1
KOMT ER EEN DUIZENDJARIG RIJK? 1. Intro De vraag die vanavond aan de orde is, wordt al eeuwen lang door christenen die getrouw willen zijn aan Gods Woord verschillend beantwoord. En dat zal ook wel zo blijven in de toekomst, totdat de geschiedenis zelf duidelijk heeft gemaakt wie het bij het rechte eind had. U zult van mij vanavond dan ook niet het verlossende woord verwachten. Ik wil in mijn referaat duidelijk maken welke de verschillende posities zijn die christenen innemen op dit punt. Tegelijkertijd wil ik onderstrepen dat we niet op een vrijblijvende en louter theoretische manier met deze vraag bezig kunnen zijn. Ik denk dat waar het antwoord op de vraag christenen verdeelt, de vraag zélf alle christenen zou moeten verenigen. Ik kom er nog op terug wat ik daarmee bedoel. [dia] Vooral de uitleg van Openbaring 20 heeft een grote plaats ingenomen in de christelijke bezinning op wat de geschiedenis nog zal brengen voor de grote dag van Christus’ definitieve verschijning aanbreekt. Dit bijbelgedeelte helpt ons om hoop te blijven koesteren voor de geschiedenis. [dia] De apostel Johannes geeft vanuit zijn ballingsoord, het eiland Patmos, een moedgevende boodschap door aan de christelijke gemeente die in zijn tijd met de rug tegen de muur staat en te vuur en te zwaard vervolgd wordt. Een bemoediging voor aangevochten gelovigen die er maar al te weinig van zien dat de satan door Jezus verslagen is. De inzet van Openbaring 20 is meteen al voluit evangelie. We lezen in vers 1 dat een engel uit de hemel afdaalt met een sleutel van de afgrond en een grote ketting in de hand. Deze engel gaat een ‘zware jongen’ arresteren. In vers 2 staat wie die delinquent is: de draak, alias de oude slang, alias de duivel, alias satan. De engel grijpt hem in de kraag en legt hem voor duizend jaar vast. Hij wordt in een afgrond gegooid, een diepe put met deksel. Het deksel gaat op slot en de tegenstander van God en Zijn Kerk zit gevangen. Nu kan hij duizend jaar lang de volkeren niet meer verleiden. Is deze boodschap niet te mooi om waar te zijn? Hoe moeten we dit opvatten? 2. Drie opvattingen Er is zoals bekend rondom deze perikoop een zeer grote verscheidenheid van opvattingen. Ik geef een drietal opvattingen kort weer met hun gebruikelijke benamingen, waarbij ik van te voren aanteken dat ‘millennialisme’ hetzelfde is als ‘chiliasme’, het eerste woord is afgeleid van het Latijnse woord ‘millennium’ (duizend jaren) en het tweede van het Griekse ‘chilioi’ (eveneens: duizend). [dia] We zetten eerst enkele termen op een rij: -
Het amillennialisme of gerealiseerd millennialisme [dia]
De traditionele opvatting die we aantreffen bij de kerkvader Augustinus (354-430) en bij de reformatoren vat Openbaring 20 niet futurisch, maar presentisch op, dat wil zeggen: het gaat niet over de toekomst, maar over het heden. Deze visie wordt wel aangeduid met de term ‘amillennialisme’ (de letter a staat voor ontkenning, er komt geen duizendjarig vrederijk meer aan in de toekomst). Een betere benaming is ‘gerealiseerd millennialisme’. De gedachte is immers dat wij het duizendjarig rijk al achter de rug hebben of, in een andere variant, dat we er nog middenin zitten (in dat geval: ‘present millennialisme’).
2
-
Het eigenlijke chiliasme of premillennialisme [dia]
De prechiliastische of premillenialistische opvatting van Openbaring 20 betrekt dit bijbelgedeelte uitsluitend op de toekomst. Het voorzetsel ‘pre’ geeft aan dat Christus vóór het aanbreken van het vrederijk lichamelijk en zichtbaar in glorie op aarde zal verschijnen. Volgens de prechiliasten, onder wie overigens een grote verscheidenheid van meningen bestaat, zal de wederkomst van Christus zich in fasen voltrekken. In de eerste fase komt Hij onzichtbaar om Zijn gemeente vóór de grote verdrukking op te nemen in de hemel. Inde tweede fase komt Hij zichtbaar naar de aarde en zullen Zijn voeten staan op de Olijfberg, waarna Hij een duizendjarig rijk van vrede en gerechtigheid zal vestigen. De binding van de satan zal pas dan plaatsvinden. Doordat Jezus als de Messias zal zitten op de troon van Zijn vader David zullen vele aloude profetische beloften eindelijk worden vervuld. De prechiliastische opvatting houdt in dat het toekomstige duizendjarig rijk de periode zal zijn waarin het Koninkrijk de aarde in alle aspecten zal vervullen en bepalen. Het is een tussenfase tussen de huidige wereld en de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, een overgang op weg naar Gods eeuwige toekomst. Het is duidelijk dat bij deze invulling de summiere aanduidingen van Openbaring 20 worden gebruikt als raamwerk waarbinnen een veelheid van Bijbelpassages, vooral uit de oudtestamentische profetieën, een plaats krijgen. -
Het postmillennialisme [dia]
Naast het prechiliasme is er de meer gematigde opvatting van het postchiliasme. Bij de postchiliasten of postmillennialisten (‘post’ is ‘na’) volgt Jezus’ komst op de duizend jaar en zal Hij dus tijdens de periode van het vrederijk niet lichamelijk en zichtbaar op aarde zijn. Traditionele postmillennialisten verwachten dat de verkondiging van het evangelie van Jezus Christus onder de zegen van de Geest uiteindelijk voor de grote meerderheid van de mensen zal leiden tot behoud. Hierdoor zal geleidelijk aan een situatie ontstaan in de geschiedenis, voorafgaand aan de wederkomst van Christus, waarin geloof, rechtvaardigheid, vrede en welvaart de overhand zullen hebben onder de volkeren. Christus zal wederkomen in een werkelijk gekerstende wereld, ook al zal aan de wederkomst nog een beperkte manifestatie van het kwaad voorafgaan. Na deze korte typering geef ik van de drie stromingen telkens een of twee voorbeelden. 3. Enkele voorbeelden - Amillenialisme in de kanttekeningen bij de Statenvertaling [dia] De kanttekeningen bij de Statenvertaling van Openbaring 20 zetten in met de opmerking: ‘Dit hoofdstuk is wel zwaar om te verstaan, en wordt van de uitleggers verschillend verklaard.’ De chiliastische opvatting wordt vervolgens duidelijk afgewezen, en dat geldt zowel het pre- als het meer gematigde postmillennialisme: ‘Enigen menen dat hetgeen hier verhaald wordt, nog alles moet geschieden, en dat na de ondergang van de antichrist, waarvan in de twee voorgaande capittelen is gesproken. En dat alsdan de satan eerst zal gebonden worden, de Joden tot Christus bekeerd, en de rechte kerk van Christus in groot aanzien, vrede en welstand, over alle volkeren van de wereld zal heersen, en dat duizend jaar lang.’
3
Over deze opvatting merken de kanttekenaren op: ‘Dit gevoelen is zeer oud, ook onder vele oudvaders [kerkvaders, J.H.] geweest, en wordt van enige leraars ook hedendaags wederom vernieuwd, omdat het schijnt dat de letter van de tekst van dit capittel hetzelve medebrengt.’
De Statenvertalers kiezen echter zelf voor een andere opvatting. De kerk zal immers ook na de bekering van de Joden nergens zonder kruis, strijd en vervolging door de hele wereld zijn. In het bijzonder aan het einde van de wereld zullen allen die godzalig willen leven in Christus, vervolgd worden (2 Tim.3: 12). En in de laatste dagen zullen zware tijden ontstaan (2 Tim.3: 1). Wat betekent Openbaring 20 dan wél? De binding van de satan is gegeven met Christus’ overwinning op Goede Vrijdag en Pasen. De duizend jaren van Openbaring 20 kunnen slaan op de tijd sinds de prediking van het Evangelie om zich heen greep door de dienst van de apostelen of ook sinds de tijd van keizer Constantijn, dus begin vierde eeuw. Dat betekent dat deze gunstige periode ergens in de late middeleeuwen is geëindigd. In de tijd dat de SV verscheen, 1634, is deze periode dus al verstreken. De kanttekenaren proberen te duiden wat met Gog en Magog, de volkerenmassa’s die tegen God en Zijn gemeente aan het einde van de duizend jaar in opstand komen, bedoeld zal zijn: ‘de Turken, Tartaren en Saracenen, die in de gewesten van Gog en Magog meest hun woonplaatsen hebben, met het overblijfsel van het antichristelijke rijk [de kerk van Rome, J.H.], die het christendom zouden bestrijden, en met zware oorlogen drukken, daaruit God hen mirakuleuselijk zou verlossen en die eindelijk ook door de tweede toekomst van Christus zouden gedempt en nedergeslagen worden.’ - Postmillennialisme bij ‘vader Brakel’[dia] In de gereformeerde traditie in Nederland, maar ook in de Engelse en Schotse puriteinse traditie is de toekomstgerichte uitleg van Openbaring 20, ondanks de afwijzing ervan zoals in de Kanttekeningen bij de SV, toch door velen op velerlei wijzen gevolgd. Wie hiervan meer wil weten, doet er goed aan de dissertatie van dr. M. van Campen te lezen.1 Ik beperk mij nu tot een tweetal stemmen. Allereerst de voetiaanse theoloog Wilhelmus à Brakel, straks de coccejaan Campegius Vitringa. Wilhelmus à Brakel (1635-1711)2, bij velen met ere genoemd als ‘vader Brakel’, schrijft uitvoerig over de uitleg van Openbaring 20 in het derde deel van zijn standaardwerk Redelijke Godsdienst.3 Voor hem ligt het rijk van duizend jaren nog in de toekomst. Er komt een heerlijke staat van de kerk waarin de geestelijke goederen van het genadeverbond in rijke mate worden uitgedeeld. Daarvan zegt Brakel: ‘’t is mij zoo klaar uit 1
M. van Campen, Gans Israël II. Voetiaanse en coccejaanse visies op de joden gedurende de zeventiende en de achttiende eeuw, Zoetermeer 2006. Zie ook M. van Campen, ‘Het millennium gewogen. Het duizendjarig rijk in de visie van de Nadere Reformatie’, Documentatieblad Nadere Reformatie, DNR, 24 (2000) 1, 20-36., 2 3
Zie Van Campen, Gans Israël II, 191-210.
W. à Brakel, Logikè Latreia, dat is Redelyke Godsdienst, In welke de Goddelyke Waarheden des Genadenverbondts worden verklaert, tegen allerleye partyen beschermt, ende tot practycke aengedrongen, Rotterdam 1700, 1-III. Ik gebruikte de uitgave van De Banier, Utrecht 1967. Het betreft III, 315 - 333.
4
het Woord Gods, dat ik daaraan gansch geen twijfeling heb.’4 De antichrist zal geheel vernietigd zijn en blijven. De duivel zal ingetoomd worden, zodat hij niet langer een heidense keizer of een antichrist tegen de kerk zal kunnen ophitsen. De Turk, de erfvijand van de kerk, de islam dus, zal helemaal verbroken worden om de weg te banen tot het samenbrengen en bekeren van de Joden en door hen de bekering van de Oosterse volkeren. ‘De geheele Joodsche natie zal onzen Heere Jezus erkennen, de ware en eenige en hun beloofde Messias te zijn, zullen zich tot Hem bekeeren, Hem zonderling liefhebben, eeren en verheerlijken.’5 [dia] ‘De kerk zal dankzij de bekering der joden een glorietijd beleven zoals nooit tevoren gezien is. Er zal een “extraordinare uytbreydinge der Kerke” onder de heidenen zijn…. De kennis van Jezus, de liefde tot Hem, de ijver voor Hem, de heiligheid des levens en de heerlijkheid zullen zo groot zijn in de joodse natie, dat de heidenen massaal zullen toevloeien en tot het geloof in de Messias zullen komen… Ook zal er een uitzonderlijke vruchtbaarheid zijn van de aarde en overvloed aan levensmiddelen.’6 De verwachting van een geestelijk en nationaal herstel van het Joodse volk vloeit voor Brakel niet alleen voort uit zijn verstaan van Romeinen 11, maar ook uit zijn overtuiging dat vele profetieën die Israël een heilrijke toekomst op aarde voor ogen stellen nog niet of niet geheel zijn vervuld. ‘Alle deze teksten spreken niet van de wederkering uit de gevangenschap van Babel, ook niet van den tijd des N. Testaments in ’t begin, maar van den tijd der bekeering der Joden in de laatste dagen, en wat de Heere dan aan zijne kerk doen zal, gelijk de omstandigheden der teksten tonen en de verstandige lezer zal kunnen zien.’7 De Rotterdamse pastor verlangt hier hartelijk naar: ‘die dit, zeg ik, met een geestelijk hart en oog inziet, die zal de heerlijkheid van dien tijd zien en met al zijn hart daarnaar verlangen. Wanneer komt die tijd!’8 Echter, wat we straks bij Vitringa zullen zien, treffen we ook bij vader Brakel aan. Hij wil beslist niet vereenzelvigd worden met de ‘Chiliasten ofte Duysentjarige’. [dia] Deze echte of krasse chiliasten leren namelijk een dubbel opstanding, waarbij de martelaren eerst opstaan aan het begin van het duizendjarige rijk en de overige doden na afloop daarvan. Daartegenover verklaart Brakel Openbaring 20: 4 en 6 niet letterlijk, maar geestelijk. Ook wijst Brakel een fysieke verschijning van Christus aan het begin van de duizend jaren af. Christus daalt niet persoonlijk naar Zijn menselijke natuur van de hemel af om gedurende de duizend jaren lichamelijk en zichtbaar in Jeruzalem te regeren.
4
. à Brakel, Logikè Latreia, III, 320.
5
à Brakel, Logikè Latreia III, 321.
6
Van Campen, Gans Israël II, 202.
7
à Brakel, Logikè Latreia III, 322, 323. Hij noemt bijv. Ezechiël 34: 16, 27;Vgl. M. van Campen, Gans Israël II, 206.
8
à Brakel, Logikè Latreia III, 325.
5
‘’t Zijn te aardsche gedachten, Christus kan zoo wel regeren in den hemel zijnde, alsof Hij naar het lichaam op aarde was…De Schrift meldt van geen andere lichamelijke komst, dan de komst ten oordeel, in de wolken, met de stem des archangels, wanneer alle dooden zullen opgewekt worden.’9 Vader Brakel wijst de gedachte aan een ‘Turkschen hemel’ waaraan ‘de luie en lekkere menschen wel behagen hebben’ af. Ook in de heilrijke tijd zal er gewerkt dienen te worden en zullen er armen en rijken zijn.10 Voor Brakel is uiteraard ook iedere verbinding tussen zijn toekomstverwachting en revolutionair optreden om die toekomst naderbij te brengen volstrekt taboe. Hij moet niets hebben van de wederdopers in het voetspoor van mensen als Jan Beukelszoon van Leiden (1509-1536) of Berend Knipperdolling (ca.1495-1536) uit Münster, die zelf het nieuwe Jeruzalem wilden oprichten. Evenmin wil Brakel weten van een herbouwde tempel in Jeruzalem. De bekeerde Joden worden eenvoudig lid van de christelijke kerk, ook al zullen ze uitblinken door hun geweldige kennis en liefde.11 - Postmillennialisme bij Vitringa [dia] De bekende coccejaanse theoloog Campegius Vitringa (1659 -1722)12 schrijft in zijn uitleg van het boek Openbaring, waarvan de eerste druk in het Latijn 170513 verscheen, uiteraard ook over het duizendjarige rijk. Ik geef zijn betoog in grote lijnen weer. Vitringa zegt van Openbaring 20: ‘Dit Gezigt is merkwaardig / en van geheimzinnige beduidenisse: het vertoont ons den Satan, die dus verre tegen de kerke van Christus gewoed hadde / voor Duizend jaren gebonden / en in den poel des afgronds geworpen/ terwyl de Heiligen en Bloedgetuigen met Christus heerlyk heerschen: en nieuwe vyanden der kerke/ de Gog en Magog / van den Satan / die weder voor eenen korten tyd ontbonden word / aangehitst / om de rust der kerke te verstoren / door Gods Oordeel verslagen.’14 Voor Vitringa ligt de vervulling van het visioen van Openbaring 20 nog in de toekomst. Eerst moet het Beest ondergaan, dat wil zeggen: het rijk van de antichrist moet overwonnen worden. Het visioen ziet op de tijd ‘na de vernietiging van het Roomsch Paapsch gebied’15, wanneer de macht van Rome en haar pausen vernietigd zal zijn. Vitringa verwerpt de uitleg dat de periode van duizend jaar al zou zijn begonnen bij Christus’ komst op aarde of in de vierde eeuw toen Constantijn de Grote keizer werd, en er daarmee een einde kwam aan de vervolging en discriminatie van christenen door het heidense keizerrijk van Rome. Hij noemt 9
à Brakel, Logikè Latreia III, 323, 324.
10
à Brakel, Logikè Latreia III, 325.
11
à Brakel, Logikè Latreia III, 325.
12
Zie Van Campen, Gans Israël II., 455- 490.
13
Campegius Vitringa, Anacrisis Apocalypsios Joannis Apostoli, Franeker 1705.
14
Ik raadpleegde Campegius Vitringa, Nauwkeurig onderzoek van de goddelyke openbaring des H. Apostels Johannes, (vet. M.Gargon), ’t Amsterdam, By Antoni Schoonenburg Boekverkoper 1728, II, 588. 15
Vitringa, 595.
6
bijvoorbeeld de opkomst van de islam, ‘Mahomets wangeloof’16, als teken dat satan onmogelijk al gebonden kan zijn. Verder wijst hij op veel misstanden die er ook na Constantijn binnen de kerk altijd zijn geweest.17 Hij neemt afstand van de invloedrijke uitleg van Augustinus en ook van die van zijn gewaardeerde leermeester, ‘de Vermaarde Coccejus’18, die ervan uitgaan dat Openbaring 20 slaat op het verleden en heden van de christelijke kerk en niet op een toekomstig gebeuren. Als medestanders noemt hij de oude kerkleraars die kort na de apostelen hebben geleefd en die hebben gemeend ‘dat men door deeze Duizend jaaren begrypen moet den tyd van vrede en voorspoed der Kerke des Heilands op Aard, die het einde van alles niet lange zal voorgaan/’19 Met name vermeldt Vitringa onder zijn medestanders onder meer Justinus Martyr, Papias, Irenaeus, Lactantius, Tertullianus. Vitringa vindt het ook van belang erop te wijzen dat dit ook ‘de Hoop van de Joodsche kerk was.’20 Hij verwijst naar Gemara sanhedrin waar de gedachte wordt ontvouwd dat de wereld na 6000 jaar een rustperiode van 1000 jaar tegemoet gaat. Volgens Vitringa leren alle profeten eenstemmig ‘dat de Kerk/of ’t Ryk van Christus/ gelukkiger dagen te wachten hebbe op Aarde.’21 ‘Is ’t ook wel gelooflyk / dat God die alle zyne Werken volbrengt en volmaakt / het Ryk van zynen Zoon op Aarde zou onvolmaakt laten? Zal de Duivel, zal het beest heerschen/ en Christus niet heerschen? Zal Jezus Christus tegen zyne vyanden hier op Aarde stryden / en die noit volkomen overwinnen?’22 Allerlei voorzeggingen uit het O.T. moeten nog in de geschiedenis voor de jongste dag in vervulling gaan. In Openbaring 21 en 22 ziet hij een schets van deze vervulling. Hij is ervan overtuigd dat deze hoofdstukken slaan op de kerk van Christus in het laatste der dagen, wanneer het beest vernietigd en Gog en Magog vernield zullen zijn.23 Toch wil Vitringa zich verre houden van wat hij noemt ‘de gedachten der Duizendjaarige Ryks - gezinden.’24 [dia] Hiermee bedoelt hij de opvatting dat na de bekering van de Joden tot Christus de stad Jeruzalem op luisterrijke wijze zal herbouwd worden en dat de tempeldienst volgens de voorschriften van Mozes zal worden hernieuwd, dat Christus zichtbaar uit de hemel zal neerdalen en in Jeruzalem zal regeren over de volkeren, dat de bloedgetuigen, de martelaars en gelovigen van oude tijden zullen worden opgewekt uit de 16
Vitringa, 596, 597;614.
17
Zie de weergave bij Van Campen, Gans Israël II, 472-481.
18
Vitringa, 589, vgl. 614vv.
19
Vitringa, 602.
20
Vitringa, 603.
21
Vitringa, 605.
22
Vitringa, 607.
23
Zo Van Campen, Gans Israël II, 477.
24
Vitringa, 620.
7
dood en leiding zullen geven aan de kerk, dat de gedaante van de aarde door vuur zal worden gelouterd en vernieuwd en dan zonder menselijke arbeid vele en voortreffelijke vruchten zal voortbrengen om de mensen overvloedig van voedsel te voorzien. ‘Waarlyk / zo dit het Duizendjaarig Ryk betekent / gelyk men dat noemt / zo scheide ik my geheel en al van die Gezindheid af. Immers is het Ryk van Christus, dat Nieuw is / geheel Geestelyk / en zyne heerlykheid is Geestelyk; en indien dat oit op Aarde heerlyk moet vertoont worden / gelyk ik gelove/ dat het zal vertoont worden/ zo zal het zyne natuur niet veranderen / noch zich zelven vernietigen.’25 Deze voluit chiliastische stellingen verwerpt Vitringa dus hartgrondig omdat het rijk van Christus volgens hem geheel en al geestelijk is, en de heerlijkheid van Christus op aarde dan ook helemaal spiritueel zal zijn. Onder Joodse invloed is volgens hem een veel te materieel denken over het duizendjarige rijk opgekomen. Daar gaat hij dus beslist niet in mee, maar hij maakt daarbij wél een uitzondering [dia]: ‘uitgenomen/ dat ik de Bekeeringe der Jooden vast stelle /en niet ongaarne toestemme / dat het land Canaans van zyn vloek ontheven zal worden /daar het nu aan onderworpen is / en dat de Stad Jeruzalem weder herbouwt / en bewoont zal worden/ Want dit schynt uit de woorden van Jezus Christus te volgen, Luc.XXI:24. [dia] Anders / is ’t genoeg / tot verstand van deeze en andere Profetyen / dat men begrype en stelle / dat na de verwoestinge der groote koningryken / die Christus tegen zyn / de Staat der Kerke gerust en bevredigt zal zyn / en blyven eenen langen tyd; [dia] en dat de Jooden in den Schoot der kerke zullen gebragt worden; welke Kerk naar de Leergronden en zeden der Apostelen zal gericht zyn / en bestraalt worden met het Licht der kennisse / en Godvruchtigheid; [dia] en dat de genade des Heeren in overvloedige mate zal uitgestort worden / en de Gaaven des H.Geestes rykelyk toegedeelt; en dat de Kerk onder het bestier van Godvruchtige Overheden / en voorzichtige herders voorspoedig zal zyn / zich wyd en zyd uitbreiden / op de hoogte der Aarde ryden / en de straalen van haar heerlykheid overal verspreiden. Dit is onze hoop; dit is de wensch der Gelovigen.’26 Nog een veelzeggend citaat: ‘De Kerk verlost van bygeloof /en afgodery /en ergernissen /en gewetensdwang / zal de breedte der Aarde bezitten / en de koningryken der Aarde/ die zich dus verre tegen haar hadden aangekant /zullen haar begunstigen en voeden. De zuiverheid des waaren Godsdiensts / en de kracht der Godzaligheid / sal de Weereld bestralen. De waarheid zal over de schadelyke dwalingen en ketteryen opentlyk zegepralen: en de Broedertwisten / die de kerk verdeelt hadden / zullen beslist zyn….de Jooden/ naar ’t voorbeeld van Mirjam, door Gods oordeel met Melaatsheid geslagen / en zeven dagen lang uit het leger Israels gesloten / zullen in deesen tyd met vreugd en gejuich tot de gemeenschap van Gods Volk toegelaten worden/ en groote heerlykheid in de kerke inbrengen. Dit zal den yver der Volkeren ontsteken / en met 25
Vitringa, 607.
26
Vitringa, 607,608.
8
lust Gods Woord doen navorschen / en veele heilgeheimen die onze Voorouderen verborgen waren klaar ontdekken. Dus zal er Licht en heerlykheid in Gods kerke zyn / daar de Volkeren uit alle Weereldgewesten zullen naar toe vloeyen.’27etc. Op deze wijze gaan profetieën als Jesaja 66:24; Ezech.47:15; Zach.14: 17 -19 in vervulling. Dit alles is in de geschiedenis nog niet gebeurd. ‘Wat zullen wy dan eindelyk zeggen? Wat anders / dan dat wy betere tyden moeten afwachten: gelyk ook Godvruchtige mannen van die tyden al gezien hebben. Daar zal eens een Dag komen / dien de Heere maken zal, wanneer hy dit grote werk van zyne Rechterhand voleindigen zal.’ 28 - Premillennialisme bij Ouweneel [dia] Dr.Willem J. Ouweneel is een bekend publicist en schrijver in evangelische kring. Hij schreef een uitvoerige evangelisch - dogmatische reeks, waarvan deel 10 gaat over ‘de toekomst van God’.29 Hij leest Openbaring 19- 22 als een ononderbroken chronologische reeks. Eerst de paroesie, de verschijning van Jezus in heerlijkheid aan het begin van het duizendjarige rijk, dan het oordeel over het beest en de valse profeet, vervolgens het binden van de satan, de regering van de Christus met de opgestane heiligen duizend jaar lang, de eindoordelen en de nieuwe hemel en aarde. Ouweneel gelooft op basis van zijn verstaan van Openbaring 20, uiteraard in combinatie met andere bijbelgedeelten, dat Christus zichtbaar en lichamelijk op aarde terugkeert om hier duizend jaar te regeren (hoewel dat niet inhoudt dat Hij 1000 jaar lang op aarde verkeert). Er is volgens hem tweeërlei opstanding: de rechtvaardigen staan op vóór het vrederijk en de goddelozen pas duizend jaar later ná het vrederijk. In lijn met vele profetieën zal er een langere periode op aarde verlopen waarin vrede en gerechtigheid heersen, maar zonde en dood nog niet verdwenen zijn. Tijdens het duizendjarig rijk zullen alle beloften en profetieën definitief vervuld worden. Gelovigen zullen tijdens het vrederijk niet sterven (Jes. 65:22v). ‘Christus en de verheerlijkte heiligen zullen hun woonplaats in de hemel hebben, en de gelovigen die nog hun natuurlijke lichamen hebben en het vrederijk zijn binnengegaan, zullen hun woonplaats op aarde hebben.’30 De vierde (!) tempel wordt gebouwd en Jezus regeert, met een nakomeling van David of David zelf als assistent, op zijn troon in Jeruzalem op de berg Sion, die veel en veel hoger zal zijn dan nu het geval is. In de tempel zullen weer dieroffers gebracht worden, zij het niet tot verzoening, maar als uiting van dankbaarheid als herdenking van het ene offer dat door Christus op Golgotha is gebracht. De gemeente (het ‘hemelse’ volk van God) zal zich tijdens deze 1000 jaar niet op aarde bevinden, maar kan wel de aarde bezoeken.
27
Vitringa, 627,628.
28
Vitringa, 636.
29
Willem J. Ouweneel, De toekomst van God – Ontwerp van een eschatologie, Heerenveen 2012.
30
Ouweneel, De toekomst van God, 382.
9
In dit toekomstplaatje behoort ook de uitleg van 1 Thessalonicensen 4: 13-18 als een ‘opname van de gemeente’ door Christus vóór het aanbreken van de grote verdrukking op aarde. De gemeente zal dan tijdens de grote verdrukking zeven jaar lang met Christus bruiloft houden in de hemel en daarna samen met Hem terugkeren naar de aarde om het duizendjarig vrederijk te vestigen. Tim Lahaye31 heeft de gang van de gebeurtenissen als volgt op een rij gezet: [dia]
“1. De Heere Zelf zal neerdalen van het huis van zijn Vader, waar Hij plaats voor ons bereid heeft (Joh. 14:1-3 en l Thess. 4:16). 2. Hij komt weer om ons tot Zich te nemen (Joh. 14:1-3). 3. De Heere zal de gelovigen die in Hem ontslapen zijn, opwekken. Wij, de levenden, zullen hen niet voorgaan (l Thess. 4:14-15). 4. Wanneer de Heere neerdaalt, zal Hij roepen ('een bevelend roepen', of 'een commando') (l Thess. 4:16). Dit alles zal plaatsvinden 'in een oogwenk' ('in een ondeelbaar ogenblik' of 'in een punt des tijds') (l Kor. 15:52). 5. Wij zullen de stem van een aartsengel horen (misschien om Israël te leiden tijdens de zeven jaren van de verdrukking, zoals hij deed in het Oude Testament) (l Thess. 4:16). 6. Ook zullen wij de bazuin van God horen (l Thess. 4:16). Dit is de laatste bazuin voor de gemeente (verwar deze bazuin niet met de zevende bazuin van Openb. 11:15). 7. De doden in Christus zullen eerst opstaan (de vergankelijke overblijfselen en het stof van hun dode lichamen worden onvergankelijk opgewekt en samengevoegd met hun geest, die Jezus met Zich mee zal brengen) (l Thess. 4:16-17). 8. Dan zullen wij 'de levenden die overblijven' veranderd worden ('onvergankelijk' gemaakt worden, doordat 31
Tim Lahaye, De Here tegemoet,
10 onze lichamen 'onsterfelijk' gemaakt worden) (l Kor. 15:51-53). 9. Dan zullen wij samen met hen opgenomen worden (l Thess. 4:17). 10. Met hen in (de) wolken (waar, zoals we aannemen, de gestorven en de nog levende gelovigen een bijzondere ontmoeting zullen hebben) (l Thess. 4:17). 11. Om de Heere te ontmoeten in de lucht (l Thess. 4:17). 12. De Heere Jezus heeft gezegd dat Hij dit zal doen 'om u tot Mij te nemen'. Hij zal ons brengen naar het huis van de Vader 'opdat ook u zult zijn waar Ik ben' (Joh. 14:3). 13. 'En zo zullen wij altijd met de Heere zijn' (l Thess. 4:17). 14. De rechterstoel van Christus (2 Kor. 5:10). Dit vers leert ons dat meteen na de roep van Christus voor de gelovigen, Hij alle dingen zal beoordelen. De christenen zullen staan voor de rechterstoel van Christus (2 Kor. 5:10; Rom. 14:10), waarover we meer lezen in l Kor. 3:11-15. Dit zal waarschijnlijk plaatsvinden in 'het huis van de Vader'. Dit oordeel bereidt de christenen voor op... 16. 'De Bruiloft van het Lam' (Openb. 19:7-9). Voorafgaand aan de komst van Christus naar de aarde met 'kracht en grote heerlijkheid', een gebeurtenis die wij 'de verschijning in heerlijkheid' noemen, zal Christus zijn bruid, de gemeente, ontmoeten en de bruiloft en het bruiloftsmaal van het Lam zal plaatsvinden.32 [dia]
- Eigen visie: gemodificeerd postmillennialisme [dia] Mijn eigen visie heb ik reeds eerder gepubliceerd.33 Ik volsta nu met een korte samenvatting. Het laatste bijbelboek moet mijns inziens worden uitgelegd volgens het recapitulatiebeginsel (ofwel: progressief parallellisme). Het boek Openbaring geeft geen doorgaand relaas van de wereldgeschiedenis in chronologische volgorde, maar biedt telkens dwarsdoorsneden van de gehele periode van het laatste der dagen, dat wil zeggen de tijd tussen Pinksteren en Parousie. Daarbij is geen sprake van vermoeiende herhaling, maar van voortgang en variatie, met verschillende intermezzo’s. Zo bezien is Openbaring 20 een nieuwe dwarsdoorsnede die ons leert dat de geschiedenis toch niet alleen maar één grote aaneenschakeling van ellende is. Er 32
Zie verder J. Jumelet, De eschatologie van het dispensationalisme, Utrecht 2005 (niet gepubliceerde MAthesis, Universiteit Utrecht); Alida Leni Sewll, ‘ ”The people of God” concept in dispensationalism and in covenant theology’, paper for Trinity College and Seminary, Sioux Center, Iowa 2001 (unpublished).
33
Jan Hoek, Hoop op God - eschatologische verwachting, Zoetermeer 2004, 178-197; Jan Hoek, Garantie voor de toekomst. Gespreksboek over hoop, Zoetermeer 2013, 61-76.
11
zijn toch ook tekenen van hoop, plekken van licht, verspreide opklaringen tussen de onweersbuien door. Wanneer het evangelie verkondigd wordt, wanneer mensen tot geloof komen, wanneer jonge kerken gesticht worden, wanneer er daden geschieden van liefde, bevrijding en ontferming, dan is op dat moment satan gebonden en dan blijkt Jezus' overwinning realiteit te zijn. Wanneer de gemeente van Christus door vervolging met de rug tegen de muur staat, mag zij horen: er komen weer betere tijden. Tijden van vrede, van verademing, van verkwikking en van geestelijke opbloei. In dat ene woord ‘duizendjarig rijk’ wordt samengevat wat over vele tijden is uitgesmeerd. Daarom heeft Openbaring 20 betrekking op verleden, heden en toekomst. In dat verband mag er positieve verwachting zijn van wat Jezus nog aan verrassingen voor ons in petto heeft in de slotfase van de wereldgeschiedenis. Je behoeft niet puur pessimistisch te denken over de geschiedenis als een van God verlaten en hopeloze werkelijkheid. We mogen in de loop van de geschiedenis aanduidingen verwachten van het grote en heerlijke dat komt. Het zijn tekenen van het koninkrijk, zoals de druiven van Eskol aan de Israëlieten in de woestijn een voorproefje gaven te zien van de heerlijkheid van het beloofde land (Numeri 13:23). Het gaat dan om voorlopig, provisorisch en fragmentarisch heil in een wereld vol onheil. Ondanks alles is de geschiedenis het terrein van Gods handelen gebleven. Zij is niet restloos prijsgegeven aan demonen en demonieën. Zo is er voor gelovigen de ruimte om in de wereldgeschiedenis hun verantwoordelijkheid te beleven en hun taken te vervullen. ‘Elke periode in de geschiedenis, waarin in een of ander land het christelijk geloof zich ongehinderd kan ontwikkelen en verspreiden, is een wonder van God en een stuk van het duizendjarig rijk.’34 4. Evaluerende overwegingen 1. [dia] De theologische aantrekkelijkheid van het chiliasme is wat mij betreft gelegen in haar bijdrage tot de beantwoording van de theodicee-vraag. Het gaat in die vraag om de rechtvaardiging van de wegen van de almachtige God ten overstaan van de realiteit van het kwaad in deze wereld. Wanneer er nog een heilrijke toekomst op aarde in het verschiet ligt, zal de wereldgeschiedenis uiteindelijk toch niet zo overheersend door kommer en kwel zijn getypeerd als tot nog toe het geval is geweest. Een prachtig laatste hoofdstuk zal het karakter van het gehele boek van de geschiedenis veranderen. Hoe je ook denkt over de uitleg van Openbaring 20, welk oprecht christen zal niet met Wilhelmus à Brakel hunkeren naar geestelijke opwekking? Om nogmaals zijn verzuchting te citeren: ‘die dit, zeg ik, met een geestelijk hart en oog inziet, die zal de heerlijkheid van dien tijd zien en met al zijn hart daarnaar verlangen. Wanneer komt die tijd!’ Dit bedoelde ik aan het begin van mijn referaat met mijn opmerking dat waar het antwoord op de vraag ‘Komt er een duizendjarig rijk?’ christenen verdeelt, die vraag zelf juist de christenen moet verenigen in gemeenschappelijk koninkrijksverlangen. 2. Verder geeft het chiliasme heilzaam tegenwicht tegenover privatisering en spiritualisering van de christelijke boodschap. Het is God niet alleen om zielen te doen, niet alleen om het geestelijke, maar om heel de schepping. De chiliastische verwachting accentueert de materiële kant van de christelijke hoop en is zo een terechte reactie op de vergeestelijking van de 34
J.J. de Heer, De overwinning van het Lam, 224.
12
eschatologische verwachting in de traditionele christelijke kerken waarin dikwijls een versmalling tot ‘hemelgeloof’ heeft plaatsgevonden (‘eschatologisch docetisme’). Het bijbelhoofdstuk Openbaring 20 bepaalt ons bij de onverlostheid van de wereld en de voorlopigheid van de kerk. Het zorgt voor een heilzame onrust en verstoort de zelfingenomenheid van het gevestigde christendom. De Openbaring voedt en heilig ongeduld naar een wereld waarop gerechtigheid woont en een heilig verlangen naar de theodicee. De Openbaring versterkt de sensitiviteit voor het lijden van de broeders en zusters die om Christus’ wil worden gediscrimineerd, gemarteld en gedood. 3. [dia] Een groot bezwaar tegen veel vormen van chiliasme is het harmoniserend en systematiserend bijbelgebruik, waarbij een veelheid van bijbelse gegevens in een uitgebreid schema wordt geperst.35 Het Bijbelse spreken over de Toekomst is echter verwijzend, dichterlijk, cirkelend om het geheim. De christelijke toekomstverwachting is volstrekt christocentrisch en in deze concentratie op de kern en het hart van de verwachting (Hij komt!) ligt ook de eenheid van de verwachting. De christelijke hoop richt zich niet op een heel scenario dat moet worden afgewerkt, maar op de Bruidegom die spoedig komt. 4. Een aangelegen punt waarbij het chiliasme ons bepaalt, is het zicht op de plaats en betekenis van het volk Israël in het voortgaande heilshandelen van God. Het helpt ons om de Jezus als Messias belijdende Joden te zien als eerstelingen en voorboden van de grote oogst die nog zal volgen.36 5. [dia] Doorslaggevend is of Christus zelf staat centraal staat in ons leven en daarom ook in onze toekomstverwachting. Hij is de Eerste en de Laatste, de Alpha en de Omega. De gelovige zegt: ‘de toekomst is dat Hij op mij toekomt’. Wij verwachten Hem die op de Hemelvaartsdag op de wolken is heengegaan op dezelfde manier terug: lichamelijk, zichtbaar, in heerlijkheid. Ieder mens zal Hem dan zien. Voor de ongelovigen en onbekeerlijken zal dat een grote schrik en ontzetting betekenen. Maar degenen die de Heiland in het geloof lief gekregen hebben, zullen Hem met grote blijdschap en heilig enthousiasme tegemoet gaan in de lucht om Hem als Koning te begroeten en in te halen (1 Thess.4: 13 - 18). Het gaat in de christelijke toekomstverwachting in de eerste plaats om de Koning en dan ook, onlosmakelijk daarmee verbonden, om het Koninkrijk. Er is om te beginnen de toespitsing op deze ene unieke Persoon en vervolgens een kosmische uitbreiding. Als Hij weinig of niets voor ons betekent, kan er in ons leven van echte christelijke toekomstverwachting geen sprake zijn. Jezus zelf is de kern! Dat verbindt alle oprecht gelovige uitgesproken chiliasten, gematigde chiliasten en niet- chiliasten.
35
36
Vgl. K. Runia, Eschatologie, 491 - 516.
Vgl. mijn bijdrage ‘Zien we heil in de geschiedenis? Het theologisch probleem van de geschiedenis in de Handreiking’ in M. van Campen en G. C. den Hertog, Israël, volk, land en staat. Terugblik en perspectief, Zoetermeer 2005, 145-197.