun ogen onbestaande controle op de steun. In het verlengde: geen enkele grantee noemt een teveel aan controle van de Koning Boudewijnstichting. • Een ander antwoord herhaalt een verzuchting die ook bij andere momenten al genoteerd werd: 17 grantees vinden dat de communicatie tussen KBS en grantee beter en duidelijker kan. Nogal eens wordt verwezen naar een wenselijke ontvangstbevestiging of een bericht dat het evaluatiedossier volledig is.
Voorbeelden van opmerkingen van grantees “We dienden ons eindverslag in, maar kregen hier geen enkele reactie op” “It would be valuable to know more about the activities of other grantees in the similar subject area” “List other initiatives supported by King Baudouin that are similar in reach and mission” « La Fondation devrait porter un véritable intérêt aux projets qu’elle subventionne » « Toute association dont le projet a été retenu s’engage à accompagner d’autres porteurs de projet. Ainsi, j’ai aidé des associations à rédiger leur dossier de candidature » “Ik heb de indruk dat er vooral op de formele dingen opvolging is: formulieren invullen, betalingen uitvoeren,... Het inhoudelijke van een initiatief wordt minder opgevolgd” “Stuur ons een mailbericht dat kort opsomt wat je als begunstigde moet doen om de samenwerking formeel af te ronden” “Direkte Kontaktinformtationen von vergleichbaren Initiativen weiterleiten” “Het aanvraagformulier was verschrikkelijk omslachtig. Voortdurend werden dezelfde dingen opnieuw gevraagd in andere bewoordingen” « Fournir des exemples de réponses aux questions du dossier de candidature de manière à se faire une idée de l’information attendue » « Il n’y a que peu de suivi entre le moment de la élection du projet et celui de sa concrétisation » « Les attentes de la Fondation devraient être plus précises » “Ik wil vooraf weten welke kans we hebben om geselecteerd te worden” “Het gelimiteerde aantal karakters bij het aanvraagformulier vind ik vervelend. Bij de ene vraag wou ik meer schrijven, terwijl ik bij een andere veel karakters over had. Dat gaf mij dan weer het gevoel dat ik onvoldoende had geantwoord op die vraag” « La Fondation devrait vérifier si le projet a été mené à bien en respectant les termes de la convention » « Certaines modalités de la collaboration (comme le budget total, les dépenses admises,…) auraient pu être clarifiées dès le début du projet »
48
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
DEEL 3 Deelgroepen
10. Kleine organisaties als grantee Kleinere organisaties — steunend op onbetaalde arbeid — voeren andere initiatieven uit dan de grotere grantees, maar hun toegang tot de Koning Boudewijnstichting is niet moeilijker. De Stichting lukt erin om kleinere organisaties volop te laten participeren, met behoud van hun eigenheid. ‘Kleine organisaties’ bakent dit rapport af als grantees zonder betaald personeel in dienst. Wat volgt omschrijft een ‘kleine organisatie’ als een grantee die geen betaald personeel tewerkstelt. Uit deze groep werden bovendien een beperkt aantal organisaties verwijderd die in de enquête aangaven dat ze weliswaar geen betaald personeel telden maar wel ingekapseld waren in een groter geheel zoals een school of een ziekenhuis. Zo telt de groep ‘kleine organisaties’ uiteindelijk 382 grantees, oftewel 20 procent van de respondenten van de enquête. Het gaat uitsluitend om verenigingen zonder winstoogmerk of informele samenwerkingen, zonder enig formeel juridisch statuut. Hierna zet de tekst ‘kleine organisaties’ af tegen ‘grotere organisaties', zijnde grantees met wel betaald personeel in dienst. Dat onderscheid tussen kleinere versus grotere organisaties is wat arbitrair. Een grantee met pakweg drie betaalde personeelsleden leunt voor sommige karakteristieken denkelijk dicht aan bij de zojuist afgebakende groep ‘kleine organisaties’. De keuze trekt vooral een duidelijke lijn tussen organisaties die professioneel — in betaalde werktijd — een initiatief kunnen aanvragen en uitvoeren, versus organisaties die daarvoor op vrijwilligerswerk steunen.
Duidelijke verschillen qua inhoud en aanpak. Tabel 10.1. vergelijkt de initiatieven van de kleine versus de (wat) grotere grantees. De tabel lijst achtereenvolgens op: • werkingsgebied; • thema’s; • activiteiten; • doelgroepen; • veranderingen bij de doelgroep; • veranderingen bij beleidsverantwoordelijken; • veranderingen bij de eigen organisatie.
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
49
Table 10.1. Differences between small and larger grantees More focus in small grantees
Similar for small and larger grantees
More focus in larger grantees
A country
Local - urban
International
A district or region
Art, culture and heritage
Democracy
Poverty
Civic engagement
Economy
Health
Environment
Philanthropy
Education
Sport and leisure
Leadership
Geographical area Local – rural Themes
European integration Migration and integration Development Social justice Ageing Scientific research Activities Local and neighbourhood activities
Writing/producing a printed product/website
Organising a training
Purchasing materials or furnishings
Organising a colloquium, conference, …
Exchange programme
Creating and guiding an online community
Learning process / personal coaching
Conservation and restoration
Research
Heritage
Continuing to develop our organisation
Families
Children
Young people
The general public
Older people
People in poverty
Target group
People of foreign origin Patients Carers People with a disability Addicts Entrepreneurs Experts Policymakers Offenders or former offenders Heritage and countryside managers Changes for the target group No effect
Change in behaviour
Improvement in economic situation
Increased knowledge
Better health
Improvement in skills
Better social integration
Better well-being
Changes for the policymakers No effect
Increased knowledge
Influence on the political agenda
Implementation of innovations
Strengthened public debate Presentation of new areas of policy Provision of more funding Changes for the own organisation Growth of the organisation
No effect
Increased knowledge
Greater shared insights within organisation
Improved skills
Changes in the governance of organisation
Changes in our strategy
Introduction of new activities Improved evaluation of the way we work Financial strengthening of the organisation
Note: a ‘substantial’ difference is a gap of 5+ percent points. Each dot stands for one increment of 5 percent points. E.g. ‘Local and neighbourhood activities’ was answered by 38% of small organisations and 17% of larger organisations, thus a difference of 21 percent points, represented as four dots.
50
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Tabel 10.1. focust op die antwoordcategorieën waar het verschil tussen de kleine en grotere grantees 5 procentpunten of meer bedraagt. Duidelijk is dat de initiatieven van kleine en grotere organisaties andere accenten leggen. Kleine organisaties gaan meer door in rurale omgevingen, kiezen voor andere thematische accenten en zijn vaker wijk- en buurtactiviteiten. Grotere organisaties voeren met hun grant heel andere activiteiten uit, werken meer rond armoede en realiseren met hun initiatief meer veranderingen.
Een andere aanvraag en opvolging. Kleinere organisaties ontvangen kleinere grants. Het verschil met grotere organisaties is — op basis van de mediaan — eerder gering: 4900 euro tegenover 6000 euro (tabel 10.2.). Dit is verklaarbaar doordat de Koning Boudewijnstichting aan alle types van organisaties relatief veel kleine grants uitreikt, zodat de mediaan voor beide categorieën laag blijft. Grotere organisaties ontvangen daarnaast ook veel grotere grants, terwijl een grotere grant voor een kleine organisatie een zeldzaamheid is. Ter illustratie: het rekenkundig gemiddelde van de grantomvang voor grotere organisaties is bijvoorbeeld 15.436 euro. Kleine organisaties ontvangen kleinere grants, maar het uitschrijven van hun initiatief en de opvolging van de samenwerking met de Koning Boudewijnstichting vergt hen ook minder tijd. Het verschil is substantieel. De kleinere organisaties zijn door de band genomen wat minder goed op de hoogte van de begeleidingsmogelijkheden die de Stichting biedt bij het opstellen van een aanvraag. Als ze een begeleidingsmogelijkheid kennen, doen ze er overigens ook meestal wat minder een beroep op dan de grotere organisaties (cijfers niet in dit rapport opgenomen). De verschillen blijven echter steeds klein.
Table 10.2. Organisational constraints with a grant Small grantees
Larger grantees
€4900
€6000
71%
78%
Amount Amount received (median) Percentage financial support KBF was essential Effort needed
hours
Time needed for the application (median)
5h
8h
Time needed for extra activities (median)
10 h
16 h
Non-awareness of guidance offers of the KBF
% unknown
Requesting information from contact centre
37%
30%
Help from contact centre
37%
34%
Talk to KBF staff with question
28%
22%
Information of successful projects on KBF website
15%
12%
Opportunity to submit a paper version
14%
19%
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
51
‘Nieuwe’ aanvragers ondervinden geen nadeel 557 respondenten dienden bij geen enkele andere organisatie een steunaanvraag in. Voor hen was steun van de Koning Boudewijnstichting de eerste ervaring met een aanvraag. Hun aantal is goed voor 31 procent van alle grantees, wat veel is: in de periode 2012-2014 ging een derde van de grants van de Stichting naar ‘nieuwelingen’. Dat impliceert dat de Koning Boudewijnstichting in haar steunacties nieuwe organisaties volop kansen geeft.
Voor deze organisaties, die niet met steunaanvragen vertrouwd zijn, kan de eerste aanvraag een extra werkbelasting meebrengen. Dit blijkt echter meer dan behoorlijk mee te vallen. De nieuwelingen:
Bij die uitspraak past enig voorbehoud. Het is enerzijds mogelijk dat de grantee wel al een eerdere steun kreeg van de Koning Boudewijnstichting zelf. Dat kan uit de enquête niet afgeleid worden. Anderzijds is het de beantwoorder van de enquête die stelt geen andere steunaanvraag gedaan te hebben. In een grote organisatie is het denkbaar dat een andere medewerker van de organisatie wel al ervaring opdeed met andere financiers.
• zijn even goed als die kleinere organisaties op de hoogte van de ondersteuningsmogelijkheden die de Koning Boudewijnstichting biedt bij het uitschrijven van een aanvraag. Enige uitzondering is de mogelijkheid om een aanvraag op papier in te dienen, waar de nieuwelingen minder weet van hebben dan andere organisaties;
De ‘nieuwelingen’ zijn lang niet alleen kleine organisaties. Maar 27 procent is een kleine organisatie zoals dit hoofdstuk dat omschrijft: geen betaalde medewerkers. Dit aandeel is maar weinig hoger dan het aandeel kleine organisaties in de hele steekproef (20%).
52
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
• spenderen dezelfde hoeveelheid tijd als kleinere organisaties aan het uitschrijven van de aanvraag en de verdere opvolging van het initiatief;
• evalueren het verloop van de aanvraagprocedure op dezelfde positieve wijze als andere organisaties.
Kleine en grotere organisaties evalueren vrijwel identiek hun samenwerking met de Stichting. Terwijl kleine organisaties inhoudelijk heel andere initiatieven uitvoeren in vergelijking met grotere organisaties, loopt hun oordeel over de samenwerking met de Koning Boudewijnstichting parallel met dat van die grotere organisaties. Tabel 10.3. presenteert de gemiddelde tevredenheidsscores met de aanvraagprocedure: de waarden zijn zowat identiek voor beide groepen. Die parallellen zijn door te trekken voor de andere evaluatieve vragen uit het onderzoek: waar kon de samenwerking beter? Hoe tevreden is de organisatie met het uitgekeerde bedrag? … Al deze vergelijkingen afdrukken zou een langdradig rapport opleveren: steeds opnieuw hebben kleinere en grotere organisaties een soortgelijk oordeel klaar. De Koning Boudewijnstichting lukt er bijgevolg in om een samenwerking uit te bouwen met qua schaal zeer verschillende organisaties, die bovendien inhoudelijk verschillende accenten leggen, op een zodanige wijze dat al deze organisaties een vergelijkbare positieve beoordeling maken van de samenwerking.
Table 10.3. Opinion on the application procedure of small and larger grantees Small grantees Statements on the application procedure
Larger grantees % agreement
The application form was clear
87%
85%
The application form was easy to complete
79%
80%
Access to information needed was easy
85%
85%
We were informed quickly on the outcome
82%
81%
A contract was made quickly
89%
88%
Payment was made quickly
90%
88%
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
53
11. De steun aan individuen Individuen die een grant van de Stichting ontvangen, versterken daarmee hun capaciteiten. Maar de impact gaat verder. De grant zorgt ervoor dat er iets verandert in hun leven. Steun aan individuen. De Koning Boudewijnstichting ondersteunt niet alleen organisaties. Elk jaar ontvangen individuen via verschillende oproepen een steun. Door de een-op-een-relatie tussen steun en persoon, wordt die steun anders en misschien intenser beleefd dan een ondersteuning voor een organisatie, zodat een aparte analyse voor deze groep op zijn plaats is.
Het onderscheid tussen individuele en organisationele ondersteuningen is niet voor alle betrokkenen duidelijk. De enquête telde 163 personen (8%) die invulden dat ze steun als individu kregen en waarvan dat ook bevestigd werd door de databanken van de Koning Boudewijnstichting. Die laatste toevoeging is niet onbelangrijk. Naast de groep van 163 individuele ondersteuningen telde de enquête immers nog: • 57 personen die aangaven dat hun steun voor een organisatie bestemd was, terwijl de Koning Boudewijnstichting het geld als individuele steun uitreikte aan die personen; • 39 personen die verkeerdelijk dachten dat ze individuele steun kregen, terwijl het om organisatiesteun ging. Opgeteld gaat het om 5 procent van alle grantees dat een verkeerd beeld heeft over voor wie de ontvangen steun bedoeld is. Het onderscheid tussen individuele en organisationele ondersteuningen is minder vanzelfsprekend dan het lijkt en lang niet voor alle betrokkenen duidelijk.
Individuele beurzen versterken de eigen vaardigheden. Dit hoofdstuk gaat over de 163 individuele ondersteuningen die ook als zodanig in de gegevens van de Stichting gelabeld staan. Uit grafiek 11.1. (p. 50) blijkt dat de steun een betekenisvol verschil maakt voor de ontvangers. Zeven op tien individuen stelt dat de eigen capaciteiten versterkt werden. Dit is een hoog cijfer. Elders toont dit rapport de veranderingen die organisaties bij hun doelgroepen, beleidsverantwoordelijken en zichzelf zien, maar nergens wordt een vergelijkbaar peil bereikt. Nog veelgenoemd zijn een betere reputatie (43%) en betere inzichten in een bepaalde problematiek (40%).
54
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Figure 11.1
Figure 11.1. Changes that the initiative brought about for the individual 2012-2014 Improvement in my abilities
70% 43%
Improvement in my reputation 40%
Greater insight into an issue 34%
Increase in my social engagement Improvement in financial situation
24% 23%
Scientific research results 13%
Improvement in social situation
12%
Starting as a social entrepeneur 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
Individuen noemen gemiddeld meer veranderingen dan organisaties. De individuen duiden veel veranderingen aan: gemiddeld 2,6 veranderingen per persoon. Het cijfer is hoger dan het gemiddelde aantal veranderingen dat organisaties aangeven op hun doelgroep (2,3), beleidverantwoordelijken (1,7) en de eigen organisatie (2,3). Dit wijst erop dat de individuele steun een belangrijke impact heeft voor de grantee.
Individuele steun maakt een verschil. De antwoordcategorieën in grafiek 11.1. bestaan uit drie groepen: • passieve veranderingen die leiden tot meer inzicht en een betere reputatie; • actieve veranderingen die impact hebben op effectief gedrag: verbeteringen in capaciteiten, in de sociale situatie, in de financiële situatie, meer sociaal engagement, of een start als sociaal ondernemer; • de wat afwijkende categorie wetenschappelijk onderzoek. Bij die sommering in die drie categorieën (grafiek 11.2.) blijkt dat 92 procent van de individuen minstens één van de ‘actieve’ veranderingen aankruist. Dit betekent dat zowat elke ontvanger van een individuele beurs dankzij de grant in zijn of haar leven iets feitelijks — nieuwe vaardigheden, financiële verbetering, … — verandert.
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
55
Figure 11.2
Figure 11.2. Impact of an individual grant (N=148)
Passive changes (5%)
Scientific results (3%)
Active changes (92%)
Individuele grantees onderschatten het hulpaanbod bij hun aanvraag. De aanvraagprocedure verloopt bij individuen vergelijkbaar met andere grants. Net zoals alle andere grantees waarderen individuen sterk het verloop van de aanvraagprocedure. Opmerkelijk is evenwel dat ze minder op de hoogte blijken van het hulpaanbod van de Koning Boudewijnstichting. De individuen hebben ten slotte gemiddeld wat meer tijd nodig, vooral bij de uitvoering van het initiatief.
56
LE R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Table 11.1. Organisational constraints with an individual grant Individual grantees Amount Amount received (median)
€5000
Effort needed
hours
Time needed for the application (median)
8h
Time needed for extra activities (median)
20 h
Statements on the application procedure
% agreement
The application form was clear
88%
The application form was easy to complete
82%
Access to information needed was easy
86%
We were informed quickly on the outcome
80%
A contract was made quickly
88%
Payment was made quickly
88%
Non-awareness of guidance offers bij the KBF
% unknown
Requesting information from contact centre
45%
Help from contact centre
47%
Talk to KBF staff with question
32%
Information of successful projects on KBF website
20%
Opportunity to submit a paper version
30%
Individuele grantees waarderen de Koning Boudewijnstichting. Net zoals de andere grantees schetsen de enquête-antwoorden van individuele grantees een (heel) positief beeld van de Stichting. Het zou hier te ver leiden om die mening uitputtend te presenteren, onder meer omdat ze niet afwijkt van de algemene enquêteresultaten. Nuttig om in het achterhoofd te houden is evenwel dat individuele grantees vaak meer contact met de Koning Boudewijnstichting hebben dan organisaties met een grant. Doorheen die intensere contacten blijft hun positieve opinie over de Stichting volwaardig behouden.
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
57
Grantees in 65 landen Albania Argentina
12. Buitenlandse grantees Eén op tien van de bevraagde initiatieven ontplooit zijn werking in het buitenland. De samenstelling van die groep grantees is heterogeen. Wel is duidelijk dat de Fondsen volop actief zijn in het buitenland.
Austria Bangladesh Belgium Benin Bolivia Bosnia-Herzegovina Brazil
Grantees over de hele wereld. Tien procent van de enquêteantwoorden is afkomstig van initiatieven buiten België. De Koning Boudewijnstichting steunde tussen 2012 en 2014 dan ook initiatieven in heel wat landen: de enquête telt naast de antwoorden uit België nog antwoorden uit 51 verschillende landen. Niet uit elk land met een grantee kwam er overigens een enquêteformulier terug. De Stichting steunde tussen 2012 en 2014 grantees in 65 landen.
Burkina Faso Burundi Canada Colombia Croatia Democratic Republic of Congo Denmark Ecuador Egypt El Salvador Estonia Ethiopia
Grafiek 12.1. onderscheidt twee groepen landen waarin de Stichting een speciale werking uitbouwt: de Balkanlanden (enquêteantwoorden van 19 initiatieven) en Afrika (41 initiatieven). Daarnaast isoleert de grafiek ook Frankrijk als het land waar veruit de meeste buitenlandse initiatieven doorgaan (56). De restcategorie ‘andere landen’ (83 initiatieven) is groot, omdat ze opgebouwd is uit maar liefst 29 landen. Het gaat overwegend om Europese landen (52 van de 83 initiatieven), met voor elk land een relatief klein aantal initiatieven. De overige 31 initiatieven spreiden zich over de hele wereld.
Figure 12.1
Figure 12.1. Foreign initiatives supported by the King Baudouin Foundation (N=199)
Finland
Balkans (10%)
France Germany
Other countries (42%)
Grand Duchy of Luxembourg
Africa (21%)
Greece Guatemala Guinea Hungary India Indonesia Ireland Italy Kenya Kosovo Latvia Liberia Macedonia Madagascar Mali
58
LE R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
France (28%)
Andere inhoudelijke accenten bij buitenlandse grants. De buitenlandse initiatieven situeren zich vooral in de actiedomeinen filantropie, ontwikkeling en lokaal engagement (grafiek 12.2.). Daarmee passen ze in heel andere actiedomeinen dan de Belgische initiatieven, waar de focus ligt op armoede en sociale rechtvaardigheid, gevolgd door lokaal engagement, gezondheid en leiderschap (zie ook grafiek 1.5.). Tabel 12.1. presenteert enkele andere karakteristieken van buitenlandse initiatieven. De tabel onderscheidt de drie belangrijke deelgroepen — Frankrijk, de Balkan en de Afrikaanse landen — onder meer om de heterogeniteit van de buitenlandse initiatieven te illustreren. Een gemiddelde grantgrootte van 3000 euro of van 29.000 euro; 74 procent of 39 procent organisaties van hoogstens tien werknemers; de Fondsen goed voor 73 procent of 11 procent van de grants, … Het helpt bovendien de analysemogelijkheden niet vooruit dat sommige groepen klein zijn. De 19 antwoorden uit de Balkan zijn bijvoorbeeld te weinig om er verregaande conclusies aan te verbinden.
Mauritius Montenegro Morocco Netherlands Antilles Nicaragua Peru Philippines Poland Portugal Romania Russia Rwanda Senegal Serbia Slovakia South Africa
Figure 12.2
Figure 12.2. Distribution of the foreign grantees by action domain (N=198)
Spain Sweden Switzerland Tanzania 33%
Philanthropy Development
The Netherlands Turkey
26%
Civic engagement
Uganda
15%
Democracy in the Balkans
United Kingdom
9%
Poverty & social justice
United States
7%
Health
2%
Heritage
1%
Leadership
1%
Migration
1%
Other activities*
6% 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
* European initiatives, foresight projects, decisions during the year, … * European initiatives, foresight projects, decisions during the year, …
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
59
Table 12.1. Characteristics of initiatives in selected countries Initiatives France
Initiatives Balkans
Initiatives Africa
Initiatives Belgium
Number of initiatives
56
19
41
1731
% of grants by Funds and Donor Circles
96%
11%
73%
61%
Informal organisation
0%
0%
3%
9%
Not for profit
98%
65%
73%
68%
Other
2%
35%
23%
22%
None
25%
11%
22%
27%
1-10 paid employees
49%
28%
31%
31%
11-50 paid employees
20%
28%
25%
23%
51+paid employees
6%
33%
22%
19%
Amount received (median)
€3,000
€29,000
€11,250
€5,000
% indicating that grant was essential to start
56%
73%
82%
77%
Importance of the support
%
%
%
%
Mostly symbolic
6%
0%
5%
4%
Useful
50%
40%
33%
35%
Indispensable
44%
60%
62%
62%
Legal status of the initiative
Number of employees
Amount of the grant
De Fondsen en Schenkerskringen zijn volop actief in het buitenland. In tabel 12.1. valt op dat de Fondsen ondervertegenwoordigd zijn in de Balkan, maar sterk aanwezig zijn in de andere landen. In totaal ontvangt 76 procent van de buitenlandse initiatieven steun van een Fonds of een Schenkerskring. Dat aandeel situeert zich boven de 61 procent die de Fondsen voor zich nemen van de Belgische grants. De steun van de Fondsen is geografisch erg gespreid. In de meeste van de 51 landen waar de Koning Boudewijnstichting actief is, worden door de Fondsen telkens één of hoogstens enkele initiatieven gesteund. In 28 landen komt de steun enkel van de Fondsen. Wanneer de Koning Boudewijnstichting in 64 landen buiten België actief is, is dat grotendeels op het conto van de Fondsen te schrijven.
60
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Bijlage 1 Cijferbijlage: vergelijking van de twee meetmomenten Soortgelijke enquêtes in 2012 en 2015. De enquêtering bij de initiatieven uit 2012-2014 is niet de eerste bevraging van grantees door de Koning Boudewijnstichting. Een soortgelijke enquête gebeurde over de periode 2009-2011. Beide enquêtes delen in niet onbelangrijke mate dezelfde vragen. Waar mogelijk vergelijkt de onderstaande tabel daarom de resultaten van beide meetmomenten.
Twee vergelijkbare groepen van grantees. De twee bevragingen maakten vergelijkbare keuzes bij de selectie van te-ondervragen-grantees. Telkens werden de kleinste grants (minder dan 500 euro) niet aangeschreven en vulden grantees die meerdere keren gesteund werden de enquête enkel in voor de grant met het hoogste bedrag. Toch zijn beide metingen niet perfect vergelijkbaar. Er is één verschil: de meting van 2012-2014 sprak immers zowel de binnenlandse als de buitenlandse grantees van de Koning Boudewijnstichting aan, terwijl de enquête uit 2009-2011 zich beperkte tot de binnenlandse grantees. De impact van de buitenlandse grants op de enquête 2012-2014 is echter relatief gering: ze zijn goed voor 10 procent van alle antwoorden. 90 procent van de respondentengroep 2012-2014 komt bijgevolg overeen met de steekproef uit 2009-2011. De binnenlandse grantees bepalen grotendeels het totale enquêteresultaat.
Een relatief kleine maar atypische groep van buitenlandse grantees. Hoewel het aandeel van de buitenlandse grantees relatief klein is in de hele respondentengroep, wijken de buitenlandse grants wel af van binnenlandse grants. Zo is er bijvoorbeeld een grotere fysieke afstand tussen grantverstrekker en grantee, waarvan een impact op de contacten en de samenwerking kan verondersteld worden. Andere afwijkende karakteristieken zijn taalmoeilijkheden — heel wat grantees communiceren niet in hun moedertaal met de Stichting — en het bestaan van regiospecifieke programma’s binnen de Koning Boudewijnstichting. De Stichting onderhoudt thematische programma’s voor sommige regio’s. Het is niet verwonderlijk dat de daaruit resulterende groep van grantees eigen, atypische accenten deelt. De groep buitenlandse grantees is daarom niet vergelijkbaar met de binnenlandse grantees. De onderstaande tabel splitst de resultaten uit 2012-2014 dan ook op naar binnenlandse dan wel buitenlandse grantee.
Leeswijzer. De tabel is opgebouwd uit vier kolommen: 1. de enquête 2012-2014. Dit zijn de resultaten voor alle grantees van 2012 tot 2014; 2. de enquêteresultaten uit 2009-2011; 3. de binnenlandse resultaten van de enquête 2012-2014; 4. de buitenlandse resultaten van de enquête 2012-2014.
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
61
De meest zuivere analyse van de twee meetmomenten vergelijkt de tweede en derde kolom: in beide gevallen gaat het om de binnenlandse activiteiten van de Koning Boudewijnstichting De cijfers in kolommen 1 en 3 lijken op elkaar. Dat komt omdat de twee groepen sterk overlappen. De groep binnenlandse grantees 2012-2014 (kolom 3) is goed voor 90 procent van het totale aantal ondervraagde grantees 2012-2014 (kolom 1). De groep buitenlandse grantees is te klein om het totaalresultaat betekenisvol te beïnvloeden. De cijfers in kolom 4 — de antwoorden van de buitenlandse grantees — verschillen meer van kolom 3: buitenlandse grantees leggen vaak andere accenten dan hun Belgische collega’s.
Table B1.1. Comparison of the survey results of 2009-2011 with 2012-2014 Survey 2012-2014
Survey 2009-2011
Belgium 2012-2014
Other countries 2012-2014
1930
1116
1731
199
8,3%
7,4%
9,1%
1,2%
66,5%
68,3%
65,3%
76,7%
Public organisation
5,6%
7,0%
6,0%
1,7%
School
7,8%
8,9%
8,2%
4,1%
Higher education institution
6,0%
7,0%
6,1%
4,7%
Enterprise
1,3%
0,7%
1,2%
2,9%
Other
4,6%
0,6%
4,1%
8,7%
500-1000 euros
8,5%
8,8%
8,7%
7,5%
1001-2500 euros
16,7%
16,2%
17,3%
11,1%
2501-5000 euros
2 7,0%
25,8%
2 7,4%
23,6%
5001-10.000 euros
21,8%
24,9%
22,0%
19,6%
10.001-25.000 euros
16,4%
17,4%
16,1%
19,1%
9,6%
6,9%
8,5%
19,1%
Number of respondents Legal status of the organisation No legal status Not for profit
Grant amount
25.001+ euros
62
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Survey 2012-2014
Survey 2009-2011
Belgium 2012-2014
Other countries 2012-2014
Local - rural
20,4%
15,9%
21,2%
13,1%
Local – urban
32,4%
29,5%
33,3%
24,6%
Regional
18,8%
2 7,2 %
18,8%
18,6%
National
10,8%
15,7%
9,8%
19,7%
International
10,9%
8,0%
9,9%
19,7%
6,7%
3,8%
7,0%
4,4%
Geographical focus of the initiative
Not applicable
Under which of the following themes can the initiative be classified? (up to three answers possible) Poverty
28,8%
30,7%
28,8%
2 7,9%
Civic engagement
26,4%
24,8%
2 7,0%
20,8%
Health
25,4%
25,6%
24,9%
30,1%
Education
24,9%
28,2%
23,4%
37,7%
Art, culture & heritage
18,3%
17,1%
19,1%
10,4%
Migration & integration
14,3%
22,5%
15,0%
7,7%
The environment
13,8%
7,2 %
14,4%
8,2%
Development
12,2%
10,9%
11,4%
19,7%
Sport & leisure
10,3%
10,3%
11,0%
3,8%
Social justice
9,6%
19,8%
9,4%
10,9%
Scientific research
7,6%
6,7%
7,5%
8,7%
Ageing
6,9%
6,1%
7,0%
5,5%
Economy
5,4%
4,9%
5,1%
8,2%
Democracy
4,4%
5,8%
4,3%
4,9%
Leadership
2,0%
2,3%
2,1%
1,6%
European Integration
1,9%
n.a.
1,8%
3,3%
Philanthropy
1,8%
1,3%
1,6%
2,7%
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
63
Survey 2012-2014
Survey 2009-2011
Belgium 2012-2014
Other countries 2012-2014
For what activities did you mainly use or are you using the support? (up to three answers possible) Purchasing materials or furnishings
39,2%
29,7%
41,1%
24,7%
Local and neighbourhood activities
20,1%
19,1%
21,0%
13,6%
Continuing to develop own organisation
19,2%
13,4%
19,2%
21,6%
Organising a training course
14,2%
23,4%
13,6%
21,6%
Learning process or personal coaching
13,8%
n.a.
13,8%
14,2%
Help and assistance
13,5%
19,1%
12,5%
25,3%
Printed product or website
13,4%
16,6%
13,6%
13,0%
Research
12,7%
9,1%
12,8%
13,6%
Colloquium, conference or workshop
11,8%
5,0%
11,6%
14,8%
Exchange programme
7,5%
10,9%
7,9%
4,3%
Conservation and restoration
5,3%
2,6%
5,1%
7,4%
Creating and guiding an online community
1,5%
n.a.
1,6%
1,2%
Which target groups does/did your initiative intend to reach? (up to three answers possible)
64
Young people
2 7,7%
33,7%
2 7,1%
32,8%
Children
26,9%
29,7%
26,4%
30,6%
Families
24,6%
25,3%
24,6%
24,6%
People in poverty
23,3%
24,5%
22,9%
2 7,3%
General public
17,0%
18,4%
17,4%
13,1%
Migrants
12,8%
18,1%
13,7%
4,9%
People with a disability
11,6%
13,9%
11,4%
13,7%
Patients
9,5%
9,9%
9,2%
11,5%
Older people
9,4%
12,2%
9,6%
7,7%
Policymakers
4,6%
6,7%
3,8%
12,0%
Carers
3,9%
4,4%
4,0%
2,2%
Experts
3,5%
4,6%
3,1%
7,7%
Entrepreneurs
3,3%
3,0%
3,0%
6,0%
Addicts
2,3%
1,3%
2,3%
2,7%
Heritage and countryside managers
2,1%
1,2%
2,3%
0,5%
(Ex-)Offenders
1,7%
1,1%
1,7%
1,6%
No target group
6,3%
2,4%
6,5%
4,9%
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Survey 2012-2014
Survey 2009-2011
Belgium 2012-2014
Other countries 2012-2014
Estimate how many people have been directly reached by your initiative < 20
10,5%
9,5%
10,7%
9,5%
21 - 50
20,3%
21,6%
21,4%
10,6%
51 - 200
2 7,8%
30,8%
28,1%
25,1%
201 - 500
12,5%
13,4%
12,4%
14,0%
501+
19,4%
17,8%
18,0%
32,4%
9,4%
6,9%
9,5%
8,4%
Not relevant
What change has the initiative brought about for the target group? (more than one answer possible) Better well-being
45,7%
14,3%
46,6%
37,3%
Better social integration
44,8%
43,0%
45,3%
40,4%
Improvement in skills
39,4%
44,0%
39,5%
38,6%
Increased knowledge
37,0%
39,1%
36,0%
46,4%
Change in behaviour
26,0%
29,0%
25,6%
30,1%
Better health
17,4%
49,5%
16,2%
28,3%
Economic improvement
8,7%
8,7%
7,6%
18,7%
No effect
0,4%
0,9%
0,4%
0%
What changes has the initiative brought about for policymakers? (more than one answer possible) Increased knowledge
51,3%
43,7%
49,6%
67,0%
Implementation innovations
29,2%
32,2%
28,8%
33,0%
More funding
2 7,6%
23,8%
28,0%
23,6%
Strengthened public debate
22,9%
22,4%
22,3%
28,3%
Presentation of new areas of policy
19,4%
n.a.
19,8%
16,0%
Influence political agenda
16,3%
16,1%
16,0%
19,8%
9,3%
8,8%
9,6%
6,6%
No effect
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
65
Survey 2012-2014
Survey 2009-2011
Belgium 2012-2014
Other countries 2012-2014
If support for individual, what change has the initiative brought about for you? (more than 1 answer possible) Improved competences
69,5%
61,6%
Greater insight
40,3%
52,5%
Improved reputation
42,9%
39,4%
Increased social engagement
34,4%
30,3%
Research results
22,7%
17,2 %
Improved social situation
13,0%
12,1%
Improved economic situation
24,0%
12,1%
Social entrepreneurship
12,3%
5,1%
No effect
0,0%
3,0%
*
How did you know that you could receive support from the KBF? (more than 1 answer possible) KBF website
42,0%
54,0%
45,1%
13,4%
KBF e-news
17,3%
24,1%
18,9%
2,8%
Acquaintance
22,1%
22,0%
21,2%
30,7%
Media
8,4%
9,6%
9,0%
3,4%
At the invitation of the KBF
8,2%
9,1%
7,6%
13,4%
Publication
2,0%
7,0%
2,1%
1,1%
Other website
2,8%
3,9%
2,9%
1,7%
10,8%
3,3%
8,9%
28,5%
Event
2,0%
3,1%
2,1%
1,7%
Don't remember
1,9%
2,3%
1,8%
3,4%
19,3%
1,4%
20,3%
10,0%
Other way
8,2%
1,3%
7,8%
11,2%
KBF newsletter on paper
3,5%
n.a.
3,7%
1,7%
Newsletter of other organisation
3,0%
7,2 %
2,8%
5,0%
Facebook, LinkedIn, RSS, twitter, …
0,2%
n.a.
0,2%
0,0%
Other organisation
Reputation & previous projects
66
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Survey 2012-2014
Survey 2009-2011
Belgium 2012-2014
Other countries 2012-2014
Guidance by the KBF: the opportunity to request information from the contact centre I was not aware of it
32,8%
32,3%
32,6%
36,1%
I did not make use of it
44,7%
36,7%
45,4%
31,9%
2,3%
4,1%
2,4%
1,4%
20,2%
26,9%
19,6%
30,6%
I used this & the offer was not very useful I used this & the offer was useful
Guidance by the KBF: help from the contact centre with completing the application form I was not aware of it
35,9%
35,6%
36,1%
33,3%
I did not make use of it
51,7%
43,1%
52,4%
38,9%
1,8%
5,0%
1,7%
2,8%
10,6%
16,4%
9,8%
25,0%
I used this & the offer was not very useful I used this & the offer was useful
Guidance by the KBF: the opportunity to talk to KBF staff in relation to specific questions I was not aware of it
24,1%
18,8%
24,1%
23,6%
I did not make use of it
43,7%
34,8%
44,6%
26,4%
2,0%
4,9%
2,1%
1,4%
30,2%
31,4%
29,2%
48,6%
I used this & the offer was not very useful I used this & the offer was useful
Guidance by the KBF: information on supported projects on the website for comparison purposes I was not aware of it
13,4%
16,0%
13,0%
20,8%
I did not make use of it
42,1%
30,6%
42,7%
31,9%
I used this & the offer was not very useful
9,3%
8,0%
9,4%
8,3%
I used this & the offer was useful
35,1%
45,4%
34,9%
38,9%
Guidance by the KBF: the opportunity to submit a paper version I was not aware of it
19,2%
14,9%
19,5%
13,9%
I did not make use of it
65,4%
46,4%
66,3%
48,6%
I used this & the offer was not very useful
3,7%
12,6%
3,7%
4,2%
I used this & the offer was useful
11,8%
26,1%
10,6%
33,3%
Did it require more or less effort to request support from the KBF as compared to public funding? Cannot be assessed
40,2%
31,6%
40,3%
39,4%
More effort with KBF
5,6%
7,4%
5,8%
4,0%
The same effort
21,7%
24,7%
22,6%
13,1%
Less effort with KBF
32,5%
36,3%
31,3%
43,4%
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
67
Survey 2012-2014
Survey 2009-2011
Belgium 2012-2014
Other countries 2012-2014
Did it require more or less effort to request support from the KBF as compared to private sources of funding? Cannot be assessed
53,7%
48,8%
55,4%
38,3%
More effort with KBF
11,9%
12,4%
12,2%
9,1%
The same effort
20,6%
21,6%
19,9%
26,9%
Less effort with KBF
13,8%
17,2 %
12,5%
25,7%
Did it require more or less effort to request support from the KBF as compared to other Foundations/Funds? Cannot be assessed
47,9%
40,7%
49,5%
33,7%
More effort with KBF
7,2 %
7,2 %
7,6%
4,0%
33,7%
38,7%
33,1%
38,9%
11,2%
13,4%
9,9%
23,4%
The same effort Less effort with KBF
What did you mainly use the support from the King Baudouin Foundation for?** Support for ordinary, regular activities
40,0%
37,4%
39,0%
48,6%
Support for special, extraordinary activities
60,0%
62,6%
61,0%
51,4%
In terms of the success of the initiative, the support from the King Baudouin Foundation was Mostly symbolic
3,7%
1,3%
3,6%
4,0%
Useful
35,5%
26,9%
34,6%
42,9%
Indispensable
60,9%
71,9%
61,7%
53,1%
How satisfied are you with the amount that you received from the King Baudouin Foundation? Very dissatisfied
6,3%
6,9%
6,7%
2,3%
Dissatisfied
4,2%
3,0%
4,0%
6,3%
Satisfied
50,3%
46,2%
49,6%
56,6%
Very satisfied
39,2%
43,9%
39,7%
34,9%
* = survey size too small for meaningful calculations ** = survey 2009-2011 allowed individual grantees to answer this question; survey 2012-2014 excluded individual grantees from the question
68
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Bijlage 2 Figure A2.1 Enkele cijfers over de volledige groep van grants 2012-2014 Figure B2.1. Distribution of grantees by main source of funding
Funds (69%) Other sources (31%)
Figure A2.2
Figure B2.2. Distribution of initiatives by King Baudouin Foundation activity area (number of initiatives, 2012-2014) Pverty & social justice
1130
Civic engagement
966 381
Health
336
Development Leadership
196
440
184 556
Philanthropy
289
8 43
136 293
Democracy in Belgium Heritage
245
9
148
Other activities* Democracy in the Balkans
75
Migration
59
0
200 Funds
400
600
800
1000
1200
Other sources
* European initiatives, foresight projects, decisions during the year, …
* European initiatives, foresight projects, decisions during the year, …
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
69
Figure A2.3
Figure B2.3. Distribution of funding by King Baudouin Foundation activity area (amount in euros, 2012-2014) Poverty & social justice Civic engagement Health Development Philanthropy Heritage Leadership Other activities Democracy in the Balkans Migration Democracy in Belgium
0
2,000,000 Funds
70
4,000,000
6,000,000
Other sources
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
8,000,000
10,000,000
12,000,000
14,000,000
Table B2.1. Average value of grants by King Baudouin Foundation activity area Minimum grant
Maximum grant
Average value of grant
euros
euros
euros
100
500,000
10,513
Civic engagement
90
381,024
9,346
Health
119
360,000
19,247
Development
228
200,000
21,138
Philanthropy
95
600,000
13,838
Heritage
500
606,000
2 7,373
Leadership
400
938,074
19,897
Other activities
100
400,000
24,979
2,100
350,000
30,861
Migration
500
300,000
18,640
Democracy in Belgium
300
2,500
3,033
Poverty & social justice
Democracy in the Balkans
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
71
Meer grants voor dezelfde organisaties. Een steeds groter aandeel grantees ontvangt meermalen steun van de Koning Boudewijnstichting. In de periode 2012-2014 ging 28,1 procent van de Belgische grants naar organisaties die al een andere grant kregen. Dat aandeel lag in de periode 2009-2011 beduidend lager, met 22,9 procent. De stijging van het aandeel organisaties dat verschillende grants krijgt, gebeurt niet toevallig parallel met het grotere gewicht van Fondsen die beheerd worden door de Koning Boudewijnstichting. In de periode 2012-2014 zorgden de Fondsen voor 68,0 procent van alle KBS-grants voor organisaties in België. In 2009-2011 was dit 61 procent. Omdat Fondsen vaker mikken op een specialistisch werkveld of soms één organisatie steunen, komen ze snel bij dezelfde — soms zelfs ‘vaste’ — begunstigden uit.
Maar ook meer organisaties krijgen grants. Hoewel het aandeel meervoudige grants stijgt, krijgen toch meer organisaties een grant dan drie jaar geleden. Het aantal Belgische organisaties die minstens één grant kregen, steeg met 12% tussen 2009-2011 en 2012-2014 (van 2755 naar 3084 initiatieven). Beide evoluties — meer ontvangers en meer dubbele ontvangers — lijken haaks op elkaar te staan. De combinatie wordt mogelijk doordat het aantal grants sterk groeit. De groei is groot genoeg om meer organisaties een tweede grant te bezorgen en daarenboven meer organisaties een eerste grant te bezorgen.
72
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Bijlage 3 Over de bevraging van grantees Hoe verloopt de samenwerking tussen grantees en Koning Boudewijnstichting? Tussen 2012 en 2014 bezorgde de Koning Boudewijnstichting 5644 keer financiële steun aan organisaties en individuen. Achter elk van die ondersteuningen schuilt een hele samenwerking. De grantee en de Stichting moeten overeenstemming vinden over de actie, het bedrag en de aanpak. Het initiatief moet uitgevoerd worden, al dan niet met tussentijds overleg, soms wordt een uitwisseling met andere, soortgelijke initiatieven voorzien, na afloop volgt een evaluatie of andere afronding, … De samenwerking tussen de ontvanger en de Koning Boudewijnstichting is vaak langdurig en soms intens. Dit rapport staat stil bij al die contacten tussen de Koning Boudewijnstichting en de grantees. Dat is een moeilijke oefening. Al was het maar omdat de 5644 grants onderling sterk verschillen: • Thematisch steunt de Stichting heel verschillende initiatieven, met grants die mikken op armoede, gezondheid, wetenschappelijk onderzoek, erfgoed, cultuur, … • Grants kunnen financieel bescheiden zijn, maar ook erg omvangrijk. De uitgekeerde bedragen variëren van enkele honderden euro's tot meer dan honderdduizend euro; • Sommige grants volgen uit een oproep die de Stichting initieert; op andere momenten krijgt een grant vorm in een samenwerking en na overleg met de externe organisatie; • Meestal is de begunstigde van een grant een organisatie, maar sommige oproepen richten zich expliciet op individuen; • Enzovoort. Met de survey 'Leren van grantees' peilt de Koning Boudewijnstichting bij ondersteunde organisaties en individuen naar de effecten van de steun en het verloop van de samenwerking met de Stichting. De enquête vond een eerste keer plaats in 2012, wanneer ze de initiatieven tussen 2009 en 2011 in kaart bracht. Dit rapport bouwt voort op die studie en analyseert de initiatieven die tussen 2012 en 2014 financiële steun ontvingen.
Afbakening van de steekproef. Niet elk initiatief dat steun ontving, kreeg een uitnodiging met de vraag tot deelname aan een enquête. De volgende voorafgaandelijke uitselecties gebeurden: 1. Initiatieven die een steun van minder dan 500 euro kregen, werden niet aangeschreven. Voor zulke kleine grants hanteert de Stichting eenvoudigere en verkorte procedures, die grote delen van de enquêtering minder toepasbaar maken; 2. Sommige grantees ontvingen gedurende opeenvolgende jaren steun voor hetzelfde initiatief. Deze organisaties kregen slechts één vraag tot deelname; 3. Sommige organisaties ontvingen tussen 2012 en 2014 meerdere keren steun, voor verschillende initiatieven. Wanneer daarbij dezelfde persoon instond voor de dagelijkse leiding en uitvoering, werd enkel het meest omvangrijke initiatief bevraagd (qua financiële steun). Wanneer echter verschillende personen instonden voor de initiatieven, kregen ze wel elk een vraag tot deelname. Andere contactpersonen betekenen immers andere ervaringen;
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
73
4. Grants werden verwijderd die vooral naar jongeren (<18 jaar) gaan; 5. Enkele erg atypische grants en moeilijk bereikbare initiatieven werden niet aangeschreven. In de laatste categorie gaat het vooral om contacten met ontbrekende contactgegevens. In totaal verwijderden deze ingrepen 2072 grants uit de steekproef. De overgrote meerderheid van de niet-gecontacteerde grants is steun die gedurende meerdere jaren aan dezelfde organisatie gegeven wordt of kleine grants van minder dan 500 euro. Uiteindelijk werden 3572 grantees (63%) aangeschreven met de vraag voor deelname.
Een online-enquête in maart 2015. De initiatieven werden bevraagd met een online-enquête, die voor de meeste respondenten 31 vragen omvatte. Het volledig beantwoorden van de vragenlijst vergde meestal ongeveer 15 minuten of net iets minder. De enquête werd uitgestuurd in vier talen — Frans, Nederlands, Engels of Duits — afhankelijk van de voorkeurtaal die de respondent opgaf bij de uitvoering van de grant. De antwoorden werden verzameld tussen 17 maart en 3 april 2015. Alle geselecteerde initiatieven kregen daartoe enkele dagen vooraf een e-mail van de Koning Boudewijnstichting, die het onderzoek aankondigde en om medewerking vroeg. De eigenlijke enquêtelink volgde drie werkdagen later. In de twee daaropvolgende weken volgden nog eens twee herinneringsmails. Bijgevolg vonden in een periode van drie weken vier contactmomenten plaats met de respondenten.
Vergelijken met drie jaar geleden. De Koning Boudewijnstichting voert dit onderzoek voor de tweede keer uit. In het voorjaar van 2012 vond een soortgelijke survey plaats, die initiatieven ondervroeg die tussen 2009 en 2011 financiële steun ontvingen van de Koning Boudewijnstichting. Deze studie 'Leren van grantees. Bevraging van de organisaties en individuen die steun kregen in de periode 2009-2011' is raadpleegbaar op de website van de Koning Boudewijnstichting. De aanpak, voorbereiding en uitvoering van het huidige onderzoek sloten waar mogelijk nauw aan bij die eerste enquêtering. De antwoorden van beide enquêtes zijn daardoor vergelijkbaar en de Stichting kan evoluties meten sinds de eerste enquêtering. De vergelijkbaarheid tussen beide enquêtes is echter niet volledig: • De nieuwe enquêtering besteedt meer aandacht aan het verloop van de contacten tussen grantee en Koning Boudewijnstichting, met bijkomende vragen over het verloop van de samenwerking. Ze peilt ook explicieter naar mogelijke verbeteringen aan die samenwerking; • De nieuwe enquête bevraagt ook initiatieven die de Stichting in andere landen steunt. De voorbije drie jaar groeide de werking van de Koning Boudewijnstichting steeds meer voorbij de Belgische landsgrenzen. Tussen 2012 en 2014 steunde de Stichting 748 buitenlandse initiatieven, goed voor 13 procent van alle grants in die periode. De opname van initiatieven in het buitenland was in de nieuwe enquête aangewezen, terwijl de eerste enquêtering zich beperkte tot het bevragen van Belgische initiatieven;
74
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
• Voor een aantal vragen werd de formulering (licht) bijgestuurd. Soms waren dit technische aanpassingen, soms vloeiden ze voort uit nieuwe beleidskeuzes van de Stichting, die bijsturingen in de antwoordcategorieën wenselijk maakten. Wanneer er vergeleken wordt met aangepaste formuleringen, wordt dit in de tekst vermeld. Wanneer aangewezen gaat dit rapport daarom in op evoluties sinds de vorige meting. Dit steeds met in het achterhoofd dat die vergelijking onvermijdelijk — bijvoorbeeld door het ditmaal wel opnemen van initiatieven in andere landen — niet optimaal kan gebeuren.
Een respons van 54 procent. Van de 3572 uitgestuurde deelnamevragen bleek een klein aantal onbestelbaar. Daardoor ontvingen uiteindelijk 3484 potentiële respondenten de uitnodiging tot deelname aan de enquête. 1983 personen vulden de enquête helemaal of gedeeltelijk in. De data cleaning schrapte naderhand 53 antwoorden. Het ging op enkele uitzonderingen na om respondenten die de enquête twee keer hadden ingevuld. Zo eindigde de bevraging op een respons van 1930 personen, zijnde 54 procent van de personen naar wie de enquête gestuurd werd. Voor een online-enquête is een respons van 54 procent verheugend hoog. Het hielp dat een uitmuntend contactenbestand kon gebruikt worden, dat de enquête doordacht opgesteld werd en er een meer dan degelijke en frequente communicatie met de respondenten plaatsvond. Maar de hoge respons illustreert ongetwijfeld ook de intense relatie die grantee en Koning Boudewijnstichting aangaan: de samenwerking tussen grantee en Stichting creëert een band en betrokkenheid. Tegelijk mag niemand blind zijn voor de impact van de schenker-ontvangerrelatie tussen grantee en Stichting: de Koning Boudewijnstichting financiert deels de grantees. Als die ‘broodheer’ vervolgens een enquêtevraag uitstuurt, is de druk onmiskenbaar om die enquête te beantwoorden. De erg hoge respons wordt ongetwijfeld mee veroorzaakt door de ongelijke relatie tussen grantee en Stichting. Die schenker-ontvangerrelatie kan ook leiden tot te rooskleurige enquêteresultaten. Het is moeilijker om kritisch te zijn voor een organisatie waarvan men financiële middelen ontvangt. Bij de lezing van de soms ronduit lovende meningen in dit rapport over de samenwerking is dit best in het achterhoofd te houden.
Over de representativiteit van de enquête. Tabel B3.1. vergelijkt enkele karakteristieken van de gehele groep van grantees met die van de antwoordende grantees. De bedoeling is duidelijk: toetsen of de enquête representatief is voor de volledige granteegroep die de Koning Boudewijnstichting steunt. De vergelijking tussen de ‘total number of grants’ en de ‘target group survey’ toont dat de voorafgaandelijke wegselectie van een resem kleinere en dubbele grants een verwaarloosbare impact had. De groep gecontacteerde grantees is qua karakteristieken vergelijkbaar met de volledige grantspopulatie.
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
75
De karakteristieken van de groep respondenten — ‘response’, zijnde de antwoorders op de vragenlijst — lijken sterk op de ’target group survey’. De percentages wijzigen hoogstens met enkele procentpunten, wat impliceert dat de enquêteresultaten representatief mogen genoemd worden voor de totale groep van grantees die de Koning Boudewijnstichting steunt. Table B3.1. Comparison of population survey group and response Total number of grants* Target group survey**
Response
Non-response
Language Dutch
1976
39.5%
1495
41.9%
840
43.5%
655
39.9%
French
2597
51.9%
1755
49.1%
975
50.5%
780
47.5%
English
413
8.2%
302
8.5%
101
5.2%
201
12.2%
German
22
0.4%
20
0.6%
14
0.7%
6
0.4%
4292
85.7%
3084
86.3%
1731
89.7%
1353
82.4%
716
14.3%
488
13.7%
199
10.3%
289
17.6%
Country of origin Belgium Other countries Amount of the grant (median value)
€ 5,000
€ 5,000
€ 5,000
€ 5,000
Year 2012
1441
28.8%
1100
30.8%
535
27.7%
565
34.4%
2013
1753
35.0%
1238
34.7%
670
34.7%
568
34.6%
2014
1814
36.2%
1234
34.5%
725
37.6%
509
31.0%
5008
100%
3572
100%
1930
100%
1642
100%
N
* excluding small grants (<€500) and atypical grants ** including undeliverable invitations to participate, but excluding identical grants (spanning several years) and different grants to the same organisation
Over de non-response. Toch verdient het even stil te staan bij de antwoordbereidheid van enkele groepen. De non-response is hoger bij: 1. initiatieven die de Engelse vragenlijst toegestuurd kregen; 2. initiatieven uit het buitenland; 3. initiatieven die wat langer geleden steun kregen.
76
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
Deze vaststellingen liggen in de lijn van de verwachting en zijn verklaarbaar: • de Engelse vragenlijst werd bijna steeds aan buitenlandse initiatieven verstuurd, wat impliceert dat veel van de respondenten de vragenlijst niet in hun moedertaal konden beantwoorden. Dit creëert een bijkomende drempel in vergelijking met de andere taalgroepen; • hoe verder in het verleden een initiatief zich situeert, hoe talrijker de redenen om de enquête niet in te vullen: de afstand tussen grant en huidige grantee groeit; de kans stijgt dat de verantwoordelijke medewerker de organisatie verliet, … Niet onbelangrijk is dat, met uitzondering van de ondervertegenwoordiging van initiatieven uit 2012, de afwijkingen in kleine deelpopulaties gebeuren. Engelstalige initiatieven zijn binnen de Koning Boudewijnstichting goed voor 8,5 procent van alle gesteunde initiatieven en buitenlandse initiatieven staan voor 13,7 procent. Beide groepen overlappen dan ook nog eens: zowat alle Engelstalige initiatieven gaan door in het buitenland. Omdat enerzijds Engelstalige en buitenlandse initiatieven slechts een minderheid uitmaken van de initiatieven die de Koning Boudewijnstichting steunt en omdat anderzijds ook deze initiatieven nog een behoorlijk hoge respons halen, is de impact van hun lagere antwoordbereidheid op de enquête verwaarloosbaar. Ter illustratie: wanneer pakweg de Engelstalige respondenten wel de gemiddelde respons van de andere taalgroepen zouden halen, had dit 1,8 procent extra enquêtes opgeleverd. De potentiële impact van die groep — zelfs wanneer ze danig afwijkend antwoorden — op de totale bevindingen zou marginaal zijn.
Table B3.2. Comparison of response and non-response Response
Non response
Total
Language Dutch
56.2%
43.8%
100.0%
French
55.6%
44.4%
100.0%
English
33.4%
66.6%
100.0%
German
70.0%
30.0%
100.0%
56.1%
43.9%
100.0%
40.8%
59.2%
100.0%
2012
48.6%
51.4%
100.0%
2013
54.1%
45.9%
100.0%
2014
58.8%
41.2%
100.0%
54.0%
46.0%
100.0%
1930
1642
3572
Country of origin Belgium Other countries Year
N
LEREN VAN GRANT EES 20 12-20 14
77
Over de woordenwolk Dit rapport opent met een woordenwolk. De grantees werd gevraagd om de Koning Boudewijnstichting in één woord te omschrijven. Dit resulteerde in 1750 omschrijvingen. Een hercodering gebeurde om de antwoorden optimaal te laten aansluiten bij het format van een woordenwolk. Die editing omvatte: • varianten van woorden standaardiseren naar eenzelfde term. ‘Professioneel’, ‘heel professioneel’ en ‘professionalisme’ werden bijvoorbeeld gebundeld tot ‘professioneel’; • sommige respondenten noteerden langere opmerkingen. Wanneer er een duidelijk
78
L E R E N VAN G RANTEES 2012-201 4
kernwoord of boodschap te onderscheiden was, werd dat gehercodeerd naar dat kernwoord; • onduidelijke antwoorden of antwoorden waarvan twijfelachtig was wat de respondent bedoelde, werden verwijderd; • de vragenlijst werd afgenomen in vier talen (Frans, Nederlands, Duits en Engels). Alle antwoorden werden gehercodeerd naar het Engels. Van de 1930 enquêtes werden uiteindelijk 1560 (81%) gebruikt voor de woordenwolk. De overige antwoorden waren blanco (9%) of waren onduidelijke antwoorden (10%).