Peuter/kleuterbeleidsplan LanguageOne
In samenwerking met stichting
Peuter/kleuterbeleidsplan LanguageOne Inleiding
3
Visie en doelstellingen
3
Leerkracht/kind ratio
4
Aannamebeleid
4
Duur per week en dagschema
4
Opleiding en competenties leerkracht en assistent
4
Gericht ouderbeleid
5
Methode/invulling programma
6
Translanguaging bij peuters en kleuters
7
Beginnende geletterdheid Volgen en registreren van de ontwikkeling
7
Afspraken met groep 1/2 over de doorgaande lijn
7
Overgang naar groep 3
7
Lokaal en Buitenspeelruimte
7
Verzekering/aansprakelijkheid
8
Bijlage 1a: Bijlage 1b: Bijlage2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5a: Bijlage 5b: Bijlage 6:
12 14 16 19 19 21 21 22
Taalontwikkelingsdoelen einde peuterperiode Taalontwikkelingsdoelen eind kleuterperiode Voorbeeld materialenlijst voor inrichting peuter/kleutergroep Prioriteiten NTC binnen SLO Taaldoelen Jonge Kind Format themavoorbereiding Voorbeeld doelenregistratie peuters Voorbeeld doelenregistratie groep 1 / 2 Voorbeeld peuter/kleuterrapport
2
Inleiding NTC voor peuters en kleuters (2 ½ – 6 jarigen): kansen vroeg grijpen Kinderen die opgroeien in een meertalige omgeving krijgen als vanzelfsprekend een rugzakje taalvaardigheid mee. Wanneer ze vanaf jongs af aan twee of meer talen om zich heen horen, gaan kinderen deze talen vanzelf herkennen, begrijpen, ontwikkelen en, als het taalaanbod in de verschillende talen voldoende aanwezig is, ook spreken. Voor Nederlandssprekende ouders met jonge kinderen in het buitenland en voor NTC scholen liggen een aantal kansen voor het grijpen: •
Op een NTC peuter of kleutergroep wordt kinderen in een vroeg stadium een extra impuls van Nederlands taalaanbod geboden;
•
Hoe jonger kinderen worden gestimuleerd in het begrijpen en spreken van Nederlands in een meertalige omgeving, hoe beter. Tot het vierde levensjaar is het brein het meest gevoelig voor het leren van taal;
•
Jonge kinderen leren taal ook juist van leeftijdsgenootjes (Waterham, de Haan, Leseman, 2010). Daardoor worden in een peutergroep kinderen op een andere manier gemotiveerd dan in de thuissituatie om Nederlands te begrijpen en te spreken;
•
Peuters wennen alvast aan de sfeer, omgeving en cultuur van de Nederlandse school;
•
De NTC school en ouders worden al in een vroeg stadium partners in (meer)talig opvoeden, waarbij ouders ideeën krijgen voor het stimuleren van de Nederlandse taalontwikkeling thuis en waarbij de school al in een vroeg stadium zicht krijgt op de Nederlandse taalontwikkeling van de leerling.
•
Kleuters ontdekken verschillen en overeenkomsten tussen woorden klanken en letters in de schooltaal (Engels) en het Nederlands.
Dit plan is tot stand gekomen in samenwerking met Angelique Hoogstrate, onderwijsadviseur bij Stichting NOB.
Visie en doelstellingen LanguageOne stimuleert doelgericht de moedertaalontwikkeling van jonge kinderen door samen spelen, ervaren en beleven. Plezier in taal(activiteiten) staat centraal, waarbij kinderen kennismaken met routines rondom mondelinge taal en geletterdheid, die worden uitgebouwd in groep 1 /2 en verder. De vaardigheid die kinderen al hebben opgebouwd in andere talen (meestal Engels) wordt strategisch ingezet ter ondersteuning van het Nederlands taalleren. Daartoe worden waar mogelijk verbinding gelegd met het lesprogramma van de dagschool. De school verzorgt tussen de anderhalf en drie uur per week activiteiten die passen bij onderstaande doelstellingen: •
Aansluiting op het onderwijsprogramma van de Nederlandse basisschool. Zie http://www.slo.nl/jongekind/doelen en als uitwerking daarvan bv. de CED-ontwikkellijn taal van Peuterstappen: Ontwikkellijn taal Peuterstappen (zie ook bijlage 1);
•
Ouders informeren over de taalontwikkeling van hun kind en ideeën en adviezen geven voor stimuleren van het Nederlands thuis; ouders informeren (op website, op ouderavond) over de
3
onderliggende taaldoelstellingen die spelenderwijs op school worden aangeboden •
Het creëren van een veilig, Nederlands pedagogisch klimaat, waarbij sociale interactie veel aandacht krijgt;
•
Het bevorderen van de communicatieve redzaamheid van kinderen (opdrachtjes begrijpen, hulp vragen, iets vertellen of beschrijven etc.);
•
Kinderen kennis laten maken met groepsactiviteiten rondom de Nederlandse cultuur.
Leerkracht/kind ratio Peuters: Er zijn maximaal 12 peuters per groep of per groep peuters/kleuters. De bezetting daarbij is minimaal één bevoegd leerkracht met een onderwijsassistent. Deze bezetting geldt in principe ongeacht de grootte van de groep, maar moet situationeel per locatie worden afgewogen. Dit heeft te maken met de verzorgende taken met betrekking tot peuters, waardoor altijd “extra handen” op de groep aanwezig moeten zijn. Kleuters: Wanneer er alleen kleuters in de groep zitten is 15 leerlingen het maximum. Wanneer er overwegend al Nederlands begrijpende leerlingen in de groep zitten is een onderwijsassistent niet noodzakelijk. Wanneer er een aantal niet of nauwelijks Nederlands begrijpende leerlingen in de groep zitten is een onderwijsassistent voor taalondersteuning zeer gewenst. De leerkrachten van de peuter/kleutergroepen worden aangestuurd door een onderbouw-coördinator of de schoolleider, afhankelijk van de situatie.
Aannamebeleid De toelatingsleeftijd is minimaal twee en half jaar en “uit de luiers”. Als de lokale situatie aanleiding geeft (een peuter-kleutercombinatieklas, tijdstip les, beperkingen lokaal etc.) kan drie jaar de minimum leeftijd zijn. Minimaal een van de ouders is Nederlandssprekend en is in de gelegenheid om thuis Nederlands te spreken met het kind/de kinderen. Dit wordt bij de intake gevraagd en afgesproken met de ouders. Bij binnenkomst wordt, wanneer een kind niet rechtstreeks uit Nederland komt of er twijfel is rondom de taalontwikkeling in het Nederlands, het intakeformulier ingevuld waardoor de beginsituatie goed wordt vastgelegd. Het is daarbij belangrijk de verwachtingen en rol van de ouders t.a.v. de Nederlandse taalontwikkeling van hun kind te bespreken. Daarna kan de taalontwikkeling en sociaal emotionele ontwikkeling worden gevolgd door de leerkracht en wordt jaarlijks, bij stagnatie, met de ouders besproken of voortzetting van NTC onderwijs zinvol is. Er is een proefperiode van drie maanden. Mocht na deze periode blijken dat het kind zich onveilig voelt of door zijn/haar gedrag onveiligheid veroorzaakt wordt voor andere kinderen in de groep, kan worden besloten de plaatsing te beëindigen.
4
Duur per week en dagschema Om de doelstellingen te kunnen bereiken is 90 minuten per week/60 uur per jaar de ondergrens voor een peutergroep in het NTC. Er is een sterke voorkeur om de lessen in de ochtenden in te plannen. Mocht toch worden gekozen voor de namiddag, dan heeft dit beperkende consequenties voor de duur van de les. De tijdsduur voor groep met alleen leerlingen in de kleuterleeftijd ligt tussen de 2 uur per week /80 uur per jaar en 3 uur per week/120 uur per jaar. De peuter/kleuterleerkracht hanteert een vast dagschema, dat wordt bewaard in de groepsmap. Daarin wordt een vaste gang van zaken beschreven (binnenkomst/spelinloop/kring/vrij spelen/tussendoortje etc.) inclusief de geschatte duur van de verschillende onderdelen.
Opleiding en competenties leerkracht en onderwijsassistent Een leerkracht op een peuter of kleutergroep heeft een opleiding als peuterleidster op MBO 4 niveau, een Nederlands Pabo diploma of een Vlaams diploma leerkracht kleuteronderwijs/lager onderwijs. De onderwijsassistent wordt ingezet voor extra taalstimulering van de kinderen. Daarom is een goede Nederlandse taalvaardigheid, zowel mondeling als schriftelijk voor zowel leerkracht als assistent essentieel: streven naar 4F niveau, minimaal 3F/B2 niveau. Verder zijn de volgende competenties van toepassing op zowel leerkracht als onderwijsassistent: •
Activiteiten kunnen koppelen aan taaldoelen;
•
Eigen taalaanbod kunnen afstemmen op begripsniveau en interesse van kinderen;
•
Differentiëren naar taalniveau;
•
Kennis van de taalontwikkeling van het jonge kind en hoe deze te stimuleren en te volgen;
•
Kunnen inspelen op de leef- en belevingswereld van jonge kinderen;
•
Structuur kunnen bieden en consequent gedragsgrenzen kunnen hanteren, rekening houdend met het ontwikkelingsniveau van het kind;
•
Pedagogische tact: positieve ondersteuning kunnen bieden, kinderen benaderen vanuit hun sterke kanten;
•
Affiniteit met verzorging van jonge kinderen (met name voor peuters);
•
Aandacht hebben voor het scheppen van een veilige speel en leeromgeving;
•
Flexibiliteit.
Er is een duidelijke taakomschrijving voor de leerkracht en de onderwijsassistent en het educatief handelen van leerkracht en assistent is goed op elkaar afgestemd.
5
Gericht ouderbeleid Ouders worden vooraf geïnformeerd over de doelstellingen en gang van zaken op de peuter/kleutergroep (op de website, door een paragraaf in de schoolgids en het schoolplan). Trefwoorden hierbij zijn: Veiligheid, gezondheid, wat te doen bij ziekte kind, aannamebeleid, leerlingvolgsysteem, informatiemomenten voor ouders, pedagogische en didactische aanpak, rol van ouders bij de gang van zaken in peuter/kleutergroep. Er is een aanpak geformuleerd rondom ouderbetrokkenheid, zodat ouders weten wat er aangeboden wordt op de peuter/kleutergroep, hoe hun kind zich ontwikkelt en wat er van ouders verwacht wordt. Ouders leren het belang van opbouwen van routine, ook in stimuleren van de Nederlandse taal thuis. Hieronder een aantal voorbeelden waaruit per locatie of Language One breed een keuze kan worden gemaakt: •
Een informatieboekje/webpagina voor ouders over de gang van zaken op de peuter/kleutergroep;
•
Een digitale weekbrief of Prezi met activiteiten per week;
•
Een rondzendmail met thema’s en activiteiten + doelen van de peuter/kleutergroep;
•
Inloopmomenten waarbij ouders en kind samen spelen;
•
Een maandelijkse gezamenlijke themastart of thema-afsluiting;
•
Een aantal koffiemiddagen met informatie over educatieve onderwerpen als voorlezen, woordenschatontwikkeling en meertalig opvoeden.
Er wordt actief gecheckt of alle ouders de informatie hebben begrepen.
Methode/invulling programma In alle activiteiten die worden aangeboden in de NTC peuter/kleutergroep staan plezier, spel en beleven centraal. Op die manier ontstaat voor jonge kinderen ruimte om hun taal te ontwikkelen: door uit te proberen en te experimenteren en daar weer feedback op te krijgen. Daarnaast zijn er met name voor kleuters in voorbereiding op groep 3 ook opdrachtgerichte, gestuurde activiteiten. Het lesprogramma wordt met dit uitgangspunt ingevuld tijdens: • • •
Terugkerende rituelen en routines, bijvoorbeeld: de welkomstkring, tussendoortje eten, opruimen, afsluiting; Voor peuters een spelinloop (zo mogelijk starten met ouders, die op gegeven moment vertrekken); Doelgerichte activiteiten, die passen binnen de doelstellingen (zie ook bijlage 2). Hierbij wordt in peutergroepen de methode Puk & Ko (uitgeverij Zwijsen) gebruikt en bij kleuters de methode Ik & Ko of Schatkist (editie 3) Onder deze doelgerichte activiteiten vallen liedjes, klankspelletjes, bewegingsactiviteiten, knutselactiviteiten, spel met materialen, voorlezen, drama enzovoort. Vaak zijn deze
6
activiteiten thematisch gekozen en uitgewerkt. Een peuter of kleutermethode biedt een aanbod waarbij alle taalontwikkelingsdoelen voor het jonge kind zijn uitgewerkt, daarbinnen wordt ook gedifferentieerd naar eenvoudiger en uitdagender taalniveau. De leerkracht bepaalt welke thema’s en activiteiten uit de methode passen bij de belevingswereld en leerbehoeften van de kinderen. Aan het begin van het schooljaar wordt een themajaarplanning vastgelegd waarin thema’s alvast worden ingeroosterd. Daarbij wordt geanticipeerd op bijzondere evenementen en feesten gedurende het schooljaar. Ook wordt gekeken waar thema’s kunnen worden afgestemd met de onderbouw van de internationale school. Voorafgaand aan een nieuw thema vult de leerkracht het format themavoorbereiding in (bijlage 4). Daarin worden de activiteiten in het thema beschreven, zodat vastligt welke activiteiten worden aangeboden. Dit kunnen activiteiten uit de peuter of kleutermethode zijn en/of zelf verzamelde les ideeën. Daarnaast houdt de leerkracht bij aan welke doelen expliciete aandacht is besteed. Wanneer een peuter/kleutermethode volledig wordt ingezet is dat niet nodig; de methode waarborgt dit in zichzelf. Wanneer hoofdzakelijk met eigen ontwikkelde thema’s wordt gewerkt of wanneer de methode slechts als bronnenboek wordt gebruikt, is deze doelenregistratie per thema noodzakelijk. Op deze manier is voor iedereen (leerkracht, directie en onderwijsinspectie) op welke wijze er doelgericht wordt gewerkt aan de SLO taaldoelen voor jonge kinderen. Dit kan met behulp van de doelenregistratie lijst (bijlage 5a en b). Voor combinatiegroep peuters/kleuters geldt: Afhankelijk van het niveau en de samenstelling van de groep wordt gekozen voor de peutermethode Puk & Ko of de kleutermethode. Vervolgens worden activiteiten gedifferentieerd aangeboden: wanneer de peutermethode wordt gebruikt, worden activiteiten uitdagender gemaakt voor de kleuters, afhankelijk van het taalniveau van de kinderen in de groep. Bij het maken van deze aanpassingen kan dit document ondersteuning bieden: http://www.slo.nl/downloads/documenten/JK-taal-doelen-uitwerking-vroegschool.pdf/. Als met de kleutermethode wordt gewerkt worden activiteiten aangepast naar een eenvoudiger niveau voor de peuters. Bij het maken van deze aanpassingen kan dit document van SLO ondersteuning geven: http://www.slo.nl/downloads/documenten/JK-taal-doelen-uitwerkingvoorschool.pdf/
Translanguaging bij peuters en kleuters
Jonge meertalige kinderen gebruiken op een natuurlijke manier hun kennis van meerdere talen om deze verder te ontwikkelen. Code-switching en op eigen wijze ‘vertalen’ van uitdrukkingen en woorden in bv. het Engels en vice versa horen daarbij. Bij translanguaging zet de leerkracht talen bewust, didactisch in om de ontwikkeling van de andere taal te versterken. Tijdens de lessen voor peuters en kleuters wordt translanguaging gericht ingezet bij: • uitdrukkingen en zegswijzen: in verschillende talen je voorstellen, afscheid nemen, de telefoon opnemen, ja/nee zeggen, bedanken. Welke woorden lijken op elkaar in de verschillende talen en welke woorden zijn helemaal anders?. In SLO taaldoelen Jonge Kind valt dit type activiteiten onder het domein metalinguïstisch taalbewustzijn; • woordenschat activiteiten tijdens gezamenlijke themaweken met de internationale school: de leerkracht weet wat de themawoorden op de internationale school zijn en labelt ze samen met de kinderen om naar Nederlands; • prentenboeken die in de klas worden gebruikt op de internationale school ‘vertalen’ naar het Nederlands; zelf een Nederlands prentenboek ervan maken, met tekeningen en tekst erbij;
7
• •
geletterdheid: welke klanken/letters kennen de kinderen al van de internationale school en zijn hetzelfde als in het Nederlands? Welke klanken (met name klinkers, maar ook g/sch/w) klinken anders of hebben andere klank-tekenkoppeling? hardop benoemen van het switchen tussen Engels en Nederlands: ’We gaan in het Engels allemaal woorden rond het thema verzinnen en daarna gaan we de Nederlands erbij zoeken’. ‘Je mag in het Engels een verhaaltje bedenken daar een tekening van maken. Daarna gaan we het in het Nederlands vertellen’.
Translanguaging bij leerlingen die nog niet of nauwelijks Nederlands sprekend in de klas komen heeft bijzondere aandacht nodig. Kinderen voelen zich veilig wanneer er vertaalt wordt van Nederlands naar hun dominante taal. Ze zullen echter de Nederlandse woordenstroom alleen gaan begrijpen als er voldoende aandacht wordt besteed aan didactiek voor Nederlands als vreemde taal. De leerkracht spreekt duidelijk, langzaam en biedt woorden en standaardzinnen geïsoleerd aan, bijvoorbeeld met behulp van TPR (Total Physical Response). TPR geeft gericht, opgebouwde instructie in Nederlandse basiswoordenschat basis-zinsbouw. De leerkracht zal vaste momenten alleen met R3 leerlingen moeten inplannen. Tijdens deze momenten wordt zo min mogelijk Engels gesproken om kinderen te richten op het Nederlands. Ook herhaald voorlezen van eenvoudige prentenboeken en zingen van korte steeds terugkerende versjes en liedjes is belangrijk, naast het contact in de groep met andere Nederlands sprekende leeftijdsgenootjes. Er is veel visuele ondersteuning met plaatjes, voorwerpen, gebaren en expressie nodig. Daarnaast spreekt voor zich dat de ouders thuis actief betrokken moeten zijn om het Nederlands te stimuleren en ondersteunen. In peuter/kleutergroepen waar bij het merendeel van de leerlingen niet of nauwelijks Nederlands sprekend is en Engels of een andere taal een gemeenschappelijke dominante taal is, is het gevaar van translanguaging dat er nauwelijks meer Nederlands gesproken wordt. De kinderen zijn gewend aan leerkrachten die instructies vertalen naar de eerste taal en kinderen worden daarmee ook niet gestimuleerd om Nederlands te begrijpen, laat staan spreken. Een duidelijk beleid daarop; met afspraken wanneer er wel en wanneer er niet wordt vertaald naar de dominante taal, is belangrijk. Onderzoek wijst uit dat kinderen meer dan 30% van het totale taalaanbod gedurende de week in het Nederlands moeten krijgen om taal goed te verwerven (dat is ± 27 uur per week) (Genesee) Bij minder dan 20% taalaanbod in het Nederlands gebruiken kinderen de taal niet spontaan (Pearson, 1997). Dit toont ook weer aan hoe belangrijk het gebruik van Nederlands thuis is en hoe stimulerend het effect is als ook in de lessen op de internationale school Nederlands wordt ingezet als middel om de schooltaal en het Nederlands elkaar te laten versterken (translanguaging).
Beginnende geletterdheid Vooral klankspelletjes met de klanken die niet voorkomen in het Engels maar wel in het Nederlands worden van jongst af aangeboden. /aa/, /uu/, /u/, /ij/, /eu/, /ui/, /g/, /w/, /r/, /sch/. Ondersteunende klankgebaren nemen jonge kinderen daarbij gemakkelijk over van de leerkracht. Daarnaast worden (in mindere mate) ook andere Nederlandse klanken die wel voorkomen in het gesproken Engels aangeboden. Bijvoorbeeld bij peuters en groep 1: • (dieren)geluiden • Woorden waar opvallende klanken verlengt kunnen worden en zo samen worden uitgesproken: Tuuuuut! Baaah! Oei! Een Ui • In rijmpjes en verhaaltjes (bv in Prentenboek ‘de mol die op zijn kop werd gepoept’ samen plok-plok-plok en andere geluiden uitspreken)
8
In het Engels leert men vanaf 5 jaar lezen met behulp van visueel herkennen van globaalwoorden, in het Nederlands onderwijssysteem gebruikt men meer auditieve herkenning van klanken in woorden (fonemisch bewustzijn). De auditieve oefeningen in het Nederlands in de kleuterperiode zijn dus belangrijk, omdat die in het Engels minder worden aangeboden en belangrijk zijn voor het aansluiten bij de aanvankelijk leesmethode in groep 3. Bijvoorbeeld:
• • •
Woorden in zinnen onderscheiden / Lettergrepen in woorden onderscheiden Begin en eindrijm auditieve synthese en analyse/klank-tekenkoppeling in klankzuivere woorden
Zie verder de doelenregistratielijst in bijlage 1 a/b onder ontluikende en beginnende geletterdheid. Bij het aanbieden van klank-tekenkoppeling is het belangrijk alvast de Nederlandse klank/tekenkoppeling aan te bieden die verwarring geven met Engels, b.v. als letter van de week of in een klankkast: /e/, /ee/, /o/, /oo/, /a/, /aa/, /u/, /uu/, /oe/. De volgende medeklinkers zijn bekend uit het Engels: /b/, /d/, /f/, /h/, /l/, /m/, /n/,/p/, /k/, /t/, /s/,
/v/, /z/.
Volgen en registreren van de ontwikkeling Twee keer per schooljaar wordt een peuter of kleuterobservatielijst afgenomen op gebied van spraaktaalontwikkeling en sociaal emotionele ontwikkeling; uit de peuter/kleutermethode of een andere lijst. De meeste methodes bevatten een observatie/registratiesysteem. De observatieformulieren kunnen worden aangepast zodat alleen de onderdelen die relevant zijn voor NTC (taal en sociaal-emotionele ontwikkeling) worden geregistreerd. Daarnaast wordt in groep 1 en 2 een keer per jaar de Cito Taal voor Kleuters toets afgenomen, bij de kinderen die een redelijke Nederlandse taalbeheersing hebben. Wanneer een kleuter niet of nauwelijks Nederlands spreekt wordt als alternatief de TAK passieve woordenschat toets afgenomen. De observaties worden twee keer per jaar met de ouders besproken, aan de hand van een rapport (zie voorbeeld bijlage 6). Een genormeerd observatiesysteem voor peuters/kleuters is kwalitatief het beste (KIJK!, OVM, Pravoo). Observatielijsten uit een methode zijn niet genormeerd en lastig locatie-overstijgend te vergelijken. LanguageOne kan op de middellange termijn overwegen voor alle scholen een collectief abonnement aan te schaffen op een digitaal kindvolgsysteem voor peuters en kleuters, waarbij alleen de ontwikkelingslijnen rondom taal en sociaal emotionele ontwikkeling worden ingevuld. Wanneer er zorg is over de (taal)ontwikkeling wordt deze met ouders gedeeld en wordt besproken en vastgelegd wat de extra aanpak op de NTC groep zal zijn en wat de ouders thuis oppakken. Na een afgesproken periode wordt deze aanpak met de ouders geëvalueerd. De observatiegegevens en aanvullende zorgafspraken worden geregistreerd in Parnassys.
Afspraken met groep 1/2 over de doorgaande lijn Voor een soepele doorstroom van de peuter naar de kleutergroep worden afspraken afgestemd en vastgelegd rondom: •
Aanpak van ouderbetrokkenheid;
•
Keuze van thema’s en onderdelen uit de peuter-en kleutertaalmethode;
9
•
Dagritmepakket en andere visuele ondersteuning van de leeromgeving;
•
Regels, rituelen, signaalliedjes rondom binnenkomen en weggaan, opruimen, eten en drinken etc.;
•
Vorm van overdracht van leerling gegevens.
Overgang naar groep 3 Wanneer er twijfels zijn over het niveau van het Nederlands wordt de TAK passieve woordenschat afgenomen. Wanneer er onvoldoende groei op de passieve woordenschat wordt geconstateerd wordt ouders geadviseerd te stoppen met NTC onderwijs. Verder worden leerlingen met een lage score op de TVK, maar met een positieve groei van de taalontwikkeling in de observatielijst in principe doorgelaten naar groep 3. Eind groep twee wordt een gerichte observatie gedaan rondom de vaardigheid van fonemisch bewustzijn (lettergrepen klappen, letters benoemen, letters herkennen, begin en eindrijm). Dat kan een observatielijst uit de kleutermethode zijn of een eigen lijst.
Lokaal en Buitenspeelruimte Het lokaal en de eventuele buitenspeelruimte moeten voldoen aan de lokale veiligheidseisen voor deze leeftijdsgroep. Er zijn drie aandachtspunten voor een geschikt lokaal voor jonge kinderen: -
De toiletruimte zich in de directe nabijheid van lokaal bevindt en is geschikt voor jonge kinderen;
-
Er is sprake van een rijke leeromgeving: spelmateriaal voor jonge kinderen is aanwezig en mag gebruikt worden;
-
Er is een speelzaal of buitenruimte toegankelijk voor bewegingsactiviteiten.
Wanneer er geen ruimte kan worden gevonden dat voldoet aan bovenstaande voorwaarden maakt de schoolleiding, eventueel samen met de leerkracht de afweging of het werkbaar en verantwoord is om voor het betreffende lokaal te kiezen.
Verzekering/aansprakelijkheid De peuter/kleutergroep valt voor kinderen vanaf 2,5 jaar onder de WA verzekering van NOB. Daarnaast moet per locatie worden onderzocht of aanvullende risico’s zijn afgedekt volgens de lokale wet en regelgeving.
Samenvatting van afspraken per locatie: •
Er is een dagschema (rooster), dat wordt vastgelegd in de groepsmap. Daarin wordt een vaste gang van zaken op de peuter-kleutergroep beschreven inclusief de geschatte duur van de verschillende onderdelen.
•
Er is een duidelijke taakomschrijving voor de leerkracht en de onderwijsassistent en het educatief handelen van leerkracht en assistent is goed op elkaar afgestemd.
10
•
Er is een aanpak geformuleerd rondom ouderbetrokkenheid, zodat ouders weten wat er aangeboden wordt op de peuter/kleutergroep, hoe hun kind zich ontwikkelt en wat er van ouders verwacht wordt.
•
Er is in iedere groepsmap van een peuter of kleutergroep een ingevulde themajaarplanning, een themavoorbereidingsformulier per thema en een doelenregistratieformulier aanwezig.
•
Er is een observatielijst rondom taalontwikkeling en sociaal emotionele ontwikkeling die twee keer per jaar wordt afgenomen, aangevuld met de Cito Taal voor kleuters half of eind groep 1 en half of eind groep 2. Eind groep twee wordt ten behoeve van de overdracht naar groep 3 een observatie gedaan rondom de vaardigheid van fonemisch bewustzijn (lettergrepen klappen, letters benoemen, letters herkennen, begin en eindrijm). Bij twijfel rondom overgang naar groep 3 wordt de TAK toets passieve woordenschat afgenomen.
Voorburg, juni 2015
11
Bijlage 1a: Taalontwikkelingsdoelen einde peuterperiode (Bronnen: Peuterstappen CED en SLO taaldoelen jonge kind)
Aan het einde van de peuterperiode bij LanguageOne Singapore hebben de kinderen de onderstaande doelen aangeboden gekregen. Voor doorstroom naar groep 1 verwachten we: • Van de R1 kinderen dat ze 80% of meer beheersen binnen de beide onderdelen mondelinge taalvaardigheid en ontluikende/beginnende geletterdheid. • Van de R2 kinderen dat ze 65% tot 80% beheersen binnen de beide onderdelen mondelinge taalvaardigheid en ontluikende beginnende geletterdheid. • Van de R3 kinderen dat ze 50% tot 65% beheersen binnen de beide onderdelen mondelinge taalvaardigheid en ontluikende/beginnende geletterdheid. Mondelinge taalvaardigheid Woordenschat en woordgebruik (Passieve woordenschat) ● Heeft een passieve woordenschat van gemiddeld 4000 woorden (bijvoorbeeld te meten met de TAK); ● Kent het verschil tussen ik, jij , hij/zij; ● Wijst verschillende voorwerpen en handelingen aan waar een klein verschil tussen zit (bekers met meer en minder vloeistof, hogere en lagere tafel). Woordenschat en woordgebruik (Actieve woordenschat) ● Gebruikt nieuwe geleerde woorden in zinnen; ● Gebruikt bijvoeglijke naamwoorden (kleine, rode); ● Vult zinnen met een functioneel aspect aan d.m.v. woorden, wijzen of gebaren (Pas op ik kom er aan. Ik druk op de … [toeter]); ● Gebruikt die en dat met een zelfstandig naamwoord (die jongen, dat meisje); ● Heeft een actieve woordenschat van gemiddeld 2000 woorden; ● Gebruikt onbepaalde voornaamwoorden (iedereen, alles); ● Gebruikt het woordje ‘er’ (bijv. ‘Er zit een poes in de tuin’). Uitspraak • Heeft 75% van de klinkers en medeklinkers van het Nederlands taalsysteem verworven; • Heeft nog moeite met clusters van medeklinkers (zegt bijv. ‘tap’ ipv. ‘trap’); • Laat laatste medeklinker soms nog weg (vooral ‘l’ en ‘r’, zegt bijv. ‘kame’ ipv. ‘kamer’); • Laat onbeklemtoonde lettergrepen niet langer weg (zegt bv niet langer ‘naan’ maar ‘banaan’). Luisteren ● Kan enkelvoudige instructie begrijpen en uitvoeren; ● Luistert naar een ander; ● Luistert naar een op de leeftijd afgestemd verhaal en ontwikkelt verhaalbegrip door het interactief voorlezen; ● Luistert naar een op de leeftijd afgestemd radiofragment/ televisiefragment/ gesproken tekst op internet. Vloeiend en verstaanbaar vertellen en gesprekjes voeren ● Maakt in een gesprek met een bekende volwassene wensen of gevoelens kenbaar; ● Vertelt wat hij die dag heeft gedaan (‘ik heeft buitenspeelt’ of ‘kijk eens wat ik heb gemaakt’;
12
● ● ●
Voert een gesprekje met een ander kind (‘heb jij ook een jas? Welke jas is dat? Is dat geel?’); Vertelt iets in de kring/ aan tafel als hij daartoe wordt uitgenodigd; Geeft antwoord op aanwijsvragen, luistervragen, voorspelvragen, keuzevragen en wie/wat/waar-vragen.
Vloeiend en verstaanbaar vertellen en gesprekjes voeren (Zinsbouw) ● Maakt vierwoord-zinnen; ● Maakt eenvoudige samengestelde zinnen (en.., dan.., toen.., en dan.., en toen..); ● Gebruikt het persoonlijke voornaamwoord ik en jij; ● Maakt zinnen met een vervoegd werkwoord (Peter heeft zuiger uit(ge)daan); ● Gebruikt verleden tijd, bijv. ‘We gingen wandelen’, nog moeite met onregelmatige werkwoorden (‘ik loopte’). Mening uiten en vragen stellen ● Stelt wie, wat, waar, waarom vragen om ergens meer over te weten te komen; ● Vraagt om herhaling wanneer iets niet wordt verstaan (wat? hè?), vraagt om hulp; ● Stelt een vraag aan een onbekende in een vertrouwde omgeving (wie ben jij?). Ontluikende- en beginnende geletterdheid Oriëntatie op boek en verhaal en leesplezier ● Beleeft zichtbaar plezier aan voorlezen, boeken en rijmpjes; ● Pakt met regelmaat een boek om zelf in te kijken of te lezen; ● Kiest aan de hand van het plaatje op de omslag zelf de boeken uit die hem aanspreken; ● Vertelt een verhaal na aan de hand van de plaatjes in een boek; ● Doet de leerkracht na als ze stukjes uit het boek uitbeeldt; ● Ontdekt de structuur in verhalen; ● Kan de inhoud van het boek al een beetje voorspellen op basis van de omslag (het plaatje). Klank bewustzijn en het alfabet (fonemisch bewustzijn en het alfabetisch principe) ● Weet dat letters de geschreven weergaven zijn van klanken (‘leest net alsof”); ● Wordt zich bewust van klanken in woorden (dat bijv. eigen naam begint met een ‘k’); ● Doet mee met spelletjes rondom taal (bijv. het afmaken van het laatste woord in een liedje); ● Herkent symbolen, bijvoorbeeld de P van parkeren, de L van lesauto); ● Rijmt op een éénlettergrepig woord (bus – kus).
13
Bijlage 1b: Taalontwikkelingsdoelen einde kleuterperiode (Bronnen: Peuterstappen CED en SLO taaldoelen jonge kind)
Aan het einde van de kleuterperiode bij LanguageOne Singapore hebben de kinderen de onderstaande doelen aangeboden gekregen. Voor doorstroom naar groep 3 verwachten we: • Van de R1 kinderen dat ze 80% of meer beheersen binnen de beide onderdelen mondelinge taalvaardigheid en ontluikende/beginnende geletterdheid. • Van de R2 kinderen dat ze 65% tot 80% beheersen binnen de beide onderdelen mondelinge taalvaardigheid en ontluikende beginnende geletterdheid. • Van de R3 kinderen dat ze ….. Mondelinge taalvaardigheid Woordenschat en woordgebruik (Passieve woordenschat) ● Heeft een passieve woordenschat van gemiddeld 7000 woorden (bijvoorbeeld te meten met de TAK); ● Wijst het juiste plaatje aan na een omschrijving van een woord; ● Begrijpt een ontkenning (ik wil niet dat jij dat doet; er zijn geen appels meer) Woordenschat en woordgebruik (Actieve woordenschat) ● Heeft een actieve woordenschat van gemiddeld 3500 woorden; ● Beschrijft de juiste betekenis van de aangeboden woorden; ● Gebruikt de aangeboden woorden in een andere situatie (met correct gebruik van de lidwoorden); • Gebruikt trappen van vergelijking op correcte manier (bv. groot, groter, grootst) Uitspraak • Heeft 100% van de klinkers en medeklinkers van het Nederlands taalsysteem verworven; • Beheerst alle medeklinkerclusters (zoals str, bl-) Luisteren • Kan meervoudige instructies begrijpen en uitvoeren; • Voorspelt globaal waarover een verhaal zal gaan en het vervolg na deel van het verhaal; • Onderscheidt m.b.v. picto’s hoofdcomponenten van een verhaal (wie, wat, waar); • Voert na luisteren naar een instructieve tekst de genoemde handeling uit; • Stelt vragen over een tekst om beter te begrijpen wat er bedoeld wordt (Is poes boos??) Vloeiend en verstaanbaar vertellen en gesprekjes voeren ● Geeft antwoord op aanwijsvragen, luistervragen, voorspelvragen, keuzevragen en wie/wat/waar-vragen ● Doet m.b.v. gerichte vragen verslag van gebeurtenissen buiten hier en nu; ● Vertelt spontaan of gevraagd over onderwerpen die hem bezighouden Vloeiend en verstaanbaar vertellen en gesprekjes voeren (Zinsbouw) ● Maakt 5 woordzinnen ● Gebruikt het bezittelijke voornaamwoord mijn en jouw; ● Maakt gebruik van constructies die volgorde aangeven (toen, daarna); ● Gebruikt de ontkenningen geen, niemand en niets; ● Maakt samengestelde zinnen(omdat, want, maar, of, die, dat, welke);
14
● ● ● ●
Maakt zinnen in de verleden tijd met ovt met regelmatige vormen (ik fietste); Gebruikt de derde persoon enkelvoud (hij/zij) in zinnen; Gebruikt nu, vanochtend, vanmiddag, vanavond met de juiste werkwoordstijd; Maakt zinnen met een voltooid deelwoord (ik heb gefietst)
Mening uiten en vragen stellen • Geeft zijn mening als hierom wordt gevraagd en licht deze mening toe • Verwoordt zijn mening door ‘ik vind’ zinnen te gebruiken • Gebruikt vraagzinnen met hoeveel, waarmee, welke, wanneer om ergens meer over te weten te komen • Roept op gepaste wijze hulp van anderen in (juf, wilt u me helpen?) Ontluikende- en beginnende geletterdheid Oriëntatie op boek en verhaal en leesplezier • Bekijkt uit zichzelf met regelmaat een (digitaal)(prenten) boek of tijdschrift; • Speelt een voorgelezen verhaal na m.b.v. aanwijzingen; • Vertelt een op de leeftijd afgestemd verhaal na (evt. m.b.v. illustraties); • Kent de begrippen: daarna, ervoor, letter, volgende, erachter, eerste, tweede, klank; • Gebruikt de begrippen: woord, zin, regel en bladzijde Oriëntatie op geschreven Nederlandse taal • Schrijft of kopieert enkele Nederlandse woorden, met juiste uitspraak en herkenning van de betekenis van het woord; • Kan van enkele typisch Nederlandse klanken de juiste klank-tekenkoppeling benoemen: bv OO, AA, UU Klank bewustzijn en het alfabet (fonemisch bewustzijn en het alfabetisch principe) Eind groep 1 niveau: • Deelt een zin op in woorden; • Deelt samengestelde woorden op in afzonderlijke componenten; • Deelt woorden op in klankgroepen; • Verbindt klankgroepen tot woorden; • Herkent en past eindrijm toe; • Herkent een trefwoord in een reeks of verhaal; • Geeft aan of twee woorden hetzelfde of verschillend zijn; • Herkent afzonderlijke woorden in een zin (legt een blokje voor ieder woord); • Herkent een klank in reeks losse klanken; • Herkent dezelfde klank in twee woorden Eind groep 2 niveau: • Herkent beginrijm in langgerekte woorden; • Herkent beginrijm in gewoon uitgesproken woorden; • Past beginrijm toe; • Maakt de beginklank van een woord los van de rest van het woord; • Synthetiseert Drieklankwoorden (mkm) auditief; • Onderscheidt verschillende klanken(fonemen) binnen een woord
15
Bijlage 2: Voorbeeld materialenlijst voor inrichting NTC peuter/kleutergroep In het NTC onderwijs mis je als peuter / kleuterleerkracht meestal de vanzelfsprekende beschikbaarheid van een eigen lokaal. Dit heeft een aantal consequenties: - Zelfstandig spelen en/of werken in hoeken met materialen (bouwhoek / huishoek / aan tafel met ontwikkelingsmateriaal / watertafel etc.) is niet vanzelfsprekend mogelijk. - Peuters en kleuters in een dagschool zijn, als ze meerdere malen per week in een lokaal komen, sneller gewend aan opruimroutines, gang van zaken rondom toiletgang, zelf spullen pakken, oriëntatie in het gebouw, enzovoort. Binnen NTC komen kinderen vaak maar een keer per week. Daarom hebben zelfredzaamheid en veiligheid extra aandacht en begeleiding nodig. - Een leerkracht moet creatief zijn in het verzamelen, aanbieden en opbergen van materialen. Er zijn grofweg twee situaties te onderscheiden: 1. De NTC school heeft voor de peuters en kleuters de beschikking over een eigen ruimte of is te gast in een peuter/kleuterlokaal waar gebruik gemaakt mag worden van (een deel van) het materiaal. 2. De NTC school is te gast in een ruimte die niet ingericht is op jonge kinderen (schoollokaal voor oudere kinderen of andere ruimte) met weinig kastruimte en waar de leerkracht zelf materialen moet meenemen. In de bijlage tref je een lijst met suggesties voor de basisinrichting van een NTC peuter-kleutergroep en een aanvullende lijst voor als er meer opbergmogelijkheden zijn. Basis NTC materialenlijst Organisatie: Dagritmepakket eventueel in fotohouder of aan touw met knijpertjes Oprolposter of losse fotokaarten met namen van de kinderen en jezelf (bij grotere groep) Opvouwbare vorm van planbord bv in plastic insteekhoes met vakjes (kleuters) Mobieltje als wekker of zandloper om zelfstandige speeltijd af te bakenen (kleuters) Oprolkleedjes om ruimtes/hoeken af te bakenen; event. verkeerskleed of letterkleed Laptop of I pad voor muziek en event. digitale prentenboeken/filmpjes etc. Internet op locatie Magneettape en/of klittenband voor ophangen plaatmateriaal Tissues, babydoekjes, EHBO spullen Thema materiaal (Koffer of kist met) themahoek/themamateriaal Afbeeldingen (voor peuters liefst foto’s of anders goed herkenbare tekeningen) van doelwoorden Prentenboeken (zowel informatief als verhalend) rondom thema (Hand)pop die bv. in de thema’s voorkomt en/of mee te logeren gaat naar huis Materiaal beginnende geletterdheid bv.: lettermuur / klankkastje etc. Stempels (+kussen), verschillende soorten letters en afbeeldingen van NL Symbolen (bv HEMA)
16
Hoeken: Een hoek in een doos of koffer of krat: met materiaal voor een thema / bouwhoek / poppenhoek / leeshoek / letterhoek / constructiehoek / spelletjes: domino, memory, puzzels Luisterhoek (liedjes, luisterboeken en verhaaltjes) Knutselmateriaal (als het nodig is voor de activiteit): Papier, scharen, lijm, kwasten Wasco, potloden, stiften, krijt Klei, verf Eventueel: knutselschorten Aanvullende materialenlijst bij meer (berg) ruimte of een eigen ruimte: Vrij inzetbaar spelmateriaal Spelletjes als memory, domino etc, Constructiemateriaal: blokken, Kapla, Lego, Duplo, Wereldspelmateriaal: dieren, poppetjes, playmobiel, boompjes, auto’s Verkleedkleren Huishoekspulletjes: kookspullen, poppen, kleertjes, winkelspullen Speelleermateriaal gericht op taal: puzzels, logische reeksen, sorteeroefeningen, Mini Loco Snoezelhoek op wat afgeschermde plek met knuffels en zachte materialen (bijkomen, even rust bij verdriet of druk gedrag) Boekenhoek: Prentenboeken, Boeken zonder woorden, Boekjes met bijbehorende poppetjes Boeken van verschillende soorten materialen, Boeken met rijmpjes, Alfabetboeken, Zelfgemaakte boeken, Fotoalbums met foto’s van de kinderen en hun omgeving, Tijdschriften met plaatjes (bv reclamefolders van speelgoedwinkels); om uit te knippen Pop-Up boeken Kosteloos materiaal om mee te knutselen en spelen: Knopen, schelpen, steentjes, zaden, bladeren, veren, strootjes, eierdozen, ijsbakjes, wasknijpers, pijpenragers, lovertjes, Kartonnen dozen Wol, katoen, vilt en stroken stof van oude lappen Behangstalen Watjes Aluminiumfolie Krantenpapier en tijdschriften WC rolletjes en kartonnen dozen Oogjes Kurken Doppen en deksels Muziek: Instrumentjes Ipad/laptop met koptelefoon voor verhaaltjes, gedichten en liedjes
17
Liedjesmap (met afbeeldingen voor liedjes zodat kinderen zelf ook kunnen kiezen) Buitenspelmateriaal: Ballen Springtouwen Klein buitenspeelmateriaal (scheppen, emmertjes, etc.) Indien mogelijk gebruiken van dagschool
18
Bijlage 3: Prioriteiten NTC binnen SLO Taaldoelen Jonge Kind (apart document) Bijlage 4: Format themavoorbereiding Thema: Van ______________ tot _______________ Betekenis van de kinderen (wat weten ze er al van, overlap dagschool, waarin zijn ze geïnteresseerd?)
Bedoelingen (ontwikkelings- en leerdoelen / woorden, begrippen en uitdrukkingen die goed passen binnen thema)
-
Ideeën voor het thema Kringactiviteiten / klassikale activiteiten Taalactiviteiten Rondom prentenboeken
datum
Rondom beginnende geletterdheid
Rondom activiteiten uit peuter/kleutermethodes
19
Muziek / dans / drama
Kleine groepsactiviteiten/hoeken Beeldende- en constructieve activiteiten
datum
Themahoek(en)
Taalactiviteiten individueel of in tweetallen
Speelleermaterialen (puzzels, speldozen etc.)
Werkbladen/computer
Overig
Materialen en voorbereiding: Wat
Wie
20
Wanneer
Bijlage 5a: Voorbeeld doelenregistratie peuters (apart document) Bijlage 5b: Voorbeeld doelenregistratie groep 1 / 2 (apart document)
21
Bijlage 6: Voorbeeld rapporten Peuterrapport Rapport van: Groep: Ingevuld door: Schooljaar Moedertaal:
…………………… Peuters 1e keer…………… 20... – 20... 0 Nederlands
Leeftijd: … 2e keer………….. 0 Andere taal:………….
Sociaal-emotionele ontwikkeling en zelfredzaamheid Kan zonder problemen afscheid nemen van de ouder bij het brengen Voelt zich op zijn of haar gemak in de groep Heeft een goed contact met de leidster Heeft goed contact met andere kinderen Komt voor zichzelf op Maakt over het algemeen een vrolijke en opgewekte indruk Durft om hulp te vragen (in Nederlands of andere taal) Heeft vertrouwen in eigen kunnen Trekt zelf jas aan en uit Gaat zelf naar de WC Opmerking:
Speelwerkgedrag Is nieuwsgierig en ondernemend Speelt graag Speelt zonder het spel van anderen te verstoren Kan geconcentreerd langere tijd (ca 10 min.) met hetzelfde bezig zijn Gaat adequaat om met de spelmaterialen Het favoriete spel/favoriete activiteit van het kind is:
Opmerking: taalgebruik Mondeling Spreken (in het Nederlands) 22
-
-
Praat duidelijk en verstaanbaar Kan wat hij/zij wil vertellen goed onder woorden brengen Gebruikt daarbij al eenvoudige zinnen (drie tot vijfwoordzinnen) Kan antwoord geven op eenvoudige vragen met ja/nee of aanwijzen Kan antwoord geven op wie-, wat-, waar- vragen in drie- of meerwoordzinnen Kan een kort gesprekje voeren met wederzijdse inbreng Begrijpt al veel woorden (passief) Gebruikt al veel woorden (actief)
Opmerking:
Ontluikende geletterdheid Vindt voorgelezen worden leuk Bekijkt zelf ook Nederlandse boekjes Krijgt interesse in letters Opmerking:
Luisteren Luistert naar wat anderen vertellen in de groep Begrijpt eenvoudige opdrachten Luistert actief bij korte verhaaltjes die verteld worden Doet actief mee met eenvoudige taalspelletjes en liedjes zingen Opmerking:
Aanwezigheid … van de … lessen aanwezig geweest. 23
Opmerking voor het kind:
Handtekening leerkracht:
Handtekening ouders:
Kleuterrapport Rapport van: Groep: Ingevuld door: Schooljaar Moedertaal:
…………………… …………………… 1e keer…………… 20... – 20... 0 Nederlands
Leeftijd: … 2e keer………….. 0 Andere taal:………….
Houding in de klas Omgang en contact met leerkracht Omgang en contact met andere leerlingen Samenwerken met andere leerlingen Initiatief nemen Zelfvertrouwen Concentratie Werktempo Netheid werken Zelfstandigheid Motivatie Betrokkenheid Opmerking:
Aanwezigheid … van de … lessen aanwezig geweest. 24
Mondeling taalgebruik Spreken Wachten op zijn of haar beurt Goed verstaanbaar Verwoorden van gedachten en gevoelens Spreken in goede en volledige zinnen Duidelijk vertellen Beginnende geletterdheid (klankenkennis, letterkennis, rijmen) Veel woorden gebruiken (actief) Veel woorden kennen (passief) Cito-score Taal voor kleuters Opmerking:
Beginnende geletterdheid Verhaalbegrip (voorleesboekjes) Rijmen Auditieve analyse Klankkennis Opmerking:
25
Luisteren Luisteren naar anderen Begrijpen van de opdrachten Begrijpend luisteren Opmerking:
Nederlandse cultuur:
Opmerking voor het kind:
Handtekening leerkracht:
Handtekening ouders:
26
27