Communicatie, sleutel tot participatie De Somalische gemeenschap in Nederland
Adri Nieuwhof Abdullah A. Mohamoud Maart 2000
advies Pijlkruidlaan 14 2811 CM Reeuwijk tel.
0182-300302
fax
0182-301318
e-mail
[email protected]
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud Inleiding
5
Samenvatting
7
Sumary
11
1
De achtergrond van de Somalische gemeenschap
17
1.1.
Somaliërs: Afrikanen van ten zuiden van de Sahara
17
1.2.
De economie en de sociale structuur bij de nomaden
18
1.3.
Orde en gezag
21
1.4.
Kolonialisme en Koude Oorlog
23
1.5.
Opkomend verzet vanaf 1978
26
1.6.
Het ineenstorten van de staat in 1991
26
2
De Somalische gemeenschap in Nederland
29
2.1.
Demografische data
29
2.2.
De sociale context
32
2.3.
Oorzaken van aanpassingsproblemen
35
2.3.1.
Cultuurschok
35
2.3.2.
Identiteitscrisis
36
2.3.3.
Dubbele loyaliteit
37
2.4.
Zichtbare knelpunten voor participatie
38
2.4.1.
Onderwijs en werk
38
2.4.2.
Wantrouwen
40
2.4.3.
Gebruik van qat
40
2.4.4.
Isolement
42
3
Interculturele communicatie
45
3.1.
Cultuurverschillen
45
3.1.1.
Maatschappelijke ongelijkheid: omgaan met macht, machtsafstand
47
3.1.2.
Individualisme en collectiviteit: een "ik" of "wij"-cultuur
47
3.1.3.
Man, vrouw, m/v: rollen van mannen en vrouwen
48
3.1.4.
Wat anders is, is gevaarlijk: omgaan met onzekerheid
49
3.1.5.
Korte termijn of lange termijn
49
3.2.
Het terrein van de gespreksvoering
50
3.2.1.
Taal
50
3.2.2.
Ordening/invalshoek
51
3
3.2.3.
Perspectieven
52
3.2.4.
Organisatie/context
52
3.2.5.
Inzet
53
4
Rapportage focusgroepen over de communicatie tussen Somaliërs en instellingen 55
4.1.
De aanpak
55
4.1.1.
Het doel van het onderzoek
55
4.1.2.
De onderzoeksvragen
55
4.1.3.
De werkwijze
55
4.2.
De resultaten
58
4.2.1.
Ervaringen met Nederlandse instellingen
58
4.2.2.
Ervaringen met de Somalische gemeenschap
59
4.2.3.
Algemene knelpunten in de communicatie
60
4.2.4.
Specifieke knelpunten voor instellingen bij de communicatie
62
4.3.
Aandachtspunten voor de toekomst
63
4.3.1.
Jongeren
63
4.3.2.
Alleenstaande moeders
64
4.3.3.
Ouderen
64
5
Voorstellen voor het verbeteren van de communicatie
65
5.1.
Een structureel knelpunt vraagt een structurele oplossing
65
5.1.1.
De instellingen
65
5.1.2.
De Somalische gemeenschap
67
5.2.
Adviezen gericht op de communicatie
69
5.2.1.
Algemene knelpunten in de communicatie
70
5.2.2.
Instellingsspecifieke knelpunten in de communicatie
72
5.3.
Aandacht voor kwetsbare groepen
74
5.3.1.
Jongeren
74
5.3.2.
Alleenstaande moeders
76
5.3.3.
Ouderen
76
Literatuur
79
Noten
83
Colofon
85
4
Inleiding In Nederland vormen Somaliërs de grootste groep onder de Afrikanen die afkomstig zijn uit het gebied ten zuiden van de Sahara. Somaliërs zijn een nieuwe groep in de Nederlandse samenleving. De meesten zijn gekomen op basis van politiek asiel. Degenen die vervolgens erin slagen een duurzaam verblijf in Nederland te realiseren staan voor de taak hier te integreren. Dat is geen gemakkelijke opgave: de kloof tussen Somalische leefgewoonten en culturele gebruiken en de Nederlandse is erg groot. Het is van belang dat beleidsmakers en -uitvoerders die betrokken zijn bij de opvang en integratie van Somaliërs in Nederland zich daarvan vergewissen, juist met het oog op een succesvol integratiebeleid. In het eerste hoofdstuk wordt hiervoor de basis gelegd door aandacht te besteden aan de historische, sociale en culturele achtergrond van Somaliërs. Het tweede hoofdstuk gaat in op het verloop van het integratieproces. Het derde hoofdstuk gaat in op factoren die de interculturele communicatie beïnvloeden. Vervolgens worden de resultaten gepresenteerd van het onderzoek naar knelpunten in communicatie tussen Somaliërs en Nederlandse instellingen zoals beide partijen die ervaren. In het vijfde hoofdstuk volgen algemene en specifieke voorstellen voor het verbeteren van de communicatie en voor de wijze waarop extra aandacht gegeven kan worden aan kwetsbare groepen onder de Somalische bevolking in Nederland. Het beeld dat de grote kloof tussen de Somalische cultuur en de cultuur van het nieuwe land de participatie in de weg staat, wordt bevestigd door documentatie uit Denemarken, Finland en Engeland. Nader onderzoek is echter nodig om te beoordelen in hoeverre ervaringen met de Somalische gemeenschap rond integratie in deze landen ook voor de Nederlandse situatie bruikbaar zijn. Het onderzoek is verricht in opdracht van de Directie Coördinatie Integratiebeleid Minderheden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Reeuwijk, maart 2000,
Adri Nieuwhof, Abdullah A. Mohamoud.
5
6
Samenvatting In Nederland wonen circa 27.500 Somaliërs waarvan de meesten vanaf het eind van de jaren tachtig als vluchteling naar Nederland zijn gekomen. De voortdurende oorlog in het land van herkomst maakte dat men elders een veilig heenkomen zocht. Het merendeel van de Somaliërs werd in de regio opgevangen en een klein deel van hen kwam naar Europa. De Somalische gemeenschap in Nederland is in vijf jaar tijd met ruim 10.000 personen toegenomen. Het betreft een jonge bevolking, waarvan de helft jonger is dan 20 jaar. Veel Somaliërs kampen in Nederland met problemen die grotendeels verklaard kunnen worden uit het verschil tussen de Somalische en de Nederlandse leefwijze en gewoonten. In vergelijking met vluchtelingen uit andere landen is de te overbruggen culturele afstand veel groter. Het gevolg is dat Somaliërs minder succes hebben in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Het risico bestaat dat de geringe participatie van Somaliërs aan de Nederlandse samenleving de Somalische gemeenschap verder in een isolement drijft. Het talent wordt niet benut en men loopt kansen mis. Uiteindelijk kan dit tot een negatieve beeldvorming over de groep leiden, waardoor participatie weer verder belemmerd wordt. Effectieve communicatie tussen Somaliërs en medewerkers van Nederlandse instellingen is een voorwaarde voor goede toegang tot voorzieningen en daarmee tot participatie. Deze studie biedt nader inzicht in de knelpunten die Somaliërs en instellingen in het onderlinge contact ervaren. De informatie is verzameld door middel van literatuurstudie, gesprekken (telefonisch en persoonlijk), interviews met twee focusgroepen en berust mede op de jarenlange ervaring van de onderzoekers met de Somalische gemeenschap en hun contact met Nederlandse instellingen. De kern van de studie wordt gevormd door de aanbevelingen voor verbetering van de communicatie. Hoofdstuk 1 gaat in op het wereldbeeld van Somaliërs zoals dat voortkomt uit hun nomadische achtergrond. Reizen en trekken is voor een Somaliër de gewoonste zaak van de wereld. Het belangrijkste middel van bestaan in Somalië is de nomadische veehouderij. De hierbij behorende economie en sociale structuur zijn eenvoudig. Het leven is georganiseerd rondom clans. Met centraal, hiërarchisch gestructureerd gezag heeft men geen ervaring.
7
Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 de sociale positie van de Somalische gemeenschap in Nederland behandeld. Het gaat in op de omstandigheden van de gemeenschap en de mogelijke oorzaken van de aanpassingsproblemen. Een deel van deze oorzaken is verbonden aan het vluchtelingschap en het ontheemd zijn, zoals cultuurschok, identiteitscrisis en dubbele loyaliteit. Daarnaast komt een aantal meer zichtbare knelpunten aan de orde, zoals werkloosheid, uitval in het onderwijs, wantrouwen jegens Nederlandse instellingen, gebruik van qat, en het isolement waarin de gemeenschap verkeert. Hoofdstuk 3 behandelt het terrein van de interculturele gespreksvoering. Het biedt instellingsmedewerkers een kader om gesprekken met Somalische cliënten voor te bereiden. Het gebruik ervan in combinatie met kennis van de achtergrond van Somaliërs zal tot een effectievere communicatie en daarmee tot een effectievere hulpverlening leiden. Overigens is dit kader algemeen bruikbaar voor interculturele communicatie. In hoofdstuk 4 volgt een rapportage van focusgroepen over de communicatie tussen Somaliërs en instellingen. Het onderzoek geeft antwoord op de volgende vragen: – Hoe verloopt het contact tussen Somaliërs en Nederlandse instellingen? Zijn er specifieke knelpunten aan te wijzen? – Zijn er factoren te benoemen bij de instellingen of bij de Somaliërs die de communicatie belemmeren? Het gebruik van schriftelijke enquêtes of individuele interviews sluit niet goed aan bij de voor Somaliërs traditioneel gebruikelijke - groepsgerichte - manier van informatie uitwisselen. In deze studie is daarom gekozen voor de methode van focusgroepen. Er zijn twee focusgroepen geïnterviewd met een gelijke deelname van Somaliërs en instellingsmedewerkers. Aan de focusgroepen namen deel: – Somaliërs uit Amsterdam, Arnhem, Delft, Den Haag en Nijmegen: vier volwassen mannen, drie volwassen vrouwen en één jongere. Zij zijn actief in zelforganisaties of werken als sleutelfiguur voor de Somalische gemeenschap. – Medewerkers van Bureau Nieuwkomers, de Arbeidsvoorziening, het taalonderwijs, een gemeentelijke afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een gemeentelijke afdeling Nieuwkomersbeleid, VluchtelingenWerk, de Opbouw, de politie, het consultatiebureau, het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers uit Amersfoort, Delft, Den Haag, Rotterdam, Tilburg en De Lier.
8
De gedachtenwisseling in de focusgroepen leverde veel informatie op. Nederlandse medewerkers en Somaliërs hadden een gelijke inbreng en bespraken openlijk hun kritiekpunten over het verloop van de communicatie tussen Somaliërs en Nederlandse instellingen. Heel duidelijk bracht men naar voren dat het niet juist is om te generaliseren, noch tegenover de Somalische gemeenschap, noch tegenover de Nederlandse instellingen. Dit rapport biedt een overzicht van veel voorkomende ervaringen, zodat deze meegenomen kunnen worden in het ontwikkelen van een effectievere communicatie. De uitkomsten zijn geordend naar ervaringen met Nederlandse instellingen; ervaringen met de Somalische gemeenschap; algemene knelpunten in de communicatie, en specifieke knelpunten die instellingen ervaren. Aan het eind van de bijeenkomst is aan de deelnemers de vraag voorgelegd: "Hoe staat het met de Somalische gemeenschap over vijf jaar, als wij niets doen?". Alle deelnemers maakten zich zorgen over de gemeenschap en meenden dat er extra inspanningen nodig zijn van de Somalische gemeenschap en de Nederlandse instellingen rond jongeren, alleenstaande moeders en ouderen. In hoofdstuk 5 volgen voorstellen voor het verbeteren van de communicatie. De schrijvers concluderen dat de knelpunten die op individueel niveau in de communicatie worden ervaren niet meer alleen het individuele probleem zijn van de Somalische cliënt en de instellings- medewerker, maar het probleem worden van de Somalische gemeenschap én de instelling. De aanbevelingen richten zich op Nederlandse instellingen en de Somalische gemeenschap. Onderlinge samenwerking van de Somalische gemeenschap en de Nederlandse instellingen is een voorwaarde voor effectieve communicatie. De methodiek van interviews met focusgroepen levert veel informatie op en is goed te gebruiken om ook lokaal de knelpunten in de communicatie in kaart te brengen. De resultaten kunnen als basis dienen voor het ontwikkelen van oplossingen. Het is een voorwaarde dat Somaliërs en instellingsmedewerkers een gelijkwaardige rol hebben zowel in de focusgroepen als bij het ontwikkelen van nieuw beleid. De auteurs adviseren dat instellingen nagaan hoe de communicatie met Somalische cliënten verloopt en vervolgens een plan ter verbetering ontwikkelen. Vergroting van de kennis, aanstelling van Somalische medewerkers, contacten leggen en onderhouden met Somalische zelforganisaties, sleutelfiguren en deskundigen zijn punten die hierbij aandacht vragen.
9
De Somalische gemeenschap is volgens de auteurs medeverantwoordelijk voor het oplossen van de problemen die zij ervaren. De Somalische zelforganisaties en sleutelfiguren zouden daarom projecten moeten initiëren die bijdragen aan het overbruggen van de kloof tussen de gemeenschap en de instellingen. Zij mogen daarbij de steun van de Nederlandse overheid en instellingen verwachten. Er worden aanbevelingen gedaan op het vlak van versterken van de eigen organisaties, het ombuigen van het perspectief van de Somaliërs in Nederland, het opzetten van projecten en het geven van voorlichting aan instellingen. Verder worden suggesties gegeven voor extra aandacht voor jongeren, alleenstaande moeders en ouderen. Tenslotte stellen de auteurs dat de ernst van de in de studie gesignaleerde knelpunten en problemen niet alleen de inzet vraagt van de instellingen en de Somalische gemeenschap, maar ook van de overheid. De participatie van Somaliërs aan de Nederlandse samenleving stuit op een aantal ernstige belemmeringen die niet genegeerd mogen worden. Ook al is het verlangen naar terugkeer naar Somalië groot, de toekomst van de Somalische gemeenschap zal volgens de auteurs in Nederland liggen. Als de participatie op zijn beloop wordt gelaten, zal de Somalische gemeenschap verder ontwricht raken. De dreiging dat deze nieuwe groep nieuwkomers aan de kant blijft staan is groot en de overheid mag er daarom haar ogen niet voor sluiten. De bijdrage van de overheid moet liggen op het terrein van het regisseren, stimuleren, ondersteunen en faciliteren van oplossingen.
10
Summary Around 27,500 Somalis are living in the Netherlands. Since the late 1980s the Somalis have been coming to Holland as refugees. The continuing conflicts and wars in their home country Somalia forced them to flee abroad and to come here. At present, Somalia has no government. Most of the Somali refugees find refuge in neighbouring countries in the region and only a very small number come to Europe. Nonetheless, within the short time of five years, the Somali community in the Netherlands has astronomically increased to about 10,000 individuals of which the majority are younger than 20 years. Many Somali refugees in the Netherlands have adjustment problems which can largely be explained by the difference of social norms, habits and lifestyles between the Somali and Dutch societies. Somalis coming from a nomadic culture, are a group which experiences one of the biggest differences possible in relation to the societal norms of their host (Dutch) society. Consequently, the Somalis remain far behind with respect to social mobility and achieve little success both in education and at the job market. This dismal performance and the limited participation of the Somali community in the mainstream Dutch society indeed opens the risk of further isolation of the community. While at the same time, the talent and the experiences of the individuals in the community are not utilised and could be wasted forever. This can eventually develop a negative perception of the whole Somali community which may become a further impediment to their participation in the wider society in the country. As this research study clearly shows, effective and better communication is the primary condition for a better understanding and a key to a successful social integration. With respect to the Somalis, this process should be initiated at the level of Somali individuals and their Dutch contact persons working in the social institutions, with whom they frequently come into contact for help and information. The intention of this study is to lay bare the bottle-necks that the Somalis and the Dutch employees working in the social institutions experience as they come into contact. The information in this study is collected through literature study, informal conversations both through individual and telephone contacts, interviews with focus groups and years of research and participatory experience we observed over the communication difficulties between the individual Somalis and the Dutch employees in the social institutions. The significance of the study is that it offers practical recommendations which will help to improve the communication between the Somali and the Dutch society.
11
Chapter one of the study lays the groundwork and describes the historical, social, cultural and nomadic background of the Somali community in Somalia (their original homeland). It explains that, due to the demands of the pastoral nomadic economic existence by which they subsist, most Somalis in Somalia move and travel constantly in search of water and pasture. This simple pastoral nomadic economy of the Somali society has given rise to a simple social organisation. The Somalis still organise themselves through clan associations. This means that the Somali society has no hierarchical authority and no historical experience of a centralised authority. Building on the discussion in this chapter, the second chapter recounts the social position of the Somali community in the Netherlands. It describes the conditions of the community in Holland, examines the possible causes of the adjustment problems they are confronted with and how their integration process within the wider Dutch society is faring. Some of the adjustment problems the Somali community is confronted with are caused by cultural shocks , identity crisis, double loyalties, etc; which the Somali individuals experience in the new environment. In addition, other concrete challenges that the Somali community is faced with are mass unemployment, early drop out from schools, social isolation, "qat" addiction and lack of trust in the governmental institutions. Chapter three deals with the subject of inter-cultural communication. It provides a well-defined framework of references that will help the workers in the social institutions to better prepare in the consultation with their Somali clients. The knowledge of the social and cultural background of the Somali society we discussed in the previous two chapters combined with the techniques of inter-cultural communication will lead to enhance a better understanding and an effective help service to the community. In chapter four, we account the outcome of the discussions with the focus groups over the bottle necks in the communication between the individual Somalis and the Dutch employees working in the social institutions. This research study attempts to answer the following questions: – How is the contact between the Somalis and the Dutch social institutions at the moment? – What are the specific bottle necks which can be concretely identified? – Are there specific factors on either side which hinder communication between the Somalis and the Dutch social institutions?
12
We learned in the process of collecting the research materials for the study that written questionnaires or individual interviews are techniques Somalis are hardly familiar with. Both techniques do not correspond with the Somali oral tradition. The Somalis are accustomed to exchanging news and information and have group discussions. It is because of this experience that we chose the method of focus groups. In this study, we interviewed two focus groups in which Somalis and employees working in the Dutch social institutions are equally represented. In the two focus groups, the Somalis who participated come from Amsterdam, Arnhem, Delft, Nijmegen and The Hague. Seven were adults (four male, three female) and one youth. Either of them hold a key position in the community or play an active role in one or other of the Somali self help organisations. With respect to the representatives of the Dutch social institutions in the focus groups, they were employees from the Bureau of New Comers, Dutch language schools, the Department of Social Affairs, Employment and Labour services in the local authorities, Department of policy making with respect to the New Comers in Municipalities, Refugee Office, the Police, a Consultant Bureau and the Central Organs of the Refugee Camps in Amersfoort, Delft, Rotterdam, De Lier, The Hague and Tilburg. The brain storming and the exchange of views and experiences of the individuals in the focus groups have produced a lot of information. Both the Somalis and the Dutch in the focus groups have done their utmost to contribute to the two round table discussions we organised in Delft and in Utrecht. They openly spoke about their displeasure and frustrations over the existing difficulties in the communication between the Somali community and the Dutch social institutions. It was very useful that the participants in the focus groups narrated their respective experiences over the nature of the bottle necks with respect to communication. They described many bottle necks which very often repeat and hinder normal communication between the individual Somalis and the employees working in the Dutch social institutions. We detail in this study all the bottle necks the participants emphasised in the hope that they would be considered in the process of developing a better and effective communication. The representatives in the focus groups repeatedly emphasised that the communication difficulties cannot be generalised since it is not a problem that every Somali living in Holland or every Dutch employee working in social institutions is suffering from. The results of the discussions of the focus groups are organised in the following sequences: experiences of the Dutch social institutions; experiences of the Somali community; general bottle necks in communication; and specific bottle necks that the Dutch social institutions experience.
13
At the end of each meeting we asked the participants in the focus groups the following question: How will the Somali community be over five years, if we do not act immediately now? Answering the question, all participants in the focus groups expressed their concern with the present condition of the Somali community in the Netherlands. They suggested that extra attention and commitment are needed both from the Somalis themselves and the Dutch social institutions in order to guide the youth and help the single mothers and the unemployed elders in the community. In chapter five, recommendations for better communication are presented. On the basis of a deeper analysis of the social and cultural background of the Somalis and the inventories of the bottle necks which hinder the communication between the Somalis and the Dutch institutions that we formulated recommendations. It is very important that the bottle necks in communication are not only seen as a problem between the individual Somali client and the Dutch contact person working in an institution but also as a problem between the Somali community as a whole and the Dutch social institutions. Keeping this in mind, the recommendations are aimed at the Dutch social institutions, the Somali community and the Dutch employees working in those institutions. Furthermore, a close and a good working relationship between the Somali community and the Dutch social institutions is a condition for a better communication. It is also very important that the Somalis and the employees working in the Dutch social institutions accept each other as partners and play an equal role in finding solutions for the communication problems. The Dutch social institutions have a responsibility to assess how communication between their employees and the Somali clients is progressing and develop a plan accordingly in order to improve it. The social institutions can increase their know-how about the Somali community by recruiting Somali employees, seeking contact with the Somali self-organisations, seeking advice from key Somali figures as well as from experts on the Somali society in the Netherlands. The Somali community is also responsible for finding solutions to the problems they experience in the country. For example, the Somali self-organisations and the leading Somali figures in the community can initiate projects aimed at bridging the communication gap between the community and the Dutch social institutions. Of course, establishing such projects, the Somalis need the support of the social institutions and the government. In this study, we presented specific recommendations which are aimed at enhancing the capacity of the Somali selforganisations, setting up self-help projects and the provision of information about the social and cultural background of the Somali society for the Dutch social institutions.
14
Furthermore, we recommended that extra attention be given to the young, the single mothers and the unemployed elders. Finally, we proposed that the seriousness of the bottle necks in the communication that we have recounted in this study not only require the intervention of the Somali community and the social institutions but also the involvement of the authorities , such as the higher levels of the government, the province and the municipality. We should not underestimate the seriousness of these obstacles since they slow the pace of the integration process of the Somali community into the wider Dutch society. And the fact is that if we leave the community on their own and do not help them to speeding up the pace of their integration process into the wider society right now, certainly their social position will deteriorate further as time passes by. This is a reality which will happen if the government ignores the serious social situation the Somali community is confronted with now and does not act immediately. The intervention of the government must lie in areas such as ensuring proper registration, support, stimulation and playing the role of facilitator in the solutions to the community’s problems .
15
16
1
De achtergrond van de Somalische gemeenschap In het contact van Somaliërs met Nederlandse instellingen ontstaan vaak misverstanden. De bedoeling van dit hoofdstuk is om via kennis van de achtergrond van Somaliërs een deel van de bronnen die aanleiding geven tot die misverstanden te begrijpen en te betrekken in de communicatie. Dit hoofdstuk schetst de economische en sociale leefsituatie van Somaliërs, Somalische opvattingen over orde en gezag, en geeft een beeld van de geschiedenis van Somalië.
1.1
Somaliërs: Afrikanen van ten zuiden van de Sahara Er zijn naar schatting op dit moment circa acht miljoen Somaliërs. Somaliërs hebben de laatste 1000 jaar in de Hoorn van Afrika gewoond. Zij kwamen daar in contact met Arabische en Perzische migranten. De islam is in de loop van de tijd voor Somaliërs een belangrijke bindende factor geworden. Somaliërs zijn nomadische herders. Hun middelen van bestaan, culturele leven en kijk op de wereld worden bepaald door de eenvoudige economie die daarbij hoort. Somaliërs staan bekend om hun traditie van orale epische poëzie over hun overwinningen en verliezen, hun vreugde en zorgen, en de ontberingen van het leven. De meerderheid van het Somalische volk woont in Somalië. Een deel van hen woont in Djibouti waar zij een grote etnische groep vormen. In bepaalde regio´s van Kenya en Ethiopië wonen ook groepen Somaliërs. In het MiddenOosten werken 250.000 Somaliërs als gastarbeider en de overigen verblijven momenteel in het buitenland als zakenman of vluchteling.
Profiel van Somalië 1990 Bevolking Oppervlakte Landbouwgrond Aandeel BNP Export
7,3 miljoen 637.000 km2 1,6% veeteelt 47% veeteelt 60% fruit 40%
Africa Insight, vol.23, nr.1., 1993
Somaliërs zijn in vergelijking met de meeste Afrikaanse gemeenschappen etnisch homogeen. Zij hebben een gemeenschappelijk taal, een zelfde manier van leven, een gemeenschappelijke manier van politiek bedrijven, een diep doorleefd islamitisch erfgoed en de sterke overtuiging dat alle Somaliërs afstammen van dezelfde mythische
17
voorouder "de Samaale" . Zij voelen zich door lijnen van afstamming en verwantschap met elkaar verbonden. Strijd om de schaarse natuurlijke bronnen van het land heeft de Somalische gemeenschap echter ook diep verdeeld. Dit leidde er uiteindelijk toe dat Somalië afgleed naar een staat van anarchie, waarin rivaliserende clans de natie en de staat Somalië hebben vernietigd. Het ineenstorten van Somalië maakte dat de bevolking massaal het land ontvluchtte en dat zij een van de grootste vluchtelingengemeenschappen van de jaren negentig vormt.
1.2
De economie en de sociale structuur bij de nomaden In het algemeen is het productieproces een belangrijk startpunt om de sociale verhoudingen en de machtsverhoudingen in een gemeenschap te begrijpen. "Productie is de materiële basis van alle sociale bestaansvormen. De manier waarop mensen hun inzet organiseren in het productieproces beïnvloedt alle andere aspecten van het sociale leven, inclusief het politieke leven" (Robert Cox, 1987:1). Met dit als uitgangspunt heeft de productie van het nomadische bestaan veel bijgedragen aan de manier waarop de Somalische gemeenschap gevormd is en aan de kijk op de wereld die zij heeft ontwikkeld. Het nomadische bestaan overheerst nog steeds in Somalië vanwege de barre omstandigheden in het land: het is er heet en er valt bijna geen regen. 53% van het land (35 miljoen hectare) is geschikt voor begrazing, slechts 13% (8.2 miljoen hectare) is geschikt voor landbouw en de resterende 34% is rotsachtig of bedekt met duinen en zo arm dat de grond ongeschikt is voor landbouw of veeteelt. In een land met zoveel arme grond en zo´n heet klimaat is het nomadische bestaan de meest geëigende economische activiteit. De veehouders zijn met hun kudden constant op zoek naar water en weideland. Als zij dat vinden dan blijven zij in het gebied tot deze bronnen uitgeput zijn. Zij zullen daardoor nooit lang op eenzelfde plaats verblijven. In het zuiden van het land vindt op beperkte schaal commerciële landbouw plaats, maar dit is ondergeschikt aan de nomadische veeteelt. Volgens recente schattingen is 65% van de Somaliërs nomade: het hoogste percentage van de wereld. Zij houden geiten, schapen, kamelen en runderen. De nomaden streven naar een structurele overproductie van hun vee om het risico van natuurrampen, langdurige hitte en droogte te beperken . Somalië is dan ook een
18
Clanfamilies, clans en subclans
Sab (vooral landbouwers)
Somale/Somaliërs
Rahanweyn
Digil
(vooral nomaden) Haawiye
Isaaq
Dir
Darod (Shermarke)
Gadabursi Habir
Gedir Abgal
(aidid) (Mahdi)
Dulbahante Marehan Ogaden Mijerteyn (Morgan)
(Barre)
(jess)
belangrijk veeproducent in Afrika. In 1990 bezat Somalië 43% van de kamelen, 2% van het rundvee, 10% van de geiten en 5% van de schapen van heel Afrika. Deze statistieken zijn opgesteld door het departement van Planning en Statistiek van het Ministerie van Landbouw in samenwerking met een Duitse ontwikkelingsorganisatie (Damooei, in Adam, H.M., 1997). "Hij die geen kamelen heeft leeft onder de bescherming van anderen." "Ik blijf niet op een plaats waar kamelen geen kalveren krijgen." "De dood van een man zonder kamelen zal onopgemerkt blijven." Rirash 1988 De nomaden houden vooral kamelen en daarom wordt de economie van Somalië ook wel de "kameel-economie" genoemd en het Somalische gevoel van historisch bewustzijn het "kameel-complex" (Laitin en Samatar 1987). Kamelen geven prestige aan de eigenaar: zij zijn het symbool van rijkdom voor de Somalische nomade. In klassieke Somalische gedichten wordt het bezit van kamelen bezongen. De economie van de nomaden is gebaseerd op veeteelt en op extensief gebruik van grond waarbij de technologische ontwikkeling laag is. Het is een economie met een op de natuur gebaseerde productie die sinds de oudste tijden bestaat. In het Westen heeft de agrarische revolutie, waarbij nomadische veetelers zich vestigden en gesettelde landbouwers werden, zich voorgedaan lang voor het begin van de jaartelling. 19
Plattegrond Somalië met overzicht clans Golf van Aden Djibouti • Berbera • Hargeisha • Garoe
Ethiopië
Indische Oceaan
Clans
• Oddur Baldoa •
Dir
Kenia Hawiya
• Bardera
Mogadisho Darod
• Kismayo
Rahanweyn
Ishaak
Uit Somalia, a crisis of famine and war
darod
Niet-Somalische clans 20
In Somalië was en is het echter voor de meerderheid van de bevolking nog steeds de manier om in het onderhoud te voorzien. Het leven van nomaden in Somalië is te beschrijven als een leven van steeds maar verder trekken naar steeds weer nieuwe waterbronnen en nieuw weideland. Ondanks de sociale en economische veranderingen die de laatste honderd jaar tijdens de kolonisatie zijn doorgevoerd, (over)leven de nomaden nog steeds op dezelfde manier. Er heeft zich een gemeenschap ontwikkeld die gebaseerd is op familie-verwantschap. De belangrijkste reden hiervoor is dat de productie van nomaden een beperkte economische ontwikkeling geeft. Er is te weinig geld om een andere politieke structuur te financieren dan een structuur die zich baseert op het clan-systeem. In het vroege verleden vond je overal wel samenlevingen die zich organiseerden rond familieverbanden: het is een elementaire fase aan het begin van elke ontwikkeling. Hoe hoger het niveau van ontwikkeling, hoe verder sociale systemen zich ontwikkeld hebben. In het Westen heeft de vergaand ontwikkelde kapitalistische manier van produceren tot een maatschappij geleid die sterk op sociale hiërarchie gebaseerd is. De geringe economische ontwikkeling van Somalië maakt dat Somaliërs zich in kleine groepen langs lijnen van clans organiseren. Somalië kent zes grote clan-families en enkele kleinere clans. Elke clan-familie is opnieuw onderverdeeld in clans, sub-clans en kern-families die al generaties in bepaalde delen van het land leven. De namen van de 6 hoofdclans zijn: Isaaq, Darod, Haawiye, Rahanweyn, Dir en Digil. Het continu rondtrekken van de bevolking heeft ertoe geleid dat het land dun bevolkt is en dat de bewoners zich gelijkmatig over het hele land verspreid hebben. In het grootste deel van Somalië hebben zich hierdoor dan ook geen dorpen of steden ontwikkeld.
1.3
Orde en gezag Somaliërs hebben nooit autoriteit in hun samenleving geformaliseerd. Men kent geen hiërarchie en men heeft er ook geen respect voor. Het ontbreken van geïnstitutionaliseerde macht en hiërarchie in de politieke organisatie van Somaliërs onderscheidt hen van andere gemeenschappen in Afrika waar machtige chiefs zijn opgestaan die hun positie weten te handhaven. Tot vandaag de dag is de Somalische samenleving gebaseerd op gelijkheid. Somalische leiders zijn in naam de eersten onder hun gelijken, met uitsluitend morele invloed door consensus en overreding. In het verleden werden de Somalische clans geleid door sultans die door overerving deze titel verwierven. Deze sultans hebben echter nooit formeel gezag over anderen kunnen uitoefenen of anderen hun politieke wil kunnen opleggen. Tijdens de koloniale periode klaagden Britse officieren vaak dat Somaliërs zich niets aantrekken van hun bevelen en
21
hun gezag. Een Britse officier noteert in zijn dagboek in 1940 de reactie van de Somaliërs op het Britse bestuur: "Wij willen goed bestuurd worden, maar we willen ook met rust gelaten worden." De ervaringen van Somaliërs met het gezag van koloniale onderdrukkers en met regeringen die na de onafhankelijkheid Somalië steeds in oorlogen verwikkelden zijn niet positief. Hier vloeit het wantrouwen van Somaliërs uit voort voor het gezag van de overheid, of het nu het leger, de politie of de overheidsfunctionarissen betreft. Elke actie of beslissing die riekt naar gezag van de overheid roept achterdocht op. De opvatting dat iedereen gelijk is en geen formele macht over de ander kan uitoefenen overheerst in Somalië. Hiervan vindt men in het recente verleden een goed voorbeeld: van 1992 tot 1995 probeerde de internationale gemeenschap vergeefs om door middel van een vredesoperatie bij te dragen aan een oplossing van het politieke conflict in Somalië. De reden voor het falen van deze interventie was dat er in Somalië geen leiders met autoriteit zijn die als gesprekspartner konden dienen: " De internationale gemeenschap ging uit van de universaliteit van hiërarchisch opgebouwde overheden. Zij vroeg het Somalische volk hen naar hun leiders te brengen. De Somaliërs hebben een totaal verschillende politieke filosofie en hebben de internationale gemeenschap naar ‘schoonmakers’ gebracht." (Lewis, 1995:1) In Somalië wordt de sociale orde niet door wetten instandgehouden, maar door onderlinge afspraken en regels. Deze vorm van sociale organisatie staat geïnstitutionaliseerd gezag en politieke macht in de weg. Sociale relaties worden in clanverband geregeld. Het ontbreken van effectief leiderschap heeft geresulteerd in een situatie van diffuus gezag waarin het hoofd van de familie de belangrijke beslissingen neemt. Consensus in de groep is hierbij het uitgangspunt. Somaliërs handhaven sociale rust en orde met behulp van het sociaal contract. Op het niet naleven van het sociaal contract staan morele en sociale sancties van de groep. Hierover bestaat een oud Somalisch gezegde: "Zonder morele en sociale codes is alles losbandigheid en mistroostige armoede." Aan de basis van het sociaal contract ligt verwantschap en afkomst. In de Somalische samenleving functioneert het sociaal contract op twee niveaus. Ten eerste wordt de onderlinge solidariteit met de clan en sub-clans geregeld. Leden van een zelfde groep
22
worden geacht elkaar altijd te hulp te schieten of met elkaar samen te werken als er moeilijkheden zijn. Deze solidariteit heeft Somaliërs eeuwenlang geholpen om in barre omstandigheden te overleven. Het is nog steeds een goede gewoonte waardoor Somaliërs van dezelfde clan op elkaar kunnen rekenen en elkaar helpen, waar zij ook zijn. Ten tweede is het sociaal contract de basis voor politieke regelingen, in de besluitvorming, voor het afdwingen van besluiten en bij conflict-bemiddeling. Voor de politieke regelingen wordt het sociaal contract van de "heer" gebruikt. De heer is een ongeschreven sociaal contract dat gebruikt wordt voor bemiddeling bij conflicten en om de sociale vrede voor de hele gemeenschap te bewaren. Clans treffen heercontracten over bijvoorbeeld het gebruik van weidegrond, waterplaatsen en handelsroutes. Ook worden de ongeschreven wetten en regels van de heercontracten toegepast bij conflicten tussen personen, waarbij sprake is van geweld: moord, verminking, beroving, enzovoort. In het algemeen wordt er op de naleving van het sociaal contract toegezien door de ouderen, de wijze mannen en de lokale religieuze leiders. Het sociaal contract is een gewoonterecht: de ongeschreven wetten worden volgens de orale traditie overgeleverd. Vooral de ouderen van de clan hebben kennis van de heercontracten. Mannen die veel weten van de regels van de heercontracten staan bekend als wijze mannen . Als er een probleem in de gemeenschap opgelost moet worden dan komen de oudsten van de groep en de wijze mannen bijeen in een "shir" om over het conflict te praten. Nadat zij tot een besluit zijn gekomen spreken zij hun eindoordeel uit. De vertegenwoordigers van de islamitische rechtspraak of de religieuze geleerden vullen hun werk aan en bekrachtigen het. Op deze manier wordt dus de orde in de Somalische gemeenschap gehandhaafd zonder formeel gezag. In het huidige Somalië is nog steeds sprake van een samenleving die gebaseerd is op gelijkheid zonder geformaliseerd gezag: iedere individu is zijn eigen sultan. De ouderen en clan-leiders bieden in de ogen van Somaliërs, of zij nu in Somalië of het buitenland leven, de enig acceptabele morele basis voor uitoefening van gezag. Zij bieden het forum voor consultatie, consensus en instemming zoals dat altijd het terrein van de politiek in Somalië is geweest. Na het uiteenvallen van de staat in 1991, bestond er door het gewoonterecht van het sociaal contract relatieve rust en stabiliteit in bepaalde regio’s van het land.
1.4
Kolonialisme en Koude Oorlog Tot het eind van de vorige eeuw leefden de Somaliërs relatief rustig als nomaden. De clans controleerden de verschillende gebieden van het land. Daar kwam verandering in toen Somalië door de koloniale machten in vijven gedeeld werd: Brits Somaliland,
23
Frans Somaliland (dat is nu Djibouti), Italiaans Somaliland, Ethiopisch Somaliland en een deel dat bekend werd als het Noordelijk Grensdistrict van Brits Kenya. De koloniale machten bezetten Somalië om economische of strategische redenen. In het begin van de koloniale periode gingen de conflicten tussen de koloniale machten vaak over de grenzen. Nadat de grensconflicten "opgelost" waren, ondervonden clans en families dat zij plotseling door de koloniale grenzen van elkaar gescheiden waren. Een nomadische dichter die geen toestemming kreeg om zich bij zijn familie in Ethiopië te voegen weeklaagt hierover: Mijn broer is daar Ik hoor de bellen van zijn kamelen klinken Wanneer zij beneden in de vallei grazen De bladeren van de bosjes die zij afvreten Smaken even zoet als de bosjes bij mij De regen waarvan zij groeien, Valt uit dezelfde lucht Als ik bid, bidt hij Mijn Allah is zijn Allah Mijn broer is daar En kan niet naar mij toe komen. In vergelijking met andere Afrikaanse staten is de opdeling van Somalië in vijf delen uitzonderlijk: geen ander Afrikaans land is zo sterk uiteengevallen. Het opdelen van het land werd door het Somalische volk als de meest dramatische daad van buitenlandse agressie beschouwd en heeft diepe wonden heeft geslagen. Het helen van deze wonden werd de prioriteit van de politieke elite. De vrijheidsstrijd in Somalië richtte zich tegen de bezetters. Het ideaal dat men wilde bereiken was het opnieuw verenigen van het Somalische volk in één staat. De Somaliërs waren echter niet sterk genoeg om het hele land te bevrijden en te herenigen. In 1960 werden slechts twee delen herenigd in het nieuwe onafhankelijke Somalië: Italiaans en Brits Somaliland. Vrijwel direct na de onafhankelijkheid stelde de nieuwe regering zich ten doel de drie andere delen terug te winnen. Ook al is het land erg arm, toch stak de nieuwe Somalische regering veel van de schaarse middelen in deze strijd. Hierdoor verwaarloosde zij de binnenlandse economie en de sociale ontwikkeling. Er werd nauwelijks geïnvesteerd in het onderwijs en de gezondheidszorg. De regering startte een agressieve campagne om het recht op zelfbeschikking voor Somaliërs onder buitenlands bestuur te propageren. Deze politiek
24
om teruggave van oude gewesten te bereiken was op dat moment uniek in Afrika. Andere regeringen namen de grenzen die zij erfden uit de koloniale tijd als uitgangspunt en concentreerden zich op de binnenlandse politiek. De diplomatieke verhoudingen met Ethiopië en Kenya kwamen onder druk te staan, omdat in beide landen grote Somalische gemeenschappen leefden en de Somalische regering deze gebieden terug wilde. De slogan van de regering was "wij zijn een natie op zoek naar een staat". De vijfpuntige ster in de Somalische vlag symboliseert de eenheid van de vijf gebieden. Binnen drie jaar na de onafhankelijkheid ontbrandde het grensconflict met Ethiopië en iets later ook met Kenya. Het werd een gewapend conflict dat soms opvlamde tot een ware oorlog. De Somalische burgers in deze grensgebieden werden hier het slachtoffer van. Het conflict eiste talloze doden en joeg mensen op de vlucht. De constante oorlog over grensconflicten heeft Somalië gedestabiliseerd en heeft zijn stempel gedrukt op de samenleving. Een Somalische schrijver zegt hierover: "Het ineenstorten van de Somalische staat begon bij de geboorte ervan." De Koude Oorlog heeft de verdere militarisering van Somalië gevoed. Op het moment van de onafhankelijkheid was de Koude Oorlog op zijn hoogtepunt. De geografische ligging van Somalië maakte dat het land van strategisch belang was. Somalië grenst aan de Rode Zee en de Indische Oceaan en vormt de overgang van Afrika naar het Midden-Oosten. Het ligt hiermee aan de route waarlangs de olie naar het Westen getransporteerd wordt. De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie probeerden allebei Somalië naar hun kamp over te halen. Beide paaiden de Somalische regering met wapenleveranties, en met hun steun bouwde Somalië een krachtig en modern leger op. In 1960 had Somalië na Nigeria, Ethiopië en Ghana het grootste leger ten zuiden van de Sahara. Met de komst van het militaire regime van Siad Barre in 1969 zette de militarisering verder door, opnieuw ten koste van de binnenlandse problematiek. Van 1970 tot 1980 besteedde de Somalische regering naar schatting $960 miljoen aan wapenaankopen, dat is ongeveer 16% van het bruto nationaal product (Mubarak 1996). Ook al was Somalië een van de armste staten, de defensie-uitgaven behoorden met 25% van het overheidsbudget tot de hoogste. De aandacht voor defensie heeft het land nog verder in de armoede geworpen. In 1977-78 verklaarde Somalië de oorlog aan Ethiopië met het doel de Ogaden terug te veroveren. In de Ogaden woonden veel Somaliërs met hun vee. De oorlog werd verloren en was een groot debacle voor de regering. Bijna een miljoen Somalische vluchtelingen en ontheemden waren het trieste resultaat. In feite was de staat
25
hierna bankroet. De mislukte bevrijding van de Ogaden wekte de woede van de Somalische bevolking. In april 1978 probeerden hoge officieren uit onvrede de regering omver te werpen, maar dat mislukte.
1.5
Opkomend verzet vanaf 1978 Uit frustratie over de nederlaag en de slechte economie ontstond er een machtsstrijd in het leger die een diepe kloof sloeg tussen de clans. Ontevreden legerofficieren verenigden zich in het Somali Salvation Democratic Front (SSDF), een verzetsbeweging om Somalië te redden. Zij rekruteerden hun steun onder de Mijerteyn clan uit centraal- en noord-oost Somalië. Zij opereerden vanuit een hoofdkwartier in Ethiopië. Het militaire regime in Ethiopië had door de Ogadenoorlog een vijandige houding tegenover de regering van Siad Barre. Daarom was Ethiopië bereid de verzetsbeweging logistiek en militair te steunen in hun poging de regering van Siad Barre omver te werpen. Vanuit Ethiopië werden Somalische steden in het grensgebied regelmatig aangevallen door het SSDF. De regering reageerde met harde vergeldingsacties tegen de burgers die tot de Mijerteyn clan hoorden. Onschuldige burgers werden gearresteerd en vervolgd en hun waterbronnen en vee werden vernietigd. In 1981 werd een nieuwe verzetsbeweging door ontevreden legerofficieren en ministers opgericht: Somali National Movement (SNM). Ook deze beweging verbond zich aan een clan: zij zocht steun onder de Isaaq uit het noorden van Somalië. De SNM opereerde vanuit Ethiopië en was vastbesloten de regering van Siad Barre met geweld omver te werpen. Vanaf 1980 bestookten beide verzetsbewegingen het land en dit verzwakte de positie van de regering aanzienlijk. In april 1988 sloten de regering van Ethiopië en Somalië een vredesakkoord, waarin zij afspraken geen steun meer te geven aan elkaars dissidente bewegingen. De Ethiopische steun aan de twee Somalische verzetsbewegingen werd ingetrokken en zij werden gesommeerd Ethiopië te verlaten. De strijders van de SNM besloten hierop tot een laatste grote militaire operatie om het noorden van Somalië te veroveren. Zij faalden hierin en de regering sloeg met een keiharde tegenaanval terug. Tienduizenden burgers werden gedood tijdens de hevige bombardementen op de steden Hargeysa, Berbera en Burao. Veel inwoners vertrokken uit het gebied. De genadeloze oorlog joeg veel Somaliërs op de vlucht. In deze periode kwamen de eerste vluchtelingen uit Noord-Somalië naar Nederland. Zij waren meestal van de Isaaq clans.
26
1.6
Het ineenstorten van de staat in 1991 De tweede fase in de geschiedenis van de Somalische vluchtelingen zette in toen het militaire regime van Siad Barre in 1991 werd verjaagd. Daarbij stortte het centrale gezag in en verdwenen de instellingen van het overheidsapparaat. Mensen konden zich niet meer op bescherming door de overheid beroepen en het recht van de sterkste gold. Dit machtsvacuüm leidde tot gewapende conflicten tussen clans en georganiseerde milities met grote sociale gevolgen. Somalië viel uiteen in kleine stukjes waar clans en sub-clans de macht hadden. Het bloedbad dat toen plaats had eiste meer dan 30.000 levens. Het geweld verstoorde ook de voedselproductie. De gevechten vonden vooral in het vruchtbare zuiden plaats: de graanschuur van het land. Nog eens 300.000 Somaliërs stierven als gevolg van honger en ziekten (Sahnoun 1994). Honderdduizenden burgers sloegen op de vlucht op zoek naar bescherming in andere delen van het land of in vluchtelingenkampen in de regio. Een minderheid vluchtte weg uit de regio, maar strandde onder meer in Roemenië en Rusland. Mensen met meer middelen vluchtten naar West-Europa, bijvoorbeeld Nederland, of over de Atlantische Oceaan naar Canada en de Verenigde Staten. Het grootste deel van de Somalische vluchtelingen in Nederland arriveerde hier tussen 1992 en 1994. In 1992 leidde de Verenigde Staten de internationale gemeenschap bij een interventie in Somalië. Deze vredesoperatie "Restore Hope" richtte zich op het herstel van de orde en van het centrale gezag, maar het ambitieuze project werd een fiasco. De Verenigde Staten zag zich op 4 maart 1995 gedwongen uit Somalië terug te trekken. De internationale vredesmissie had tot dan toe US$3 miljard gekost en heeft in Somalië geen vooruitgang opgeleverd (Horn of Africa Bulletin 1995:20). Sindsdien wachten Somaliërs tot een nieuw bestuur van het land tot stand komt en met de wederopbouw begonnen kan worden. Anno 2000 heeft Somalië nog steeds geen regering. Het land is uiteengevallen in gebiedjes waar krijgsheren met hun clans heersen en elkaar het land en de toegang tot de havens en luchthavens van Somalië betwisten.
27
28
2
De Somalische gemeenschap in Nederland In dit hoofdstuk wordt de Somalische gemeenschap in Nederland beschreven met behulp van gegevens over de samenstelling van de populatie. Tevens worden de oorzaken van aanpassingsproblemen en zichtbare knelpunten voor participatie van Somaliërs in Nederland behandeld.
2.1
Demografische data Vanaf 1980 komen Somaliërs naar Europa vanwege de voortdurende politieke conflicten in hun land. Velen van hen vluchtten naar Nederland.
Erkende asielaanvragen van Somaliërs in Europa 1989-1998 Land Griekenland Oostenrijk Spanje België Italië Frankrijk Duitsland Zwitserland Finland Noorwegen Zweden Denemarken Nederland Groot Brittannië Totaal (Bron: UNHCR)
Aantal 6 43 122 210 238 617 1.215 1.911 2.287 2.808 7.551 8.292 17.527 19.158 61.938
Somaliërs zijn als vluchteling gekomen en dat onderscheidt hen van de traditionele migranten die naar Nederland kwamen om te werken. Van 1982 tot 1986 vertegenwoordigen Somaliërs 1% van de vluchtelingenpopulatie in Nederland. Dit loopt op tot 15% in 1991. In dat jaar breekt de burgeroorlog in volle hevigheid uit en ontvluchten honderdduizenden Somaliërs hun land, het merendeel naar de buurlanden. Een minderheid zocht asiel in Nederland. In de volgende tabel staat een overzicht van het aantal allochtonen van Somalische afkomst.
29
Aantal Somaliërs in Nederland aantal Somaliërs 1995 16850 1996 20060 1997 23865 1998 25840 1999 27421 (Bron: CBS)
aantal asielverzoeken van Somaliërs 3997 1461 1280 2775 2731
Aan het begin van de jaren negentig is het niet mogelijk om als asielzoeker ingeschreven te staan bij een gemeente. Met de invoering van de Wet op de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) in 1994 kunnen asielzoekers na 1 jaar verblijf in Nederland zich inschrijven in de gemeente waar zij wonen. Niet alle Somalische vluchtelingen zijn als asielzoeker gekomen. Een klein deel is door de overheid uitgenodigd als vluchteling naar Nederland te verhuizen. Zij verblijven op dat moment in vluchtelingenkampen in Kenya. Anderen zijn in het kader van gezinshereniging gekomen of zijn in Nederland geboren. Per 1 januari 1999 wonen 27.421 allochtonen van Somalische afkomst in Nederland.
Leeftijdsopbouw Somalische bevolking in Nederland per 1 januari 1999 Leeftijd 0- 4 5- 9 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35-39 40-44 45-49 50-54 55-59 60-64 65+ Totaal (Bron: CBS)
Totaal 5526 2868 2732 2705 2485 3930 3459 1606 944 470 294 189 78 135 27421
Man 2807 1518 1539 1581 1428 2259 2035 903 552 293 179 103 33 33 15263
Vrouw 2719 1350 1193 1124 1057 1671 1424 703 392 177 115 86 45 102 12158
Opvallend is dat 30% van de populatie jonger is dan 10 jaar en 50% jonger dan 20 jaar. (Ter vergelijking: voor de Nederlandse bevolking geldt dat circa 25% jonger dan 20 jaar is.) Somaliërs wonen over heel Nederland verspreid vanwege het spreidingsbeleid van de overheid in het kader van de Regeling Opvang Asielzoekers (ROA) en de huisvesting
30
van statushouders. Er is wel een tendens waarneembaar dat Somaliërs naar een aantal kerngemeenten en grote steden verhuizen.
Geografische spreiding per gemeente Rotterdam Tilburg Den Haag Amsterdam Eindhoven Delft Nijmegen Utrecht Arnhem Amersfoort Schiedam Dordrecht Haarlem Vlaardingen Den Bosch Breda Groningen Overige Totaal (Bron: CBS)
Absoluut 1765 1730 1630 1165 910 560 520 480 480 465 435 380 365 360 330 325 320 <300 27.421
% 6,5 6,3 5,9 4,2 3,3 2,0 1,9 1,8 1,8 1,7 1,6 1,4 1,3 1,3 1,2 1,2 1,2 55,4 100
Geografische spreiding per provincie 1 januari 1999 Zuid-Holland Noord-Brabant Noord-Holland Gelderland Utrecht Limburg Friesland Overijssel Groningen Drenthe Zeeland Flevoland Totaal (Bron: CBS)
31
Absoluut 8195 5695 3610 2765 2075 1415 975 775 715 595 345 265 27.421
% 30 20 13 10 8 5 4 3 3 2 1 1 100
2.2
De sociale context De sociale context van de Somalische gemeenschap is het product van de oude normen en waarden die Somaliërs meebrachten en de "nieuwe vreemde" wereld van Nederland waarin men terecht komt. Migratie naar Nederland is geen bewuste keuze voor Nederland, maar vooral een vlucht voor het geweld en de ellende van de oorlog in Somalië. Men gaat ervan uit dat het verblijf in het buitenland tijdelijk is, en men weer terug gaat zodra het weer rustig is in Somalië. Sinds de jaren negentig worden asielzoekers onder de regie van de overheid opgevangen in landelijke opvangcentra. Het verblijf in deze centra is vol onzekerheid. De asielprocedure neemt enkele jaren in beslag en gedurende deze periode verblijft men in een opvangcentrum. Medewerkers uit de geestelijke gezondheidszorg hebben er regelmatig op gewezen dat een langdurig verblijf in een opvangcentrum ziekmakend is. Een Somaliër zei over het verblijf in een opvangcentrum: "Wait and dream." Als gevolg van de ontoereikende capaciteit in de opvangcentra is in 1998 de mogelijkheid geopend om gedurende de asielprocedure buiten het centrum te wonen: het zelfzorg arrangement (ZZA) maakte het mogelijk om bij vrienden of familie met zelfstandige huisvesting in te trekken. (Deze regeling wordt mogelijk afgeschaft.) De centrale opvang in woningen (COW) onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) biedt eveneens opvang in woningen in de gemeente. Als na jaren wachten positief wordt besloten op het asielverzoek dan verkrijgt men een verblijfsvergunning en verhuist men vanuit het opvangcentrum naar een eigen woning. Dit is een grote overgang. In het opvangcentrum was men afhankelijk: de overheid verstrekte onderdak, en geld voor voeding en kleding. Nu moet men zelfstandig een nieuw leven opbouwen en staat men De Somaliërs voelen zich in de kou gezet bij de overgang van asielzoekerscentra naar wonen in de wijk, door discriminatie en de eisen van de inburgeringstrajecten. Salonbijeenkomst over opvoeden, Nieuwsbrief Mutant, april 1999 voor verschillende taken zoals het regelen van zaken rondom de woning (huur, energie, telefoon, verzekeringen, belastingen); het leren van de Nederlandse taal en cultuur; het wennen aan een sneller levensritme, de arbeidsmoraal en de bureaucratie met talloze regels.
32
Aandacht voor de kinderen Volgens de richtlijnen van het Commissariaat voor de Vluchtelingen van de Verenigde Naties is de beste manier om vluchtelingen- kinderen te steunen, de gezinnen te steunen; en de beste manier om de gezinnen te steunen is om de gemeenschap te steunen. Van Keulen, Spel aan Huis, werken met vluchtelingen, 1999:27 Somaliërs wonen vooral in grotere gemeenten in wijken met goedkope woningen: wijken met veel mensen in een achterstandssituatie, zowel autochtonen als allochtonen. De basis voor de integratie van Somaliërs met de Nederlandse samenleving ligt in deze wijken, waar een cumulatie van problemen plaatsvindt. De werkloosheid is hoog en autochtonen die zich een betere en dus duurdere woning kunnen veroorloven trekken weg. De buren zijn vaak ook van allochtone afkomst en de vriendjes van de kinderen ook. Zij zijn het referentiekader voor de Somaliërs, terwijl de participatie van deze "oude" groepen allochtonen aan de Nederlandse samenleving op zich ook nog veel aandacht vraagt. De voorzieningen in deze wijken staan onder druk. Dikwijls zijn bijvoorbeeld het onderwijs en de gezondheidszorg overbelast. Voor veel Somaliërs zijn de eisen die aan hen gesteld worden te zwaar. Zij voelen zich machteloos en ontmoedigd, en trekken zich terug. Enkelen spannen zich in om de moeilijkheden te overwinnen. Aan de andere kant zijn de nomadische culturele waarden nog steeds van grote invloed op het sociale leven van Somaliërs. De meeste Somaliërs hebben een nomadische kijk op de wereld, die inhoudt dat men niet gewend is om zich te vestigen. Het leven is georganiseerd in clanverband. De afstand tussen de eigen cultuur en de Nederlandse is bijzonder groot. Dit verklaart waarom Somaliërs in vergelijking met andere minderheden meer moeilijkheden ondervinden in de aansluiting bij de Nederlandse samenleving. Dit wordt ook bevestigd in onderzoek (Brink et al., 1996). Verder heeft de nomadische cultuur een behoudend karakter, zij is niet erg ontvankelijk voor veranderingen. Somaliërs zullen daardoor contact met Nederlanders, maar ook met andere minderheden, uit de weg gaan. Men wil niet beïnvloed worden door andere culturen. Dit komt niet uit onbeleefdheid voort, maar uit onzekerheid en wantrouwen voor het onbekende. De nomaden in Somalië hebben van oudsher slechts heel beperkt contact gehad met de buitenwereld. Somaliërs zijn van nature op hun hoede voor vreemden en deze houding zal niet snel veranderen. De Somalische historicus Geschekter (1993:15) heeft hierover geschreven:
33
"Somaliërs mogen dan van verblijfplaats veranderen, maar zij verlaten nooit hun culturele achtergrond, noch in hun geest noch in hun gedrag." We kunnen hieraan toevoegen dat Somaliërs, waar zij ook naar toegaan, nooit hun "thuis" verlaten. Er bestaat geen Somalisch woord voor ballingschap. De nomadische manier van leven van Somaliërs heeft een negatief effect op hun sociale positie in Nederland. a Somaliërs zijn gewend om voortdurend te verhuizen. Dit steeds onderweg zijn in Nederland, Europa, Canada of de Verenigde Staten is gericht op het handhaven en versterken van de familiebanden. Grond, ruimte, of grenzen zijn minder belangrijk dan familiebanden. b Somaliërs vertrouwen voor sociale en economische veiligheid meer op verwanten en clanfamilies dan op zichzelf. Dit staat haaks op de ontwikkeling van individuele capaciteiten tot zelfvoorziening. c Somaliërs regelen zaken via informele netwerken waarin nauwe verwantschap en individuele vriendschap van belang zijn. Men geeft de voorkeur aan informele en persoonlijke relaties boven formele en zakelijke relaties. Na een afspraak bij de Sociale Dienst zal men opmerken of de medewerker "aardig" of "niet aardig" was. De eerste interesse ligt bij de persoonlijke relatie tot de medewerker en niet bij de inhoud of het concrete resultaat van het gesprek. Als iemand "aardig" is, dan zal het wel goed komen. In contacten is het dus van belang om eerst aandacht aan de persoonlijke relatie te besteden, bijvoorbeeld door een zorgvuldige begroeting, en daarna een duidelijke overgang te maken naar de inhoud van de afspraak. d De Somalische gemeenschap is over het algemeen arm. Het inkomen dat er is, wordt gedeeld met de familie in Somalië. De druk op familieleden in het Westen is groot. Veel Somaliërs steken zich om die reden in de schulden. Strafrechterlijke vervolging wegens uitkeringsfraude door het verzwijgen van extra inkomsten die worden aangewend voor de familie in het land van herkomst neemt toe. e Somaliërs hebben relatief vaak grote gezinnen. Dit legt een groot beslag op het bescheiden inkomen. f In vergelijking met andere Afrikaanse landen is in Somalië betrekkelijk laat een onderwijsstructuur ontwikkeld (Omar, 1992). Tot 1940 meenden Somalische clanoudsten dat onderwijs een bedreiging is voor het geloof. Zij zagen het als hun plicht de jonge generatie tegen dit kwaad te beschermen. Onderwijs dat verder ging dan het leren uit de koran en een cultuur van schrijven heeft geen lange traditie, en deed pas na de kolonisatie zijn intrede.
34
2.3
Oorzaken van aanpassingsproblemen De Somalische gemeenschap wordt geconfronteerd met grote aanpassingsproblemen. Deze problemen hebben dieper liggende oorzaken die verbonden zijn aan het vluchtelingschap en het ontheemd zijn, zoals cultuurschok, identiteitscrisis en dubbele loyaliteit.
2.3.1
Cultuurschok De grootste problemen worden veroorzaakt door de transitie naar een totaal andere samenleving. Dit gaat gepaard met veel spanning; een gevoel van verlies en tekortkomen; verwarring over rollen, waarden, gevoelens en zelfbeeld; verbazing; angst en zelfs afkeer als men zich bewust wordt van de cultuurverschillen (Oberg, 1960). Somaliërs worden in Nederland geconfronteerd met een complexe samenleving die hoge eisen stelt. Zij verbazen zich over de haast die Nederlanders altijd hebben, het stipt op tijd moeten zijn op afspraken, maar ook over "de agenda" in de wc. Dit maakt het voor hen niet gemakkelijk zijn om zich thuis te voelen in Nederland. Men blijft lang buitenstaander. De hevigheid van de cultuurschok hangt niet alleen samen met de grootte van het cultuurverschil, maar ook met hoelang de persoon in Somalië gewoond heeft voor hij naar Nederland kwam en met diens sociale achtergrond. Voor een goed begrip van iemands positie is het dan ook van belang dat men zich verdiept in de ervaringen vóór de komst naar Nederland: komt iemand uit de stad of uit een nomadisch bestaan op het platteland? Hoeveel onderwijs heeft iemand genoten? Hoeveel heeft iemand van de wereld gezien? etc. Als wij problemen hebben thuis, en we hebben ruzie, dan lopen we boos het huis uit. Ons hoofd zit vol en als we dan problemen op straat krijgen, dan begrijpt de politie ons niet. We krijgen alleen maar nog meer problemen. Interview focusgroep, Somalische jongere, 3-2-200 De spanningen als gevolg van de aanpassingsproblemen leiden vaak tot een crisis in het gezin. De ouders hebben niet alleen de taak om hun eigen moeilijke ervaringen rond de vlucht een plaats te geven, maar ook om de cultuurschok te verwerken. Dit belemmert hen in het functioneren als helpende en leidende ouder. De Jong (1993) schrijft hierover dat vluchtelingenouders zich vaak niet bij machte voelen hun kinderen te helpen. Zij zijn hun vaderland en hun middelen van bestaan kwijt en alles waarmee zij voor het gezin konden zorgen. Rolpatronen binnen het gezin zijn omgedraaid of
35
verdwenen en de spanningen die hierdoor ontstaan, kunnen leiden tot mishandeling binnen het gezin, verwaarlozing of het uiteenvallen van het gezin. Echtscheidingen en kinderen die weglopen komen vaak voor. Steeds vaker kiezen gezinnen voor een verhuizing naar Afrika, het Midden-Oosten, Engeland, Canada of de Verenigde Staten, omdat zij niet langer met de aanpassingsmoeilijkheden kunnen omgaan. Men heeft de verwachting dat in een ander land deze problemen zich vanzelf zullen oplossen. Dit betreft overigens tot nu toe nog slechts enkele tientallen gezinnen: de meerderheid van de gezinnen probeert de aanpassingsmoeilijkheden te overwinnen.
Somalische bevolking in Nederland naar plaats in het gezin plaats in het gezin gehuwd zonder kinderen gehuwd met kinderen ouder in éénoudergezin kind alleenstaand samenwonend met kinderen onbekend totaal (Bron: CBS)
1997 217 2.404 1.837 8.676 10.284 299 23.717
1999 270 2.650 2.590 11.435 10.130 345 6 27.421
Uit onderzoek van Bouwmeester et al.(1998) komt naar voren dat 72% van de Somalische kinderen een psychosociale problematiek vertoont. Bij vergelijkbaar onderzoek naar Nederlandse kinderen ligt dit cijfer op 10%. De geïnterviewde ouders noemen het vaakst gedragsproblemen, waaronder druk gedrag, niet luisteren en leerachterstanden. Andere problemen zijn nachtmerries, vertraagde spraak- en taalontwikkeling, problematische contacten met leeftijdgenoten (ruzies en pesten), stotteren en bedplassen. 2.3.2
Identiteitscrisis Erikson (1962:96) legt een verband tussen immigratie en identiteit. De kern van identiteit is het vermogen van het ego om zijn eigenheid te behouden in tijden van grote verandering. Immigratie is een vrijwillige keuze voor verhuizen naar een ander land. Bij vluchten ziet men vaak geen andere uitweg en de veranderingen zullen daardoor een grotere invloed hebben. De grote veranderingen in het leven van Somaliërs die gevlucht zijn, zullen zeker hun invloed hebben op hun identiteit. Bij aankomst in Nederland zien Somaliërs een totaal onbekende omgeving die erg verschilt van de sociale omgeving in het land van herkomst. In het algemeen zullen nieuwkomers een daling in sociale positie ervaren. Verwezenlijking van de oude sociale
36
identiteit in het nieuwe land zal de nieuwkomer het gevoel van succesvolle participatie geven. Het soepel verlopen daarvan hangt onder meer af van factoren als leeftijd, sociaal-economische status en opleidingsniveau. Bij iedere inspanning die gericht is op integratie van nieuwkomers uit een traditionele samenleving, moet de ontvangende samenleving rekening houden met de status die die de nieuwkomer bezat in het land van herkomst en die verloren kan gaan. Deze positie-bepaling is een wenselijk uitgangspunt bij de herdefiniëring van status en rol in het nieuwe land. Degenen die zich bezig houden met de opvang en integratie van nieuwkomers moeten daarom expliciet de waarde van de meegebrachte identiteit erkennen als onderdeel van het proces tot herdefiniëring van de positie van de nieuwkomer (Spector, 1996). Somaliërs ontlenen hun identiteit ook aan hun afkomst. Men voelt zich niet zozeer "Somaliër" als wel lid van een bepaalde clan. De nieuwe Nederlandse omgeving beschouwt de Somalische gemeenschap echter als één etnische groep. 2.3.3
Dubbele loyaliteit Wij zijn hier tijdelijk. Nederland is een bushalte voor ons. Interview focusgroep, Somalische vrouw, 3-2-2000 Het derde probleem de aanpassing aan de nieuwe samenleving negatief beïnvloedt is de dubbele loyaliteit van de Somaliërs. Dat is het gevoel tegelijk in Nederland en in Somalië te leven, waarbij het moeilijk is om deze gevoelens met elkaar in evenwicht te brengen. Veel Somaliërs zijn fysiek in Nederland, maar geestelijk nog in Somalië. Men zien het verblijf vaak als tijdelijk en is niet erg geneigd om te investeren in het opbouwen van een nieuw bestaan in Nederland, ook niet na een verblijf van tien jaar. De meesten zijn zich er sterk van bewust dat hun wortels in Somalië liggen en dat Nederland nooit hun thuis zal worden. Men heeft het gevoel dat men nooit geaccepteerd zal worden, hoezeer men zijn best ook doet om zich aan te passen en te integreren in Nederland. Het is niet uitzonderlijk dat de meeste Somaliërs in Nederland dit gevoel hebben verscheurd te worden tussen twee werelden. Iedereen die naar een nieuwe omgeving verhuist, denkt in het begin steeds aan zijn oorspronkelijke omgeving en oriënteert zich daarop. In de loop van de tijd zal dit veranderen afhankelijk van de leeftijd en de omstandigheden van de betrokkene. De jonge generatie zal uiteindelijk waarschijnlijk volop participeren en integreren in de Nederlandse samenleving, maar de ouderen zullen problemen houden om hun plek te vinden: Somalië zal altijd in hun gedachten zijn.
37
Wij willen wel aanpassen, maar niet integreren. Omdat wij later teruggaan naar Somalië. Interview Somalische man, De Pree, 1998 Nu men hier eenmaal is, zou men zich hier ook werkelijk moeten vestigen: het voortdurend van de ene plaats naar de andere plaats trekken belemmert de opbouw van een nieuw bestaan. Men zou moeten proberen om zich hier thuis te voelen en dat als uitgangspunt te nemen. Daar ligt een uitdaging voor de Somalische gemeenschap om zichzelf te helpen. Daarvoor is niet alleen deskundigheid, creativiteit en positieve houding nodig, maar ook een open houding, waardoor Somaliërs zich geen buitenstaander hoeven te voelen.
2.4
Zichtbare knelpunten voor participatie Naast de dieperliggende oorzaken die de integratie kunnen belemmeren, zijn er ook een aantal meer zichtbare knelpunten aan te wijzen zoals de werkloosheid en de uitval in het onderwijs, het wantrouwen jegens instellingen, het gebruik van qat en het isolement waarin de gemeenschap verkeert.
2.4.1
Onderwijs en werk Taal is heel belangrijk; het maakt het contact met de samenleving en het leven met de buren makkelijker; als je de taal leert, is het ook makkelijker de cultuur te begrijpen. Somalische vrouw, Tabibian, 1999 Onderwijs en werk bieden de meest praktische mogelijkheden voor integratie. Via onderwijs verwerft men kennis en vaardigheden die nodig zijn om de kans op werk te vergroten. Somaliërs hebben naar Nederlandse normen weinig onderwijs genoten. Het onderwijs in de Somalische geschreven taal is in 1972 ingevoerd. Voor die tijd kreeg men vooral onderwijs via de koranschool. In 1988 schatte Unicef dat 76% van de Somalische bevolking analfabeet is: 18% van de mannen en 6% van de vrouwen kan lezen en schrijven. De aandacht voor het onderwijs in Somalië verminderde: in 1980 was nog 9% van de nationale uitgaven bestemd voor onderwijs, in 1988 was dit afgenomen tot 1,5% (Economist Intelligence Unit, 1991) In de daarop volgende jaren woedde een felle burgeroorlog en stortte het onderwijssysteem verder in.
38
De verschillen in opleidingsniveau zijn groot in de Somalische gemeenschap in Nederland: 10% heeft in Somalië een universitaire opleiding gevolgd, 68% laag of hoog voortgezet onderwijs, 6% basisonderwijs en 16% is nooit naar school geweest (De Wit, 1998). Gezien de geringe ervaring met onderwijs is het leren van de Nederlandse taal voor veel Somaliërs - zeker voor de ouderen - een probleem. De in totaal 500 à 600 uur taalles voor nieuwkomers is in de praktijk te weinig en na afloop van de cursus beheersen Somaliërs het Nederlands onvoldoende om door te kunnen stromen naar de arbeidsmarkt (De Wit, 1998). Onderzoek naar de Somalische gemeenschap in Amersfoort bevestigt het beeld dat veel Somalische ouderen en vrouwen grote moeite hebben met de Nederlandse taal. Van de 30 geïnterviewden spraken 10 personen slecht, 10 personen redelijk en 10 personen goed Nederlands (Ali, 1999). In Tilburg is onderzoek gedaan onder de Somalische vrouwen (Tabibian, 1999). Eén derde van de vrouwen heeft geen Nederlandse taallessen gevolgd. Vooral (alleenstaande) vrouwen met kinderen vinden het moeilijk om hun leven zo te organiseren dat ze naar Nederlandse taallessen kunnen. Een deel van hen spreekt de voorkeur uit voor taallessen aan huis. De vaardigheden die men in Somalië heeft geleerd, sluiten niet goed aan bij de eisen die het Nederlandse arbeidsproces stelt. De uitval in het Nederlandse onderwijs is relatief groot (de Wit, 1992) en men mist daardoor de kans de in Nederland benodigde vaardigheden te verwerven. In vergelijking met andere allochtone groepen is voor Somaliërs de afstand tot de arbeidsmarkt daardoor groter. Somaliërs gedragen zich vaak als nomaden. Zelf overwegend afkomstig uit de stad, vertonen ze niettemin het gedrag van hun rondtrekkende voorouders. Alles heeft een tijdelijk karakter. Ze werken ergens een aantal maanden en stappen op, vaak zonder hun werkgever in te lichten. "Nooit eens iets opbouwen, nooit eens een probleem oplossen. Als er een probleem is, vertrekken ze gewoon." Tellegen: Afrikanen in Nederland, 2000 De werkloosheid onder Somaliërs is groot. Recent onderzoek van de gemeente Rotterdam naar de positie van Somalische jongeren bevestigt dit beeld: van de 34 geïnterviewde jongeren van 16 t/m 25 jaar hebben drie een baan, vier studiefinanciering, 20 een uitkering en van zeven jongeren is over het inkomen geen informatie (Kolk, 1999). In Amersfoort heeft 30% van de 30 geïnterviewden een inkomen uit werk (Ali, 1999)
39
en van de 66 geïnterviewde Somalische vrouwen in Tilburg heeft 6,7% betaald werk (Tabibian, 1999). De economische groei in Nederland heeft de kansen op werk voor Somaliërs vergroot. Uit cijfers van de arbeidsinspectie blijkt echter dat de werkloosheid onder allochtonen vier keer zo hoog is als onder autochtonen (Rapport Task Force Minderheden en Arbeidsmarkt, 2000). De Somalische koepel van zelforganisaties geeft aan dat de groei in betaald werk veelal tijdelijke arbeid betreft, die via uitzendbureaus verkregen wordt. Naar hun zeggen gaan Somaliërs voor arbeidsbemiddeling eerder naar een uitzendbureau dan naar het arbeidsbureau. Dit draagt het risico in zich dat als de economie daalt deze mensen als eerste weer op straat staan. 2.4.2
Wantrouwen In het eerste hoofdstuk beschreven we dat het besloten nomadische bestaan in Somalië tot onzekerheid en wantrouwen tegenover het onbekende leidt. Voor de meeste Somaliërs zijn overheidsinstellingen een nieuw verschijnsel, zeker die met een taak rond het sociale leven en het familieleven. Te noemen zijn de bevolkingsadministratie en de Sociale Dienst. Men ervaart de vragen van deze instellingen als een bemoeienis met het privé-leven. Het wantrouwen tegenover (medewerkers van) overheidsinstellingen die het gezag vertegenwoordigen is meestal groot. Wij hebben alles verloren. De groep biedt ons veiligheid, houvast. Interview focusgroep, Somalische man, 3-2-2000 De meeste Somaliërs organiseren hun sociale en familieleven bij voorkeur binnen het informele netwerk van hun clan. Dat is het enige sociale instituut dat zij kennen en vertrouwen. Als men informatie nodig heeft of iets moet regelen met een instelling dan zal men altijd familieleden om hulp vragen. Uit onderzoek in Canada blijkt dat deze handelwijze zijn beperkingen heeft: ook het familielid heeft beperkte kennis van en beperkte toegang tot de werkwijze van het sociale systeem. Het risico bestaat dat de gemeenschap door onvoldoende informatie over de mogelijkheden en verplichtingen aan de rand van de samenleving blijft opereren.
2.4.3
Gebruik van qat Het gebruik van qat - een stimulerende drug - vormt ook een knelpunt voor de
40
participatie van Somaliërs. Er bestaan twee soorten qat: – Harari dat vooral groeit op het Harar-plateau en de omringende heuvels in Ethiopië. De plant groeit uit tot een struik en men kauwt op de blaadjes om daar sappen aan te onttrekken. – Meera dat vooral in Kenya groeit. Men kauwt op de jonge scheuten van de takken in plaats van op de blaadjes. Ethiopië en Kenya zijn de grootste leveranciers van qat voor de Somaliërs. De sappen die tijdens het kauwen van qat vrijkomen worden doorgeslikt. Qat heeft een bittere smaak en geeft een droog gevoel in de mond. Daarom drinken qat-gebruikers er veel water of coca cola bij. Voor het bereiken van een maximaal effect wordt qat-gebruik gecombineerd met het roken van veel sigaretten. Eeuwen geleden begon het kauwen van qat in het noord-westen van Somalië. Qat werd toen op kleine schaal gebruikt door religieuze groepen en rijke zakenlieden. Aanvankelijk gebruikten alleen de mannen qat, òf om de hele nacht wakker te blijven voor religieuze doelen, bijvoorbeeld om de koran te lezen, òf bij het zaken doen. Het gebruik nam vooral de laatste 30 jaar toe in heel Somalië. Een Somaliër zegt hierover: Het kauwen van qat is voor een volwassen Somaliër net zoiets als `s ochtends een broek aandoen voor een Nederlander (Braam et. al, 1999:69). Qat kauwen is een geaccepteerd sociaal gebruik geworden in alle lagen van de bevolking. De laatste tijd gaan ook vrouwen qat kauwen, maar het gaat nog om een minderheid. Ook onder Somalische vluchtelingen is het een wijd verbreide gewoonte. In een aantal Westerse landen, zoals de Scandinavische landen, is het importeren en verhandelen van qat verboden. In andere landen, zoals Nederland, is de handel niet verboden. De in Nederland geïmporteerde qat is de Meera qat en wordt vanuit Kenya ingevlogen en over heel Nederland gedistribueerd door handelaren. De prijs van een bosje qat - dat is genoeg voor één persoon voor één dag - ligt rond de f 12,50. Somaliërs kunnen door het kauwen van qat de werkelijkheid even ontvluchten en de dagelijkse problemen even vergeten. In Nederland is het voor een deel van hen een vast tijdverdrijf geworden en een manier om de gevoelens van pijn, isolement en frustratie te verzachten. Anderen gebruiken het middel om de nieuwe omgeving te vergeten en te dromen van Somalië. Qat geeft het gevoel dat men de problemen in de hand heeft. Qat biedt tijdelijk troost en opluchting, vermindert tijdelijk de spanning en gevoelens van depressiviteit, maar na afloop volgt de ontnuchtering en komen de problemen terug.
41
Een Somalische vluchteling is iemand die heel wat problemen tegenkomt en vaak in verwarring is. Als hij lichamelijk al niet ziek is, dan is hij moreel gesproken wel ziek. Vanwege de zware omstandigheden waartegen hij heeft moeten vechten. Ook door de nog steeds voortdurende oorlog in zijn land en door de zorg over de rest van de familie die hij in Somalië heeft achter gelaten. Interview Somalische man, De Pree, 1998 Een Somaliër in Den Haag vertelde dat qat voor de Somaliërs in Nederland zowel een zegen als een plaag is. Het is een zegen omdat het als sociaal tijdverdrijf Somaliërs de kans biedt de eenzaamheid te ontvluchten en tijdens een qat-sessie nieuws uit te wisselen over Somalië, informatie te krijgen over Nederland en problemen te vergeten. Het is een plaag omdat het een belangrijke oorzaak is van gezinsproblemen. Qat is in Nederland op een veel later tijdstip van de dag verkrijgbaar dan in Somalië. Qat-gebruik kan het levensritme ontregelen, doordat ook ’s avonds qat gebruikt wordt. De stimulerende werking maakt dat gebruikers pas tegen de ochtend gaan slapen. Dit leidt tot schoolverzuim en staat ook deelname aan het arbeidsproces in de weg. Een aangepaste aanvoerlogistiek zou een oplossing voor dit probleem kunnen zijn (Braam et. al 1999). Een onderzoek van de Somalisch Nederlandse Associatie (Soneca, 1997) gaat in op de gevolgen van qat voor de Somalische gemeenschap in Nederland. De conclusie was dat qat-gebruik niet alleen het integratieproces en de individuele en sociale mobiliteit belemmert, maar ook dat het de gebruikers en hun familie armoede en isolement brengt. Alle geïnterviewde Somalische vrouwen in Amersfoort zeggen dat qat een probleem is. "Bijna alle echtscheidingen in de gemeenschap zijn het gevolg van de problemen die ontstaan door het kauwen van qat", zegt een vrouw en deze opmerking wordt door vier alleenstaande vrouwen met kinderen bevestigd (Ali, 1999). In november 1999 werd in Rotterdam een werkconferentie gehouden over qat-gebruik onder Somalische jongeren. Eén van de conclusies was dat de combinatie van een "uitzichtloze situatie" en qat-gebruik elkaar zouden kunnen versterken (Anoniem, verslag conferentie 1999). 2.4.4
Isolement Somaliërs zijn binnenvetters, wij praten niet makkelijk over onze problemen. Onze gemeenschap is hermetisch gesloten. Interview focusgroep, Somalische man, 3-2-2000
42
Een ander knelpunt dat de participatie belemmert is het isolement waarin Somaliërs leven: de gemeenschap is erg op zichzelf gericht. Men oriënteert zich op de Somalische wereld: men gaat met Somaliërs om; trouwt binnen de gemeenschap; luistert naar de Somalische radio-uitzendingen van de BBC. Onderzoek (Tabibian, 1999) onder Somalische vrouwen maakt duidelijk dat velen zeer gehecht zijn aan de Somalische tradities en gewoonten, en dat men weinig geneigd is zich aan te passen aan de Nederlandse maatschappij. Alle geïnterviewde vrouwen, op twee na, vinden dat zij moeten vasthouden aan de eigen tradities. Slechts 18,3% is van mening dat ook aanpassing aan de Nederlandse gewoonten noodzakelijk is. De vrouwen hechten geen groot belang aan sociale contacten met Nederlanders, 66,1% heeft geen Nederlandse kennissen of vrienden. 41,4% van de vrouwen vindt hun sociale contacten onvoldoende en voelt zich geïsoleerd vermoedelijk omdat men Somalië gewend is aan meer intensieve contacten. Er bestaat veel interesse voor mogelijkheden om andere Somalische vrouwen (61,7%) of vrouwen uit andere landen (61,7%) in een ontspannen sfeer te ontmoeten. Ik verveel me vaak. Vooral in de winter voel ik mij eenzaam. In de zomer kan ik in de stad rond lopen. Ik ga vaak naar een qat-huis, door de qat kan ik mijn problemen vergeten. Interview Somalische jongeman, Kolk, 1999 Van de 16 geïnterviewde vrouwen in Amersfoort (Ali, 1999) zijn drie vrouwen erg eenzaam. Zij geven aan dat al hun tijd opgeslokt wordt door het huishouden en het verzorgen van de kinderen. Geen van de 14 geïnterviewde mannen voelt zich eenzaam. Alle geïnterviewde mannen en vrouwen hebben contact met andere Somaliërs in Amersfoort of elders in het land. Men heeft behoefte aan een ruimte waar men bij elkaar kan komen. De contacten tussen Somalische en Nederlandse bewoners in Amersfoort zijn zeer gering. Uit onderzoek in Rotterdam (Kolk 1999) blijkt dat voor Somalische jongeren contacten met familie en vrienden belangrijk zijn. Ook de familie elders in Nederland, in Somalië of in het buitenland is een belangrijk onderdeel van het leven. De jongeren hebben soms ook vrienden van andere nationaliteiten, maar de intensievere contacten bestaan toch vooral uit die met Somaliërs. Enkele jongeren geven aan zich soms of vaak eenzaam te voelen, doordat zij hun familie missen en heimwee hebben naar Somalië. Het spreidingsbeleid van de overheid in het kader van de Regeling Opvang Asielzoekers en de huisvesting van statushouders heeft Somaliërs over alle gemeenten in Nederland verspreid. Vooral in kleine gemeenten wonen dan slechts enkele
43
Somaliërs, waardoor men de dagelijkse contacten met landgenoten moet missen. Dit kan tot gevoelens van eenzaamheid leiden. Verhuizen naar een gemeente waar een grotere groep Somaliërs woont is voor sommigen een oplossing.
44
3
Interculturele communicatie In het contact van medewerkers van Nederlandse instellingen met Somalische cliënten spelen tal van factoren rol, zoals taal, tijd, positie of verwachtingen. De betekenis die de hulpverlener aan een woord hecht, kan zeer verschillen van de betekenis die de cliënt hieraan toekent. Als er weinig tijd is voor de cliënt kan dat het gevoel geven dat hij niet serieus wordt genomen. Kennis van cultuurverschillen en een beter zicht op de factoren die van invloed zijn op gespreksvoering helpen bij het voorkomen van misverstanden en dragen bij aan een grotere effectiviteit. De resultaten van het onderzoek dat Hofstede heeft verricht naar cultuurverschillen bieden een heel praktisch kader voor interculturele communicatie (Hofstede 1991). De Jong geeft door zijn jarenlange ervaring in de transculturele psychiatrie een duidelijk kader voor het voeren van een intercultureel gesprek (De Jong, 1996). Hun ervaringen vormen de leidraad voor dit hoofdstuk. Omdat ieder mens uniek is bestaan er geen standaardrecepten voor succesvolle communicatie. Wel geldt als stelregel dat het erom gaat inzicht te krijgen in de eigen waarden en de persoonlijke geschiedenis van waaruit men werkt, én op die van de ander. Aangezien ieder mens een product is van talloze invloeden zal dat steeds verschillen.
3.1
Cultuurverschillen Een cultuur kan gelden voor een land, een regio, een religie, een generatie, een sekse, een sociale klasse of een organisatie. De kern van een (sub)cultuur wordt gevormd door normen en waarden. Waarden horen tot de eerste dingen die kinderen op een onbewuste manier leren. In kinderboeken bijvoorbeeld zijn de geldende normen in de samenleving tussen de regels door te lezen. Zij hebben betrekking op gevoelens: slecht vuil lelijk onnatuurlijk abnormaal paradoxaal irrationeel
-
goed schoon mooi natuurlijk normaal logisch rationeel
Het bespreekbaar maken van waarden is moeilijk, juist omdat men ze op jonge leeftijd onbewust verwerft. Waarden zijn niet direct zichtbaar, maar slechts af te leiden uit het handelen van mensen onder verschillende omstandigheden.
45
In een cultuur worden waarden uitgedrukt in de keuze van: rituelen: collectieve activiteiten variërend van manieren om elkaar te begroeten, respect te betonen tot sociale en religieuze bijeenkomsten. (Koninginnedag vieren is in Nederland bijvoorbeeld uitgegroeid tot een ritueel.) helden: personen die in een cultuur in hoog aanzien staan en daarom als rolmodel fungeren. symbolen:woorden, gebaren afbeeldingen of voorwerpen met een betekenis die alleen doo leden van de cultuur begrepen wordt. Nieuwe symbolen ontstaan gemakkelijk. Denk hierbij aan jargon, kleding, vlaggen en gebaren. Culturen kunnen van elkaar verschillen in waarden, rituelen, helden en symbolen. Iedereen maakt gelijktijdig deel uit van een aantal verschillende groepen. Dat betekent dat mensen verschillende culturen in zichzelf kunnen verenigen. Hoe groter de cultuurverschillen tussen gesprekspartners zijn, hoe groter de kans is op misverstanden. Het is zaak om voorbereid te zijn op misverstanden en daar niet verkrampt mee om te gaan. Het is van belang mensen te benaderen als een unieke persoon en niet vanuit de stereotype ideeën over diens cultuur. Hofstede heeft onderzocht waarin nationale culturen verschillen. Een multinational merkte dat managers die in de vestiging van het ene land zeer succesvol waren, faalden als zij aan het hoofd werden gesteld van een vestiging in een ander land. Aangezien het bedrijf waarvoor zij werkten hetzelfde bleef, ging de multinational op zoek naar een verklaring die in cultuurschillen tussen landen lag. Uit een grootschalig onderzoek onder functionarissen in 72 vestigingen in 50 landen werden vijf cultuurdimensies gedestilleerd. Verschillen in nationale culturen op deze dimensies zijn relatieve en graduele verschillen. In de ene cultuur scoort men hoger of lager op deze dimensies in vergelijking met andere culturen. Het gaat dus niet om een tegenstelling, waarbij culturen ingedeeld worden op de uitersten van de schaal: het is niet het één of het ander. Bij interculturele communicatie ontstaan snel misverstanden door de verschillen op deze dimensies. Hieronder worden deze dimensies genoemd. 1. Maatschappelijke ongelijkheid: omgaan met macht of machtsafstand 2. Individualisme en collectiviteit: een "ik" of "wij"-cultuur 3. Man, vrouw, m/v: rollen van mannen en vrouwen 4. Wat anders is, is gevaarlijk: omgaan met onzekerheid 5. Korte termijn of lange termijn
46
Zij worden geïllustreerd met voorbeelden uit de Nederlandse en Somalische nationale cultuur. 3.1.1
Maatschappelijke ongelijkheid: omgaan met macht, machtsafstand Culturen verschillen van elkaar in de mate waarin maatschappelijke ongelijkheid geaccepteerd is. In Nederland is de afstand tot het gezag niet groot. Het is voor de meeste Nederlanders geen probleem om in discussie te gaan met een politie-agent. Het gevoel dat iedereen gelijkwaardig is overheerst: de dochter van een burgemeester én de dochter van de timmerman hebben evenveel recht op een universitaire studie. In Somalië is de afstand tot de macht van de overheid groot. Vertegenwoordigers van de macht - leger, politie, docenten, overheid, chefs - roepen veelal wantrouwen op en zal men niet snel tegenspreken. In culturen met een grote machtsafstand gaat macht vaak boven recht. Bovendien valt macht vaak samen met status, rijkdom en opleiding. Iemand met macht heeft dus status, is doorgaans rijk en heeft doorgaans diploma´s. Toegang tot voorzieningen verloopt in dit systeem vaak via relaties (familie of vrienden). Voorbeeld 1 Een sleutelfiguur voor de Somalische gemeenschap in Delft ging op zondagmorgen met een aantal andere Delftenaren op bezoek bij een minister. Hij sprak later zijn verbazing uit dat de minister niet in een paleis woonde, maar in een huis in een rij langs de gracht. Het meubilair en serviesgoed vond hij meer in zijn eigen huis passen dan in het huis van een minister. Voorbeeld 2 Een Somaliër zoekt werk. Hij kan goed overweg met de directeur van VluchtelingenWerk en vraagt haar om wat voor hem te regelen. Vanuit de Somalische achtergrond geen ongebruikelijke aanpak, maar voor de Nederlandse situatie is dit niet geschikt.
3.1.2
Individualisme en collectiviteit: een "ik" of "wij"-cultuur Nederland is een samenleving die op individualisme is gebaseerd. De onderlinge banden tussen individuen zijn los. Ieder wordt geacht voor zichzelf te zorgen en voor zijn naaste familie. Het belang van het individu gaat boven het belang van de groep. Een eigen mening hebben is gewoon en wordt gewaardeerd. Een fout maken leidt tot schuldgevoel bij het individu.
47
In Somalië is sprake van een collectivistische samenleving. Individuen zijn vanaf hun geboorte opgenomen in een sterke hechte groep, die levenslang bescherming biedt in ruil voor onvoorwaardelijke loyaliteit. Het in harmonie bijeen zijn in een groep op zich is voor veel Somaliërs voldoende. De mening van het individu valt samen met de mening van de groep. De ouderen in de groep zijn bepalend voor de meningsvorming. Een fout maken leidt tot schaamtegevoel bij de groep. Voorbeeld 3 Een alleenstaande jongeman zal alles in het werk stellen als zijn zieke moeder in Somalië om medische hulp vraagt. Geld lenen en schulden maken zijn ondergeschikt aan een goede zoon willen zijn. Voorbeeld 4 Een alleenstaande minderjarige asielzoeker (AMA) is slecht voorbereid op het leven in een ik-maatschappij. Het zelf keuzen maken en zelfstandig wonen zijn nieuw. De veiligheid en bescherming van het leven in een breed familieverband is weggevallen. Veel Somalische jongeren zoeken daarom steun bij elkaar. Zij creëren hun eigen nieuwe familie. 3.1.3
Man, vrouw, m/v: rollen van mannen en vrouwen Culturen verschillen in opvattingen over de vraag of gedragingen als mannelijk (masculien) of vrouwelijk (feminien) gezien worden. In een masculiene cultuur zijn de sekse-rollen duidelijk gescheiden. De mannen worden geacht assertief en hard te zijn en gericht op materieel succes. Conflicten vecht je uit. Vrouwen horen bescheiden en teder te zijn en vooral gericht op de kwaliteit van het bestaan. In een masculiene cultuur hecht men voor de "ideale baan" grote waarde aan veel verdienen, erkenning voor prestaties krijgen, vooruit kunnen komen en nieuwe uitdagingen. In een feminiene cultuur overlappen de sekse-rollen elkaar. Zowel mannen als vrouwen worden geacht bescheiden en teder te zijn en gericht op de kwaliteit van het bestaan. In een feminiene cultuur zijn voor de "ideale baan" goede werkrelaties, samenwerken, prettige woonomgeving en zekerheid belangrijk. Somaliërs hebben meer een achtergrond van een masculiene cultuur. De Nederlandse cultuur is in vergelijking met de Somalische veel feminiener. Voorbeeld 5 Een Somalische vader is werkloos en het gezin maakt aanspraak op een bijstandsuitkering. Ook al onderhoudt vader de contacten met de Sociale Dienst, hij is toch zijn status kwijt. Hij is overdag thuis en maakt zijn traditonele rol als man
48
(kostwinner) niet waar. Zijn statusverlies in het gezin brengt spanningen mee en kan het gezinsverband ondermijnen. 3.1.4
Wat anders is, is gevaarlijk: omgaan met onzekerheid Culturen verschillen in de mate waarin leden zich bedreigd voelen door onzekere of onbekende situataties. Dit gevoel wordt onder andere uitgedrukt in nerveuze spanning en in een behoefte aan voorspelbaarheid: aan formele en informele regels. Onzekerheidsvermijdende culturen hebben moeite met onduidelijkheid. Men streeft naar een structuur in organisaties en relaties die maakt dat gebeurtenissen ondubbelzinnig en voorspelbaar worden. Er is weinig ruimte voor twijfel en relativisme, en er wordt grote waarde aan deskundigheid gehecht. De wijze waarop men in Nederland via regels zekerheid probeert te verkrijgen sluit niet aan bij de achtergrond van de meeste Somaliërs. In Somalië heeft men weinig ervaring met een georganiseerde bureaucratie. De meeste Somaliërs zoeken houvast bij familie en vrienden. Voorbeeld 6 Een Somalische vrouw heeft een afspraak bij de Sociale Dienst. Zij is onzeker over wat er gaat gebeuren. Zij belt met landgenoten om na te gaan of zij dit al eens hebben meegemaakt. Zij vraagt advies: "Wat moet ik doen?" "Welke antwoorden moet ik geven?" Zij voelt zich prettiger als haar vriendinnen meegaan en gaat met hun steun naar de afspraak. De Nederlandse medewerkster is dit niet gewend en weet niet hoe zij de situatie moet hanteren.
3.1.5
Korte termijn of lange termijn Culturen verschillen in hun gerichtheid op de korte termijn of de lange termijn. Volgens Hofstede behoren bij gerichtheid op de lange termijn de volgende waarden:
– volharding – gevoel voor status (ordenen van relaties en respecteren van deze rangorde) – spaarzaamheid – schaamtegevoel. Bij gerichtheid op de korte termijn horen de waarden: – kalmte – bescherming van "je gezicht" – respect voor traditie – verplichtingen nakomen bij begroeting, gunsten en giften.
49
Deze termijn-dimensie is heel bepalend bij het maken van keuzen. Als het perspectief van Somalische vluchtelingen bij het opbouwen van hun leven in Nederland op de korte termijn gericht is - en daar lijkt het op - dan botst dat met het langetermijnperspectief van de medewerkers van Nederlandse instellingen. Zij voeren gesprekken met elkaar vanuit een verschillend perspectief. De keuze voor een opleiding om uiteindelijk een goed betaalde baan op de arbeidsmarkt te veroveren, zal niet makkelijk gemaakt worden. Dit geeft frustratie, zowel bij de Somalische cliënt als bij de instellingsmedewerker: zij vragen en bieden elkaar niet wat zij van elkaar verwachten.
3.2
Het terrein van de gespreksvoering Cultuurverschillen zijn een bron van misverstanden in gesprekken. In Handboek voor hulpverlening en beleid onder redactie van J. de Jong en M. van den Berg wordt het TOPOI- model aangeboden voor gespreksvoering. Dit model onderscheidt vijf gebieden in de communicatie, dus ook de interculturele communicatie, waar misverstanden kunnen ontstaan: Taal, Ordening, Perspectieven, Organisatie en Inzet (TOPOI). In de gespreksvoering zijn deze gebieden bronnen van misverstanden.
1 taal: aandacht voor verbaal en non-verbaal 2 ordening:vanuit welke invalshoek kijken de gesprekspartners? 3 perspectieven: hoe zien de gesprekspartners zichzelf, elkaar en de onderlinge relatie? Welke anderen hebben invloed op de communicatie? 4 organisatie/context: kent de cliënt de organisatie, het doel en de inhoud van het gesprek, de functie van de medewerker? 5 inzet: welke vormen van inzet worden getoond en worden erkend? Zijn er verschillen tussen bedoelingen en effecten? Dit model is goed te gebruiken in gesprekken met Somaliërs als aanvulling op de kennis van cultuurverschillen. Hieronder gaan we op elk van deze gebieden in. 3.2.1
Taal Medewerkers van instellingen hanteren de Nederlandse taal als vanzelfsprekend in het contact met de cliënt. Somaliërs spreken van huis uit Somalisch, soms Arabisch, en een deel van hen spreekt ook enig Engels. Het is belangrijk om een tolk in te schakelen als de cliënt zich niet goed in het Nederlands kan uiten. Medewerkers moeten zich ook bewust zijn van het jargon dat zij gebruiken. Ook spreekwoorden en uitdrukkingen kunnen verwarrend zijn. "De deur staat altijd voor u open" en "op hetzelfde spoor zitten" zijn voor de medewerker wellicht duidelijk, maar kunnen voor de cliënt heel
50
verwarrend zijn. In het gesprek is het belangrijk na te gaan of de boodschap voor de cliënt duidelijk is. Naast de taal van de woorden is er nog een andere taal, de taal van de niet-afgesproken tekens. De betekenis van gebaren, non-verbale expressie en interactionele regels kunnen in verschillende culturen een heel verschillende betekenis hebben. Men moet daarbij denken aan de vertelwijze, elkaar wel of niet in de ogen kijken, kleding en opmaak, hoe wordt een gesprek geopend en beëindigd, etc. Voorbeeld 7 Een Somaliër tolkt een gesprek. De Somalische cliënt stelt een vraag en de medewerker antwoordt in twee zinnen. De vertaling neemt enige minuten in beslag. De medewerker vraagt de tolk wat hij allemaal vertelt, omdat het veel meer lijkt dan er gezegd is. De tolk antwoordt dat het hier om een belangrijk onderwerp gaat en dat het antwoord voor de cliënt van groot belang is. Door de tijd te nemen voor de beantwoording geeft hij de cliënt de boodschap mee dat het betreffende onderwerp serieus genomen moet worden. 3.2.2
Ordening/invalshoek Iedereen ordent de werkelijkheid op zijn manier, heeft een bril op waardoor men naar de werkelijkheid kijkt. Mensen hebben een verschillend referentiekader, verschillen in waar hun loyaliteit ligt, of nemen verschillende machtsposities in. Dit is bepalend voor hoe men aan een gesprek deelneemt. Ieder gaat uit van zijn eigen waarheid. In een gesprek moet een medewerker oog hebben voor andere ideeën, opvattingen, gewoonten, normen en waarden. Dat vraagt een open houding en een bereidheid om te luisteren. Het vraagt ook een bewustzijn van de eigen kijk op het leven, de mensen en het werk. Het heeft geen zin om te strijden over elkaars werkelijkheid. Het is belangrijk die werkelijkheid te verduidelijken, zodat verwachtingen van elkaar aangepast kunnen worden aan de realiteit. Voorbeeld 8 Een cliënt komt met een vraag bij een uitvoerend medewerker. De cliënt krijgt niet het antwoord dat hij wil horen, en vraagt naar de directeur. Zijn verwachting is dat directeuren de macht hebben om problemen op te lossen. Dat in Nederland de directeur aan dezelfde regels gebonden is als de uitvoerend medewerker is onbekend.
51
3.2.3
Perspectieven In een gesprek brengen de partners naast een inhoudelijke boodschap ook een relationele boodschap over. Zij zeggen tegelijk iets over hoe zij willen dat de ander met hen omgaat. Opvattingen over man-vrouw verhoudingen en respect voor ouderen kunnen hierin bijvoorbeeld heel bepalend zijn. Ook spelen sociale perspectieven een rol, bijvoorbeeld de publieke beeldvorming rond buitenlanders. Een beeld dat van grote invloed op gesprekken kan zijn, is het heersende beeld onder Nederlanders dat buitenlanders zich snel moeten aanpassen. Als de medewerker vanuit dit beeld werkt, zal hij weinig oog hebben voor de realiteit van de cliënt. Dit kan een reactie bij de cliënt oproepen die effectieve communicatie in de weg staat. Voorbeeld 9 Een Somalisch meisje van 16 jaar vertelt op school hoe moeilijk zij het thuis heeft. Zij wil ’s avonds uitgaan met haar Nederlandse vriendinnen. Haar moeder vindt dit niet goed. De spanningen lopen op en zij zegt dat zij thuis wordt geslagen. Het meisje wil weglopen. De school belt met een medewerker van VluchtelingenWerk met de vraag of men wil helpen bij het zoeken van een plek voor het meisje. De school handelt vanuit het idee dat meisjes van 16 in zo´n situatie recht hebben op een eigen leven. De in de Somalische cultuur zo belangrijke familieband wordt niet als uitgangspunt genomen. De ouders voelen zich niet serieus genomen.
3.2.4
Organisatie/context Hiermee wordt bedoeld het kader waarin het gesprek plaatsvindt. Is het voor de cliënt duidelijk bij wat voor instelling hij is (wat zijn de regels en procedures); wat is de functie van de medewerker (verantwoordelijkheid en bevoegdheid); wat is het doel van het gesprek; hoeveel tijd is hiervoor en van welke voorzieningen kan de cliënt gebruik maken? De medewerker kan deze duidelijkheid geven tijdens het gesprek. Door naar de verwachtingen en de ideeën die de cliënt hierover heeft te vragen, krijgt de medewerker zicht op de bronnen van misverstanden. Met name de organisatie van de gezondheidszorg geeft aanleiding tot veel vragen en verwarring. Het is vaak onduidelijk voor allochtonen bij wie je met welke hulpvraag moet zijn. Voorbeeld 10 Een Somaliër voelt zich niet goed en laat zich door een vriend naar de Eerste Hulp van het ziekenhuis brengen. Het ziekenhuis ergert zich aan deze actie; het gaat op het eerste gezicht niet om urgente, ernstige gezondheidsproblemen. De Somaliër voelt zich
52
tekort- gedaan, omdat hij niet wordt geholpen. In Somalië kun je als je voldoende geld hebt met al je medische klachten rechtstreeks naar het ziekenhuis gaan. 3.2.5
Inzet Voor het oplossen van een probleem zal men iets moeten doen. In het TOPOI-model wordt deze factor benoemd als "inzet". De inzet van zowel de medewerker als de cliënt zijn nodig om aan de oplossing van problemen te werken. Als een van beiden het idee heeft dat de ander zich niet inzet, dan zullen de gesprekken niet tot veel resultaat leiden. Het is met het oog hierop belangrijk de inzet van de cliënt te (h)erkennen. Erkennen van inzet is overigens niet hetzelfde als instemmen. Voorbeeld 11 Een ouder slaat zijn zoon om hem op het goede pad te houden. Hij zet zich in voor zijn zoon, en laat zien dat hij zijn verantwoordelijkheid neemt als opvoeder. Als de medewerker de ouder direct aanspreekt met: "het is fout om kinderen te slaan", dan is de kans groot dat de ouder zich niet erkend voelt in zijn betrokkenheid bij het oplossen van het probleem. Hoe ongelukkig een inzet van een cliënt ook lijkt of is, eerst zal de medewerker deze inzet moeten (h)erkennen. Daarna kan verder gewerkt worden aan verandering en kan gepraat worden over andere manieren om met het probleem om te gaan.
Schema voor interculturele gespreksvoering medewerker cultuurverschillen -machtsafstand - ik-wij - man-vrouw rollen - omgaan met onzekerheid - korte-, lange termijn
53
gesprek TOPOI taal ordening/invalshoek perspectieven organisatie/context inzet
cliënt cultuurverschillen - machtsafstand - ik-wij - man-vrouw rollen - omgaan met onzekerheid - korte-, lange termijn
54
4
Rapportage focusgroepen over de communicatie tussen Somaliërs en instellingen In dit hoofdstuk wordt het onderzoek naar de knelpunten in de communicatie tussen Somaliërs en instellingen beschreven. Wij gaan in op de aanpak van het onderzoek en de resultaten ervan.
4.1
De aanpak
4.1.1
Het doel van het onderzoek Het onderzoek heeft ten doel om een goed beeld te krijgen van de knelpunten die Somaliërs en instellingen in het onderlinge contact ervaren. De bijeenkomst van de focusgroepen is aangegrepen als middel om actieve Somaliërs, hun zelforganisaties, en actieve medewerkers van instellingen met elkaar in contact te brengen en te inspireren de knelpunten in hun communicatie op te lossen.
4.1.2
De onderzoeksvragen Het onderzoek moet antwoord geven op de volgende vragen:
– Hoe verloopt het contact tussen Somaliërs en Nederlandse instellingen? Zijn er specifieke knelpunten aan te wijzen? – Zijn er factoren te benoemen bij de instellingen of bij de Somaliërs die de communicatie belemmeren? 4.1.3
De werkwijze De informatie is verzameld door middel van literatuurstudie, gesprekken (persoonlijk en telefonisch), interviews met twee focusgroepen en uit de jarenlange ervaring van de onderzoekers met de Somalische gemeenschap en Nederlandse instellingen. Het gebruik van schriftelijke enquêtes of individuele interviews sluit niet goed aan bij de voor Somaliërs traditioneel gebruikelijke - groepsgerichte - manier van informatie uitwisselen. De onderzoekers hebben de ervaring dat deze methoden wantrouwen oproepen bij Somaliërs: zij hebben er veelal negatieve ervaring mee opgedaan bij de interviews door de Immigratie- en Naturalisatie Dienst in de context van het asielverzoek. In het onderzoek is daarom gekozen voor de methode van interviews met focusgroepen.
55
De opzet van de focusgroepen is van tevoren met de opdrachtgever besproken. Er is besloten om twee focusgroepen te interviewen. Als uitgangspunt is gekozen dat gestreefd wordt naar een gelijke deelname van Somaliërs en instellingsmedewerkers, en dat de onderzoekers een extra inspanning verrichten om de Somaliërs goed voor te bereiden op de inbreng die van hen wordt verwacht. De Somalische deelnemers hebben wij gezocht in kringen van zelforganisaties en vluchtelingenwerkgroepen waar de onderzoekers een uitgebreid netwerk hebben. De deelnemers zijn geselecteerd op hun deskundigheid, hun betrokkenheid bij het onderwerp en vermogen om verder te kijken dan hun individuele ervaring. De meeste deelnemers kennen de onderzoekers door hun bijdrage aan de versterking van de Somalische gemeenschap. Dit alles maakte dat de deelnemers vol vertrouwen en met een open houding naar de bijeenkomsten kwamen. De discussie vond op een hoog abstractieniveau plaats en er was volop interactie tussen de deelnemers. Alle deelnemers zijn eerst telefonisch benaderd. Met de Somalische deelnemers zijn in het kader van een goede voorbereiding vaak meerdere telefoongesprekken gevoerd, waarin ingegaan is op het doel van het onderzoek en de inbreng die van hen verwacht werd. Deze manier van voorbereiden is effectief, omdat deze goed aansluit bij de orale traditie van Somaliërs. Vervolgens is een schriftelijke uitnodiging gestuurd, waarin de onderzoeksvragen aan de deelnemers zijn voorgelegd met de vraag hierover na te denken. Verder werd hen gevraagd wat zij geprobeerd hebben om de communicatie te verbeteren en waaraan zij behoefte hebben om verder te werken. Zij kwamen goed voorbereid naar de bijeenkomst, hetgeen onder meer bleek uit het feit dat sommige Somalische deelnemers een schrift hadden meegenomen met hun aantekeningen voor de bijeenkomst. De beide onderzoekers namen als gespreksleider en notulist deel aan de focusgroepen. De inbreng van de deelnemers werd gestimuleerd door het stellen van open vragen. Verder werd gelegenheid geboden om elkaar onderling om verduidelijking te vragen, hetgeen positief werkte. Nederlandse medewerkers en Somaliërs hadden een gelijkwaardige inbreng en bespraken openlijk hun zorgen en twijfels over het verloop van de communicatie tussen Somaliërs en Nederlandse instellingen. Gedurende de drie uur durende bijeenkomst zijn intensief ervaringen uitgewisseld. Aan het eind is aan de deelnemers de vraag voorgelegd: "Hoe staat het met de Somalische gemeenschap over vijf jaar, als wij niets doen?" De deelnemerslijst is aan iedereen uitgereikt om het onderlinge contact te stimuleren. In de bijeenkomsten bleek dat deelnemers elkaars deskundigheid hard nodig hebben. Het enthousiasme van de deelnemers was zo groot dat de meesten na afloop druk met elkaar bleven napraten.
56
Voor de eerste focusgroep zijn tien personen schriftelijk uitgenodigd en namen er negen deel: drie vertegenwoordigers van Somalische zelforganisaties, en zes instellingsmedewerkers, namelijk van Bureau Nieuwkomers, de Arbeidsvoorziening, het taalonderwijs, een gemeentelijke afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid, een gemeentelijke afdeling Nieuwkomersbeleid en het Nieuwkomers- en Vluchtelingenwerk. De deelnemers kwamen uit Amersfoort, Amsterdam, Arnhem, Delft, Den Haag, Nijmegen, Rotterdam, Tilburg. Het Landelijk Punt Nieuwkomers van de Arbeidsvoorziening kon helaas niet deelnemen. Het onderkent dat voor Somaliërs een speciale aanpak nodig is. Voor de tweede focusgroep zijn 13 personen schriftelijk uitgenodigd en namen er elf deel: vijf vertegenwoordigers van Somalische zelforganisaties en zes instellingsmedewerkers namelijk van de politie, een consultatiebureau, het Nieuwkomers- en Vluchtelingenwerk, de Opbouw en het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA). De deelnemers kwamen uit Amsterdam, De Lier, Delft, Den Haag en Tilburg. In het kader van het verzamelen van informatie en het organiseren van de focusgroepen is verder contact geweest met instellingen, zoals het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers, Arbeidsvoorziening Rotterdam, Landelijk Punt Arbeidsvoorziening Nieuwkomers, Bureau Bevolking Delft, het ministerie van VWS, Vluchtelingenwerk Arnhem en Vluchtelingenwerk Rijnmond, Centrum voor Verslavingsonderzoek, Garab Galid Arnhem, Prof. Dr. Mohamed Saleh (oorspronkelijk uit Soedan en werkzaam aan het Institute of Social Studies), en Prof. Dr. Gerd Junne (Universiteit van Amsterdam). Gezien het grote belang van een draagvlak voor het project hebben de onderzoekers tevoren gesproken met de voorzitter en de penningmeester van de Federatie van Somalische Associaties in Nederland (FSAN) om met hen het doel en de opzet van het project Communicatie en Somaliërs te bespreken. In een tweede gesprek met het bestuur van de FSAN is uitgenodigd om in beide focusgroepen te participeren. Het project is een eerste aanzet tot het in kaart brengen van knelpunten en mogelijke oplossingen. Het succes van het project wordt echter mede bepaald door de bereidheid van betrokken partijen om verder te investeren in het verbeteren van de communicatie. Betrokkenheid van de Somalische gemeenschap is daarom een voorwaarde. De ruime deelname van vertegenwoordigers van Somaliërs uit Amsterdam, Arnhem, Delft, Den Haag, Nijmegen aan de focusgroepen is bemoedigend: vier mannen, drie vrouwen en één jongere.
57
Met een medewerker van Vluchtelingen Organisaties in Nederland (VON), het landelijk platform van vluchtelingen-zelforganisaties, is het project en de deelname aan de focusgroepen besproken. Dat leidde tot participatie van een Somalisch kandidaatbestuurslid van de VON.
4.2
De resultaten De gedachtenwisseling in beide focusgroepen leverde tal van ervaringen op. Hieronder worden die ervaringen weergegeven die door de deelnemers (h)erkend werden als een belangrijk gegeven voor de communicatie tussen Somaliërs en Nederlandse instellingen. Heel duidelijk bracht men naar voren dat het niet juist is om te generaliseren, noch tegenover de Somalische gemeenschap, noch de Nederlandse instellingen. Bij elk contact is het zaak om de persoon of de instelling open te benaderen. Het is echter zinvol om veel voorkomende ervaringen te benoemen, zodat deze meegenomen kunnen worden in het ontwikkelen van een effectievere communicatie. Hieronder worden de uitkomsten weergegeven:
– ervaringen met Nederlandse instellingen – ervaringen met de Somalische gemeenschap – algemene knelpunten in de communicatie – specifieke knelpunten die instellingen in de communicatie ervaren 4.2.1
Ervaringen met Nederlandse instellingen
a De instellingen gaan in hun benadering van de Somalische gemeenschap nog te veel uit van het beeld dat van de traditionele migranten bestaat. De groep verschilt echter van de traditionele migranten alleen al door de achtergrond van vluchtelingschap. Instellingen weten veelal niet dat Somaliërs naar Nederland gekomen zijn vanwege de burgeroorlog in het land van herkomst. b Voor zover er een beeld van Somaliërs bestaat, is dit vaak een negatief beeld. In dit beeld passen typeringen als "veeleisend", "niet bereid zich in te zetten", "veel schulden maken", "frauderen met uitkeringen", "de kinderen zijn druk en niet goed opgevoed" en "de vrouwen moeten alles doen". c De instellingen kennen een bureaucratie met strakke regels. Subsidiëring van het werk van de instelling is vaak output-gestuurd. Interculturele communicatie kost gemiddeld meer tijd dan er beschikbaar is. Dit belemmert het contact. d Financiering van de inburgering is output-gestuurd: het afsluiten van een inburgeringscontract levert 30% van het beschikbare budget op, het maken van een
58
toets levert nog eens 70% op. Cliënten die voortijdig afhaken of uit onzekerheid niet naar de toets gaan, brengen de Bureaus Nieuwkomers in een moeilijk parket. Het werk - de begeleiding van de Somalische inburgeraars - wordt wel verricht, maar de financiën van de tweede termijn van 70% blijven uit. e Instellingen kiezen vaak voor het geven van informatie per brief in de Nederlandse taal. Veel Somaliërs maken hun brieven echter niet open. De instelling gaat ervan uit dat er contact is, maar in feite is dat er niet. f Belangrijke informatie is vrijwel altijd in het Nederlands. Dat is een drempel, waardoor Somaliërs geen toegang hebben tot deze informatie. Slechts enkele instellingen zorgen ervoor dat essentiële informatie vertaald wordt in het Somalisc 4.2.2
Ervaringen met de Somalische gemeenschap
a Het verblijf in Nederland wordt als tijdelijk gezien. b De afstand tot de Nederlandse samenleving is groot. c De gemeenschap is gesloten, men praat niet makkelijk met buitenstaanders over problemen. d Men vertrouwt eerder op de hulp van de eigen groep dan op de hulp van Nederlandse instellingen. e Veel Somaliërs hebben het gevoel dat zij niet geaccepteerd worden in Nederland. f De benadering door de instellingen wordt door veel Somaliërs als onpersoonlijk ervaren. g De druk om geld naar familie te sturen is zó groot dat daardoor (grote) schulden ontstaan. De neerwaartse spiraal die hierdoor ontstaat is moeilijk te doorbreken. h Men verhuist gemakkelijk naar een andere gemeente. Soms hoopt men zo het probleem van de schulden op te lossen. i De onderlinge communicatie binnen de gemeenschap verloopt mondeling en is razendsnel. Als bekend is dat een gemeente iets te bieden heeft dan wordt dat doorverteld. Meer Somaliërs zullen naar deze gemeente verhuizen. Zo zijn in Tilburg grote woningen te huur. Relatief veel Somaliërs hebben grote gezinnen, dus Tilburg is hierdoor een aantrekkelijke gemeente geworden voor huisvesting. j Veel personen die in Somalië een rolmodel waren voor anderen, zijn nu werkloos. Men kan hierbij denken aan oudere artsen. Zij zijn hun status en hun macht kwijt: hun succesverhaal is gestopt in Nederland. Volgens de traditionele waarden staan zij in hoog aanzien, maar zij kunnen anderen - ook de jongeren - in feite niet goed adviseren over het behalen van succes in Nederland. Er ontstaat een vacuüm in de gemeenschap. k Voor de in Nederland afgestudeerde Somaliërs is de drempel om te gaan solliciteren te hoog. Het idee leeft dat aan allochtonen extra zware eisen worden gesteld. Men is bang om niet aan deze eisen te voldoen.
59
l De bijstandsuitkering is een ongekend resultaat voor een geringe inspanning. De Sociale Dienst is een " oom" die goed zorgt voor zijn familie. De prikkel om werk te zoeken is niet groot. m De gemeenschap is moeilijk te mobiliseren wat de emancipatie in de weg kan staan. Als men iets organiseert - of het nu van Somalische of Nederlands kant komt - wordt dat al gauw gezien als een actie die opgezet is in het voordeel van de initiatiefnemers en niet van de gemeenschap. De ervaring in het land van herkomst met een jarenlange burgeroorlog, waarbij verschillende clans elkaar bevechten heeft veel Somaliërs wantrouwend gemaakt. n De kloof tussen de ouderen en de jongeren in de gemeenschap is groot. o De gemeenschap kent relatief veel alleenstaande minderjarige asielzoekers die steun bij elkaar zoeken. p Het aantal grote gezinnen met meer dan vier kinderen is groot. q De vrouwen zijn geïsoleerd. Er zijn relatief veel alleenstaande moeders die de zorg voor hun kinderen hebben. Het gaat zowel om moeders die hier alleen zijn gekomen als om moeders die in Nederland gescheiden zijn. De beheersing van de Nederlandse taal bij vrouwen is gering. De stap naar voorzieningen als de peuterspeelzaal is voor veel moeders te groot. De zorg voor het gezin valt hen zwaar. 4.2.3
Algemene knelpunten in de communicatie
a Beide partijen hebben onvoldoende kennis van elkaars achtergrond en cultuur. Somaliërs missen daardoor kansen op bijvoorbeeld kwijtschelding van gemeentelijke belastingen of tegemoetkoming in de studiekosten van hun kinderen. b De taalvaardigheid van veel Somaliërs belemmert de communicatie. Instellingen kunnen een tolk inschakelen om dit knelpunt te ondervangen, maar doen dat niet vaak. c Veel Somaliërs komen trots over en dat is een houding die Nederlandse instellingen niet zo goed vinden passen bij het vragen van hulp. d Nederlandse instellingen hanteren een directe stijl van communiceren. Dit botst met de indirecte stijl van de Somalische gemeenschap. e Somaliërs kijken naar de inspanning die de medewerker zichtbaar voor hen verricht. Een aardige persoon zal zijn best doen voor de klant. Een direct "nee" wordt ervaren als onwil van de medewerker iets voor de klant te doen. De Nederlandse medewerker wil echter zo snel mogelijk duidelijkheid geven. Een Somaliër zal dan zeggen: "Jullie doen niets voor ons." f Over het algemeen ervaren de instellingen die betrokken zijn bij de inburgering een hoge ambitie bij de deze doelgroep. "Ik wil arts worden", "ik wil een kantoorbaan" zijn vaak geuite wensen. De inzet van de Somalische cliënt om dit doel te bereiken ontbreekt vaak. Dit komt makkelijk als veeleisend over op medewerkers. Gezien het
60
genoten onderwijs en de eisen die de arbeidsmarkt stelt is deze ambitie vaak niet reëel. Een directe reactie die op de onmogelijkheid van het realiseren van de ambitie wijst, wordt door de cliënt al snel als discriminerend ervaren. g Afspraak is afspraak voor Nederlandse instellingen. Voor Somaliërs is het moeilijk om op tijd te komen, zeker als het te verwachten resultaat gering is. Schriftelijk uitnodigen voor een afspraak is niet effectief: veel brieven worden niet gelezen. h Nederlandse instellingen bedoelen nee, als zij nee zeggen. Veel Somaliërs hebben echter het idee dat er dan toch nog wel wat te regelen valt. i Het is voor veel Somaliërs heel moeilijk om nee te zeggen, omdat dit onbeleefd wordt gevonden. Ja-zeggen is respect tonen. Nederlandse instellingen ergeren zich vervolgens: "Hij heeft toch ja gezegd? En nou doet hij het niet." j Veel Somaliërs handelen met het oog op het behalen van korte-termijnresultaten. Dit botst met de lange-termijngerichtheid van Nederlandse instellingen, zoals bijvoorbeeld het arbeidsbureau. k Nederlandse instellingen, zoals het Arbeidsbureau en Bureau Nieuwkomers, verwachten dat Somaliërs initiatieven nemen. In het land van herkomst is het echter ongebruikelijk om bij instellingen, en zeker bij overheidsinstellingen, initiatief te nemen. Men heeft in Somalië slechte ervaring met machtsmisbruik door medewerkers van overheidsinstellingen. 4.2.4
Specifieke knelpunten voor instellingen bij de communicatie Bureau Nieuwkomers: Bureau Nieuwkomers ziet steeds minder Somaliërs voor inburgeringstrajecten. De afgelopen twee jaar vroegen ruim 2700 Somaliërs asiel aan, maar door een trage besluitvorming rond asielverzoeken en het toekennen van voorwaardelijke vergunningen tot verblijf (vvtv) komen zij niet allen in aanmerking voor inburgering in het kader van de WIN (Wet Inburgering Nieuwkomers) in. Met de invoering van de nieuwe Vreemdelingenwet zal de vvtv verdwijnen. Arbeidsvoorziening:
a De arbeidsvoorziening bereikt de Somaliërs moeilijk. Zij staan doorgaans wel ingeschreven, omdat dit een voorwaarde is voor het verstrekken van een bijstandsuitkering. Somaliërs zijn echter niet positief over wat het arbeidsbureau voor hen kan doen. Zij gaan, als zij aan het werk willen, eerder naar een uitzendbureau. Dit past in het beeld dat zij het liefst op korte termijn resultaten willen zien. b In Somalië keken nomaden neer op mensen die hun handen vuil maakten met handarbeid. ("Achter de kamelen houd je schone handen.") Werken in de schoonmaakbranche of de tuinbouw is om die reden niet aantrekkelijk.
61
c Veel Somaliërs komen trots over. Dat werkt bij sollicitatie gesprekken niet gunstig. d Het maken van tests is voor veel Somaliërs een nieuwe ervaring en zal niet snel betrouwbare resultaten opleveren. AZC Het is moeilijk om tot de Somalische groepen door te dringen. Er zijn enkele personen waar men contact mee heeft. De groep maakt weinig gebruik van de voorzieningen en activiteiten in het AZC. Gemeentelijk Bureau bevolking a De spelling van de namen geeft veel verwarring, omdat bij de omzetting van het Somalisch naar het Nederlands wel eens wat mis gaat: het Somalische Axmed wordt bijvoorbeeld Ahmed. Ook de volgorde van de namen geeft misverstanden. In Somalië is de naam opgebouwd uit de namen van de voorouders. De voornaam van de vader is daardoor de tweede naam van de zoon, en die wordt gevolgd door de naam van de grootvader: er is geen vaste familienaam. In Nederland moet een achternaam en een voornaam gekozen worden. b Voor inschrijving in de GBA zijn officiële documenten nodig. Het ontbreken van geboorte- en huwelijksakten leidt tot langdurige, arbeidsintensieve inschrijvingsprocedures. De klant verwacht dat zaken snel geregeld worden en denkt al snel dat er sprake is van onwil bij de ambtenaar. Consultatiebureau Het consultatiebureau heeft een aanbod rond opvoedingsondersteuning. De alleenstaande moeders met grote gezinnen zouden veel profijt van dit aanbod kunnen hebben, maar het lukt niet om hen hiermee te bereiken. De gezondheidscontroles worden goed bezocht, maar zodra het onderwerp opvoeden aangesneden wordt, stokt het gesprek. De Opbouw a Familieproblemen worden niet met de voogd besproken, ook de problemen van het pleegkind niet. b Een sekseverschil tussen de voogd en de pleegouder werkt belemmerend. c Als er een pleegvader is, dan voert hij het gesprek met de voogd, terwijl de pleegmoeder vaak verantwoordelijk is voor de zorg. d In het belang van het kind is het nodig dat er ouders of familieleden opgespoord worden, waarvoor persoonsgegevens nodig zijn. De reisagent die bemiddelde bij de vlucht heeft nogal eens geadviseerd met valse persoonsgegevens te reizen. Men is vervolgens terughoudend om de benodigde informatie te geven, waardoor het
62
onmogelijk is om kinderen met hun familie te herenigen. e De Somalische en de Nederlandse opvoedingsstijlen botsen en drijven ouders en kinderen uit elkaar. Jongeren overzien de verantwoordelijkheden die bij de ogenschijnlijke vrijheid van de Nederlandse jeugd horen niet. Zij verwachten dat anderen de problemen oplossen die er ontstaan door hun nieuwe leefstijl. Politie Het is heel belangrijk om niet alleen met elkaar te praten als er problemen zijn. Het is echter moeilijk om de tijd te vinden om regelmatig met elkaar contact te houden. Toch is dat belangrijk uit het oogpunt van voorkomen van problemen. In een sfeer van onderling vertrouwen kan men meer bereiken dan wanneer men elkaar wantrouwt.
4.3
Aandachtspunten voor de toekomst Hoe staat het met de Somalische gemeenschap over vijf jaar, als wij niets doen? Deze vraag is aan de deelnemers van de focusgroepen voorgelegd en leverde een beeld op dat door iedereen werd onderschreven, zowel van Somalische als de Nederlandse zijde. Tegelijk werd de aantekening gemaakt, dat het wellicht een somber beeld is, en dat er wel degelijk mogelijkheden zijn om het tij te keren. Daarbij zijn inspanningen nodig van de Somalische gemeenschap en de Nederlandse instellingen.
4.3.1
Jongeren De deelnemers signaleren dat ouderen en jongeren steeds verder van elkaar komen te staan. De ouderen hebben grote zorgen om de jongeren en vrezen dat zij verdrinken. Veertig procent van de Somaliërs in Nederland is jonger dan 15 jaar: dat zijn 11.125 jongeren. De talloze alleenstaande jongeren lopen grote risico’s. Het feit dat velen van hen door de oorlog familie hebben verloren, maakt hen naar verwachting onverschilliger tegenover geweld. Zij hebben niets meer te verliezen omdat zij al zoveel verloren hebben. Met het bereiken van de leeftijd van 18 jaar komt er een abrupt einde aan de ondersteuning van de voogdijvereniging De Opbouw. Zij moeten dan hun leven verder alléén opbouwen. Hun verlangen naar sociale steun maakt dat zij veel met Somalische leeftijdgenoten optrekken. De steun die zij hierdoor krijgen heeft echter zijn beperkingen omdat zij onvoldoende kennis hebben van de kansen en mogelijkheden in Nederland.
63
4.3.2
Alleenstaande moeders De verwachting bij de deelnemers is dat het merendeel van de gezinnen uit elkaar zal vallen. Redenen hiervoor zijn er onder meer in gelegen dat Somalische vrouwen in Nederland - in tegenstelling tot hun situatie in Somalië - niet van hun echtgenoot afhankelijk zijn voor een inkomen. In geval van nood kunnen zij een beroep doen op de Algemene Bijstandswet. De werkloosheid onder Somalische mannen - de traditionele kostwinners - maakt veel gezinnen al afhankelijk van een bijstandsuitkering. De man verliest hierdoor zijn status en zijn rol in het gezin wordt onduidelijk. Daar komt dan nog bij dat, als de man frequent qat-gebruik, hij een groot beslag legt op het gezinsinkomen. Het verschil tussen een bijstandsuitkering voor een alleenstaande ouder met kinderen of een echtpaar met kinderen is niet zo groot. Dit alles bij elkaar doet steeds meer vrouwen besluiten tot echtscheiding. Het aantal alleenstaande moeders is nu al groot - bijna evenveel als het aantal gehuwde ouderparen - en de verwachting is dat dit aantal verder zal toenemen. De moeders hebben de zorg voor de kinderen en dat is zo’n zware taak dat zij aan niet veel anders toekomen. Zij spreken de Nederlandse taal niet goed omdat het praktisch gezien moeilijk is om de Nederlandse lessen te volgen. Het isolement dat dreigt vormt een risico, met name ook voor de kinderen. De moeders hebben eigenlijk steun nodig bij het opvoeden van de kinderen, maar weten die steun niet te vinden.
4.3.3
Ouderen Vooral de Somaliërs die ouder zijn dan 45 jaar leven in de overtuiging dat zij terug zullen gaan naar Somalië. Zij zullen hierdoor de aansluiting in Nederland missen en nauwelijks participeren in de Nederlandse samenleving. Traditioneel spelen de ouderen een belangrijke rol in de gemeenschap. Het is van belang te werken aan het herstel van deze positie.Van de eerste generatie zal het slechts een klein deel van de Somaliërs lukken een plekje te veroveren in Nederland.
64
5
Voorstellen voor het verbeteren van de communicatie De kloof tussen leefgewoonten en culturele gebruiken en de Nederlandse is erg groot en is de aanleiding tot tal van misverstanden in de communicatie. Op basis van kennis van de achtergrond van Somaliërs en de geïnventariseerde knelpunten in het contact tussen Somaliërs en Nederlandse instellingen worden in dit hoofdstuk voorstellen gedaan voor het verbeteren van de communicatie. De aanbevelingen zijn gericht op de Nederlandse instellingen, de Somalische gemeenschap en instellingsmedewerkers.
5.1
Een structureel knelpunt vraagt een structurele oplossing De in hoofdstuk 4 gesignaleerde knelpunten in de communicatie tussen Somaliërs en Nederlandse instellingen zijn in de meeste gevallen terug te voeren op de grote kloof die bestaat tussen de Somalische en Nederlandse leefgewoonten en culturele gebruiken. De oplossing van de communicatieproblemen moet in eerste instantie gezocht worden in het overbruggen van deze kloof. De knelpunten manifesteren zich op het niveau van de individuele Somalische cliënt en de instellingsmedewerker. De instellingsmedewerker ervaart dat de contacten niet goed verlopen en vaak niet tot vooruitgang leiden. De Somalische cliënt raakt gefrustreerd, doordat het contact niet tot de gewenste resultaten leidt. Het is van belang dat knelpunten in de communicatie niet meer het individuele probleem zijn van de betrokkenen - de Somalische cliënt en de instellingsmedewerker - , maar het probleem worden van de instelling én de Somalische gemeenschap.
5.1.1
De instellingen De instellingen zullen op basis van de ervaring van de medewerkers en de Somalische cliënten moeten vaststellen of er sprake is van een probleem dat extra aandacht vraagt. Daarop zullen zij vervolgens beleid moeten ontwikkelen om deze problemen te voorkomen. Het instrument van een focusgroep is ook plaatselijk geschikt voor het verkrijgen van inzicht in de communicatieproblemen. De aanpak die in hoofdstuk 4 staat beschreven is dan goed bruikbaar. Het biedt de instelling de mogelijkheid om op deze manier gelijk een relatie met de doelgroep op te bouwen en hen bij het oplossen van de knelpunten te betrekken.
65
De werkwijze van interviews met gemengd samengestelde focusgroepen leent zich uitstekend om lokaal zicht te krijgen op de knelpunten in het contact tussen Somaliërs en instellingen. Belangrijke aandachtspunten voor het opstellen van een plan ter verbetering van de communicatie zijn: a vergroten van de kennis in de instelling van de achtergrond, leefgewoonten en cultuur van Somaliërs, in samenwerking met de Somalische gemeenschap. De instelling kan (enkele) medewerkers scholen en trainen en op laten treden als interne deskundige; b aanstellen van Somalische medewerkers, waardoor de instelling kennis in huis haalt en haar toegankelijkheid vergroot voor de doelgroep; c het bieden van taal- of werkstages aan Somaliërs, zodat zij ervaring op kunnen doen en de instelling haar kennis van de doelgroep kan vergroten en haar contacten met de doelgroep kan verbeteren; d contact leggen en onderhouden met Somalische zelforganisaties, sleutelfiguren en Somalische deskundigen (rolmodellen) met het doel de toegankelijkheid van de instelling voor de doelgroep te vergroten en het wantrouwen te doorbreken; e vaststellen binnen welk kader de contacten van medewerkers zullen plaatsvinden: 1 welke resultaten wil de instelling behalen, zodat dit duidelijk is voor de Somaliërs en de medewerkers; 2 op welke wijze wordt de doelgroep benaderd: •
alleen een schriftelijke uitnodiging voor afspraken is niet effectief, kort van tevoren telefonisch uitnodigen werkt beter;
•
algemene informatie kan het best groepsgewijs gegeven worden in overleg en
met hulp van Somalische zelforganisaties, sleutelfiguren en deskundigen. Soms is het aan te raden de voorlichtingsbijeenkomst niet in de instelling te houden, maar op neutraal terrein. Bepaal ook in overleg met Somalische sleutelfiguren het beste moment van een bijeenkomst; 3 hoe moet worden omgegaan met het taalverschil (inzet van sleutelfiguren, tolken of de tolkentelefoon, vertalen van essentiële informatie); 4 de beschikbare tijd voor contacten (kan er meer tijd dan gemiddeld besteed worden?). f het vergroten van de vaardigheden van de medewerkers rond interculturele communicatie via trainingen. Dit kan ondersteund worden met de productie van een handleiding. In 5.1.3. geven we praktische adviezen voor medewerkers op de gesignaleerde knelpunten in de communicatie met Somaliërs. Deze punten kunnen als uitgangspunt voor een training genomen worden. Onderlinge samenwerking van de Somalische gemeenschap en de Nederlandse instellingen is een voorwaarde voor een effectievere communicatie.
66
5.1.2
De Somalische gemeenschap De Somalische gemeenschap moet zich in het kader van het vergroten van de participatie verdiepen in de problemen die Somaliërs ervaren in het contact met Nederlandse instellingen. De verantwoordelijkheid voor participatie aan de Nederlandse samenleving, voor het pakken van kansen, ligt vooral ook bij de Somaliërs zelf. Zij zijn medeverantwoordelijk voor het oplossen van de problemen die zij zelf ervaren. De Somalische zelforganisaties en sleutelfiguren zouden daarom projecten moeten initiëren die bijdragen aan het overbruggen van de kloof tussen de gemeenschap en de instellingen. Zij mogen daarbij de steun van de Nederlandse overheid en instellingen verwachten. Hieronder doen wij aanbevelingen op het vlak van het versterken van de eigen organisaties, het ombuigen van het perspectief van de Somaliërs in Nederland, het opzetten van projecten en het geven van voorlichting aan instellingen.
a Zelforganisaties Met het oog op de emancipatie van de groep is het van groot belang dat Somaliërs zich meer gaan organiseren. Alleen als zij gezamenlijk opereren, zullen zij zich met meer succes een plaats in Nederland kunnen verwerven. Een nationaal opererende organisatie van Somaliërs in Nederland, die ook het vertrouwen krijgt van de Somaliërs, ligt nu nog niet binnen het bereik. Het onderlinge wantrouwen vormt hierbij een belemmering, maar ook de geringe ervaring met nationale organisaties: hun oriëntatie richt zich tot nu toe vooral op de eigen clan-familie. Met lokale, meer kleinschalige zelforganisaties wordt een belangrijke eerste stap gezet naar een oriëntatie op de belangen van de Somalische gemeenschap als geheel. Het opzetten van lokale zelforganisaties moet dan ook prioriteit krijgen en zou zich moeten richten op het overbruggen van onderlinge verschillen. De oorlog in het land van herkomst heeft Somaliërs verdeeld, maar de Somaliërs die in Nederland zijn, hebben ervoor gekozen de oorlog achter zich te laten. Het ligt voor de hand dat zelforganisaties het accent leggen op de gemeenschappelijke taak om als Somaliër een plek te vinden in Nederland. b Kader in kaart brengen Het inventariseren van de gegevens van Somalische sleutelfiguren, deskundigen en studenten is van belang: wie zijn zij, waar wonen zij, wat is hun deskundigheid? Deze groep kan een belangrijke rol spelen bij het overbruggen van de kloof tussen de Somalische gemeenschap en de Nederlandse samenleving. Zowel de Somalische zelforganisaties als de Nederlandse instellingen hebben het Somalische kader hard nodig.
67
De Somalische gemeenschap kan de deskundigheid van het kader inzetten: 1 bij het geven van voorlichting over de kansen en de mogelijkheden die de Nederlandse samenleving biedt, 2 bij het coachen van nieuw talent en kader, 3 als voorbeeld voor de Somalische gemeenschap dat je in Nederland iets kan bereiken, 4 als ondersteuning bij het behartigen van de belangen bij de overheid en instellingen, 5 als denktank en ondersteuning bij het opzetten van projecten c Landelijke ontmoetingen Landelijke ontmoetingen van zelforganisaties en Somalisch kader, waar informatieuitwisseling en deskundigheidsbevordering op de agenda staan, kunnen bijdragen aan het versterken van de onderlinge contacten en het vergroten van het onderlinge vertrouwen. Zo wordt aan de voorwaarden voor samenwerking op nationaal niveau gewerkt. d Perspectief ombuigen Het is belangrijk dat het perspectief van de Somaliërs wordt omgebogen naar Nederland. Alleen de Somalische gemeenschap zelf kan hierin verandering brengen, de Nederlandse overheid en instellingen kunnen dit veranderingsproces aanmoedigen en ondersteunen. De volgende middelen kunnen hierbij aangewend worden: 1 In Den Haag heeft de Somalische zelforganisatie Soneca vier uur zendtijd per week. In de uitzendingen wordt voorlichting gegeven over tal van onderwerpen die van belang zijn voor Somaliërs, zoals "gezondheidszorg in Nederland", "onderwijs in Nederland". Radio is een uitstekend medium voor contact met de Somalische gemeenschap. Somalische zelforganisaties kunnen in hun eigen regio ook zendtijd aanvragen en in samenwerking met Soneca programma’s uitzenden. 2 Somaliërs vertrouwen veelal op de hulp van de eigen groep, maar de kennis van de mogelijkheden in Nederland is beperkt. Voorlichtingsprojecten gericht op de Somalische gemeenschap, georganiseerd door Somalische zelforganisaties en deskundigen in samenwerking met relevante instellingen is nodig. Met deze samenwerking wordt tevens een basis gelegd voor het opbouwen van een relatie die van belang is voor de participatie en de belangenbehartiging van de Somalische gemeenschap. De Somalische zelforganisaties kunnen voorlichtingsprojecten initiëren over de Nederlandse voorzieningen, zoals "Naar welke school gaat mijn kind?", "Hoe blijf ik gezond in Nederland?", "Wat moet ik doen om werk te vinden?", " (Over)leven in Nederland", "Wat zijn onze rechten en plichten?" en "Informatie over het gebruik van qat".
68
e Opzetten van projecten Somalische zelforganisaties en sleutelfiguren kunnen werken aan het vergroten van het welbevinden van de Somalische gemeenschap. De cultuurschok, de identiteitscrisis en het gevoel in twee werelden te leven veroorzaken spanningen en stress, waardoor men zich lichamelijk ongezond voelt. De ervaring met de Nederlandse gezondheidszorg is niet positief, omdat men niet de behandeling krijgt die men verwacht. Intensieve voorlichting over de opzet en inhoud van de Nederlandse gezondheidszorg is belangrijk, maar niet voldoende. Zelforganisaties en sleutelfiguren zouden moeten onderzoeken hoe men de gezinnen die in de problemen raken - door echtscheiding of weggelopen kinderen - kan steunen. Somaliërs gaan niet snel naar het Nederlandse maatschappelijk werk en de Riagg omdat het beeld bestaat dat je hier alleen naar toe gaat als je gek bent. Het is belangrijk om deze gezinnen niet in de kou te laten te staan. Wellicht kan men hiervoor projecten ontwikkelen in samenwerking met Somalische en Nederlandse deskundigen. Wellicht kunnen zelforganisaties overwegen projecten rond "Gezondheid van het gezin" opzetten, waarbij onderwerpen aan de orde komen als "Vaak verhuizen, wat betekent dat voor mijn kinderen" en "Een groot gezin, wat betekent dat voor mij nu ik in Nederland woon." f
Voorlichting aan instellingen Het is van belang dat de lokale Somalische zelforganisaties, sleutelfiguren en deskundigen het initiatief nemen tot het geven van voorlichting over de achtergrond van de Somaliërs aan de instellingen in hun gemeenten. De instellingen hebben deze informatie nodig voor een effectieve uitvoering van hun taken. Door dit aanbod te doen wordt tevens de basis gelegd voor verdere onderlinge samenwerking.
5.2
Adviezen gericht op de communicatie Uit het onderzoek kwamen diverse knelpunten in de communicatie tussen Somaliërs en instellingsmedewerkers naar voren. In deze paragraaf worden praktische adviezen gegeven over hoe deze knelpunten aangepakt kunnen worden. Het oplossen van de knelpunten vraagt een inspanning van beide partijen: de Somaliër en de instellingsmedewerker. Beiden zouden via voorlichting voorbereid kunnen worden op de struikelblokken in de communicatie en getraind kunnen worden in hoe zij hiermee om kunnen omgaan. De adviezen worden gegeven vanuit het perspectief van de instellingsmedewerker. Een gedegen voorbereiding op een gesprek is van groot belang. Kennis van de achtergrond van Somaliërs en de punten uit hoofdstuk 3 over interculturele gespreksvoering zijn hierbij een bruikbare kapstok.
69
5.2.1
Algemene knelpunten in de communicatie
a Onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal Voor het overbrengen van belangrijke informatie of vragen is het van groot belang dat dit in de taal gebeurt die de cliënt goed spreekt. Als men de Nederlandse taal niet goed beheerst dan is het beter om het gesprek in het Somalisch te voeren door een (telefonische) tolk in te schakelen. Het is niet aan te raden kinderen als tolk op te laten treden bij persoonlijke gesprekken met de ouders, omdat het ouder-kindpatroon wordt doorbroken: het kind wordt aangesproken op de persoonlijke problemen van de ouders. b Directe stijl van de medewerker Voor een effectieve communicatie met Somaliërs is het niet goed een gesprek direct met zakelijke mededelingen te beginnen. Het is belangrijk om de eerst aandacht te besteden aan de relatie door de tijd te nemen voor de begroeting, te informeren hoe het gaat met de familie en de kinderen, en de cliënt uit te nodigen om plaats te nemen. Het is ook van belang dat de cliënt ziet dat de medewerker zich inspant voor hem. Een directe afwijzing op een verzoek komt al snel over als onwil om de cliënt te helpen. Probeer stappen te verzinnen die duidelijk maken dat de medewerker zich wel degelijk inzet voor de cliënt. Men kan denken aan: "ik zal eens informeren bij mijn chef", of "ik zal eens bellen met de instantie". Op deze manier kan men het ijs breken en het vertrouwen winnen van de cliënt. c
Grote ambitie van Somaliërs De grote ambitie van Somaliërs is een sterk punt en het is zaak hier niet gelijk negatief op te reageren. Als de medewerker de wens om arts te worden onmiddellijk afdoet met "daar heeft u niet voldoende opleiding voor", dan zal het heel moeilijk zijn om nog een relatie met de cliënt op te bouwen. Het is aan te bevelen de ambitie als uitgangspunt voor het gesprek te nemen. Ga met iemand die arts wil worden na welke stappen dan gezet moeten worden. Vertaal de hoge ambitie in kleine stappen en zeg niet "nee, dat kan niet". De medewerker kan de cliënt ook adviseren om bij een Somaliër die in Nederland als arts werkt te informeren hoe hij dat bereikt heeft.
d Afspraken Op de volgende manieren kan het succes van de afspraak worden vergroot: 1 Maak een Somalische cliënt medeverantwoordelijk voor de volgende stappen, bijvoorbeeld door te vragen wanneer en op welk tijdstip de volgende afspraak zal zijn en wat het onderwerp zal zijn. De medewerker kan aan de orde stellen hoe de cliënt zich op het gesprek kan voorbereiden;
70
2 de medewerker kan de cliënt inzicht geven in het resultaat dat met de afspraak behaald kan worden. Als er een duidelijk resultaat te behalen is, zal de cliënt komen; 3 een afspraak om alleen een formulier in te vullen zal door de cliënt gezien worden als een afspraak waar alleen de instelling resultaat haalt. De kans dat de cliënt niet komt is dan veel groter. 4 wanneer de cliënt te laat op zijn afspraak komt en de medewerker is inmiddels met andere zaken bezig, dan kan de medewerker de cliënt vragen om even te wachten tot de medewerker vijf minuten de tijd heeft om wat te vertellen. In deze vijf minuten begroet de medewerker de cliënt, zegt de medewerker dat het fijn is dat de cliënt er is, maar dat het jammer is dat de cliënt te laat is. De medewerker legt uit dat er nu geen tijd meer is, maar dat de medewerker graag op een ander tijdstip wil praten. Het is belangrijk om de cliënt niet te veroordelen, maar te verduidelijken hoe het in de instelling werkt. Als de medewerker een afspraak heeft met een Somalische cliënt die niet komt opdagen, dan kan de medewerker de tijd het beste gebruiken om de cliënt op te bellen en te vragen waar hij blijft en wat de reden is dat hij niet is gekomen. e "Nee" betekent "nee" voor Nederlandse instellingen De Somalische cliënt heeft een verzoek waaraan de medewerker niet tegemoet kan komen: de medewerker moet dan vertellen dat hij dit keer niet kan helpen. Verduidelijk de redenen waarom dit niet mogelijk is en dat dit geen persoonlijke keuze is. Het is belangrijk dat de medewerker aan de cliënt duidelijk maakt dat het feit dat hij nu niet geholpen kan worden, niets zegt over de relatie die de medewerker met de cliënt heeft. Een volgende keer kan de medewerker wellicht wel helpen. Men moet zich realiseren dat het voor de cliënt zeer moeilijk is om duidelijk "nee" te zeggen op een vraag omdat het naar zijn gevoel getuigt van een gebrek aan respect. f Korte-termijngerichtheid De Somalische cliënt richt zich vooral op het behalen van resultaten op de korte termijn. Sommige zaken vragen echter een aanpak die zich op de lange termijn richt zoals bij het saneren van schulden of het verwerven van hooggeschoolde arbeid. In het contact is het van belang het doel dat op de lange termijn bereikt moet worden te vertalen in stappen voor de korte termijn. Bij alle stappen is het nodig om het resultaat dat de cliënt kan behalen te benoemen zodat duidelijk wordt wat er op het spel staat. Ook is het van belang de cliënt te betrekken en medeverantwoordelijk te maken voor de gekozen oplossingen. Door het stellen van open vragen biedt de medewerker ruimte voor de inbreng van de cliënt.
71
g Initiatief nemen De medewerker verwacht dat de Somalische cliënt initiatieven neemt tijdens het gesprek, maar dat is voor veel cliënten hoogst ongebruikelijk. Door de cliënt te vragen naar zijn ideeën en suggesties voor de aanpak laat de medewerker merken dat hij de inbreng van de cliënt belangrijk vindt. De oplossingen die de cliënt aandraagt dienen als basis voor het uitwerken van de te volgen aanpak. Het geeft de medewerker inzicht in de mogelijkheden van de cliënt terwijl de verantwoordelijkheid en betrokkenheid van de cliënt zo vergroot wordt. Een goede vraag die in dit kader gesteld kan worden is: "Hoe zou u dit probleem opgelost hebben toen u nog in Somalië woonde?" 5.2.2
Instellingsspecifieke knelpunten in de communicatie Arbeidsvoorziening:
a Het in dienst nemen van Somalische medewerkers zal de drempel aanzienlijk verlagen. b Het is van belang om te investeren in Somalisch kader door het bieden van taal- en werkstages. c Samenwerken met Somalische zelforganisaties en sleutelfiguren zal bijdragen aan het vergroten van de toegankelijkheid van de arbeidsvoorziening. Met hen kan besproken worden wat de beste manier is om de doelgroep te bereiken en hoe de beste resultaten behaald kunnen worden. d Scholingstrajecten met garantie op een baan sluiten aan bij de resultaatgerichtheid van Somaliërs omdat aan de inspanning een duidelijk resultaat gekoppeld wordt. e De trotse houding van veel Somaliërs kan een ongunstige invloed hebben op de sollicitatie. Hieraan zou de sollicitatietraining aandacht moeten besteden. f Het maken van tests zal niet snel betrouwbare resultaten opleveren. Praktische vormen van assessment geven meer inzicht in de mogelijkheden van cliënten. g De krapte op de arbeidsmarkt dwingt werkgevers en de Arbeidsvoorziening tot creatieve oplossingen. Uitsluiting van mensen die de Nederlandse taal niet goed beheersen werkt in tijden dat er voldoende aanbod van arbeidskracht is. Bij een grote vraag naar arbeidskrachten zouden meer mensen gerekruteerd kunnen worden als zij vaardigheden hebben die van belang zijn voor het vervullen van vacatures, waarbij de werkgever de werknemer in de gelegenheid stelt om in werktijd Nederlands te leren. AZC: Bij het organiseren van activiteiten die zich richten op de Somalische gemeenschap is het van belang dat zij hierbij betrokken wordt en er medeverantwoordelijk voor is. Het initiatief moet in feite bij de gemeenschap liggen en de instelling kan dat ondersteunen. Dan nóg kan een factor als onderling wantrouwen het slagen van activiteiten belemmeren. De instelling zou alleen activiteiten moeten steunen die zich
72
richten op de hele groep om een aanzet te geven tot het overbruggen van onderling wantrouwen. Activiteiten gericht op de kinderen zijn vaak een goede ingang, omdat ouders het beste voor hun kinderen wensen. Gemeentelijk Bureau bevolking: a Voorlichting aan de Somalische gemeenschap over de werkwijze die gevolgd wordt bij de GBA is noodzakelijk. Er zou gestreefd kunnen worden naar een vaste Somalische contactpersoon als intermediair voor de ambtenaren. b Veel Somaliërs hebben geen officiële documenten van huwelijken en geboorten. In een aantal steden wordt al gewerkt met de mogelijkheid om een eed of gelofte af te leggen tegenover de ambtenaar omtrent de geldigheid van de gevraagde mondelinge overeenkomst over huwelijk of vaderschap. De formele aflegger van een eed of gelofte is daarbij strafbaar (meineed) als er later bewijzen komen dat familierelaties toch anders blijken. Consultatiebureau: In Delft heeft het consultatiebureau in overleg met Somalische sleutelfiguren bedacht om de gezondheidscontroles voor Somalische kinderen op een vast tijdstip te organiseren, zodat de moeders bij die gelegenheid elkaar ontmoeten. Voor deze middag wordt dan ook een vrouwelijke Somalische tolk uitgenodigd. Het bureau werkt zo aan de voorwaarden om ook opvoedingsvraagstukken bespreekbaar te maken. Dit lijkt een goede aanpak. Inburgering: Schakel Somaliërs in bij de maatschappelijke begeleiding in het kader van het inburgeringstraject van landgenoten. De Opbouw: a Er moet zoveel mogelijk rekening gehouden worden met de sekseverschillen tussen de voogd en de pleegouder. Omdat dit niet altijd haalbaar is, is het belangrijk om aan het begin van de relatie de betekenis van het sekseverschil te bespreken. De voogd geeft aan dat zij van de instelling de taak heeft gekregen de pupil en het gezin te begeleiden, en dat zij zich realiseert dat dit wellicht een nieuwe ervaring is voor de pleegvader, maar dat er geen keuze is. b Als de pleegvader vooral het woord voert, terwijl de pleegmoeder de zorg heeft, dan is het van belang de moeder bij het gesprek te betrekken. Erken eerst de pleegvader als hoofd van het gezin en verduidelijk vervolgens waarom de inbreng van de pleegmoeder voor de voogd belangrijk is. c Vrijwel elke jongere heeft familieleden in Nederland. In plaats van te vragen naar de
73
persoonsgegevens is het ook mogelijk om te vragen "waar woont familie van je die dichtbij is". Vaak kunnen Somalische zelforganisaties of sleutelfiguren hier ook bij helpen. Het voordeel van deze aanpak is dat op een informele manier de familiebanden kunnen worden hersteld. d Het uitgangspunt van het werk van De Opbouw moet het herstel van verbanden in de familie en de gemeenschap zijn. De pleegouders moeten in hun rol als opvoeder gesteund en gesterkt worden. Politie: De politie kan niet vanzelfsprekend rekenen op het vertrouwen van Somaliërs: de ervaring in het land van herkomst sluit dit uit. De politie in Delft heeft dit probleem aangepakt en haar voorbeeld verdient navolging. De politie onderhoudt contact met de Somalische zelforganisatie, sleutelfiguren en Delftse Somalische jongeren. Er hebben gesprekken plaatsgevonden tussen diverse politieagenten, Somalische jongeren en de zelforganisatie over de wederzijdse ervaringen en irritaties. Er zijn vervolgens afspraken gemaakt over hoe men elkaar hierop voortaan zou aanspreken. Verder is er ter verbroedering een voetbalwedstrijd georganiseerd van Somalische jongeren tegen een elftal van de politie. Het is van belang te blijven investeren in deze relatie zodat zij het vertrouwen en het gezag verwerven van de Somalische gemeenschap. Als er vertrouwen is zal men eerder naar de politie gaan en minder snel het recht in eigen hand nemen. 5.3
Aandacht voor kwetsbare groepen In paragraaf 4.3. staan de resultaten beschreven van de discussie in de focusgroepen over de toekomst van de Somalische bevolking in Nederland. Het beeld dat naar voren komt, is zorgwekkend. Er zijn extra inspanningen nodig, die zich richten op de kwetsbare groepen in de Somalische gemeenschap, opdat isolement en marginalisatie bestreden worden. In de volgende paragraaf doen wij daarvoor voorstellen.
5.3.1
Jongeren De deelnemers aan de focusgroepen waarschuwen dat Somalische gezinnen uit elkaar groeien. Het toekomstperspectief van de ouders is veelal op Somalië gericht, evenals het perspectief dat zij voor hun kinderen zien. Vasthouden aan de Somalische gewoonten en leefwijzen zijn daarom van belang. De jongeren groeien op in Nederland en zij richten zich dan ook op een permanent verblijf in Nederland. Zij nemen Nederlandse gewoonten aan, die voor de ouders ver staan van de Somalische. Dit roept bij de ouders de vrees op dat zij hun kinderen zullen verliezen.
74
Jongeren opvoeden in Somalië is niet alleen de taak van de ouders: de school, de geestelijke leiders en de clan-familie dragen daar allemaal aan bij. In Nederland valt deze steun bij de opvoeding weg. De ouders zijn hier verantwoordelijk voor alle facetten van de opvoeding en dat stelt zware eisen aan hen. In de opvoeding worden jongeren voorbereid op de taken die aan hen gesteld worden als zij eenmaal volwassen zijn. De taken in Somalië zijn anders dan die in Nederland, omdat de samenleving totaal anders georganiseerd is. De ouders hebben echter bij hun opvoeding veelal nog de taken voor ogen die in Somalië gesteld worden. Steun aan de ouders in hun rol als opvoeder is een goede manier om de jongeren te helpen. Het kan bijdragen aan het voorkomen van hevige conflicten. Vroegtijdige laagdrempelige steun aan de gezinnen, die zich richt op het versterken van de ouders in hun rol van opvoeder en bijdraagt aan het verstevigen van de relatie tussen ouders en hun kinderen, is daarom aan te bevelen. Als voorbeeld hiervan noemen wij het Spel aan Huis-project in Gouda van de Stichting Spel- en Opvoedingsondersteuning, waar een allochtone medewerksters opvoedingssteun biedt aan de gezinnen in antwoord op een vraag van de ouders. Deze stichting ontwikkelt in samenwerking met vluchtelingenouders een cursus: "Stilstaan bij veranderingen" gericht op het leven en gezinsleven van vluchtelingen. Het doel van de bijeenkomsten is het herstellen van het vertrouwen van ouders in de eigen opvoedingscapaciteiten. Vluchtelingen worden getraind om deze bijeenkomsten in hun gemeenschap te houden. Bij problemen met jongeren is het van groot belang deze aan te pakken met steun van hun familie, sleutelfiguren, religieuze leiders of "wijze" ouderen uit de gemeenschap. De instellingen die met deze jongeren te maken krijgen moeten zich realiseren dat de Nederlandse - op het individu gerichte- aanpak niet goed zal werken. Jongeren hebben de sociale steun van hun familie en gemeenschap hard nodig. Met een individuele aanpak worden de verhoudingen in het gezin nog meer verstoord. De inzet en betrokkenheid van de jongere, zijn familie en de gemeenschap zijn nodig bij het aanpakken van de problemen. Consultatie van Somalische sleutelfiguren of deskundigen over hoe de instelling het beste kan handelen is een belangrijke eerste stap. Het abrupte beëindigen van de begeleiding van AMA’s (Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers) bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar brengt risico’s met zich mee voor de jongeren. Als 18-jarige zijn zij plotseling zelf verantwoordelijk voor hun huisvesting, inkomen, studie en gezondheid. Dat is een moeilijke taak en bijvoorbeeld bij het zoeken naar woonruimte worden zij geconfronteerd met een grote terughoudend van kamerverhuurders jegens Afrikanen met een donkere huidskleur.
75
De op een individualistische manier van leven afgestemde voorzieningen in Nederland sluiten slecht aan bij de traditionele manier van samenleven in de clan-familie. Jongeren zoeken vervolgens steun bij elkaar. Het is van groot belang dat AMA’s ook steun van volwassenen krijgen bij het opbouwen van een zelfstandig leven in Nederland als zij 18 jaar zijn geworden.
Asielaanvragen van Somalische AMA’s in Nederland jaar 1996 1997 1998 1999 (Bron: CBS)
5.3.2
aantal 242 302 534 496
Alleenstaande moeders In 1999 telde de Somalische bevolking in Nederland 2.590 éénoudergezinnen. Dat zijn er bijna 750 meer dan in 1997, en dit aantal zal naar verwachting verder toenemen. Alleenstaande moeders dreigen in een isolement te raken, omdat zij vanwege de zorg voor hun kinderen minder vaak naar Nederlandse les gaan en minder vaak een baan hebben. De in 5.3.1. geschetste kloof tussen kinderen en hun ouders geldt onverkort ook voor de jongeren en hun alleenstaande moeder. Het behoeft geen toelichting dat de opvoeding voor deze moeders heel zwaar is. Het feit dat Somalische gezinnen kinderrijk zijn, versterkt dit. Laagdrempelige steun voor de moeders is van groot belang. Zelforganisaties en vrouwelijke Somalische sleutelfiguren zouden de vrouwen kunnen ondersteunen bij het realiseren van activiteiten die voor hen van belang zijn. De moeders zouden gestimuleerd moeten worden om gebruik te maken van de mogelijkheden van de kinderopvang. De drempel is vaak hoog, maar in het belang van de ontwikkeling van het kind is dit van groot belang. Bovendien geeft het moeder enige ruimte als haar kinderen naar deze voorzieningen gaan. Spel aan Huis-projecten zijn een uitstekend instrument, ook voor de toeleiding naar de kinderopvang.
5.3.3
Ouderen De ouderen die traditioneel een belangrijke rol vervullen in de gemeenschap vinden maar moeilijk hun weg in Nederland. Het statusverlies dat zij ervaren doordat zij geen werk meer hebben is groot. Aandacht voor het herstel van hun positie is noodzakelijk. Dit kan door in samenwerking met zelforganisaties en Somalische sleutelfiguren projecten op te zetten die zich richten op de activering en bemiddeling naar
76
(vrijwilligers-) werk. Een eerste stap is wellicht hen te motiveren tot activiteiten in de gemeenschap. Een andere mogelijkheid is om speciale projecten voor arbeidsbemiddeling op te zetten. Het eerder genoemde uitzicht op een baan moet duidelijk aanwezig zijn. Onder de ouderen zijn mensen met een redelijk goede opleiding en jarenlange werkervaring. Leeftijd zou geen drempel mogen zijn bij het stimuleren tot activiteiten. Het draagt bovendien bij aan het ombuigen van het toekomstperspectief richting Nederland. Somaliërs die al langer in Nederland zijn, zouden alsnog in de gelegenheid gesteld moeten worden om de Nederlandse taal te leren en ondersteuning moeten krijgen bij de inburgering. Middels speciale oudkomersprojecten zou de groep oudere Somaliërs alsnog aansluiting bij de Nederlandse samenleving kunnen vinden.
77
78
Literatuur Ali Ayaan Hirshi, Somalische gemeenschap Amersfoort, Utrecht: 1999 Besteman, Catherine and Cassanelli, Lee V., (eds), The Struggle for Land in Southern Somalia: The War Behind the War, Boulder: Westview Press, 1996 Bouwmeester, M., Dekovic, M., Groenendaal, H., Opvoeding in Somalische vluchtelingengezinnen in Nederland, Assen: Van Gorcum, 1998 Braam, R., Dupont, H., Verbraeck, H., Asielzoekers en middelengebruik, Utrecht: Centrum voor Verslavingsonderzoek, 1999 Bradbury, M., Somaliland Country Report, London: CIIR, 1997 Brink, M., Pasariboe, M., Hollands, M., Integratie van vluchtelingen op de arbeidsmarkt; resultaten van een vervolgonderzoek onder statushouders afkomstig uit Iran, Somalië en voormalig Joegoslavië, Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, 1996 Cassanelli, Lee V., The Shaping of Somali Society: Reconstruction of the History of a Pastoral People, 1600-1900, Philadelphia: University of Pennsylvania Press, 1982 Daahir, J., Canshur, M., Cabdi, M., Mijn vlucht, Den Haag: HOF, 1998 Damooei, Jamshid, Analyzing Somalia’s Past and Present Economic Constraints and Opportunities for Creating Conducive Economic Environment, Mending Rips in the Sky: Options for Somali Communities in the 21st Century (eds.) Hussein Adam and Richard Ford, Asmar: The Red Sea Press, 1997 Erikson, E., Insight and responsibility, New York: Norton, 1962 Federatie van Somalische Associaties in Nederland (FSAN), Mutant, Opvoeding en onderwijs in Nederland, Informatie voor Somalische ouders in het Somalisch en het Nederlands, Utrecht: 1999 FSAN, Bespaar uw dochter de pijn van besnijdenis, Amsterdam: 1997 Garab Galid, Ondersteuningsproject Somalische Arnhemmers, Evaluatieverslag, Arnhem: 1999
79
"Goed gedaan jongens!", Verslag van de UAF-Studie- en Ontmoetingsdag voor Somalische studenten, Utrecht: UAF, 1997 Hofstede, G., Allemaal andersdenkenden, Omgaan met cultuurverschillen (vijfde druk). Amsterdam: Contact. Vertaling (1991) van: Cultures and Organizations, Software of the Mind. London: McGraw-Hill, 1995 Hulshof, M., Ridder, L. de, Krooneman, P., Asielzoekers in Nederland, Amsterdam: Universiteit van Amsterdam, 1992 Jong, Joop T.V.M., de, Handleiding bij psychotrauma, Amsterdam: Koninklijk Institutt voor de Tropen, 193 Jong, Joop de , Berg, Margo van den (Red.), Transculturele psychiatrie & psychotherapie, handboek voor hulpverlening en beleid (eerste druk). Lisse: Swets & Zeitlinger, 1996 Jong, Janny de, Janssen, Joep, Omgaan met vluchtelingenkinderen en hun ouders, (cursussen voor werkers in het basisonderwijs, de ouder- en kindzorg en de kinderopvang), Gouda: Stichting Spel- en Opvoedingsvoorlichting Zuid-Holland in samenwerking met Stichting Vluchtelingenwerk Delft, 1997 Kattestaart, Paul, "Probleem Somaliërs te groot voor hulpverlening", Alphen a.d. Rijn: Binnenlands Bestuur, 31/1/1997: 27 Kessel, I. van., Tellegen, N. (Red.), Afrikanen in Nederland, Amsterdam: Koninklijk Instituut voor de Tropen, 2000 Keulen, A., van, "Salonbijeenkomst verrassend", Utrecht: Mutant Nieuwsbrief, april 1999:1 Keulen, A., van, Handleiding voor Spel aan Huis voor vluchtelingengezinnen, Amsterdam: Averroès stichting, Stichting Vluchtelingenwerk Delft en Stichting Spel- en Opvoedingsvoorlichting, 1997 Kolk, R., Bronsveld, C., Somalische jongeren in Rotterdam, Rotterdam: Gemeente Rotterdam, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, november 1999 Kusow, A., Migration and Identity Processes Among Somali Immigrants in Canada, Detroit, Michigan: Wayne State University, 1998
80
Laitin, David, Samatar, Said, Somalia: Nation in Search of a State, Boulder: Westview Press, 1987 Lewis, A, Pastoral Democracy: A Study of Pastoralism and Politics Among the Northern Somali of the Horn of Africa, Oxford: Oxford University Press, 1991 Lewis, I.M., A Modern History of Somalia: Nation and State in the Horn of Africa (Revised, Updated, and Expanded Edition), Boulder, Colorado: Westview Press, 1995 (1988) Lewis, I.M., Understanding Somalia: Guide to Culture, History and Social Institutions, London: Haans Associates, 1994 Lewis, I.M., Blood and Bone: The Call of Kinship in Somali Society, Lawrenceville, NJ: The Red Sea Press, 1994 Lewis, I.M., A study of decentralised political structures for Somalia, a menu of options, London: The London School of Economics and Political Science, 1995 Mubarak, Jamil, From Bad Policy to Chaos in Somalia: How an Economy Fell Apart, Westport: Praeger, 1996 Oberg, K., "Culture shock: adjustment to new cultural environments", Practical Anthropology, 7:177-82. Postma, I., "Eenheid Somaliërs begint in Delft", De Gelderlander, 14/11/1997 Pree, P. de, Over de kloof....; een kwalitatief onderzoek naar de ervaringen van vluchtelingen met de Nederlandse gezondheidszorg, Amsterdam: VluchtelingenWerk Nederland, 1999 Qatgebruik in sociale context van Somalische jongeren in Rotterdam, verslag van een werkconferentie, Rotterdam, november 1999 Qat kauwen: een zegen of een plaag?, Den Haag: Soneca, 1997 Ricciuti, E.R., Somalia, a crisis of famine and war, London: Evans Brothers Ltd., 1995 Sahnoun, Mohammed, Somalia: The Missed Opportunities, Washington: United States Institue of Peace Press, 1994
81
Samatar, Abdi I., The State and Rural Transformation in Northern Somalia, 1886-1986, Madison, Wisconsin: The University of Wisconsin Press, 1989 Samatar, Abdi I., "Destruction of State and Society in Somalia: Beyond the Tribal Convention" in The Journal of Modern African Studies, Volume 30, Number 4, 1992a:625641 Samatar, Abdi I., "Dictators and Warlords are a Modern Invention", in Africa News, December 21, 1992 - January 3, 1993:1 Samatar, Ahmed I., The Somali Challenge: From Catastrophe to Renewal?, Boulder, Colorado and London: Lynne Rienner Publisher Inc., 1988 (1994) Samatar, Ahmed I., Somalia: State Collapse, Multilateral Intervention, and Strategies for Political Reconstruction, Washington, D. C: The Brookings Institution, 1995 Samatar, Ahmed I., The Death of a State, and Other Reflections, a paper delivered at the University of Otago in Dunedin, New Zealand, 1996 Samatar, Ahmed I., The Somali Catastrophe: Explanations and Implications, a paper presented at the International Congress of Somali Studies in Turku, Finland, 1998 Samatar, Said S., Somalia: A Nation in Turmoil, London: Minority Rights Group, 1991 Spectra, G., Surviving culture shock: helping immigrant parents to cope with the challenge of adaptation to the new country, Jerusalem: Hebrew University, 1996 Tabibian, N., Maatschappelijke zelfstandigheid van Somalische vluchtelingenvrouwen, Tilburg: PON, 1999 "Voorlichtingsproject Somalische vrouwen", Amsterdam: VluchtelingenWerk Nederland Contouren nr.1, 2000: 1 Wit, W. de, "Somalische vluchtelingen in het onderwijs", Profiel, nr. 5, mei 1998 Wit, W. de, Vluchtelingen in het Nederlandse onderwijs: Somaliërs in Nijmegen, Nijmegen: Katholieke Universiteit Nijmegen, ITS, 1994.
82
Eindnoten 1
Veel Somaliërs verklaren de naam Samaale met de Somalische woorden "soo" en "maal" die letterlijk "gaan
melken" betekenen. De naam Samaale verwijst naar het dagelijkse karwei van het melken dat voor nomadische veehouders het belangrijkste middel van bestaan oplevert. Volgens een andere verklaring is de naam Samaale afgeleid van het Arabische woord "zumal" dat "rijkdom" betekent en verwijst naar het overvloedige Somalische vee. Beide verklaringen drukken de lange verbondenheid uit van de Somaliërs met het nomadische veehoudersbestaan.
2
Somaliërs krijgen ook veel nakomelingen om er zeker van te zijn dat een deel van hun nageslacht de barre
omstandigheden zal overleven. De kindersterfte is erg hoog. Een andere reden is ook dat de omvang van de clan optimaal blijft. Militaire kracht en politieke kracht is een zaak van de macht van het aantal. Een derde reden is dat Somaliërs gelovig zijn en ook vaak uiten dat Allah de kinderen zal voeden. Met deze houding en kijk op de wereld is geboortebeperking niet aan de orde. Hierin ligt ook de verklaring voor de kinderrijkheid van de Somalische families die in Nederland wonen.
3
De clan is in de context van Somalië het hoogste niveau van politieke structuur. Een clan omvat een groot
aantal groepen die in een groot gebied wonen. Politieke samenwerking van verwante groepen vindt maximaal op het niveau van de clan plaats.Een clan verschilt van een stam in het ontbreken van een stabiel politiek systeem en het rondtrekken van de leden.
4
De schoonmaker wordt hier aangehaald als symbool voor iemand zonder macht.
5
"Heer" is een woord van Somalische nomaden en staat voor het gewoonterecht van het sociaal contract. Het
doel van het sociaal contract is om veiligheid en sociale rechtvaardigheid van de hele gemeenschap te bewaren.
6
Een wijze man in Somalië is iemand die grote wijsheid en geleerdheid belichaamt in traditionele conflict-
bemiddeling. Zijn advies in heercontracten is zwaarwegend.
7
"Shir" is het Somalische woord voor vergadering. De shir is een forum waar alle mannen van de gemeenschap
bijeen komen in de schaduw van een grote boom. Zij praten over de brandende kwestie en werken via consensus aan een voor alle partijen acceptabele oplossing.
8
Zie verder over dit conflict, Africa Watch, Somalia: A Government at War with its own People (1990).
9
Dit is het aantal allochtonen van Somalische afkomst. Een allochtoon is volgens deze definitie een persoon die
zelf in Somalië is geboren, of waarvan tenminste één van de ouders in Somalië geboren is. De cijfers zijn gebaseerd op de gegevens van de GBA.
83
10 Een Somaliër die geïnterviewd werd zei: "Het is heel moeilijk om je aan te passen aan een samenleving die zowel individueel als collectief zo georganiseerd is. Iedere persoon heeft verschillende agenda’s, er hangt er zelfs één in de wc." (Mohamoud, in Afrikanen in Nederland, 2000)
11 De Somalische gemeenschap in Canada is er in tien jaar niet in geslaagd dit te veranderen. Zij zien zichzelf niet als Somaliër of Afrikaan, maar alleen als clan-families, clans en sub-clans (Kusow, 1998)
12 Qat is een struik die groeit in Ethiopië en Kenya, Jemen en sinds kort ook in Somalië. De Latijnse naam voor qat is Catha edulis Forsk.
84
85
Colofon Uitgave Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Directie Coördinatie Integratiebeleid Minderheden Tekst Samora advies Produktiebegeleiding Directie Voorlichting en Communicatie Ontwerp omslag Maarten Balyon, grafische vormgeving bv, Zoeterwoude Lay out en druk Directie Informatievoorziening
juni 2000
Meerdere exemplaren kunt u opvragen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Afdeling servicevoorlichting Postbus 20011, 2500 EA Den Haag Telefoon 070 426 6038
86