2.4 Financiering 2.4.1 Begroting en meerjarenraming Renteontwikkelingen De aannames voor de lange rente in de meerjarenraming zijn gebaseerd op de rente voor een 10-jaars fixelening die de NWB (Nederlandse waterschapsbank) inclusief forwardopslag medio 2014 hanteert vermeerderd met een zekerheidsopslag van 0,5%. Voor de korte rente gaan we uit van de prognoses van relevante marktpartijen prognoses voor 2014 en 2015. Langer lopende prognoses verstrekken zij niet. Voor de jaren 2016 en later gaan wij op basis van eigen inschatting uit van een oplopende korte rente. Per saldo leidt dit tot onderstaande aannames. 2014
2015
2016
2017
2018
Lange rente
2,65%
3,00%
3,35%
3,70%
4,00%
Korte rente
0,15%
0,25%
1,00%
1,50%
1,50%
Financieringsbehoefte In de jaren 2014 tot en met 2016 verwachten wij – buiten de reguliere herfinanciering van lopende leningen - een financieringsbehoefte van per saldo circa 300 miljoen euro, te weten 165 miljoen euro in 2014, 91 miljoen euro in 2015 en 52 miljoen euro in 2016. Deze financieringsbehoefte heeft grotendeels te maken met de investeringsuitgaven in het stadskantoor, in onderwijs-, sport- en culturele voorzieningen, in bereikbaarheids- en duurzaamheidsprojecten en in grondexploitaties. Bij deze raming hebben we gebruik gemaakt van de meerjarige investeringsplanning en van liquiditeitsprognoses voor de grondexploitaties. Daarbij is onder andere uitgegaan van de kasstroom voortvloeiend uit al verstrekte investeringskredieten. Voorgenomen investeringen waarvoor nog besluiten moeten worden genomen, zoals voor de Bibliotheek, zijn buiten beschouwing gelaten. De raming bevat aanmerkelijke onzekerheden. Dit heeft te maken met de grote aantallen projecten waarvan zowel de omvang van de uitgaven als het kasritme daarvan over de jaren heen moeilijk zijn te schatten. Een en ander neemt niet weg dat de financieringsbehoefte de komende jaren omvangrijk zal zijn. Financieringsresultaat 2014
2015
Rentebaten
2.678
2.384
Rentelasten
25.848
29.482
-23.170
-27.098
-450
-500
Interne rentebaten
48.678
52.938
Financieringsresultaat
25.058
25.340
Extern renteresultaat Bedrijfskosten
Bedragen zijn in duizenden euro’s. Het externe renteresultaat neemt af, met 3,9 miljoen euro, van 23,2 miljoen euro nadelig zoals begroot voor 2014 naar 27,1 miljoen euro nadelig in 2015 als gevolg van de toename van de financieringsbehoefte. Ook nemen de rentebaten van verstrekte leningen af als gevolg van contractueel overeengekomen aflossingen. Tegenover de daling van het externe renteresultaat staat een stijging van het resultaat van de intern toe te rekenen rente vanwege de toename van de gemeentelijke bezittingen in vooral gebouwde voorzieningen. In de investeringsbudgetten voor deze voorzieningen (bijvoorbeeld voor het stadskantoor en het muziekpaleis) houden we al rekening met deze rentecomponent. Per saldo bedraagt het voordelige financieringsresultaat 25,1 miljoen euro in 2014 oplopend naar
1/6
25,3 miljoen euro in 2015 tot met 2017. In 2018 neemt het resultaat af tot 24,1 miljoen euro in verband met de herfinanciering van contractueel overeengekomen aflossingen Het rentepercentage op de extern aangetrokken leningportefeuille is lager dan het omslagrentepercentage van 4% dat aan de bezittingen wordt toegerekend. Wij houden de omslagrente meerjarig stabiel op 4% omdat wij ervan uit gaan dat de huidige lage marktrentes niet duurzaam kunnen worden gehandhaafd. De voordelen die voortvloeien uit het gunstiger kunnen lenen dan het omslagpercntage beschouwen wij als incidenteel. Dit is consistent met onze beleidslijn om genoemd resultaat voor de duur van vijf jaar (2013 tot en met 2017) incidenteel in te zetten voor de grondexploitaties. In de kapitaallastenbudgetten hebben de organisatieonderdelen een vergoeding ontvangen van 4%, waardoor deze niet tekort komen aan deze beleidslijn. Indien de omslagrente zou worden verlaagd dan zouden de betreffende budgetten moeten worden verlaagd. Het intern toerekenen van rentekosten is immers een zuiver boekhoudkundige actie die op zich zelf niet kan leiden tot budgettaire voor- of nadelen. Bij de Voorjaarsnota 2014 is het incidenteel voordeel van 4 miljoen euro op het treasuryresultaat 2018 bestemd voor het gemeentebreed financieel beeld. De bedrijfskosten nemen toe door het in toenemende mate inzetten van makelaars. Daardoor kan goedkoper worden geleend dan zonder deze inzet. Per saldo leidt dit tot een besparing.
2.4.2 Actuele ontwikkelingen Schatkistbankieren Vanaf december 2013 geldt de regelgeving met betrekking tot het schatkistbeleggen. Voor de Gemeente Utrecht is daarbij een drempel gesteld van 5,25 miljoen euro. Als het kwartaalgemiddelde onder dit bedrag blijft dan hoeft niet bij de schatkist te worden belegd. Negatieve standen mogen daarbij niet als compensatie worden gebruikt voor positieve standen. De negatieve standen worden als nulpositie meegerekend. De kwartaalgemiddelden van de Gemeente Utrecht blijven ruim onder de gestelde limiet. Wanneer sprake is van een tijdelijke overliquiditeit dan wordt op vrijwillige basis bij de schatkist belegd indien het vergoedingspercentage bij schatkist hoger ligt dan elders kan worden verkregen. Deze situatie doet zich in incidentele gevallen voor. Wet HOF Per 1 januari 2014 is de Wet Houdbare Overheidsfinanciën (Wet Hof) in werking getreden. In deze wet wordt geregeld dat Rijk en medeoverheden een gelijkwaardige inspanning leveren in het kader van het respecteren van de Europese begrotingsdoelstellingen. Er gaat gestuurd worden op een macronorm voor het EMU-saldo van de medeoverheden gezamenlijk. Doel is het afbouwen van de saldotekortruimte van de decentrale overheid van 0,5% (2013) naar 0,2% (2017). Het aandeel voor gemeenten is 0,38%. Het automatisch sanctiemechanisme waarvan aanvankelijk sprake van was is in de wet Hof vervangen door een correctiemechanisme. Indien de decentrale overheden structureel de macronorm overschrijden treedt een correctiemechanisme in werking, waarbij op basis van bestuurlijk overleg tussen kabinet en decentrale overheden wordt bezien of verbetermaatregelen ter beheersing van het EMU-saldo mogelijk zijn. Alleen als zou blijken dat bestuurlijke afspraken over herstelplannen ter verbetering van het EMU-saldo van de decentrale overheden niet tot het gewenste resultaat leiden treedt het sluitstuk van het correctiemechanisme in werking waarbij nader overeen te komen maatregelen kunnen worden getroffen. Deze kabinetsperiode zal een en ander geen financiële gevolgen hebben voor gemeenten. Binnen dit stelsel heeft elke gemeente indicatief een individuele EMU-referentiewaarde die is afgeleid van het plafond voor het EMU-saldo van de gezamenlijke gemeenten. De VNG geeft aan dat gemeenten niet op deze referentiewaarde moeten sturen. Dat verhindert een uitruil van plussen en minnen tussen gemeenten ten opzichte van de individuele EMU-referentiewaarde en leidt tot een onnodig uitstel van investeringen. In plaats daarvan kunnen gemeenten beter sturen op de ontwikkeling van de hoogte van de schuld. Een en ander is in lijn met het door ons eerder geformuleerde beleid. Het EMU-saldo is het saldo van uitgaven en inkomsten van de gemeente. Relevant hierbij zijn vooral de transacties die leiden tot een wijziging van het banksaldo van de gemeente. De uitgaven en inkomsten die te maken hebben met het aantrekken en verstrekken van leningen en de aflossingen op deze leningen (financieringstransacties) zijn hiervan uitgezonderd. De financieringsbehoefte kan als volgt worden vertaald naar de ramingen voor het EMU-saldo.
2/6
EMU-Saldo Referentiewaarde Wet Hof 1 Afwijking
2014
2015
2016
-165
-91
-52
-59
-59
-59
-106
-32
+7
Bedragen zijn in miljoenen euro’s. Voor 2014 en 2015 ramen we een negatief EMU-saldo boven de referentiewaarde van de wet Hof. In de jaren daarna gaat dit saldo naar verwachting afnemen tot waarden die binnen de referentiewaarde blijven. De hoge waarden in 2014 en 2015 hebben te maken met investeringen in het stadskantoor, in bereikbaarheid, in grondexploitaties en in gebouwde voorzieningen zoals onderwijsgebouwen. EMU-schuld en EMU-schuldquote De netto EMU-schuld is gedefinieerd als het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de collectieve sector verminderd met uitstaande beleggingen. Op de balans per 31 december 2013 is 889 miljoen euro opgenomen voor aangetrokken lang- en kortlopende leningen waarvan de lasten worden gedragen door de Gemeente Utrecht. Daartegenover staat een tot 2016 lopende belegging van 50 miljoen euro. De netto EMU-schuld neemt in 2014 tot en met 2016 toe met de geraamde negatieve EMU-saldi tot 1.147 miljoen euro. Ultimo 2013 Rekening 2013
Raming ultimo 2014
Raming ultimo 2015
Raming ultimo 2016
839
1.004
1.095
1.147
Netto EMUSchuld Bedragen zijn in miljoenen euro’s.
De netto EMU-schuldquote is de netto EMU-schuld gedeeld door de inkomsten. Uitgaande van de voor 2015 geraamde baten van 1.316 miljoen euro loopt de netto schuldquote op tot circa 87% in 2016. In de bovenstaande schuldquote is uitsluitend rekening gehouden met de bancaire positie van opgenomen leningen en uitstaande beleggingen. Dit in tegenstelling tot de door de VNG geformuleerde netto schuldquote zoals we die in het kader van de schuldnormering hanteren. In de netto schuldquote wordt rekening gehouden met het totaal aan vaste schuld, kortlopende schuld en overlopende passiva gecorrigeerd voor langlopende uitzettingen, kortlopende vorderingen, liquide middelen en overlopende activa.
Dit is de referentiewaarde voor het jaar 2013. Voor 2014 e.v. is de referentiewaarde nog niet bekend. Voor het gemak is rekening gehouden met de waarde 2013. 1
3/6
2.4.3 Risicobeheersing Schuldnormering In januari 2014 hebben wij uw raadscommissie mens en Samenleving geïnformeerd over de wijze waarop wij de schuld van de Gemeente Utrecht willen beheersen en welke kengetallen wij in hun onderlinge samenhang gaan gebruiken bij het beoordelen van de schuldpositie. Toegepast op de begroting 2015 geeft dit het volgende beeld. Kengetal Eenheid
Norm 2015
Raming 2015
1. (Netto) schuldquote = netto schuldpositie in % van de exploitatie
perc.
100%
77%
2. Interne renterisiconorm = netto aflossingen en renteherzieningen niet hoger dan 10% van de actuele leningenportefeuille
miljoen
90
5
perc.
4%
2,1%
miljoen
59
91
3. Netto rentelasten in % van de exploitatie 4. EMU-referentiewaarde
Met uitzondering van de EMU-referentiewaarde blijft de schuldpositie binnen de normen. Aan het overschrijden van deze waarde zijn geen consequenties verbonden. Zoals wij in de raadscommissiebrief aangaven verwachten wij in de periode 2014-2016: een toename van de netto schuldquote binnen de norm; jaarlijkse aflossingen en renteherzieningen op de lopende leningenportefeuille ruim binnen de norm; oplopende netto rentelasten binnen de norm; een daling van de schuldtoename, zodanig dat in 2016 aan de EMU- referentiewaarde kan worden voldaan.
• • • •
Kasgeldlimiet De Wet financiering decentrale overheden (Wet FIDO) maximeert door middel van de kasgeldlimiet de kortlopende schuld (rekening-courantkrediet of kortlopende leningen). De kasgeldlimiet in enig jaar is gelijk aan 8,5% van het begrotingstotaal aan lasten van 1.352 miljoen euro en bedraagt in 2015 circa 115 miljoen euro. De kasgeldlimiet geeft ons de ruimte om snel in te spelen op wijzigingen in de liquiditeitspositie en om langlopende leningen aan te trekken wanneer het rentepercentage daarvoor gunstig is. Het beleid is er op gericht om de ruimte van de kasgeldlimiet zoveel mogelijk te benutten, omdat kortlopende financiering goedkoper is dan langlopende financiering. Wettelijke renterisiconorm De renterisiconorm is een in de Wet FIDO bepaalde norm die stelt dat voor een bedrag van maximaal 20% van het begrotingstotaal (voor Utrecht circa 270 miljoen euro in 2015) aan de langlopende geldleningenportefeuille mag worden gewijzigd door verplichte aflossingen of door renteherziening. In 2015 wordt voor 5 miljoen euro aan lange leningen contractueel afgelost. Dit bedrag wordt in 2015 geherfinancierd. In de jaren 2015 tot en met 2018 verwachten we geen renteherzieningen. In 2016 tot en met 2018 zijn de volgende aflossingen contractueel overeengekomen, 55 miljoen euro in 2016 waartegenover een vrijvallende belegging staat van 50 miljoen euro en 40 miljoen euro zowel in 2017 als in 2018. Daarmee blijven de renterisico's op de lange portefeuille ruim binnen interne renterisiconorm van 90 miljoen euro en nog veel ruimer binnen de toegestane wettelijke renterisiconorm. Intern hebben wij de risiconorm scherper gesteld waardoor minder risico wordt gelopen. Zie ook onderstaande grafiek van het renterisicoprofiel van onze leningenportefeuille medio 2014.
4/6
Liquiditeitsrisico Het liquiditeitsrisico is weggenomen door overeenkomsten met diverse banken waardoor de gemeente kan beschikken over omvangrijke kredietfaciliteiten op de lopende rekening-courant. Daarnaast heeft de gemeente te allen tijde een onbeperkte toegang tot de geld- en kapitaalmarkt. Debiteurenrisico c.q. kredietrisico Beleggingen De gemeente heeft 50 miljoen euro tot mei 2016 aan overtollige middelen weggezet bij de Rabobank. Over deze belegging loopt de Gemeente Utrecht geen kredietrisico. Nieuwe beleggingen voorzien wij de komende jaren niet en mocht deze situatie zich toch voordoen dan zullen wij dit boven een bedrag van 5,25 miljoen euro (gemiddelde per kwartaal) bij de schatkist moeten beleggen. Verstrekte leningen/garanties Wel loopt de gemeente debiteuren-/kredietrisico bij leningen die uit hoofde van de publieke taak zijn verstrekt aan particuliere organisaties. De restant hoofdsom van de verstrekte geldleningen in de jaarrekening 2013 bedraagt 90,2 miljoen euro. Deze leningen kunnen als volgt worden gegroepeerd: Restant hoofdsom Risico Omschrijving 31-12-2013 profiel A. Leningen waarvoor beleidsregels zijn vastgesteld Startersleningen uitbesteed via het SvN
• • Restauratieleningen uitbesteed via URF/NRF • Leningen particuliere woningverbetering uitbesteed via het SvN • Kredietbankleningen B. Leningen die in een ver verleden zijn verstrekt en die langzaam uitlopen Mitros, als rechtsopvolger van het voormalig gemeentelijk woningbedrijf
• • Andere corporaties • Leningen HC gekoppeld aan erfpachtovereenkomsten • Diversen
29.152
Laag
4.026
Laag
762
Laag
959
Laag
3.448
Laag
900
Laag
16.603
Laag
85
Laag
5/6
C. Overige leningen Memid Investments BV Ovast BV
• • Regentesseschool • Stichting Energietransitie • Stichting beheer zwembad Krommerijn • Stichting Centraal Museum • Stichting Schouwburg • Stichting Bibliotheek Utrecht Totaal
22.250
Hoog
1.800
Hoog
246
Laag
4.550
Laag
102
Laag
853
Laag
1.970
Laag
2.537
Laag
90.242
Bedragen zijn in duizenden euro’s. Voor de leningen met een hoog risicoprofiel zijn deels afzonderlijke risicovoorzieningen opgenomen of wordt deels rekening gehouden in het gemeentebreed risicomodel voor de bepaling van de noodzakelijke omvang van de algemene reserve. In 2013/2014 zijn kredietfaciliteiten verstrekt aan de stichting Muziekpaleis (16 miljoen euro) en de stichting Centraal Museum (4,7 miljoen euro). Met uitzondering van 2,75 miljoen euro voor de stichting Muziekpaleis is medio 2014 van deze faciliteiten nog geen gebruik gemaakt. In 2014 zijn leningen verstrekt aan de stichting Verduurzaming gebouwde omgeving (80.000 euro) en aan de stichting Cultuur-Ondernemen (200.000 euro). Daarnaast zal in de loop van 2014 een bedrag van 700.000 euro worden gestort in het Borgstellingsfonds Creatieve Broedplaatsen, dat beheerd wordt door de Triodos Bank. Het kredietrisico op deze leningen is laag. De omvang van de gewaarborgde geldleningen in de jaarrekening 2013 bedroeg 2.112 miljoen euro. De gewaarborgde leningen kunnen als volgt worden gerubriceerd. restant van de verwacht restant verwacht restant van de lening van de lening lening Borgstelling verleend voor 31-12-2013 31-12-2014 31-12-2015 Woningbouwcorporaties onder Wsw-garantie Organisaties volkshuisvesting en monumenten Instellingen gezondheidszorg Sportorganisaties Zorginstellingen Totaal
2.075.644
2.075.644
2.075.644
21.471
16.066
10.840
891
865
829
3.293
3.221
2.881
11.179
8.008
5.973
2.112.478
2.103.804
2.096.167
Over het algemeen is het risicoprofiel van de gewaarborgde leningen laag. Het risico op de waarborgen ten behoeve van leningen aan de Stichting Domplein (0,72 miljoen euro) respectievelijk aan UTS/sv Nieuw Utrecht (0,233 miljoen euro) is hoog. Een verhoogd risico doet zich voor bij de waarborgen ten behoeve van het Utrechts restauratiefonds (7,827 miljoen euro) en van PVDV/Stichting Rijnvliet (0,507 miljoen euro). Wij informeren u afzonderlijk indien het risicoprofiel van verstrekte leningen en van verstrekte waarborgen op leningen zich ongunstig ontwikkelt. In 2014 is tot nu toe een nieuwe garantie verstrekt aan de stichting Kampong Hockey (0,350 miljoen euro waarvan het risico voor 50% wordt afgedekt door het Waarborgfonds Sport). In de loop van 2014 worden daarnaast nog nieuwe garanties verwacht voor het Nationaal Hockey Centrum Kampong en voor Fletiomare Oost.
6/6