‘L’ Union des trois races’, E. Broerman, 1885. Bron: J. Becker, La Vie en Afrique (Brussel 1887) II 329
371
Oriëntaties in Midden-Afrika. Beeldvorming van ‘Arabieren’ in equatoriaal Afrika door Europese explorateurs en Leopold II, circa 1880-1900 Laurent Poschet
In veel studies wordt betoogd dat er in de koloniale literatuur van de negentiende eeuw een sterk beeld werd geschapen waarin de dichotomie tussen de westerse ‘zelf’ en niet-westerse ‘ander’ centraal staat. In dit artikel wil ik een nieuw, cultuurhistorisch licht werpen op dit corpus aan de hand van de ‘Arabische’ kwestie: de (pre-)koloniale confrontatie tussen Europeanen en machtige Swahili-handelaars in equatoriaal Afrika. Met reisverslagen als gids analyseer ik de beeldvorming van enkele laat negentiende-eeuwse Europese explorateurs over ‘Arabieren’ in Centraal-Afrika en zal betogen dat deze publicaties een complexer beeld geven dan bovenstaande visie toelaat.
Inleiding
In de tweede helft van de negentiende eeuw wordt Midden-Afrika overspoeld door een amalgaam van Europese en Amerikaanse reizigers. Geografen, avonturiers of missionarissen ‘ontdekken’ het zogenaamde ‘donkere continent’, een toenmalig gangbare stereotypering van Afrika. Naast privé-initiatieven zetten Europese mogendheden geografische en economische expedities op touw om vaste voet te krijgen in Afrika, zoals bijvoorbeeld de vijf door Leopold II uitgezonden Belgische expedities naar Oost-Afrika tussen 1877 en 1885. Dit proces culmineert in de imperialistische scramble for Africa en de koloniale deling van het continent. Op de Conferentie Tij d s c hr i ft vo o r G e s c hi edeni s - 12 3e j a a rga ng , num m er 3 , p. 370 - 3 83
van Berlijn in 1885 legt Leopold de hand op een gigantisch gebied rond de Afrikaanse evenaar. De effectieve bezetting van zijn kolonie, Etat Indépendat du Congo (EIC), is dan nog geen feit. Zo is het oosten van Congo in handen van zogenaamde Arabieren, een in koloniale geschriften courante benaming voor islamitische Swahili die politieke en economische banden onderhouden met het sultanaat Zanzibar.1 Zij verhandelen slaven en ivoor via internationale netwerken die van het Afrikaanse binnenland tot India reiken.2 De Belgen hebben aanvankelijk weinig politieke of economische zeggenschap in Oost-Congo. Eerst worden enkele Arabieren opgenomen in het bestuur van de EIC, maar onder het mom van ‘pacificatie’ en strijd tegen barbaarse slavenhandelaars komt het in 1892 tot een bloedige militaire onderwerping. Leopolds ‘Arabische Campagnes’ woeden tot 1894 en maken tienduizenden slachtoffers. Dit artikel handelt over Europese beeldvorming over Arabieren in equatoriaal Afrika. Concreet komen enkele Europese explorateurs aan het woord die met deze bevolkingsgroep in contact zijn gekomen kort vóór en tijdens de koloniale oorlog in de EIC. Dit gebeurt via een tekstuele en praktijkgerichte analyse van hun gepubliceerde reisverslagen. De leopoldiaanse oorlogspropaganda rond‘barbaarse slavendrijvers’ hangt samen met een politieke escalatie maar is vanuit cultureel oogpunt niet vanzelfsprekend. In situ ontmoetingen tussen explorateurs en Arabieren kunnen van deze laatsten een veel complexer, dynamischer en soms tegengesteld beeld opleveren wat betreft hun ‘karakter’ en praktijken. Tegelijkertijd, zo zal blijken, wortelt de koloniale oorlog en bijhorend vertoog 1 2
P. Marechal, De “Arabische” campagne in het Maniema-gebied, 1892-1894: situering binnen het kolonisatieproces in de onafhankelijke Kongostaat (Tervuren 1992). Ibidem.
372
Laurent Posc h et
in een bepaalde vorm van laat negentiendeeeuwse exploratiecultuur, een verzameling van handelingen en ideeën die duiding geven aan de ontdekkingsreizen. Reisverslagen zijn veelal literaire weergaven van het verloop en de resultaten van een expeditie, doorspekt met persoonlijke en etnografische overpeinzingen. Ze vormen goede basisbronnen voor een studie rond westerse percepties van het Afrikaanse continent en haar bevolking.3 Menig onderzoek over koloniale representaties van Afrika gaat a priori uit van een enkelvoudige, hiërarchi sche tegenstelling tussen blank en zwart, tussen Europa en Afrika. De gepercipieerde ‘ander’ komt veelal als een weinig gedifferentieerde groep naar voren. De beeldvorming over ‘Arabieren’ is een uitgelezen casus om deze hiërarchische dichotomie open te breken. Aldus luidt de vraag hoe de beeldvorming van de Arabieren zich verhoudt tot westerse zelfbeelden én de perceptie van de ruimere Afrikaanse context. Dit onderzoek steunt op een selectie van vier reisverslagen geschreven door reizigers die in de laatste drie decennia van de negentiende eeuw in contact (of aanvaring) zijn gekomen met ‘Arabieren’ in equatoriaal Afrika. De hoofdbron van dit artikel is de kleurrijke bestseller La Vie en Afrique (1887) van de Belgische explorateur Jérôme Becker (1850-1912). Deze militair trekt tussen 1880 en 1883 als lid van de derde Belgische Afrika-expeditie van Zanzibar naar het Tanganyikameer en terug, naar eigen zeggen door Arabische contreien. De expedities hebben – onder filantropisch vaandel – kartering, economische ontsluiting en eerste kolonisatie van de regio op het oog. La Vie en Afrique staat vol anekdotes en denkbeelden over Arabieren. Dit boek wordt comparatief of ter ondersteuning geplaatst tegenover drie andere 3
4 5 6 7
D. Van Reybrouck, ‘Grote kinderen, zieke volwassenen. De ontmoeting met de niet-westerse andere in een koloniale context’, in: L. Nys e.a., De zieke natie: over de medicalisering van de samenleving, 1860-1914 (Groningen 2002) 372. Zie ook: B.M. Stafford, Voyage into substance: art, science, nature, and the illustrated travel account, 1760-1840 (Cambridge 1984). H.M. Stanley, Trough the Dark Continent or the Sources of the Nile, around the Great Lakes of Equatorial Africa and down the Livingstone River to the Atlantic Ocean (London 1878). H.M. Stanley, In Darkest Africa or the Quest Rescue and Retreat of Emin Governor of Equatoria (London 1890). S.L. Hinde, The Fall of the Congo Arabs (London 1897). KBKI, Belgische Koloniale Biografie I, 143.
publicaties. Becker verwijst in zijn inleiding naar de toen reeds befaamde Henry Morton Stanley (1841-1904) als lichtend voorbeeld. Twee van zijn vaak herdrukte publica ties komen hier aan bod. Through the Dark Continent (1878) verhaalt over de bekende, door een Engelse en Amerikaanse krant gefinancierde geografische expeditie die tussen 1874 en 1877 het Afrikaanse continent van oost naar west doorkruist.4 In Darkest Africa (1890) is de neerslag van Stanleys zoektocht naar Isaak Eduard Schnitzer (ook bekend als Enim Pasha), gouverneur van Equatoria die na de Mahdi-opstand (1881) van de buitenwereld afgesloten raakte. Dit is de grootste transafrikaanse Europese expeditie van de negentiende eeuw en duurde van 1887 tot 1890.5 Wat betreft de houding tegenover Arabieren vallen er tussen beide publicaties opvallende verschillen te noteren. De laatste titel is het militaire relaas The Fall of the Congo Arabs (1897) van de Engelsman Sidney Langford Hinde (1863-1930).6 Voor de ‘pacificatie’ van zijn kolonie rekruteert Leopold militairen over heel Europa. In 1891 treedt Hinde in dienst van de EIC en neemt deel aan de ‘Arabische Campagnes’ als kapitein en arts in het Congolese leger, de Force Publique (opgericht door de Belgische koloniaal Camille Coquilhat).7 De expeditie staat onder leiding van de Belg Francis Dhanis. In Hindes boek zijn Arabische beelden door een directe oorlogscontext omgeven. Om het leopoldiaanse discours rond Arabieren te illustreren komen ook twee Belgische dagbladen aan bod: de Antwerpse krant Le Précurseur en de Brusselse L’Indépendance Belge. In deze koningsgezinde dagbladen zijn begin jaren 1890 de ‘Arabische Campagnes’, als onderdeel van een Belgische mission civilisatrice, een hot topic. Hoewel explorateurs van verschillende nationaliteiten aan het woord komen, beoogt dit artikel niet zozeer een discoursvergelijking tussen verschillende koloniale mogendheden, maar wel het samenbrengen van teksten van mensen met een gelijkaardige culturele en/of professionele achtergrond. De bronnen omvatten een periode van twee decennia en zijn, zo zal blijken, voldoende gediversifieerd om historische (politieke of culturele) verschillen of evoluties in beeldvorming te traceren. Het bronnencorpus is uiteraard niet geheel representatief voor een algemene, westerse koloni-
373
Oriëntaties in Midden-Afrika ale beeldvorming van Afrika en ‘Arabieren’. Deze studie is eerder een vergelijkende steekproef die interessante voorbeelden van westerse omgang met vreemde elementen in een koloniaal verleden toont. Eerst bespreek ik aan de hand van La Vie en Afrique en Trough the Dark Continent de wijzen waarop een Arabische aanwezigheid het exploratiegebeuren beïnvloedt. Hoe confronteren explorateurs Arabische elementen met opvattingen rond een expeditie in Afrika? In welke mate oefent het beeld van de Arabier een invloed uit op het verloop van een expeditie en het zelfbeeld van een westerse explorateur? Vervolgens treed ik buiten het onmiddellijke exploratiegebeuren en stel de vraag welke beschavingscriteria de drie explorateurs hanteren in een equatoriaal Afrikaanse context. Hoe verhoudt de Arabier zich tot de Europeaan en de ‘gewone zwarte’? ‘Hard to believe I [am] in Central Africa’, zegt Hinde als hij door een Arabische nederzetting stapt.8 Arabieren maken deel uit van Afrika maar lijken er ook vreemd aan, zo zal blijken. Ten slotte belicht ik de perceptie van Arabieren als koloniale concurrenten of vijanden. De reisverslagen tonen dat de evolutie naar een negatieve beeldvorming enerzijds samenhangt met politieke feiten in de EIC en anderzijds samenloopt met evoluerende exploratieculturen. Door Arabische contreien
In La Vie en Afrique en Trough the Dark Continent reizen Becker en Stanley na hun vertrek op Zanzibar honderden kilometers door gebieden die onder Arabische controle staan.9 Volgens een vast register in toenmalige avonturenboeken omschrijven ze hun expeditie als een duik in het onbekende. Hun landkaarten van Oost- en Midden-Afrika zijn inderdaad erg onvolledig, maar de explorateurs reizen in werkelijkheid via bestaande handelsroutes en grote Arabische nederzettingen.10 Dit is in de negentiende eeuw de normale gang van zaken en verleent de expeditie door ongekarteerde gebieden meer kans op slagen. Hoe verhouden Arabische elementen zich tot een ruimere Afrikaanse context en tot het concrete of narratieve verloop van een reis? Vermoeidheid, voedseltekort, ziekte en dood dwingen een karavaan regelmatig tot
halt. Arabische nederzettingen langs de handelsroutes, goed voorzien van etenswaren, zijn belangrijke ijkpunten op de exploratie trajecten. Zo reist Stanley naar Ujiji aan het Tanganyikameer, gaat noordwaarts via Kafurro en terug zuidwaarts naar Kasongo en Nyangwe: allen belangrijke Arabische handelscentra. Becker vertoeft tijdens zijn reis lange tijd in Tabora, een Arabisch knooppunt tussen de kust en het Tanganyikameer. Hier is Becker in zijn element: Depuis que je suis arrivé à Tabora, je jouis d’un bien-être dont je ne me rends pas bien compte. Pas un seul petit accès de fièvre. […] Il est vrai que je suis ici un régime très hygiénique. Levé dès l’aube, je vais, après avoir pris mon bain, faire des excursions dans les villages avoisinants. […] Kouyara, OuGanga [...], Itourou, où le père et le frère du célèbre Tipo-Tipo [een schatrijke Arabische handelaar] sont établis, me voient, le fusil à l’épaule et le carnet à la main, fournir de longues traites. Puis, après la prière de l’Allah Siri […] ce sont des visites chez Séki, chez Sheik bin Nassib et chez quelques Arabes influents dont j’ai fait la connaissance.11 De explorateur verkeert in een uitstekende gezondheid. Koortsaanvallen, zo talrijk tijdens het reizen, blijven hier uit. Becker neemt dagelijks een bad, een praktijk die hij hier voor het eerst vermeldt. Nergens krijgt een plaats zo expliciet hygiënische connotaties mee. Uitgerekend op een rustplaats houdt Becker er een gedisciplineerd ritme in: vroeg opstaan, lange tochten maken, geëquipeerd met geweer en notitieboekje. Meer dan tijdens de zware tochten, belichaamt Becker hier de archetypische explorateur. Zijn hygiënisch regime moet in termen van een algemeen fysiek (en mentaal) welzijn begrepen worden, een ‘bien-être’, afgedwongen door zelfcontrole.12 In het primitieve Afrika zijn explorateurs gesteld op fysieke en geestelijke integriteit, op hun hoede voor verval of degradatie.13 Becker leeft op in Tabora. De explorateur beschrijft 8 Hinde, The Fall, 184. 9 Becker, La Vie en Afrique, ou: Trois ans dans l’Afrique Centrale I, 39. 10 J. Fabian, Out of Our Minds: Reason and Madness in the exploration of Central Africa (Londen 2000) 45-51. 11 Becker, La Vie en Afrique II, 21. 12 Van Reybrouck, ‘Grote kinderen’, 374-376. 13 Ibidem, 374-376. Zie ook: Hinde, The Fall, 47. Naast de dagmarsen, doet Hinde fysieke oefeningen om fit te blijven.
374
Laurent Posc h et
Kaart van equatoriaal
Afrika met plaatsnamen uit de reisliteratuur. Bron: auteur
de rijke post ook als ‘un lieu de délices et d’exubérante licence’.14 Voor zijn personeel schroeft Becker de discipline van de dagmarsen wat terug. Alle karavaanleden krijgen in Tabora vrijaf. Ondertussen eet Becker zijn buik rond bij gastvrije Arabieren.15 Hij profiteert, want buiten de post is het eten schaars.16 Ook Stanley dikt aan in Ujiji.17 Hygiënisch of losbandig, het lichamelijk vocabularium typeert de Arabische post als een plaats die op Beckers kaart in positieve zin afsteekt tegen het omringende, vermoeiende, gevaarlijke Afrika. Die discrepantie wordt nog kracht 14 15 16 17 18 19
Becker, La Vie en Afrique I, 211. Ibidem, 208, 214, 216-217; ibidem II, 21, 27, 29. Ibidem, 70. Stanley, Trough the Dark Continent II, 6. Becker, La Vie en Afrique I, 237. Fabian, Out of Our Minds, 45-51 en het hoofdstuk ‘Des espaces de souveraineté’ in: I. Surun, ‘L’exploration de l’Afrique au XIX siècle: une histoire précoloniale au regard des ‘postcolonial studies’, Revue d’histoire de XIX siècle, 2006-32, Varia, online: http://rh19.revues.org/document1089. html, geraadpleegd op 19 maart 2009. 20 Becker, La Vie en Afrique I, 218, 219. 21 Becker, La Vie en Afrique I, 29, 92, 208, 214-217, dl. 2, 21, 29 en Stanley, Trough the Dark Continent I, 40, 55, 354, 509.
bijgezet door contrasterende topografieën. De ondoordringbare, Afrikaanse natuurlijke vegetatie staat tegenover de rijkelijke, ordelijke Arabische land- en tuinbouw. Hoe verder van Tabora, hoe wilder de natuur, merkt Becker op.18 De explorateur trekt grenzen volgens zijn fysieke behoeften. De Arabische rustplaatsen zijn de ideale, on-Afrikaanse intermezzo’s. Explorateurs reizen nooit door politieke vacua. Karavanen kunnen door de lokale bevolking als indringers beschouwd worden en zijn kwetsbaar voor lokale vijandigheden. Een reispolitiek, geijkt op hoge autoriteiten is van vitaal belang.19 Omdat Stanleys en Beckers expedities afhankelijk zijn van een Arabische aanwezigheid (routes en posten) hebben explorateurs er baat bij goede contacten te onderhouden met Arabieren. Beckers cognacflessen doen het daarbij uitstekend als relatiegeschenk.20 Op Arabische stopplaatsen zetten zowel Stanley als Becker hun convivialiteit met Arabieren in de verf.21 Amicaliteit getuigt volgens Becker van pro-
375
Oriëntaties in Midden-Afrika fessionaliteit: de goede explorateur weet zich vreedzaam en efficiënt te manoeuvreren in Afrika.22 Confrontaties met vreemde autoriteiten zijn het examen in sociale competenties van de explorateur. Aan de reizigers om de juiste moves te vinden en te verfijnen.23 Zo koopt Becker, om in Tabora een goed figuur te slaan, een ezeltje waarop hij de Arabieren tegemoet rijdt.24 Avonturiers zijn nooit eenzame enkelingen in het onbekende. Arabische elementen zijn hier opvallende, positieve ankerpunten van expedities. Contacten tussen westerlingen en Ara bieren overstijgen het politieke niveau. Niet lang vertrokken, kruist Becker het pad van een ivoorkaravaan. Beide leiders wisselen informatie uit over de kust en het binnenland.25 Ook voor Stanley is kennisuitwisseling belangrijk. Vóór hij zich aan de rondvaart van het Tanganyikameer waagt, gaat hij bij gebrek aan geografische informatie te rade bij Arabische vrienden in Ujiji.26 Kort daarvóór treft Stanley een Arabische handelskaravaan aan. De leider vertelt afgeperst te zijn geweest door een lokale dorpschef. Stanley herkent de anekdote. De hoge hongo of doorgangsbelasting verveelt elke karavaanleider.27 Stanley bezoekt het dorpshoofd en wijst hem terecht: Arabieren wegsturen houdt iederéén weg en handelskaravanen maken de streek welvarend.28 Ook Becker verhaalt over voor Arabieren en Europeanen identieke problemen met de lokale bevolking. Een Arabische strafexpeditie tegen inlandse stammen, naar eigen zeggen om de moord op Europese missionarissen te wreken, is volgens Becker legitiem: ‘Si on laissait sans répression les attentats des chef indigènes, […] ni les Arabes ni les Blancs n’oseraient plus s’aventurer dans le pays.’29 Bovenstaande anekdotes illustreren hoe explorateurs zich kunnen herkennen in de reizende Arabieren: chefs aan het hoofd van handelsposten of karavanen in gevaarlijk gebied, stuitend op gekende problemen en met reisexpertise.30 Explorateurs benadrukken de camaraderie met Arabieren, erkennen hun macht en zoeken op hun beurt naar erkenning. Dit alles vloeit voort uit een initiële herkenning. Zowel Europeanen als Arabieren wagen zich aan Afrika – ‘s’aventurer’, zegt Becker – dat niet hun natuurlijke habitat is. Zulke momenten van herkenning tussen explorateurs en inheemse Afrikanen zijn zeld-
zaam, zoniet non-existent. Vervreemding is hier de regel. Bij Stanley gaat de (h)erkenning over tot een normatieve vergelijking van reisactiviteiten en -intenties. Arabieren vormen een referentiekader voor zijn eigen reisplannen en resultaten. De explorateur meet zich zelfs aan hen. Zo belooft Stanley, om zijn Afrikaanse karavaanleden net vóór het vertrek op Zanzibar gerust te stellen, de eerste belangrijke halte veel sneller te bereiken dan de Arabieren dat kunnen.31 Verder vertelt Stanley hoe de Arabieren perplex staan over de snelheid waarmee zijn karavaan de 338 mijl tussen het meer Tanganyika en Nyangwe weet af te leggen.32 Contrasterend met de eigen snelheid zinspeelt Stanley meermaals op een Arabische traagheid.33 De Arabische reiscultuur kan als maatstaf dienen voor westerse prestaties, maar blijft daaraan ondergeschikt. Zo’n houding beperkt zich niet tot een strikt Arabische context. In het verslag In Darkest Afrika geeft Stanley een overzicht van de geografische kennis rond de mythische Nijlbronnen.34 De Grieken, Romeinen en Arabieren zijn dé drie civilisaties die de Nijlqueeste aankunnen. Stanley schrijft zich in een grootse traditie, maar voegt daar iets aan toe: hij doet het sneller en exacter. Zijn onderneming heeft een definitief karakter.35 Ontdekkingsdrang, opgewekt door fascinerende verhalen over het onbekende (bijvoorbeeld in reisverslagen) is een gekend topos in negentiende-eeuwse reisverslagen.36 Een opvallend oriëntalistisch stereotype in La Vie en Afrique en Trough the Dark Continent is de representatie van de Arabier als verhalenverteller. Exotische Swahilifabels roepen voor Becker de sfeer van Mille et une nuit 22 Becker, La Vie en Afrique II, 496-498. 23 Bij Afrikaanse stammen vindt vaak een (fictieve?) bloedbroederceremonie plaats: Becker, La Vie en Afrique I, 232 en Stanley, Trough the Dark Continent I, 493. 24 Becker, La Vie en Afrique II, 31. Zie ook: ibidem I, 31. 25 Ibidem I, 92. 26 Stanley, Trough the Dark Continent II, 12. 27 D. Vangroenweghe, Voor rubber en ivoor: Leopold II en de ophanging van Stokes (Leuven 2005) 35. 28 Stanley, Trough the Dark Continent I, 497. 29 Becker, La Vie en Afrique II, 70. 30 Vangroenweghe, Voor rubber en ivoor, 33-45. 31 Stanley, Trough the Dark Continent I, 58. 32 Ibidem II, 94-95; 117. 33 Ibidem II, 8. Zie ook: Becker, La Vie en Afrique II, 60. 34 Stanley, In Darkest Africa II, 267-288. 35 Zie ook: Stanley, Trough the Dark Continent II, 483. 36 Becker, La Vie en Afrique I, XV; Stanley, Trough the Dark Continent I, 1-2; Hinde, The Fall II, 27.
376
Laurent Posc h et
op.37 Bij Stanley komt de oriëntaalse lust voor overdrijvingen – ‘the true Oriental spirit’38 – tot uiting in geografische en etnografische informatie-uitwisselingen. In Kafurro, een Arabische handelspost, luistert Stanley naar verhalen over Ruanda en haar wrede koningin. Elke Arabische handelsexpeditie richting Ruanda kent een negatieve, soms dodelijke afloop. Honderden mijlen verder, in Nyangwe, klinkt het niet anders. Voor Stanley is de stad Afrika’s ‘laatste post’ waarachter het volslagen onbekende ligt. Arabische verhalen over een oneindig noordwaarts lopende rivier – de ongekarteerde Lualaba in het verlengde van de Congo – geflankeerd door kannibalistische dwergenstammen bevestigen dit. De spannende vooruitzichten geven Stanleys avontuur een narratieve drive. Welke mysteries staan de held te wachten? ‘Hamed Ibrahim was not opening out very brilliant prospects before me’, zegt Stanley na het relaas over Ruanda, ‘nevertheless I resolved to search out in person some known road to this strange country that I might make a direct course to Nyangwe’. Waar Arabieren stoppen of falen, reist Stanley verder. Tot onbegrip van de Arabieren in Nyangwe, wordt Stanleys enthousiasme om de Lualaba verder af te varen alleen maar groter bij het horen van de vertelsels. Typerend is het antwoord van een Arabier op Stanleys vraag of een ka ravaan hem kan vergezellen op zijn gevaarlijke tocht. Ah, yes! If you Wasungu (white men) are desirous of throwing away your lives, it is no reason we Arabs should. We travel little by little to get ivory and slaves, and are years about it [...] but you white men only look for rivers and lakes and mountains, and you spend your lives for no reason, and to no purpose.39 37 38 39 40 41
Becker, La Vie en Afrique II, 240. Stanley, Trough the Dark Continent I, 55. Ibidem I, 98. Ibidem I, 58. De bijnaam van deze Arabier (waarvan de oorsprong onduidelijk blijft) kent verschillende schijfwijzen (Stanley: Tippu-Tib; Becker: Tipo-Tipo). In de Nederlandse tekst wordt gekozen voor de meest voorkomende hedendaagse spellingswijze: Tippu-Tip. 42 Stanley, Trough the Dark Continent II, 189. To desert kan een neutrale betekenis hebben (‘verlaten’). Maar omdat de uitdrukking vooral voorkomt in negatieve taferelen zoals deserterende karavaanleden, krijgt ook deze passage pejoratieve connotaties. 43 Uitstekende inleiding hieromtrent: M. Couttenier, Congo tentoongesteld. Een geschiedenis van de Belgische antropologie en het museum van Tervuren (1882-1925) (Leuven 2005).
Wat bezielt die explorateurs? Qua mentaliteit en reisintenties vervreemden de westerling en de Arabieren van elkaar. Arabieren fungeren enerzijds als spiegelbeelden van westerlingen, anderzijds voert Stanley de Arabieren op als trage, materialistische mensen die de kern van zijn expeditie niet begrijpen. Het reizen is een doel op zich. Die nieuwsgierigheid overstijgt de Arabische geest. Dat Stanley hier figuren creëert en hen de woorden in de mond legt, blijkt wel uit het begin van Through the Dark Continent. Stanleys karavaanleden, waaronder vele Zanzibari’s, zijn onder de indruk van de plannen om rivieren, meren en bergen te ontdekken.40 Stanley kan in Nyangwe uiteindelijk één Arabier overtuigen. De schatrijke handelaar Hamed bin Mohammed el Murjebi alias Tippu-Tip (1837-1905) reist een tijdlang met hem mee.41 Als het middenin een oerwoud te gevaarlijk wordt, ziet de Arabier het nut van de reis niet meer in: ‘Tippu-Tib breaks down’. Vele mijlen verder geeft hij op en keert op zijn passen terug. Stanley is teleurgesteld – ‘Tippu deserts me’ – maar reist resoluut verder.42 Arabische elementen zijn positieve ankerpunten in de expeditie en de Arabische reiscultuur kan als normatief referentiekader fungeren. Tegelijkertijd benadrukt het Arabische gebrek aan daadkracht, geestkracht, hogere doelen of waarden de morele superioriteit van de koloniale exploratiecultuur. In welke mate typeert deze beeldvorming beschrijvingen van het AfrikaansArabische beschavingsniveau? Tot hiertoe werd gekeken naar de plaats van Arabieren in een Afrikaanse context. Bovenstaande vraag moet gezien worden in het kader van ruimere imperialistische denkpatronen. Arabieren in de chain of being
Het negentiende-eeuwse, door de darwinistische evolutietheorie beïnvloedde imperiale wereldbeeld is doordrongen van de overtuiging dat er een evolutionair en hiërarchisch onderscheid bestaat tussen verschillende ‘mensenrassen’.43 Daarbij kan een ‘hoger ras’ het voortouw nemen in de ontwikkeling van ‘inferieure mensentypes’. Welke schakel vormen de Arabieren in de grote chain of being? Welke rol spelen Arabieren in de ‘civilisatie’ of ‘emancipatie’ van Afrika? Conform een negentiende-eeuws economisch vooruitgangsgeloof pleiten Through
377
Oriëntaties in Midden-Afrika the Dark Continent en La Vie en Afrique voor de introductie van een intensieve economie in Afrika. Dit vormt de sleutel tot beschaving en een uitweg voor socio-economische problemen in Europa.44 Explorateurs zijn daarom gefascineerd door Arabische economische activiteiten. In Nyangwe is Stanley uitgelaten over de markt. Hier stromen tot drieduizend Afrikanen uit de omliggende streek toe om uiteenlopende producten te kopen en verkopen. Stanley somt een zestigtal waren op. ‘And how like any other market it was!’, zegt de reiziger bij het beschrijven van de chaos aan koopwaar, geluiden en emoties.45 De luxueuze bazaar van Tabora doet niet onder voor die van Nyangwe.46 ‘Ma table est abondante et variée’, schrijft Becker na zijn marktbezoek.47 De associatie van Arabieren met rijkdom is een terugkerend idee dat zich, meer dan in bovenstaande handelscontext, ook uit in landschapsbeschrijvingen. Tegenover de Afrikaanse wildernis staat de gecultiveerde aarde. Stanley en Becker besteden in hun reisverslagen veel aandacht aan land- en tuinbouw. Waar worden welke gewassen geteeld? Op welke schaal? De explorateurs staan in bewondering voor de enorme en gediversifieerde Arabische plantages op Zanzibar en het continent.48 Waar de Arabieren zich ook bevinden, zegt Stanley, zij slagen er in nieuwe gewassen succesvol te introduceren.49 Becker is vol lof over de irrigatiesystemen en gewassenvariatie in Tabora.50 In Kasongo verkent Hinde de omgeving. ‘[I] was constantly astonished by the splendid work which had been done in the neighbourhood by the Arabs.’51 Jungle heeft plaats geruimd voor rijst- en maïsplantages. Her en der zijn autarkische dorpen gesticht. Afrika floreert onder de Arabische macht. Explorateurs zijn enthousiast omdat landbouw in Afrika de status van een ethisch beginsel krijgt. Cultivatie is het beschavingsinstrument bij uitstek. Vooral Becker geeft agricultuur – culture in de Franse tekst – dit soort connotaties mee. Cultiver betekent bouwen aan beschaving. Sterker nog: het telen van gewassen staat voor fysieke en morele groei naar maturiteit.52 De (Arabische) landbouw kan de kinderlijke Afrikanen deugden bijbrengen zoals werklust of verantwoordelijkheidszin. In 1892 drukt Le Précurseur ‘C’est la colonisation par la culture […] qui
Portret van Jérôme Becker met tulband, Léon Herbo, ca. 1885.
Bron: J. Becker, La Vie en Afrique (Brussel 1887) II 1
doit civiliser et moraliser le nègre’, en: ‘Par l’agriculture on régénère et on moralise le nègre’.53 De bewondering voor Arabische verworvenheden hangt ook samen met het in Europa actuele debat of Midden-Afrika door westerlingen gekoloniseerd en bewerkt kan worden tot een leefbaar milieu. Klimaat, gezondheid en landbouw zijn weerkerende 44 Becker, La Vie en Afrique I, XVIII: Confessionele missies zijn belangrijk, economische missies des te meer. Stanley, Trough the Dark Continent I, 42: filantropen én handelaars moeten contacten leggen met Zanzibar. Stanley, In Darkest Africa II, 101: zelfs de pygmeeën zullen meedraaien in een Europees-Afrikaanse economie. Zie ook Beckers pleidooi voor de Congolese spoorweg in Le précurseur, 17-18 april 1892, 1. 45 Stanley, Trough the Dark Continent II, 120-122. 46 Becker, La Vie en Afrique I, 221. 47 Ibidem, 221-222 en, 24-27. 48 Enkele voorbeelden: Becker, La Vie en Afrique I, 15, 222; Stanley, Trough the Dark Continent I, 41, 54; II, 117, 123. 49 Stanley, Trough the Dark Continent II, 123. 50 Becker, La Vie en Afrique I, 222. 51 Hinde, The Fall, 187. Zie ook: Ibidem, 7. 52 Becker, La Vie en Afrique II, 335. Zie ook: Vanreybrouck, ‘Grote kinderen’, 377. 53 Le Précurseur, 11 september 1892 en Ibidem, 14 juli 1892, 1.
378
Laurent Posc h et
thema’s hieromtrent.54 Explorateurs stellen vast dat Arabieren volwaardige kolonies hebben gesticht.55 Ze weten iets aan te vangen met Afrika, in tegenstelling tot inheemse wilden, die (handels)karavanen ophouden of aanvallen. Arabische kolonisatie heeft een positieve invloed op het karakter en de levensstijl van Afrikanen, zo klinkt het. Naar analogie met de contrasterende topografieën schrijven Becker en Hinde dat Afrikaanse stammen binnen de Arabische invloedsfeer ‘tammer’ zijn dan volkeren die erbuiten leven.56 Afrikanen die zich verwijderen van de Arabische gebieden kunnen terug ‘verwilderen’.57 Gelukkig brengen Beckers karavaanleden discipline op want ze zijn nog ‘sous l’influence de l’espèce de civilisation qui règne à Tabora’.58 Becker heeft veel aandacht voor de civiliserende expansie van Arabische zeden en gebruiken in het binnenland, zoals bijvoorbeeld het gebruik van zeep.59 Ook Hinde ziet hoe Arabische hygiënische standaarden tot diep in Afrika worden overgenomen en hoe Arabieren er eveneens een hogere ‘moral standard’ introduceren.60 De Afrikanen kunnen gemakkelijk gekneed worden, zegt Becker. Zo vervangen de Arabieren het spiritisme van hun zwarte slaven door de moraal en het (bij)geloof van de Koran.61 De islam brengt een eerste beschavingslaag aan op de Afrikaanse wildheid. Toch moet eenieder zijn plaats kennen op de ladder. Becker doet spottend over Afrikanen die ‘Arabisch’ willen overkomen, zoals kustbewoners die met een 54 Becker is tevreden over zijn landbouwexperimenten. Hij pleit voor een emigratiebeweging: Becker, La Vie en Afrique II, 107-109. Hinde is minder enthousiast: Hinde, The Fall, 20. Zie ook: L’ Indépendance, 7 juni 1893, 1; Le Précurseur, 12 januari 1892, 1; 14 juli 1892, 1; 14 juni 1893, 1; 4 oktober 1893, 1. 55 Becker, La Vie en Afrique I, XII; II, 489 en Stanley, Trough the Dark Continent II, 44. 56 Becker, La Vie en Afrique I, 129, 148, 240 en Hinde, The Fall, 263. 57 Becker, La Vie en Afrique I, 240. 58 Ibidem 59 Ibidem, 52, 150. 60 Hinde, The Fall, 80. 61 Becker, La Vie en Afrique I, XVIII. 62 Ibidem, 70. 63 P. Brantlinger, Rule of Darkness: British Literature and Imperialism 18301914 (New York 1990) 173-177. 64 Zie bijvoorbeeld het opvolgen van L’acte de Bruxelles (1890) en de Conférence Antiesclavagiste (1891-1892) in L’indépendance Belge en Le Précurseur. 65 Becker, La Vie en Afrique II, 326-328. 66 Ibidem, 336. 67 In een sociaal-darwinistische denktrant is het ‘natuurlijk’ dat sommige individuen of volkeren gedomineerd worden door ‘beter aangepaste’ mensen. Een ‘rassenhiërarchie’ is dan nooit veraf. 68 Le Précurseur, Antwerpen, 14 januari 1892, 1.
tulband ‘l’homme comme il faut’ spelen of stammenchefs die zichzelf sultan noemen.62 In La Vie en Afrique wijdt Becker een volledig hoofdstuk aan de Arabische slavernij en slavenhandel, een zeer controversieel thema in Europa. Als in 1833 het British Empire zich economisch kan veroorloven om slavernij en slavenhandel te verbieden, worden ‘immorele schuldigen’ geviseerd. De barbaarse praktijken die in Afrika persisteren moeten uitgeroeid worden.63 Ook de start van het Belgisch imperialisme hult zich in filantropische antislavernijvertogen.64 Becker wijdt een heel hoofdstuk aan de Arabische slavernij. Zijn perceptie lijkt allesbehalve mainstream: Sur cette terre encore dans sa genèse sociale, […] les mots n’ont pas la même signification que chez nous. […] Si quelque chose peut émanciper et sauver les malheureux habitants de ce vaste continent, c’est bien l’esclavage Arabe, stage indispensable d’une lointaine et hypothétique émancipation. Dans un pays ou le mot de liberté est interprété par droit de paresse, la servitude est une conséquence nécessaire et fatale de l’incurie de la race tout entière.65 Verwerpelijk in het moderne Europa, noodzakelijk in het primitieve Afrika. De Arabische slavernij is een vorm van paternalistische voogdij over de infantiele Afrikanen. Zij leren bij Arabische vaderfiguren het werk, het welzijn, de materiële welvaart en de moraliteit kennen. Als slaven op de plantages werken, ontpoppen ze zich tot ‘nieuwe mensen’.66 De Arabische slavernij is een evolutionair noodzakelijk stadium in de menselijke ontwikkeling.67 In Le Précurseur, spreekbuis van Leopolds antislavernijpropaganda, klinkt het niet anders. De krant pareert in 1892 een Franse aanklacht rond onwaardige Belgische slavenbehandelingen in de EIC: Il est difficile de traiter un peuple enfant comme un peuple accoutumé de longue date à la liberté. […] Pour civiliser le nègre, il faut l’habituer au travail, et ce résultat ne peut être atteint que si on lui fait une douce violence. L’affranchissement immédiat et complet du noir est un beau sujet de poésie. […] il faut lui apprendre […] à faire bon usage de la liberté […].68
379
Oriëntaties in Midden-Afrika Ook hier wordt slavernij geherdefinieerd, in evolutionaire rassentheorieën gepast en gemoraliseerd. De totale vrijheid van de zwarte wordt verbannen naar romantischpoëtische sferen van Wordsworth, Coleridge en Blake.69 Kinderen moeten met vrijheid leren omgaan. Zo spreekt ook Hinde, die een systeem met boys (kindsoldaten) een goed educatief tussenstadium vindt.70 Stanley, zo is bekend, had zijn persoonlijke boy Kalulu (†1877). Slavernij als opvoeding blijft tolereerbaar. Arabieren koloniseren Afrika en voeden de lokale bevolking op. De Arabische civilisatie vervult in Afrika een evolutionair noodzakelijke rol. Het Oosten blijft evenwel inferieur aan het Westen. Het negentiende-eeuwse imperiale racisme geeft in heel Europa vorm aan een ethisch gedachtegoed: het Westen heeft de morele plicht om inferieure werelddelen of volkeren te overheersen, hen voor te gaan op het pad naar beschaving.71 Op die manier verhult bijvoorbeeld Leopold zijn aspiraties in Afrika. Ook de boeken van Becker en Stanley staan vol met dit soort ideeën. Als Becker in Tabora Tippu-Tip ontmoet, legt hij de Arabier uit wat Europeanen er komen doen en waar het Belgische exploratiewerk om draait. De Arabier toont zijn interesse: [Tipo Tipo] écoute avec une attention profonde mes explications. But, tendances, moyens, il trouve tout digne des plus grands éloges. Mais, ajoute-t-il avec un sourire un peu narquois, les Arabes ne font pas autre chose depuis cent ans! Oui! répondis-je, impatienté cette fois, pour le plus grand bien de leur commerce particulier et de leurs plantations, mais nullement par l’ambition d’ouvrir au monde civilisé un continent abondant en richesses inconnues, et de tirer des ténèbres de l’ignorance une race considéré, par vous, comme seul agent de production. 72 Tippu-Tip doet smalend over de Belgische missie. Becker is op zijn tenen getrapt. Er gaapt een kloof tussen rivaliserende mentaliteiten omtrent de omgang met Afrika, waarbij Becker economische en humanitaire aspecten aanhaalt. Zoals de Arabieren niets begrepen van Stanleys reis, laten zij zich hier door Becker corrigeren. Arabieren brengen rijkdom voort. Maar de explorateurs benadrukken eveneens dat Arabieren uit zijn op
persoonlijke verrijking in Afrika. Ivoor drijft de hen het binnenland in, schrijft Stanley.73 Hij zinspeelt meermaals op het materialistische Arabische ‘trader instict’, contrasterend met zijn eigen ontdekkingslust.74 Arabieren civiliseren vanuit een honger naar winst, Europeanen uit filantropie.75 De Europeaan, als ‘volwaardige mens’, bezit hogere, morele normen en waarden waar Arabieren geen voeling mee hebben. Arabieren brengen een eerste beschavingslaag aan in Afrika, Europeanen moeten de emancipatietaak voltooien door het continent in de cultus van de waardigheid, de verantwoordelijkheid en de solidariteit te wijden, stelt Becker.76 De Europeanen zorgen voor de evolutionaire finishing touch. Het on-Afrikaanse karakter van Ara bische sferen wordt in een expeditiecontext als positief ervaren. Vanuit een imperiale ethiek echter kleefde er ook een minderwaardig imago aan dat karakter. De ‘morele achterstand’ van Arabieren gaat gepaard met negatieve attitudes tegenover Afrika. Zo verschijnen bij Stanley en Becker Arabieren vaak als hyperbeschaafde aristocraten, gesteld op een extreme etiquette en met een dedain voor het Afrikaanse binnenland.77 Hoe Africa-fitted zijn de Arabieren? De geldlustige handelaars in hun ‘spotless white shirts’ contrasteren scherp met de nieuwsgierige, filantropische pioniers die vanuit een ethisch engagement de handen vuil maken.78 Goede explorateurs moeten vertrouwd raken met de gebruiken, religie, moraal en politiek van de Afrikanen, stelt Becker.79 ‘Je me suis fait résolument Africain’.80
69 Abolitionistische poëzie is in de negentiende eeuw invloedrijk. Zie: D. Lee, Slavery and the Romantic Imagination (Philadelphia 2002) 9-43. Zie ook: Carey, Slavery and the Cultures of Abolition. 70 Hinde, The Fall, 78, 127. 71 Een vaak wederkerend idee in: T. Chafer en A. Sackur, Promoting the colonial idea: propaganda and visions of empire in France (New York 2002). 72 Becker, La Vie en Afrique II, 47. 73 Stanley, Trough the Dark Continent II, 101. 74 Ibidem, 118. Zie ook: ibidem, 7: de ‘waarde’ van elke Arabier wordt in dollars uitgedrukt. 75 Becker, La Vie en Afrique I, XII, 312; II, 20 en Hinde, The Fall, 9. 76 Becker, La Vie en Afrique I, XVIII. 77 Ibidem, 18, 213; II, 27, 51, 463 en Stanley, Trough the Dark Continent I, 4546, 453; II, 69, 95, 116. Zie ook: L’Indépendance Belge, 26 juli 1892, 1. 78 Stanley, Trough the Dark Continent II, 116. 79 Becker, La Vie en Afrique II, 498. 80 Ibidem I, XX.
380
Laurent Posc h et Veroveringspolitiek en militair veldwerk
De Europese geografische ontdekking van Afrika gaat aan het einde van de negentiende eeuw snel over in het zogenaamde New Imperialism, de drang om nieuwe gebieden effectief te bezetten, politiek en economisch te koloniseren en te exploiteren. In dit laatste deel zal blijken dat politieke machtsverhoudingen en militante exploratiecultuur garant staan voor een negatieve beeldvorming – een ‘verduistering’ – van Afrika en Arabieren. Ter legitimatie van zijn aspiraties in Congo orkestreert Leopold vanaf 1890 een algemene croisade antiesclavagiste, een sacraalmilitante zending gericht tegen de CentraalAfrikaanse Arabieren.81 Zoals gezegd neemt niet iedereen evenveel aanstoot aan slavernij als voogdij. Stanley, die in de vroege jaren 1880 Leopolds rechterhand wordt in Afrika en met de bouw van posten en wegen de basis legde van de EIC, ridiculiseert in In Darkest Africa de kruistochtgedachte ‘like in the old times’. De Arabische overmacht in Congo is volgens hem te groot.82 Hoe dan ook, de vrijheidsgedachte vormt voor Leopold een legitiem kader voor een oorlog tegen concurrenten. Daarbij wordt verzwegen dat slavernij ook een courante praktijk is bij zwarte Afrikanen. Zij zijn de slachtoffers van Arabische ivooren mensenjagers die een spoor van plundering, vernieling en dood door het hele continent trekken.83 Europeanen hebben de plicht om die wandaden te bestrijden.84 Leopold zet militaire campagnes op touw die de koloniale pers omschrijft als expéditions antiesclavagistes. Leopold kan Stanley ervan overtuigen om in 1887 zijn expeditie via een westelijke route door de EIC te leiden. Dit zou bevorderlijk zijn voor het in kaart brengen van de kolonie en de bevestiging van Europese aanwezigheid. Vóór Stanley de Congo opvaart, 81 Marechal, De ‘Arabische’ Campagne, 291-292. 82 Stanley, In Darkest Africa, I, 300. 83 L’Indépendance Belge, 22 mei 1891, 1; 25 maart 1892, 1; 18 april 1893, 1; Hinde, The Fall, 7-19. 84 L’Indépendance Belge, 27 maart 1892, 1. 85 Stanley, In Darkest Africa I, 63. Zie ook: Hinde, The Fall, 7-19. 86 Stanley, In Darkest Africa I, 64. 87 Ibidem, 65. 88 Ibidem. 89 L’Indépendance Belge, 25 juli 1892, 1 en 26 juli 1892, 1. 90 Ibidem, 27 juli 1892, 1 en 28 juli 1892, 1. Zie ook: Ibidem, 26 juni 1893, 1, 27 juni 1893, 1. 91 Becker, La Vie en Afrique II, 496-498.
maakt hij zijn reisplannen bekend aan TippuTip. Deze heeft zich ontpopt tot de sterkste politieke en economische speler in OostCongo. ‘Adventurous Arabs have flocked to his standard, until he is now an uncrowned king of the region between Stanley Falls and Tanganika Lake, commanding many thousands of men inured to fighting and wild Equatorial life.’85 Volgens Stanley kan TippuTip de Europeanen bestrijden of tegen beta ling bijstaan.86 Nu Stanley in opdracht van Leopold door een kolonie reist waarvan hij zelf de basis heeft gelegd, vertoont In Darkest Africa geen spoor meer van de amicale coavonturiers. Twee politieke spelers staan als gewapende diplomaten tegenover elkaar. Opvallend is de beschrijving van Arabieren als een agressieve vloedgolf over de kolonie. In 1886 komen Arabieren in Stanley Falls een eerste keer in opstand tegen de Belgische aanwezigheid. ‘By the retreat of the officers of the State from Stanley Falls, the floodgates were opened and the Arabs pressed down the River.’87 Om de gemoederen te bedaren, benoemt Stanley Tippu-Tip, zelf woedend om de Belgische politiek-economische concurrentie, als resident van de post. Stanley tracht ‘this stream of Arabs’ in toom te houden.88 Eind juli 1892, tijdens de ‘Arabische Campagnes’, verschijnen in L’Indépendance berichten over een gewapende Arabische opstand vanuit Nyangwe waarbij Europeanen uit hun administratieve posten worden verjaagd.89 Becker schaart zich achter de mening dat dit voorval te wijten is aan het onprofessionele gedrag van Europese campagneleiders. Ze recruteren Zanzibari’s om Arabieren te bestrijden, laten visites aan Afrikaanse of Arabische autoriteiten achterwege en grijpen snel naar de wapens. De wilde tropen vereisen koelbloedigheid van de Europeaan.90 La Vie en Afrique gaat meermaals in op het profiel van de goede explorateur. ‘Het tijdperk van de dolende ridders is voorbij’. Pleitend voor een Code de Voyage, dat aange leerd zou moeten worden op explorateurs gymnasia, benadrukt Becker dat Afrika experts vereist.91 Professionalisme houdt talenkennis in (Europese talen, Swahili en Arabisch), sociale en diplomatieke knowhow, de kennis van Afrikaanse gebruiken en zelfbeheersing in vreemde situaties. Alle kwaliteiten moeten verenigd zijn in iemand
381
Oriëntaties in Midden-Afrika
Afbeelding van Stanleys kolonne in gevecht met de Afrikaanse Avisibba-stam, ca. 1890. Bron: H.M. Stanley, In Darkest Africa (Londen 1890) I 173
die tegelijk geograaf, diplomaat, landbouwer, doe-het-zelver en militair is.92 Vooral de link tussen professionalisme en een militair profiel is in een koloniale context een herkenbaar idee. Zo deed Leopold II voor zijn koloniale aspiraties vooral een beroep op militairen, mensen die op professioneel niveau over uiteenlopende veldwerkkwaliteiten beschikken.93 Omdat een kolonie kundig verkend en veroverd moet worden, organiseert Becker, zelf een militair, zijn tweehonderd-koppige karavaan dan ook als een leger. De bewapening van honderd soldaten is een belangrijk onderdeel van de logistiek en blijft in gevarenzones niet ongebruikt.94 Militarisering leidt tot agressiviteit. Tijdens zijn laatste reis baant Stanley, ook een ex-militair, zich al schietend een weg door Afrika.95 Het Maxim-machinegeweer (samen met vijfhonderd soldaten) doet dienst, hetgeen Stanley later heel wat kritiek bezorgt in eigen land.
Beckers code ondermijnt zichzelf. Het bevat de wortels van de aangeklaagde ontsporingen. Dit is herkenbaar in het latere edwardiaanse ideaal van efficiency. Ook in deze denktrant ruimen enthousiaste amateur-explorateurs plaats voor competente, militaire professionals, die het rijk moeten uitbreiden en verdedigen.96 In populaire avontuurfictie hebben zulke helden een brutaler karakter dan de eerste ontdekkers. Zo maakt ook Hinde, die Arabische invasies moet tegengaan, van de oorlog een avontuur. Dit verslag toont een macaber, gevaarlijker decor met meer uitgesproken vijandbeelden. De onderwerping van bevolkingsgroe 92 Ibidem, 497. 93 J. Vandersmissen, Koningen van de wereld. Leopold II en de aardrijkskundige beweging (Leuven 2009). 94 Becker, La Vie en Afrique I, 461, 484-486. 95 Stanley, In Darkest Africa I, 173; II, 238, 401; Stanley, Trough the Dark Continent II, 211. 96 P.A. Dunae, ‘Boy’s Literature’, Victorian Studies 24/1 (1980) 117.
382
Laurent Posc h et
Portretfoto van Sidney Lanford Hinde
met leopoldiaanse koloniale decoraties, ca. 1897.
Bron: S.L. Hinde, The Fall of the Congo Arabs (Londen 1897) titelplaat
pen in de EIC gebeurt manu militari. Het Arabische conflict, zegt Hinde, speelt zich af in een dichtbevolkt gebied waarin de hele populatie, gewend aan ‘savage warfare’, participeert. De stammen binden zich nu eens aan de Europeanen, dan weer aan de Arabieren en kannibalisme is alomtegenwoordig.97 Arabieren kunnen de wildernis bewerken, maar In Darkest Africa, The Fall of the Congo Arabs en de pers schetsen ook beelden van ongrijpbare Arabische gangs die verwoeste, desolate landschappen achterlaten.98 Gevangen genomen meisjes belanden in ha-
97 Hinde, The Fall, 24. 98 Ibidem, 34, 38; L’Indépendance Belge, 22 mei 1891, 1; 25 maart 1892, 1; 25 juni 1892, 1; 18 april 1893, Stanley, In Darkest Africa II, 228; Stanley, Trough the Dark Continent II, 123. 99 F. Driver, ‘Henry Morton Stanley and His Critics’, Past & Present 133/1 (1991) 134-166.
rems, jongens worden opgeleid tot vechters, een gewoonte die zich snel verspreidt, zegt Stanley in 1890. Arabieren maken Afrika wilder. Stanley en Becker spreken dan wel consequent over het ‘donkere continent’, mits de nodige interventies zien de explorateurs een lichtende toekomst voor Afrika. Dit is bij Hinde amper het geval. Hij werkt weliswaar mee aan de geografische afbakening en ‘pacificering’ van een Europese kolonie, maar het imperiaal voluntarisme ontbreekt. Afrika is donker, niet de bestemming van een hogere missie, wel de hel waarin Europeanen een overlevingsstrijd uitvechten. Het koloniaal geweld blijft niet onbekritiseerd. Dat ondervindt Stanley in eigen land na zijn laatste reis.99 Ook Leopolds campagnes doen internationaal veel stof opwaaien. In de Belgische koloniale en/of koningsgezinde pers krijgen de ‘Arabische Campagnes’
383
Oriëntaties in Midden-Afrika echter, als mission civilisatrice, veel positieve aandacht.100 De overwinning op de ‘handelaars in menselijk vlees’ is totaal en zal in de Belgische koloniale propaganda nog lang nazinderen in de vorm van een triomfantelijke morele stichtingsmythe: nadat Leopold en zijn pioniers Midden-Afrika bevrijdden van een onderdrukkende slavernij, introduceerden ze er civilisatie en vooruitgang. Het tropische oorlogsavontuur verhoogt het Belgisch koloniaal en militair prestige. Francis Dhanis wordt kort na de campagne tot baron verheven en zal uitgroeien tot een sleutelfiguur van de Belgische koloniale pioniersmythologie.101 In deze context wordt Becker een omstreden figuur. In 1888 reist Becker nog rond als districtscommissaris van de EIC. Opnieuw wil hij relaties aanknopen en onderhouden met Arabieren. Nu het politieke en culturele klimaat hieromtrent is veranderd, valt Becker in diskrediet bij het koloniaal establishment. Hij neemt ontslag en exploreert nog een tijdlang op eigen initiatief. Arabieren wezen explorateurs de weg in Afrika. De veroveringspolitiek brengt hier een einde aan. Slotbeschouwing
Dit artikel begon met de stelling dat de Europese negentiende-eeuwse opening-up van Oost- en Midden-Afrika in het spoor van Arabieren gebeurt. Explorateurs zijn er afhankelijk van Arabische faciliteiten en beschouwen hun Arabische pleisterplaatsen als veilige eilanden van beschaving in een omringende Afrikaanse wildernis. Arabieren kunnen daarbij, zowel in positieve als in negatieve zin, als normatieve referentiekaders dienen voor persoonlijke reisprestaties of koloniale verwezenlijkingen. Deze laatste vaststelling bracht ons tot het uitlijnen van Arabische civiliserende en moraliserende capaciteiten, namelijk het genereren van rijkdom en de ontwikkeling van opvoedkundige slavernij. Deze eigenschappen bepalen de plaats van Arabieren op de evolutionaire ladder: superieur aan ‘primitieve Afrikanen’ maar inferieur aan Europeanen, want Arabische kolonisatie is niet ethisch gefundeerd, zo klinkt het. De koloniale concurrentiestrijd en geprofessionaliseerde militaristische exploratiecultuur leidden ten slotte naar uitgesprokener vijandsbeelden van Arabieren of Afrika als continent.
Op een meer algemeen, methodologisch of beschouwelijk niveau ging de bronanalyse in tegen een bepaalde tendens in de postkoloniale culturele historiografie. In navolging van literatuurcriticus Edward Said worden westerse processen van interculturele beeldvorming of othering vaak direct gelinkt aan imperiale politieke gevolgen, de drang naar politieke dominantie. Menige studie herleidt teksten en beelden uit een koloniale context tot rechtstreekse, ideologische outputs van of inputs voor een doel- en zelfbewust, homogeen, westers imperiaal project. Bestaat er een intrinsiek verband tussen discours en machtsaspiraties? Is een geabstraheerd ‘imperiaal project’ de juiste term om vormen van koloniale cultuur te duiden? Dit artikel betrof enkele zeer specifieke teksten en figuren. De gerichte tekst- en praktijkanalyses toonden alvast aan dat explorateurs en hun reisverslagen meer zijn dan slechts de hefbomen van imperiale machtsarticulaties. De ideologisch geladen koloniale projecten die ze naar voren schuiven, zijn conflictueus op vele vlakken. Ook Afrika zelf was in het koloniale tijdperk geen eenduidig idee, iets wat maar weinig beeldvormingstudies aankaarten. Negentiende-eeuwse explorateurs hebben het toenmalige, wijdverspreide begrip dark continent wellicht op een meer kleurrijke manier ingevuld dan doorgaans wordt aangenomen. Laurent Poschet is afgestudeerd als Master in de Geschiedenis en als Master in de Filmstudies en Visuele Cultuur aan de Universiteit Antwerpen. Momenteel werkt hij bij de onderzoeksgroep ‘Politieke Geschiedenis’ van de Universiteit Antwerpen aan een proefschrift over iconografische praktijken van negentiende-eeuwse explorateurs in Midden-Afrika.
100 L’ Indépendance, 18 april 1893, 1; 7 juli 1893, 1; 8 juli 1893, 1; 9 juli 1893, 1; 22 juli 1893, 1; 1 augustus 1893, 1; 3 augustus 1893, 1; 8 augustus 1893, 1; 17 augustus 1893, 1; 22 augustus 1893, 1; 29 augustus 1893, 1; 10 oktober 1893, 1; 11 oktober 1893, 1; 24 oktober 1893, 1; 25 oktober 1893, 1; 18 november 1893, 1; Le Précurseur, 29 augustus 1893, 1; 17 november 1893, 1. 101 In 1913 wordt in Antwerpen een stadbeeld opgericht ter ere van Baron Dhanis († 1909). Een Arabier knielt aan de voeten van de pionier die een beschermend gebaar maakt naar een vrouw die de koloniaal haar kind (de toekomst van Afrika) aanbiedt. Het standbeeld, door de Antwerpenaar Frans Joris vervaardigd, staat er tot 1954.