KNIPSELS M.B.T. PARTICIPATIE VAN INTAKE TOT NAZORG Roppov werkgroep participatie - van intake tot nazorg (eerste Roppov-project 2001-2003)
De samenkomsten van de werkgroep ‘van intake tot nazorg’ waren vooral momenten van intervisie tussen de deelnemers. Ze werden gekenmerkt door het uitwisselen van talloze ideeën en van verhalen over mogelijkheden tot participatie door cliënten.
Een bedenking die steeds weer aan bod kwam bij de besprekingen was dat de grondhouding van de hulpverlener en de methodieken/technieken om cliënten te laten participeren, steeds hand in hand gaan. Wanneer je als hulpverlener wel de bedoeling (en de overtuiging) hebt om je cliënten te laten participeren maar wanneer je niet weet hoe je dit kan realiseren, dan zal je niet steeds tot participatie van je cliënt komen. Wanneer je echter alle mogelijke methodieken beheerst maar niet echt geneigd bent om je cliënt te laten participeren, zal er van participatie zéker geen sprake zijn. En zélfs wanneer je zowel de gepaste houding als de gepaste methodiek hebt, hangt het nog steeds van je cliënt af of hij/zij je inspanningen beschouwt als een aanbod tot participatie (je inspanningen heb je zelf in de hand, het effect ervan op de ander heb je niet in de hand). Van zodra je cliënt het wel degelijk als een mogelijkheid tot participatie beschouwt, participeert hij/zij. M.a.w. zelfs als hij/zij beslist om bv. niet naar een vergadering te komen, is er sprake van participatie omdat de cliënt zijn/haar inbreng heeft door niet aanwezig te zijn. (Naar analogie van ‘je kan niet niet communiceren’)
Omdat we van al die vruchtbare bijeenkomsten niet zomaar een verslag kunnen maken maar omdat we u toch willen laten kennismaken met onze werkzaamheden, volgen hier een aantal knipsels m.b.t. participatie van intake tot nazorg. Deze zijn de neerslag van een persoonlijke brainstorming door de mensen die in november 2003 in de werkgroep zaten Het is geordend aan de hand van zes thema’s en telkens opgedeeld in ‘valkuilen’ en ‘kansen’ (= hoe kunnen we die valkuilen ombuigen tot kansen?). Iedereen heeft de oefening op zijn eigen manier opgevat, met als achtergrond de werking in de eigen instelling. Het is zeker geen beschrijving van het proces van de werkgroep. Het is dus enkel een brainstormoefening waarvan we hopen dat die u kan inspireren in uw denken over participatie. thema’s:
opmaken, evalueren en bijsturen van het handelingsplan
het dagelijks leven in het begeleidingstehuis individuele begeleidingsinterventies verwerven en doorgeven van informatie tevredenheidmeting klachtenprocedure
Roppov, werkgroep participatie, knipsels m.b.t. participatie van intake tot nazorg
1
Opmaken, evalueren en bijsturen van handelingsplan VALKUILEN
HOE OMBUIGEN TOT KANSEN
Tijdens de ganse hulpverleningsperiode regelmatig stilstaan bij het functioneren van de jongere. Dit hoeft niet enkel via Cliënt slaagt er niet in om stil te staan bij zijn gesprekken te gebeuren, creativiteit!!! Na afloop van deze individuele eigen functioneren momenten samen met de jongere tot een conclusie komen. Het laatste gesprek voor het opmaken van het HP gebruiken als moment waarbij totaal overzicht gevormd wordt. Cliënt is niet gemotiveerd om mee te werken HP voorstellen als hulpverleningsinstrument, het kan een aan de voorbereiding/ evaluatie van HP: bijdrage leveren om de cliënt bij zijn Cliënt ziet de zinvolheid niet in. eigen handelen te doen stilstaan, kan hem inzicht geven. Beklemtonen dat zijn participatie een meerwaarde betekent voor het verslag Cliënt heeft een volledig ander beeld Na een eerste redactie op het verslag, van zijn functioneren dan de opsteller het verslag samen met de cliënt van HP. doornemen of zelf laten lezen zodat de Cliënt gaat niet akkoord met de meningsverschillen opgemerkt worden. Uitleggen waarom bepaalde conclusies verslaggeving genomen worden. Indien na gesprek hierover de meningen blijven verschillen, dit vermelden in het verslag. (Gehoord worden als cliënt betekent echter niet altijd dat de mening gevolgd moet worden). Jongere wenst niet aanwezig te zijn bij De jongere vooraf voorbereiden op de de bespreking met de PI – ouders nakende vergadering, zijn inbreng voorbereiden. Wanneer er een weerstand blijft tegen de aanwezigheid van de context bij het gesprek met PI, in overleg treden met PI om afzonderlijke besprekingen te houden. Ouders wensen niet aanwezig te zijn bij Nagaan in welke mate ze willen de bespreking van HP participeren in het hulpverleningsproces van de cliënt. De ouders kunnen verkiezen om minder te participeren. Î zoeken naar het tempo van het netwerk. Cliënt is niet gemotiveerd om mee te werken aan de voorbereiding/ evaluatie van het HP:
Roppov, werkgroep participatie, knipsels m.b.t. participatie van intake tot nazorg
2
Het dagelijks leven in het begeleidingstehuis We proberen voor de jongeren een herstel van het dagelijks leven mogelijk te maken vanuit een contextuele benadering met een expliciete plaats voor dialoog. We trachten door middel van een huiselijke dagstructuur zoveel als mogelijk het normale leven te benaderen en de drempel naar de thuissituatie laag te houden. Binnen de grondbeginselen van orthopedagoog Ter Horst ligt er ook een sterk accent op ‘in dialoog gaan (= het zich als verantwoordelijk verstaan)’ gekoppeld aan de kleine dingen in het gewone leven, waar volgens Ter Horst de orthopedagogie begint en eindigt. VALKUILEN De algemene regels zijn minimaal zodat er ruimte is om met iedere jongere afzonderlijk afspraken te maken. Dit kan leiden tot:
HOE OMBUIGEN TOT KANSEN -
Een minimaal geordende omgeving kan mogelijkheden aanreiken tot ontplooiing van de persoon. Er zijn uitdagingen aanwezig, die noodzakelijk zijn binnen de opvoeding.
-
Er kan gezocht worden naar een passend evenwicht tussen de draagkracht -en draaglast van elke individuele jongere gekoppeld aan de individuele noden aangaande structuur.
-
onduidelijkheid
-
de verleiding tot het verleggen van grenzen buiten het aanvaardbare
-
jongeren kunnen zich benadeeld voelen in vergelijking met bepaalde anderen
-
Om afzonderlijke afspraken te maken moet er samengewerkt worden. Op die manier krijgt de jongere inzicht in zichzelf, alsook inzicht in aspecten waar aan gewerkt moet worden naar de toekomst toe. Er is op die manier plaats voor een ‘wederzijds verantwoordelijk contact’ in dialoog. Dit zien we als belangrijke leerschool in functie van zelfredzaamheid.
De jongeren van de 2de leefgroep koken dagelijks zelf en stellen bijgevolg het volledige menu samen voor de leefgroep. Het gevolg kan een eentonig en/of eenvoudig menu zijn.
-
het is belangrijk dat tijdens deze kookmomenten begeleiding aanwezig is om de jongeren te ondersteunen, aan te moedigen en vooral samen te werken, opdat het kookmoment een leermoment (buiten het schoolse) wordt waar plaats is voor nieuwe uitdagingen.
-
Leren als een wederzijds proces van elkaar perspectief bieden binnen een leefsituatie.
-
Een ideaal moment om in dialoog te treden, sfeer te creëren en het kookgebeuren te ontdoen van het verplichtend karakter.
-
De jongeren regelmatig positief bekrachtigen voor hun geleverde werk (beloningssysteem)
-
De jongeren kunnen in het WE iemand uitnodigen om te komen eten.
Roppov, werkgroep participatie, knipsels m.b.t. participatie van intake tot nazorg
3
In de 1ste leefgroep kan er tijdens het WE telkens een jongere koken die dan zelf kan beslissen wat ze wil koken. Het kunnen steeds dezelfde jongeren zijn die in het WE willen koken
Tijdens de groepsgesprekken geven de jongeren geen eigen agendapunten aan.
Feestvieren doen wij meestal met de gehele groep, wat soms weerstand teweeg kan brengen bij jongeren die liever op WE vertrekken.
Samen op vakantie gaan. Gaan enkel die jongeren mee die geen andere vakantiemogelijkheid hebben
-
de jongeren positief bekrachtigen voor hun geleverde werk vb.kookbon
-
een lerend moment binnen de leefsituatie waarbij het accent ligt op samen werken met de begeleiding en nieuwe uitdagingen aangaan, als onderdeel van de opvoeding. Deze activiteiten kunnen ook een dialoogherstellende functie hebben
-
De jongeren kunnen in het WE iemand uitnodigen om te komen eten, wat de sfeer van samen eten en drinken ten goede komt
-
een sfeer van open communicatie creëren waar ‘het in dialoog gaan’ centraal staat
-
de jongeren regelmatig aanmoedigen in het formuleren van belangrijke thema’s vanuit het groepsgebeuren. De intentie is hun medeverantwoordelijkheid geven voor de leefsituatie in al zijn facetten zoals het menu, de activiteiten, de feesten, de ruzies … . Op die manier leren ze ook samen te werken en krijgt de betekenis van het groepsgesprek vorm.
-
Tijdens feestvieren wordt het dagelijkse leven even stilgezet, wordt de dagelijkse realiteit onderbroken. Het is dan ook belangrijk deze festiviteiten te plannen, op te nemen in onze cultuur opdat feestvieren voor de jongeren betekenis krijgt in zijn leefwereld
-
Er zijn voldoende mogelijkheden om in dialoog te treden tijdens de maaltijd, een spel of het geven van geschenken. Ook hier trachten we zoveel als mogelijk de jongeren vooraf bij het feest te betrekken vb. meehelpen bij de inkleding, de animatie … (samen zorgen voor … kan de vertrouwensrelatie enkel maar verbeteren)
-
op vakantie gaan is een onvervangbare manier van dialoog voeren tussen mensen, waar er plaats en tijd is om samen te werken, te spelen, te eten en drinken …. . Naar dit moment kan met de hele groep uitgekeken worden en niet de betekenis van noodoplossing krijgen
-
De jongeren gaan erop uit om zichzelf en anderen te ontdekken. Een belangrijk exploratiemoment
Roppov, werkgroep participatie, knipsels m.b.t. participatie van intake tot nazorg
4
Individuele begeleidingsinterventies Participatie overstijgt het individu. Het individu schaadt het collectief niet en omgekeerd. VALKUILEN
HOE OMBUIGEN TOT KANSEN
Niet alle betrokkenen zijn aanwezig tijdens de begeleidingsgesprekken. Dit kan verkeerdelijk geïnterpreteerd worden als het niet willen participeren.
Beslissingen omtrent de begeleiding nemen in samenspraak met de cliënten, cliënten herhaaldelijk uitnodigen om op gesprek te komen, eventueel de zaken telefonisch bespreken. Betekenis verlenen d.m.v. hypothesetoetsende contactname met de cliënt(en)
De verschillende cliënten hebben een andere kijk op de situatie. Hun hulpvraag verschilt.
Als hulpverlening optreden als een intermediair. Stimuleren van geëmancipeerde beslissingen.
De ouders willen de jongere straffen door via het residentieel verblijf elke vrijheid in te perken.
Meenemen als werkpunt binnen de individuele begeleiding. De betrokkenen kunnen elkaar niet vastzetten, iedereen participeert.
Houding “u vraagt, wij draaien”
Het begeleidingsproces steunt enerzijds op de “deskundigheid van de cliënt” aangezien deze expert is van zijn eigen situatie. Daarnaast staat de “deskundigheid van de hulpverlening” die de individuele situatie in een bredere context plaatst vanuit een wetenschappelijk gefundeerde achtergrond.
Hulpverlening is te sturend, ziet eigen visie als de te volgen weg
Meningsverschillen mogen er zijn. Deze verschillen in de begeleidingsgesprekken openlijk bespreken en visie beargumenteren op een begrijpelijke wijze voor de cliënt, bvb. vanuit observaties. Een evenwaardige positie innemen, naast de mensen gaan staan. Iedereen doet zijn inbreng om tot een meerwaarde te komen.
Met een “eigen principiële houding” een vervangende ouderpositie innemen.
De verantwoordelijkheid omtrent de opvoeding van de minderjarige bij de ouders of de ouderfiguren stimuleren. Dit plaatsen binnen een ruimer maatschappelijke context met algemeen geldende wetten en normen.
Roppov, werkgroep participatie, knipsels m.b.t. participatie van intake tot nazorg
5
Verwerven en doorgeven van informatie VALKUILEN
HOE OMBUIGEN TOT KANSEN
Voor de intake wordt info opgevraagd aan de consulent(e) om zo goed mogelijk op de hoogte te zijn voor de kennismaking met de cliënt.
We zouden ons voor de intake kunnen beperken tot de hoogstnoodzakelijke informatie over de cliënt (voldoende om te kunnen uitmaken of de cliënt aan de basiscriteria tot opname voldoet: leeftijd, geslacht,…)
Probleem: - ‘achter de rug’ van de cliënt
- vaak info waar je niets kan mee doen omdat Tijdens de intake kunnen we dan aan de cliënt het bv. interpretaties zijn die nog nooit met de zelf vragen om zijn verhaal te vertellen met cliënt zijn besproken. ondersteuning of aanvulling van de consulent. Tijdens de begeleiding wordt info opgevraagd Steeds toelating vragen/melden (CBJ/JRB) aan externe diensten (bv. vorige school, aan de cliënt om informatie op te vragen. Duidelijk uitleggen naar wie je je gaat richten vroegere thuisbegeleider) over de cliënt. en waarom. Een dergelijk gesprek zou ook kunnen in aanwezigheid van de cliënt intern doorgeven van informatie zonder medeweten van de cliënt
bij intake en doorheen het begeleidingsproces blijven benoemen dat info steeds doorgegeven wordt aan alle teamleden + reden uitleggen
info wordt zonder medeweten van de cliënt aan de consulent doorgegeven
bij intake en doorheen het begeleidingsproces blijven duidelijk maken dat er tweejaarlijks een verslag opgemaakt wordt. Steeds laten weten welke info erin staat. Steeds melden wanneer je naar de consulent belt en waarom
info wordt zo maar doorgegeven aan school, DGGZ,…
toelating vragen om informatie door te geven (welke info, aan wie, waarom?)
info wordt doorgegeven aan ouders
steeds zo veel mogelijk met het kind/jongere bespreken wat je doorgeeft en waarom je dit doet.
info doorgeven aan hulpverleners als de begeleiding reeds is afgerond
hulpverleners die info opvragen worden doorverwezen naar de consulent
Bij informatie doorgeven komen ook vaak ethische vragen naar voor. Het is zeer moeilijk om regeltjes uit te schrijven om in alle omstandigheden toe te passen. Je moet steeds zeer goed nadenken wat je doorgeeft, aan wie en waarom… Het principe is dat het verwerven en doorgeven van informatie m.b.t. je cliënt doorzichtig moet zijn voor je cliënt. Maar zelfs dit principe moet/kan soms niet toegepast worden…
Roppov, werkgroep participatie, knipsels m.b.t. participatie van intake tot nazorg
6
Tevredenheidmeting VALKUILEN
HOE OMBUIGEN TOT KANSEN
Cliënt is niet gemotiveerd om mee te werken aan de TM : TM is een ‘ver van zijn bed – show’
De geselecteerde items zo veel mogelijk laten aansluiten bij wat voor de cliënt ‘hete hangijzers’ zijn. Vooronderzoek om dit te bepalen is een kans om hierbij stil te staan, erkenning te geven aan de cliënt doordat deze items als ‘belangrijk’ genormeerd worden
Cliënt is niet gemotiveerd om mee te werken aan de TM: Cliënt begrijpt niet
TM kan kansen creëren om cliënten als ervaringsexperten te benaderen, vanuit geloof in hun mogelijkheden.
Cliënt is niet gemotiveerd om mee te werken aan de TM: Cliënt is niet gewend aan ‘enquêtes’, ‘neerschrijven van...’
Cliënt is niet gemotiveerd om mee te werken aan de TM:
-
Info geven over wat wel/niet de bedoeling is van de TM
-
zorg voor duidelijk en verstaanbaar taalgebruik
TM hanteren als kans om cliënten met dergelijke systemen te laten kennismaken, slaagervaring te laten opdoen. -
Zorg voor lay-out
-
Korte vragenlijst (hot items)
-
Gesloten vragen
-
TM kan niet gebeuren bij het begin van een begeleiding (het is geen ‘behoefteonderzoek’). In dit stadium van de begeleiding moet vooral veel tijd gaan naar ‘beluisteren van lasten’, ‘erkenning geven van inzet’, ‘bezig zijn met de individuele problematiek’. TM is geen verplichting, cliënt heeft het recht wel/niet mee te doen.
-
Anderzijds kan juist de TM als hulpverleningsinstrument gebruikt worden: TM kan het bewustzijn van de cliënt versterken, inzicht geven in zijn beleving, erkenning geven aan de waarde van zijn oordeel
Cliënt heeft andere prioriteiten vanuit zijn individuele probleemsituatie
Cliënt is niet gemotiveerd om mee te werken aan de TM: Cliënt voelt geen effect
TM kan cliënt de ervaring bieden dat hij wel ‘invloed kan hebben’, ... TM kan erkenning geven aan wat cliënt als ‘lastig’ ervaart -
Vooraf info geven wat de bedoeling is / wat niet.
-
Nadien info geven omtrent wat er gebeurt met de resultaten
-
Info geven omtrent klachtenprocedure
Roppov, werkgroep participatie, knipsels m.b.t. participatie van intake tot nazorg
7
Cliënt durft mening niet brengen uit loyauteit naar de hulpverlener (cliënt wil niet ondankbaar zijn) / uit schrik voor consequenties op de nog te krijgen hulpverlening. Hulpverlener relativeert de resultaten ‘omdat cliënt toch sociaal wenselijke’ antwoorden zal geven
Resultaten relativeren vanuit het subjectieve van de ‘momentopname’ (jongere heeft juist een slechte dag). Van daaruit gaan zoeken naar het ‘ideale’ moment om de afname te doen (en dus meer kans te hebben op ‘tevredenheid’...)
-
Geen tevredenheid peilen over zaken die toch niet veranderbaar zijn
-
Team appelleren dat TM een open houding naar verbetering/verandering veronderstelt
Door een kwetsbare opstelling van de hulpverlener, kan de TM kansen bieden naar gevoel van cliënten omtrent betrouwbaarheid van ‘de’ hulpverlening -
Info geven dat TM niet bedoeld is als evaluatie-instrument van begeleiders
-
TM kan anoniem gebeuren / door neutrale persoon
-
Hulpverlener moet zich niet uitspreken over al/niet tevreden zijn over de invulling van de TM door de cliënt, over al/niet inspanning om hieraan mee te doen. Cliënt heeft het recht niet mee te doen
-
geen suggestieve vragen
-
vermijden dat cliënt vragen kan beantwoorden met een neutrale quotering (stimuleren om te kiezen)
Cliënten officieel kanaal geven om ontevredenheid te uiten op bv een slechte dag, kan misverstanden en escalaties en klachten op langere termijn ondervangen -
Beperkingen van het momentane karakter vertalen naar doelstellingen vd TM (bv geen wetenschappelijke/totale doorlichting van de werking pretenderen, herhaling van antwoorden toch als belangrijke signalen zien)
Resultaten relativeren omdat ‘cliënt geen (on)tevredenheid kan uiten over zaken die hij niet kent’ (bv strategieën in het hulpverleningsproces)
-
te meten items selecteren vanuit wat voor cliënt ‘hete hangijzers’ zijn + vanuit wat voor de cliënt wel zichtbaar/voelbaar is (niet pretenderen dat TM andere items wil meten)
TM kan juist ontevredenheid creëren rond items waar de cliënt anders niet zou aan gedacht hebben
-
Basisprincipe is ‘ontevredenheid mag bestaan’, erkenning geven, kanaal geven ( = kans om klachten op langere termijn, weerstand te ondervangen)
-
Bij de selectie van de te meten items ook items opnemen die waarschijnlijk positief zullen beoordeeld worden.
Roppov, werkgroep participatie, knipsels m.b.t. participatie van intake tot nazorg
8
Klachtenprocedure VALKUILEN De cliënt weet niet waar hij met een klacht terechtkan.
De cliënt beschikt over onvoldoende vaardigheden om een klacht te uiten.
De cliënt gelooft niet in verandering.
De cliënt durft zijn/haar klacht niet te uiten.
HOE OMBUIGEN TOT KANSEN -
klachtenprocedure opnemen in de onthaalbrochure
-
in de loop van de begeleiding hier meermaals op terugkomen en de nodige uitleg geven
-
belangrijke telefoonnummers afficheren bij de telefoontoestellen
-
de cliënt regelmatig bevragen of hij weet waar hij terechtkan
-
het pedagogisch handelen van de begeleiders is gebaseerd op een pedagogisch concept waarin veel belang wordt gehecht aan emancipatorisch werken met plaats voor inspraak en participatie
-
als organisatie permanent in dialoog gaan met de cliënten en zorgen voor een goede samenwerking
-
een transparant beleid met een goede klachtenprocedure hebben
-
de ontvanger van de klacht houdt de cliënt op de hoogte van de afhandeling van de klacht
-
indien nodig worden er voorstellen gedaan naar het beleid om soortgelijke klachten in de toekomst te vermijden
-
er worden zowel interne als externe klachtenmogelijkheden voorzien
-
in de loop van de begeleiding krijgt de cliënt voldoende informatie, zodat hij weet dat een klachtenregeling de relatie niet onwerkbaar hoeft te maken en dat klachten de werking op een positieve wijze kunnen stimuleren
-
een open communicatie wordt van bij de intake aangemoedigd
Roppov, werkgroep participatie, knipsels m.b.t. participatie van intake tot nazorg
9
Het onderscheid tussen een ‘opmerking’ en een ‘klacht’ is vaag.
Hoe houd je voor een cliënt de drempel zo laag mogelijk om een klacht te formuleren?
-
een cultuur van open communicatie veronderstelt dat met een opmerking rechtstreeks kan rekening gehouden worden en dat dit dus intern kan opgelost worden
-
in een organisatiecultuur waarin alles bespreekbaar is, komt het minder vaak tot een formele klacht. Als er rechtstreeks gecommuniceerd wordt, moet het niet zover komen.
de onthaalbrochure verwijst naar de mogelijkheid tot uiten van klachten: -
de cliënt kan terecht bij de verschillende hulpverleners
-
er wordt melding gemaakt van een vertrouwensfiguur
-
de klachtenprocedure wordt uitgeschreven
-
er wordt ook melding gemaakt van laagdrempelige organisaties, zoals JAC, kinderrechtenwinkel, Jo-lijn, Politie en Rijkswacht, Pro Deo advocaat, consulent en jeugdrechtbank
Wie zijn de geschikte personen om in een klachtencommissie te zitten?
er zijn zowel interne als externemogelijkheden om klachten te uiten
Hoe meer kanalen er zijn, hoe meer klachten er geformuleerd worden.
als lerende organisatie naar klachten kijken: - blinde vlekken worden zichtbaar gemaakt -
Het behandelen van een klacht duurt te lang.
er kunnen ‘verbeter’ projecten opgestart worden
De klachtenprocedure moet transparant en niet te zwaar zijn.
Roppov, werkgroep participatie, knipsels m.b.t. participatie van intake tot nazorg
10