CZK 2008 0011
Leidraad zorginkoop ZZP’s 2009 - 2010 Gezamenlijke leidraad voor de zorgkantoren
1. 2. 3. 4. 5.
Inleiding Stand van zaken invoering ZZP’s Contracteerruimte en afspraak in ‘oude’ termen Inkoopbeleid ZZP’s Overig
Bijlagen 1. Specifieke thema’s uit brieven van VWS en NZa 2. Productspecificaties ZZP’s 3. Belangrijkste wijzigingen in ZZP’s
Zorgverzekeraars Nederland Zeist, september 2008
2 2 3 4 10
1. Inleiding Hierbij presenteren wij u de leidraad voor de inkoop van ZZP’s in 2009-2010. Input hiervoor is geleverd in de diverse overleggen met de contactpersonen zorgzwaartebekostiging. Daarnaast is de zorginkoop besproken met VWS, NZa, de brancheorganisaties van aanbieders en cliëntenorganisaties. De NZa heeft bepaald dat voor de productieafspraken in de maartronde 2009 de afspraak in ‘oude’ termen leidend is. Daarnaast wordt in 2009 een ZZP-afspraak gemaakt ten behoeve van het herallocatietraject 2009 en 2010. Gegeven deze werkwijze in 2009 en het centraal vastgestelde herallocatietraject in 2009 en 2010, zijn de sturingsmogelijkheden van zorgkantoren in deze periode beperkt. Niettemin is met de zorgkantoren gekozen om een ambitie neer te zetten van sturing door de zorgkantoren, met name op het gebied van kwaliteit. Dit beleid zal gedurende de periode 2009-2010 vorm krijgen. Overigens ligt de eerste verantwoordelijkheid voor een goede kwaliteit en goede informatievoorziening aan de cliënt bij de aanbieders. Kader De algemene ´inkoopleidraad AWBZ 2009-2010´ van ZN geeft voor zorgkantoren een leidraad voor het vast te stellen inkoopbeleid 2009 van zorgkantoren. In deze algemene AWBZ leidraad (intramurale en extramurale zorg) wordt beknopt ingegaan op de inkoop van ZZP’s. De nu voorliggende ‘Leidraad zorginkoop ZZP’s 2009-2010’ dient als uitwerking hierop. Zorgkantoren kunnen deze leidraad gebruiken voor de specifieke vormgeving van het regionale inkoopbeleid voor de intramurale zorg op het punt van de ZZP’s. 2. Stand van zaken invoering ZZP’s In de brief van 5 augustus 2008 gaat VWS in op de herallocatie bij de invoering zorgzwaartebekostiging. De brief van VWS is een reactie op de voorstellen van de NZa over het herallocatietraject. De NZa-brieven van 10 juli en 28 juli 2008 gaan verder dan alleen het herallocatietraject, feitelijk wordt het invoeringstraject ZZP’s geschetst, met wijzigingen in de budgetrondes en een herziening van de contracteerruimtesystematiek. NZa en VWS concluderen dat de invoering in 2009 kan plaatsvinden voor alle sectoren. De NZa spreekt van een vraaggerichte herallocatie. Kort gezegd gaat het invoeringstraject er als volgt uit zien: - De centrale herallocatie voor de afbouwers bedraagt in 2009 2% van het huidig budget. De opbouwers kunnen daarmee in 2009 minimaal 1% groeien. Extra middelen kunnen zorgen voor een versnelde opbouw. - In 2010 bedraagt de maximale afbouw 6% (2% van 2009 + 4% in 2010). - In 2011 is de centrale herallocatie afgerond. Opbouwers beschikken per 1 januari 2011 over voldoende budget, passend bij de ZZP-afspraak. - De NZa nodigt instellingen die meer dan 13% moeten heralloceren in het najaar 2008 NZa uit voor een gesprek. De NZa kan op basis van de maartronde 2009 tot een maatwerkregeling besluiten voor deze instellingen. De precieze regeling stelt de NZa vast na advisering door betrokken partijen.
2
-
-
-
Tijdens de herallocatieperiode 2009 tot en met 2011 kan maximaal 2% onder de maximumprijs worden gecontracteerd. Dit geeft de zorgkantoren ruimte voor een prikkel tot kwaliteitsverbetering. In 2009 worden in oude en ZZP-termen productieafspraken gemaakt, de productieafspraak in oude termen is financieel leidend. Voor beide afspraken zijn de beslisregels van de NZa van toepassing. De contracteerruimte zorgkantoren wordt vanaf 2010 gebaseerd op de indicatiecijfers en cliëntpopulatie. De bekendmaking van contracteerruimte en het maken van productieafspraken wordt in de tijd naar voren gehaald.
De stand van zaken (en planning) op een aantal specifieke onderwerpen is als volgt: De voorlopige prijzen zijn op 1 juli geactualiseerd, in oktober worden de definitieve prijzen vastgesteld op basis van de opgaves in de julironde 2008. Voor ruim 90% van de instellingen is in deze ronde een tweezijdig verzoek ingediend. In oktober worden de beleidsregels intramurale zorg vastgesteld. De beoogde VPT-regeling heeft VWS aan de Tweede Kamer gezonden (brief van 27 juni 2008). De NZa legt de wijziging van de beleidsregel nog ter advisering voor aan betrokken partijen. In dezelfde brief wordt ingegaan op de dagbesteding. Het blijft mogelijk de dagbesteding bij een andere aanbieder af te nemen en in te kopen. VWS stelt de herallocatie dagbesteding (extramuraal) uit tot 2010 (brief VWS herallocatie van 5 augustus). Voor extreme zorgzwaarte wordt naar verwachting de huidige regeling voor de GZ gehandhaafd. Voor de overige sectoren is de noodzaak van een regeling voor extreme zorgzwaarte nog niet aangetoond. Hetzelfde geldt voor een regeling buitengewone zorgzwaarte. Leidraad en inkoopbeleid zorgkantoren De inkoopleidraad ZZP’s zoals die nu voorligt, is gebaseerd op de kennis over de zorgzwaartesystematiek zoals half september bekend. Beleidswijzigingen voor de ZZP’s later in het jaar kunnen niet meer worden meegenomen in het inkoopbeleid van zorgkantoren. 3. Contracteerruimte en afspraak in ‘oude’ termen VWS heeft een sectorneutrale invoering van de ZZP’s met de branches afgestemd. De definitieve ZZP-prijzen worden bepaald op basis van rondrekening. In 2009 vindt nog geen herallocatie plaats van de regionale contracteerruimte door de invoering van ZZP’s. De herallocatie wordt in 2009 buiten de contracteerruimte gehouden. De NZa zal het regiobudget transparant maken en de indicatieve intramurale contracteerruimte 2009 per zorgkantoor berekenen. De contractering 2009 in ‘oude’ parameters is in grote lijnen een continuering van de afspraken 2008. Een bijstelling van de productieafspraak in oude termen heeft ook geen basis. De nieuwe basis vormt vanaf 2009 de productieafspraak in ZZP’s. Daar moet vanaf 2009 alle aandacht naar uitgaan. Zie hiervoor hoofdstuk 4.
3
In 2010 wordt de contracteerruimte (intramurale deel) van de zorgkantoren opnieuw berekend, en gebaseerd op indicatiegegevens en populatiekenmerken. Correctie van de ‘nieuwe’ contracteerruimte vindt plaats in verband met de centraal vastgestelde herallocatiebedragen voor afbouwers (2% + 4% in 2010), de beschikbare middelen voor opbouwers en eventuele middelen uit de maatwerkregeling. Deze correcties worden decentraal ingeboekt. Zorgkantoren vermoeden een tendentie naar hogere pakketten. Inzicht in de indicatiegegevens van het CIZ is nodig om dit te kunnen aantonen. Bij een structurele toename, zal de contracteerruimte hiervoor moeten worden gecorrigeerd. Een aantal zorgkantoren heeft in 2008 prijsafspraken gemaakt op de intramurale zorg. Via een lagere prijs per bed, of via een lumpsumkorting. Vanwege de gelijkblijvende contracteerruimte zal, om hetzelfde volume te kunnen inkopen, opnieuw een prijsafspraak mogelijk zijn voor de afspraak in ‘oude’ parameters en de ZZP-afspraak. Zie voor dit laatste ook paragraaf 4.4. 4. Inkoopbeleid ZZP’s 4.1 Algemeen Vanaf 2009 wordt in de intramurale zorg de omslag gemaakt van een instellingsgerichte naar een cliëntgerichte bekostiging. Door de beperkte herallocatie kan in 2009 en 2010 nog niet volledig cliëntgericht worden bekostigd. In 2009 zijn bovendien nog geen financiële consequenties verbonden aan de inkoop van ZZP’s. De uitvoeringsopdracht van de zorgkantoren luidt als volgt: “Het zorgkantoor effectueert via afspraken met zorginstellingen een voldoende aanbod van zorg dat aansluit op de zorgvraag van de cliënt. Het zorgkantoor sluit daartoe overeenkomsten met zorgaanbieders die de vereiste zorg kunnen leveren. Daarin zijn onder meer aard, omvang en prijs van de zorg geregeld.“ In de leidraad komen twee principes aan de orde, waarbinnen het inkoopbeleid wordt vormgegeven: Het betreft het principe van cliëntvolgende bekostiging, waarbij het geld de cliënt volgt. Maar ook bij cliëntvolgende bekostiging heeft het zorgkantoor de opdracht te sturen op de kwaliteit en doelmatigheid van zorg (passend bij de indicatie van de cliënt), en de opdracht om binnen de contracteerruimte contracten te sluiten met aanbieders. In 2009 en 2010 is sprake van een centraal vastgesteld herallocatietraject. Deze functioneert in feite als een soort budgetgarantie voor aanbieders. De sturingsmogelijkheden van zorgkantoren zijn in deze periode beperkt. Eventuele prijsafspraken kunnen interfereren met de herallocatie. Bovendien is de prijsmarge beperkt tot 2%. De ambities in deze inkoopleidraad ZZP’s zullen door zorgkantoren gedurende 2009-2010 worden gerealiseerd. De aanbieder is verantwoordelijk voor de levering van kwalitatief goede zorg, passend bij de indicatie van de cliënt. De zorgaanbieder zal de cliënt vooraf informeren over de mogelijkheden voor de levering van zorg, en met de cliënt 4
afspraken maken via het zorgplan. Het zorgkantoor zal de aanbieder hierin stimuleren en indien nodig sturen. De prognose van het zorgkantoor van de passende verzameling van ZZP’s – passend bij de cliëntenpopulatie van een instelling en de regionale intramurale contracteerruimte – ligt ten grondslag aan de productie-afspraken in de eerste ronde. Als er gaande het jaar substantiële afwijkingen ten opzichte van die prognose ontstaan, kan bij de herschikkingsronde bijstelling plaatsvinden. Deze bijstelling houdt verband met gewijzigde instroom van cliënten, die afwijkt van de met de instelling gemaakte afspraken. De bijstelling moet passen binnen de regionale contracteerruimte. Daarnaast is er ruimte voor bijstelling als gevolg van capaciteitswijzigingen, zoals krimp of groei van het aantal toegelaten plaatsen. 4.2 Productieafspraak In 2008 hebben zorginstellingen en zorgkantoren toegewerkt naar een correcte opgave van zorgzwaartepakketten, passend bij de regio en bij de afzonderlijke instellingen in relatie tot de zorgzwaarte van verblijfscliënten. De ZZP-afspraak van de oktoberronde (zoals opgenomen in de NZa rekenstaat) zal als uitgangspunt dienen voor de productieafspraken in 2009. In de oktoberronde 2008 kunnen de indicatietrends die op dat moment zichtbaar zijn over 2008, worden meegenomen in de ZZP-opgave. Zorgaanbieders zullen op basis van het ‘beeld 2009’ een offerte doen. Er is ruimte voor aanpassingen ten opzichte van het ‘beeld 2008’. Aanpassingen in de offerte zijn mogelijk op basis van: - Aanscherping definities van ZZP’s (‘onderhoud’) - Inspelen op inkoopdoelstellingen zorgkantoor, bijvoorbeeld meer zorg voor zwaardere dementiecliënten - Capaciteitswijzigingen - Gewijzigde indicatietrends Voor afspraken over ZZP’s – met door de NZa rondgerekende prijzen – zal het zorgkantoor starten met een zakelijke raming van de benodigde pakketten voor de regio en de sector als geheel. Daarnaast de raming van het beschikbare intramurale regiobudget. Voor de ZZP-afspraken met aanbieders wordt gekeken naar het kwalitatief en doelmatig kunnen leveren (zie 4.3). Daarnaast gelden de spelregels die VWS en NZa hebben ontwikkeld (bijlage 1). Daarbinnen komt de ZZP-toekenning per zorgaanbieder tot stand. 4.3 Welke pakketten 4.3.1 Toelatingen Uit de ZZP-opgaves 2008 blijkt dat in instellingen ZZP’s worden opgegeven die niet binnen de toelating van de instelling passen. Het betreft bijvoorbeeld de hogere ZZP’s (met behandeling) in verzorgingshuizen, of ‘buitensectorale’ ZZP’s (bijvoorbeeld ZZP’s GGZ in de VG-sector). Deze zogenoemde ‘instellingsvreemde’ ZZP’s betreffen zowel opgaves van de aanbieder, als door het CIZ geïndiceerde ZZP’s van bestaande of nieuwe cliënten.
5
Bij de keuze voor een ZZP, maakt het CIZ ook de keuze voor een dominante grondslag. Bijvoorbeeld als sprake is van een overwegend somatische of psychogeriatrische grondslag, wordt een V&V-pakket gekozen. Cliënten die van oudsher in een V&V-instelling zijn opgenomen, krijgen soms een andere grondslag geïndiceerd. Voor de herkenbaarheid van het ZZP-systeem vindt ZN dit niet wenselijk. ZN heeft VWS en CIZ opgeroepen om de regels rondom grondslagkeuze te evalueren en aan te passen. Voor de inkoop in 2009 is voor zorgkantoren echter een gegeven dat er ‘instellingsvreemde’ ZZP’s voorkomen. VWS heeft hierover geschreven dat het zorgkantoor bij het maken van afspraken met zorgaanbieders moet kijken in hoeverre een instelling in staat is om kwalitatief goede zorg te leveren, eventueel ook aan cliënten waarvoor de instelling geen toelating heeft. Uitgangspunt is dat een zorginstelling moet zijn toegerust om zorg te kunnen leveren aan bepaalde doelgroepen. Dat wil zeggen een gebouw met de benodigde voorzieningen en personeel dat beschikt over voldoende deskundigheid en vaardigheden. In de huidige bouwregelgeving zijn onder andere hiervoor prestatie-eisen voor zorggebouwen benoemd. De prestatie-eisen kunnen verschillen per doelgroep waaraan zorg wordt verleend. Voor de budgetafspraken is daarbij van belang dat de tarieven over de verschillende sectoren niet geharmoniseerd zijn. Dit gegeven vereist extra aandacht bij de zorginkoop. 4.3.2 Kwaliteit Het zorgkantoor wil, conform de opdracht van de staatssecretaris, sturen op kwalitatief goede en doelmatige zorg voor de cliënten met een geïndiceerd ZZP. Hiertoe stelt het zorgkantoor in de algemene inkoopleidraad algemene eisen aan de kwaliteit van levering van aanbieders. Het betreft het werken met de landelijke kwaliteitskaders, toepassen van de methoden van zelfrapportage en klantwaarderingsonderzoek en het kiezen en uitwerken van verbetertrajecten (conform inkoopleidraad AWBZ 2009-2010 van ZN). Het zorgkantoor wil kunnen toetsen of de aanbieders de benodigde kwaliteit leveren, en indien nodig hierop sturen. De cliënt moet er immers vanuit kunnen gaan dat de instelling kwalitatief goede zorg levert voor zijn ZZP. Dit betekent dat het zorgkantoor bij zijn inkoop aandacht geeft aan de ZZP’s per instelling. Daar waar de ZZP’s in een instelling afwijken van het beeld van het zorgkantoor van die instelling (bv. beeld vergelijkbare instelling, toelating, huidige bekostiging), zullen zorgkantoren contact met die instelling opnemen over de te leveren kwaliteit van de ZZP’s. 4.3.3 Keuzevrijheid cliënt Instellingen moeten aan (kwaliteits)voorwaarden voldoen, wil het zorgkantoor specifieke ZZP’s bij deze instelling inkopen. De aanbieder is verantwoordelijk om de cliënt te informeren over de ZZP’s die door deze aanbieder kunnen worden geleverd, en de invulling van de zorg binnen dat ZZP. De afspraken met de cliënt worden vastgelegd in het zorgplan. Het komt voor dat een cliënt kiest voor zorg in bijvoorbeeld een verzorgingshuis in de nabijheid, terwijl het verzorgingshuis niet het volledig geïndiceerde ZZP kan leveren. Zorgkantoren willen deze keuze aan de cliënt laten. Het zorgkantoor 6
maakt hierover afspraken met de instelling. Middels deze afspraken moet de kwaliteit van de te leveren zorg aansluiten bij het geïndiceerde ZZP. Indien dat niet mogelijk is, en cliënten toch bewust en goed geïnformeerd voor deze instelling kiezen, dan kan de cliënt de zorg ontvangen via het best passende ‘instellingseigen’ ZZP. 4.3.4 Werkwijze inkoop De volgende werkwijze zal in 2009 bij de inkoop van ZZP’s worden gehanteerd: 1. Allereerst gelden voor de inkoop de algemene eisen voor geschiktheid, zoals neergelegd in de inkoopleidraad AWBZ 2009-2010 van ZN (intra- en extramurale zorg). 2. Uitgangspunt voor een overeenkomst met de instelling is dat goede zorg voor de cliënten wordt geleverd, passend bij het geïndiceerde ZZP. Daarnaast dat de cliënt goed geïnformeerd wordt. 3. Het zorgkantoor spreekt met de aanbieder af welke ZZP’s deze instelling kan leveren. Dit gebeurt op basis van de bestaande situatie, en wensen van het zorgkantoor en zorgaanbieder voor om- of afbouw van specifieke ZZP’s. Daarnaast wordt een prijs afgesproken (zie 4.4) 4. Voor 2009 neemt het zorgkantoor boven een bepaald (zie 4.3.5) percentage ‘instellingsvreemde’ ZZP’s contact op met zorgaanbieder. Specifiek wordt ingegaan op de mogelijkheden van de instelling om de bij deze pakketten behorende (gespecialiseerde) kwaliteit te kunnen leveren. Daarnaast zal worden besproken of deze instelling wel de juiste en gewenste plek is voor deze cliënt(groep). 5. Afspraken hierover worden schriftelijk vastgelegd. In de productieafspraak zal, indien de kwaliteit voor een ‘instellingsvreemd’ ZZP niet kan worden geleverd, dit ZZP niet worden ingekocht. De zorg kan dan worden ingevuld via het best passende ‘instellingseigen’ ZZP. 6. Voor alle cliënten geldt dat de instelling met de cliënt in het zorgplan de te leveren zorg vastlegt. 7. Materiële controle kan door het zorgkantoor als instrument worden ingezet om te bezien of passende zorg aan een individuele cliënt wordt geleverd, conform de gemaakte afspraken over de kwaliteit van de te leveren zorg. Hiertoe kan de cliënt worden benaderd en/of het zorgplan worden ingezien. Bovenstaande werkwijze garandeert dat in 2009 passende zorg wordt ingekocht voor huidige en nieuwe cliënten, en geeft onder voorwaarden ruimte voor de bestaande praktijk van ‘instellingsvreemde’ ZZP’s. Het bewerkstelligt dat zo optimaal mogelijke kwaliteit van zorg voor de cliënt wordt geleverd. 4.3.5 Instellingsvreemde ZZP’s In stap 3 in 4.3.4 wordt een percentage ‘instellingsvreemde’ ZZP’s genoemd. Onderstaand wordt dit nader gedefinieerd. Aangesloten is bij de referentiecijfers van de NZa op basis van de ZZP-opgaves in de maartronde 2008, de door de NZa van daaruit berekende gemiddelden van ZZP’s per sector per regio, en het bestaande toelatingenregime. Onderstaande grenswaarden worden indien nodig aangepast op basis van de juli- of oktoberopgaves 2008. A. Buitensectorale ZZP’s Zorgkantoren gaan in ieder geval met de instelling een gesprek aan als in de ZZP-opgave meer dan 3% ZZP’s betreft van een andere sector (de buitensectorale ZZP’s). 7
Voor de ZG-pakketten wordt een grens van 0% gehanteerd. 1 Als een instelling die hiervoor niet is toegelaten afspraken wil maken over levering van deze pakketten, vindt altijd een gesprek plaats (grens bij 0%). Uitzondering vormen de pakketten voor SGLVG, LVG 2 . De NZa stelt dat deze pakketten niet kunnen worden ingekocht buiten de behandelcentra. Het zorgkantoor kan voor de cliënten met een LVG of SGLVG-indicatie die in een reguliere instelling zijn opgenomen, gebruik maken van de ‘instellingseigen’ pakketten. B. ZZP’s buiten de toelating Voor de instellingen niet toegelaten voor behandeling, zijn garanties nodig voor het kwalitatief goed kunnen leveren van de hogere pakketten. Hieronder worden de waargenomen gemiddelden per regio weergegeven (referentiecijfers maartronde 2008). Indien de ZZP-opgave boven dit gemiddelde uitstijgt, ligt een afspraak over de te leveren kwaliteit in de rede. Bijvoorbeeld: als meer dan 17% van de ZZP’s in een V&V-instelling die niet is toegelaten voor behandeling bestaat uit ZZP VV 5 of 6, vindt een gesprek plaats over de kwaliteit van de te leveren zorg. V&V-instelling niet toegelaten voor behandeling VV 5 en 6 17% VV 7 en 8 5% VV 5 t/m 10 24% VG-instelling niet toegelaten voor behandeling VG 4 en 5 24% VG 6 en 7 16% LG-instelling niet toegelaten voor behandeling LG 4 en 5 22% LG 6 en 7 30% GGZ-instelling niet toegelaten voor behandeling Geen referentiecijfers beschikbaar. 4.3.6 Productspecificaties De zorgkantoren zullen aldus met de instelling een gesprek aangaan over de kwaliteit van zorg. Wat zijn criteria/uitgangspunten voor dat gesprek? Dit is voor 2009 door de zorgkantoren gezamenlijk uitgewerkt in productspecificaties per ZZP (bijlage 2). Het betreft specificaties voor de kwaliteit van de geleverde ZZP’s. Aangesloten is bij de beschikbare kwaliteitskaders. De productspecificaties moeten gezien worden als een eerste aanzet. Zij kunnen behulpzaam zijn bij het contact tussen zorgkantoor en aanbieder over de kwaliteit van de in te kopen en te leveren ZZP’s in 2009. Toetsing van de specificaties moet nog plaatsvinden bij aanbieders, cliëntenorganisaties en overheid. Voor de inkoop 2010 moet dit leiden tot een inkoopgids ZZP’s.
1 Voor de categorale ZG geldt een reeks van ZZP’s die is afgeleid van de bestaande ZG, en heeft daarmee een strekking die uitsluitend voor die sector passend is. Bovendien: de gehele bekostiging van de categorale ZG zal in 2009 opnieuw worden uitgelijnd door de NZa. 2 Voor de gespecialiseerde SGLVG-centra geldt geen ZZP-systeem (het is een voorziening gericht op verblijf + behandeling, in principe tijdelijk). Er is één standaardpakket; en dit pakket kan alleen geleverd worden door de betreffende centra. Voor de jeugd-LVG is een beperkte reeks ZZP’s gemaakt (maar eigenlijk zijn die niet zozeer bedoeld voor ‘zorgzwaarte bij langdurende zorg’ als wel voor fasen in het behandeltraject). Deze ZZP’s kunnen uitsluitend worden geleverd door de speciale jeugd-LVG centra.
8
De productspecificaties worden als bijlage bij de inkoopdocumenten 2009 van de zorgkantoren gevoegd. De specificaties zijn een leidraad, die dienen voor het contact met de aanbieder over de inkoop en levering van ZZP's. Het is in 2009 nog geen contractuele eis. Dit gebruik past bij de status van de ZZP-afspraken in 2009, waarbij de productieafspraak in 'oude' termen leidend is. 4.4 Bekostiging Het zorgkantoor heeft een (indicatieve) contracteerruimte beschikbaar voor de inkoop van ZZP's in de intramurale voorzieningen. Vanaf 2010 wordt deze contracteerruimte gebaseerd op populatiekenmerken en indicatiegegevens. Het zorgkantoor zal, gegeven de contracteerruimte, zorg inkopen voor zijn cliënten en daarbij sturen op de kwaliteit en doelmatigheid van de gecontracteerde zorg. Huidige (prijs)afspraken kunnen worden gecontinueerd. Het zorgkantoor heeft de volgende instrumenten: sturing op geleverde kwaliteit van ZZP’s (productspecificaties, mogelijkheid tot lagere prijs bij lagere kwaliteit (zie paragraaf 4.3)) prikkel tot kwaliteit(sverbetering) door sturing op prijs prikkel tot doelmatigheid(sverbetering) door sturing op prijs Een prikkel tot kwaliteit- of doelmatigheid(sverbetering) via de prijs is mogelijk via een vorm van prijsonderhandeling of via een 'prijsmodule voor kwaliteit'. Uitgangspunt van de 'prijsmodule voor kwaliteit' is dat aanbieders voor de afgesproken zorg als basis een percentage van het maximumtarief van de ZZP krijgen. Voor 2009 tot en met 2011 geldt een percentage van minimaal 98%. Boven de basisprijs kan de zorgaanbieder modulaire toeslagen krijgen. Deze toeslagen moeten aansluiten bij bestaand kwaliteitsbeleid: - algemene prestaties op het vlak van kwaliteit - specifieke prestaties rond ketenzorg en verwante vernieuwingen, aansluitend op de thema’s die per sector als prioriteit zijn genoemd (bijvoorbeeld op het vlak van ‘ketenzorg dementie’ (sector V&V), integrale zorg voor gezinnen met een gehandicapt kind (sector GZ), vorming van lokale steunsystemen voor mensen met een langdurige psychische stoornis (sector GGZ)) - beloning van aanbieders die lopende het jaar bij onverwacht oplopende zorgvragen geen ‘wachtlijsten’ laten ontstaan/ bereid zijn moeilijk plaatsbare cliënten op te nemen. Deze instrumenten zijn in 2009 tot en met 2011 beperkt toepasbaar doordat de maximale prijsmarge op de ZZP’s 2% bedraagt. Bovendien interfereert de prijsafspraak in 2009 en 2010 met de centraal vastgestelde herallocatie. Daarnaast is het effect in 2009 beperkt omdat de bekostiging in 2009 nog plaatsvindt op basis van ‘oude’ termen. Het volume en de zorgzwaarte van de ZZP’s volgt uit de som van indicaties op regioniveau en is niet beïnvloedbaar voor het zorgkantoor. 4.5 Overeenkomst In de overeenkomst tussen zorgkantoor en aanbieder kunnen een aantal afspraken worden gemaakt. Deze hebben van doen met:
9
- regelplicht - herschikking en nacalculatie Regelplicht Sommige zorgaanbieders zijn terughoudend met de levering van ‘lagere ZZP’s’, zoals de pakketten 1 en 2 in de sector V&V of pakket 1 in de sector gehandicaptenzorg. Een reden kan zijn dat de inkomsten die ermee samenhangen betrekkelijk gering zijn. Voor een instelling toegelaten voor behandeling (het verpleeghuis) is het leveren van ZZP VV1 en VV2 ook niet doelmatig. Cliënten zullen in het algemeen kiezen voor een verzorgingshuis. In de overeenkomst met de aanbieder wordt de instelling aangesproken op zijn verantwoordelijkheid voor het leveren van de zorg aan cliënten met een geïndiceerd ZZP. Het kan niet zo zijn dat financiële motieven of de productieafspraak op een specifiek ZZP (betreffende ZZP is ‘op’) ertoe leidt dat cliënten worden geweigerd. Het zorgkantoor zal verwijzen naar de plicht van de zorgaanbieder (in dit geval: het verzorgingshuis) om een passend arrangement te treffen voor de cliënt die met een ZZP deze aanbieder heeft gekozen. De aanbieder heeft daarbij de ruimte om in overleg en afstemming met de cliënt een alternatief voor verblijfszorg te realiseren. Dit sluit aan bij de huidige praktijk in de intramurale zorg. Eventueel kunnen in de overeenkomst afspraken worden gemaakt over de stimulering van uitstroom of doorstroom van ‘lichtere’ cliënten op ‘zwaardere’ plaatsen, om ruimte te maken voor de instroom van ‘zwaardere’ cliënten. Herschikking en nacalculatie Zorgkantoren maken een budgetafspraak met de aanbieder, op basis van het verwachte aantal te leveren dagen per ZZP. De afspraak kan bij de herschikking worden bijgesteld indien de zorgzwaarte van de populatie in de instelling niet meer past bij de gemaakte productieafspraken. Voor verhogingen van het budget is een voorwaarde dat er contracteerruimte beschikbaar is. Aan het einde van het jaar (bij de nacalculatie) zal niet op cliëntniveau worden afgerekend, maar op aantal dagen per ZZP. Het aantal dagen per ZZP in de nacalculatie moet gerealiseerd zijn én passen binnen de productie-afspraak. Alleen met instemming van het zorgkantoor is substitutie tussen ZZP’s mogelijk. Hiermee wordt aangesloten bij de huidige systematiek van afrekening. In de overeenkomst wordt dit vastgelegd. 5. Overig 5.1 VPT In de brief van 27 juni 2008 aan de Tweede Kamer gaat de staatssecretaris in op haar plannen rondom het volledig pakket thuis. De oorspronkelijke plannen ten aanzien van het volledig pakket, te leveren door intramurale en extramurale zorgaanbieders, is van tafel. De huidige regeling wordt aangepast. VWS ziet het VPT als een extra mogelijkheid om verblijfszorg thuis te kunnen inkopen. Hiermee kan noodzakelijke beweging of innovatie worden gestimuleerd. Het volledig pakket mag in 2009 alleen bij intramurale instellingen worden 10
ingekocht. De beperking dat dit binnen de toegelaten capaciteit dient te gebeuren, vervalt. Extramurale instellingen kunnen het volledig pakket thuis alleen leveren onder verantwoordelijkheid van een intramurale aanbieder, die hen daarvoor inschakelt. De inkoop vindt plaats binnen de geldende contracteerruimte, waarmee de mogelijk aanzuigende werking wordt begrensd tot de beschikbare financiële kaders. De zorgkantoren vragen bij de inzet van het VPT aandacht voor drie punten: beleidsmatige verheldering (hoe de idee van VPT zich verhoudt tot de beleidsopvatting dat ouderen in de toekomst zelf verantwoordelijk zijn voor wonen en woonservice) technische uitwerking (hoe de regelgeving voor VPT gaat voldoen aan de uitvoeringstechnische bedenkingen van het CVZ en de NZa) financiële inbedding (hoe wordt voorzien in ophoging van de contracteerruimte als het VPT op brede schaal wordt ingezet bij mensen die al in woonzorgcomplexen wonen). VWS zal uiterlijk eind september de precieze VPT-regeling voor 2009 bekend maken. De NZa moet nog besluiten over aanpassing van de beleidsregel VPT. 5.2 Dagbesteding VWS heeft eind juni 2008 de NZa een reactie gegeven op het onderzoek dagbesteding gehandicaptenzorg. VWS onderschrijft de keuze om voor de beschrijving van dagbesteding aan te sluiten bij de extramurale beschrijvingen. VWS gaat niet mee in de keuze van de NZa om dagbesteding in de gehandicaptenzorg standaard op negen dagdelen te zetten. Het aantal dagdelen zoals dat nu in de ZZP’s is opgenomen, blijft daarmee van kracht. Vooralsnog komt er geen kindtoeslag voor dagbesteding. De tarieven intramurale en extramurale dagbesteding zullen worden geharmoniseerd in 2010 (brief VWS over herallocatie van 5 augustus). In de ZZP-prijzen 2009 zullen de nieuwe tarieven voor dagbesteding worden verwerkt. VWS kiest voor zogenoemd scenario B gekoppeld aan een vouchersysteem. Dagbesteding moet daarmee apart worden toegewezen en geregistreerd. Daar waar dagbesteding bij één aanbieder wordt afgenomen, is het ZZP inclusief dagbesteding een integraal pakket. Substitutie tussen het woonzorgdeel en dagbesteding is in overleg met de cliënt mogelijk. De cliënt kan zijn voorkeur aangeven voor de aanbieder van dagbesteding. Het zorgkantoor kan, mits bij deze aanbieder dagbesteding is ingekocht, de dagbesteding aan deze aanbieder toewijzen. 5.3 Behandeling VWS heeft gekozen voor een systeem van ZZP’s waarbij behandeling een integraal onderdeel van het pakket kan zijn; het betreft behandeling ten laste van de AWBZ. In het BZa – het aansprakenbesluit – is behandeling genoemd in twee artikelen: - artikel 8 (de functie behandeling) - artikel 15 (medische basiszorg in een instelling voor verblijf + behandeling). In de praktijk is dat onderscheid niet gemakkelijk te maken.
11
Bijvoorbeeld in het verzorgingshuis komt de medische basiszorg uit de Zvw (reguliere eerstelijnszorg). Maar in de bekostiging van verzorgingshuiszorg – via toeslagen voor aanvullende zorg – heeft de instelling ruimte om naast de verzorging & verpleging ook enige (para-)medische behandeling in te zetten, zoals consulten door een diëtist of een verpleeghuisarts. In het verpleeghuis, als instelling voor verblijf én behandeling, geldt dat alle zorg ten laste van de AWBZ komt, ook de medische basiszorg. In de vertaaltabel van de ZZP’s is te zien dat vanaf een bepaald pakket ook de functie behandeling “aan” staat. Zie bijvoorbeeld de V&V-sector vanaf pakket 3; de VG-sector eveneens vanaf pakket 3. Wat betekent dit? Omdat we niet weten hoe op middellange termijn behandeling in de AWBZ zal zitten, is voor 2007, 2008 en 2009 een pragmatische oplossing gekozen, met continuïteit ten opzichte van de huidige situatie. Kernpunten: - Als iemand met bijvoorbeeld ZZP V&V3 in een verzorgingshuis woont, dan komt zoals nu de medische basiszorg ten laste van de Zvw; zo ook de geneesmiddelen en de regeling hulpmiddelen. Maar de instelling heeft binnen het pakket wel enige ruimte om aan de verblijfscliënt elementen van behandeling te bieden (aanvullend op de medische basiszorg). - Als iemand met bijvoorbeeld ZZP V&V3 in een verpleeghuis verblijft, dan is per definitie ook artikel 15 van toepassing. In de praktijk zullen de mensen die in het verpleeghuis verblijven – hetzelfde geldt voor de intramurale gehandicaptenzorg (AZi, grote woonvorm) – overwegend in de hogere pakketten vallen. De zorgtijd in die pakketten is zo berekend dat “artikel 8” en “artikel 15” eronder vallen. Gezien bovenstaande pragmatisch gekozen oplossing, zullen het zorgkantoor en de zorgaanbieder het gehele ZZP toewijzen respectievelijk MAZ’en. Ook als deze instelling niet is toegelaten voor behandeling, maar dit wel in het ZZP zit. Bij de levering moet de instelling zich houden aan zijn bevoegdheden. Voor de bekostiging is in 2009 de instelling waar de cliënt verblijft leidend. De NZa heeft ZZP-prijzen vastgesteld in- en exclusief behandeling.
12