Leerlijnen VORMINGSGEBIEDEN
Inleiding De algemeen vormende competenties zijn ondergebracht in zeven vormingsgebieden. Als er binnen het onderwijs gesproken wordt over vormingsgebieden, dan gaat het om het op een systematische wijze werken aan verandering van kennis en inzicht, vaardigheden en van attitude, waarbij het gevoel (affectie) een doorslaggevende rol speelt. Het gaat om (gespreks)onderwerpen die dicht bij het kind/de lerende staan. Onder vorming wordt hierbij verstaan dat er een proces bij het kind op gang komt, waardoor het kind zichzelf en zijn/haar situatie beter leert verstaan, daarbij een kritische houding hanteert om uiteindelijk bewust om te gaan met de kansen en mogelijkheden in de samenleving. Vorming richt zich dus op de ontplooiing van de „totale‟ mens. De inhoud van de vormingsgebieden wordt zoveel mogelijk aangeboden binnen de leergebieden. (Op weg naar een basisonderwijscurriculum 030311) De zeven hoofdthema's zijn: zelfontplooiing, relaties, sociale vaardigheden, burgerschap, effectief leren, informatie- en communicatietechnologie en oplossingsgericht denken en handelen (zie het overzicht op de volgende bladzijde).
Waar in het onderwijs? Integratie in de leergebieden Vorming is zowel een doel op zichzelf als een middel om andere doelen – leerdoelen, levensdoelen, maatschappelijke doelen- te bereiken. Vorming omvat basic life skills, kennis, vaardigheden, attitude en waarden en deze komen in het onderwijs aan bod binnen alle vakken in het curriculum, ze worden geïntegreerd in het onderwijs als geheel. De vormingsgebieden zijn dan ook de verantwoordelijk-
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
heid van alle leerkrachten. Om de doelstellingen op het gebied van vorming niet uit het oog te verliezen zijn deze apart geformuleerd. Indien bij de integratie van vormingsgebieden in leergebieden blijkt dat delen van een vormingsgebied niet of te weinig aan bod komen, kan gezocht worden naar een passende oplossing. Bijvoorbeeld door de betreffende aspecten alsnog bij een vak te plaatsen, ze een plek te geven in een aparte les, een vakoverstijgend onderwijsproject, in leerlingbegeleiding of mentorgroepjes, of door samenwerking te zoeken met instellingen die passende onderwijsactiviteiten kunnen verzorgen. De „Luikjes‟ bij elk hoofdstuk geven een beknopt voorbeeld van een les waarin een combinatie van vorming en vak (leergebied) wordt gerealiseerd.
Binnenschools en buitenschools Bij de vorming van kinderen is de wereld buiten de school sterk betrokken. Juist in de buitenschoolse sociale context zullen kinderen leren van anderen, werkwijzen overnemen, ze toepassen en aanpassen. Door onderwijs en de buitenschoolse sociale context ontwikkelen mensen hun individualiteit en expertise. Vorming gaat een leven lang door. Leerlingen moeten worden uitgedaagd en ondersteund om zich te ontwikkelen in contexten die steeds breder zijn (o.a. wereldburgerschap) en steeds complexer worden. De leerlijnen bieden alle ruimte en beogen te stimuleren de buitenschoolse context te betrekken in het onderwijs.
1
Overzicht van de vormingsgebieden
Zelfontplooiing positief zelfbeeld / zelfbewustzijn zelfreflectie doorzettingsvermogen zelfontwikkeling en exploreren
Effectief leren kunnen onderzoeken kunnen plannen leren leren nieuwe strategieën leren
Relaties respect voor jezelf en anderen emoties en empathie relaties aangaan seksuele vorming gender
Informatie- en communicatietechnologie ICT bij het leren rol en betekenis van ICT in de wereld, mediawijsheid informatie- en communicatievaardigheden Oplossingsgericht denken en handelen creativiteit kritisch denken associatief denken (filosoferen met kinderen) keuzes maken en besluiten nemen
Sociale vaardigheden communicatieve vaardigheden taalvaardigheden assertiviteit samenwerken Burgerschap nationaal bewustzijn sociaal-economisch bewustzijn respecteren van democratische beginselen participeren in de maatschappij wereldburgerschap (besef van de wereld) respect voor religieuze en culturele uitingen verantwoordelijkheid rechtvaardigheid integriteit
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
2
Zelfontplooiing Zelfontplooiing (Maslow, 1943) is een van de basisbehoeften van de mens en heeft te maken met life-long-learning (UNESCO). „Zelf‟ slaat op het ik-gevoel en zelfontplooiing is een vorm van karakter-/persoonsontwikkeling. Dit heeft een positieve invloed op het zelfbeeld (= hoe je over jezelf denkt) en zelfvertrouwen van de leerling. Naarmate het kind vertrouwen heeft in eigen kunnen, neemt de ontwikkelings- en exploratiedrang toe. Door toe te komen aan zelfontplooiing leert de leerling op den duur met behulp van zelfreflectie zijn/haar capaciteiten, vaardigheden en talenten te ontdekken en ten volle te ontplooien. Zelfreflectie in de schoolleeftijd is het proces van het observeren van anderen om het daarna ook (en beter) te kunnen doen (Kohnstamm, 2002).
Zelfontplooiing
Onderbouw (groep 1-4)
Middenbouw (groep 5-8)
Bovenbouw (groep 9-11)
Kennis Vaardigheden Attitude/opvattingen positief zelfbeeld / zelfbewustzijn zelfreflectie doorzettingsvermogen zelfontwikkeling en exploreren
De leerlingen ervaren, horen, zien en kunnen opmerken dat iedereen uniek en waardevol is; lichaam, vaardigheden, kennis, omgang met anderen hebben een positieve waardering voor zichzelf (aspecten hierboven) kunnen doorzetten bij eenvoudige, kortdurende opdrachtjes (bijvoorbeeld: opruimen, iets afmaken, even wachten) kunnen en durven nieuwe dingen te proberen in een veilige omgeving (bijvoorbeeld: een zelfgemaakt dansje laten zien, op onderzoek gaan in de bibliotheek, vragen stellen)
De leerlingen herkennen, benoemen, waarderen en benutten persoonlijke kwaliteiten en talenten; fysiek, intellectueel, emotioneel, sociaal, spiritueel hebben een realistisch, positief zelfbeeld en zelfvertrouwen maken opdrachten af, tonen doorzettingsvermogen, kunnen afwegen of ze zullen doorgaan of toegeven denken na over zichzelf en hun toekomst en praten hierover met anderen kunnen en durven een eigen (nieuwe) aanpak (te) kiezen in verschillende situaties
De leerlingen ontwikkelen en verbreden bewust eigen identiteit, kwaliteiten en talenten (fysiek, intellectueel, emotioneel, sociaal, spiritueel) kunnen door zelfreflectie en feedback van anderen hun zelfkennis vergroten accepteren (positief) eigen mogelijkheden en beperkingen begrijpen dat doorzettingsvermogen belangrijk is en tonen dit in diverse situaties, stellen zichzelf doelen weten hoe ze zich verder kunnen ontwikkelen; persoonlijk, beroepsmatig en sociaal-maatschappelijk (door leren van anderen, opleiding, enz.) zien kansen, zijn bereid en in staat tot het ondernemen van actie voor zelfontwikkeling en exploratie
Taal
De leerlingen begrijpen taal die te maken heeft met ontwikkeling en waardering van mensen. Bijvoorbeeld: zijn, worden, groeien, leren, bijzonder, speciaal, goed, fijn, mooi, anders, laten zien, meedoen, jezelf, doorzetten, opgeven, teleurstelling, trots, succes, proberen, durven, opnieuw, kans, nu, later, straks
De leerlingen begrijpen en gebruiken taal/denkwoorden die te maken hebben met ontwikkeling en waardering van mensen. Bijvoorbeeld: kwaliteit, talent, positief, (zelf)beeld, waarderen, vermogen, ontwikkelen, veranderen, onderzoeken, volhouden, beoordelen, helpen, (zelf)vertrouwen,
De leerlingen begrijpen en gebruiken taal/denkwoorden die te maken hebben met ontwikkeling en waardering van mensen. Bijvoorbeeld: zelfontplooiing, zelfstandig, karakter, ambitie, succes, voldoening, culturele identiteit, erkenning, streven, exploreren, experimenteren, fysiek, psychologisch,
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
3
Zelfontplooiing
Onderbouw (groep 1-4)
Middenbouw (groep 5-8)
Bovenbouw (groep 9-11)
presenteren, stimuleren, vooruitgang, welzijn, als… dan, uiterlijk, innerlijk, individu, identiteit, omgeving, reactie
sociaal, spiritueel, materieel, context, aanleiding, afkomst, diversiteit, origineel, generatie, continu, doorgaand, capaciteit, feedback, respons, termijn
Culturen
Beleving van diversiteit: anders = leuk, en: iedereen mag er zijn.
Kennis van, respect en waardering voor diverse culturen; persoonlijke culturele achtergrond geeft interessante en leerzame bijdragen aan de groep, school en leefomgeving.
Zelfbewust van positieve betekenis en waardering van culturele identiteit. Wijzen van uiting en waardering van succes.
Luikje
Tentoonstelling in de klas
Kinderkwaliteitenspel
Verhalen
Luikjes Tentoonstelling in de klas (beeldende vorming en zelfontplooiing). De klas van juf Mahieda is lang bezig geweest met knippen, plakken en kleuren. Alle kinderen hebben op een vel papier een boom gemaakt. Aan het eind moet iedereen helpen opruimen. De kinderen zijn best moe. “Nog even volhouden, dan hebben we straks een mooie en schone klas”. Dan vraagt de juf of alle kinderen hun werk met een plakbandje op de muur willen plakken. Het resultaat is een prachtige tentoonstelling en juf Mahieda zegt “de tentoonstelling is geopend, graag een applaus voor alle goede kunstenaars die dit hebben gemaakt!” Kinderkwaliteitenspel (zelfbeeld, zelfreflectie). Juf Shairoen heeft een doosje met kaartjes. Op elk kaartje staat een plaatje en een kwaliteit, zoals (ik heb) humor, (ik kan) volhouden en (ik ben) handig. Vandaag gaan de kinderen in groepjes van vier aan een opdracht werken. De juf zegt dat iedereen bij deze opdracht goed gebruik moet maken van eigen talenten. Ze laat kinderen een kaartje kiezen voor elkaar.
Zo leren kinderen wat een ander goed van ze vindt, terwijl ze zich misschien niet eens bewust waren van die kwaliteit. De hele activiteit duurt 5 minuten, is een positieve start van het groepswerk en goed voor ieders zelfbeeld! Verhalen (zelfontplooiing, geschiedenis, media). De leerlingen van meneer IJzer luisteren graag naar zijn verhalen. Hij geeft geschiedenis en aardrijkskunde en kan goed vertellen. Laatst zei hij dat de succesvolle roman „Hoe duur was de suiker‟ van Cynthia McLeod wordt verfilmd. Dat had hij gelezen op de website starnieuws.com. Hij vertelde het verhaal dat gaat over de bloeiperiode van de Surinaamse suikerplantages in de tweede helft van de achttiende eeuw. Hij sprak over deze periode, over de schrijfster en over de filmplannen. Zo werd de geschiedenis voor de leerlingen boeiend, maakten ze kennis met een succesvolle schrijfster in wie ze een inspirerend voorbeeld kunnen zien en legden ze een verband met actuele zaken als publiciteit en media.
Bronnen en verwijzingen Basis Life Skills Programma. Leerprogramma Klasse 5 GLO (2007-2009, draft). Paramaribo: Basic Life Skills Commissie / MINOV Evers, M., Loman, E. en W. Soepboer (2004). Kinderkwaliteitenspel). Amersfoort: CPS onderwijsontwikkeling en advies (handleiding te downloaden: www.cps.nl) Kohnstamm, R. (2002). Kleine Ontwikkelingspsychologie. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum Maslow, A. H. (1943). A Theory of Human Motivation. Psychological Review 50(4): 370-96 Spelend leren. Een praktisch curriculum voor kleuters (2010). Paramaribo: MinOV
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
4
Relaties Een stimulerend pedagogisch klimaat waarin leerlingen zich vrij kunnen ontwikkelen, houdt rekening met de behoeften van deze leerlingen. Stevens (2004) spreekt in dit verband over de basisbehoeften van kinderen. De eerste basisbehoefte is de behoefte aan goede relaties, naast de behoefte aan competenties en autonomie. Relaties spelen een grote rol bij hoe een kind de school beleeft. Bij goede relaties denkt de leerling „ik voel me thuis op school!‟ Kinderen hebben behoefte aan veiligheid en geborgenheid. Pas als een kind zich veilig voelt, zal het zijn omgeving durven te ontdekken en zich ontwikkelen. Respect voor jezelf en de ander, omgaan met het lichaam, gezond gedrag, basic life skills, omgaan met emoties en je inleven in de ander (empathie) zijn ook thema‟s die vallen onder dit vormingsgebied.
Relaties
Onderbouw (groep 1-4)
Middenbouw (groep 5-8)
Bovenbouw (groep 9-11)
Kennis Vaardigheden Attitude/opvattingen respect voor jezelf en anderen emoties en empathie relaties aangaan seksuele vorming gender
De leerlingen weten dat er diverse soorten relaties bestaan, zoals familierelaties, vriendschap, relaties op school, werk, manvrouw relaties kunnen aspecten van relaties benoemen, zoals houden van, liefde, zorg, je veilig voelen, behoefte, geven en nemen leren aan geven wat ze fijn en niet fijn vinden (alleen werken, samendoen, spullen uitlenen, enz.) begrijpen en respecteren: meisje/jongen, rolpatronen, jijzelf (van jou), anderen (van een ander) leren dat emoties erbij horen en manieren om daarmee om te gaan (erover praten, feliciteren, troosten, tijd geven, afleiden, enz.) leren over hun eigen lichaam en tonen hierbij respect voor zichzelf en de ander
De leerlingen kunnen soorten relaties en kenmerken daarvan benoemen; familie, school, werk, man-vrouw, vriendschap / houden van, zorg, behoefte, verantwoordelijkheid, rechten en plichten op eenvoudig niveau, dicht bij de leerling (bijv. iets over hebben voor de ander, beloven=doen) weten wat respect is, ze kunnen en willen respect tonen voor alle mensen (ook die met lichamelijke en geestelijke beperkingen, uit verschillende milieus, culturen) in alledaagse en diverse situaties (school, familie, vriendschappelijke relaties) leren om te gaan met emoties van zichzelf en anderen (karakter, oorzaak, gevolg, pestgedrag, enz.) en zijn in staat empathie te tonen en te accepteren kunnen praten over en bewust kiezen voor het aangaan, onderhouden en verbreken van relaties weten dat ze lichamelijk en geestelijk in de groei zijn, kennen aspecten van ontluikende seksualiteit (jongen/meisje)
De leerlingen kunnen verschillende soorten relaties benoemen en waarderen zijn in staat en bereid respect te tonen (o.a. door te luisteren) voor de ander in relaties; zijn in staat en bereid „zichzelf‟ te tonen (o.a. door hun mening te geven) en een respectvolle benadering te verwachten van de ander kunnen emoties benoemen (ook: stress) en zijn bereid en in staat adequaat om te gaan (door diverse strategieën) met emoties van zichzelf en anderen (bijv. agressiviteit, onzekerheid) zijn in staat mee te voelen met anderen (voor- en tegenspoed, geluk, ziekte, enz.) en medeleven te betonen/aanvaarden kunnen en willen bewust en verantwoordelijk relaties aangaan, onderhouden en verbreken kennen aspecten bij seksualiteit (hormonen, liefde, levensloop, verlangen, voorbehoedsmiddelen, ziektes zoals HIV/aids/soa's) kennen en respecteren vormen van seksuele relaties (homo- en hetero-
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
5
Relaties
Onderbouw (groep 1-4)
Middenbouw (groep 5-8)
Bovenbouw (groep 9-11)
-
seksualiteit, enz.) zijn in staat en bereid tot veilig, gezond en verantwoordelijk seksueel gedrag
Taal
De leerlingen begrijpen en gebruiken woorden die met relaties te maken hebben. Bijvoorbeeld: ouders en kinderen, familie, benamingen voor familierelaties, samen, alleen, vrienden, liefde, zorg, beloven (en zie hierboven)
De leerlingen begrijpen en gebruiken meer en moeilijker woorden die met relaties te maken hebben. Bijvoorbeeld: vriendschap, trouw, vertrouwen, bedriegen, breken, geloven, zelfstandig, delen, mening, (on) eens, overleg, discussie, emotie, voelen en meevoelen, verkering, (ont)spanning, ergens aan toe zijn, uitstellen
De leerlingen kunnen begrippen bij „relaties, respect, emoties, empathie en seksualiteit‟ begrijpen, gebruiken en toepassen. Bijvoorbeeld: verantwoordelijk, empathisch, vrijblijvend, tijdelijk, structureel, avontuur, hormonen, stabiel, flexibel, andersdenkend, gelijkgestemd, (on)afhankelijk
Culturen
Belangrijke (familie)relaties in diverse culturen benoemen, verschillende benamingen en (traditionele) rolpatronen.
Aandacht voor uitingen van respect en emoties in diverse culturen.
Aandacht voor benadering van groei naar volwassenheid en seksualiteit in diverse culturen en religies.
Verschillen verrijken
Durf te delen (emoties, ervaringen)
Luikje
Luikjes Verschillen verrijken (respect voor en waardering van de culturen en etnische groepen in de Surinaamse samenleving, samenwerken, geschiedenis). Elke leerling krijgt een A4-tje met daarop een silhouet van een mens getekend. De meester zegt de leerlingen er persoonsgegevens in te schrijven: naam, etnische afkomst, huidskleur, kleur en soort haar, lichaamslengte, enzovoort. Dan laat hij de leerlingen hun kenmerken met die van anderen vergelijken. Wat valt op? De leerlingen zien overeenkomsten en verschillen. Niemand is helemaal hetzelfde. De leerlingen schrijven naast hun ik-figuur: ik ben uniek. Nu verdeelt de meester de klas in vier groepen. Elke groep kiest een etnische groep uit Suriname, bijv. Creolen, Hindoestanen, Javanen, Chinezen, enz. en schrijft daarbij op een groot vel papier typische gerechten, gewoontes, klederdrachten, haardracht, muziek, dans, enzovoort. De flappen worden op het bord gehangen en er wordt nagegaan of iedereen het eens is met de kenmerken en bijzonderheden.
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
Elke leerling gaat nu individueel in het eigen silhouet kenmerken, gedragingen en gewoonten van zichzelf opschrijven die ze van eigen én andere etnische groepen hebben geleerd en overgenomen. Zo ontstaat hun 'Verrijkte IK'. (Bewerking van les 15 uit: BLSE Handleiding klasse 6) Durf te delen (emoties, ervaringen). Een grensverleggende methode uit Amerika, die onder andere wordt ingezet om pesten op scholen tegen te gaan en wederzijds respect te stimuleren. Door spelletjes af te wisselen met serieuze gesprekken, worden leerlingen uitgedaagd om verborgen gevoelens naar elkaar uit te spreken. Centrale vraag: wat weten we nu eigenlijk van elkaar? Vrij weinig, is de constatering. Leerlingen durven tijdens deze dag emoties en ervaringen met hun medescholieren te delen, waar ze nog nooit met iemand over hebben gesproken. Niet gemakkelijk, maar ze merken al snel dat ze niet alleen staan. Niet meer. (de methode is genaamd: 'Challenge Day')
6
Bronnen en verwijzingen BSLE Handleiding (2011). Voor de leerkracht klasse 6. Paramaribo: Basic Life Skills Commissie / MINOV Kohnstamm, R. (2009). Kleine Ontwikkelingspsychologie, Deel III Puberjaren. Houten/Diegem: Bohn Stafleu van Loghum Spelend leren. Een praktisch curriculum voor kleuters (2010). Paramaribo: MinOV Stevens, L.M. (2004). Zin in school. CPS Uitgeverij Documentaire van Jessica Villerius over een Challenge Day op een Amsterdamse school http://portfolio.peterlakeman.nl/?p=721 (24.02.2011)
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
7
Sociale vaardigheden Sociale vaardigheden hebben betrekking op het kunnen omgaan met anderen en het kunnen functioneren in een groep. Vaardigheden zoals je aanpassen aan de (sociale) regels van en voor de groep, eigen meningen en wensen naar voren brengen en je richten op wensen en plannen van anderen. Deze vaardigheden hangen samen met zelfredzaamheid: het vermogen om je zonder hulp van anderen te „redden' (Uitgangspunt Basisontwikkeling). Leerlingen die sociaal vaardig zijn hebben in de praktijk meer zelfvertrouwen, kunnen beter omgaan met hun emoties en het uiten daarvan. Ook zijn zij vaardiger in het voeren van gesprekken en kunnen goed samenwerken. Samenwerken komt namelijk het best tot stand door het in gesprek zijn met elkaar en draagt er aan bij de leerling te leiden naar de zone van de naaste ontwikkeling (Vygotsky,1978).
Sociale vaardigheden
Onderbouw (groep 1-4)
Middenbouw (groep 5-8)
Bovenbouw (groep 9-11)
Kennis Vaardigheden Attitude/opvattingen - communicatieve vaardigheden - taalvaardigheden - assertiviteit - samenwerken
De leerlingen kunnen korte tijd aandachtig luisteren en zelf ideeën en ervaringen delen door vertellen, uitbeelden of een andere vorm van expressie leren omgangsvormen (groeten, voorstellen, op je beurt wachten, aandacht voor anderen, aanspreekvormen, etc.) zijn in staat en bereid voor zichzelf op te komen, bijvoorbeeld materiaal vragen, een plek in de groep krijgen, aandacht vragen voor pijn, ongemak kunnen in tweetallen en kleine groepjes spelen en samenwerken (afspraken, regels, delen, rollen)
De leerlingen kunnen en willen actief luisteren, leren dat er verschillende zienswijzen mogelijk zijn kunnen communiceren op diverse wijzen, zoals door lichaamstaal, houding, gedrag, taal, expressie kennen omgangsvormen, waarden en normen hierbij, zoals respect tonen en ouderen met u aanspreken, en passen deze adequaat toe kunnen zich voorstellen, iets over zichzelf vertellen, vragen (op eigen niveau) beantwoorden en vragen stellen zijn gemotiveerd, bereid en in staat om aandacht voor zichzelf en hun eigen gedachten en gevoelens te vragen kunnen samenwerken met anderen in verschillende contexten (taakverdeling, verantwoordelijkheid, onderhandelen)
De leerlingen kunnen en willen actief luisteren, staan open voor verschillende zienswijzen, zijn in staat situaties vanuit verschillende zienswijzen te bezien zijn in staat en bereid tot effectieve interactie met anderen en tot functioneren in een groep (respectvol, beleefd, gebaseerd op kennis van waarden en normen), in verschillende contexten zijn gemotiveerd, bereid en in staat tot expressie en delen (op diverse wijzen) van eigen gedachten en gevoelens, voor zichzelf op te komen, eigen doelen na te streven zijn gemotiveerd (zien de noodzaak of wenselijkheid), en bereid (rol en verantwoordelijkheid nemen) en in staat met verschillende mensen in allerlei soorten contexten samen te werken kunnen samenwerking aangaan, organiseren en evalueren
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
8
Sociale vaardigheden
Onderbouw (groep 1-4)
Middenbouw (groep 5-8)
Bovenbouw (groep 9-11)
Taal
De leerlingen begrijpen en gebruiken woorden die met sociale vaardigheden te maken hebben. Bijvoorbeeld: groeten, goedemorgen, beleefd, mening, begrijpen, gedrag, doen alsof
Aandacht voor begrippen die met groepsprocessen te maken hebben. Bijvoorbeeld: samen, delen, verantwoordelijk, rollen, resultaat, toegeven, opkomen voor, discussiëren, overleggen
Aandacht voor begrippen die zijn gerelateerd aan het beroepenveld. Bijvoorbeeld: sollicitatie, referentie, assessment, portfolio, dienstverband, sector, perspectief; Sociaal-maatschappelijk: brieven, digitale berichten/sociale media (sms, e-mail, Hyves, etc.), formulieren
Culturen
Beleefdheidsvormen in verschillende culturen; groeten, bedanken, manieren van vragen, wensen uiten (dicht bij de leerling, in het hier en nu)
Kennis van en respect voor sociale vaardigheden in verschillende culturen, in de brede Surinaamse context
Bewustzijn van meerwaarde van aanwezigheid van verschillende culturen; door samenwerken is meer te bereiken
Luikje
De bal geeft de beurt
Together Each Achieves More (TEAM) "Ik vertel over mijn schildpad"
Luikjes De bal geeft de beurt (bij kennismaking of oefenen van begroeting). De kinderen zitten in een kring en mogen alleen praten als ze de bal hebben. Het kind met de bal zegt zijn/haar voor- en achternaam –"ik heet Clyde Doesburg"- en geeft dan de bal door –"alsjeblieft"-; het volgende kind bedankt voor de bal met daarbij de naam van het vorige kind te herhalen –"dank je wel Clyde Doesburg"- en zegt vervolgens zijn/haar eigen naam, enz. De oefening leert op de beurt wachten, niet voor de beurt spreken, actief luisteren en andere beleefdheidsvormen als alsjeblieft en dankjewel zeggen. In een latere fase kan gevarieerd worden met een belevenis vertellen. Together Each Achieves More (team). De klas is verdeeld in vier groepen. Per twee leerlingen in de groep is er een stuk touw van anderhalf à twee meter. De touwen zijn in het midden met een aantal losse knopen door elkaar „gevlochten‟. Elke leerling van de groep krijgt nu een uiteinde van een touw vast. Bij een teken van de leerkracht moeten de leerlingen de knopen in het midden ontwarren zonder
dat iemand het touw loslaat. Daarvoor is samenwerking en overleg nodig. De groep die een touw loslaat om zo de knoop los te maken wordt gediskwalificeerd (of krijgt strafpunten). De groep die als eerste de touwen heeft ontward, waarvan alle leerlingen dus twee aan twee een touw vasthouden, is de winnaar. "Ik vertel over mijn schildpad". Deze ochtend is Kenneth gespannen. Hij gaat straks in zijn klas vertellen over zijn schildpad. Hij heeft in de bibliotheek een boekje gehaald over de schildpad en van elk hoofdstuk een paar zinnen opgeschreven. Om half 10 is hij aan de beurt. De juf zegt hem voor de klas te komen en te vertellen. Kenneth begint een beetje onzeker, maar het gaat steeds beter. Hij praat duidelijk en enthousiast over het leven van de schildpad. En hij vertelt hoe hij zijn eigen schildpad verzorgt. Hij laat ook plaatjes zien van soorten schildpadden. Na afloop bedankt de juf hem voor zijn leuke presentatie. (communicatie- en taalvaardigheden, assertiviteit en natuuronderwijs, groep 7)
Bronnen en verwijzingen Spelend leren. Een praktisch curriculum voor kleuters (2010). Paramaribo: MinOV Vygotski, L.S. (1978). Mind and society: The development of higher psychological processes, Cambridge, 1978
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
9
Burgerschap Om leerlingen te laten opgroeien tot verantwoorde(lijke) burgers in de Surinaamse samenleving is het belangrijk hen „vaderlandsliefde‟ bij te brengen en hen bewust te maken van de rol die zij kunnen spelen in de Surinaamse maatschappij, te beginnen binnen hun eigen leefsituatie/-omgeving. De kennis- en vaardigheidsgebieden die onder burgerschap vallen hebben o.a. te maken met democratische beginselen, culturele en levensbeschouwelijke waarden en normen van deze multiculturele samenleving en een actieve maatschappelijke betrokkenheid. Het burgerschap beperkt zich echter niet tot de Surinaamse samenleving. De Surinaamse leerling maakt ook deel uit van de Caricomgemeenschap en de wijdere wereld. Van Surinaamse burgers wordt ook een zekere mate van sociaaleconomisch bewustzijn verwacht; elke burger moet ondernemend zijn en moet leren budgetteren om zelfredzaam te zijn. Relevante begrippen, competenties en andere vormingsgebieden die hierbij van belang zijn: nationaal bewustzijn sociaal-economisch bewustzijn respecteren van democratische beginselen participeren in de maatschappij wereldburgerschap (besef van de wereld) respect voor religieuze en culturele uitingen verantwoordelijkheid rechtvaardigheid integriteit
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
10
Burgerschap
Onderbouw (groep 1-4)
Middenbouw (groep 5-8)
Bovenbouw (groep 9-11)
Kennis Vaardigheden Attitude/opvattingen
De leerlingen doen mee aan activiteiten met een Surinaams-nationalistisch karakter, zoals vlaggenparade, volkslied, nationale feestdagen doen mee aan gesprekjes en activiteiten in de groep, zoals een bouwwerk maken met blokken, uitdelen van materialen, opruimen leren hoe je samen besluiten kunt nemen, op verschillende wijzen, zoals meeste stemmen, grootste of meeste voordelen, 'de juf beslist', enz. leren keuzes te maken en de gevolgen daarvan in te zien (bijv. kiezen voor een bacove, dan ook helemaal opeten) kennen regels en afspraken in de klas/school, weten waarom deze nodig zijn en houden zich hieraan, zoals hoe je iets moet vragen leren over wat 'eerlijk en juist' is, 'oneerlijk, niet juist' is en waarom dat is, leren dat eerlijk zijn belangrijk is
De leerlingen beleven en kennen de betekenis van Surinaamse feestdagen (Phagwa, Idul Fitre, Jom Kippoer, Keti Koti, enz.) zijn actief betrokken bij activiteiten van de school- en de nabije gemeenschap, kunnen en willen samen een activiteit bedenken, organiseren en uitvoeren kunnen eigen standpunten bepalen, erover communiceren en bijstellen (ook: vrijheid van meningsuiting) zijn bereid en in staat actief deel te nemen aan het maken van afspraken (studie, tijdsindeling, enz.) en regels (school, verkeer, enz.), zijn zich bewust van het belang en tonen dat ze regels en afspraken nakomen worden bewust van ethisch denken en gedrag, bijv. bij duurzame ontwikkeling, gezondheid, verdeling van middelen weten en erkennen dat er verschillende waarden en normen mogelijk zijn, zijn aanspreekbaar op eigen gedrag en kunnen anderen hierop aanspreken
De leerlingen tonen betrokkenheid bij Surinaamsnationalistische activiteiten hebben inzicht in mogelijkheden van participatie in de Surinaamse samenleving, tonen bereidheid te participeren, zoals stemmen bij verkiezingen, organiseren van een inzamelactie, een sportactiviteit weten en ervaren dat jongeren inspraak kunnen hebben in zaken die hen aangaan, kunnen standpunten uiten, verantwoorden, bijstellen in discussie, debat, dialoog weten en ervaren dat ze rechten en plichten hebben, tonen bereidheid rechten op te eisen en aan plichten te voldoen denken na over ethische vragen, en zijn instaat en bereid tot ethisch en verantwoordelijk handelen (omgaan met individuele en algemene belangen, politieke, sociale rechtvaardigheid, duurzaamheid, enz.) tonen gevoel en respect voor verschillende waarden en normen, zijn in staat tot bewust zorgvuldig en adequaat (passend bij situaties) handelen
-
nationaal bewustzijn participatie democratie verantwoordelijkheid rechtvaardigheid integriteit
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
11
Kennis Vaardigheden Attitude/opvattingen -
sociaal-economisch bewustzijn respect voor religieuze en culturele uitingen wereldburgerschap
Taal
De leerlingen nemen waar dat mogelijk is zelf initiatief, bijv. om een prop in de prullenbak te gooien, vragen om iets wat ze graag willen doen (planten natmaken, bord wissen) kunnen dingen verzamelen en bewaren voor een later moment (dopjes sparen om te betalen) zijn bekend met en tonen respect voor verschillende geloven en culturen (gebouwen, feesten, uiterlijk, enz.)
De leerlingen nemen interessante dingen mee naar school, voor de bibliotheek-thematafel, zoals iets wat met water te maken heeft, medicinale planten, spullen die bij een feest worden gebruikt, kunnen zelf met suggesties komen, bijv. over hoe ze de eigen klas zouden inrichten weten wat sparen is, kunnen bewust omgaan met geld (bijv. wat koop je voor je geld; een cell, shirt, patta of snoep?) zijn bekend met en tonen respect voor verschillende geloofsovertuigingen, manieren van godsdienstbeleving tonen belangstelling voor (wereld)vraagstukken, zoals armoede, overbevolking, milieu, oorlog
De leerlingen komen zelf met ideeën en initiatieven, bijv. voor verbeteringen in de omgeving en kunnen (meehelpen met) organiseren en uitvoeren stellen zich sociaal op en hebben aandacht voor de kwaliteit van de leefomgeving (school, buurt, land, wereld) kunnen bewust keuzes maken over het besteden en sparen van geld (consument en markt, werking van de bank, creditcards, pinapparaat, enz.) volgen in enige mate het internationale nieuws (kranten, tv, internet) en tonen belangstelling voor wat er in de wereld gebeurt (Caricom, universele rechten van de mens, opkomst van economieën BRIC landen, Unicef, Unesco, enz.)
De leerlingen begrijpen en gebruiken woorden zoals: meedoen, trots, eigen, delen, uitleggen, besluiten, (on)eerlijk, geloof, keuze, afspraak, zelf doen, bewaren, nu en later
De leerlingen begrijpen en gebruiken woorden zoals: bespreken, besluitvorming, stemmen, (on)gelijk, standpunt, zienswijze, gemeenschap/samenleving, organiseren, belang, verantwoordelijk, bijdragen, besteden, uitgeven, sparen, heden en toekomst, geloven, religie, wereldproblemen
De leerlingen begrijpen en gebruiken woorden zoals: participeren, verkiezingen, (politiek) debat, minderheid, meerderheid en meerderheidsbesluit, hiërarchie, inspraak, initiatief, duurzaamheid, discriminatie, consument, marktwerking, krediet, solidariteit, rechtvaardig, integer, schuld, krediet, lenen, tegoed, kapitaal, rente, mondiaal
Snoeppauze
Kan iets altijd toenemen?
Luikje
Luikjes Snoeppauze (sociaal-economisch bewustzijn, samenwerken). De school heeft een nieuwe kopieermachine nodig. Om aan de nodige financiën te komen besluit de school een snoeppauze te organiseren. Elke klas moet voor de verkoop iets maken. De leerlingen van groep 6 besluiten geld bij elkaar te zetten, zodat de moeder van Agnes "telo" kan klaarmaken. Vandaag zal de pauze een half uur
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
langer duren. Door samen met de groep te overleggen bepalen de leerlingen de verkoopprijs. Aan het eind van de dag maken alle klassen bekend wat de opbrengst van hun groep is.
12
Kan iets altijd toenemen? (wereldburgerschap, filosoferen, aardrijkskunde) Het verhaal: "Dennis krijgt op zijn verjaardag een diertje in een klein doosje. Dit diertje wordt niet groter, maar splitst zich elke dag een keer. De volgende dag zijn er twee, daarna zijn er vier diertjes. Vier diertjes eten vier keer zoveel als één diertje. Dennis wordt een beetje bang voor zijn cadeau". Wat moet Dennis doen? De juf vraagt het aan de kinderen en stelt filosofische vragen: Wat zou jij met die diertjes doen?
-
Vind je dat je de diertjes dood mag maken als het er teveel worden? Is er genoeg plaats voor iedereen als er steeds meer mensen bijkomen? (een 'wereldvraag') Met hoeveel kinderen kunnen we in deze klas zitten? Hoeveel kinderen kunnen er nog bij? (Bewerking van een les van Heesen, 2000)
Bronnen en verwijzingen Basic Life Skills Educatie. Nationaal curriculum raamwerk Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (2007). Paramaribo: Basic Life Skills Commissie Basic Life Skills Programma. Leerprogramma Klasse 5 GLO (2007-2009, draft). Paramaribo: Basic Life Skills Commissie / MINOV Bron, J. (2006). Een basis voor burgerschap. Een inhoudelijke verkenning voor het funderend onderwijs. Enschede: SLO (te downloaden, 03.03.2011: http://www.slo.nl/downloads/archief/Een_20basis_20voor_20burgerschap.pdf/ ) Bron, J., Veugelers, W. & E. van Vliet (2009). Leerplanverkenning actief burgerschap. Enschede: SLO Heesen, B. (2000). De vliegende papa's. Filosoferen met kinderen. Leende: Uitgeverij DAMON Universele Verklaring van de Rechten van de Mens (Verenigde Naties, 1948)
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
13
Effectief leren Effectief leren (De Corte, 1996) is een constructief, doelgericht en interactief proces van kennisverwerving, betekenisgeving en vaardigheidsontwikkeling. Constructief, omdat de leerlingen zelf hun vaardigheden opbouwen in interactie met de omgeving. Doelgericht, daar het succesvol leren mede bepaald wordt indien de leerlingen hun eigen doelen bepalen en kunnen nastreven. Interactief, daar leren niet slechts in het brein plaatsvindt, maar in voortdurende interactie met de sociale en culturele context o.a. d.m.v. cultuurspecifieke activiteiten. Effectief leren houdt ook in dat het zelfregulerend en dus individueel verschillend is m.b.t. voorkennis, motivatie, leerstijl, verwerkingssnelheid en zelfkennis. Effectief leren is het resultaat van het cyclisch doorlopen van een leerproces volgens 4 fasen (Kolb) namelijk de concrete ervaring (1) gevolgd door het verzamelen van informatie en observaties van die ervaring (2). Vervolgens worden de gegevens geanalyseerd (3) en de conclusies leiden weer tot het actief experimenteren met behulp van een nieuwe ervaring (4). Om goed te leren moet de hele cyclus doorlopen worden, maar afhankelijk van de leerstijl van de leerling wordt bij een van de 4 fases gestart. Voor effectief leren zijn dus minimaal 5 elementen van belang namelijk kennis en inzicht, vaardigheden, attitude en het lerend vermogen. Om inzicht te hebben in het leervermogen is het goed nadruk te leggen op het leren leren principe. Leren leren houdt in dat kinderen verschillende leerstrategieën en leervaardigheden aanleren. Hiermee kunnen zij dan zelf nieuwe leeractiviteiten ondernemen. Iets uit het hoofd leren leidt er vaak toe dat je informatie slechts voor korte tijd onthoudt. Wanneer je iets voor lange tijd wilt onthouden, moet je daar meestal enige moeite voor doen. Het kind moet daarvoor wel leren hoe het gerichte vragen kan stellen, hoe het feiten van meningen kan onderscheiden, hoe het de informatie kan vinden die het nodig heeft en hoe het leert in samenwerking met anderen. Bij leren leren is ook reflectie op de eigen aanpak van belang. „Pas als een kind in staat is terug te blikken en aan kan geven wat het goed en wat het minder goed heeft gedaan, is het in staat tot zelfstandig leren‟.
Effectief leren
Onderbouw (groep 1-4)
Middenbouw (groep 5-8)
Bovenbouw (groep 9-11)
Kennis Vaardigheden Attitude/opvattingen - kunnen onderzoeken - kunnen plannen - leren leren - nieuwe strategieën leren
De leerlingen kunnen korte tijd geconcentreerd werken, korte herhalingsoefeningen doen benoemen wat ze willen leren en onderzoeken, kunnen waar mogelijk een eigen keuze maken een dagschema begrijpen (met pictogrammen) leren met plezier en hebben aandacht voor hoe anderen werken, iets (voor)doen, en willen en kunnen dit overnemen
De leerlingen kunnen langere tijd en regelmatig geconcentreerd werken hebben aandacht voor wat ze leren en onderzoeken, kunnen en willen eigen leerdoelen benoemen (wat wil je leren, hoe, wanneer is het gelukt?) kunnen een dag- en weekplanning begrijpen, zelf maken en toepassen (er zich aan houden, beredeneerd een plan aanpassen, enzovoort) kunnen en willen leren van anderen en worden zich bewust van de eigen leerstijl en talenten (zoals logisch en ruimtelijk denken, leren door doen, door onderzoeken, enz.)
De leerlingen kunnen langdurig en herhaald geconcentreerd werken zijn zich bewust van wat ze willen leren en waarom, en kunnen dit benoemen en vertalen naar (leer-, studie- en onderzoekend) gedrag begrijpen complexere (studie)plannen, maken plannen voor verschillende contexten en termijnen (dag, jaar) en maken hiervan goed gebruik staan open, zijn in staat en bereid te leren van anderen, en nieuwe studiestrategieën (samenwerken, samenvatten, praktijkoefeningen, ICT, enz.) toe te passen
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
14
Effectief leren
Onderbouw (groep 1-4)
Middenbouw (groep 5-8)
Bovenbouw (groep 9-11)
Taal
De leerlingen begrijpen en gebruiken woorden die met 'leren' te maken hebben, bijvoorbeeld: kunnen, mogen, begrijpen, leren, worden, vragen, luisteren, aandacht, (on)bekend, proberen
De leerlingen begrijpen en gebruiken woorden die met 'leren' te maken hebben, bijvoorbeeld: instructie, oefening, aanpak, uitdaging, resultaten, ervaren, beoordelen, duidelijk, tonen, ambitie, gesprek, woordenboek, naslagwerk
De leerlingen begrijpen en gebruiken woorden die met 'leren' te maken hebben, bijvoorbeeld: conversatie, studievaardigheden, leerplezier, notities, aantekeningen, conclusie, samenvatten, effectief, efficiënt, leeromgeving, concentratie, deskundig, expert, capabel
Luikje
Een groot huis voor twee
Fantastisch dorp
Spelen met de tijd
Luikjes Een groot huis voor twee (doelen stellen, plannen). Glenn en Rita willen samen iets doen. Ze mogen van de juf zelf kiezen voor een vrijspelactiviteit. Rita wil "met de blokken". Dat wil Glenn ook wel. De juf zegt: "Wat willen jullie maken"? Glenn en Rita willen een heel groot huis maken, ze hebben er echt zin in. Voor een groot huis heb je veel blokken nodig, dus gaan ze alle blokken gebruiken. Als alle blokken op zijn, staat er een heel groot huis. Glenn en Rita zijn er trots op. Fantastisch dorp (beeldende vorming, techniek, leren leren). De klas ligt vol materiaal; lege wc-rolletjes, plastic zakken, doppen, enz. Alle leerlingen hebben zelf kosteloos materiaal verzameld en meegenomen naar school. Hiermee gaan ze een huis, hut of ander soort onderkomen maken. In groepjes bouwen ze samen een dorp. Ze leren van elkaar door te kijken en overleggen over constructies (een puntdak, een schuin dak, materiaalgebruik), over het soort bouwwerk dat ieder
maakt (Bruynzeel huis, pinahut, krutu-oso, enz.) en hoe je hiervan een fantastisch dorp maakt (erf, plaatsing bouwwerken, plattegrond). Samen weten ze meer dan alleen, en ze leren zelf veel, juist door dingen aan een medeleerling uit te leggen. Spelen met de tijd (kunnen plannen). Leerlingen krijgen een blaadje. Hierop moeten ze met kleuren aangeven hoe hun dag eruit ziet vanaf het moment dat ze opstaan (7 uur in de morgen) tot slapen (7 uur de volgende morgen). Elke activiteit heeft een kleur, bijvoorbeeld blauw voor slapen, rood voor studeren, groen voor uitgaan, enz. In een oogopslag zien de kinderen dat ze veel slapen en minder tijd studeren. Ze kunnen daarna een ander schema maken waar ze bewust meer tijd maken voor bijvoorbeeld sport of studie.
Bronnen en verwijzingen Basic Life Skills Programma. Leerprogramma Klasse 5 GLO (2007-2009, draft). Paramaribo: Basic Life Skills Commissie / MINOV Dawes, L., Mercer, N. & Wegerif, R. (2000). Thinking Together. A programme for activities for developing thinking skills at KS2. Birmingham: The Questions Publishing Company Ltd ( http://thinkingtogether.educ.cam.ac.uk/ laatst geraadpleegd op 23-02-2011) Ebbens (…). Effectief leren. Zie ook http://portfolio.peterlakeman.nl/?p=857 Gardner http://www.edutopia.org/multiple-intelligences-howard-gardner-video#graph1
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
15
Leerlijn Onderzoekend leren (natuur en techniek)* Groep 1 en 2 Groep 3 en 4
Groep 5 en 6
Groep 7 en 8
Waarnemen: Aan de hand van concrete organismen, materialen en verschijnselen: - Kenmerken, onderdelen en gedragingen onderscheiden - Verschillen en veranderingen constateren - Vergelijken en ordenen - Objecten herkennen - Classificeren (één eigenschap)
Waarnemen Vanuit ‘weetgierigheid’: - Ter zake doende aspecten kiezen - Bij classificeren zelf criteria bedenken - Meerdere criteria tegelijkertijd toepassen - Dichotome determineersleutels toepassen - Situaties op ander tijdstip en plaats vergelijken
Waarnemen Vanuit ‘beschouwende instelling’: - Classificeren aan de hand van relevante (abstracte) begrippen - Herhaald meten om meetfout te vereffenen - Herhaald meten om variatie zichtbaar te maken - Meetinstrument ijken
Experimenteren: - Vrij exploreren (niet doelgericht) m.b.v. alle zintuigen - Handelen met levend en niet-levend materiaal Verwerken en concluderen: - Vanuit menselijk handelen redeneren - Inzien dat iets bedoeling heeft i.p.v. oorzaak - ‘Eigen’ resultaten formuleren
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
Waarnemen: Vanuit bewuste, feitelijke aandacht: - Overeenkomsten en verschillen (detail), herhalingen (regelmaat in tijd), patronen (regelmaat in ruimte) constateren - Classificeren (meerdere eigenschappen na elkaar; aangeboden of zelfbedachte kenmerken) - Het verborgene waarnemen - Afbeeldingen herkennen Experimenteren: - Vragen formuleren - Inzien dat volgorde van handelen belangrijk is - Werken met hulpmiddelen (loep) - Variabelen toepassen - Handelingen herhalen (verdieping)
Experimenteren - Onderzoekbare vragen stellen - Voorspellingen en hypotheses opstellen - Werken met hulpmiddelen (balans, maatbekers, kompas en thermometers) - Vergelijkend onderzoek doen met een variabele - Voorwaarden voor eerlijk onderzoek herkennen
Verwerken en concluderen: - Waarnemingen opschrijven, vertellen, tekenen, boetseren (Zie Overzicht E) - Als……dan relaties aangeven - Waarnemingen in juiste volgorde beschrijven - Verslag doen van waargenomen feiten
Verwerken en concluderen - Resultaten beïnvloed door voorkeur leerling herkennen - Als – dan redeneringen formuleren en redeneringen omdraaien
250311
Experimenteren - Werken met modellen - Onderzoek doen met geleidelijke veranderingen van een variabele - Onderzoek doen naar effecten van twee variabelen - Experiment ontwerpen als toets voor eigen verklaring / voorspelling / hypothese Verwerken en concluderen - Gegevens verwerken in lijngrafieken met x- en y-as - Verbanden leggen tussen waargenomen verschijnselen - Tussenliggende waarden aflezen - Conclusies trekken uit grafiek - Conclusies trekken die ingaan tegen verwachtingen - Erkennen dat geen of tegengestelde resultaten ook resultaten zijn
16
Leerlijn Ontwerpend leren (natuur en techniek)* Groep 1 en 2 Groep 3 en 4 Ontwerpen - Problemen inzien - Materialen benoemen - Eigenschappen (functie) benoemen Maken - Een oplossing spelenderwijs uitvoeren - Ervaring opdoen met materialen - Inzicht hebben in verbindingen - Eenvoudige vormen nabouwen - Eenvoudige producten bouwen Gebruiken - Een oplossing/product tonen - Eenvoudige producten bedienen Technische principes - Eenvoudige constructies maken - Eenvoudige verbindingen maken - Energiebronnen herkennen
Ontwerpen - Eenvoudige problemen verwoorden - Een oplossing met impliciete eisen formuleren - Producten categoriseren naar gebruiksomgeving en functie Maken - Al doende oplossing uitvoeren - Materialen onderscheiden op basis van eigenschappen - Ervaring opdoen met gereedschappen - Onderdelen van een oplossing/product kennen Gebruiken - Op oplossingen en producten reflecteren en het beoordelen - Eenvoudige producten uit- en in elkaar zetten - Materiaal onderscheiden voor afval en hergebruik - Energiebronnen gebruiken Technische principes - Eenvoudige bewegingsprincipes gebruiken
Groep 5 en 6
Groep 7 en 8
Ontwerpen - Problemen verhelderen - Eisen voor een oplossing formuleren - Een oplossing voor een probleem schematisch uitwerken
Ontwerpen - Een probleem verkennen - Eisen voor een oplossing formuleren - Oplossingen m.b.v. informatie gestructureerd uitwerken - Een behoefte naar oplossing vertalen - Eisen analyseren van een oplossing/product - De samenhang tussen onderdelen aangeven
Maken - Oplossingen uitvoeren volgens schema - Constructies en verbindingen toepassen - Geschikt gereedschap/materiaal kiezen en gebruiken - Het maakproces verwoorden Gebruiken - Relaties leggen tussen oplossing en gestelde eisen (vorm-functie) - Controleren of product aan gestelde eisen voldoet - Oplossingen van anderen beoordelen - Verbeteringen voorstellen - Reflecteren op toegepaste technische principes - De bediening apparaten uitleggen - Voor- en nadelen producten aangeven Technische principes - Eenvoudige overbrengingsprincipes toepassen - Pneumatiek toepassen
Maken - Zelf tussenstappen bedenken - Zelf werkschema opstellen - Een werkschema uitvoeren - Eenvoudig productieproces begrijpen - Een model bouwen om de werking te begrijpen Gebruiken - Tussenstappen beargumenteren - Elkaars oplossing/product beoordelen en vergelijken a.d.h.v. materiaal, vorm, functie, bewerking, gekozen technische principe(s) Technische principes - Besturingssystemen toepassen
*Bron: Graft, M. van, Kemmers, P. (2007). Onderzoekend en Ontwerpend Leren bij Natuur en Techniek. Basisdocument over de didactiek voor onderzoekend en ontwerpend leren in het primair onderwijs. Den Haag: Stichting Platform Bèta Techniek
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
17
Informatie- en communicatietechnologie Het onderwijs zorgt ervoor dat wat kinderen leren waardevol en bruikbaar is in een steeds complexere wereld. In de hedendaagse, complexe wereld spelen moderne digitale media, informatie- en communicatietechnologie (ICT) een belangrijke rol. Het kunnen gebruiken van ICT wordt steeds belangrijker voor onderwijs (zie ook: Effectief leren) en een voorwaarde voor zelfstandig functioneren en participeren in de maatschappij en beroepswereld. Onderwijs zal dus aandacht moeten besteden aan kennis, inzichten, vaardigheden en attitudes rond ICT en media. Het is mogelijk ICT als apart vak of leergebied in te richten, maar er is gekozen voor ICT als vormingsgebied/competentie. Deze keuze is gemaakt, omdat ICT doorsnijdend is voor genoemde gebieden en (potentieel) is geïntegreerd in alle schoolvakken of leergebieden. Wat wordt bedoeld met ICT in het curriculum raamwerk? "ICT verwijst naar vormen van technologie die worden gebruikt om informatie met elektronische middelen te versturen, bewaren, creëren, vertonen, delen of uitwisselen. Deze brede definitie van ICT omvat momenteel technologieën als media, telecommunicatie en computer hardware en software; het omvat ook toepassingen en services die met deze technologieën worden geassocieerd, zoals videoconferencing, e-mail en blogs." (ltscotland, 2011). Het thema ICT maakt onderdeel uit van het Surinaams curriculum, opdat leerlingen: ICT gebruiken om het leren te ondersteunen (leren met ICT); begrip krijgen voor de rol en betekenis van ICT in Suriname en in de wereld; sociaal, economisch, politiek, medisch, etc. (leren over ICT, mediawijsheid); verantwoord en doelbewust gebruik maken van moderne informatie- en communicatiemiddelen waaronder nieuwe media (leren door ICT).
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
18
ICT
Onderbouw (groep 1-4)
Middenbouw (groep 5-8)
Bovenbouw (groep 9-11)
Kennis Vaardigheden Attitude/opvattingen ICT bij het leren ICT in de wereld, mediawijsheid informatie- en communicatievaardigheden
De leerlingen kunnen educatieve spelletjes (geschikt voor 3-8 jaar) op de computer spelen weten van het bestaan van „digital devices‟ zoals cellulair, digitale camera, games, internet kunnen basishandelingen uitvoeren, zoals aan/uitzetten, cursor bewegen, optie kiezen
De leerlingen kunnen zelfstandig oefenen en leren met de computer, met voor het onderwijs geschikte software hebben beginnend inzicht in de rol en betekenis van ICT en media in Suriname en de wereld zijn bereid en in staat veilig en verantwoord met de computer om te gaan; technisch (virus, spam) en sociaal en ethisch (digitaal pesten, omgaan met persoonlijke informatie) kunnen verschillende „digital devices‟ gebruiken voor het verzamelen van informatie, voor communicatie, presentatie en expressie (zoekprogramma's, Word, Powerpoint, e-mail, Hyves, etc.)
De leerlingen kunnen de computer en digitale media gebruiken bij het leren zijn zich bewust van de grote rol en betekenis van ICT in Suriname en de wereld (sociaal, economisch, politiek, medisch, etc.) hebben kennis over positie, belang en mogelijkheden van media, als kritisch consument, burger, en als mogelijke producent kunnen verantwoord en doelbewust gebruik maken van informatie en communicatiemiddelen waaronder nieuwe media, voor maatschappelijke participatie, (zelf)expressie en interactie kunnen omgaan met informatie (zoeken, verzamelen, beoordelen, waarderen, selecteren, evalueren)
Jireh stelt zich voor
Schoolkrant
Luikje
Luikjes Jireh stelt zich voor (samen leren, internationaal samenwerken, ICT, aardrijkskunde). Jireh gaat typen, haar tekst wordt straks gestuurd naar een school in Nederland. De twee scholen doen mee met 'Learning Circles'. Leerlingen stellen elkaar vragen, geven antwoorden en leren zo veel over elkaars leefomgeving. Jireh is heel enthousiast om mee te doen en wil graag wat over zichzelf vertellen. "Hallo, ik ben Jireh ik ben 8 jaar en zit in groep a. Ik vind het leuk in de klas . we spelen vaak spelletjes. we spelen winkeltje huisje en krijgen ook rekenen taal en lezen . Op school heb ik wel vriendinnetjes . ze heten alka , Karishma, Nesreen en Gabriella. Ik woon aan de papegaaistraat . Ik vind mijn buurt heel leuk . Ik speel vaak met de baby van de buurvrouw . Ik heb 2 broertjes en 1 zusje , maar ze wonen in Nickerie . mijn hobbies zijn games spelen en dansen . Ik hou van Suriname . Ik zou niet in een ander land willen wonen ."
Jireh hoopt dat ze snel wat terughoort, ze wil graag weten hoe kinderen in een ander land leven. (websites en informatie van: ICT&E, iEARN Suriname en het Global Teenager Project)
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
Schoolkrant (ICT, taal, enz.). Leerlingen uit groep 9 maken een schoolkrant en krijgen daartoe verschillende rollen toebedeeld: journalist, columnist, fotograaf, vormgever of publicist. Ze kunnen zowel binnen als buiten de school inspiratie opdoen. Alles wordt verwerkt met behulp van ICT en tal van vaardigheden (taalvaardigheden, informatie zoeken en zinvol verwerken, publiceren op internet) worden aangeleerd. Het proces en product zorgen voor een positieve leerervaring bij de betrokken leerlingen. Leerlingen kunnen hun eigen talenten benutten en ontwikkelen en ICT blijkt sterk ondersteunend te zijn bij het bereiken van zowel vakspecifieke leerdoelen, zoals taal en muzische vorming, als vakoverschrijdende leerdoelen, zoals burgerzin. (Bron van dit (aangepaste) voorbeeld: Het project De eerste… de beste… uit de Middenschool 2 te Gent, België, winnaar van een Europese E-learning Award in 2004. Laatst gevonden op http://www.ond.vlaanderen.be/ict/beleid/beleidsplanICT2007-2009.pdf )
19
Bronnen en verwijzingen Bronkhorst, J. (2002). Basisboek ICT-didactiek. HBuitgevers, Baarn, 2002 Competenties voor de Kennismaatschappij. Beleidsplan ICT in het onderwijs 2007 – 2009. België: Vlaams ministerie van Werk, Onderwijs en Vorming (voor het laatst op 24-02-2011 gevonden op http://www.ond.vlaanderen.be/ict/beleid/default.htm) Diamantmodel. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Onderwijs, 2004 Learning and Teaching Scotland, www.ltscotland.org.uk (laatst gezien op 24.02.2011) Learning Circles, iEARN Suriname en ICT&E http://www.ict-edu.nl, Global Teenager Project http://www.globalteenager.org
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
20
Oplossingsgericht denken en handelen Indien leren leren vanaf de basisschool aandacht krijgt, leert het kind ook vanaf de eerste dag om zelfstandig te denken en zelf problemen op te lossen. Het kind moet erin gestimuleerd worden niet telkens aan de leerkracht te vragen „hoe moet ik het doen?‟ maar het probleem zelf op te lossen (wel onder voorwaarde dat de leerkracht een duidelijke instructie gegeven heeft). Indien kinderen het probleem zelf proberen op te lossen, zijn zij erg betrokken bij de leerstof. Dat maakt hen wellicht nieuwsgierig en zo gaan zij op zoek naar nieuwe kennis. Een van de vaardigheden die elk schoolkind moet leren te ontwikkelen is creativiteit. Door het beheersen van creatieve vaardigheden leert de leerling anders waarnemen, associatief en probleemoplossend denken en ontstaat er verbeeldingskracht. “Creatieve mensen kunnen flexibeler omgaan met verandering, lopen niet vast - omdat zij meerdere oplossingen zien- en zij zien kansen waar anderen die laten liggen”. Door een beter inzicht in denken, willen en voelen zijn creatieve leerlingen ook flexibeler in het maken van keuzes en het komen tot oplossingen. Filosoferen met kinderen (Rondhuis, 2001) stimuleert ook verschillende vormen van denken en redeneren. Bij het associatief denken leren kinderen bijvoorbeeld perspectieven naast elkaar te leggen en verschillende voorstellingen met elkaar te verbinden.
Oplossingsgericht denken en handelen Kennis Vaardigheden Attitude Opvattingen creativiteit kritisch denken keuzes maken en besluiten nemen associatief denken (filosoferen met kinderen)
Model voor probleemoplossen: 1. Oriëntatie, waarnemen, bewustwording van het probleem. 2. Analyseren van het probleem; logisch denken, oorzaak-gevolg, middel-doel. 3. Zoeken van oplossingen; verzamelen, creatief en associatief denken. 4. Keuze bepalen; overwegen, kritisch denken, besluiten. 5. Reflecteren, evalueren.
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
Onderbouw (groep 1-4)
Middenbouw (groep 5-8)
Bovenbouw (groep 9-11)
De leerlingen kunnen samen met en onder leiding van de leerkracht concrete en acute problemen oplossen, die binnen de belevingswereld (klas, erf) van de kinderen liggen kunnen samen nadenken over eenzelfde kwestie, waarbij geen goede of foute antwoorden vooraf zijn bepaald zijn bereid hun nieuwsgierigheid en verwondering te uiten in het gesprek hebben vertrouwen dat een probleem opgelost kan worden.
De leerlingen weten wat je kunt doen om een probleem op te lossen kunnen intuïtief probleemoplossend werken, goede vragen stellen, stappen van het proces noemen en uitvoeren met begeleiding van de leerkracht zijn zich bewust dat er meerdere uitkomsten of oplossingen mogelijk zijn kunnen en willen van gedachten wisselen over de betekenis van ingrijpende ervaringen (dood, verlies) en (levens)vraagstukken (geluk, bezit, geloof, enz.) zien een probleem als iets dat opgelost kan worden
De leerlingen weten hoe ze een probleem systematisch kunnen aanpakken en oplossen kunnen zelfstandig alle benodigde stappen uitvoeren, in verschillende contexten (gezondheid, seksualiteit, enz.) kunnen gebruik maken van eigen ideeën, ervaringen en werkwijzen en die van anderen kunnen en willen filosoferen om grip te krijgen op hoe ze zelf in de wereld staan zijn in hun denken en handelen positief gericht op het vinden van oplossingen voor problemen
21
Oplossingsgericht denken en handelen
Onderbouw (groep 1-4)
Middenbouw (groep 5-8)
Bovenbouw (groep 9-11)
Taal
Kinderen begrijpen taal die wordt gebruikt bij het oplossen van problemen en filosoferen. Bijvoorbeeld: probleem, oplossing, denken, samen, voordeel, nadeel, kunnen, kiezen, besluiten, mogelijkheden, waarderen, (on)eerlijk, leuk, fijn, meer, minder, goed
Kinderen herkennen en gebruiken taal-/denkwoorden die horen bij het oplossen van problemen en filosoferen. Bijvoorbeeld: weten, bewust, gebeuren, begrijpen, benoemen, overleggen, redeneren, onderzoeken, fasen (in een proces), verbeelden, oorzaak, gevolg, middel, doel, als… dan
Kinderen herkennen en gebruiken complexere taal/denkwoorden die horen bij het oplossen van problemen en filosoferen. Bijvoorbeeld: systematisch, factoren, invloed, nuanceren, analyseren, haalbaar, voorwaarde, argumenteren, causaal verband
Luikje
Wachten op Afi
De traktatie
Ruzie in de klas
Luikjes Wachten op Afi (filosoferen, burgerschap). De school was al begonnen. Alle kinderen waren heel netjes op hun plaats gaan zitten. Alleen één was er niet en iedereen zag het. Afi was er niet. Afi was er altijd, zij was nooit ziek. De juf zei: "Laten we wachten op Afi''. Dan vraagt ze de kinderen: Waar kun je allemaal op wachten? (eten, dood, leren zwemmen, verliefd worden, oud worden) Als jij morgen niet naar school gaat, zit dan ook iedereen op je te wachten? Zou je willen dat de hele klas een keer op jou zat te wachten? Wordt Afi belangrijker omdat zij er niet is? Hoe lang heb je zelf wel eens ergens op gewacht? (Bewerking van een les van Heesen, 2000) De traktatie. De moeder van Joosje heeft een traktatie gemaakt. Voor elk kind een broodje pom. Er zijn 23 kinderen en 22 broodjes. Juf Judith ziet het probleem: er is een broodje te weinig. Ze zegt tegen de kinderen: "We hebben lekkere broodjes gekregen. Maar we hebben een broodje te weinig. Dat is een probleem, want het is niet eerlijk als een kind niks krijgt. Alle kinderen willen graag een broodje. Wat kunnen we doen?” Alle kinderen denken mee en zeggen wat ze bedacht hebben. Bijvoorbeeld: de traktatie gaat helemaal niet door; er wordt een broodje gedeeld; moeder gaat een extra broodje maken; juf gaat een broodje kopen; een kind krijgt
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
niks. Anansi zou elk kind een half broodje geven en zelf 11 broodjes nemen. Samen verkennen ze de oplossingen; wat is eerlijk, wat is mogelijk, wie wordt er blij van? Heeft de juf geld om een broodje te halen? Is er een broodjeszaak dicht bij de school? Heeft moeder tijd en zin om terug te gaan? Hoe voelt een leerling zich die niks krijgt? Hoe voelen leerlingen zich die een half broodje krijgen? Er zijn een paar leerlingen die niet heel veel zin hebben in een broodje. Zij zouden tevreden zijn met een half broodje. De groep besluit deze oplossing te kiezen. Het broodje wordt gedeeld. De kinderen, moeder en juf zijn allemaal blij met de oplossing. Ruzie in de klas. Er is ruzie in de klas. Linda en Jeffrey schelden op elkaar en de hele klas bemoeit zich er mee. Meneer Snijders roept “stilte, stop allemaal onmiddellijk!” Dan zegt hij “Schelden helpt niet, hoe kunnen we dit wel oplossen? Waar begin je mee?”. Kevin zegt dat Jeffrey de pen van Linda kapot heeft getrapt. Jeffrey reageert gelijk “Dat deed ik niet expres!”. Blijkbaar kwam van het een het ander… Linda is boos en verdrietig dat haar pen kapot is. Stap voor stap helpt meneer Snijders de leerlingen door het proces van probleemoplossen. Nu het probleem duidelijk is, kan gezocht worden naar een oplossing. Uiteindelijk aanvaardt Linda de excuses van Jeffrey en Jeffrey zorgt dat Linda een nieuwe pen krijgt.
22
Bronnen en verwijzingen Basis Life Skills Programma.Leerprogramma Klasse 5 GLO (2007-2009, draft). Paramaribo: Basic Life Skills Commissie / MINOV Heesen, B. (2000). De vliegende papa's. Filosoferen met kinderen. Leende: Uitgeverij DAMON Nieuw Zeeland Curriculum Online http://nzcurriculum.tki.org.nz/ (laatst gezien op 28.02.2011) Spelend leren. Een praktisch curriculum voor kleuters (2010). Paramaribo: MinOV Vaan, E. de, Marell, J. (2006). Praktische didactiek voor natuuronderwijs. Bussum: Uitgeverij Coutinho. (pag. 54-56 Fasen bij probleemoplossend handelen)
SLO – Leerlijnen Vormingsgebieden
250311
23