“Nieuwsblad van het Noorden”, zaterdag 28 september 1991, pagina 41
Kunst en Wonen: de hobby’s van een samenwerkingsideoloog
Kuifje in Hoogkerk Langs de snelweg Groningen-Drachten staat een opvallend straatje. Bij de afslag Hoogkerk zien we nu nog een rijtje rooie haaietanden. Binnenkort worden die roodpannen puntdaken aan het zicht van de automobilist onttrokken. Dan wordt de wijk Minerva door een dikke aarden wal afgeschermd van het eeuwig zoevend snelverkeer. De haaietanden staan in de Jan van der Zeestraat: achttien koopwoningen op een rijtje. Afwisselend een hoog huis met rode dakpannen en een lage bungalow met plat dak. De hoge huizen kosten ongeveer twee ton, de laagbouw 175.000 gulden. Eén van die laagbouw bungalows timmert nogal aan de weg. In de Jan van der Zeestraat in de De Ploeg-buurt in Hoogkerk staat vanaf oktober een ‘Kijkbungalow’ te kijk: honderdenéén eigenzinnige woonideeën en toegepaste kunstwerken. De hobby van een sociale wetenschapper. “Eerst even een bakkie koffie?” vraagt drs. J.L. Meijering. Zijn populistische woordkeus detoneert met zijn trendy costuum, de moderne koffiepot en het Stijlvol Opgetrokken Interieur van de platgedakte ‘kijkbungalow’ op nummer 4. Samen met zijn vriendin Marije Breeuwsma heeft hij het casco van deze bungalow twee jaar geleden gekocht. “Marije kreeg werk in Groningen en ik kon haar volgen want ik ben vervroegd gepensioneerd en mag nu overal wonen. In verband met mijn rugklachten zochten we een gelijkvloers huis. Dat was een absolute voorwaarde. Ik had in Leeuwarden een soortgelijke woning, helemaal verbouwd. We hadden strontmazzel: dit project kwam op de markt en we hadden de eerste keus. We hebben meteen een optie genomen. Ook de ligging vonden wij fantastisch want onder de snelweg door zit je in twee minuten in Drenthe bij Peize en Roden. Dan krijg je een hele andere beleving. Bovendien zitten we in een mum in Leeuwarden en dat is voor mij ook ideaal. Vrijwel al m’n vrienden en kennissen zitten in Friesland. Nou, heerlijk. Dus uiteindelijk was die keuze niet zo moeilijk: het moest Hoogkerk worden. Het bevalt ons hier fantastisch.” Johannes Lourens Meijering werd in 1947 geboren in Kampen. Zijn ouders verhuisden nog al eens. Naar Zwolle, naar Rotterdam. Toen hij veertien was, belandde de familie Meijering in Leeuwarden: “Mijn vader werkte bij de douane en solliciteerde regelmatig om zich te verbeteren. Vandaar die vrij frequente verhuisbewegingen.” Johan zat twee jaar op de Kweekschool: “Veel klasgenoten van de Ulo gingen ook die richting uit, dus dat leek me heel leuk. Wat ik verder heel erg leuk vond, dat was organiseren. Als vijftienjarige ben ik begonnen te organiseren. Klasse-avonden, een schoolavond en daarna iedere zaterdag een zaaltje huren voor middelbare scholieren. Want destijds, in de jaren zestig, was er in Leeuwarden heel weinig. Vijf jaar lang heb ik zaterdagsavonds grote festiviteiten georganiseerd. Dat mondde uit in een club van tweeduizend leden en dat deed ik in m’n uppie. Van het gebouw van de speeltuinvereniging via de Beurs in Leeuwarden tot uiteindelijk de Frieslandhal. Dat waren enorme succesavonden. Die club heette K64. Het jaar was 1964 en ik had een slag in m’n haar. In de trein zei een dame tegen me: “Goh, u lijkt precies op Kuifje!” Dus Kuifje en 1964 werd K64. Dat was in de jaren zestig in Leeuwarden en Friesland een begrip. Dat was een fantastische periode. Prachtig, geweldig. Dat organiseren zat me echt in het bloed. Samenwerken trouwens ook. Ik denk met heimwee aan de jaren zestig. Vandaar mijn voorliefde voor jukeboxen.”
“Nieuwsblad van het Noorden”, zaterdag 28 september 1991, pagina 41
De zitkamer van de Hoogkerkse kijkbungalow met de bewoners: Johan Meijering en Marije Breeuwsma.
Dood persoon “Maar door al die activiteiten bleef ik zitten op de Kweekschool en moest van m’n ouders van school. Zo ben ik bij de politie terecht gekomen. Want ik zag militaire dienst überhaupt niet zitten en ik had indertijd serieus verkering. Dus solliciteerde ik bij de politie, want dan hoefde je niet in dienst. Als politieman werd ik een maand in Amsterdam gedetacheerd. Dat was hartstikke leuk en verrijkend. Ik was bijna nog nooit in Amsterdam geweest, kwam aan, meldde me en kreeg gelijk een autosleutel in de hand geduwd: ‘Ga maar op patrouille.’ Ik zat nog geen uur in de auto, toen we een melding kregen dat er in een portiek een lijk, of liever gezegd een dood persoon, lag. Maar ik wist heg noch steg in dat hele Amsterdam. En mijn collega die net uit Drenthe was gearriveerd, wist er helemaal de ballen niet van. Die wist niet eens waar Amsterdam lag. We vroegen over de mobilofoon welke richting dat was. Nog geen twee minuten later komt er zo’n wegsleepwagen met zwaailicht voor ons rijden. Die bracht ons gewoon naar die plek toe. Fantastisch. Krankzinnig. Ik heb daar in een maand tijd dingen beleefd die een normaal mens in zijn hele leven niet beleeft. Er was constant wat te beleven, de meest gekke dingen. Ik vond het een genot om een maand onder Amsterdammers te vertoeven. Die hele andere mentaliteit vond ik fantastisch. Ik had destijds een gezin, anders was ik er gebleven.” “Daarna kwam ik in de zomer op Terschelling. Dat is helemaal het omgekeerde. Fantastisch. Daar moet je absoluut niet de politieman uit gaan hangen, dan ga je echt op je bek. Dus iedere keer stond ik te posten bij de boot. Dan zag je allemaal bekenden van K64 waar je een paar jaar geleden dikke feesten mee maakte. En daar stond ik dus in m’n ambt. Een hele krankzinnige confrontatie. Niemand begreep er een zak van.”
“Nieuwsblad van het Noorden”, zaterdag 28 september 1991, pagina 41
Stralend kunstwerk in een van de vele doorkijkjes vanuit de patio.
Afwijkend gedrag “Bij de politie was ik ook een vreemde eend in de bijt. Ik wilde al heel snel de sociale richting uit. Maar als je voor je 27ste bij de politie wegging, moest je alsnog in militaire dienst. Dat was mijn dilemma. Dus ik begon aan de studie maatschappelijk werk, kinderbescherming en creatieve handvaardigheid. Ik had kinder- en zedenpolitie voor ogen, want in Leeuwarden was dat absoluut niet aanwezig. Terwijl je de leeftijd van de zware criminelen ieder jaar zag dalen. Eerst was de jongste leeftijd voor hele ernstige misdrijven zeventien. Dat daalde al snel naar veertien jaar. Daar wilde ik aan werken, maar die kans is me niet gegund. Want ik moest me ‘bewijzen’ en dat doe je door bekeuringen te maken. Dat wordt absoluut gezien als een prestatie. Maar daar voelde ik niet zoveel voor. Je had collega’s die de kantjes erbij langs liepen, die bij een ernstige vechtpartij een blokje om gingen. Daar baal ik nog steeds van. Maar die gingen stiekum in het donker wel bekeuringen schrijven. En aan het eind van de maand stonden zij met al hun bekeuringen twee keer zo hoog genoteerd. En dat soort mensen die kwamen mooi op burgerposten terecht.” In 1969 getrouwd, in 1977 gescheiden. Hij werkte toen als maatschappelijk werker in het Twentse, christelijke Den Ham: “Toen aan het licht kwam dat ik ging scheiden, was er voor mij geen plaats meer. Afwijkend gedrag wordt zeker in die regio niet getolereerd. Dus ik ben terug gegaan naar de Oldehove, naar Leeuwarden. Daar lag mijn hele jeugd, ik kon dat zo weer oppakken. Toen ben ik gaan studeren en kon een project van het ministerie opstarten. Daar werd ik toen coördinator van.” In 1980 studeert hij af in de sociale wetenschappen, op een onderzoek over de sociale werking tussen de gezondheidszorg en de maatschappelijke dienstverlening. Men begrijpt dat het te ver zou voeren om dat hier allemaal uit te leggen. In 1981 wordt hij Beleidsmedewerker Stadsvernieuwing en Samenlevingsopbouw van de gemeente Leeuwarden. Begin 1987 helpt hij het bureau van
“Nieuwsblad van het Noorden”, zaterdag 28 september 1991, pagina 41
zijn baas te versjouwen en gaat door zijn rug. Een bedrijfsongeval waaraan hij ernstige rugklachten overhoudt. De hernia-operatie van eind 1987 blijkt ‘inefficiënt’. Anders gezegd: hij is er daarna nog beroerder aan toe en gaat met vervroegd pensioen. Nadien heeft hij nog een tijdje gestudeerd: rechten en makelaardij: “Als hobby, maar toen begon dit project en dat vond ik nog leuker…” Het Project was een gezochte afleiding: “Ik heb een nieuwe invulling moeten zoeken na twee jaar in het medische circuit. Dag in dag uit. En ik word nog steeds drie keer per week behandeld door een fysiotherapeut. Ik heb dag en nacht pijn, slaap dus heel weinig. Ik heb me daaruit proberen te ontworstelen, een afleiding gezocht. Die afleiding is dat jij hier nu zit voor het interview. En het volgende uur hele aardige mensen waar ze ook vandaan komen. Door praten. Ik ben een sociaal wezen, ik ben een Vis als sterrebeeld, ik heb altijd in het sociale gezeten. Met groepen en sport: zaalvoetbal, veldvoetbal, tennis, zeilen. En opeens donder je dus in een leegte, tenminste daar dreigde ik in te vallen.” “Maar ik hou van uitdagingen in m’n leven. Al mijn ervaringen uit mijn verleden komen in dit Project bij elkaar. We doen dit voor minimaal twee jaar. Van jongs af aan zijn wonen en kunst mijn grote liefde en hobby’s geweest. Verder ben ik een samenwerkingsideoloog en ik zie dit project als een gezamenlijk creatief eindprodukt van drie architecten, een stuk of vijf beeldende kunstenaars, het bedrijfsleven en heel veel vrienden en kennissen. Ik zie het ook als soort ombudsfunctie. Mijn achtergrond van maatschappelijk werker zit er natuurlijk ook wel een beetje in.” “Ik ben allergisch voor hokken. Als Vis heb ik ruimte nodig. Ik vind dat Nederland te veel in hokken is opgedeeld. Op allerlei fronten. Ik hou van spelen met ruimten, multifunctioneel maken, van licht en van ruimte. Wij houden van strakke lijnen in combinatie met rond. Daarom vind ik deze juke-box ook het einde. Dit is een Wurlitzer uit 1951. Ik ben helemaal gek van die jaren zestig, vijftig.” “We zijn hier op 1 maart van dit jaar komen wonen. Terwijl iedereen hier vorig jaar december al woonde. Dat was wel een beetje schiemielig hoor. Met de Kerstdagen liepen we er langs en dachten: wanneer is het nou zover. Maar dat heeft te maken met alle wijzigingen en aanpassingen die we wilden maken. We hebben dit huis min of meer als casco gekocht en aan het uiterlijk niks kunnen veranderen. We hebben een paar grote wijzigingen laten plaatsvinden. De pui van de patio is bij ons bijvoorbeeld volledig in glas uitgevoerd en bij alle andere woningen zitten er borstweringen in.” Hij geeft ons een rondleiding van een uur door de relatief kleine woning. Elke schroef, elk plintje heeft zijn eigen verhaal. We zien veel spiegels, ook op de wc: “Je zit hier dus nooit alleen.” Er is een wissel-expositie van schilderijen uit Nederland en beeldhouwwerk uit Malta: “De hele woning is expositieruimte, maar het is geen galerie.” “We verwachten vijfduizend mensen per jaar. We willen de mensen ideeën aan de hand doen. Er zijn hier honderd-en-één ideetjes en als iedereen met twee naar huis gaat, dan ben ik een heel gelukkig man. Na de rondleiding ga ik wat napraten met de mensen. Maar dit is absoluut geen bedrijf en er is ook niks te koop. Wij willen onafhankelijk zijn en blijven. De bedoeling is dat we hier een soort eigen identiteit creëren.” Absolute rijkdom “Mijn oprechte, opbouwende kritiek op de aannemers is, dat kopers tijdens de bouw te weinig mogelijkheden krijgen aangereikt om de wooncultuur te verbeteren. Daar hebben aannemers geen boodschap aan. Dat is alleen maar lastig. Bij iedere woning ligt een veranderingslijst en hoe minimaler die is hoe beter. Veel mensen krijgen een bouwtekening aangereikt en daar snappen ze vaak de ballen niet van. Misschien kunnen we een beetje helpen om ze een beetje bewust te maken.”
“Nieuwsblad van het Noorden”, zaterdag 28 september 1991, pagina 41
– Schat eens hoeveel alle kunst en verbouwing extra heeft gekost… “Nee, dat wil ik niet doen,” zegt hij beleefd maar beslist “Ik wil ook niet over geld praten. Het is een uitdaging. Wat ik crazy in dit verhaal vind, is dat ik al mijn persoonlijke ervaringen in mijn leven hierin kwijt kan. Ik zie twee grote blokken bij elkaar komen: het hele zakelijke bedrijfsleven en het hele creatieve blok van kunstenaars. Die twee werelden schuiven hier in harmonie in elkaar. Ik vind het fantastisch om dat te mogen beleven. Daar krijg ik een kick van. Mensen vragen zich misschien af waarom en hoe ik het doe. Nou, door een ongelukkige omstandigheid ben ik in de gelukkige omstandigheid dat ik mensen iets mag vertellen. Onafhankelijk, zonder dat iemand zegt: dat en dat moet je vertellen. Dat is er niet meer bij. Dat heb je in de ambtenarenwereld natuurlijk heel sterk, want daar mag je helemaal niks zeggen, laat staan een interview houden. Nou, dat is een rijkdom. Absolute rijkdom. Ik vind het heel ‘rijk’ om dit te mogen doen. Rijk tussen aanhalingstekens. En voor mij is dit een hobby. En die ligt in het verlengstuk van mijn verleden, want ik ben zestien keer verhuisd, met mijn ouders meegerekend. Dit is mijn negende eigen woning. En ik heb vier woningen totaal gerenoveerd, altijd met krankzinnige dingen er in.” – Als dit huis klaar is, stort hij zich dan in een nieuw huizen-avontuur? “Oh god nee absoluut niet. Ik heb nu een zinvol bestaan gecreëerd. Er komt nu een periode dat we mogen genieten van wat we met elkaar allemaal tot stand hebben gebracht. Want het is een gezamenlijk produkt van veel vrienden en vrijwilligers. Het is heerlijk om daar een periode van te mogen genieten en daar mensen van te mogen mee delen. Hoe zeg je dat? Beleven. iedereen mag dit gewoon beleven...” Alles wat je zegt ben je zelf. ofwel: de woorden die je kiest, zeggen vaak meer dan het verhaal dat je vertelt. Deze pagina is te klein voor Johan Meijerings enthousiaste spraakwaterval. Als u het allemaal wilt zien, moét u op 16 oktober even naar Van Gewest tot Gewest kijken. Of bellen voor een gratis persoonlijke afspraak. Vanaf maandag 7 oktober tussen 9 en 10 ‘s morgens: 050-567964. Henk J. Meier Foto´s: Wladimir van der Burgh
Marije en Johan in hun slaap-bad-kamer: “Als Vis heb ik ruimte nodig...”