Conferentie
krachtig meesterschap Van Nelle Fabriek te Rotterdam, 30 oktober 2008
‘Krachtig meesterschap’ Op het programma staat ‘Krachtig meesterschap’, de kwaliteitsagenda voor het opleiden van leraren 2008-2011. Hierin staan de belangrijkste speerpunten om de kwaliteit van leraren te versterken en de instroom in opleiding en leraarsberoep te vergroten. Kwaliteitsagenda ‘Krachtig meesterschap’ De focus ligt op drie speerpunten die elkaar versterken en in samenhang worden uitgewerkt en geïmplementeerd: 1. Versterking van het begin- en eindniveau van de lerarenopleidingen 2. Vergroten van de kweekvijver door meer academici op te leiden als leraar 3. Meer variëteit in opleiding en beroep
Welkomstwoord door staatssecretaris Marja van Bijsterveldt “Goedemorgen iedereen. Fijn dat u hier bent! Bij het tot stand komen van deze kwaliteitsagenda heb ik veel gepraat met mensen als u die een sleutelpositie in het onderwijs innemen. En het is belangrijk om met elkaar in gesprek te blijven, ook bij de uitwerkingen van onze doelen. Gisteren heb ik de Tweede Kamer over dit onderwerp gesproken. Ik kan u gelukkig vertellen dat er een breed draagvlak is voor de in deze startnotitie geformeerde doelen. Dit is weer een nieuwe stap in ons aanvalsplan op het lerarentekort. Via allerlei wegen proberen we slagen te maken om meer goede leraren voor de klas te krijgen. De mensen die ik gesproken heb – besturen, scholen, hbo, universiteit - , willen allemaal heel graag betrokken zijn. Dat is heel belangrijk, want er staat het nodige te gebeuren. Neem bijvoorbeeld de kennisbasis. Daarvoor
heb ik gesproken met mensen uit het onderwijsveld, maar ik win ook advies in bij de Onderwijsraad om te kijken hoe we dat het beste kunnen doen. In de agenda ‘Krachtig meesterschap’ maak ik gebruik van de kracht van de beperking. Er zijn drie lijnen. De eerste lijn is gericht op versterking van de kwaliteit van hbo-opleidingen. Daar gaan de meeste jonge mensen heen die voor het vak van leraar kiezen. De kwaliteit willen we duurzaam versterken. De tweede lijn gaat over meer academici voor de klas. Het aantal academisch opgeleide leraren neemt af. Die trend moet gekeerd worden. Het is belangrijk om ook academici in onze scholen te hebben, dat bevordert de wisselwerking tussen mensen met verschillende achtergronden. We zetten daarom in op de ontwikkeling van een educatieve minor waaraan een bevoegdheid is
gekoppeld voor vmbo-t en de eerste drie jaren van havo en vwo. De derde lijn betreft meer variëteit in opleiding en beroep. We moeten inspelen op het aankomende lerarentekort. De nieuwe minor is een vorm van variëteit in onderwijs. Maar ik doe ook een appèl op u. Hoe kunnen we binnen de professie variëteit aanbrengen? Ik roep u op om na te denken over uw organisatie van de toekomst. Dat was in een notendop wat ik u nu wilde vertellen ter inleiding. De drie hoofdlijnen zijn voor mij het belangrijkste, dat zijn doelen die ik deze kabinetsperiode hoop te bereiken. Ik ben blij dat u er allemaal bent en zich betrokken toont bij dit onderwerp. Want we hebben een forse klus te klaren!”
Staatssecretaris Marja van Bijsterveldt
Interactie met de zaal Frits Lintmeijer en Harry Louwenaar halen reacties op uit de zaal. Allereerst een test. Op de vraag wie er gisteren nog actief voor de klas stond, komen een paar positieve reacties. Hetzelfde gebeurt met de vragen wie er vorige week en vorige maand nog voor de klas stonden. De meeste handen gaan de lucht in na de vraag voor wie het 25 jaar geleden was. De zaal wordt vervolgens gevraagd te reageren op de vraag: Wat is voor u de kern uit ‘Krachtig meesterschap’ als het gaat om de kwantiteit en wat als het gaat om de kwaliteit? Belangrijk voor de kwantiteit - meer leraren voor de klas • Meer academici voor de klas; • Kwaliteit en instroom staat niet los van elkaar; • Arbeidsvoorwaarden verbeteren; • Carrière in het onderwijs; • Meer beurzen in lerarenopleiding. Belangrijk voor de kwaliteit - goede leraren voor de klas • Kwaliteit van de pabo’s versterken; • Eindigen discussie over kwaliteit; • Versterken van vakgedeelte in opleiding; • Professionaliseringsproces tijdens opleiding starten en praktijkonderzoeken; • Verscherpen van eisen; • Selectie aan de poort; • Ruimte voor lol in het werk; • Vanuit praktijk terug naar theorie.
Miriam Stuut, lerares van het jaar: “Het is enorm inspirerend om van elkaar te leren. En vandaag realiseer ik me weer hoe belangrijk ons beroep is. We leiden een nieuwe generatie op. We zijn verantwoordelijk voor hen, dus we moeten ook met zorg onze keuzes maken.” Iedereen wordt uitgenodigd ‘een ballonnetje op te laten’: schrijf op een kaartje hoe jij denkt dat we voor meer en betere docenten in het onderwijs kunnen zorgen. De kaartjes worden aan heliumballonnen opgelaten en later overhandigd aan staatssecretaris Van Bijsterveldt.
Vraaggesprek met staatssecretaris Van Bijsterveldt “Ze willen aan de slag.” Staatssecretaris: “Heel belangrijk, we moeten ook aan de slag. Het was zojuist een heel interessant rondje door de zaal met herkenbare punten. We moeten het nu echt gaan doen. Met z’n allen. We moeten zorgen voor voldoende goede leraren. U kunt mij er straks op aanspreken, maar ik ook u. De kwaliteitsagenda ‘Krachtig meesterschap’ is een goede basis.” “Wat verwacht u van deze conferentie?” Staatssecretaris: “Tot nu toe hoor ik vooral bevestiging dat we met de juiste speerpunten bezig zijn. Ik hoor de waarschuwing dat we niet enkel op academici moeten focussen, maar ook op de jongelui die vanuit het mbo doorstromen naar het hbo. Ook daar moeten we zorgen voor kwalitatief goede leerkrachten. Daar gaan we proberen wat aan te doen. Bijvoorbeeld door een kennisbasis vast te leggen voor de pabo. Op die manier borg je de kwaliteit. Het afnemend scholenveld is daar ook bij betrokken. Verder moet er weer meer vertrouwen komen in de kwaliteit bij de opleidingen zelf. Er moet één duidelijk beeld zijn. Nu hebben ze last van het wantrouwen dat overal opgeroepen wordt. We moeten de kwaliteit zichtbaar borgen. Dat is dan de stip aan de horizon waar we in alle vrijheid op afkoersen.” “Hoe wilt u die kwaliteit borgen?” Staatssecretaris: “De opleidingen krijgen jongeren op verschillende
niveaus binnen. Mbo, havo, vwo naar hbo-opleidingen, en vwo als voorportaal voor de academische opleidingen. We moeten ervoor zorgen dat deze jongelui met een gedegen niveau instromen. Daar doen we van alles aan: we kijken bijvoorbeeld naar de vakkenpakketten en summercourses. We focussen op rekenen en taal en we zijn bezig om de centrale en schriftelijke examens scherper te borgen. Daarnaast hebben we aandacht voor de positie van de leraar. Er stroomt 700 miljoen euro richting het inkomen van de leraren. Wat ik trouwens zie gebeuren als we de lat hoger leggen, is dat jongeren er dan echt voor gaan. Ik zie dat ook als ouder. Hogere eisen motiveren jongeren om harder te werken. Anders is het te zompig en haken ze af. Wat ook belangrijk is, zijn structuur en helderheid. Zeker voor de mbo’ers en havisten. In de Kamer is er draagvlak voor deze kwaliteitsagenda, maar er is ook wel wantrouwen. We moeten de positieve flow waarmaken door over drie jaar de kwaliteit op orde te hebben.” “Hoe zit het met de educatieve minor?” Staatssecretaris: “Met een individuele educatieve minor heb je een grotere kweekvijver. Wist je dat vorig jaar 30.000 studenten afstudeerden aan de universiteit en dat er daarvan maar 620 kozen voor de lerarenopleiding? Ter vergelijking: in het hbo studeerden 60.000 studenten af waarvan er
11.000 voor de lerarenopleiding kozen. We moeten de universiteit dus meer benutten. Met een goede kwalitatieve minor kunnen we meer jongeren interesseren voor de klas te gaan staan. Er is naar mijn mening nu teveel een fuik naar één vak. Doe er
een minor bij, dan kunnen ze dat een aantal jaar doen en daarna hun master afronden. Zo wil ik dat fuikverhaal opvangen. Dit idee is getest in een poll onder 800 jongeren: 86% vindt het een goed idee; 27% overweegt het te gaan doen; en 29% wil meer
informatie maar is wel geïnteresseerd. Van een educatieve minor heb ik grote verwachtingen.” “Wat hebben we academici te bieden?” Staatssecretaris: “Dat is de opdracht
aan de scholen om goede docenten meer te benutten. Als er beleid moet worden ontwikkeld, kunnen scholen daar de academici voor gebruiken. Of neem de gratis schoolboeken. Je kunt ervoor kiezen om als school je geld aan een uitgever te geven, maar je kunt ook investeren in je toekomst door leerkrachten hun eigen lesmateriaal te laten ontwikkelen. Daarbij hoeft onderwijs geen eindstation voor academici te zijn. Ze kunnen na een tijdje het bedrijfsleven in en, als ze dat willen, hun carrière weer afsluiten in het onderwijs.” “Wat vindt u van het beeld van de status van leerkrachten?” Staatssecretaris: “Het is het beeld wat wij zelf maken. We proberen zoals je weet te investeren in betere arbeidsvoorwaarden. Maar het beeld heeft ook veel te maken met gebrek aan ambitie. Jongeren worden te weinig uitgedaagd. Ze harder laten werken, helpt. Dat maakt het ook moeilijker, want meer jongeren zullen het niet redden. Dus moeten we investeren in de voorportalen. Maar kwaliteit staat bovenaan. We doen het trouwens helemaal zo slecht niet in Nederland, dat blijkt uit onderzoeken.
Naomi Mertens, APS Utrecht: “Laten we ons niet laten weerhouden om eraan te beginnen. Het is tijd om wat te gaan doen!”
In Amerika en Groot-Brittannië zie je dat mensen maar een paar jaar les geven en dan het bedrijfsleven ingaan. Daar zijn ze met het oog op leiderschap en diversiteit een toegevoegde waarde. We moeten samen die waarde aanscherpen ten behoeve van de status.”
“Hoe staan we er over tien jaar voor?” Staatssecretaris: “Dan zijn de eindtermen, kennisbasis, examens goed geborgd. De educatieve minor is een succes. Daarvoor moeten we de wel/niet discussie stoppen en focussen op de bevoegdheid.”
Belangrijke punten uit het gesprek met de staatssecretaris • Zorgen voor goede doorstroming educatieve minor; vanuit mbo naar hbo; • Goede docenten meer benutten op school; • Afkoersen op zichtbare kwaliteit; • Leiderschap in de school versterken; • Instromen op opleidingen met een gedegen niveau; • Het beeld van de leerkracht maken we zelf en heeft te maken met gebrek • De lat hoger leggen zorgt voor meer inzet en ambitie bij jongeren; aan ambitie; • Zorg voor helderheid en structuur, • Kwaliteitsagenda moet uitgevoerd met name voor mbo’ers en havisten; worden met steun van betrokken partijen. • Universiteit meer benutten door
Karl Dittrich, Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)
Marcel Wintels, Fontys hogescholen
De afgelopen jaren zijn er verschillende veranderingen in het onderwijs in gang gezet. Als het goed gaat, hebben we kans de bestaande scepsis ten opzichte van onderwijs om te draaien. We doen het namelijk niet alleen maar slecht. Vanuit internationaal perspectief behoren wij tot de top. Het kan en moet wel beter, en dat komt door zaken als politieke ingrepen, de waan van de dag, overenthousiasme bij onderwijsvernieuwingen en overschatting van de capaciteit van de student. Ik wil het nu met u hebben over vier punten: kwantiteit, diversiteit, kwaliteit en het ambacht leraar.
35 jaar geleden, in de jaren 70, was mijn vader hoofd der school van de Sint Jeroenschool. Ik was trots op mijn vader. Hij had een eervol beroep. Is er nu veel veranderd? De schooldirecteur zoals dat tegenwoordig heet, is qua waardering een aantal treden afgezakt. Maar het is nog steeds een prachtig beroep. Wat zijn de oorzaken? Er zijn er velerlei. Het heeft te maken hoe we onszelf uiten. We moeten niet veel klagen en staken. De reden is legitiem, maar de kritiek wordt niet meer begrepen. De sector waarin we werken, onderwijs, doet ertoe. Ook al is het hard werken, je moet ook trots zijn. Mijn boodschap is dan ook: het imago maken we voor een heel groot deel zelf.
Kwantiteit bereik je niet door de kwaliteit van de opleidingen te verlagen. Integendeel, die moet op zijn minst een tandje hoger. Als de uitdaging groter is, is de uitval kleiner. We moeten aan de voorkant iets doen. Veel jongeren hebben niet de goede attitude. Ze hebben wel de kennis, maar ze zijn niet geschikt. Daarom moeten we investeren in het instroommoment. Bij een intakegesprek moet de geschiktheid blijken. Zo voorkom je verkeerde verwachtingen later in de opleiding. We constateren dat er grote verschillen zijn onder leraren en
lesstijlen. Diversiteit. Een academische opleiding is daarom een prima initiatief. Wordt de diversiteit ook benut? Nu wordt gekeken binnen 35 kilometer naar welke pabo je kunt. Zo dichtbij mogelijk is het criterium. We moeten naar een andere pedagogischdidactische benadering. Kwaliteit is geen externe opdracht, het is een interne cultuur. Er zijn twee aspecten, inhoudelijke en organisatorische kwaliteit. Studenten zijn over het algemeen zeer tevreden over de pabo. Klachten gaan met name over de kleine kwaliteit als het rooster enzovoort. Bij inhoudelijke kwaliteit gaat het erom of er wel genoeg diepgang is. Ik doe een oproep aan de opleidingen een kwaliteitsspiegel te maken. Een spiegel om in te kijken als kritische reflectie. Leraar zijn is een ambacht. Waarom zijn we daar zo weinig trots op? Waarom is bijscholing geen verplichting? Individuele doorontwikkeling is van groot belang. Er zijn maar twee mogelijkheden om het vak verder te professionaliseren. Ten eerste praktijkgericht onderzoek. Ten tweede de master verder vormgeven. Dat zijn mogelijkheden om differentiatie aan te brengen in het geheel.
Voor deze kwaliteitsagenda hebben veel gesprekken plaatsgevonden. Er wordt ontzettend hard gewerkt in het onderwijs, met veel passie. Volgens de rapporten gaat het op veel plekken prima. Maar er is ook harde kritiek en dat is weinig motiverend. De vakkennis moet steviger. De structuur moet steviger. Deels heeft dat te maken met de instroom, maar het valt ook binnen onze invloedssfeer. Dagen we de studenten niet genoeg uit? Moeten we naar 40 uur per week? Last but not least: de organisatorische of kleine kwaliteit. Roosters rammelen, docenten zijn onbereikbaar, er is ongelooflijk veel winst te behalen. Als iets strak en goed wordt uitgevoerd, bereik je veel. Laatst had onze twaalfjarige lesuitval in verband met de stakingen. Die van tien en acht waren thuis vanwege een studiedag. We hadden het over de Nederlandse provincies. Die kennen ze niet uit hun hoofd, want dat kun je toch opzoeken? Er is een groot verschil tussen onze jeugd en de jeugd van tegenwoordig. Zij zijn multimediaal, werken zelfstandig in groepen, zijn gewend aan optredens. Ik niet op die leeftijd. Maar zij zijn ook trots op wat ze
kunnen. Als controlevraag vroeg ik hen waar de Rijn Nederland binnenkomt. Ze wisten het niet. Maar ze hadden het binnen vijf seconden opgezocht en het antwoord was goed. Er is veel veranderd, maar er is ook veel hetzelfde gebleven. Aan de sector wil ik meegeven: wees ontvankelijk voor kritiek. Ga niet meteen in de verdediging. Ik stond eerst tegenover de staatssecretaris, maar ik begreep dat we samen moeten optrekken. De conclusie is duidelijk: we moeten de handschoen oppakken en trots zijn op wat we doen.
Beatrijs van der Plas, Beter Onderwijs Nederland: “Ik heb iets meer zicht gekregen op de besluitvorming. Ik heb vandaag kennis opgedaan die ik weer door zal geven.”
Karel van der Toorn, UvA en HvA Het is de bedoeling dat in de driejarige bachelorfase een educatieve minor wordt ontwikkeld met lesbevoegdheid voor het vmbo-t en de eerste drie jaren van havo en vwo. Een prima idee om het lerarentekort tegen te gaan. Maar het veroorzaakt ook een aardbeving in de academische wereld. We creëren een situatie waarin een student mogelijk na zijn bachelor niet doorgaat naar zijn master. Omdat hij eerst voor de klas gaat staan. In Nederland hebben we sinds 2002 het bachelor/master systeem. Drie jaar bachelor en dan één of twee jaar voor de master. In het buitenland bestaat dat al langer. Daar zie je vaak na de bachelor een moment van bezinning. Ze gaan dan aan de slag en komen na jaren terug voor het vervolg op hun master. In Nederland wordt de bachelor gezien als een tussenstap op weg naar de master. Met de introductie van de educatieve minor heeft de staatssecretaris een extra waarde gegeven aan de bachelortitel. Studenten verkrijgen hiermee onderwijsbevoegdheid en dat is een goede zaak. Er is geen extra selectie aan de poort nodig. De doelstelling is dat in Nederland in 2020 50% van de bevolking hoger opgeleid is. De studentenpopulatie zal groter dan ooit zijn. En de leraren zeer divers. Want de bachelors en masters komen duidelijk tegemoet aan de verschillen in ambitie, talent en kwaliteit. Het voorstel voor de educatieve minor en het daaraan gekoppelde civiele effect (onderwijsbevoegdheid) is een steen in de vijver die ik zeer verwelkom. Ik hoop van harte op nog veel meer stenen.
Rondetafelgesprek Staatssecretaris Van Bijsterveldt, Karl Dittrich, Marcel Wintels, Karel van der Toorn en Miriam Stuut (lerares van het jaar primair onderwijs) nemen plaats aan tafel en gaan onder leiding van Frits Lintmeijer met elkaar in gesprek over de kwaliteitsagenda. Harry Louwenaar haalt reacties uit de zaal.
termijn met de status?” Marcel Wintels: “Een hoop onderzoeken geven aan dat de feiten zo liggen. Tegelijkertijd praten we het ons aan. Het beeld lijkt niet op de werkelijkheid van alledag. Er zijn wel verbeterpunten, maar we moeten ook trots op ons beroep zijn.”
“Miriam Stuut, je bent verkozen tot lerares van het jaar voor het primair onderwijs. Wat vind je zo leuk aan het onderwijs?” Miriam Stuut: “Ik vind het fantastisch om in het onderwijs te werken en dat laat ik ook graag zien. Het lesgeven vind ik leuk, de kinderen, maar ook het contact met de ouders.”
“Karl Dittrich, er is veel ambitie. Er zijn veel studenten die het beter willen doen.” Karl Dittrich: “Dat blijkt vooral uit het feit dat veel studenten terugkomen op de kwaliteit van het onderwijs. Zij willen meer diepgang, meer contacturen, enzovoort. Zij willen ervoor gaan.” Karel van der Toorn: “Dat is heel herkenbaar. Op de universiteit wil je niet in de eerste plaats leraar worden. Je hebt gekozen voor een vakgebied. Vakkennis en liefde voor het onderwijs, die combinatie is voor de minor essentieel.” Staatssecretaris: “Ze willen de inhoud terug. Er zijn veel kinderen die op de tweede decimaal iets wel of niet halen, maar aan de andere kant worden ze getriggered om hard te werken door leuke docenten. Als ze spijbelen en ze worden erop aangesproken, vinden ze dat fijn omdat ze er blijkbaar toedoen. Voor de kwaliteit van het onderwijs geldt hetzelfde. In het voortgezet onderwijsveld moeten we nu gaan werven voor enthousiaste leraren.”
“Wat zou jij willen verbeteren aan het onderwijs?” Miriam Stuut: “Het salaris, het beloningssysteem. Er zijn best veel mogelijkheden voor nascholing, maar er staat weinig tegenover. Met name voor de mannen heeft het onderwijs veel te weinig te bieden, zeker in het primair onderwijs. In het eerste blok op de pabo krijg je de stages ‘De handpop vertelt’ en ‘We gaan kleien’. Veel jongens haken daardoor af.” Marcel Wintels: “Dat heeft meer te maken met de wijze waarop onderwijs wordt vormgegeven. Dat is voor jongens onvoldoende aantrekkelijk. Probeer ze meer houvast te bieden. Ik zou die stages ook niet willen.” “Een onaantrekkelijk beeld van het onderwijs. Hoe zit het op de lange
Reactie uit de zaal: “Wanneer academici voor school kiezen, doen
ze dat omdat ze hun vakkennis kwijt willen. Zorg ervoor dat het aantal vakken gereduceerd worden. Dan kan de leraar zijn inhoud kwijt en is er tijd voor verdieping.” Reactie bestuurder: “Ik ben het er niet mee eens dat academici hun vak willen uitventen. Het gaat om de lol, om het mooie vak. De ene helft is kennis, de andere vorming.” Reactie docente: “Ik wil daar graag bij aansluiten. Het is belangrijk bij een leraar te kijken naar de kennis van zijn vak, maar ook hoe hij is als pedagoog en didacticus. Hoe ga je met kinderen om? Een minor mag geen afbreuk doen aan die kwaliteit.” “Wat stop je in een opleiding?” Staatssecretaris: “Ik ben het eens met wat u naar voren brengt. Ook in de minor moet diepgang zitten op pedagogisch-didactisch gebied. Dat is ook de uitdaging voor de universiteit en het scholenveld.” “Het laatste woord is aan de staatssecretaris. Zij moet na dit onderdeel deze conferentie verlaten.” Staatssecretaris: “Ik ben blij dat er zoveel initiatieven zijn. Als OCW zijn we stimulerend present. Het moet van onderop ontstaan en de kans krijgen zich te ontwikkelen. Het vertrouwen daarin moeten we borgen.”
Muzikale samenvatting en lunch Na dit rondetafelgesprek is het tijd voor een muzikale samenvatting door Troje. Als drs. Anton de Goede en Marriet Hanen van een scholengemeenschap in Amsterdam halen acteurs reacties uit de zaal die ze later in een lied verwerken.
De lunchpauze kan uiteraard vrij besteed worden, maar er staan ook lunchtafels waar het gesprek kan worden aangegaan met een medewerker van het ministerie van OCW.
Workshoprondes Alle deelnemers kunnen zich opgeven voor twee workshops. Hieronder vindt u van alle workshops steeds een korte inhoudsopgave.
1e workshopronde 1. K3: kennisbasis, kennistoetsen en kennisbank 2. Excellentie in praktijk 3. Academische opleidingsscholen en ketenregie 4. Rol lectoraten in lerarenopleidingen 5. Diversiteit Paboys
K3: kennisbasis, kennistoetsen en kennisbank Tijdens deze workshop maken de deelnemers kennis met de manier waarop de tweedegraads lerarenopleidingen werken aan het transparant vastleggen van het eindniveau. Wat komt er kijken bij de ontwikkeling van een kennisbasis, kennistoetsen en een kennisbank en wat kunnen we in de nabije toekomst verwachten? Studenten van de Fontys Lerarenopleiding laten zien hoe de toetsen gebruikt kunnen worden. Ans Buys, directeur van Fontys Lerarenopleiding in Tilburg, praat met Wim Lansu, één van de toetsontwikkelaars, en met Stef Heinsman . Hij stelt de deelnemers op de hoogte van de stand van zaken van de kennisbasis. Excellentie in praktijk Accreditaties garanderen de basiskwaliteit van opleidingen. Graag zien we natuurlijk dat opleidingen zich onderscheiden door het niveau van basiskwaliteit te overstijgen. Hogeschool Edith Stein in Hengelo heeft zich dit ten doel gesteld. Volgend schooljaar start daar het programma ‘Toptalent Twente: lerarenopleiding basisonderwijs aantrekkelijk voor toptalenten, behoud toptalenten’. Henk Mulders en Manon Ketz (respectievelijk voorzitter College van Bestuur en directeur) van Edith Stein, bespreken hoe we voor meer excellentie in de praktijk kunnen zorgen. Academische opleidingsscholen en ketenregie Wat zijn academische opleidingsscholen? Welke stappen moeten zij zetten om opleiden in de school, schoolontwikkeling en praktijkonderzoek succesvol met elkaar te verbinden? Winfried Roelofs, lector academische basisschool aan de Hogeschool Domstad in Utrecht, geeft zijn visie op de noodzakelijke sturing op bestuurlijk, school en uitvoeringsniveau. Samen met Willy van Dijk-Roest, coördinator academische basisschool Utrecht-Amersfoort en de deelnemers brainstormt hij over dit onderwerp.
Jeanet Meijs, Beter Onderwijs Nederland: “Ik wil dat ‘Krachtig meesterschap’ vooral wordt waargemaakt op de pabo’s en niet alleen wordt gericht op academici. De pabo’s hebben versterking nodig. Dat weten we al twintig jaar, maar we worden nu pas wakker. En dat is een schande, want hier zijn heel veel leerlingen de dupe van.”
Rol lectoraten in lerarenopleidingen Lectoren hebben een belangrijke rol bij de versterking van de kwaliteit van het opleidingsonderwijs en de ontwikkeling van het beroep, onder andere omdat ze bijdragen aan praktijkgericht onderzoek. Lector pedagogische kwaliteiten van de leraar aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Arjan Dieleman, vertelt meer over de rol van lectoren. Hij en leden van zijn lectoraat debatteren met de deelnemers over de manier waarop lectoraten bij kunnen dragen aan de versterking van de kwaliteit. Diversiteit Paboys Hoe krijgen we meer jongens op de pabo en dus voor de klas? Jaarlijks schrijven zich vijf keer meer vrouwen in dan mannen voor de pabo. Akke Visser van SBO laat schokkende cijfers zien: waarom komen jongens niet of stoppen ze na 1 jaar? Jan Auwke Diepenhorst, directeur Academie voor Pedagogiek en Onderwijs van Hogeschool Saxion in Deventer, en Rienkje van Boekel- van der Mei, docent op de pabo van Stenden Hogeschool, vertellen over hun pilotprojecten om meer jongens te werven en op de opleiding te houden.
Lia van Alphen, Open Universiteit: “Kwantiteit heeft te maken met kwaliteit. Niet alleen de doorstroming vanuit het mbo is een zorgpunt, ook vanuit het primair onderwijs. Ik pleit voor meer academici voor de klas. Kwaliteit en instroom staan niet los van elkaar.”
2e workshopronde 1. Meer academici in het onderwijs 2. Diversiteit Full Color 3. Landelijke Expertisecentra 4. Structuur 5. Professionalisering van lerarenopleiders
Meer academici in het onderwijs Belangrijk speerpunt van de Kwaliteitsagenda voor het opleiden van leraren is meer academici te trekken naar het onderwijs. Eén van de instrumenten is het aanbieden van een educatieve minor in de vakbachelor, waarmee studenten al vroeg in hun studie een bevoegdheid kunnen krijgen voor de eerste drie jaar van havo, vwo en voor vmbo-tl. Geert ten Dam, hoogleraar UvA en rector van de universitaire lerarenopleiding en lid van de Onderwijsraad, bekijkt welke mogelijkheden er zijn om academici te interesseren voor het lerarenberoep. Diversiteit Full Color Het rendement van allochtone studenten op de pabo is aanzienlijk slechter dan van andere studenten. Voor deze verschillen zijn diverse oorzaken aan te wijzen, zo blijkt uit onderzoek: achterstanden, verwachtingen die niet uitkomen, men voelt zich niet thuis op de opleiding (integratie/cultuurverschillen, gevoelens van ongelijkheid). Hoe pakken we dit probleem aan? In hoeverre helpen een betere intake en summercourses? Om tot antwoorden te komen passeren diverse praktijkvoorbeelden de revue: hoe pakken Hogeschool Rotterdam en Hogeschool Utrecht dit aan en wat zijn de ervaringen van allochtone studenten? Structuur Hoe organiseren we het opleidingsonderwijs zo dat studenten meer structuur krijgen? Hogeschool InHolland werkt met intakes en contracten om de wederzijdse verwachtingen van docenten en scholen te managen en afspraken na te komen. Biedt dit de structuuroplossing? Of moeten we bijvoorbeeld aanwezigheidsplicht invoeren om tot meer structuur te komen? Joke Snippe, lid van het College van Bestuur van Hogeschool InHolland, debatteert met deelnemers over dit onderwerp. Landelijke expertisecentra Kenniscentra bundelen en ontwikkelen vakdidactische en inhoudelijke expertise op bepaalde vakgebieden voor lerarenopleidingen en scholen. Ietje Veldman, hoofd afdeling Voortgezet Onderwijs van ICLON (Lerarenopleidingeninstituut Universiteit Leiden), expertisecentra moderne vreemde talen en leren van docenten, gaat in op het belang van deze centra voor de kwaliteitsverhoging en –behoud van lerarenopleiders en het indirecte effect op de kleinevakkenproblematiek.
Professionalisering van lerarenopleiders Iedereen zal het ermee eens zijn dat de kwaliteit van lerarenopleiders van groot belang is voor de kwaliteit van lerarenopleidingen. De Vereniging Lerarenopleiders Nederland (Velon) stelt alles in het werk lerarenopleiders verder te professionaliseren. In deze workshop praten Willem van der Wolk en Erik Bolhuis, bestuursleden Velon, met deelnemers over de rol en invloed van basisregistratie als instrument voor kwaliteitsbevordering. Is dit een goed instrument? Of zijn er andere en betere denkbaar?
Peter Francke, Nehalennia SSG: “De arbeidsvoorwaarden moeten verbeterd worden. Er moet geld bij.”
Netwerken en borrel Na de workshoprondes treffen alle aanwezigen elkaar weer op de eerste verdieping van de Van Nelle Fabriek. Als slot van deze boeiende conferentie praten de deelnemers nog even na onder het genot van een hapje en een drankje.
Auke van Nie, InHolland: “Laten we ophouden te discussiëren dat het niet goed gaat met de kwaliteit van het onderwijs. We worden erdoor verstikt. Het draait om perceptie: laat meer de dingen zien die wel goed gaan.”
Cor van Dam, SBO: “Als je meer academici voor de klas ambieert, moet je ze ook weten te boeien. Misschien door ze onderzoek te laten doen. Houd het spannend en zorg voor de academici door ze de mogelijkheid voor een carrière in het onderwijs te geven.”
Huub Philippens: “Als je de kwaliteit wilt verbeteren, moet je de eisen verscherpen. En ik zelf ben voorstander van selectie aan de poort.”