leerjaar
1
WISo wijsen wiskunde onderwijs
leerjaar
doelenkatern
1
reken- en wiskundemethode voor het lager onderwijs
Voorafgaande toelichting bij doelenkatern, leerjaar 1
leerjaar 1
Beste leerkracht Voor je ligt de doelenkatern van zWISo voor leerjaar 1. Je vindt in deze bundel een overzicht van alle lesdoelen geordend per blok en per les. Er staat tevens bij of het om een hoofddoel (H) of een nevendoel (N) gaat. In de vier kolommen die volgen staan de verwijzingen naar de respectievelijke eindtermen, GO-doelen, OVSG-doelen en VVKBaO-doelen. Je vindt deze doelenkatern ook online op www.zwiso.be. Veel succes en plezier met zWISo! Het auteursteam
1
Blok 1
Blok
Les
1
1
H/N Lesdoelen H
2 1
1
1
2
3
4
H
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
- Hoeveelheden benoemen en aanwijzen.
OD 1.2 + 1.1
1.1.02
1.1.2 + 1.1.3
G9a
- Resultatief tellen tot en met 6.
1.1
1.1.02
1.1.3
G5
Verkennen van de begrippen meer dan, minder dan en evenveel als 5.
OD 1.1
1.1.07
1.4.1
G1
- Schatten of een ongestructureerde hoeveelheid meer dan 5, minder dan 5 of evenveel als 5 is.
OD 1.2
1.1.07
1.1.2
G7
- Vergelijken van hoeveelheden door ‘zien’ of door het leggen van de één-één relatie.
OD 1.1
1.1.02
1.4.2
G1
- Synchroon tellen tot en met 6.
1.1
1.1.03
1.1.3
G4
1.1.11
1.2.1
G9a
Verkennen van de hoeveelheden tot en met 6.
H
Herkennen van de getallen tot en met 6.
H
Verkennen van de begrippen meer dan, minder dan en evenveel als 5.
OD 1.1
1.1.07
1.4.2
G1
H
Vertellen of een ongestructureerde hoeveelheid meer dan 5, minder dan 5 of evenveel als 5 is.
OD 1.1
1.1.07
1.4.2
G1
H
Hoeveelheden tot en met 6 koppelen aan de getallen. - Getallen aan de juiste hoeveelheid koppelen.
1
5
H
1.2 + 1.5
1.1.02 + 1.1.11 1.2.1 + 1.2.2 + 1.5.1
- De juiste hoeveelheid tekenen bij een gegeven getal.
1.1
1.1.02 + 1.1.11 1.1.3
- Kennismaking met de vijfstructuur.
1.5
1.1.4
G8
1.1.02
1.4.6
G11a
1.1.11
1.2.1 + 1.2.2
Realiseren en symboliseren van de hoeveelheid 3 in het getalboekje. - Het getal 3 correct schrijven.
1
6
G9a
H
Verdere kennismaking met de vijfstructuur.
H
Oefenen van het koppelen van hoeveelheden aan getallen en omgekeerd op concreet en schematisch niveau.
1.5
1.1.02 1.1 + 1.5
1.1.02 + 1.1.11 1.1.3 + 1.2.2
G9a
Blok
Les
1
7
H
1
8
1
1
1
1
Eindterm
GO
Hoeveelheden tot en met 6 koppelen aan de getallen en omgekeerd.
1.5
1.1.02 + 1.1.11 1.2.1 + 1.2.2
G9a
H
De volgende begrippen juist gebruiken: lang, langer dan, langst, kort, korter dan, kortst, dik, dikker dan, dikst, dun, dunner dan, dunst, groot, groter dan, grootst, hoog, hoger dan, hoogst, laag, lager dan, laagst, klein, kleiner dan, kleinst, even groot als.
OD 2.1 + OD 2.2 + OD 2.3
1.3.01
2.2.1.1 + 2.2.1.2 + 2.2.1.3
MR1
9
H
De volgende begrippen juist gebruiken van het eigen lichaam uit ten opzichte van een voorwerp: voor, achter, tussen, op, naast, links, rechts, boven, onder.
OD 3.1
1.3.03
3.1.2 + 3.5.1
MK3
10
H
Realiseren en symboliseren van de hoeveelheid 4 in het getalboekje.
H
Het getal 4 correct schrijven.
1.5
1.1.11
1.2.1 + 1.2.2
H
Het getal 3 correct schrijven.
1.5
1.1.11
1.2.1 + 1.2.2
H
Hoeveelheden tot en met 6 koppelen aan de getallen en omgekeerd.
1.1 + 1.5
1.1.02 + 1.1.11 1.3.1 + 1.2.2
G9a
H
Vergelijken van hoeveelheden tot en met 6.
OD 1.1 + OD 1.2 + 1.1 + 1.5
1.1.07
G1
- Bij een balspel de winnaar aanwijzen op concreet en schematisch niveau.
OD 1.4 + 1.1 + 1.3 + 1.9
- Een hoeveelheid koppelen aan het overeenkomstig getal.
1.1 + 1.5
1.1.02 + 1.1.11 1.1.3 + 1.2.2
G9a
H
Oefenen van de begrippen meer dan (5), minder dan (5), het meest, de meeste, het minst, de minste.
OD 1.2 + 1.1
1.1.07
G1b
H
Vergelijken van hoeveelheden.
OD 1.1 + OD 1.2 + 1.1
1.1.02
G1
N
Een hoeveelheid koppelen aan het bijbehorende getal.
1.1 + 1.5
1.1.02 + 1.1.11 1.1.3 + 1.2.2
G9a
11
12
H/N Lesdoelen
OVSG
1.1.02 + 1.1.11
VVKBaO
G11a
1.4.2 + 1.1.2 + 1.1.3 1.4.2 + 1.4.3 + 1.9.1
1.1.2 + 1.1.3 + 1.4.2 + 1.4.3
3 Blok 1
Blok 1
Blok
Les
1
13
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
OD 3.4
1.3.08
3.1.3 + 3.1.4 + 3.1.5
MK2
Eenvoudige patronen herkennen, namaken, zelf maken, inkleuren en tekenen.
N
Tekenen van cirkels en vierkanten.
H
Vergelijken van hoeveelheden tot en met 6.
OD 1.1 + OD 1.2 + 1.1
1.1.07
H
Hoeveelheden tot en met 6 koppelen aan de getallen en omgekeerd.
1.1
1.1.02 + 1.1.11 1.2.1 + 1.1.3
H
Eenvoudige patronen herkennen, namaken, zelf maken, inkleuren en tekenen.
OD 3.4
1.3.08
3.1.3 + 3.1.4
MK2
4
H
1
14
3.1.5
1.1.2 + 1.1.3 + 1.4.2 + 1.4.6
G1
1
15
H
De begrippen meer dan, minder dan, evenveel, het meest, de meeste, het minst, de minste gebruiken.
OD 1.1 + OD 1.2 + 1.1 + 1.5
1.1.07
1.1.2 + 1.1.3 + 1.4.2 + 1.4.6
G1b
1
16
H
Splitsen tot en met 6 op een speelse wijze en op concreet niveau.
1.1
1.1.23
1.1.3 + 1.10.4
G13
1
17
H
De begrippen meer dan, minder dan, evenveel als, het meest, de meeste, het minst, de minste gebruiken.
OD 1.1 + OD 1.2 + 1.1 + 1.5
1.1.07
1.1.2 + 1.1.3 + 1.4.6
G1b
H
Splitsen tot en met 6 op een speelse wijze.
1.1
1.1.23
1.1.3 + 1.10.4
G13
H
Hoeveelheden tot en met 6 koppelen aan de getallen.
1.1 + 1.5
1.1.02 + 1.1.11 1.2.2 + 1.3.1
G9a
H
Correct gebruiken van de begrippen eerder, eerst, later, laatst.
1.2.18
MR1
1
18
- Prenten en situaties in de juiste volgorde schikken.
1
19
2.4.10 2.4.10
H
Hoeveelheden leren ‘zien’ (onmiddellijk herkennen) en aantallen bepalen door te tellen of door verder te tellen.
OD 1.2 + 1.1
1.1.02
1.1.1 + 1.1.2 + 1.1.3 + 1.2.1
H
Hoeveelheden tot 6 koppelen aan de getallen.
1.1 + 1.5
1.1.02 + 1.1.11 1.2.2 + 1.3.1
G5 G11a
Blok
Les
1
20
1
1
1
21
22
23
H/N Lesdoelen H
Eindterm
Positioneren van de getallen tot en met 6 op de getallenlijn.
GO
OVSG
1.1.13
VVKBaO G12
- Hoeveelheden ordenen van weinig naar veel.
1.5
1.4.6
- De getallen ordenen.
1.5
1.4.6
- De getallen plaatsen op de getallenlijn.
1.5
1.4.6
- Positie verwoorden: … komt voor …, … komt na …, … staat tussen … en …
1.3
1.1.13 + 1.1.07 1.4.4
G2a
H
De getallen 5 en 6 correct schrijven.
1.5
1.1.11
G11a
H
Hoeveelheden leren ‘zien’ (onmiddellijk herkennen) en aantallen bepalen door te tellen of door verder te tellen.
OD 1.2 + 1.1
1.1.02
G5
H
Hoeveelheden tot en met 6 koppelen aan de getallen.
OD 1.2
1.1.02 + 1.1.11 1.1.2
G9a
H
De getallen tot en met 6 ordenen.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
De getallen tot en met 6 plaatsen op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
Realiseren en symboliseren van de hoeveelheden 5 en 6.
OD 1.2
1.1.02 + 1.1.11 1.2.1
- De getallen 5 en 6 correct schrijven.
1.5
1.1.11
1.2.1 + 1.2.2
Meten met natuurlijke maateenheden en het resultaat turven.
OD 2.6
1.2.02
2.2.2.2
H
1.2.1
G11a
MR7 + MR8 + MR9
1
24
H
Spelenderwijs kennismaken met de begrippen recht en gebogen.
OD 3.1
1.3.09
3.1.2
MK9a
H
Tellen t.e.m. 6.
1.1
1.1.03
1.1.3
G4
5 Blok 1
Blok 1
Blok
Les
1
25
H/N Lesdoelen
1
1
26
27
28
GO
OVSG
VVKBaO
H
Getallen tot en met 6 als hoeveelheid: hoeveelheden koppelen aan een getal en omgekeerd.
1.5
1.1.02 + 1.1.11 1.2.1 + 1.2.2
G9a
H
Rangorde: getallen verbinden in de juiste volgorde.
1.5
1.1.03
1.4.6
G2
H
Vergelijken met 5: meer dan/minder dan 5.
OD 1.2 + 1.1 + 1.5
1.1.07
1.1.2 + 1.1.3 + 1.4.6
H
Meer dan/minder dan/meest.
OD 1.2 + 1.1 + 1.5
1.1.07
1.1.2 + 1.1.3 + 1.4.6
G1
N
Een patroon voortzetten.
OD 3.4
1.3.08
3.1.3
MK2
H
Opdrachten met de begrippen links en rechts juist uitvoeren.
OD 3.1
1.3.01
3.5.1
H
Getallen tot en met 6 als hoeveelheid: hoeveelheden koppelen aan een getal en omgekeerd.
1.1
1.1.02 + 1.1.11 1.1.2 + 1.2.1
G9a
H
Rangorde: getallen verbinden in de juiste volgorde.
1.5
1.1.07
1.4.6
G2
H
Vergelijken met 5: meer dan/minder dan 5.
OD 1.2 + 1.1 + 1.5
1.1.07
1.4.3
G1
H
Meer dan/minder dan/meest.
OD 1.2 + 1.1 + 1.5
1.1.07
1.1.2 + 1.1.3 + 1.4.2 + 1.4.6
G1c
H
Getallen tot en met 6 als hoeveelheid: hoeveelheden koppelen aan een getal en omgekeerd.
1.5
1.1.02 + 1.1.11 1.2.1 + 1.2.2
G9a
H
Rangorde: getallen verbinden in de juiste volgorde.
1.5
1.1.03
1.4.6
G2
H
Vergelijken met 5: meer dan/minder dan 5.
OD 1.2 + 1.1 + 1.5
1.1.07
1.1.2 + 1.1.3 + 1.4.6
G1
H
Meer dan/minder dan/meest
OD 1.2 + 1.1 + 1.5
1.1.07
1.1.2 + 1.1.3 + 1.4.2 + 1.4.6
G1c
6 1
Eindterm
Blok
Les
2
1
2
2
2
2
2
3
4
5
H/N Lesdoelen H
H
Eindterm
Betekenis geven aan getallen tot en met 6.
GO
OVSG
1.1.05
VVKBaO G11a
- De verschillende aspecten van een getal ervaren.
1.2
1.1.05
1.5.1 + 1.5.4
G9
- De getallen 3, 5 en 6 correct schrijven.
1.5
1.1.11
1.2.1 + 1.2.2
G9a
In spelsituaties hoeveelheden tot en met 6 splitsen.
1.1.23
G13
- De splitsingen tot en met 6 met behulp van de schijfjes voorstellen en het resultaat benoemen.
1.1
1.1.23
1.1.2 + 1.10.4
G13
H
Vergelijken van hoeveelheden tot en met 6.
1.5
1.1.07
1.4.6
G1
H
De getallen tot en met 6 plaatsen op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G2
H
Oefenen van het splitsen tot en met 6.
1.1
1.1.23
1.1.2 + 1.10.4
G13
H
Realiseren van hoeveelheden tot en met 6.
N
Zelfstandig het nodige materiaal nemen en opruimen.
H
Een hoeveelheid bijdoen of wegdoen, deze handelingen verwoorden als erbij en eraf.
OD 1.4 + 1.9
1.1.23
1.9.1 + 1.9.2 + 1.9.3
B1
H
De symbolen + en - herkennen en als erbij, eraf verwoorden.
OD 1.4 + 1.3 + 1.9
1.1.24
1.9.1 + 1.9.4
B3
N
Herhalen van de begrippen meer dan, evenveel als en minder dan.
OD 1.1 + 1.5
1.1.07
1.4.2 + 1.4.6
G1
N
Tellen en terugtellen tot en met 6.
1.1.03
G6
N
Koppelen van getalbeelden aan getallen en hoeveelheden.
1.1.02 + 1.1.11 1.1.4 + 1.3.3
G9a
H
Hoeveelheden en getallen koppelen aan de gestructureerde voorstelling en omgekeerd.
1.1.02 + 1.1.11 1.1.4
G9a
1.1.02
G8 Do7k
7 Blok 2
Blok 2
Blok
Les
2
6
H/N Lesdoelen H
8 7
GO
OVSG
1.5
1.1.11
1.2.1 + 1.2.2
Realiseren en symboliseren van de hoeveelheden 1 en 2 in het getalboekje. - De getallen 1 en 2 correct schrijven.
2
Eindterm
VVKBaO G11a
- De getallen 1 en 2 koppelen aan het getalbeeld.
1.1.02 + 1.1.11 1.1.4 + 1.3.3
G9a
- De getallen 3, 4, 5 en 6 in het getalboekje koppelen aan het getalbeeld.
1.1.02 + 1.1.11 1.1.4 + 1.3.3
H
Hoeveelheden en getallen tot en met 6 koppelen aan de gestructureerde voorstelling en omgekeerd.
1.1.02 + 1.1.11 1.1.4
G9a
H
De getallen 1 en 2 correct schrijven.
1.5
1.1.11
1.2.1 + 1.2.2
G11a
1.1
1.1.23
1.1.3 + 1.10.4
G13
2
8
H
Hoeveelheden tot en met 6 splitsen.
2
9
H
De dagen van de week benoemen en aan elke dag een gebeurtenis koppelen.
2.4.5 + 2.4.6
MR66a
H
Verkennen van de begrippen ‘vandaag’, ‘morgen’ en ‘gisteren’.
2.4.10
MR66b
H
Blokkenpatronen van 4 blokken bekijken, vergelijken, vertellen waarin ze verschillen en nabouwen.
1.3.08
3.3.1
G8
H
Inoefenen van het splitsen van hoeveelheden tot en met 6.
1.1
1.1.23
1.10.4 + 1.1.3
G13
H
Een hoeveelheid bijdoen of wegdoen, deze handelingen verwoorden als erbij en eraf.
OD 1.4 + 1.9
1.1.23
1.9.1 + 1.9.2 + 1.9.3
B1
H
De symbolen + en - herkennen en verwoorden als erbij en eraf.
OD 1.4 + 1.3 + 1.9
1.1.24
1.9.1 + 1.9.4
B3d
H
Hoeveelheden en getallen tot en met 6 koppelen aan het getalbeeld en omgekeerd.
H
De symbolen = en ≠ gebruiken om vergelijkingen van hoeveelheden tot en met 6 voor te stellen.
H
De symbolen = en ≠ verwoorden als ‘evenveel’ en ‘niet evenveel’.
2
2
10
11
1.1.02 + 1.1.11 1.1.4
G9a
1.5 + 1.6
1.1.07
1.4.6 + 1.4.7
G1d
1.6
1.1.07
1.4.7
G1d
Blok
Les
2
12
2
2
2
13
14
15
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
1.5
1.1.11
1.2.1 + 1.2.2
G11a
H
Realiseren en symboliseren van de hoeveelheid 0 in het getalboekje.
H
Correct schrijven van de getallen 0 tot en met 6.
H
Hoeveelheden en getallen tot en met 6 koppelen aan het getalbeeld en omgekeerd.
H
Plaatsen van de getallen 0 tot en met 6 op de getallenlijn.
H
Ervaren dat even grote voorwerpen niet altijd evenveel wegen.
H
Voorwerpen ordenen van licht naar zwaar.
OD 2.2 + 2.3
1.2.13
2.2.1.2 + 2.2.1.3
MR6
H
Vergelijken van hoeveelheden tot en met 6.
1.5
1.1.07
1.4.6
G1
H
Herkennen en gebruiken van de getalbeelden tot en met 6.
1.1.02 + 1.1.11 1.1.4 + 1.3.3
H
De symbolen = en ≠ gebruiken om vergelijkingen van hoeveelheden tot en met 6 1.5 + 1.6 voor te stellen.
1.1.07
1.4.6 + 1.4.7
G1d
H
Hoeveelheden en getallen tot en met 6 splitsen.
1.1.23
1.1.3 + 1.10.4
G13
H
Schatten welk gewicht het zwaarts is.
N
Sportief de spelregels leren hanteren.
H
De munten van 1 euro, 2 euro en het biljet van 5 euro herkennen, onderscheiden en benoemen.
2.2
1.2.16
2.8.3
MR71
H
Bedragen tot en met 6 euro gepast betalen.
2.11
1.2.16
2.8.6
MR71
N
De term euro verwoorden en het symbool € herkennen.
2.2
1.2.16
2.8.3
MR71b
1.5
1.1.02 + 1.1.11 1.1.4 + 1.3.3
G9a
1.1.13
G12
1.4.6
1.2.12
1.1
MR64
1.2.12
MR64 Do7j
9 Blok 2
Blok 2
10
Blok
Les
2
16
2
2
2
17
18
19
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
Een hoeveelheid bijdoen of wegdoen, deze handelingen verwoorden als erbij en eraf.
OD 1.4 + 1.9
1.1.23
1.9.1 +1.9.2 + 1.9.3
B1
H
De symbolen + en - herkennen en als erbij, eraf verwoorden.
OD 1.4 + 1.3 + 1.6 + 1.9
1.1.24
1.9.1 +1.9.4 + 1.9.5
B3d
H
Deze handelingen op de getallenlijn visualiseren.
OD 1.4 + 1.9
1.1.23
1.9.2 + 1.9.3
B2
H
De rekentaal ‘erbij’ en verder springen enerzijds en 'eraf' en terugspringen anderzijds aan elkaar koppelen.
OD 1.4 + 1.9
1.1.23
1.9.1
N
Getalbeelden koppelen aan getallen en hoeveelheden en omgekeerd.
H
Hoeveelheden en getallen tot en met 6 koppelen aan het getalbeeld en omgekeerd.
1.1.02 + 1.1.11 1.1.4 + 1.3.3
G9a
1.5 + 1.6
1.1.02 + 1.1.11 1.4.6 + 1.4.7
G9a
H
De symbolen = en ≠ gebruiken.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1
H
De symbolen = en ≠ verwoorden als ‘evenveel’ en ‘niet evenveel’.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1d
H
Een hoeveelheid bijdoen of wegdoen, deze handelingen verwoorden als erbij en eraf.
OD 1.4 + 1.9
1.1.23
1.9.1 + 1.9.2 + 1.9.3
B1
H
De symbolen + en - herkennen en verwoorden als erbij en eraf.
OD 1.4 + 1.3 + 1.6 + 1.9
1.1.24
1.9.1 +1.9.4 + 1.9.5
B3d
H
Getallen tot en met 6: û als gegeven hoeveelheid benoemen
OD 1.2
1.1.11
1.1.2
G9a
û zelf een hoeveelheid realiseren
OD 1.2
1.1.02
1.1.2
G8
û koppelen aan de getalbeelden
1.1.02 + 1.1.11 1.1.4 + 1.3.3
û schrijven.
1.1.11
1.2.1
G11a
1.1.13
1.1.4 + 1.3.3
G12
H
De getallen tot en met 6 plaatsen op de getallenlijn.
H
Vergelijken van hoeveelheden tot en met 6 gebruik makend van de begrippen ‘evenveel’, ‘niet evenveel’, ‘(1 of 2) meer dan’, ‘(1 of 2) minder dan’, ‘meest’ en ‘minst' en van de symbolen = en ≠.
1.5 + 1.6
1.1.07
1.4.6 + 1.4.7
G1
H
Splitsen van hoeveelheden tot en met 6.
1.1
1.1.23
1.1.3 + 1.10.4
G13
Blok
Les
2
20
2
2
2
21
22
23
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
Verkennen van de begrippen 'voorste', 'middelste', 'achterste', 'vooraan', 'in het midden' en 'achteraan' in concrete situaties.
OD 3.1
1.3.01
3.5.1.1
G2 of MR1
H
Verkennen van de begrippen naar links/rechts en naar voren/achteren in concrete situaties.
OD 3.1
1.3.01
3.5.1.1
MK3
H
Eenvoudig regelmatig patroon naleggen en natekenen.
OD 3.4
1.3.08
3.1.3
MK2
H
Vergelijken van hoeveelheden tot en met 6, gebruik makend van de begrippen ‘evenveel’, ‘niet evenveel’, ‘(1 of 2) meer dan’, ‘(1 of 2) minder dan’, ‘meest’ en ‘minst’ en van de symbolen = en ≠.
1.5 + 1.6
1.1.07
1.4.6 + 1.4.7
G1
H
Splitsen van hoeveelheden tot en met 6.
1.1
1.1.23
1.1.3 + 1.10.4
G13
H
Een hoeveelheid bijdoen of wegdoen, deze handelingen verwoorden als erbij en eraf.
OD 1.4 + 1.9
1.1.23
1.9.1 + 1.9.2 + 1.9.3
B1
H
De symbolen + en - herkennen en verwoorden als erbij en eraf.
OD 1.3 + OD 1.4 + 1.6 + 1.9
1.1.24
1.9.1 +1.9.4 + 1.9.5
B3d
H
Het gewicht van 2 voorwerpen vergelijken en daarbij de begrippen zwaarder, lichter en even zwaar gebruiken.
OD 2.2 + 2.3
1.2.13
2.2.1.2
MR1 + MR2 + MR3
H
Voorwerpen wegen met natuurlijke maateenheden.
OD 2.6
1.2.12
2.2.2.2
MR7
H
Ervaren dat hoe zwaarder de maat, hoe minder maateenheden nodig zijn en omgekeerd.
2.1
1.2.12
2.2.2.7
MR12
H
Het wegen verwoorden.
OD 2.2 + 2.3
1.2.12
2.2.1.2
MR1
N
Een balans gebruiken.
OD 2.6
1.2.15
2.2.2.2
MR23
H
Het aantal ogen op de dobbelsteen bepalen.
1.1.02
1.1.4
H
Een pion naar links, naar rechts, naar boven, naar onder evenveel vakjes verplaatsen als het aantal ogen dat men gooit.
1.3.03
3.5.1 + 3.6.1
OD 3.1 + 3.1
11 Blok 2
Blok 2
12
Blok
Les
2
24
2
2
2
25
26
27
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG 1.1.2
VVKBaO
H
Een gegeven hoeveelheid tot en met 6 benoemen.
OD 1.2
1.1.02
H
Realiseren van hoeveelheden tot en met 6.
1.5
1.1.02
G8
G9
H
Hoeveelheden tot en met 6 koppelen aan de getalbeelden.
1.1.02 + 1.1.11 1.1.4 + 1.3.3
G9
H
Getallen, getalbeelden en hoeveelheden tot en met 6 plaatsen op de getallenlijn.
1.1.13
1.1.4 + 1.3.3
G12
H
Vergelijken van hoeveelheden tot 6, gebruik makend van de begrippen ‘meer dan’, ‘minder dan’, ‘meest’ en ‘minst’.
1.5
1.1.07
1.4.6
G1
H
De symbolen = en ≠ gebruiken om vergelijkingen van hoeveelheden tot 6 voor te stellen.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1
H
Splitsen van hoeveelheden tot en met 6.
1.1
1.1.23
1.1.3 + 1.10.4
G13
H
Een gegeven hoeveelheid tot en met 6 benoemen.
1.1
1.1.02
1.1.3
G9
H
Realiseren van hoeveelheden tot en met 6.
1.5
1.1.02
1.4.6
G8
H
Hoeveelheden tot en met 6 koppelen aan de getalbeelden.
1.1.02
1.1.4 + 1.3.3
G9
H
Getallen, getalbeelden en hoeveelheden tot en met 6 plaatsen op de getallenlijn.
1.1.13
1.1.4 + 1.3.3
G12
H
Vergelijken van hoeveelheden tot en met 6 door gebruik te maken van de begrippen ‘meer dan’, ‘minder dan’, ‘meest’, ‘minst’.
1.5
1.1.07
1.4.6
G1
H
De symbolen = en ≠ gebruiken.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1
H
Splitsen van hoeveelheden tot en met 6.
1.1
1.1.23
1.1.3 + 1.10.4
G13
H
Een gegeven hoeveelheid tot en met 6 benoemen.
1.1
1.1.02
1.1.3
G9
H
Realiseren van hoeveelheden tot en met 6.
1.5
1.1.02
1.4.6
G8
H
Hoeveelheden tot en met 6 koppelen aan de getalbeelden.
1.1.02
1.1.4 + 1.3.3
G9
H
Vergelijken van hoeveelheden tot 6, gebruik makend van de begrippen ‘meer dan’, ‘minder dan’, ‘meest’, ‘minst’.
1.5
1.1.07
1.4.6
G1
H
De symbolen = en ≠ gebruiken om vergelijkingen van hoeveelheden tot 6 voor te stellen.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1
H
Splitsen van hoeveelheden tot en met 6.
1.1
1.1.23
1.1.3 + 1.10.4
G13
H
Getallen, getalbeelden en hoeveelheden tot en met 6 plaatsen op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
Blok
Les
3
1
3
3
3
3
2
3
4
5
H/N Lesdoelen H
Hoeveelheden tot en met 10 koppelen aan de getallen en omgekeerd.
H
Getallen tot en met 10 lezen, herkennen, koppelen aan Roefie Rups, aan het getalbeeld en de getallen plaatsen op een getallenlijn.
H
H
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
1.1.02 + 1.1.11
G9
1.5
1.1.11 + 1.1.13 1.1.4.+ 1.3.3 + 1.4.6
G12
De positie verwoorden als … komt voor…, … komt achter…en … staat tussen.
1.1
1.1.13
G2
Realiseren en symboliseren van de hoeveelheden 7 en 8 in het getalboekje.
1.5
1.1.02
- De getallen 7 en 8 correct schrijven.
1.1.11
1.1.3
G9 1.2.1 + 1.2.2
G11
13
- De getallen 7 en 8 koppelen aan het getalbeeld.
1.1.02 + 1.1.11 1.1.4 + 1.3.3
G11
N
De getalbeelden van 7 tot en met 10 herkennen als 5 en …
1.1.23
G13
H
Hoeveelheden tot en met 10 koppelen aan de getallen en omgekeerd.
1.5
1.1.02 + 1.1.11 1.4.6
G9
H
Getallen tot en met 10 lezen, herkennen, koppelen aan Roefie Rups, aan het getalbeeld en deze getallen op een getallenlijn positioneren.
1.5
1.1.11 + 1.1.13 1.1.4.1 + 1.3.3
G12
H
Oefenen van het correct schrijven van de getallen 7 en 8.
1.5
1.1.11
G11
H
Hoeveelheden schatten t.o.v. 10 en verwoorden als meer dan of minder dan 10 na ze te groeperen per 10.
1.1.03 + 1.1.07
H
In spelsituaties hoeveelheden tot en met 10 splitsen met aandacht voor de splitsing van 10 in 5 en 5.
1.1.23
H
De splitsingen verwoorden als ‘x verdeeld in y en z’.
H
Erbij-verhalen tot en met 10 visualiseren met de plusbus.
H
De erbij-handeling weergeven met het + -symbool.
OD 1.4 + 1.6 + 1.9
1.1.24
1.9.1 + 1.9.3 + 1.9.5
B2
H
Bij een plusbus tot en met 6 de rekenzin noteren.
OD 1.4 + 1.6 + 1.9
1.1.23
1.9.2 + 1.9.5
B3d
H
Bij een rekenzin tot en met 6 de plusbus visualiseren.
OD 1.4
1.1.23
1.9.2
N
Kennismaken met de term ‘plus’.
1.3 + 1.9
1.1.24
1.9.4
1.1
1.1.23
1.1.4 + 1.3.3
1.2.1.1 + 1.2.2
G10
1.10.4 + 1.1.3
1.1.23
G13a
B1
B3c
Blok 3
Blok 3
14
Blok
Les
3
6
3
3
3
7
8
9
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
Optellen tot en met 6 visualiseren met de getallendoos.
OD 1.4
1.1.23
1.9.2
B2
H
De rekenzin correct verwoorden.
1.6 + 1.9
1.1.23
1.9.5
B2
H
Splitsen tot en met 10 op schematisch niveau.
1.1
1.1.23
1.10.4 + 1.1.3
G13a
H
De splitsingen tot en met 10 noteren in een splitsschema.
1.1
1.1.23
1.10.4 + 1.1.3
G13a
H
Bij een plusbus tot en met 6 de rekenzin noteren.
OD 1.4 + 1.6 + 1.9
1.1.23
1.9.2 + 1.9.5
B2
H
Bij een rekenzin tot en met 6 de plusbus visualiseren.
OD 1.4
1.1.23
1.9.2
B2
H
Optellen tot en met 6 automatiseren.
1.10
1.1.30
1.10.1
B9a
H
De koppeling tussen hoeveelheid, getal en getalbeeld inoefenen.
1.1.02 + 1.1.11 1.1.4 + 1.3.3
G9
H
De 5-structuur herkennen in de getalbeelden van de getallen > 5 en < 11.
1.1.02
G8
H
Vergelijken van de hoeveelheid 6 (7) als 1 (2) meer dan 5, 4 (3) als 1 (2) minder dan 5 en 9 (8) als 1 (2) minder dan 10 in het getalbeeld en op de getallenlijn.
OD 1.1
1.1.23 + 1.1.02 1.1.4 + 1.4.2
G1c
H
Vergelijken van de hoeveelheden tot en met 10: meer dan, minder dan en evenveel als d.m.v. de 1-1 relatie.
OD 1.1
1.1.07
1.1.4 + 1.4.2
G1c
H
Eraf-verhalen tot en met 10 visualiseren met de minbus.
OD 1.4 + 1.3 + 1.9
1.1.23
1.9.2 + 1.9.4
B1
H
De eraf-handeling weergeven met het – -symbool.
OD 1.4 + 1.6 + 1.9
1.1.24
1.9.1 + 1.9.3 + 1.9.5
B13d
H
Bij een minbus tot en met 6 de rekenzin noteren.
OD 1.4 + 1.6 + 1.9
1.1.23
1.9.2 + 1.9.5
B2
H
Bij een rekenzin tot en met 6 de minbus visualiseren.
OD 1.4
1.1.23
1.9.2
B2
H
Aftrekken tot en met 6 visualiseren met de getallendoos.
OD 1.4
1.1.23
1.9.2
B2
H
De rekenzin correct verwoorden.
1.6 + 1.9
1.1.23
1.9.5
B2
N
Kennismaken met de term ‘min’.
1.3 + 1.9
1.1.24
1.9.4
B3c
1.1.4 + 1.3.3
Blok
Les
3
10
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
Positioneren van de getallen tot en met 10 op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
Bij een minbus tot en met 6 de rekenzin noteren.
OD 1.4 + 1.6 + 1.9
1.1.23
1.9.2 + 1.9.5
B2
H
Bij een rekenzin tot en met 6 de minbus visualiseren.
OD 1.4
1.1.23
1.9.2
B2
H
Optellen en aftrekken tot en met 6 automatiseren.
1.10
1.1.30
1.10.3
B9
OD 2.6
1.2.02
2.2.2.2
MR9
3
11
H
Meten met natuurlijke maateenheden en het resultaat turven.
3
12
H
Realiseren en symboliseren van de hoeveelheden 9 en 10 in het getalboekje. - De getallen 9 en 10 correct schrijven.
1.1.02 1.5
- De getallen 9 en 10 koppelen aan het getalbeeld.
3
3
13
14
1.1.11
G9 1.2.1 + 1.2.2
G11
1.1.02 + 1.1.11 1.1.4 + 1.3.3
G9
H
De helft nemen van aantallen tot en met 10 in speelse situaties.
OD 1.4
1.1.23
1.6.1 + 1.6.2 + 1.6.3
B1
H
Ervaren dat de helft nemen van oneven aantallen onmogelijk is.
OD 1.4
1.1.23
1.6.2
B1
H
Het dubbele nemen van aantallen tot en met 5 in speelse situaties.
1.1.23
1.6.3
B1
H
Inoefenen van het correct schrijven van de getallen 9 en 10.
1.5
1.1.11
1.2.1 + 1.2.2
G11
H
De helft nemen van aantallen tot en met 10 in speelse situaties.
OD 1.4
1.1.23
1.6.1 + 1.6.2 + 1.6.3
B1
H
Het dubbele nemen van aantallen tot en met 5 in speelse situaties.
1.1.23
1.6.3
B1
H
Optellen tot en met 6 automatiseren.
1.1.30
1.10.1
B9
H
Hoeveelheden en getallen tot en met 10 koppelen aan het getalbeeld en omgekeerd.
1.10
1.1.02 + 1.1.11 1.1.4 + 1.3.3
G9
15 Blok 3
Blok 3
16
Blok
Les
3
15
3
3
3
3
16
17
18
19
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
De munten van 1 euro, 2 euro en de biljetten van 5 euro en 10 euro herkennen, onderscheiden en benoemen.
2.2
1.2.16
2.8.3
MR71a
H
Bedragen tot en met 10 euro gepast betalen op verschillende manieren.
2.11
1.2.16
2.8.6
MR72
H
In een reeks gelegde gelijke bedragen, het bedrag aanduiden met het kleinste aantal munten of biljetten.
2.11
1.2.16
2.8.6
H
Vaststellen dat niet alleen het aantal maar ook de waarde van de munten belangrijk is.
2.2
1.2.16
2.8.3
MR3
N
De term euro verwoorden en het symbool € herkennen.
2.2
1.2.16
2.8.3
MR71b
H
2 hoeveelheden vergelijken.
1.1.07
1.4.3
G1
H
De vergelijking verwoorden als is minder dan, is meer dan of is evenveel als.
OD 1.1 + 1.5
1.1.07
1.4.2 + 1.4.6
G1b
H
Het symbool < verwoorden als … is minder dan … en het symbool > verwoorden als … is meer dan …
1.6
1.1.07
1.4.7
G1d
H
De symbolen tussen 2 getallen zetten.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1d
H
Werken met euro’s tot en met 10.
2.2
1.1.16
2.8.3
H
De symbolen < en > juist gebruiken.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1d
H
De symbolen = en ≠ juist gebruiken.
1.6
1.1.24
1.4.7
G1d
H
Optellen en aftrekken tot en met 6 automatiseren.
1.6
1.1.30
1.4.7
B9
H
Oefeningen van het type + 1, + 2, - 1, - 2 tot en met 10 visualiseren.
1.10
1.1.23
1.10.1
B2
H
De erbij-handeling weergeven met het + -symbool en de eraf-handeling met het – -symbool.
1.6 + 1.9
1.1.24
1.9.5
B2
H
De rekenzin tot en met 10 noteren.
1.6 + 1.9
1.1.23
1.9.5
B2
H
De rekenzin tot en met 10 visualiseren met behulp van de getallendoos.
1.6 + 1.9
1.1.23
1.9.5
B2
H
Ervaringen opdoen met spiegelen door zelf in de spiegel te kijken en door elkaars spiegelbeeld te spelen.
3.6
3.4.4
MK36
H
Spiegelen van eenvoudige patronen.
3.4.6
MK36
Blok
Les
3
20
3
3
21
22
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
1.9.5
B2
H
De rekentaal ‘erbij’ en verder springen enerzijds en ‘eraf’ en terug springen anderzijds aan elkaar koppelen.
1.6 + 1.9
1.1.23
H
De gesprongen bewerking op de getallenlijn wiskundig juist noteren met de symbolen + en -.
OD 1.4 + 1.9
1.1.23 + 1.1.24 1.9.2
B2b
H
De wiskundige bewerking visualiseren op de getallenlijn.
1.6 + 1.9
1.1.23
1.9.5
B2b
H
Oefeningen van het type + 1, - 1, + 2, - 2 tot en met 10 visualiseren en noteren.
1.10
1.1.23
1.10.1
B2
H
Spiegelen van eenvoudige patronen.
3.6
3.4.6
MK36
H
In spelsituaties hoeveelheden tot en met 10 splitsen.
1.1
1.1.23
1.10.4 + 1.1.3
G13
H
Optellen en aftrekken tot en met 6 automatiseren.
1.10
1.1.30
1.10.1 + 1.10.3 B9
H
De wiskundige bewerking visualiseren op de getallenlijn.
1.6 + 1.9
1.1.23
1.9.5
B2
H
Optellen en aftrekken tot en met 10 visualiseren met de getallendoos.
1.6 + 1.9
1.1.23
1.9.5
B2
H
De rekenzin correct verwoorden.
1.6 + 1.9
1.1.23
1.9.5
B2
H
Optellen en aftrekken tot en met 6 automatiseren.
1.10
1.1.30
1.10.1 + 1.10.3 B9
17
3
23
H
De helft en het dubbele nemen tot en met 10 in speelse situaties.
OD 1.4
1.1.23
1.6.1 + 1.6.2 + 1.6.3
B1
3
24
H
De getallen tot en met 10 als hoeveelheid correct benoemen.
1.1
1.1.11
1.1.3
G9
H
De rangorde van de getallen tot en met 10 bepalen op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G11
H
Hoeveelheden tot en met 10 splitsen.
1.1
1.1.23
1.1.3 + 1.10.4
G13
H
De symbolen > en < correct tussen 2 getallen zetten.
1.6
1.1.07
1.4.7
B1
H
Optellen en aftrekken tot en met 10 van het type + 1, + 2, - 1, - 2 waarbij de rekenzin genoteerd wordt.
1.10
1.1.23
1.10.1
B3b
H
Optellen en aftrekken tot en met 6 automatiseren.
1.10
1.1.30
1.10.1 + 1.10.3 B9
N
Een bedrag tot 10 euro gepast betalen op verschillende manieren.
2.11
1.2.16
2.8.6
MR71
N
Spiegelen van eenvoudige patronen.
3.4.6
MK36
Blok 3
Blok 3
18
Blok
Les
3
25
3
3
26
27
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
De getallen tot en met 10 als hoeveelheid correct benoemen.
1.1
1.1.11
1.1.3
G9
H
De rangorde van de getallen tot en met 10 bepalen op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G11
H
Hoeveelheden tot en met 10 splitsen.
1.1
1.1.23
1.10.4 + 1.1.3
G13
H
De symbolen > en < correct plaatsen tussen 2 getallen.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1d
H
Optellen en aftrekken tot en met 10 van het type + 1, + 2, - 1, - 2 waarbij de rekenzin genoteerd wordt.
1.10
1.1.23
1.10.1
B2
H
Optellen en aftrekken tot en met 6 automatiseren.
1.10
1.1.30
1.10.1 + 1.10.3 B9
H
De getallen tot en met 10 als hoeveelheid correct benoemen.
1.1
1.1.11
1.1.3
G9
H
De rangorde van de getallen tot en met 10 bepalen op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G11
H
Hoeveelheden tot en met 10 splitsen.
1.1
1.1.23
1.10.4 + 1.1.3
G13
H
De symbolen > en < correct tussen 2 getallen zetten.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1d
H
Optellen en aftrekken tot en met 10 van het type + 1, + 2, - 1, - 2 waarbij de rekenzin genoteerd wordt.
1.10
1.1.23
1.10.1
B2
H
Optellen en aftrekken tot en met 6 automatiseren.
1.10
1.1.30
1.10.1 + 1.10.3 B9
Blok
Les
4
1
4
4
4
2
3
4
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
1.1.08
1.1.4 + 1.3.3 + 1.3.5
G10
H
De structuur van de getallen tot en met 12 ontdekken door te groeperen per 10.
H
Het resultaat van het groeperen verwoorden en noteren.
1.5
1.1.08
1.2.2 + 1.3.5
G10
H
Ervaren dat de waarde van het cijfer 1 afhankelijk is van de plaats in het getal.
1.5
1.1.08
1.3.4
G10
H
Roefie Rups, getalbeeld, getal en hoeveelheid tot en met 12 aan elkaar koppelen.
1.5
1.1.02 + 1.1.11 1.1.4 + 1.3.3
G9
N
Positioneren van de getallen tot en met 12 op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
N
Schatten of een ongestructureerde hoeveelheid meer dan 5, minder dan 5 (10) of evenveel als 5 (10) is.
OD 1.2
1.1.07
1.1.2
G1
N
Tellen t.e.m. 10 en terug.
1.1
1.1.03
1.1.3
G6
H
Eenvoudige patronen leggen en kleuren met vierhoekige vormen.
OD 3.4 + 1.1
1.3.08
1.7 + 3.1.3
MK14
H
De term vierhoekig gebruiken.
H
Het begrip ‘hoek’ ervaren door hoeken te tellen, voelen en construeren.
H
De gestructureerde voorstelling van de getallen tot en met 12 inoefenen.
H
Hoeveelheden tot en met 12 tekenen.
H
Roefie Rups, getalbeeld, getal en hoeveelheid tot en met 12 aan elkaar koppelen.
H
De structuur van de getallen tot en met 12 aantonen door te kleuren.
H
De getallen 3, 5, 7, 8, 9, 10 en 12 correct schrijven.
H
1.3.15 3.2a
MK14
19
1.3.11
3.1.7
MK13
1.1.08
1.1.4
G10
1.1
1.1.02
1.1.3
G9
1.5
1.1.02 + 1.1.11 1.1.4 + 1.3.3
G9
1.1.08
1.1.4 + 1.3.3 + 1.3.5
G9
1.5
1.1.11
1.2.1 + 1.2.2
G11
Optellingen tot en met 10 materialiseren met de getallendoos.
1.10
1.1.23
1.10.1
B2
H
Optellingen tot en met 10 schematisch voorstellen op de getallenlijn.
1.10
1.1.23
1.10.1
B3
H
De handeling verwoorden.
OD 1.4 + 1.9
1.1.23
1.9.3
B2
H
De rekenzin noteren.
OD 1.4 + 1.6 + 1.9
1.1.23
1.9.2 + 1.9.5
B2
N
Ervaren van de wisseleigenschap.
1.11 + 1.13 + 1.14
1.1.08 + 1.1.09 1.11.2
B4a
Blok 4
Blok 4
20
Blok
Les
4
5
4
4
4
6
7
8
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
Bepalen van het verschil waarbij het aftrektal maximaal 10 is en dit materialiseren met de getallendoos.
1.10
1.1.23
1.10.3
B2
H
Bepalen van het verschil waarbij het aftrektal maximaal 10 is en dit schematisch voorstellen op de getallenlijn.
1.10
1.1.23
1.10.3
B3
H
De handeling verwoorden.
OD 1.4 + 1.9
1.1.23
1.9.3
B2
H
De rekenzin noteren.
OD 1.4 + 1.6 + 1.9
1.1.23
1.9.2 + 1.9.5
B2
H
Voorwerpen van verschillende lengte meten met natuurlijke maateenheden en het resultaat turven.
OD 2.6
1.2.02
2.2.2.2
MR9
H
Vaststellen dat hoe kleiner de maateenheid is, hoe groter het maatgetal wordt.
2.1
1.2.02
2.2.2.7
MR12
H
Vaststellen dat hoe groter de maateenheid is, hoe kleiner het maatgetal wordt.
2.1
1.2.02
2.2.2.7
MR12
H
Ervaren dat een vaste maateenheid nodig is.
2.1 + 2.2
1.2.02
2.2.3.1
H
Realiseren en symboliseren van de hoeveelheden 11 en 12 in het getalboekje.
1.1.02 + 1.1.11
G9
- De getallen 11 en 12 correct schrijven.
1.5
1.1.11
1.2.1 + 1.2.2
G11
- De getallen 11 en 12 koppelen aan het getalbeeld.
1.5
1.1.02 + 1.1.11 1.1.4 + 1.3.3
G10
H
Optellen tot en met 10.
1.10
1.1.30
1.10.1
B9a
H
Bepalen van het verschil waarbij het aftrektal maximaal 10 is.
1.10
1.1.30
1.10.3
B9a
H
De rangorde van de getallen tot en met 12 bepalen op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
1, 2, 10, 11 en 12 aanwijzen op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
Inzien dat 11 en 12 verder zijn dan 10 door ze te situeren op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
De waarde van het cijfer 1 in de getallen 1, 10, 11 en 12 voorstellen en verwoorden.
1.5
1.1.08
1.3.4
G10
H
De rangorde van de getallen en hoeveelheden tot en met 12 bepalen op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
De structuur van de getallen tot en met 12 aantonen door te kleuren.
1.1.08
1.1.4 + 1.3.3 + 1.3.5
G13
H
Tellen met sprongen van 2 op de getallenlijn.
1.1
1.1.03
1.1.3
G6
N
Schatten of een hoeveelheid meer of minder is dan 10.
OD 1.2
1.1.07
1.1.2
G1
Blok
Les
4
9
4
4
4
4
10
11
12
13
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
1.1.30
1.10.2
B9a
H
Aanvullen tot 10 (bv. 7 + . = 10).
H
Wegnemen van 11 en 12 tot 10 (bv. 12 – . = 10).
1.13 + 1.23
1.1.30
1.12.1
B12b
H
Optellen tot en met 10.
1.10
1.1.30
1.10.1
B9a
H
Bepalen van het verschil waarbij het aftrektal maximaal 10 is.
1.10
1.1.30
1.10.3
B12b
H
Aanvullen tot 10.
1.1.30
1.10.2
B9a
H
Wegnemen van 11 en 12 tot 10.
1.1.30
1.12.1
B12b
H
Schatten of een hoeveelheid minder is dan 10.
OD 1.2
1.1.07
1.1.2
G1
H
De rangorde van de getallen en hoeveelheden tot en met 12 bepalen op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
De getallen 5 en 8 correct schrijven.
1.5
1.1.11
1.2.1 + 1.2.2
G11
H
De getallen t.e.m. 12 situeren op de getallenlijn.
1.5
1.1.3
1.4.6
G12
H
De splitsingen tot en met 10 vastzetten.
1.1
1.1.30
1.1.2 + 1.10.4
G13a
H
De splitsingen tot en met 10 noteren in een splitsschema.
1.1
1.1.30
1.1.2 + 1.10.4
G13a
1.13 + 1.23
21
H
Oefenen van het optellen tot en met 10.
1.10
1.1.30
1.10.1
B9a
H
Oefenen van het bepalen van het verschil waarbij het aftrektal maximaal 10 is.
1.10
1.1.30
1.10.3
B12a
H
Oefenen van het aanvullen tot 10.
1.1.30
1.10.2
B9a
H
Wegnemen van 11 en 12 tot 10 inoefenen.
1.13 + 1.23
1.1.30
1.12.1
B12b
H
Oefeningen van het type 10 + 1, 10 + 2, 10 – 1 en 10 – 2 maken.
1.10 + 1.13 + 1.23
1.1.30
1.10.2 + 1.10.1
H
De inhoud meten van verschillende voorwerpen met natuurlijke maateenheden.
OD 2.6
1.2.09
2.2.2.2
MR9
H
Vaststellen dat hoe kleiner de maateenheid is, hoe groter het maatgetal wordt.
2.1
1.2.09
2.2.2.7
MR12
H
Vaststellen dat hoe groter de maateenheid is, hoe kleiner het maatgetal wordt.
2.1
1.2.09
2.2.2.7
MR12
H
Ervaren dat een vaste maateenheid nodig is.
2.1
1.2.09
2.2.2.7
MR8
Blok 4
Blok 4
22
Blok
Les
4
14
4
4
15
16
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
De splitsingen tot en met 10 inoefenen en noteren in een splitsschema.
1.1
1.1.30
1.1.2 + 1.10.4
G13a
H
Optellen tot en met 10.
1.10
1.1.30
1.10.1
B9a
H
Bepalen van het verschil waarbij het aftrektal maximaal 10 is.
1.10
1.1.30
1.10.3
B12
H
Aanvullen tot 10.
1.1.30
1.10.2
B9a
H
Wegnemen van 11 en 12 tot 10.
1.13 + 1.23
1.1.30
1.12.1
B12b
H
Oefeningen van het type 10 + 1, 10 + 2, 10 – 1 en 10 – 2 maken.
1.10 + 1.13 + 1.23
1.1.30
1.10.2 + 1.10.1
H
Tellen met sprongen van 1 en 2 op de getallenlijn.
1.1
1.1.03
1.1.3
G6
N
Eenvoudige patronen kleuren met vierhoekige vormen.
OD 3.4 + 1.1
1.3.15
1.7 + 3.1.3
MK14
H
2 hoeveelheden vergelijken.
1.5
1.1.07
1.4.6
G1b
H
De vergelijking verwoorden als is minder dan, is meer dan of is evenveel als.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1c
H
Het symbool < verwoorden als … is minder dan … en het symbool > verwoorden als … is meer dan …
1.6
1.1.07
1.4.7
G1d
H
Het symbool = verwoorden als … is evenveel als … en het symbool ≠ verwoorden 1.6 als … is niet evenveel als …
1.1.07
1.4.7
G1d
H
De symbolen plaatsen tussen 2 getallen.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1d
H
De positie van de getallen op de getallenlijn correct verwoorden.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
De rangorde van de getallen tot en met 12 bepalen op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
Driedimensionaal bewegen in de ruimte.
OD 3.1 + 3.1
1.3.01
3.6.1
MK4
H
De woorden links, rechts en rechtdoor koppelen aan een pijlenvoorstelling en omgekeerd.
OD 3.1 + 3.1
1.3.01
3.6.1
MK4
H
Een route volgen, aangegeven door woorden of pijlen.
OD 3.1 + 3.1
1.3.01
3.6.1
MK4
Blok
Les
4
17
4
4
4
18
19
20
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
Optellen tot en met 10.
1.10
1.1.30
1.10.1
B9a
H
Bepalen van het verschil waarbij het aftrektal maximaal 10 is.
1.10
1.1.30
1.10.3
B12b
H
Aanvullen tot 10.
1.1.30
1.10.2
B9a
H
Wegnemen van 11 en 12 tot 10.
1.13 + 1.23
1.1.30
1.12.1
B13
H
De symbolen >, <, = juist gebruiken.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1d
H
De splitsingen tot en met 6 vastzetten.
1.1
1.1.30
1.1.2 + 1.10.4
G13a
H
Inoefenen van de splitsingen van 7, 8, 9 en 10.
1.1
1.1.30
1.1.2 + 1.10.4
G13a
H
Bedragen tot en met 12 euro gepast betalen op verschillende manieren.
2.2
1.2.16
2.8.3
MR72
H
Bij het kopen van 1 artikel teruggeven als er te veel betaald wordt, door bij te tellen.
2.2
1.2.16
2.8.3
MR72
N
In een reeks gelegde gelijke bedragen het bedrag aanwijzen met het kleinste aantal munten of biljetten.
2.2
1.2.16
2.8.3
H
Ervaren van en inzien dat er een link is tussen + en –.
1.11
1.1.26
1.16.1
B8a
H
Ervaren van en inzicht verwerven in de wisseleigenschap.
1.11 + 1.13 + 1.14
1.1.08 + 1.1.09 1.11.2
B4a
H
Oefeningen van het type 10 + 1, 10 + 2, 10 – 1 en 10 – 2 maken.
1.10 + 1.13 + 1.23
1.1.30
1.10.2 + 1.10.1
N
Schatten of een hoeveelheid meer of minder is dan 10.
OD 1.2
1.1.07
1.1.2
G1
H
Herkennen en benoemen van driehoekige, vierhoekige en ronde vormen.
1.3.15
3.1.4
MK14
H
Knippen en puzzelen van driehoekige, vierhoekige en ronde vormen.
1.3.15
3.1.4
MK14
23 Blok 4
Blok 4
24
Blok
Les
4
21
4
22
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
Bedragen tot en met 12 euro gepast betalen op verschillende manieren.
2.2
1.2.16
2.8.3
MR72
H
Ervaren van en inzien dat er een link is tussen + en –.
2.2
1.1.26
2.8.3
B8a
H
Ervaren van en inzicht verwerven in de wisseleigenschap.
1.11 + 1.13 + 1.14
1.1.08 + 1.1.09 1.11.2
B4a
H
De splitsingen tot en met 6 vastzetten.
1.1
1.1.30
1.1.2 + 1.10.4
G13a
H
Oefenen van de splitsingen van 7, 8, 9 en 10.
1.1
1.1.30
1.1.2 + 1.10.4
G13a
N
Eenvoudige patronen kleuren met driehoekige, vierhoekige en ronde vormen.
OD 3.4 + 1.1
1.3.15
1.7 + 3.1.3
MK14
N
Herkennen van driehoekige, vierhoekige en ronde vormen.
1.3.15
3.1.4
MK14
H
De splitsingen tot en met 10 inoefenen en noteren in een splitsschema.
1.1
1.1.30
1.1.2 + 1.10.4
G13a
N
Roefie Rups, getalbeeld, getal en hoeveelheid tot en met 12 aan elkaar koppelen.
1.5
1.1.02 + 1.1.11 1.1.4 + 1.3.3
G11
N
De dagen van de week benoemen.
WO TIJD
2.4.5
MR66
N
De begrippen: vandaag, morgen, overmorgen, gisteren en eergisteren verwoorden en gebruiken.
WO TIJD
2.4.10
MR66
1.3.07
3.6.1
MK7
1.1.11
1.3.3
G11
4
23
H
De begrippen links(af) en rechts(af), en naar boven en naar beneden vanuit eigen positie gebruiken in de context van een plattegrond.
OD 3.1 + 3.1
4
24
H
De getallen tot en met 12 als hoeveelheid correct benoemen.
H
De rangorde van de getallen tot en met 12 bepalen op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
Hoeveelheden tot en met 10 splitsen.
1.1
1.1.30
1.1.2 + 1.10.4
G13a
H
De symbolen > en < correct plaatsen tussen 2 getallen.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1d
H
Optellen tot en met 10.
1.10
1.1.30
1.10.1
B9
H
Bepalen van het verschil waarbij het aftrektal maximaal 10 is.
1.10
1.1.30
1.10.3
B12
H
Aanvullen en wegnemen (1 en 2) tot 10.
1.1.30
1.10.2 + 1.10.5 B9a + B12a
H
Oefeningen van het type 10 + 1, 10 + 2, 10 – 1 en 10 – 2 maken.
1.1.30
1.10.2 + 1.10.1 B9b + B12b
N
De dagen van de week correct benoemen.
WO TIJD
2.4.5
MR66a
N
Bedragen tot en met 12 euro gepast betalen op verschillende manieren.
1.2.16
2.8.3
MR72
1.10 + 1.13 + 1.23 2.2
Blok
Les
4
25
4
4
26
27
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
1.1.11
1.3.3
G11
H
De getallen tot en met 12 als hoeveelheid correct benoemen.
H
De rangorde van de getallen tot en met 12 bepalen op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
Hoeveelheden tot en met 10 splitsen.
1.1
1.1.30
1.1.2 + 1.10.4
G13a
H
De symbolen > en < correct zetten tussen 2 getallen.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1d
H
Optellen tot en met 10.
1.10
1.1.30
1.10.1
B9a
H
Bepalen van het verschil waarbij het aftrektal maximaal 10 is.
1.10
1.1.30
1.10.3
B12a
H
Aanvullen en wegnemen (1 en 2) tot 10.
1.1.30
1.10.2 + 1.10.5 B9a
H
Oefeningen van het type 10 + 1, 10 + 2, 10 – 1 en 10 – 2 maken.
1.10 + 1.13 + 1.23
1.1.30
1.10.1 + 1.10.2 B9b + B12b
H
De getallen tot en met 12 als hoeveelheid correct benoemen.
1.1.11
1.3.3
G11
H
De rangorde van de getallen tot en met 12 bepalen op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
Hoeveelheden tot en met 10 splitsen.
1.1
1.1.30
1.1.2 + 1.10.4
G13a
H
De symbolen > en < correct tussen 2 getallen zetten.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1d
H
Optellen tot en met 10.
1.10
1.1.30
1.10.1
B9a
H
Bepalen van het verschil waarbij het aftrektal maximaal 10 is.
1.10
1.1.30
1.10.3
B12a
H
Aanvullen en wegnemen (1 en 2) tot 10.
1.1.30
1.10.2 + 1.10.5 B9a
H
Oefeningen van het type 10 + 1, 10 + 2, 10 – 1 en 10 – 2 maken.
1.10 + 1.13 + 1.23
1.1.30
1.10.2 + 1.10.1 B9b + B12b
25 Blok 4
Blok 5
26
Blok
Les
5
1
5
5
5
2
3
4
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
Hoeveelheden tot en met 20 groeperen per 10.
1.1.02
1.3.5
G10
H
De gegroepeerde hoeveelheden omschrijven als een groepje (zakje) van 10 en … losse of als 2 groepjes (zakjes) van 10.
1.1.08
1.3.5
G10
H
De getallen tot en met 20 lezen en schrijven.
1.5
1.1.11
1.2.1 + 1.2.2
G11
H
De getalbeelden tot en met 20 herkennen en benoemen.
1.5
1.1.02
1.1.4 + 1.3.3
G9
H
Hoeveelheden tot en met 20 koppelen aan een getal en omgekeerd.
H
De getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
H
1.1.02 + 1.1.11 1.3.3
G9
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
Hoeveelheden t.e.m. 20 vergelijken.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1d
H
De symbolen >, <, = verwoorden en hanteren.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1d
N
Hoeveelheden tot en met 20 groeperen per 10.
1.1.03
1.3.5
G9a
N
Getallen tot en met 20 koppelen aan de juiste hoeveelheid.
1.1.02 + 1.1.11 1.3.5
G11
H
Hoeveelheden tot en met 20 groeperen per 10.
1.1.03
G10
H
De getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.5
1.1.11 + 1.1.13 1.2.1 + 1.2.2 + 1.4.6
G11 + 12
H
De getalbeelden tot en met 20 herkennen en benoemen.
1.5
1.1.11
1.1.4 + 1.3.3
G19
H
Hoeveelheden tot en met 20 vergelijken met de symbolen >, <, =.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1d
H
De maateenheid ‘de meter’ invoeren.
2.1 + 2.2
1.2.03
2.2.3.1
MR16
H
De juiste notatie lezen en schrijven.
2.1 + 2.2
1.2.03
2.2.3.1
MR17
H
Een referentiemaat voor de meter invoeren.
2.3 + 2.8
1.2.03
2.2.3.18
MR18
H
De lengte van voorwerpen schatten t.o.v. de meter.
2.3 + 2.8
1.2.04
2.2.3.18
MR20
H
Afstanden en objecten meten met een meetlat.
1.2.03
2.2.3.3
MR23
H
De lengte verwoorden als precies 1 meter, korter dan 1 meter en langer dan 1 meter.
2.1 + 2.2
1.2.03
2.2.3.1
MR19
N
De meetlat correct en nauwkeurig hanteren.
2.1
1.2.03
2.2.3.3
MR23
N
Vaststellen dat hoe groter de maateenheid is, hoe kleiner het maatgetal wordt.
2.1
1.2.02
2.2.2.7
MR12
1.3.5
Blok
Les
5
5
5
5
5
6
7
8
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
27
H
Optellingen van het type T + E en E + T uitvoeren met behulp van materiaal.
1.13 + 1.23
1.1.23
1.11.1
B2
H
Optellingen van het type T + E voorstellen op de getallenlijn.
1.13 + 1.23
1.1.23
1.11.1
B2
H
Ervaren van de wisseleigenschap.
1.11 + 1.13 + 1.14
1.1.08 + 1.1.09 1.11.2
B4a
H
Aftrekkingen van het type TE – E = T en TE – T = E uitvoeren met behulp van materiaal.
1.13 + 1.23
1.1.23
1.12.1
B2
H
Aftrekkingen van het type TE – E = T voorstellen op de getallenlijn.
1.13 + 1.23
1.1.23
1.12.1
B2
H
Deze bewerkingen uitvoeren zonder materiaal.
1.13 + 1.30
1.1.30
1.11.1 + 1.12.1 B10
N
Optellen en aftrekken tot en met 10 al dan niet met behulp van materiaal, alle types.
1.10
1.1.23 + 1.1.30 1.10.1 + 1.10.3 B9a + B12a
H
De splitsingen van de getallen tot en met 10 noteren in een T-schema waarbij al dan niet 1 getal gegeven is.
1.1
1.1.23
1.1.2 + 1.10.4
G13a
H
Alle splitsingen van 4, 5, 6, 7 en 8 bepalen.
1.1
1.1.23
1.1.2 + 1.10.4
G13a
H
Optellen en aftrekken tot en met 20 zonder de brug, oefeningen van het type T + E, E + T, TE – E = T en TE – T = E.
1.13 + 1.23
1.1.30
1.11.1 + 1.12.1 B9b + B12b
H
Hoeveelheden tot en met 10 correct splitsen.
1.1
1.1.30
1.1.2 + 1.10.4
G13a
H
Automatiseren van de splitsingen tot en met 8.
1.1
1.1.30
1.1.2 + 1.10.4
G13a
H
Automatiseren van het optellen en aftrekken tot en met 10, alle types.
H
De getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
N
Automatiseren van optellingen en aftrekkingen tot en met 10.
1.10
1.1.30
1.10.1 + 1.10.3 B9
H
De helft nemen van even aantallen tot en met 12.
OD 1.4 + OD 2.4
1.1.23
1.6.1 + 1.6.2
B1
H
Verwoorden dat de helft nemen betekent: verdelen in 2 gelijke delen.
1.1.23
1.6.3
B1
H
Het resultaat verwoorden als: de helft van … is …
1.1.23
1.6.3
B2
N
Ervaren dat de helft nemen van oneven aantallen onmogelijk is.
1.1.04 + 1.1.23 1.6.1 + 1.6.2
1.1.30
B9
Blok 5
Blok 5
28
Blok
Les
5
9
5
5
5
10
11
12
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
Heen- en terugtellen tot en met 20.
1.1
1.1.03
1.1.3
G6
H
Heen- en terugtellen tot en met 20 met sprongen van 2.
1.1
1.1.03
1.1.3
G6
H
Heen- en terugtellen tot en met 20 met sprongen van 5.
1.1
1.1.03
1.1.3
G6
H
De sprongen voorstellen op de getallenlijn.
1.5
1.1.03 + 1.1.13 1.4.6
B2
H
De helft nemen van even aantallen tot en met 12.
OD 1.4 + OD 2.4
1.1.23
1.6.1 + 1.6.2
B1
H
Heen- en terugtellen tot en met 20 met sprongen van 2.
1.1
1.1.03
1.1.3
G6
H
Optellingen van het type T + E en E + T uitvoeren.
1.5
1.1.30
1.4.6
B10
H
Aftrekkingen van het type TE – E = T en TE – T = E uitvoeren.
1.13 + 1.23
1.1.30
1.12.1
B13
H
Automatiseren van de splitsingen tot en met 8.
1.1
1.1.30
1.1.2 + 1.10.4
G13a
H
Automatiseren van optellingen en aftekkingen t.e.m. 10.
1.10
1.1.30
1.10.1 + 1.10.3 B9
H
De getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
Hoeveelheden tot en met 20 vergelijken en verwoorden als: is 10 meer dan en is 10 minder dan.
1.5
1.1.09
1.4.6
G1
H
Oefenen van optellingen van het type T + E, E + T, TE – E = T en TE – T = E.
1.13 + 1.23
1.1.30
1.11.1 + 1.12.1 B10 + B13
H
Optellingen van het type T + E voorstellen op de getallenlijn.
1.13 + 1.23
1.1.23
1.11.1
B2b
H
Aftrekkingen van het type TE – E = T voorstellen op de getallenlijn.
1.13 + 1.23
1.1.23
1.12.1
B2b
H
Oefenen van het aanvullen tot 10.
1.1.30
1.10.2 + 1.10.5 B9
H
Wegnemen van 11 en 12 tot 10 inoefenen.
1.13 + 1.23
1.1.30
1.12.1
B13
H
Ervaren van de wisseleigenschap.
1.11 + 1.13 + 1.14
1.1.08 + 1.1.09 1.11.2
B4a
H
Een klok verkennen. De verschillende elementen benoemen en de functie ervan verwoorden.
2.1 + 2.2
1.2.21
2.4.12
MR68
H
Het uur aflezen op een klok tot op het uur nauwkeurig en verwoorden als precies … uur, iets voor … uur en iets over … uur.
2.1 + 2.2
1.2.21
2.4.12
MR69
Blok
Les
5
13
5
5
5
14
15
16
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
De maateenheid ‘de liter’ invoeren.
2.1 + 2.2
1.2.10
2.2.3.1
MR16
H
De juiste notatie lezen en schrijven.
2.1 + 2.2
1.2.10
2.2.3.1
MR17
H
Een referentiemaat voor de liter invoeren.
2.3 + 2.8
1.2.10
2.2.3.18
MR18
H
De inhoud van voorwerpen schatten t.o.v. de liter.
2.3 + 2.8
1.2.11
2.2.3.18
MR20
H
Inhouden meten met een litermaat.
1.2.10
2.2.3.3
MR23
H
De inhoud verwoorden als precies 1 liter, meer dan 1 liter, minder dan 1 liter.
1.2.10
2.2.3.3
MR19
N
Vaststellen dat hoe groter de maateenheid is, hoe kleiner het maatgetal wordt.
2.1
1.2.02
2.2.2.7
MR12
H
Hoeveelheden tot en met 20 groeperen per 10.
2.1
1.1.02
2.2.2.7
G10
H
De hoeveelheden tot en met 20 koppelen aan een getal en omgekeerd.
H
Oefenen van optellingen en aftrekkingen van het type T + E, E + T, TE – E = T en TE – T = E.
H
Oefenen van het aanvullen tot 10.
H
Oefenen van het optellen en aftrekken tot en met 10, alle types.
H
1.1.02 + 1.1.11 1.3.3 1.13 + 1.23
1.1.30
G9
1.11.1 + 1.12.1 B9b + B12b
1.1.30
B9
1.10
1.1.30
1.10.1 + 1.10.3 B9
Het uur aflezen op een klok.
2.1 + 2.2
1.2.21
2.4.12
MR69
H
Automatiseren van de splitsingen tot en met 8.
1.1
1.1.11
1.1.2 + 1.10.4
G13a
N
De getallen tot en met 20 correct schrijven.
1.5
1.2.1 + 1.2.2
G11
H
Optellingen van het type TE + E = TE uitvoeren met behulp van materiaal.
1.13 + 1.23
1.1.23
1.11.1
B10
H
De bewerkingen voorstellen op de getallenlijn.
1.13 + 1.23
1.1.23
1.11.1
B2b
N
Aanvullen tot 10 (bv. 7 + . = 10).
1.1.30
1.10.2
B9
H
Aftrekkingen van het type TE – E = TE oplossen met materiaal.
1.13 + 1.23
1.1.23
1.12.1
B13
H
De bewerkingen voorstellen op de getallenlijn.
1.13 + 1.23
1.1.23
1.12.1
B2b
N
Wegnemen tot 10.
1.13 + 1.23
1.1.30
1.12.1
B12
29 Blok 5
Blok 5
30
Blok
Les
5
17
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
De splitsingen tot en met 10 correct oplossen.
1.1
1.1.30
1.1.2 + 1.10.4
G13a
H
Automatiseren van de splitsingen tot en met 8.
1.1
1.1.30
1.1.2 + 1.10.4
G13a
H
Aanvullen tot 10.
1.1.30
1.10.2
B9a
H
Aftrekkingen van het type TE – E = TE oplossen met materiaal.
1.13 + 1.23
1.1.23
1.12.1
B12b
H
Optellingen van het type TE + E = TE uitvoeren met materiaal.
1.13 + 1.23
1.1.23
1.11.1
B9b
H
De bewerkingen voorstellen op de getallenlijn.
1.13 + 1.23
1.1.23
1.12.1
B2b
3.7.1
MK46
5
18
H
Verkennen van en experimenteren met schaduwbeelden.
5
19
H
De verschillende munten en biljetten tot en met 20 herkennen en benoemen.
2.2
1.2.16
2.8.3
MR71
H
Bedragen tot en met 20 euro op verschillende manieren gepast betalen.
2.2
1.2.16
2.8.3
MR72
H
Bij het kopen van 1 artikel teruggeven als er teveel betaald wordt door bij te tellen.
2.2
1.2.16
2.8.3
MR72
H
Alle splitsingen van 9 systematisch bepalen.
1.1
1.1.23
1.1.2 + 1.10.4
G13a
H
De splitsingen t.e.m. 10 correct oplossen wanneer 1 van de 2 delen gegeven is.
1.1
1.1.30
1.1.2 + 1.10.4
G13a
H
Vlot en correct splitsen tot en met 10 als 1 van de 2 delen gegeven is.
1.1
1.1.30
1.1.2 + 1.10.4
G13a
N
Omgaan met tijdsdruk.
5
5
20
21
Blok
Les
5
22
5
5
23
24
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
31
H
Roefie Rups, getalbeeld, getal en hoeveelheid tot en met 20 aan elkaar koppelen.
1.5
1.1.02 + 1.1.11 1.1.4 + 1.3.3
G11
H
Hoeveelheden tot en met 10 correct splitsen.
1.1
1.1.30
1.1.2 + 1.10.4
G13a
H
Automatiseren van de splitsingen tot en met 8.
1.1
1.1.30
1.1.2 + 1.10.4
G13a
H
Optellen tot en met 10.
1.10
1.1.30
1.10.1
B9a
H
Bepalen van het verschil waarbij het aftrektal maximaal 10 is.
1.10
1.1.30
1.10.3
B12a
H
Aanvullen tot 10.
1.1.30
1.10.2
B9a
H
Wegnemen van 11 en 12 tot 10.
1.13 + 1.23
1.1.30
1.12.1
B12b
H
De helft nemen van even aantallen tot en met 12.
OD 1.4 + 2.4
1.1.23
1.6.1 + 1.6.2 + 1.6.3
B1
H
Het dubbele nemen van aantallen tot en met 6.
1.1.23
1.6.3
B1
H
Eenvoudige patronen met vierhoekige, ronde en driehoekige vormen leggen en kleuren.
1.3.15
1.7 + 3.1.3
MK14
H
Herkennen van en puzzelen met driehoekige, vierhoekige en ronde vormen.
1.3.15
3.1.4
MK14
H
De begrippen links(af) en rechts(af), naar boven en naar onder vanuit eigen positie gebruiken in de context van een plattegrond.
1.3.07
3.6.1
MK7
H
Automatiseren van optellingen van het type E + E = E, T + E = TE en TE + E = TE.
1.13 + 1.23
1.1.30
1.11.1
B9
H
Automatiseren van aftrekkingen van het type E – E = E, T – E = E, TE – E = T en TE – E = TE.
1.12 + 1.13
1.1.30
1.12.1
B12
H
Automatiseren van aanvullen tot 10.
1.1.30
1.10.2
B9a
H
De getallen tot en met 20 als hoeveelheid correct benoemen (met bijzondere aandacht voor de tientallige structuur).
1.1.08
1.3.3 + 1.3.5
G11
H
De getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
Hoeveelheden tot en met 20 vergelijken en de symbolen >, <, = gebruiken.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1d
H
Optellingen van het type E + E = E, T + E = TE en TE + E = TE uitvoeren.
1.13 + 1.23
1.1.30
1.11.1
B9
H
Aftrekkingen van het type E – E = E, T – E = E, TE – E = T en TE – E = TE uitvoeren. 1.13 + 1.23
1.1.30
1.12.1
B12
H
Aanvullen tot 10.
1.1.30
1.10.2
B9
H
Bewerkingen (optellingen en aftrekkingen) voorstellen op de getallenlijn.
1.1.23
1.11.1 + 1.12.1 B2
OD 3.4 + 1.1
1.13
Blok 5
Blok 5
32
Blok
Les
5
25
5
5
26
27
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
1.1.08
1.3.3 + 1.3.5
G11
H
De getallen tot en met 20 als hoeveelheid correct benoemen (met bijzondere aandacht voor de tientallige structuur).
H
De getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
Hoeveelheden tot en met 20 vergelijken en de symbolen >, <, = gebruiken.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1d
H
Optellingen van het type E + E = E, T + E = TE en TE + E = TE uitvoeren.
1.13 + 1.23
1.1.30
1.11.1
B9
H
Aftrekkingen van het type E – E = E, T – E = E, TE – E = T en TE – E = TE uitvoeren. 1.13 + 1.23
1.1.30
1.12.1
B12
H
Aanvullen tot 10.
1.1.30
1.10.2
B9a
H
De getallen tot en met 20 als hoeveelheid correct benoemen (met bijzondere aandacht voor de tientallige structuur).
1.1.08
1.3.3 + 1.3.5
B11
H
De getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
B12
H
Hoeveelheden tot en met 20 vergelijken en de symbolen >, <, = gebruiken.
1.6
1.1.07
1.4.7
B1d
H
Optellingen van het type E + E = E, T + E = TE en TE + E = TE uitvoeren.
1.13 + 1.23
1.1.30
1.11.1
B9
H
Aftrekkingen van het type E – E = E, T – E = E, TE – E = T en TE – E = TE uitvoeren. 1.13 + 1.23
1.1.30
1.12.1
B12
H
Aanvullen tot 10.
1.1.30
1.10.2
B9a
Blok
Les
6
1
6
6
6
2
3
4
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
Getallen tot 20 koppelen aan getalbeelden en omgekeerd.
1.1.02
1.3.3
G9
H
De tientallige structuur van de getallen tot en met 20 inoefenen door hoeveelheden te groeperen.
1.1.08
1.3.1 + 1.3.5
G10
H
Getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.1.13
1.4.6
G12
H
Schatten of een hoeveelheid meer of minder is dan 15.
1.1.07
1.8.2
H
Tellen met sprongen van 1, 2, 5 en 10 tot en met 20.
1.1.03
1.1.3
1.5 1.1
G6
33
H
Hoeveelheden tot en met 20 vergelijken.
1.5
1.1.07
1.4.6
G1
H
Het resultaat van de vergelijking van getallen verwoorden en noteren met de symbolen <, >, = en ≠.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1
H
Hoeveelheden gelijk maken.
1.5
1.1.23
1.4.6
G10
N
Getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
De tientallige structuur van de getallen tot en met 20 inoefenen door hoeveelheden te groeperen.
1.1.08
1.3.1 + 1.3.5
G10
H
Getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
Hoeveelheden tot en met 20 vergelijken.
1.5
1.1.07
1.4.6
G10
H
Het resultaat van de vergelijking van getallen verwoorden en noteren met de symbolen <, >, = en ≠.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1
N
Optellingen van het type E + E = E, T + E = TE en TE + E = TE uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.11.1
B10
N
Aftrekkingen van het type E – E = E, T – E = E, TE – E = T en TE – E = TE uitvoeren. 1.13
1.1.30
1.12.1
B12
H
Optellen en aftrekken tot en met 10 automatiseren.
1.1.30
1.10.1 + 1.10.3 B9
H
Aanvullen tot 10 automatiseren.
1.1.30
1.10.2
B9
H
Schematisch voorgestelde combinatieopdrachten oplossen en de rekenzin noteren.
1.13
1.1.23
1.11.1
B49
H
Schematisch voorgestelde vergelijkingsopdrachten oplossen met de getallenlijn.
1.5
1.1.23
1.4.6
B49 + B2
N
Ervaren van de wisseleigenschap van de optelling.
1.13 + 1.14
1.1.07 + 1.1.08 1.11.2
1.10
B4
Blok 6
Blok 6
34
Blok
Les
6
5
6
6
6
6
6
7
8
9
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
Meten met een natuurlijke maateenheid.
OD 2.6
1.2.12
2.2.2.2
MR7
H
Vaststellen dat hoe groter de maateenheid is, hoe kleiner het maatgetal wordt.
2.1
1.2.12
2.2.2.7
MR12
H
Vaststellen dat hoe kleiner de maateenheid is, hoe groter het maatgetal wordt.
2.1
1.2.12
2.2.2.7
MR12
H
Invoeren van het kilogram als vaste maateenheid.
2.1 + 2.2
1.2.14
2.2.3.1
MR17
H
Aftrekkingen van het type TE - TE = E, TE - T = E uitvoeren met behulp van materiaal.
1.13
1.1.23
1.12.1
B2
H
Aftrekkingen van het type TE - TE = E, TE - T = E voorstellen op de getallenlijn.
1.13
1.1.23
1.12.1
B2
H
De rekenzin noteren van de aftrekkingen.
1.13
1.1.23
1.12.1
B2
H
Optellen en aftrekken tot en met 10 automatiseren.
1.10
1.1.30
1.10.1 + 1.10.3 B9
H
Aanvullen tot 10 automatiseren.
1.1.30
1.10.2
B9
H
Inoefenen van aftrekkingen van het type TE – TE = E.
1.13
1.1.30
1.12.1
B14
H
Schematisch voorgestelde combinatieopdrachten oplossen en de rekenzin noteren.
1.13
1.1.23
1.11.1
B49
H
Schematisch voorgestelde vergelijkingsopdrachten oplossen met de getallenlijn.
1.5
1.1.23
1.4.6
B49 + B2
H
Getallen tot en met 20 herkennen, benoemen en aanwijzen op de getallenlijn.
1.5
1.1.11 + 1.1.13 1.4.6
G12
H
Heen- en terugtellen tot en met 20 met sprongen van 1, 2 en 5.
1.1
1.1.03
1.1.3
G6
H
Getallen tot en met 20 vergelijken door ze te verwoorden als ‘is … meer/minder dan …’, ’… meer/minder dan … is …’.
1.5
1.1.07
1.4.6
G1
H
Schematisch voorgestelde vergelijkingsopdrachten oplossen met de getallenlijn.
1.5
1.1.23
1.4.6
B49 + B2
H
De splitsingen van 9 en 10 bepalen.
1.1
1.1.30
1.10.4
G13
H
Automatiseren van de splitsingen tot en met 8.
1.1
1.1.30
1.10.4
B9
H
De splitsingen invullen in het T-schema.
1.1
1.1.23
1.10.4
B9
N
De getallen tot en met 20 op de getallenlijn positioneren.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
N
Optellen en aftrekken tot en met 10 automatiseren.
1.10
1.1.30
1.10.1 + 1.10.3 B9
Blok
Les
6
10
6
6
6
11
12
13
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
Automatiseren van de splitsingen tot en met 10.
1.1
1.1.30
1.10.4
B9
H
Schematisch voorgestelde vergelijkingsopdrachten oplossen met de getallenlijn.
1.5
1.1.23
1.4.6
B49 + B2
H
Inoefenen van aftrekkingen van het type TE – TE = E, TE – E = TE en optellingen van het type TE + E = TE.
1.13
1.1.30
1.11.1 + 1.12.1 B14
H
Optellen en aftrekken tot en met 10 automatiseren.
1.10
1.1.30
1.10.1 + 1.10.3 B9 + B12
H
De helft nemen van even aantallen tot en met 12.
OD 1.4 + 2.4
1.1.23
1.6.1 + 1.6.2 + 1.6.3
H
Het dubbele nemen van aantallen tot en met 6.
1.1.23
1.6.3
N
Ervaren dat de helft nemen van oneven aantallen onmogelijk is.
H
OD 1.4 + 2.4
B1 B1
1.1.23 + 1.1.04 1.6.1 + 1.6.2 + 1.6.3
B1
Optellingen van het type E + E = TE met brug uitvoeren met behulp van materiaal. 1.13
1.1.23
1.11.1
B11
H
De brugstrategie voorstellen op de getallenlijn.
1.1.23
1.11.1
B2
N
Schatten of een hoeveelheid meer of minder is dan 15.
1.1.07
1.8.2
H
Bedragen tot en met 20 euro op een willekeurige manier en met zo weinig mogelijk munten/biljetten betalen.
2.2
1.2.16
2.8.3
MR72
H
Bij het kopen van 1 artikel teruggeven als er te veel betaald wordt door bij te tellen.
2.2
1.2.16
2.8.3
MR72
N
Tellen met sprongen van 1, 2, 5 en 10 van 0 tot en met 20.
1.1
1.1.03
1.1.3
G6
1.13
35 Blok 6
Blok 6
36
Blok
Les
6
14
6
6
6
15
16
17
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
Optellingen van het type E + E = TE met brug uitvoeren met behulp van materiaal. 1.13
1.1.23
1.11.1
B11
H
Bedragen tot en met 20 euro op een willekeurige manier betalen.
2.2
1.2.16
2.8.3
MR72
H
Bij het kopen van 1 artikel teruggeven als er te veel betaald wordt door bij te tellen.
2.2
1.2.16
2.8.3
MR72
H
Automatiseren van de optellingen en aftrekkingen tot en met 10.
1.1
1.1.30
1.10.4
B9
H
De helft nemen van even aantallen tot en met 12.
OD 1.4 + 2.4
1.1.23
1.6.1 + 1.6.2 + 1.6.3
B1
H
Het dubbele nemen van aantallen tot en met 6.
1.1.23
1.6.3
B1
H
Aftrekkingen van het type TE – E = E uitvoeren met behulp van materiaal.
1.13
1.1.23
1.12.1
B11
H
De brugstrategie voorstellen op de getallenlijn.
1.13
1.1.23
1.11.1
B2
N
Positioneren van de getallen tot en met 20 op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
N
Automatiseren van de splitsingen tot en met 10.
1.1
1.1.30
1.10.4
B9
N
Automatiseren van aanvullen tot 10.
1.1.30
1.10.2
B9
H
Het uur aflezen en aanduiden op een klok tot op het uur nauwkeurig en verwoorden als precies … uur, iets voor … uur en iets over … uur.
2.1 + 2.2
1.2.21
2.4.12
MR69
H
Het halfuur aflezen en aangeven op een klok.
2.1 + 2.2
1.2.21
2.4.12
MR69
H
De stand van de wijzers van de klok verwoorden.
2.1 + 2.2
1.2.21
2.4.12
MR69
H
Het uur en het halfuur aangeven op een klok.
2.1 + 2.2
1.2.21
2.4.12
MR69
H
Aftrekkingen van het type TE – E = E (met brug) uitvoeren met behulp van materiaal.
1.13
1.1.23
1.12.1
B11
H
Optellingen van het type E + E = TE uitvoeren met behulp van materiaal.
1.13
1.1.23
1.11.1
B11
H
De brugstrategie voorstellen op de getallenlijn.
1.13
1.1.23
1.11.1
B2
H
Automatiseren van de splitsingen tot en met 10.
1.1
1.1.30
1.10.4
B9
N
Omgaan met tijdsdruk.
Blok
Les
6
18
6
6
6
6
19
20
21
22
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
Aftrekkingen van het type TE – E = E (met brug) uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.12.1
B11
H
Optellingen van het type E + E = TE uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.11.1
B11
H
De brugstrategie voorstellen op de getallenlijn met een boog.
1.13
1.1.23
1.11.1
B2
H
Ervaren van en inzicht verwerven in de wisseleigenschap.
1.13 + 1.14
1.1.08 + 1.1.09 1.11.2
B4
N
Schatten of een hoeveelheid meer of minder is dan 10 en 15.
1.1.07
1.8.2
B1
N
Automatiseren van de splitsingen tot en met 10.
1.1
1.1.30
1.10.4
B9
H
Vaststellen dat bij het spiegelen links rechts wordt en omgekeerd door elkaars spiegelbeeld te spelen.
3.6
3.4.4
MK36
H
Spiegelen van eenvoudige patronen.
3.6
3.4.4
MK36
H
1 kg afwegen van verschillende materialen.
1.2.15
2.2.3.2
MR61
H
Het gewicht van verschillende voorwerpen vergelijken ten opzichte van 1 kg.
2.1 + 2.2
1.2.14
2.2.3.1
MR19
H
Ervaren dat voorwerpen met hetzelfde gewicht een ander volume kunnen hebben.
OD2.5
1.2.12
2.2.1.4
MR64
H
Optellen en aftrekken tot en met 10 automatiseren.
1.10
1.1.30
1.10.1 + 1.10.3 B9
H
Oorzaak-veranderingsopdrachten met optellen en aftrekken oplossen.
1.13
1.1.23
1.11.1 + 1.12.1 B2
H
Aftrekkingen van het type TE – E = E uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.12.1
B12
H
Optellingen van het type E + E = TE uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.11.1
B10
N
Omgaan met tijdsdruk.
H
Optellingen van het type E + E = E en E + E = TE en TE + E = TE uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.11.1
B9 + B10
H
Aftrekkingen van het type E – E = E en TE – E = E (met brug) en TE – E = TE en TE – TE = E uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.12.1
B9 + B10
37 Blok 6
Blok 6
38
Blok
Les
6
23
6
6
6
24
25
26
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO 1.1.23
H
Bij schematisch voorgestelde opdrachten de correcte rekenzinnen aangeven.
1.13
H
Bedragen gepast betalen op verschillende manieren.
2.2
N
Automatiseren van de splitsingen van 10.
1.1
H
Getallen tot en met 20 als hoeveelheid correct benoemen (met bijzondere aandacht voor de tientallige structuur).
H
Getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
H
OVSG
VVKBaO
1.11.1
B49
2.8.3
MR72
1.1.30
1.10.4
B9
1.1.08
1.3.1 + 1.3.5
G11
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
Vlot en correct splitsen tot en met 10 als 1 van de 2 delen gegeven is.
1.1
1.1.30
1.10.4
G13
H
Hoeveelheden tot en met 20 vergelijken en de symbolen < en > gebruiken.
1.6
1.1.07
1.4.7
B1
H
Optellingen van het type E + E = TE en TE + E = TE uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.11.1
B9
H
Aftrekkingen van het type TE – E = E, TE – E = TE en TE – TE = E uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.12.1
B12
H
Het uur en het halfuur op een klok aflezen en aangeven.
2.1 + 2.2
1.2.21
2.4.12
MR69
H
Getallen tot en met 20 als hoeveelheid correct benoemen (met bijzondere aandacht voor de tientallige structuur).
1.1.08
1.3.1 + 1.3.5
G11
H
Getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
Splitsen tot en met 10 als 1 van de 2 delen gegeven is.
1.1
1.1.30
1.10.4
G13
H
Hoeveelheden tot en met 20 vergelijken en de symbolen < en > gebruiken.
1.6
1.1.07
1.4.7
B1
H
Het uur en het halfuur op een klok aflezen en aangeven.
2.1 + 2.2
1.2.21
2.4.12
MR69
H
Optellingen van het type E + E = E en E + E = TE en TE + E = TE uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.11.1
B9
H
Aftrekkingen van het type E – E = E, TE – E = E, TE – E = TE en TE – TE = E uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.12.1
B12
Blok
Les
6
27
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
1.1.08
1.3.1 + 1.3.5
G11
H
Getallen tot en met 20 als hoeveelheid correct benoemen (met bijzondere aandacht voor de tientallige structuur).
H
Getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
Vlot en correct splitsen tot en met 10 als 1 van de 2 delen gegeven is.
1.1
1.1.30
1.10.4
G13
H
Hoeveelheden tot en met 20 vergelijken en de symbolen < en > gebruiken.
1.6
1.1.07
1.4.7
B1
H
Optellingen van het type E + E = E en E + E = TE en TE + E = TE uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.11.1
B9
H
Aftrekkingen van het type E – E = E, TE – E = E, TE – E = TE en TE – TE = E uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.12.1
B12
H
Het uur en het halfuur aflezen en aangeven op een klok.
2.1 + 2.2
1.2.21
2.4.12
MR69
39 Blok 6
Blok 7
40
Blok
Les
7
1
7
7
2
3
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
OD 1.4 + 2.4
1.1.23
1.6.1 + 1.6.2 + 1.6.3
B1
1.1.23
1.6.3
B1
H
De helft nemen van even aantallen tot en met 12.
H
Het dubbele nemen van aantallen tot en met 6.
H
Een vierde nemen van de aantallen 4, 8 en 12.
OD 1.4 + 1.4
1.1.23
1.2.6 + 1.6.2
H
Vergelijken van hoeveelheden tot en met 20 verder inoefenen, gebruikmakend van de begrippen evenveel, niet evenveel, 1 meer dan, 10 meer dan, 1 minder dan, 10 minder dan, meest, minst.
1.5 + 1.6
1.1.07
1.4.6 + 1.4.7
G10
H
De getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
Een eenvoudige route op papier lopen.
OD 3.1 + 3.1
1.3.07
3.6.1
G10
H
De waarde van elk cijfer in een getal verder inoefenen met speciale aandacht voor de waarde van het cijfer 1 in de getallen 1, 10, 11, 12 enz.
1.5
1.1.08
1.3.3 + 1.3.4
G11
N
Heen en terugtellen tot en met 20 verder inoefenen met accent bij even of oneven getallen en zonder accent, ook met sprongen van 2, 5 en 10.
1.1
1.1.03
1.1.3
G6
N
Herkennen en benoemen van driehoekige, vierhoekige en ronde vormen.
1.3.15
3.1.4
MK14
H
Vergelijken van hoeveelheden tot en met 20 verder inoefenen, gebruikmakend van de begrippen evenveel, niet evenveel, 1 meer dan, 10 meer dan, 1 minder dan, 10 minder dan, meest en minst.
1.5 + 1.6
1.1.07
1.4.6 + 1.4.7
G10
H
De getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
De waarde van elk cijfer in een getal verder inoefenen.
1.5
1.1.08
1.3.3 + 1.3.4
G10
H
Het dubbele nemen van aantallen tot en met 6.
1.1.23
1.6.3
B1
H
De helft nemen van even aantallen tot en met 12.
OD 1.4 + 2.4
1.1.23
1.6.1 + 1.6.2 + 1.6.3
B1
H
Een vierde nemen van de aantallen 4, 8 en 12.
OD 1.4 + 1.4
1.1.23
1.2.6 + 1.6.2
Blok
Les
7
4
7
7
7
5
6
7
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
Optellingen van het type E + E = TE met brug uitvoeren met behulp van materiaal. 1.13
1.1.23
1.11.1
B11
H
Aftrekkingen van het type TE – E = E uitvoeren met behulp van materiaal.
1.13
1.1.23
1.12.1
B14
H
De brugstrategie voorstellen op de getallenlijn.
1.13
1.1.23
1.11.1
B2
N
Automatiseren van aanvullen en wegnemen tot 10.
1.1.30
1.10.5
B9
N
Automatiseren van de splitsingen tot en met 10.
1.1
1.1.30
1.10.4
B9
H
De getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
B12
H
Automatiseren van de splitsingen tot en met 10.
1.1
1.1.30
1.10.4
B9
H
Optellen en aftrekken als omgekeerde bewerking ontdekken.
1.11
1.1.26
1.16.1
B8
N
De duur van 1 minuut inschatten.
2.3 + 2.8
1.2.19
2.2.3.18
MR18
H
Bepalen of een hoeveelheid dichter bij 10 of 20 ligt.
1.5
1.1.07
1.4.6
G10
H
Vergroten van het inzicht in de getallen tot en met 20.
1.1.08 + 1.1.09 1.3.3
G10
H
Automatiseren van de splitsingen tot en met 10.
1.1
1.1.30
1.10.4
B9
H
Wegnemen tot 10.
1.13 + 1.23
1.1.30
1.12.1
B12
H
Aanvullen en wegnemen tot 20.
1.1.30
1.10.5
B9
H
Schematisch voorgestelde vergelijkingsopdrachten oplossen.
1.1.23
1.4.6
B49
N
Herkennen en knippen van driehoekige vormen.
1.3.15
3.1.4 + 3.1.5
MK14
N
Automatiseren van optellen en aftrekken tot en met 20.
1.13
1.1.30
1.11.1 + 1.12.1 B9 + B12
H
De getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
Vergelijken van hoeveelheden tot en met 20 verder inoefenen.
1.5 + 1.6
1.1.07
1.4.6 + 1.4.7
B1
H
Automatiseren van de splitsingen tot en met 10.
1.1
1.1.30
1.10.4
B9
H
Optellingen van het type E + E = TE verder inoefenen.
1.13
1.1.30
1.11.1
B9 + B11
H
Aftrekkingen van het type TE – E = E verder inoefenen.
1.13
1.1.30
1.12.1
B12 + B14
1.5
41 Blok 7
Blok 7
42
Blok
Les
7
8
7
7
9
10
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
Ervaren van de wisseleigenschap.
1.13 + 1.14
1.1.08 + 1.1.09 1.11.2
H
Oefenen van het optellen en aftrekken tot en met 20, alle types.
1.13
1.1.30
1.11.1 + 1.12.1 B9 + B12
B4
H
Schatten of een hoeveelheid meer of minder is dan 10, 15 of 20.
1.1.07
1.8.2
N
Automatiseren van de splitsingen tot en met 10.
1.1
1.1.30
1.10.4
B9
H
De rangorde van de getallen tot en met 20 verder inoefenen.
OD 1.3
1.1.13
1.4.4
G12
H
De helft nemen van aantallen tot en met 12.
OD 1.4 + 2.4
1.1.23
1.6.1 + 1.6.2 + 1.6.3
B1
H
Het dubbele nemen van aantallen tot en met 6.
1.1.23
1.6.3
B1
N
Het uur aflezen op een klok tot op het uur nauwkeurig en verwoorden als precies … uur, iets voor … uur en iets over … uur.
2.1 + 2.2
1.2.21
2.4.12
MR69
N
Ervaringen opdoen met spiegelen.
3.6
3.4.4
MK36
N
Optellingen van het type E + E = TE verder inoefenen.
1.13
1.1.30
1.11.1
B9 + B11
N
Aftrekkingen van het type TE – E = E verder inoefenen.
1.13
1.1.30
1.12.1
B12 + B14
N
Schematisch voorgestelde combinatie- en oorzaak-veranderingopdrachten oplossen.
1.13
1.1.23
1.11.1 + 1.12.1
H
De helft nemen van aantallen tot en met 20.
OD 1.4 + 2.4
1.1.23
1.6.1 + 1.6.2 + 1.6.3
B1
H
Het dubbele nemen van aantallen tot en met 10.
1.1.23
1.6.3
B1
H
De symbolen <, > en = tussen 2 getallen zetten.
1.6
1.1.07
1.4.7
G1
H
De getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
Optellingen van het type E + E = TE verder inoefenen.
1.13
1.1.30
1.11.1
B9 + B11
H
Aftrekkingen van het type TE – E = E verder inoefenen.
1.13
1.1.30
1.12.1
B12 + B14
H
Automatiseren van aftrekkingen tot en met 10.
1.10
1.1.30
1.10.3
B9
N
Spiegelen van eenvoudige patronen.
3.6
MK2
Blok
Les
7
11
7
7
7
12
13
14
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
43
H
Bedragen tot en met 20 euro gepast betalen op verschillende manieren.
2.2
1.3.09
2.8.3
MR72
H
Bij het kopen van 1 artikel teruggeven als er te veel wordt betaald door bij te tellen.
2.2
1.2.16
2.8.3
MR72
H
De bedragen van 2 artikels samentellen en dan gepast betalen.
2.2
1.1.30 + 1.2.17 2.8.3
MR72
N
Tellen met sprongen van 1, 2, 5 en 10.
1.1
1.1.03
1.1.3
G6
H
Vergelijken van hoeveelheden tot en met 20.
1.5 + 1.6
1.1.07
1.4.6 + 1.4.7
G12
H
De getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
Automatiseren van optellen en aftrekken tot en met 10.
1.10
1.1.30
1.10.1 + 1.10.3 B9
H
Optellingen van het type T + E = TE, TE + E = TE en E + E = TE uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.11.1
B9
H
Aftrekkingen van het type TE – E = TE, TE – E = E en TE – TE = E uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.12.1
B12
H
De juiste oplossingswijze bij een bewerking aanduiden.
1.13
1.1.23
1.11.1 + 1.11.2 B2
N
Het halfuur aflezen op de klok.
2.1 + 2.2
1.2.21
2.4.12
MR69
H
Meten met de maateenheid ‘de liter’.
1.2.10
2.2.3.3
MR17
H
De inhoud van voorwerpen schatten t.o.v. de liter.
2.3 + 2.8
1.2.11
2.2.3.18
MR19
H
De inhoud verwoorden als precies 1 liter, meer dan 1 liter, minder dan 1 liter.
2.3 + 2.8
1.2.10
2.2.3.18
MR19
H
Voorwerpen met een verschillende inhoud rangschikken.
2.3 + 2.8
1.2.10
2.2.3.18
MR21
H
Optellingen van het type T + E = TE, TE + E = TE en E + E = TE uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.11.1
B9
H
Aftrekkingen van het type TE – E = TE, TE – E = E en TE – TE = E uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.12.1
B12
H
Bedragen tot en met 20 euro gepast betalen.
2.2
1.2.16
2.8.3
MR72
H
Bij het kopen van 1 artikel teruggeven als er te veel betaald wordt door bij te tellen.
2.2
1.2.16 + 1.1.23 2.8.3
MR72
H
De helft nemen van even aantallen tot en met 12.
OD 1.4 + 2.4
1.1.23
1.6.1 + 1.6.2 + 1.6.3
B1
H
Het dubbele nemen van aantallen tot en met 6.
1.1.23
1.6.3
B1
H
Een vierde nemen van de aantallen 4, 8 en 12.
OD 1.4 + 1.4
1.1.23
1.2.6 + 1.6.2
N
Toepassen van de wisseleigenschap.
1.13 + 1.14
1.1.08 + 1.1.09 1.11.2
B4
N
Automatiseren van de splitsingen tot en met 10.
1.1
1.1.30
B9
1.10.4
Blok 7
Blok 7
44
Blok
Les
7
15
7
7
16
17
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO B49
H
Schematisch voorgestelde combinatieopdrachten oplossen en de rekenzin noteren.
1.13
1.1.23
1.11.1
H
Schematisch voorgestelde oorzaak-veranderingopdrachten oplossen en de rekenzin noteren.
1.13
1.1.23
1.11.1 + 1.12.1 B49
N
Heen- en terugtellen met sprongen van 1, 2, 5 en 10 tot en met 20.
1.1
1.1.03
1.1.3
G6
N
De sprongen voorstellen op de getallenlijn.
1.5
1.1.03 + 1.1.23 1.4.6
B2
N
De getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
Schematisch voorgestelde vergelijkingsopdrachten oplossen.
1.5
1.1.23
1.4.6
B49
H
Optellen en aftrekken tot en met 20 koppelen aan omgangstaal.
1.3 + 1.9
1.1.23
1.9.4
B2
H
Verbanden zoeken tussen 3 getallen door optellen en/of aftrekken.
1.13
1.1.23
1.11.1 + 1.12.1 B2
H
Bij een gegeven situatie de rekenzin noteren.
1.6
1.1.23
1.9.5
B49
H
Optellingen van het type T + E = TE, TE + E = TE en E + E = TE uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.11.1
B9
H
Aftrekkingen van het type TE – E = TE, TE – E = E en TE – TE = E uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.12.1
B12
H
Automatiseren van de splitsingen tot en met 10.
1.1
1.1.30
1.10.4
B9
H
Heen- en terugtellen tot en met 20 met sprongen van 1, 2, 5 en 10.
1.1
1.1.03
1.1.3
G6
H
Schematisch voorgestelde vergelijkingsopdrachten oplossen.
1.13
1.1.23
1.11.1 + 1.12.1 B49
H
Verbanden zoeken tussen 3 getallen door optellen en/of aftrekken.
1.13
1.1.23
1.11.1 + 1.12.1 B2
Blok
Les
7
18
7
7
7
19
20
21
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
Optellingen van het type TE + E = TE uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.11.1
B9
H
Aftrekkingen van het type TE – E = TE uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.12.1
B12
H
Vlot splitsen tot en met 10 als 1 van de 2 delen gegeven is.
1.1
1.1.30
1.10.4
B9
H
Schatten of een hoeveelheid meer of minder is dan 5, 10, 15 of 20.
1.1.07
1.8.2
B1
H
Hoeveelheden tot en met 20 groeperen per 10 en de waarde van elk cijfer correct 1.5 voorstellen.
1.1.08
1.3.3 + 1.3.4
G10
H
De getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
De symbolen <, > en = tussen 2 getallen zetten.
1.6
1.1.07
1.4.7
B1
H
Schematisch voorgestelde vergelijkingsopdrachten oplossen.
1.5
1.1.23
1.4.6
B49
H
Schematisch voorgestelde oorzaak-veranderingopdrachten oplossen en de rekenzin noteren.
1.13
1.1.23
1.11.1 + 1.12.1 B49
H
Getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
Tellen tot en met 20 met sprongen van 2, 5 en 10.
1.1
1.1.03
1.1.3
G6
H
Optellen en aftrekken tot en met 20, alle types.
1.13
1.1.30
1.11.1 + 1.12.1 B9 + B11
N
Een brief in vieren plooien.
H
De getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
H
Elke wijk heeft haar eigen doelstellingen (zie les 20, blok 7).
H
Optellingen en aftrekkingen tot en met 20, alle types.
H
Elke wijk heeft haar eigen doelstellingen (zie les 20, blok 7).
22
H
Elke wijk heeft haar eigen doelstellingen (zie les 20, blok 7).
7
23
H
Elke wijk heeft haar eigen doelstellingen (zie les 20, blok 7).
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
1.13
1.1.30
1.11.1 + 1.12.1 B9 + B11
45
7
3.1.5
Blok 7
Blok 7
46
Blok
Les
7
24
7
7
25
26
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
Optellingen van het type T + E = TE, TE + E = TE en E + E = TE uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.11.1
B9
H
Aftrekkingen van het type TE – E = TE, TE – E = E en TE – TE = E uitvoeren.
1.13
1.1.30
1.12.1
B12
H
Rubriceren van de verschillende types oefeningen als brugoefening of niet.
1.16
1.1.23
1.19.1
B11
H
Het dubbele nemen van aantallen tot en met 6.
1.1.23
1.6.3
B1
H
De helft nemen van even aantallen tot en met 12.
OD 1.4 + 2.4
1.1.23
1.6.1 + 1.6.2 + 1.6.3
B1
H
Ervaren van de wisseleigenschap.
1.13 + 1.14
1.1.08 + 1.1.09 1.11.2
H
De verschillende types ingeklede bewerkingen inoefenen.
1.13
1.1.23
H
De maateenheden ‘de meter’, ‘het kilogram’ en ‘de liter’ herkennen en benoemen.
2.1 + 2.2
1.2.03 + 1.2.10 2.2.3.1 + 1.2.14
MR17ev
H
Het gewicht van voorwerpen schatten t.o.v. het kilogram.
2.3 + 2.8
1.2.14
2.2.3.18
MR20
H
De lengte van voorwerpen schatten t.o.v. de meter.
2.3 + 2.8
1.2.2.04
2.2.3.18
MR20
H
De inhoud van voorwerpen schatten t.o.v. de liter.
2.3 + 2.8
1.2.11
2.2.3.18
MR20
H
Het gewicht verwoorden als meer dan, minder dan of precies 1 kg.
2.3 + 2.8
1.2.15
2.2.3.18
MR19
H
De lengte verwoorden als meer dan, minder dan of precies 1 m.
2.3 + 2.8
1.2.03
2.2.3.18
MR19
H
De inhoud verwoorden als meer dan, minder dan of precies 1 l.
2.3 + 2.8
1.2.10
2.2.3.18
MR19
H
Het uur en halfuur aflezen en aanduiden op een klok.
2.1 + 2.2
1.2.21
2.4.12
MR69
H
De stand van de wijzers van de klok verwoorden.
2.1 + 2.2
1.2.21
2.4.12
MR69
H
Het uur kunnen verwoorden als precies … uur, iets voor … uur en iets over … uur.
2.1 + 2.2
1.2.21
2.4.12
MR69
B4
1.11.1 + 1.12.1 B49
Blok
Les
7
27
H/N Lesdoelen
Eindterm
GO
OVSG
VVKBaO
H
Optellingen en aftrekkingen tot en met 20 uitvoeren, alle types.
1.13
1.1.30
1.11.1 + 1.12.1 B9 + B12
H
Vlot splitsen tot en met 10 als 1 van de 2 delen gegeven is.
1.1
1.1.30
1.10.4
B9
H
Schatten of een hoeveelheid meer of minder is dan 5, 10, 15 of 20.
1.1.07
1.8.2
G1
H
Hoeveelheden tot en met 20 groeperen per 10 en de waarde van elk cijfer correct 1.5 voorstellen.
1.1.08
1.3.3 + 1.3.4
G10
H
De getallen tot en met 20 positioneren op de getallenlijn.
1.5
1.1.13
1.4.6
G12
H
De symbolen <, > en = tussen 2 getallen zetten.
1.6
1.1.07
1.4.7
B1
H
Schematisch voorgestelde vergelijkingsopdrachten oplossen.
1.5
1.1.23
1.4.6
B49
H
Schematisch voorgestelde oorzaak-veranderingopdrachten oplossen en de rekenzin noteren.
1.13
1.1.23
1.11.1 + 1.12.1 B49
47 Blok 7