Haalbaarheidsonderzoek Kleinschalig wonen met een lichamelijke beperking in Wijk bij Duurstede Deel 1: Analyse naar de kwantitatieve behoefte, referentieprojecten en financiering
In opdracht van: Stichting Integratie Gehandicapten Wijk bij Duurstede
Versie: Definitief VGG Middelkoop Auteurs: Martijn Ubink en Annemarie Maarse Datum: 28 juli 2011
INHOUDSOPGAVE 1. INLEIDING
4
1.1 Achtergrond
4
1.2 Vraagstelling
4
1.3 Onderzoeksopzet
4
2. BELEIDSKADER
6
2.1 Landelijk beleid
6
2.2 Provinciaal beleid
6
2.3 Regionaal beleid
7
2.4 Gemeentelijk beleid
7
2.4.1 Beleidsnotitie Wonen met zorg
7
2.4.2 Actieplan Integraal Gehandicaptenbeleid
8
2.4.3 Wmo-beleidsplan 2009-2012
8
2.4.4 WMO 4-jaren actieplan 2009-2012
9
2.4.5 Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2009
9
2.5 Conclusie 3. DE BEHOEFTE IN BEELD
9 10
3.1 Doelgroepen
10
3.2 Landelijke behoefte
11
3.2.1 Vraag en aanbod ADL-clusterwonen 3.2.2 Vraag en aanbod niet-ADL-clusterwonen 3.3 Lokale behoefte
11 12 12
3.3.1 Gemeentelijke inventarisatie
12
3.3.2 Inventarisatie Fokuswonen
14
3.3.3 Bestaande wachtlijsten CvZ
14
3.3.4 Lokale inventarisatie bij het Wmo-loket
14
3.4 Conclusie 4. KLEINSCHALIGE WOONVORMEN 4.1 ADL-clusterwonen
15 16 16
4.1.1 Fokus Wonen
16
4.1.2 Programma van Eisen ADL-cluster
17
4.1.3 Organisatie van de Stichting
17
4.1.4 ADL-bewoners en indicatiestelling
17
4.2 Particuliere initiatieven
18
4.3 Initiatieven van zorg- en welzijnsorganisaties
18
4.4 Kleinschalige woonvormen voor dementerende ouderen
18
4.5 Conclusie
19
5. FINANCIERING 5.1 Naar een scheiding van wonen en zorg: een nieuwe situatie
20 20
5.1.1 Financiering in de oude situatie
20
5.1.2 Financiering in de nieuwe situatie
20
5.2 Toelichting op de kosten van ADL-clusterwonen
21
5.2.1 Inzicht in de stichtingskosten
22
5.2.2 Financiering van de stichtingskosten: ADL-post
22
5.2.3 Financiering van de stichtingskosten: ADL-woningen
23
5.3 Toelichting op de kosten van intramuraal verblijf
23
5.4 Conclusie
24
2
6. REFERENTIEPROJECTEN
25
6.1 Fokus Wonen: Groesbeek – Drulse beek
25
6.2 Fokus Wonen: Capelle - De Hoven
25
6.3 Reinaerde: Utrecht - Grote Trekdreef (plan Loevenhout)
26
6.4 Conclusie
27
7. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
28
7.1 Sociaal-maatschappelijke haalbaarheid
28
7.2 Programmatische haalbaarheid
28
7.3 Financiële haalbaarheid
28
7.4 Aanbevelingen en vervolgonderzoek
29
BIJLAGE A: VERKLARENDE WOORDENLIJST EN AFKORTINGEN
30
BIJLAGE B: TELEFONISCHE ENQUETE LOKALE BEHOEFTE
32
BIJLAGE C: FOKUSPROJECTEN IN NEDERLAND
34
3
1. INLEIDING 1.1 Achtergrond De Stichting Integratie Gehandicapten Wijk bij Duurstede (SIGW) zet zich in voor het zo lang mogelijk zelfstandig wonen door mensen met een ernstige lichamelijke beperking. Met de verdergaande vergrijzing, het extramuraliseringsbeleid in de zorg, de wens van mensen met een lichamelijke beperking om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen en de ontwikkelingen rond de AWBZ en de Wmo, is de vraag welke initiatieven kansrijk zijn en voldoende draagvlak hebben om zelfstandig wonen in Wijk bij Duurstede te faciliteren. De stichting heeft VGG Middelkoop gevraagd een haalbaarheidsonderzoek uit te voeren naar kleinschalige woonvormen in de gemeente Wijk bij Duurstede. Dit onderzoek richt zich op mensen met een (ernstige) lichamelijke beperking. In het bijzonder zal gekeken worden naar de groep die hulp nodig heeft bij dagelijkse levensverrichtingen om zelfstandig te kunnen wonen. Het Fokus Wonen-concept biedt voor hen een oplossing. Hierbij wordt het zelfstandig wonen in een volledig aangepaste woning, geïntegreerd in de wijk, door mensen met een lichamelijke beperking mogelijk gemaakt, gecombineerd met 24-uurs zorg op afroep. Er zal echter ook worden gekeken naar andere doelgroepen die een aangepaste woning en woonomgeving behoeven, omdat mogelijk een combinatie met de huisvesting van die doelgroepen kan leiden tot een haalbaar concept. 1.2 Vraagstelling De centrale vraag van het onderzoek luidt: Is het programmatisch, financieel, ruimtelijk en sociaal-maatschappelijk haalbaar om in Wijk bij Duurstede een kleinschalige woonvorm voor mensen met een (ernstige) lichamelijke beperking te realiseren? Wat betreft de programmatische haalbaarheid wordt enerzijds gekeken naar de omvang van de doelgroep en de wenselijke en haalbare schaalgrootte van een kleinschalig woonproject. Ook wordt gekeken naar de programmatische eisen die aan het project worden gesteld. Daarbij wordt onder meer gekeken naar bouwkundige eisen en eisen ten aanzien van zorgverlening. Wat betreft de financiële haalbaarheid wordt aandacht besteed aan de kosten van een dergelijk project (stichtingskosten en exploitatielasten) en de wijze waarop deze kunnen worden gefinancierd. Ook wordt gekeken naar de kosten die voor rekening van de gemeente komen en het financiële risico dat de gemeente loopt. Ten slotte wordt gekeken naar de sociaal-maatschappelijke haalbaarheid. Sociaal-maatschappelijke haalbaarheid is in de eerste plaats een politieke keuze, daarover kan dit onderzoek geen uitspraken doen. Wel zal aandacht worden besteed aan de sociaal-maatschappelijke implicaties van een dergelijk project voor de gemeente. Op basis van het totale onderzoek kan vervolgens door de gemeente een keuze worden gemaakt of een kleinschalige woonvorm voor mensen met een lichamelijke beperking sociaal-maatschappelijk als wenselijk wordt gezien. 1.3 Onderzoeksopzet In het volgende hoofdstuk wordt het beleidskader geschetst. Veel taken rond wonen en zorg zijn met de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (wmo) overgeheveld van het rijk naar de gemeente. De wijze waarop de gemeente Wijk bij Duurstede heeft vormgegeven aan het nieuwe takenpakket wordt hier uiteengezet. In het derde hoofdstuk wordt de behoefte naar kleinschalig wonen voor mensen met een lichamelijke beperking in beeld gebracht. Het blijkt lastig om harde cijfers te noemen van het aantal mensen dat in
4
aanmerking komt voor een aangepaste woning en woonomgeving. De omvang van de doelgroep wordt in belangrijke mate bepaald door de definitie die wordt gehanteerd. Als bijvoorbeeld een ADL1
clusterwonenindicatie afgegeven door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ), wordt gehanteerd, is de doelgroep vrij overzichtelijk. Bij een bredere definitie wordt het al lastiger. De omvang van de doelgroep laat bijvoorbeeld grote verschillen zien als senioren worden meegerekend. De behoefteraming moet dan ook niet gelezen worden als harde uitkomst, maar als bandbreedte. Tevens wordt gekeken naar de kwalitatieve woonzorgbehoefte van de doelgroep. In het vierde hoofdstuk worden verschillende vormen van kleinschalig wonen besproken. Daarbij wordt het Fokus Wonen uitgebreid behandeld, maar er zal ook worden gekeken naar alternatieven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 de wijze van financiering in beeld gebracht. Daarbij wordt gekeken naar de financieringswijze in de oude situatie, toen nog enkele taken die nu in de Wmo zitten tot de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) behoorden, en de veranderingen in de nieuwe situatie. De kostentoerekening per actor wordt geschetst. Om de bevindingen te illustreren worden in hoofdstuk 6 vier referentieprojecten besproken. Twee daarvan zijn Fokus Wonenprojecten, de andere twee zijn woonvormen voor een bredere doelgroep. Die laatste laten zien welke combinaties van voorzieningen mogelijk zijn om tot een haalbaar project te komen. De referentieprojecten gaan in op organisatie, kosten en hindernissen. Ten slotte wordt in de conclusies en aanbevelingen de financiële, programmatische en sociaalmaatschappelijke haalbaarheid van een dergelijk project in de gemeente Wijk bij Duurstede beoordeeld.
1
ADL staat voor Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (zie onder meer hoofdstuk 3).
5
2. BELEIDSKADER 2.1 Landelijk beleid In 2007 is de Wet maatschappelijke ondersteuning ingevoerd (Wmo). Het is een nieuwe wet die een aantal bestaande wetten bundelt waaronder de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG), de Welzijnswet en een aantal onderdelen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Het doel van de Wmo is de zelfredzaamheid en participatiemogelijkheden van burgers te bevorderen en de sociale samenhang en leefbaarheid op lokaal niveau te versterken. Iedereen moet zo goed mogelijk kunnen deelnemen aan de samenleving, ongeacht leeftijd, (functie)beperkingen of maatschappelijke of economische positie. De wet kent het compensatiebeginsel. Dat houdt in dat de gemeente voorzieningen dient te treffen ter compensatie van de beperkingen die hun inwoners ondervinden. Dit ondersteuningsaanbod dient zo goed mogelijk aan te sluiten bij de vraag. Het compensatiebeginsel geldt voor het voeren van een huishouden, het in en om de woning verplaatsen, het lokaal verplaatsen en het ontmoeten van andere mensen. Hieronder vallen woonvoorzieningen en begeleiding bij zelfstandig wonen. Wmo-voorzieningen zijn bedoeld voor mensen die niet in instellingen wonen, maar kunnen in een beperkt aantal gevallen ook getroffen worden in een AWBZ-instelling. De AWBZ dekt zware geneeskundige risico’s die niet onder de zorgverzekering vallen, zoals langdurige zorg thuis of opname in een verpleeg- of verzorgingshuis. Om voor AWBZ-zorg in aanmerking te komen is een indicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) nodig. Een lichamelijke beperking kan een grondslag zijn. 2.2 Provinciaal beleid De Provincie Utrecht heeft een ondersteunende rol wat betreft de Wmo. De provincie Utrecht streeft na dat ouderen, zieken en mensen met een beperking zo lang mogelijk thuis moeten kunnen blijven wonen. Met het programma Wel Thuis! werkt de provincie Utrecht sinds 2003 aan een groter en gevarieerder aanbod van woningen met welzijn en zorg. De doelstellingen van het programma Wel Thuis! zijn: 1. Vergroten van het aantal en de variatie aan toegankelijke woningen met welzijn en zorg met de mogelijkheid van 24-uurszorg. 2. Versterken van het samenspel tussen partijen op lokaal niveau. Deze doelstellingen moeten leiden tot de volgende resultaten:
•
In 2012 zijn er in de provincie Utrecht ten opzichte van 2003 24.000 toegankelijke woningen met
•
Vraag en aanbod op het terrein van wonen, welzijn en zorg is beter op elkaar afgestemd; er is
welzijn en zorg bijgekomen, waaronder 7.200 zorgwoningen. voldoende variatie in woonvormen (geclusterd/los, goedkoop/duur, huur/koop, landelijk/stedelijk). •
Dienstverlening is afgestemd op de specifieke behoeften.
•
Op lokaal niveau is een integrale aanpak op het gebied van wonen, welzijn en zorg gerealiseerd.
•
De samenwerking tussen partners in het veld is verbeterd; er is sprake van een duidelijke regievoering door gemeenten.
De provincie wil deze doelstellingen bereiken door processturing, inhoudelijke ondersteuning en kennisdeling. Het stimuleren van een actieve bijdrage van belangen- en/of cliëntengroepen is een belangrijk aandachtspunt. De provincie heeft voor het progamma in de periode 2008-2011 € 11,2 miljoen beschikbaar. Dit budget wordt enerzijds aangewend voor accountmanagers van de provincie die gemeenten informeren, bij elkaar brengen en ondersteunen. Anderzijds is er budget voor stimuleringsregelingen. De subsidie die
6
de SIGW heeft ontvangen voor dit onderzoek is daar een voorbeeld van. 2.3 Regionaal beleid 2
De gemeente Wijk bij Duurstede maakt onderdeel uit van het Bestuurlijk Platform Zuidoost Utrecht . Dit platform heeft een gezamenlijk gebiedsvisie opgesteld (2010). Wonen is één van de thema’s van de visie, maar er is geen concrete uitwerking van het woonbeleid voor bijzondere doelgroepen. 2.4 Gemeentelijk beleid Het beleid van de gemeente rondom wonen en zorg is uiteengezet in een aantal notities: •
Beleidsnotitie wonen met zorg (december 2009)
•
Actieplan integraal gehandicaptenbeleid (mei 2009)
•
WMO-beleidsplan 2009-2012
•
WMO 4-jaren actieplan 2009-2012
De Woonvisie is opgesteld voor de periode 2004-2007. Er is vooralsnog geen nieuwe woonvisie ontwikkeld. Wel worden (prestatie)afspraken gemaakt met de woningcorporaties. De financiering van taken die voortvloeien uit de WMO is vastgelegd in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2009. In deze paragraaf zullen deze beleidsnota’s kort worden toegelicht. 2.4.1 Beleidsnotitie Wonen met zorg Het Wmo-beleid in Wijk bij Duurstede is erop gericht mensen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen in een geschikte woonruimte. Het gemeentelijk beleid hecht belang aan het op peil brengen van het voorzieningenniveau voor de eigen behoefte. Daarbij wordt vermeld dat het in een zeer beperkt aantal gevallen is toegestaan voorzieningen met een bovenlokale functie te realiseren (het Droomhuis
3
is daar een voorbeeld van). De gedachte hierachter is dat iedere gemeente een taak heeft te vervullen en het feit dat Wijkse inwoners zich ook met zorgvragen naar elders begeven. Initiatieven voor (kleinschalige) woonvormen die het zelfstandig wonen mogelijk maken, worden met behulp van een toetsingskader beoordeeld. Een woonzorgvoorziening moet onder meer aan de volgende criteria voldoen (niet uitputtend): •
de voorziening voorziet in de behoefte van eigen inwoners (en heeft dus geen aanzuigende werking van inwoners van elders);
•
de voorziening leidt niet tot aanspraken op Wmo voorzieningen, dat wil zeggen dat een voorziening AWBZ-erkend moet zijn;
•
er is een geschikte bouwlocatie voorhanden;
•
de voorziening levert een bijdrage aan het wijkse voorzieningenniveau.
Om de behoefte aan voorzieningen te bepalen is gebruik gemaakt van het Tympaan ramingsmodel voor wonen en zorg uit 2008. Dit model biedt inzicht in de behoefte aan wonen met zorg in diverse gradaties, toegepast op verschillende doelgroepen, met een tijdshorizon gesteld op 2015. Volgens het model is er in Wijk bij Duurstede voor de leeftijdsgroep 75+ een behoefte aan 10 clusterwoningen en 10 plekken voor beschut wonen. Deze doelgroep is echter niet de focus van dit haalbaarheidsonderzoek. Voor de doelgroep van het onderzoek (20-74 jaar) geldt dat er een behoefte is aan circa 4 clusterwoningen. In de notitie wordt uitdrukkelijk vermeld dat de ramingen van het model met grote voorzichtigheid moeten worden gehanteerd en niet als harde gegevens moeten worden beschouwd. In het volgende hoofdstuk 2
Deelnemende gemeenten van dit samenwerkingsverband zijn: Renswoude, Rhenen, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Wijk bij Duurstede en Zeist. Particulier initiatief voor een woonvoorziening voor (12) jongeren/jong-volwassenen met een zware meervoudige beperking.
3
7
wordt dieper ingegaan op de behoefte aan kleinschalige woonvormen in Wijk bij Duurstede. In de notitie wordt ook het Fokus Wonen project genoemd als lopend initiatief. 2.4.2 Actieplan Integraal Gehandicaptenbeleid Het doel van deze nota is om Wijk bij Duurstede bereikbaarder, toegankelijker, bruikbaarder en veiliger te maken voor mensen met een beperking. Vanuit de Wmo heeft de gemeente de verplichting om beperkingen van mensen in en om hun woningen op te heffen. Zorgbehoevenden kunnen aanvragen doen voor diverse woonvoorzieningen zoals trapliften, aangepast toilet en badkamer of een aanbouw aan de woning. Bij Wmo-woningaanpassingen boven de € 10.000 geldt in principe altijd het ‘primaat van verhuizen’. Wel zijn er uitzonderingen, afhankelijk van de beschikbaarheid van geschikte alternatieven als ook persoonlijke omstandigheden. Sinds 1 januari 2007 kan de gemeente de kosten voor dure woonvoorzieningen niet meer declareren bij het rijk. De notitie gaat wat betreft het woonbeleid met name in op het levensloopbestendig maken van de bestaande voorraad en een verscherpt Programma van Eisen voor nieuwbouwwoningen, zodat ook deze bijdragen aan de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid. Over levensloopbestendig bouwen is de nota Toegankelijkheid en geschiktheid van woningen (2007) opgesteld. Hierin zijn eensluidende definities en hanteerbare en realiseerbare richtlijnen voor bestaande bouw, nieuwbouw en de woonomgeving vastgelegd. Aandachtspunten in het kader van het Wmo-beleidsplan zijn: •
het ontwikkelen van een woningtoewijzingsysteem in samenhang met bestaande aangepaste/aanpasbare woningen.
•
Het ontwikkelen en uitvoeren van beleid met betrekking tot de toewijzing van en omgang met dure woonvoorzieningen.
•
Doen van onderzoek naar mogelijkheden voor doelgroepenhuisvesting.
In de notitie staan geen beleidsacties vermeld ten aanzien van bijzondere woonvoorzieningen voor mensen die hulp nodig hebben bij het zelfstandig kunnen wonen. 2.4.3 Wmo-beleidsplan 2009-2012 Het Wmo-beleidsplan beschrijft de kaders vanuit waar de gemeente opereert ten aanzien van het Wmobeleid, en de doelen die de gemeente in de beleidsperiode wil bereiken. De Wmo is opgezet om het beleid op lokale wensen en behoeften af te stemmen. Daar waar de gemeentelijke verantwoordelijkheden in het kader van de Wmo ophouden beginnen de verantwoordelijkheden van de AWBZ. Voorkomen moet worden dat mensen tussen wal en schip raken. Het Wmo-beleidsplan is vertaald naar een Wmo-programma. De volgende acties en resultaten zijn voor dit onderzoek van belang: •
Er wordt een nota Gehandicaptenbeleid ontwikkeld in samenwerking met de SIGW (reeds voltooid,
•
Voor oplossingen voor de financiële omgang met dure woonvoorzieningen in combinatie met het
zie eerder deze paragraaf). kunnen leveren van maatwerk worden actiepunten geformuleerd en vastgesteld in samenwerking met de Wmo-adviesraad en de SIGW. Een deel van de actiepunten zal worden uitgevoerd door aanpassing van de Wmo-verordening en een deel van de actiepunten zal terugkomen in de nota Integraal Gehandicaptenbeleid. 2.4.4 WMO 4-jaren actieplan 2009-2012 De benoemde doelen en resultaten uit het Wmo-beleidsplan zijn vertaald naar een concreet actieplan. Voor dit onderzoek zijn de volgende acties van belang:
8
•
Zorgniveau in kaart brengen, zorgvoorzieningen sluiten aan op draagvermogen gemeente en draagkracht inwoners Notitie Wonen met Zorg is vastgesteld.
•
Er worden afspraken gemaakt met CIZ en het Zorgkantoor over AWBZ-voorzieningen
•
De Nota Integraal Gehandicaptenbeleid wordt opgesteld gereed.
•
De Wmo-verordening wordt aangepast op basis van de Wmo-verordening nieuwe stijl van de VNG en Stimulanz gereed.
•
Wensen en behoefte met betrekking tot zorg en voorzieningen van de doelgroepen (lichamelijke beperkingen, verstandelijke beperkingen en mensen met psychiatrische achtergrond) worden geïnventariseerd. Op grond van deze inventarisatie worden noodzakelijke acties geformuleerd. Zie beleidsnotitie Wonen met Zorg.
2.4.5 Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2009 In het Financieel besluit staat vermeld onder welke voorwaarden de gemeente welk bedrag vergoedt en welke voorziening. In de verordening staat tevens de hoogte van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage vermeld die de aanvrager van een voorziening moet bijdragen. Een woningaanpassing (een bouwtechnische of bouwkundige woonvoorziening) wordt altijd als persoonsgebonden budget verstrekt. Een niet-bouwkundige of woontechnische woonvoorziening kan zowel in natura als in de vorm van een persoonsgebondenbudget (Pgb) worden verstrekt. 2.5 Conclusie De afgelopen jaren heeft er een verschuiving plaatsgevonden in taken en verantwoordelijkheden van het rijk naar de gemeente. De gemeente heeft daarop beleid ontwikkeld om haar Wmo-taken te kunnen uitvoeren. Één van de uitgangspunten van het Wmo-beleid van Wijk bij Duurstede is dat voorzieningen worden gerealiseerd voor de eigen behoefte van de inwoners. Dat uitgangspunt hangt samen met de financiële verantwoordelijkheid van de gemeente: de gemeente wil niet zomaar kosten dragen voor voorzieningen waar inwoners van buiten de gemeente gebruik van zullen maken. Het beleid is erop gericht de financiële middelen van de gemeente in te zetten voor de eigen inwoners. Op het regionale schaalniveau is nog geen sprake van samenwerking ten aanzien van Wmo-beleid. De provincie heeft een rol als stimulator en heeft hiertoe kennis en ondersteuning en stimuleringsregelingen ingezet. De stimuleringsregelingen betreffen onder meer subsidies in de initiatieffase van projecten.
9
3. DE BEHOEFTE IN BEELD 3.1 Doelgroepen Het College voor Zorgverzekeringen (CvZ) definieerde in 2000 mensen met een lichamelijke beperking als volgt: “Mensen met een lichamelijke beperking zijn mensen van alle leeftijden met een ernstige, blijvende dan wel langdurige, al dan niet aangeboren lichamelijke of meervoudige beperking, welke niet primair het gevolg is van verouderingsprocessen.” In dit onderzoek staat de groep mensen met een lichamelijke beperking in de leeftijd 20-65 jaar centraal. Van mensen onder 20 jaar wordt uitgegaan dat zij thuis wonen. Ook mensen die geen ondersteuning nodig hebben bij het zelfstandig wonen vallen buiten de doelgroep. Deze groep heeft wellicht wel een aangepaste woning en woonomgeving nodig, maar die aanpassingen vallen volledig binnen de Wmo en zijn in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van gemeente en corporatie(s). De doelgroep van dit onderzoek heeft niet alleen een aangepaste woonomgeving nodig, maar is ook aangewezen op enige vorm van professionele ondersteuning of zorg. De zorgcomponent is onderdeel van de AWBZ. Naast mensen met een lichamelijke beperking, zal ook de groep met een meervoudige of verstandelijke beperking worden meegenomen, en ouderen met een verstandelijke, lichamelijke of meervoudige beperking, die ondersteuning nodig hebben bij zelfstandig wonen en/of een structurele zorgvraag hebben. Deze groepen verschillen wezenlijk van elkaar, maar bij het haalbaar maken van een gecombineerde woonzorgvoorziening is het van belang deze mogelijkheid te onderzoeken. Indien mensen niet zelfstandig kunnen wonen krijgen ze van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) een indicatie ‘verblijf’. Dat wil zeggen dat ze in een zorginstelling (intramuraal) kunnen wonen. Bij die indicatie geeft het CIZ aan welk zorgzwaartepakket (ZZP) iemand krijgt. Het zorgzwaartepakket bepaalt hoeveel zorg iemand nodig heeft en hoeveel geld een verblijfsinstelling ontvangt voor de cliënt. Mensen met een lichamelijke beperking die niet zelfstandig kunnen wonen, hebben een ZZP LG. Er zijn zeven soorten pakketten van een lichte zorgvraag (1) tot een zware zorgvraag (7): •
ZZP LG 1: Wonen met enige begeleiding en enige verzorging Cliënten hebben een lichte lichamelijke beperking, functioneren sociaal grotendeels zelfstandig binnen een bepaalde structuur en hebben een goed besef van tijd, plaats en persoon.
•
ZZP LG 2: Wonen met begeleiding en enige verzorging Cliënten hebben een matige lichamelijke beperking en functioneren sociaal beperkt zelfstandig binnen een afgesproken vaste structuur. Cliënten worden op een eenduidige manier benaderd.
•
ZZP LG 3: Wonen met enige begeleiding en verzorging Cliënten hebben een ernstige lichamelijke beperking en functioneren sociaal grotendeels zelfstandig binnen een bepaalde structuur.
•
ZZP LG 4: Wonen met begeleiding en verzorging Cliënten hebben een ernstige lichamelijke beperking en functioneren sociaal beperkt zelfstandig binnen een afgesproken vaste structuur. De cliënten worden op een eenduidige manier benaderd.
•
ZZP LG 5: Wonen met begeleiding en intensieve verzorging Cliënten hebben een zeer ernstige lichamelijke beperking en functioneren sociaal grotendeels zelfstandig binnen een bepaalde structuur.
•
ZZP LG 6: Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging Cliënten hebben een zeer ernstige lichamelijke beperking en functioneren sociaal beperkt zelfstandig binnen een afgesproken vaste structuur. De cliënten worden op een eenduidige manier benaderd.
•
ZZP LG 7: Wonen met zeer intensieve begeleiding en zeer intensieve verzorging Cliënten hebben een zeer ernstige lichamelijke beperking en functioneren sociaal zeer beperkt zelfstandig. De cliënt moet op een eenduidige manier worden benaderd.
10
Eénmaal geïndiceerd is het regionale zorgkantoor er in principe verantwoordelijk voor dat de aangewezen zorg ook daadwerkelijk geleverd en betaald gaat worden. 3.2 Landelijke behoefte In het TNO-rapport Behoefteonderzoek voorzieningen voor mensen met lichamelijke beperkingen uit 2010 wordt getracht een raming te geven van het aantal mensen met een lichamelijke beperking. 4
Volgens de raming van TNO zijn er tussen 1,1 en 1,7 miljoen mensen met een lichamelijke beperking . Die raming is exclusief mensen die intramuraal wonen, maar inclusief ouderen. Ouderen vormen circa de helft van de groep. Lang niet al deze mensen zijn aangewezen op ondersteuning of zorg, laat staan op een aangepaste woonomgeving. De oorzaak van de beperking zegt doorgaans weinig over de mogelijke zorgvragen van mensen met lichamelijke beperkingen. De zorgvragen blijken zeer divers te zijn, variërend van assistentie bij de Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL) en ademhalingsondersteuning, tot intensieve verpleging of behandeling. Om een beroep te kunnen doen op ondersteuning, zorg of voorzieningen vanuit de Wmo of AWBZ is een indicatie nodig. De vraag wordt dus in eerste instantie bepaald door het aantal indicaties voor de diverse vormen van ondersteuning, zorg en voorzieningen. Indicatiestelling vindt plaats door het CIZ. Het CvZ houdt wachtlijsten bij voor ADL-clusterwonen per gemeente. Het is echter niet gezegd dat alle mensen met een indicatie ook daadwerkelijk op een wachtlijst staan. 3.2.1 Vraag en aanbod ADL-clusterwonen Per 2010 staan landelijk volgens CvZ 703 geïndiceerde kandidaten op de wachtlijst voor ADLclusterwonen en daarnaast 226 ADL-clusterbewoners die willen verhuizen naar een andere ADLwoning. Voor de specifieke doelgroep – mensen met een lichamelijke beperking die ondersteuning nodig hebben bij het zelfstandig voeren van een huishouden – wordt het aanbod bepaald door ADL5
clusterwoningen (zie ook hoofdstuk 4). Deze worden meestal gehuurd van een woningcorporatie. In de buurt van de ADL-clusterwoningen bevindt zich een ADL-post, van waaruit 24-uurszorg op afroep kan worden geleverd. De woningen zijn bedoeld voor mensen met een ernstige lichamelijke beperking die onafhankelijk en zelfstandig willen wonen. Verspreid over Nederland zijn er circa 100 ADL-clusters, met woningen voor in totaal circa 1300 bewoners. Het totale aanbod wordt geleverd door drie organisaties Stichting Fokus Wonen (circa 1250 plaatsen), Osira Groep (36 plaatsen) en Stichting Wassenaarse Zorgverlening (15 plaatsen). Een globale indicatie wijst er op dat er in Nederland circa 2000 tot 2750 mensen zijn die qua zorgvraag en woonbehoefte vergelijkbaar zijn met de huidige groep van ADL-clusterbewoners. Dit zou enerzijds kunnen duiden op een latente behoefte van 1450 ADL-woningen of daarmee vergelijkbare woonvoorzieningen. Dat slechts de helft van dit potentieel op de wachtlijst staat is mogelijk te verklaren door bijvoorbeeld onbekendheid met het concept van ADL-clusterwonen of de aanwezigheid van acceptabel alternatief woon- en zorgaanbod. Anderzijds duidt de wachtlijst van 703 kandidaten wel op enig tekort aan ADL-woningen of daarmee vergelijkbare voorzieningen. Het TNO-onderzoek biedt geen informatie over de regionale spreiding van vraag, aanbod en tekorten. Een mismatch tussen vraag en aanbod van zorg en voorzieningen kan onder meer tot uitdrukking komen in de vorm van wachtlijsten en wachttijden, die, als ze structureel te lang zijn, duiden op te weinig aanbod. Structurele onderbezetting kan duiden op overcapaciteit. Een notering op een wachtlijst
4
Mensen met in de eerste plaats visuele of auditief/ communicatieve beperkingen vallen buiten de scope van het onderzoek. 5 Mensen die voor een ADL-clusterwoning in aanmerking komen hebben een ADL-clusterwonenindicatie nodig.
11
betekent lang niet altijd dat er sprake is van een probleem. Vaak ontvangen wachtlijsters niet alle, maar wel een deel van de geïndiceerde zorg. CvZ noemt in haar analyses de doelgroep niet als het gaat om het aantal problematisch wachtenden. Het ontbreken van wachtlijsten betekent echter niet dat er geen capaciteitsprobleem is. In de zorg is vaker gebleken dat cliënten soms noodgedwongen second best oplossingen accepteren of dat latente behoefte pas aan het licht komt als er concreet zicht is op beantwoording van de zorgvraag: potentiële cliënten schrijven zich niet in voor aanbod dat er niet is. Stichting Fokus Wonen onderschrijft de second best oplossingen die het TNO signaleert. Mensen die wachten op een ADL-clusterwoning wonen langer bij hun ouders, intramuraal of verblijven langer in een revalidatiecentrum of tijdelijk verpleegtehuis. De mutatiegraad heeft ook invloed op het aanbod. Bij een hoge mutatiegraad komen er regelmatig woningen vrij voor nieuwe bewoning. Fokus geeft aan dat de mutatiegraad bij de ADL-clusterwoningen bijzonder laag is. Als iemand eenmaal een dergelijke woning betrekt, blijft men er heel lang wonen. Een reden om te verhuizen is de wens naar een andere, betere (nieuwer, betere locatie) ADL-clusterwoning te verhuizen. Dat aanbod is echter zeer beperkt.. Een andere reden is als men niet meer in staat is de regie over het eigen leven te voeren. Dat is immers een voorwaarde voor het betrekken van een ADLclusterwoning. Indien men daartoe niet meer in staat is, is intramuraal verblijf het enige alternatief. 3.2.2 Vraag en aanbod niet-ADL-clusterwonen Het TNO-rapport geeft geen inzicht in de behoefte aan woningen voor mensen met een lichamelijke beperking zonder een indicatie voor zorg op afroep. 3.3 Lokale behoefte De lokale behoefte aan kleinschalige woonvormen is in beeld gebracht in de beleidsnotitie Wonen met zorg uit 2009, een inventarisatie bij Stichting Fokus, bestaande wachtlijsten bij het CvZ en een inventarisatie bij het Wmo-loket van de gemeente. 3.3.1 Gemeentelijke inventarisatie Voor het bepalen van de behoefte is gebruik gemaakt van het Tympaan ramingsmodel voor wonen en zorg uit 2008. In de notitie wordt een onderscheid gemaakt tussen: •
Tweedelijns zorgcentra (intramuraal verblijf, AWBZ-erkend)
•
Eerstelijns zorg thuis o
Cluster wonen met zwaardere vormen van zorg met 24 uurs begeleiding/toezicht:
o
Beschut wonen, voor mensen die wel begeleiding of assistentie nodig hebben, maar geen 24 uurs toezicht
De focus van dit onderzoek betreft woonvormen met eerstelijns zorg thuis. In onderstaande tabel staat het tekort en overschot van woonvormen voor verschillende doelgroepen in Wijk bij Duurstede. Het tekort of overschot ontstaat door de vraag te verminderen met het bestaande aanbod en lopende initiatieven. Tabel 3.3.1 Behoefteraming Wonen met zorg Wijk bij Duurstede 2015
Nodig in 2015
Tweedelijns
Eerstelijns
Eerstelijns beschut
clusterwonen
wonen
7 PG
38: PG
10: SO
14 SO
10: SO
98: VZH
volgens Tympaan Ouderen 75+
12
0: VZH
58: VHZ
tekort: 21
tekort: 82
tekort: 108
beschikbaar: 26 PG, 36
beschikbaar: 0
beschikbaar: 14 PG
VZH
initiatieven: 24 PG
initiatieven: 76 PG
initiatieven: 36 PG
totaal tekort: 14 PG,
totaal tekort: 10 SO,
totaal tekort: 14 SO
10 SO, 58 VZH
98, VZH
totaal overschot: 55 PG,
totaal overschot: 90
36 VZH
PG
Mensen met
tekort: 1
tekort: 4
tekort: 0
lichamelijke
beschikbaar: 0
beschikbaar: 0
beschikbaar: 0
beperking 20-74 jr
initiatieven: 0
initiatieven: 15
initiatieven: 8
totaal tekort: 1
totaal overschot: 15
totaal overschot: 8
Mensen met
Tekort: 19
tekort: 45
tekort: 10
verstandelijke
Beschikbaar: 26
beschikbaar: 12
beschikbaar: 0
beperking tot 74 jr
Initiatieven: 0
initiatieven: 36
initiatieven: 16
Totaal overschot: 7
totaal overschot: 3
totaal overschot: 6
Mensen met
tekort: 1
tekort: 6
tekort: 1
psychische
beschikbaar: 0
beschikbaar: 0
beschikbaar: 0
beperking 20-74 jr
initiatieven: 0
initiatieven: 24
initiatieven: 0
totaal tekort: 1
totaal overschot: 18
totaal tekort: 1
PG: psychogeriatrie - SO: somatiek (lichamelijk) - VZH: verpleeghuiszorg (bron: gemeente Wijk bij Duurstede, 2009)
De tekorten en overschotten uit bovenstaande tabel gaan uit van de doorgang van een flink aantal lopende plannen in de gemeente. Zo ontstaat er een overschot aan clusterwonen als in de gemeente een Fokus Wonen project wordt gerealiseerd. Uit de tabel blijkt ook de trend van extramuralisering: de tekorten treden met name in de woonvormen met eerstelijns zorg. Wat betreft de tweedelijns zorgcentra is vaker sprake van overschotten. Alle eerstelijns woonzorgvormen zijn een combinatie van zelfstandig wonen en (intensieve) begeleiding met 24 uurszorg (op afroep). Als bestaande initiatieven niet worden meegerekend zijn tot 2015 43 clusterwoningen nodig voor mensen tot 75 jaar (4 lichamelijk, 33 verstandelijk, 6 psychisch) en 82 clusterwoningen voor de doelgroep 75+. Daarnaast zijn 11 eenheden beschut wonen nodig voor mensen tot 75 jaar (10 verstandelijk, 1 psychisch) en 108 eenheden voor de groep 75+. De laatste vraag betreft een extramuraliseringsvraag, waarbij verzorgingshuiszorg aan huis wordt georganiseerd. Tabel 3.3.2 Behoefte aan woonzorgeenheden voor mensen met een lichamelijke beperking 2015
tweedelijns Ouderen 75+
eerstelijns
eerstelijns beschut
clusterwonen
wonen
tekort: 14
tekort: 10
tekort: 10
beschikbaar: 0
beschikbaar: 0
beschikbaar: 0
initiatieven: 0
initiatieven: 0
initiatieven: 0
totaal tekort: 14
totaal tekort: 10
totaal tekort: 10
Mensen met een
tekort: 1
tekort: 4
tekort: 0
lichamelijke beperking
beschikbaar: 0
beschikbaar: 0
beschikbaar: 0
20-74 jr
initiatieven: 0
initiatieven: 16
initiatieven: 8
totaal tekort: 1
totaal overschot: 15
totaal overschot: 8
(bron: gemeente Wijk bij Duurstede, 2009)
13
Als we kijken naar het aantal benodigde woningen voor mensen met een lichamelijke beperking (SO) en bestaande initiatieven worden niet meegerekend dan is tot 2015 behoefte aan 10 clusterwoningen voor 75-plussers en 4 voor lichamelijk beperkten tot 75 jaar. Daarnaast is behoefte aan 10 plekken voor beschut wonen voor 75-plussers. Ten slotte zijn 15 intramurale plekken nodig, waarvan 14 voor 75plussers. 3.3.2 Inventarisatie Fokuswonen Volgens Fokus valt Wijk bij Duurstede niet binnen de ‘blinde vlekken’ op de kaart van Nederland, waar een sterke behoefte is aan Fokus Wonen. Die blinde vlekken worden gevormd door gemeenten van 40.000 inwoners of meer waar nog geen ADL-clusterwonenproject is gerealiseerd. Wijk bij Duurstede is met ruim 23.000 inwoners een relatief kleine gemeente. In de regio zijn bovendien een aantal Fokusprojecten gerealiseerd (onder meer in Utrecht, Nieuwegein, Houten en IJsselstein). Dat wil zeker niet zeggen dat hier geen project kan worden gerealiseerd. De aandacht van Fokus zelf gaat echter in eerste instantie uit naar het initiëren van projecten binnen blinde vlekken. 3.3.3 Bestaande wachtlijsten CvZ Het CvZ houdt per gemeente wachtlijsten bij van het aantal mensen met een ADLclusterwonenindicatie. In de volgende tabel staat het aantal mensen op de wachtlijst in Wijk bij Duurstede en gemeenten in de buurt vermeld. Tabel 3.3.3 Aantal mensen met ADL-clusterwonen indicatie op CvZ wachtlijsten
Gemeente
Aantal mensen op wachtlijst
Wijk bij Duurstede
1
Maarssen
6
Leusden
2
Houten
26
(bron: Fokus Wonen)
Van de naastgelegen gemeenten Bunnik en Utrechtse Heuvelrug houdt het CvZ nog geen wachtlijst bij. In Wijk bij Duurstede staat slechts 1 persoon op de wachtlijst. 3.3.4 Lokale inventarisatie bij het Wmo-loket Om de lokale behoefte nader te onderzoeken is tevens een inventarisatie uitgevoerd bij het Wmo-loket van de gemeente Wijk bij Duurstede. Zij hebben gedetailleerd inzicht in de mensen met een zorgvraag die in aanmerking komen voor een ADL-clusterwonenproject. Hieruit kwam naar voren dat de doelgroep op dit moment uit circa 5 personen bestaat. Om de wensen van de doelgroep nader te verkennen is onder deze vijf mensen een telefonische enquête gehouden. Één van hen was te ziek om de vragen te beantwoorden. De vragenlijst is in bijlage B opgenomen. De deelnemers aan de enquête hebben allen aanpassingen aan de huidige woning om zelfstandig te kunnen wonen. Eén van de ondervraagden is jong (20 jaar), woont nog bij zijn ouders en is afhankelijk van de hulp van zijn ouders. De anderen drie zijn ouder, twee daarvan wonen samen met een partner. Alle ondervraagden hebben aangegeven graag in Wijk bij Duurstede te willen blijven wonen (onder andere omdat ze afhankelijk zijn van de zorg die ze krijgen van familie). Alle ondervraagden staan op een wachtlijst en/of hebben een ADL-clusterwonenindicatie of anderszins. De ondervraagden zijn bekend met het Fokus Wonenconcept en sommigen staan ook al een tijd op de wachtlijst. Het Fokus Wonen - met een combinatie van een aangepaste woning en ADL-assistentie –
14
wordt positief ontvangen. Elke ondervraagde geeft aan bij realisatie van zo’n project er naartoe te willen verhuizen. Andere woonconcepten zijn door de deelnemers niet genoemd. Als een dergelijk project er niet komt, is het alternatief in de huidige aangepaste woning te blijven wonen. Als we kijken naar de woonvoorkeuren van de ondervraagden, is een aantal zaken belangrijk. De woning moet gelijkvloers zijn en over een aantal aanpassingen beschikken (brede deuren en gangen, aangepast sanitair en aangepaste keukenvoorziening) en er moet 24uurszorg op afroep beschikbaar zijn. Ten aanzien van eigendomstype is geen eenduidige voorkeur. Sommigen hebben de voorkeur voor een koopwoning, anderen voor een huurwoning. De betaalbaarheid van het wonen is wel belangrijk. Ook staan bereikbaarheid en nabijheid van voorzieningen boven aan de wensenlijst. De ondervraagden hebben verder woonwensen die vergelijkbaar zijn met andere doelgroepen, zoals een ruime woning en een tuin op het zuiden. 3.4 Conclusie Het blijkt lastig om de kwantitatieve behoefte aan kleinschalige woonvormen voor mensen met een lichamelijke beperking goed in beeld te brengen. Kijkend naar de doelgroep – de groep die assistentie nodig heeft bij het zelfstandig wonen – dan geeft de wachtlijst van CvZ waarop het aantal mensen met een ADL-clusterwonenindicatie staan, het meest directe beeld. In Wijk bij Duurstede is dat één persoon. Echter, het ramingsmodel van de gemeente en de telefonische enquête laten andere cijfers zien. Zij gaan uit van vier tot vijf mensen die behoren tot de doelgroep van dit onderzoek. Daarnaast is er een latente vraag onder 75-plussers die zelfstandig willen wonen met zorg op afroep in de buurt en is er ook 6
een latente vraag onder mensen met een verstandelijke beperking. Deze doelgroepen delen een zorgvraag. De gemeente Wijk bij Duurstede heeft dus wel degelijk behoefte aan woningen met zorgverlening, .echter de doelgroep is divers. Een combinatie van initiatieven zou kunnen worden onderzocht, waarbij de diversiteit van de doelgroep zorgvuldig in acht wordt genomen door bijvoorbeeld te kijken naar een intelligente clustering of fysieke spreiding waarbij alleen de zorgpost gedeeld wordt. Voor de geënquêteerde personen geldt dat als er geen voorziening in Wijk bij Duurstede komt, zij vooralsnog in de huidige woning zullen blijven wonen. De groep blijft dan ook terecht kritisch: als een initiatief niet nadrukkelijk inspeelt op de wensen, zal een groot deel niet verhuizen. Verhuizen naar een andere gemeente heeft zeker niet de voorkeur, omdat de mensen afhankelijk zijn van zorg van familie. Concluderend kan gesteld worden dat de doelgroep dit onderzoek zo specifiek is, dat in Wijk bij Duurstede niet genoeg mensen zijn om voldoende draagvlak op lokaal niveau te realiseren. Een project moet een zekere grootte hebben om te kunnen renderen. Dat wil zeggen dat cliënten uit andere gemeenten moeten worden aangetrokken om in de gemeente zo’n project van de grond te tillen. Een alternatieve strategie is om te zoeken naar combinaties van woonvoorzieningen waar de zorgvraag wordt gedeeld.
6
Het ramingsmodel maakt geen onderscheid naar ZZP’s (LG).
15
4. KLEINSCHALIGE WOONVORMEN 4.1 ADL-clusterwonen ADL-clusterwoningen zijn bedoeld voor mensen die hulp nodig hebben bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL), zoals wassen, toiletgang, aan- en uitkleden, eten en medicijnen innemen. De woningen zijn aangepast zodat mensen met een lichamelijke beperking zich goed in het huis kunnen bewegen. De woningen hebben bijvoorbeeld extra brede deuren en gang, een onderrijdbaar aanrecht, aangepaste sanitaire voorzieningen en een alarm-intercomsysteem. De mensen die een ADLclusterwoning bewonen, hebben hulp nodig om zelfstandig te kunnen wonen. Hierbij kan het gaan om: •
Lichamelijke verzorging
•
Aan- en uitkleden
•
Verplaatsingen in en om het huis
•
Toiletbezoek
•
Eten en drinken
•
Eenvoudige verpleegtechnische handelingen
•
Enige hand- en spandiensten.
Hiervoor is in de buurt van de woningen een zorgpost nodig, van waaruit 24 per uur dag zorg op afroep kan worden verleend. Assistentie wordt op afroep en op aanwijzing verleent. Dat betekent dat de cliënt bepaalt wat er moet gebeuren, wanneer en hoe. Fokus biedt geen huishoudelijke verzorging, specialistische verpleging of begeleiding. De cliënt kan hiervoor een beroep doen op de thuiszorg of kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb). De ADL-woning is een normale woning die ruimtelijk en technisch is aangepast en bevat minimaal drie kamers. Met name in de keuken en badkamer zijn specifieke technische eisen van toepassing. De ruimtelijke eisen vragen om een afwijkende beukmaat. De ruimtelijke eisen voor een ADL-woning leiden tot een gebruiksoppervlak van 97 m2 (115 m2 bruto vloeroppervlak) voor een driekamerwoning en 105 m2 gebruiksoppervlak (125 m2 bruto vloeroppervlak) voor een vierkamerwoning, ex buitenruimte en – berging. De ADL-post wordt 24 uur per dag gebruikt als verblijfs- en kantoorruimte en uitvalsbasis voor de ADLassistenten. Het aantal gbo van de ADL-unit is ten minste 81 m2 (108 m2 bvo), ex buitenruimte en berging. 4.1.1 Fokus Wonen Stichting Fokus Wonen is de grootste aanbieder van ADL-clusterwonenprojecten. Voorwaarde die Fokus aan een project stelt is dat de ADL-woningen zijn geïntegreerd in een woningbouwproject, en bij voorkeur niet naast elkaar zijn gelegen. Veel belang wordt gehecht aan de mix tussen ADL- en andere woningen, waarbij de ADL-woning niet als zodanig herkenbaar is van buiten. Een ADL-cluster biedt gemiddeld plaats aan 14 bewoners, in de praktijk op dit moment maximaal aan 19 (zie voor een overzicht van alle Fokus Wonenprojecten bijlage C). Er zouden meer ADL-woningen vanuit een ADL-unit bediend kunnen worden. Dan moet echter wel voor de kleinschaligheid worden gewaakt. Fokus geeft aan in te zetten op uitbreiding van het aantal woningen per cluster. Ook zou de ADL-unit exploitatietechnisch beter uitgenut kunnen worden als die tevens functioneert voor zorgvragers met andere zorgvragen. Fokus adviseert tegenwoordig een projectgrootte van minimaal 16 en maximaal 24 woningen, waarbij het project onderdeel uitmaakt van een groter bouwplan van tenminste 50 andere woningen.
16
4.1.2 Programma van Eisen ADL-cluster •
Een ADL-cluster bestaat uit maximaal 16 tot 24 ADL-woningen, plus één ADL-unit en maakt onderdeel uit van een woonwijk of –gebouw bestaande uit 50-75 woningen.
•
Een ADL-cluster bevindt zich nabij voorzieningen.
•
ADL-woningen zijn geïntegreerd in een woningbouwplan, niet herkenbaar als uitzondering.
•
Het aantal vierkamerwoningen is minimaal 25% en maximaal 50% van het totale aantal ADLwoningen. De overige woningen hebben drie kamers.
•
De afstand tussen de verst gelegen ADL-woningen is bij voorkeur niet meer dan 200 meter.
•
De afstand van de ADL-woning tot de ADL-eenheid is bij voorkeur niet meer dan 150 meter.
•
Er is 1 rolstoeltoegankelijke parkeerplaats per 2 ADL-woningen, plus 2 parkeerplaatsen voor ADLassistenten nabij de ADL-eenheid.
Dit programma heeft sinds de verandering in financiering (zie hoofdstuk 5) haar formele status verloren. Het wordt echter nog steeds als leidraad bij nieuwe projecten genomen. Er kan nu wel flexibeler mee worden omgegaan. Het is immers geen voorwaarde meer voor subsidie, aangezien de subsidie is afgeschaft. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk grotere woningen te realiseren en te kijken naar mogelijkheden voor werken aan huis. 4.1.3 Organisatie van de Stichting Fokus Een Fokus Wonenproject is meestal een initiatief dat wordt opgestart door cliënten(vertegenwoordiging). Fokus zelf initieert projecten in gemeenten met meer dan 40.000 inwoners waar nog geen ADL-clusterwonenvoorziening is of initiatief is opgestart. In het verleden werden Fokusprojecten altijd gebouwd door een woningcorporatie, die na realisatie de woningen beheert. Bewoners huren direct van de corporatie. Nu het Programma van Eisen (PvE) haar formele status heeft verloren zijn meer organisatorische vormen mogelijk. Ook andere partijen dan woningcorporaties kunnen de ontwikkelaar en woningexploitant van het project zijn. Dat betekent dat naast sociale huurprojecten nu ook koopwoningen en vrije sectorhuurwoningen kunnen worden gerealiseerd. Na realisatie van de woningen exploiteert Fokus de ADL-post en levert ze de ADLassistentie. Fokus Wonen biedt bij de voorbereiding en realisatie van een nieuw project ondersteuning aan woningcorporaties en andere partijen, zoals de architect, aannemer, installateur, gemeente en cliëntengroepen. Zo voert Fokus haalbaarheidsonderzoeken uit, denkt ze mee over het ontwerp van plattegronden, adviseert ze over subsidiemogelijkheden door het ministerie, en is ze nauw betrokken bij werving en woningaanbieding aan huurders. Fokus bezoekt alle toekomstige cliënten, inventariseert wensen en vertaalt de wensen naar de woningcorporatie of andere ontwikkelaar. Na oplevering van het project verleent Fokus de ADL-assistentie voor de cliënten. Fokus houdt op haar website per project het vrijkomende woningaanbod bij. In principe kunnen kandidaten landelijk reageren op de woningen. Fokus draagt vervolgens de kandidaten voor aan de corporatie/gemeente. Deze nemen de beslissing of een kandidaat ook geplaatst wordt. De gemeente/corporatie is vrij om een toewijzingssysteem te hanteren waarbij eigen inwoners voorrang krijgen bij plaatsing. 4.1.4 ADL-bewoners en indicatiestelling Om voor een ADL-cluster of Fokus Wonen project in aanmerking te komen, dienen ADL-kandidaten op de wachtlijst van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) te staan. Om geregistreerd te worden als ADL-kandidaat, is een geldige indicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) nodig. Hierin moet staan dat de cliënt recht heeft op de ADL-assistentie (functie persoonlijke verzorging en eventueel
17
verpleging) en zelfstandig kan wonen (geen indicatie verblijf). In het advies van het CIZ moet tevens staan dat men voldoet aan de voorwaarden voor het Fokuswonen. De voorwaarden zijn: •
De grondslag van de vraag is een lichamelijke beperking of somatische aandoening;
•
De urenindicatie voor ADL-assistentie in en om de woning is minimaal vijf uur per week
•
De cliënt is in zijn thuissituatie aangewezen op ‘zorg op afroep’
•
De cliënt is voldoende sociaal zelfredzaam (geen indicatie voor langdurig verblijf)
•
De cliënt is aangewezen op een rolstoeldoorgankelijke woning.
Deze voorwaarden bepalen of iemand dusdanig beperkt is in zijn dagelijks handelen, dat het zelfstandig wonen gepaard moet gaan met 24-uurszorg op afroep. 4.2 Particuliere initiatieven In een aantal situaties waarin professionele zorg en een aangepaste woonomgeving nodig zijn, zien cliënten onvoldoende heil in de standaard beschikbare mogelijkheden. Soms worden krachten gebundeld in particuliere initiatieven, bijvoorbeeld zogenaamde ouderinitiatieven. Een quickscan onder 7
recente ouderinitiatieven laat zien dat het voornamelijk initiatieven voor (jonge) mensen met een verstandelijke of meervoudige beperking betreft. Het TNO-rapport bevestigt dit beeld. Het Droomhuis dat in de gemeente Wijk bij Duurstede wordt gerealiseerd is een voorbeeld van een ouderinitiatief. Dit intramurale woonzorgproject is bedoeld voor tien tot twaalf zorgintensieve jongeren met een verstandelijke beperking of een complexe meervoudige beperking. Corporatie Volksbelang bouwt de woningen en Syndion verleent de zorg. Omdat het niet om een gereguleerde vorm van aangepast wonen gaat, wordt voor zover bekend geen formele registratie bijgehouden van deze ‘particuliere’ woonvoorzieningen. Hoeveel van deze voorzieningen in Nederland zijn en hoeveel plaatsen bewoond worden door mensen met primair een lichamelijke beperking is onbekend. 4.3 Initiatieven van zorg- en welzijnsorganisaties Zorg- en welzijnsorganisaties ontplooien woonzorginitiatieven voor mensen met een zorgzwaartepakket LG (ZZP LG). Stichting Reinaerde is zo’n organisatie die in de omgeving van Wijk bij Duurstede projecten heeft geïnitieerd en exploiteert. Het gaat om wonen in een semi- of intramurale setting, met de AWBZ-functie ‘verblijf’. Hierin verschillen deze woonvormen van ADL-clusterwonen. Bij ADLclusterwonen is er een zorgindicatie van AWBZ, maar wordt zelfstandig gewoond (dus geen AWBZindicatie ‘verblijf’); bij wonen volgens de AWBZ-indicatie verblijf wordt niet zelfstandig of semizelfstandig gewoond. Het kunnen voeren van regie over het eigen leven is voor een belangrijk deel bepalend voor de keuze tussen zelfstandig wonen of wonen onder verantwoordelijkheid van een zorginstelling, al dan niet in een groep. Reinaerde levert binnenkort een woonproject in een semiintramurale setting op in Utrecht (zie paragraaf 6.3). De woningen in dat project zijn fysiek zelfstandig (losse, eigen appartementen), maar omdat 24uurszorg aanwezig is in het appartementencomplex, is toch sprake van intramuraal verblijf. De doelgroep van Fokusprojecten en woonzorginitiatieven voor mensen met een ZZP LG in een lage klasse (ZZP 1 en 2) komen steeds dichter bij elkaar te liggen en ontlopen elkaar niet veel. Het ligt voor de hand deze groepen gezamenlijk te bekijken bij het ontplooien van woonzorgprojecten. 4.4 Kleinschalige woonvormen voor dementerende ouderen Kleinschalige woonvormen voor dementerende ouderen worden hier genoemd, omdat de huisvesting van deze doelgroep door de toenemende vergrijzing en de toenemende levensverwachting een actueel 7
Zie bijvoorbeeld www.woonzelf.nl/wooninitiatieven:praktijk
18
vraagstuk is. Verschillende partijen (zorgorganisaties en corporaties) zoeken naar alternatieven voor de situatie waarin iemand moet verhuizen naar een intramuraal verblijf, terwijl de partner zelfstandig in de woning achterblijft. De mensen die in aanmerking komen voor een dergelijke woonvorm hebben een AWBZ-indicatie ‘verblijf’. Dat wil zeggen dat er 24-uurszorg aanwezig is, omdat mensen niet meer zelfstandig kunnen wonen. Vaak gaat het om ‘aanleunwoningen’, zelfstandige woningen aangesloten op een domoticasysteem met aangepaste voorzieningen (geen drempels, aangepast sanitair e.d.), en een gezamenlijke ruimte voor dagactiviteiten. 4.5 Conclusie Voor de doelgroep met een lichamelijke beperking die assistentie nodig heeft om zelfstandig te kunnen wonen is de meest bekende woonvorm het ADL-clusterwonen, projecten die voornamelijk gerealiseerd worden in samenwerking met Fokus Wonen. Andere woonvormen zijn particuliere initiatieven – hiermee is vooral ervaring opgedaan met de doelgroep (jonge) mensen met een verstandelijke of meervoudige beperking - , en (semi-)intramurale kleinschalige projecten, waarbij de bewoners een AWBZverblijfindicatie hebben. Zij kunnen niet zelfstandig wonen, er is 24-uurstoezicht nodig. Er is ook veel ervaring opgedaan met kleinschalige woonvormen voor ouderen. Er is een trend gaande van intramuraal wonen naar extramuraal wonen. Die trend is niet alleen ingezet vanuit kostenoogpunt (intramuraal wonen is duur door de constante zorgverlening), maar ook vanuit de groeiende wens van verschillende doelgroepen om zo lang mogelijk zelfstandig te wonen. Daartoe worden allerlei woonzorgprojecten geïnitieerd, waarbij veel belang wordt gehecht aan kleinschaligheid. Ook bij Fokus Wonen staat de kleinschaligheid hoog in het vaandel. Door de verspreiding van Fokuswoningen over een nieuwbouwplan met ‘gewone’ woningen, valt van buiten nauwelijks op dat sprake is van aangepaste woningen. Het aantal aangepaste woningen binnen een bouwplan kan daardoor redelijk makkelijk worden vergroot, zonder dat dit de kleinschaligheid in gevaar brengt. Door meer aangepaste woningen te bouwen, neemt het gebruik van ADL-assistentie toe, waardoor de ADLpost beter rendeert. Nu de regelgeving is veranderd en het wonen in extramurale setting niet meer wordt bekostigd vanuit de AWBZ, is het makkelijker om tot een combinatie van woonvormen te komen die gezamenlijk gebruik maken van zorg en assistentie. Die zorg kan geleverd worden door Stichting Fokus Wonen, maar ook een zorg- of welzijnsorganisatie kan assistentie verlenen aan mensen met een lichamelijke beperking. De woningen kunnen door een corporatie of een andere ontwikkelende partij worden gebouwd en geëxploiteerd. In het volgende hoofdstuk wordt nader ingegaan op de bekostiging en kostentoerekening.
19
5. FINANCIERING De financierbaarheid van de zorg en vooral de voorzieningen is een wezenlijk onderdeel van het onderzoek, met name wat betreft het ADL-clusterwonen. Met ‘financierbaarheid’ wordt dan bedoeld welke voorzieningen door welke stakeholder betaald (gaan) worden en via welke bestaande loketten of kanalen dat geregeld is of kan worden. In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de financiering van een voor mensen met lichamelijke beperkingen aangepaste woonplek. 5.1 Naar een scheiding van wonen en zorg: een nieuwe situatie 5.1.1 Financiering in de oude situatie In de oude situatie werden zowel de bouw van aangepaste woningen als de zorg die in de woningen werd geleverd, bekostigd uit de AWBZ. Een cliënt hoefde geen AWBZ-indicatie ‘verblijf’ te hebben om gebruik te kunnen maken van een door de AWBZ gefinancierde woning. Het ADL-clusterwonen werd met drie subsidieregelingen gestimuleerd en gefinancierd: 1.
subsidie op de bouw van de woningen en zorgpost
2.
subsidie op individuele en collectieve aanpassingen per woning
3.
subsidie op de assistentie (ondersteuning, zorg)
De eerste twee subsidieregelingen zijn per 2009 afgeschaft. De subsidie voor de assistentie valt nu nog onder de ADL-clusterregeling. Stichting Fokus Wonen bijvoorbeeld, declareert de gemaakt uren voor ADL-assistentie bij het College voor Zorgverzekeringen (CvZ). In 2012 wordt deze regeling afgeschaft. Naar verwachting wordt de assistentie dan een reguliere AWBZ-verstrekking. Naast de AWBZ was er de Wet Voorzieningen Gehandicapten (WVG) die voorzag in de financiering van dure woningaanpassingen. Bij aanpassingen boven €20.400 was sprake van een dure woningaanpassing. Hiervoor bestond een aparte financiering, aanpassingen werden beoordeeld en toegewezen door CvZ. De gemeente kon de kosten voor dure woningaanpassingen declareren bij het rijk. 5.1.2 Financiering in de nieuwe situatie De WVG is opgegaan in de Wmo die sinds 2007 van kracht is. Sinds de inwerkingstelling van de Wmo zijn ook verschillende onderdelen van de AWBZ overgeheveld. Voor woonzorgvoorzieningen in extramurale setting is sinds 2009 een scheiding van wonen en zorg in de financiering aangebracht. Kosten ten aanzien van het wonen zijn in de Wmo gebracht en vallen dus onder gemeentelijke verantwoordelijkheid. In 2007 is door het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) landelijk onderbesteding van het Wmo-budget geconstateerd. Dit heeft ertoe geleid dat het geïndexeerde budget voor alle gemeenten is verlaagd. De gemeente heeft daardoor niet méér financiële middelen gekregen, terwijl er wel nieuwe taken zijn bijgekomen vanaf 2009. Kosten voor de zorg die wordt geleverd zijn een rijksaangelegenheid en vallen onder de AWBZ. Meer specifiek lopen woningaanpassingen bij regulier zelfstandig wonen tegenwoordig via de Wmo. Wordt wonen ingevuld door de AWBZ-functie ‘verblijf’, dan is sprake van intramuraal wonen en vindt bekostiging van de, al dan niet specifieke, woonomgeving door de zorgaanbieder plaats. Deze ontvangt hiervoor per cliënt een vergoeding in de vorm van een normatieve huisvestingscomponent (NHC) die onderdeel is van het zorgzwaartepakket van de cliënt. Door de komst van de Wmo is de mogelijkheid om woonvoorzieningen te declareren bij het rijk vervallen. De gemeente en woningcorporaties moet deze voorzieningen nu volledig zelf betalen. Er is
20
op dit moment geen vervangende regeling voor de bouwsubsidies die destijds waren ingevoerd om de realisatie van ADL-clusters te stimuleren. De rijksoverheid is als (rechtstreekse) financier komen te vervallen. Ook van de zorgaanbieder kan geen bijdrage worden verwacht. Omdat de bewoner van een ADL-cluster rechtstreeks huur van een corporatie, levert de zorgaanbieder geen directe bijdrage in de financiering van de woonsituatie van zijn cliënten: er wordt immers zorg zonder verblijf, ofwel extramurale zorg geleverd. Er resteren dan ook twee stakeholders, de gemeente en de corporatie, om de extra financiële verplichtingen van de aangepaste woningen te dragen. Het vizier is met name gericht op corporaties, die vanuit het Besluit Beheer Sociale Huurwoningen (BBSH) een verantwoordelijkheid hebben voor het huisvesten van bijzondere doelgroepen. In het verleden zijn op verschillende plekken corporaties bereid gevonden om extra investeringen te doen. Toch zijn ook corporaties terughoudend. In de huidige context (teruggevallen woningmarkt, de economische crisis en de lastiger en duurder geworden financiering) zijn de bereidheid en de mogelijkheden om onrendabel te investeren in het kader van wonen en zorg eindig. Dat betekent dat corporaties niet zomaar in staat zijn om de extra investeringskosten die een woonvoorziening als ADL-clusterwonen met zich mee brengt, te dragen. Woningstichting Volksbelang heeft aangegeven dat zij door extra investeringen in lopende projecten voor bijzondere doelgroepen (Droomhuis voor jongeren met een meervoudige beperking in de Geer, een project voor dementerende ouderen in De Engk en een zorgboerderij voor oudere plattelandsbewoners aan de Groenewoudseweg in Cothen) en door het huidige economische en politieke klimaat niet nog een project kan dragen met extra kosten. Er is simpelweg geen geld beschikbaar om een hogere dan de al hoge reguliere onrendabele top (tekort dat ontstaat doordat de relatief lage huren onvoldoende zijn om de kosten van onderhoud en afschrijving over de exploitatietermijn te dekken) te dragen. Volksbelang is niet alleen vanwege financiële overwegingen terughoudend ten aanzien van een Fokusproject in Wijk bij Duurstede. De haalbaarheid is ook onzeker door de geringe omvang van de doelgroep in de gemeente. Een ontbrekende onderbouwing van de behoefte (bij corporaties uit het onderzoek van TNO gestaafd door relatief grote en lange (aanvangs)leegstand, wat volledig voor rekening en risico van de corporatie komt). Het zou er bovendien op neerkomen dat de corporatie een grote investering moet doen, waar mensen buiten de gemeente gebruik van maken. Als de corporatie een investeringsafweging tussen verschillende projecten moet maken, dan heeft een project met een bovenregionale functie geen voorrang. Volksbelang benadrukt het belang van koppeling van doelgroepen en voorzieningen en/of regionale samenwerking. Naast de corporatie is tot slot de gemeente Wijk bij Duurstede een belangrijke stakeholder. De gemeente zou bij kunnen dragen via een lagere grondprijs en een bijdrage aan de bouw van de woningen en zorgpost. Vanuit de gemeente Wijk bij Duurstede geredeneerd is de aantrekkingskracht op bewoners uit naburige gemeenten zonder (draagvlak voor een) ADL-cluster een belangrijk aandachtspunt. Wel kent de gemeente Wijk bij Duurstede van oudsher een reserve vanuit de WVG. Met de komst van de Wmo is de WVG-reserve omgezet in een Wmo-reserve. Deze reserve wordt door de gemeente gehanteerd als egalisatiereserve. Dat wil zeggen dat overschotten op het Wmo-budget aan de reserve worden toegevoegd en tekorten op het budget voor de individuele Wmo-voorzieningen in principe uit de reserve worden betaald. Als er onttrekkingen aan de egalisatiereserve plaats vinden, wordt hierover advies gevraagd aan de SIGW en de Wmo-adviesraad. 5.2 Toelichting op de kosten van ADL-clusterwonen In de vorige paragraaf werd de overheveling van taken ten aanzien van het wonen voor mensen met een bijzondere woonvraag van rijk naar gemeente besproken. De kosten voor woningaanpassingen
21
worden nu gedragen door de gemeente. Maar hoe zit het met nieuwbouw? In deze paragraaf worden de kosten van ADL-clusterwonenprojecten uiteengezet. 5.2.1 Inzicht in de stichtingskosten De totale kosten van een ADL-clusterwonenproject bestaan uit: •
Grond- en bouwkosten verbonden aan de extra m2 en bouwkundige aanpassingen (brede beukmaat, brede gangen en deuren etc);
•
Kosten van de inbouwvoorzieningen in de ADL-woning (bijzonder sanitair, onderrijdbaar aanrecht, alarm-intercomsysteem etc);
•
Kosten voor het realiseren van de ADL-unit.
Deze kosten kunnen worden teruggerekend naar gemiddelde extra kosten per woning. In onderstaande tabel zijn de extra investeringskosten van ADL-clusters ten opzichte van reguliere woningbouw opgenomen. Tabel 5.2.1 Overzicht extra investeringskosten ADL-clusters 2002-2006 (prijspeil 2008) (TNO, 2010)
Een ADL-cluster kost gemiddeld ruim €66.000 per woning extra ten opzichte van een reguliere vergelijkbare woning. Daarvan gaat circa €30.000 op aan de grond- en bouwkosten en de bouwkundige aanpassingen. Circa €20.000 wordt gebruikt voor inbouwvoorzieningen en de kosten voor de ADL-unit bedragen circa €15.000 per woning. 5.2.2 Financiering van de stichtingskosten: ADL-post De ADL-post behoort tot de zogenaamde zorginfrastructuur. Met zorginfrastructuur wordt bedoeld ruimten die van belang zijn voor het leveren van de zorg zoals omschreven in het Besluit Zorgaanspraken AWBZ aan geïndiceerde cliënten die niet bij een zorgaanbieder verblijven. Het gaat
22
om: •
Ruimten voor het 'halen' en 'brengen' van extramurale AWBZ-zorg, waarbij de mogelijkheid bestaat deze ruimten ook te gebruiken buiten de AWBZ;
•
Ruimten en/of technologische voorzieningen ten behoeve van het leveren van de oproepbare, onplanbare zorg op afroep met een hoge frequentie.
Deze zorginfrastructuur wordt op dit moment bekostigd via de Beleidsregel zorginfrastructuur (CA-340) van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De beleidsregel heeft tot doel bestaande of geplande intramurale plaatsen om te zetten naar zelfstandig wonen en/of personen met een indicatie voor AWBZzorg in staat te stellen ondanks relatief ernstige beperkingen langer zelfstandig te blijven wonen. Kosten die via de beleidsregel aan de zorgaanbieder vergoed worden kunnen betrekking hebben op twee soorten kosten. Het gaat ten eerste om kapitaallasten: de kosten van erfpacht, afschrijvingen en rente of huur en leasekosten die samenhangen met de investering in zorginfrastructuur. Hieronder kan, naast gebouwen, ook technische infrastructuur worden verstaan. Ten tweede betreft het overige kosten: kosten van energie, belastingen, inrichting en onderhoud. De ADL-unit van een ADL-cluster past goed in dit profiel. Na het afschaffen van bouwsubsidies op het ADL-clusterwonen ligt bekostiging via de route van deze beleidsregel voor de hand. Aandachtspunten rond deze beleidsregel zijn: •
Het voornemen van de NZa om binnenkort over te gaan op normatieve, prestatiegebonden vergoedingen (in plaats van de huidige vergoeding op basis van opgevoerde kosten)
•
Het niet gegarandeerd structurele karakter van de regeling c.q. de vergoedingen. De vergoeding is vastgelegd via een beleidsregel. Deze kan elk moment worden aangepast.
In de praktijk komt het er vaak op neer dat de stichtingskosten van de ADL-post worden bekostigd door de corporatie en de ADL-post zelf wordt verhuurd aan Fokus Wonen. Deze kan de huur (kapitaallasten) vervolgens bekostigen via de zorginfrastructuurregeling. 5.2.3 Financiering van de stichtingskosten: ADL-woningen In de vorige paragraaf kwam al naar voren dat subsidies op de bouw van ADL-clusterwoningen zijn afgeschaft, evenals subsidies voor individuele en collectieve aanpassingen in de woning. Stichting Fokus Wonen heeft nog nauwelijks ervaring opgedaan met de nieuwe situatie. Recent opgeleverde projecten zijn vaak nog via de oude financieringswijze tot stand gekomen. Bij nieuw op te leveren projecten is de betrokken corporatie bereid gevonden de extra kosten die een ADL-woning met zich mee brengt, te betalen. De corporatie accepteert een hogere onrendabele top op de woningen, gerechtvaardigd vanuit haar kerntaak om bijzondere doelgroepen te huisvesten. Naast het alternatief waarin de corporatie volledig opdraait voor de extra kosten, is er ook een vorm denkbaar waarin de gemeente bijdraagt aan de extra kosten. Immers, bij aanpassingen in bestaande (gewone) woningen, is het immers ook de gemeente die de kosten moet dragen. Gemeente en corporatie zouden tot een kostenverdeling kunnen komen. Ook is het denkbaar dat de gemeente het grondprijsbeleid inzet om de ontwikkeling van aangepaste woningen mogelijk te maken. De grond voor de extra vierkante meters ten opzichte van reguliere woningen, door de brede beukmaat en brede gangen e.d., zouden tegen een gereduceerde grondprijs verkocht kunnen worden aan de corporatie. 5.3 Toelichting op de kosten van intramuraal verblijf Zorginstellingen die woningen bouwen voor cliënten met de AWBZ-indicatie ‘verblijf’ hebben te maken gekregen met een nieuwe financieringsstructuur. De kosten voor de bouw van woonzorgvoorzieningen kunnen niet meer als werkelijk gemaakte kosten worden gedeclareerd bij het rijk. In plaats daarvan is er
23
per zorgzwaartepakket (ZZP) een normatieve huisvestingscomponent vastgesteld. Dat is een vaststaand bedrag voor onderhoud, renovatie en nieuwbouw, dat varieert per ZZP. De zorginstelling kan zelf optreden als ontwikkelaar van de woningen of dat uitbesteden aan een andere partij (ontwikkelaar of corporatie). In het laatste geval is de zorginstelling afnemer van de woningen. 5.4 Conclusie De bekostiging van woonzorgvoorzieningen is de laatste jaren aan veel verandering onderhevig geweest, waarbij er een overheveling van taken en verantwoordelijkheden heeft plaats gevonden van rijk naar gemeenten. Dit proces is nog steeds gaande. De betaalbaarheid van de AWBZ staat onder druk en haalt regelmatig het nieuws. Met de toenemende vergrijzing en daardoor een toenemende zorgvraag komt de betaalbaarheid bovendien steeds verder onder druk te staan. Het is dan ook allerminst zeker dat de huidige financieringsregelingen zoals de zorginfrastructuurregeling in de toekomst in stand worden gehouden. Naar verwachting zullen de komende jaren de overheidsbudgetten per voorziening kleiner worden. Voor de financiering van woonzorgvoorzieningen niet-zijnde AWBZ-verblijf groeit de afhankelijkheid van andere partijen dan het rijk. Door het afschaffen van subsidie op de bouw van ADL-clusterwoningen ligt deze financiële last momenteel volledig bij de gemeente. Door deze onzekerheid omtrent de toekomstige financiering geeft Stichting Fokus momenteel ook aan dat er op dit moment geen enkel initiatief worden genomen, in afwachting van nieuwe ontwikkelingen. In de huidige context waarin gemeenten en woningcorporaties scherp naar de uitgaven moeten kijken en veelal zelf bezuinigingen moeten doorvoeren, is er een ongewenste status quo ontstaan. Deze situatie kan echter niet structureel op lokaal niveau opgelost worden. Hiervoor zijn provinciale en landelijke initiatieven noodzakelijk. Een mogelijke oplossing voor het vraagstuk wie de extra kosten van investeringen moet dragen kan worden gevonden in het combineren van woonvoorzieningen met een zorgvraag. Er is een scheiding van de bekostigingsstructuur van intramurale en extramurale woonzorgvoorzieningen, maar dat wil niet zeggen dat er geen combinaties mogelijk zijn. ADL-woningen zouden bijvoorbeeld kunnen worden aangesloten op de zorgpost van een intramurale setting waarbij 24uurszorg aanwezig is. Daarmee kunnen de stichtingskosten van de zorgpost worden afgedekt. Een combinatie van woonzorgvoorzieningen ligt bovendien voor de hand omdat de doelgroepen ZZP’s LG steeds dichter bij doelgroep ADL-clusterwonen komen te liggen. Een andere oplossing zou zijn om een project regionaal van de grond te tillen. Wijk bij Duurstede zou samen met de omliggende gemeenten een inventarisatie kunnen maken van het aantal mensen met een ADL-clusterwonenindicatie die graag willen verhuizen naar een nieuwe voorziening. De gemeenten en corporaties kunnen dan gezamenlijk de extra investeringskosten dragen naar rato van het aantal inwoners dat zijn intrek neemt in de nieuwe voorziening. In die verdeelsleutel moet niet alleen rekening worden gehouden met de kosten van de voorziening, maar ook de baten (bijvoorbeeld lokale werkgelegenheid).
24
6. REFERENTIEPROJECTEN 6.1 Fokus Wonen: Groesbeek – Drulse beek Fokus Wonen realiseert samen met woningcorporatie Oosterpoort in Groesbeek zeventien Fokuswoningen, waarvan veertien driekamerappartementen en drie vierkamerappartementen. Het Fokusproject maakt deel uit van het nieuwbouwplan Drulse Beek van 123 woningen. Het project is in aanbouw. Bijzonder aan het project in Groesbeek is dat de gemeente een klein inwonertal (circa 19.000) heeft en de omvang van de lokale doelgroep eigenlijk te klein was voor een Fokusproject. Het project is tot stand gekomen door een initiatief van cliënten (verenigd in het Platform WVG/BTB) die jarenlang hebben gelobbyd voor een dergelijke woonvoorziening. De beperkte omvang van de lokale doelgroep en de regionale aantrekkingskracht van het project vormden aanvankelijk een punt van discussie. De gemeente heeft erop toegezien dat inwoners uit Groesbeek voorrang kregen op het project. Uiteindelijk wordt straks ongeveer de helft van het aantal Fokuswoningen betrokken door kandidaten uit Groesbeek, en de andere helft door kandidaten uit de regio, of zelfs andere delen van het land (die kandidaten hebben familie wonen in Groesbeek). Het project is volgens de oude financiering tot stand gekomen, dat wil zeggen dat het CvZ subisidies heeft verleend voor de bouw van de woningen en de ADL-post. 6.2 Fokus Wonen: Capelle - De Hoven Fokus Wonen realiseert samen met woningcorporatie ComWonen in Capelle aan den IJssel een Fokusproject. Bijzonder aan dit project is dat het volgens de nieuwe financiering tot stand is gekomen. De corporatie bouwt en verhuurt de woningen. Onderdeel van het project is één Fokuskoopwoning (die mogelijk werd door het vervallen van de formele status van het PvE waarin stond dat Fokuswoningen sociale huurwoningen moeten zijn). Het lokale gehandicaptenplatform is nauw betrokken bij de totstandkoming van het project. De corporatie neemt de kosten op zich voor de extra investeringen in verband met aangepaste woningen. Volgens Fokus Wonen was de afspraak dat de corporatie ook de kosten van de ADLeenheid zou betalen. Daar is nu onenigheid over. De woningen zijn gereed, maar de ADL-post niet. Via een landelijke regeling wordt alsnog geprobeerd subsidie aan te vragen voor de bouw van de ADL-post. Tevens wordt gekeken naar een Fokusproject in Maastricht, waarbij de Fokuswoningen worden aangesloten op een bestaande ADL-post. Fokus zal voor het project in Capelle jaarlijks via de Beleidsregel Zorginfrastructuur de exploitatiekosten van de ADL-post financieren. Fokus geeft aan dat de nieuwe financieringsstructuur heeft gezorgd voor vertraging in het proces door intensiever overleg met de gemeente en de corporatie. Het is uiteindelijk wel gelukt het project te realiseren, hoewel de ADL-post nog een punt van zorg is.
25
6.3 Reinaerde: Utrecht - Grote Trekdreef (plan Loevenhout) In de tweede helft van jaren negentig is woningbouwvereniging Portaal gestart met het ontwikkelen van plannen voor de locatie rond het verzorgingshuis Titus Brandsma. Na een lange periode van planontwikkeling en het onderzoeken van diverse varianten is uiteindelijk gekozen voor de sloop van Titus Brandsma en de nieuwbouw van het plan Loevenhout. Het project is in het voorjaar van 2011 opgeleverd. Het project bestaat uit een gedifferentieerd programma van 208 woningen: 117 koopwoningen en 91 huurwoningen. Reinaerde is als zorgpartij betrokken bij een deel van het huurprogramma: dertig zorgappartementen voor mensen met een lichamelijke beperking door niet aangeboren hersenletsel (LG NAH). Deze mensen hebben een AWBZ-indicatie ‘verblijf’. De appartementen zijn circa 80 m2 gbo groot en bestaan uit een slaapkamer, met directe toegang tot de aparte badkamer, en een woonkamer met keuken in L-vorm. Alle woningen hebben een ruim balkon.
Reinaerde huurt de appartementen van Portaal. Één van de appartementen wordt gebruikt als groepsruimte en één van de appartementen wordt verhuurd aan één of meer zorgverleners (Reinaerde is in gesprek met een ergotherapeut). De overige appartementen worden verhuurd aan cliënten van Reinaerde. Reinaerde levert tevens de zorg in huis (ADL-assistentie, en overige verzorging). Het gaat dus om een intramurale instelling, waar 24 uurszorg gegeven kan worden. De woningen zijn echter los van elkaar vormgegeven, dus de cliënten hebben de beleving dat zij zelfstandig wonen. Het verschil tussen Fokus Wonen en deze woonvorm is de indicatie die de cliënten hebben. De zorgvraag in dit project is hoger: de cliënten hebben een AWBZ-indicatie ‘verblijf’. Zij hebben niet alleen ADL-ondersteuning nodig, maar ook ondersteuning bij administratie, plannen van dagelijkse bezigheden
26
etc. De ondersteuning die wordt verleend gebeurt op afspraak, en niet op afroep, zoals bij Fokus Wonen het geval is. De woningen zijn bedoeld voor mensen met ZZP LG 1 t/m 5. Reinaerde is initiatiefnemer geweest voor het woonzorgprogramma. In overleg met Portaal is besloten om op deze locatie aangepaste woningen te realiseren. Portaal treedt op als vastgoedontwikkelaar en heeft de stichtingskosten gefinancierd. De extra bouwkosten als gevolg van de bijzondere woonvorm – brede gangen en deuren, onderrijdbaar aanrecht, aangepast sanitair – komen voor rekening van Reinaerde. Deze declareert de kosten bij het rijk op basis van de AWBZ. Reinaerde huurt de appartementen van Portaal, en verhuurt deze aan haar cliënten. Het zijn woningen met een sociale huurprijs. Reinaerde is verantwoordelijk voor de verhuur en de toewijzing. Cliënten op de wachtlijst van Reinaerde kunnen zich aanmelden voor het project, waarna een intensieve selectieprocedure start. Het aantal aanmeldingen voor de appartementen is hoger dan het aanbod. Het project wordt zeer positief ontvangen door geïnteresseerde cliënten. Om in aanmerking te komen voor een woning moet de cliënt een verblijfsindicatie hebben, maar geen ZZP hoger dan 5. Dan is de zorgvraag te intensief voor dit woonconcept. 6.4 Conclusie Het project van Reinaerde in Utrecht laat zien dat een intramuraal verblijf in uiterlijke vorm helemaal geen grote instelling met onzelfstandige woningen hoeft te zijn. Als gekeken wordt naar het gebouw gaat het om zelfstandige appartementen die via een domoticasysteem zijn aangesloten op een zorgpost die 24 uur per dag bezet is. Het project maakt bovendien onderdeel uit van een gedifferentieerd woningbouwprogramma. Het zou goed denkbaar zijn dat in dit project ook een aantal ADL-woningen zouden worden gerealiseerd. Programmatisch verschillen deze niet van de woningen van Reinaerde, maar de bekostiging vindt wel anders plaats. De extra investeringen worden niet uit de AWBZ bekostigd, maar door de gemeente, corporatie of anderszins. De ADL-woningen zouden even goed kunnen worden aangesloten op de zorgpost. Het project in Utrecht laat zien dat het –althans in theoriemogelijk moet zijn om tot combinaties van ADL-clusterwonen en kleinschalig intramuraal wonen te komen. De wens van Fokus om woningen te spreiden over woningbouwplan en van buiten niet herkenbaar te laten zijn als aangepaste woning geeft bovendien mogelijkheden om te komen tot uitbreiding van het aantal woningen per cluster, waardoor de kosten voor de ADL-post per woning afnemen en de 24uursassistentie beter wordt benut. Het project in Groesbeek kon ondanks de kleine lokale doelgroep toch van de grond komen, door politieke wil. De gemeente Groesbeek draaide niet op voor de kosten van de voorziening, deze werden betaald door subsidies uit de AWBZ. Dat zal in Wijk bij Duurstede anders zijn. In Capelle aan den IJssel is de corporatie bereid gevonden de extra woninginvesteringen te doen, maar nu het project verder gevorderd is blijkt er toch onenigheid te bestaan over de wie de kosten van de ADL-post moet dragen. Uit deze projecten kan worden geleerd dat de nieuwe bekostigingsstructuur extra inzet van partijen vraagt, in de eerste plaats financieel (de bereidheid tot extra investeringen), maar ook procesmatig. De nieuwe situatie leidt tot veel overleg om tot een juiste verdeling van verantwoordelijkheden tussen partijen te komen. Dat vraagt een lange adem van alle betrokkenen in het planvormingsproces.
27
7. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 7.1 Sociaal-maatschappelijke haalbaarheid De gemeente heeft bij de start van het onderzoek aangegeven aandacht te besteden aan de schaal van een ADL-clusterwonenproject in relatie tot de lokale behoefte en de mogelijke aantrekkingskracht van een dergelijk project op regionale kandidaten. Ook in het onderzoek van TNO kreeg dit onderwerp aandacht. De aantrekkingskracht op ADL-clusterbewoners uit naburige gemeenten zonder (draagvlak voor een) ADL-cluster speelt volgens TNO een rol, omdat niet elke gemeente bevolkingskernen heeft die voldoende draagvlak bieden voor een succesvolle exploitatie van een ADL-cluster volgens het huidige gangbare concept. De zorg van de gemeente dat een clusterwonenproject in Wijk bij Duurstede een regionale aantrekkingskracht heeft blijkt gegrond. Er zijn in Wijk bij Duurstede te weinig kandidaten met een ADL-clusterwonenindicatie om een project van de grond te brengen. Dat wil niet zeggen dat er geen aanleiding is om de zorgvraag van de mensen die een aangepaste woning nodig hebben niet (heel) serieus te nemen. Het gaat vaak om schrijnende situaties van mensen die zonder alternatieve huisvesting binnen de gemeentegrenzen noodgedwongen langer thuis moeten wonen of genoodzaakt zijn te verhuizen naar een andere gemeente, waar familie(zorg) meer op afstand is. De oplossing kan worden gezocht in regionale samenwerking of een bundeling van woonzorgvoorzieningen voor verschillende doelgroepen binnen de gemeente. Woningstichting Volksbelang sluit zich hier bij aan. Een ADL-clusterwonenproject in de gemeente Wijk bij Duurstede lijkt daarmee op zichzelf een onvoldoende te scoren op sociaal-maatschappelijke haalbaarheid. In combinatie met andere gemeenten of andere projecten heeft het project meer kans van slagen. Het is echter aan de politiek om de sociaal-maatschappelijke haalbaarheid van een ADL-clusterwonenproject te beoordelen. 7.2 Programmatische haalbaarheid Ten aanzien van de programmatische haalbaarheid moet worden opgemerkt dat met het vervallen van de subsidies op de bouw voor ADL-clusters ook de formele status van het Programma van Eisen voor ADL-clusterwonen is komen te vervallen. Hierdoor kan ten aanzien van de eisen aan het voorzieningenpakket ruimte voor flexibiliteit ontstaan. Daarmee zou elk project porgrammatisch haalbaar moeten kunnen worden gemaakt. Er is een basis PvE (het oude formele PvE) en er is ervaring binnen en buiten Wijk bij Duurstede met het opstellen van programma’s voor bijzondere woonvormen. De vraag is eerder welke vorm gekozen wordt, en in het bijzonder: wat is de focus van de doelgroep. Een project alleen voor mensen met een ADL-clusterwonenindicatie is een te beperkte doelgroep voor de gemeente. De vraag is hoe je komt tot een combinatie van doelgroepen en programma’s in een succesvolle woonzorgformule. 7.3 Financiële haalbaarheid De realisatie van aangepaste woningen voor mensen met een lichamelijke beperking zal met de nieuwe bekostigingsstructuur vooral een gezamenlijke taak zijn van de gemeente en corporatie. De financiële slagkracht van de corporatie is echter beperkt. Er lopen twee concrete en één minder concreet project(en) in de gemeente en met een woningbezit van circa 1900 woningen is er een grens aan de ontwikkelcapaciteit van de corporatie voor bijzondere woonvormen. Om een project financieel haalbaar te maken moet de schaal optimaal worden benut. Dat kan betekenen dat moet worden gekeken naar een regionaal gefinancierd clusterwonen project waarbij gemeenten en corporaties gezamenlijk een verdeelsleutel voor de extra investering opstellen. Een andere optie is om te kijken of er tot een combinatie van woonzorgvoorzieningen zou kunnen worden gekomen. Nieuwe ADL-clusterwoningen kunnen worden gekoppeld aan een bestaande 24uurszorgpost. Nieuwe ADL-clusterwoningen kunnen worden ontwikkeld met nieuwe woonvormen voor andere
28
bijzondere doelgroepen, waarbij de clusterwoningen gebruik kunnen maken van de zorgpost van de andere doelgroepen. Daarmee komt de financiering van de zorgpost niet voor rekening van het ADLclusterwonenproject. Probleem blijft echter de extra investering ten aanzien van de woningen. Hier kunnen oplossingen worden gezocht in een verdeelsleutel tussen gemeente en corporatie en mogelijk ook in het grondprijsbeleid van de gemeente. Een derde optie is om voor de doelgroep de mogelijkheden te onderzoeken van een kleinschalig intramuraal verblijf, dat in ruimtelijke verschijning zelfstandige woningen betreft, zoals het project van Reinaerde in Utrecht. De cliënten hebben daarvoor wel een AWBZ-verblijfsindicatie nodig. Hierop zou de doelgroep in Wijk bij Duurstede nader moeten worden onderzocht. 7.4 Aanbevelingen en vervolgonderzoek De uitkomst van de behoefteanalyse naar kleinschalig wonen met een lichamelijke beperking in Wijk bij Duurstede maakt duidelijk dat de lokale vraag in Wijk bij Duurstede op dit moment onvoldoende van omvang is om een ADL-clusterwonenproject zelfstandig te realiseren. Gerelateerd aan de gemeentelijke uitgangspunten van het Wmo-beleid om voorzieningen alleen voor de eigen-behoefte te realiseren, wordt een ADL-clusterwonen-project op de schaal van dergelijke initiatieven als niet realistisch beoordeeld. Het beperkte aantal lokale kandidaten voor ADL-clusterwonen of een vergelijkbare setting is niet alleen een Wijks probleem. Er zijn immers veel kleinere gemeenten waarbij de omvang van de lokale doelgroep onvoldoende is een op zich zelfstaande ontwikkeling te faciliteren. Deze situaties vragen eigenlijk om een aanpak die het gemeentelijke niveau ontstijgt. Hier ligt nadrukkelijk een rol voor de provincie. Een regionale aanpak zal in de praktijk lastiger zijn vanwege het grotere aantal betrokken partijen en belangen. Partijen kunnen zich immers afwachtend of terughoudend opstellen en het initiatief ‘bij de buren’ leggen, bijvoorbeeld om een aanzuigende werking van kandidaten vanuit naburige gemeenten te voorkomen. Dit regionale vraagstuk is complex en tijdrovend, en valt buiten de scope van dit onderzoek. Een alternatief binnen Wijk bij Duurstede is om een combinatie van voorzieningen en doelgroepen nader te onderzoeken. Hierbij dient de vraag welke doelgroepen en zorgconcepten elkaar kunnen versterken of juist niet. Het kan hierbij ook om een combinatie van intramurale en extramurale initiatieven gaan. Dat er een scheiding is van de bekostigingsstructuur van intramurale en extramurale aspecten, wil niet zeggen dat er geen combinaties mogelijk zijn. Met het oog op een onzekere toekomstige financiering gekoppeld aan de politieke druk om te bezuinigingen is een combinatie van voorzieningen waarschijnlijk juist meer toekomstbestendig. Naast de omvang van de doelgroep vraagt ook de financiering van kleinschalige woonvormen om regionale en landelijke interventie. De financiering ligt na de komst van de Wmo en de afschaffing van subsidies op de bouw van woningen bij de gemeenten en corporaties. Hierdoor is er vanuit financieel oogpunt geen stimulans om extramurale initiatieven van de grond te tillen. Met name in de huidige economische context, waarin gemeente en woningcorporaties beperkte middelen in kunnen zetten, ontstaat er een klimaat waarin nauwelijks op de wensen van de doelgroep in dit onderzoek ingespeeld kan worden. Naast een gemeentelijke opgave vraagt dit nadrukkelijk om provinciale regie en landelijke maatregelen om de huidige impasse op lokaal niveau te doorbreken.
29
BIJLAGE A: VERKLARENDE WOORDENLIJST EN AFKORTINGEN AWBZ: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) vergoedt medische kosten die niet onder de zorgverzekering vallen. De meeste mensen die in Nederland wonen of in Nederland werken zijn ook verzekerd voor AWBZ-zorg. Om deze zorg te krijgen heeft men een indicatie nodig. De indicatie is een besluit waarin staat welke zorg u nodig heeft en hoeveel. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of een Bureau Jeugdzorg (BJZ) geven de indicaties af. BBSH: Besluit Beheer Sociale Huursector Dit besluit vormt de juridische basis voor het functioneren van de woningcorporaties. Het beschrijft de terreinen waarop de corporaties actief mogen zijn en de toelatingseisen om een woningcorporatie te kunnen worden. Verder regelt het besluit zaken als het toezicht door de minister en de verplichting tot het opstellen van een jaarrekening, jaarverslag en volkshuisvestingsverslag. Het BBSH noemt zes prestatievelden waarop de corporaties verantwoordelijkheid dragen: •
passend huisvesten van de doelgroep;
•
kwalitatief in stand houden van het woningbezit;
•
betrekken van bewoners bij beleid en beheer;
•
waarborgen van de financiële continuïteit;
•
bevorderen van de leefbaarheid in wijken en buurten;
•
bijdragen aan de combinatie wonen en zorg.
CIZ: Centrum Indicatiestelling Zorg Het CIZ beoordeelt of mensen recht hebben op AWBZ-zorg. Dit gebeurt op basis van objectieve criteria, zodat de beoordeling overal in het land hetzelfde is. Deze criteria zijn een vertaling van de richtlijnen van het ministerie van VWS. Het CIZ ontwikkelt zich de komende jaren van uitvoerder van het indicatieproces tot toetsingsautoriteit. In veel gevallen geeft een zorgaanbieder een herindicatie, die vervolgens onafhankelijk getoetst wordt door het CIZ. Mensen in complexe situaties krijgen een indicatie van het CIZ zelf. Indien nodig gebeurt dit integraal, door ook andere regelingen dan de AWBZ en de woon- en leefomstandigheden bij de indicatie te betrekken. CvZ: College voor Zorgverzekeringen Het College voor zorgverzekeringen is zowel een advies- als uitvoeringsorganisatie voor de wettelijke ziektekostenverzekeringen. Het CVZ heeft een belangrijk aandeel in het op peil houden van de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de Nederlandse gezondheidszorg. Dit aandeel levert het CVZ door het uitvoeren van drie kerntaken. •
Adviseren over inhoud basispakket
•
Verdelen van premiegeld onder zorgverzekeraars
•
Uitvoeren van regelingen voor specifieke groepen
NHC: Normatieve Huisvestingscomponent Het idee achter de normatieve huisvestingscomponent (NHC) is dat het mogelijk zou moeten zijn om een bekostiging aan de hand van onderscheiden producten te laten plaatsvinden. De prijzen die dan voor deze producten worden gerekend zouden dan integrale kostprijzen moeten zijn, die zowel dienen ter dekking van alle zorgactiviteiten, maar ook voor het beschikbaar hebben van zorginfrastructuur in de vorm van gebouwen voor verblijf, behandeling, etc. Het concept van de normatieve huisvestingscomponent is bedacht om deregulering op het gebied van zorgbouw te kunnen doorvoeren.
30
Nza: Nederlandse Zorgautoriteit De NZa houdt toezicht op het gedrag van alle zorgaanbieders en zorgverzekeraars op de curatieve en langdurige zorgmarkt en kijkt of zij de wet naleven. De NZa stelt regels, budgetten en tarieven vast voor dat deel van de zorg dat is gereguleerd en stelt condities voor marktwerking vast, die geheel of gedeeltelijk geliberaliseerd kunnen worden. PGB: Persoonsgebonden budget Het persoonsgebonden budget is een geldbedrag waarmee men zelf de verzorging, verpleging en begeleiding kan inkopen die men nodig heeft. PGB’s worden afgegeven voor zorg vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en voor zorg vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Wmo: Wet Maatschappelijke Ondersteuning De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) zorgt ervoor dat iedereen kan meedoen aan de maatschappij en zelfstandig kan blijven wonen. Het gaat bijvoorbeeld om mensen met beperkingen door ouderdom of handicap, een chronisch psychisch probleem, maar ook om vrijwilligers en mantelzorgers. Als meedoen of zelfstandig wonen niet lukt zonder hulp, kan iemand de gemeente vragen om ondersteuning, zoals thuiszorg of een rolstoel. Gemeenten voeren de Wmo uit en iedere gemeente legt andere accenten. Gemeenten bepalen zelf voor het grootste deel hoe ze de Wmo uitvoeren. Zij zij ook zelf verantwoordelijk voor het lokale Wmo-beleid. De meeste gemeentes hebben een loket waar u terecht kunt met Wmo-vragen, bijvoorbeeld het Wmo-loket, Zorgloket of Loket Wegwijs. ZZP VV: Zorgzwaartepakketten Verpleging en Verzorging De zorgzwaartebekostiging is vanaf 2009 het bekostigingssysteem voor mensen die in een zorginstelling wonen en aanvullende zorg ontvangen. De zorgzwaartebekostiging wordt vertaald in zorgzwaartepakketten. Een zorgzwaartepakket is een volledig pakket van zorg en dienstverlening dat aansluit op uw persoonlijke situatie. Niet iedereen heeft evenveel zorg of begeleiding nodig. Daarom zijn er verschillende zorgzwaartepakketten gespecificeerd naar lichamelijke beperking (LG) en verstandelijke beperking (VG).
31
BIJLAGE B: TELEFONISCHE ENQUETE LOKALE BEHOEFTE Telefonische enquête Haalbaarheidsonderzoek kleinschalig wonen Wijk bij Duurstede VGG Middelkoop voert in opdracht van de Stichting Integratie Gehandicapten Wijk bij Duurstede en de gemeente een haalbaarheidsonderzoek uit naar kleinschalig wonen voor mensen met lichamelijke beperkingen in de gemeente Wijk bij Duurstede. Het onderzoek concentreert zich op woonvormen voor mensen die naast een aangepaste woning en woonomgeving zorg op afroep nodig hebben om zelfstandig te kunnen wonen. De zorg die wordt verleend is niet alleen medische en huishoudelijke zorg, maar ook ondersteuning bij algemene dagelijkse levensverrichtingen, zoals toiletgang, wassen en aan- en uitkleden. Onderdeel van het haalbaarheidsonderzoek is een telefonische enquête onder mensen met een lichamelijke beperking in de gemeente Wijk bij Duurstede naar hun woonbehoefte. De enquête neemt circa 10-15 minuten in beslag. Algemeen Leeftijd: Woonsituatie: •
zelfstandig/onzelfstandig
•
alleen/meerpersoons (bij meerpersoons, met wie?)
•
koopwoning/huurwoning (bij huur: corporatie of anders)
Woonduur: Lichamelijke beperking en woonsituatie 1. Kunt u in het kort uw lichamelijke beperking toelichten? 2. Is voor deze beperking een aangepaste woning noodzakelijk om zelfstandig te kunnen wonen? 3. Heeft u op dit moment een aangepaste woning? 3a. Zo ja, welke aanpassingen zijn in uw woning gedaan en zijn deze voldoende? 3b. Zo nee, heeft u bij de gemeente om woningaanpassing gevraagd en is deze toegewezen? 3c. Staat u op de wachtlijst voor een aangepaste woning? 3d. Zo ja, op welke wachtlijst? 3d. Zo ja, hoe lang staat u al op de wachtlijst? 3e. Aan welke vereisten moet deze woning voldoen om zelfstandig te kunnen wonen? 3f. Zijn bij uw weten dit soort woningen aanwezig en beschikbaar binnen de gemeente? 3g. Heeft u van het Centrum Indicatiestelling Zorg een indicatie voor ADL-clusterwonen gekregen en staat u op een wachtlijst voor zo'n woning? Zo ja, hoe lang al? Woonwensen 1. Als u uw ideale woonomgeving zou schetsen, hoe zou deze er dan uit zien, gezien uw lichamelijke beperking? Bijvoorbeeld: •
gelijkvloers
•
zelfstandig kunnen wonen
•
bepaalde voorzieningen in het huis (bijvoorbeeld traplift)
•
koop- of juist huurwoning
•
alleen of samen met anderen
•
zorg 24 uur beschikbaar
•
in een gewone woonwijk
•
in een instelling
32
•
voorzieningen in de buurt
•
andere mensen met een lichamelijke beperking in de buurt
•
dagbesteding/werk in de buurt
•
goed bereikbaar
•
nieuwbouw
•
bepaald aantal kamers
•
van buiten niet zichtbaar dat het een aangepaste woning is
2. Kunt in volgorde van waardering drie kenmerken benoemen waaraan uw ideale woning zou moeten voldoen? (rangschikking van bijvoorbeeld bovenstaande) Kosten 1. Bent u in staat en bereid om extra kosten te dragen voor een aanpassingen in uw woning? 2. Bent u in staat en bereid om extra kosten te dragen voor een aangepaste (andere) woning? 3. Bent u afhankelijk van een sociale huurwoning of kunt en wilt u liever een koopwoning? Nieuwe, aangepaste woning 1. Wat zijn uw verwachtingen van de gemeente ten aanzien van een geschikte woning voor u? 2. Wat zijn uw verwachtingen van de corporatie ten aanzien van een geschikte woning voor u? 3. Wat zijn uw verwachtingen van andere partijen ten aanzien van een geschikte woning voor u? 4. Bent u genoodzaakt om naar een andere gemeente te verhuizen als er geen geschikte woning voor u in de gemeente is? 5. Bent u bereid om naar een andere gemeente te verhuizen als er geen geschikte woning voor u in de gemeente is? 6. Heeft u zich al georiënteerd op verhuizen naar een andere gemeente? 7. Heeft u zich wel eens georiënteerd op een eigen initiatief (samen met andere mensen uit uw doelgroep) voor een alternatieve woonvorm? 8. Zo ja, doorvragen: •
Omschrijf het woonproject (welke kenmerken, zie bijvoorbeeld hierboven)
•
Welke partijen waren of zijn betrokken
•
Wat zijn knelpunten bij het ontwikkelen van een dergelijk project (bijvoorbeeld regelgeving, medewerking gemeente, hoge kosten)?
•
Is het project nog steeds in beeld en zo ja wanneer wordt realisatie verwacht?
•
Zo nee, waarom is het project gestaakt?
Afronding 9. Zijn er onderwerpen in deze telefonische enquête niet aan bod gekomen, die u wel graag in het kader van dit onderzoek moet ons wil delen? Hartelijk dank voor uw tijd en medewerking. Wij zullen de resultaten van deze enquête verwerken in het onderzoeksrapport. Lijst geënquêteerde personen: •
Dhr. Bokhoven
•
Dhr. Schmid
•
Dhr. Hoogendoorn
•
Dhr. Van Duinen
•
Dhr. Kaspers
33
BIJLAGE C: FOKUSPROJECTEN IN NEDERLAND provincie
gemeente
aantal
naam van instelling
inwoners
Friesland
Groningen
aantal woningen
Leeuwarden
94.073
Camminghaburen
13
Drachten
46.230
De Trisken
13
Heerenveen
43 418
Eiland Nieuwburen *
16
Groningen
187.298
Beijum
15
Paddepoel
12
Staswerf *
16
Drenthe
Assen
66 857
Troelstralaan
15
Overijssel
Zwolle
119 030
Ittersumerlanden
16
Stadshagen
16
Gelderland
Hengelo
80.772
O-kwadraat
12
Enschede
157.052
Breugelsmangaarde
15
Lombok
13
Roombeek
14
Deventer
98.523
Het brunsvelt
15
Harderwijk
44.010
Stadsdennen
14
Appeldoorn
155.726
La Ronde
12
Beekpark
13
Ede
107.756
Ede centrum
13
Arnhem
147.018
Kronenburg
15
Arnhem centrum
15
Rijkerswoerd
14
De Symfonie
11
De Stadseiland
15
Doetenchem
56.108
De Huet
12
Nijmegen
162.963
Van Goghstraat
12
Roothaanstraat
12
Bottendaal
12
Hatert
12
Gemeente Overbetuwe
45.566
Elst Welsteraam
16
Tiel
41.192
Batauwe
12
Groesbeek
18.923
Drulse Beek *
17
34
Flevoland
Emmeloord
28.050
Revelesant
15
Oudorp
16.800
Oudorp
12
Purmerend
78.038
Purmer-noord
14
Velsen
67.281
Velserbroek
12
Zaandam
25.900
De Waaier
12
Almere
188.160
Almere Haven Binnenhof
15
Almere Stad Stedenwijk
15
Gein
15
Osdorp
14
Entrepotbrug
13
Olympisch Kwartier
15
Noord Holland
Amsterdam
Utrecht
767.457
Amstelveen
80.921
Weteringsbrugmolen
13
Haarlem
149.579
Raaks *
16
Amersfoort
144.862
Graaf Janlaan
13
Kattenbroek
12
Foortsebrug *
12
Lunetten
15
Antonius
15
Wittevrouwen
14
Ter Weide
11
Houten Centrum
13
Utrecht
307.081
Houten
47.622
Houten Schonauwen
12
Nieuwegein
60.896
Nieuwegein Fokkesteeg
15
Ijsselstein
34.226
Ijsselveld - West
16
Alphen aan den Zuid Holland
Alphen aan den Rijn
Rijn
72.534
Stortemelk
15
Leiden
117.123
Leiden Professorenwijk
15
Den Haag
488.553
Den Haag Keppelerplein
14
Den Haag Groothandelsmarkt 14 Gouda
71.122
Gouda Goverwelle
12
's-Gravenzande
19.428
's-Gravenzande Vreelande
13
Zoetermeer
121.532
Zoetermeer Leopoldhove
16
Zoetermeer Rokkeveen
12
Midden Delfland
17.892
Schipluiden Kopershoek
12
Pijnacker Nootdorp
48.013
Pijnacker Nootdorp *
16
Ijssel
64.474
s-Gravenland
16
Barendrecht
46.499
Barendrecht Carnisseland
15
Dordrecht
118.480
Dordrecht Stadspolders
15
Dordrecht Crabbehof
12
Rotterdam
593.049
Rotterdam Ommoord
15
Capelle aan den
35
Rotterdam Het Nieuwe
Zeeland
Westen
13
Schiedam
75.565
Schiedam Nieuwe Tuinen
15
Spijkenisse
72.345
Spijkenisse Zeeheldenbuurt
13
Vlaardingen
70.533
Vlaardingen Babberspolder
12
Middelburg
47.977
Hof van Sint Jan
12
Bergen op Zoom
65.845
Bergseplaat
13
Roosendaal
77.566
Oliemolen
12
Breda
173.299
Brabantpark
15
Oosterhout
54.136
Houthaven
15
Waalwijk
45.751
Rode en Wittewijk
13
Tilburg
204.853
Bodehof
12
Tafelbergstraat
14
's Hertogenbosch
139.607
Amsterdamstraat
15
Oss
77.392
Ussen
14
Uden
40.536
Veilingstraat
15
St Annastraat
15
Noord Brabant
Limburg
Schijndel
22.991
Kloosterpark
12
Helmond
88.291
Parc Viverre
14
Eindhoven
213.809
J. van Rochefortstraat
17
Hof van Eden
12
Grasrijk
19
Venlo
100.301
Venlo Blerick
15
Roermond
55.212
Roermond Beethovenstraete
12
Sittard-Geleen
95.243
Sittard Clotildestraat
16
Brunssum
29.448
Emmastaete
15
Maastricht
118.533
Maastricht Centrum
15
Maastricht Annadal
15
Kerkrade Pieterstraat
12
Kerkrade
47.684
36