Kerk&Israël ONDERWEG Jaargang 14 nummer 3 maart 2013
Interview met rabbijn Schwartz over de Jordaan
• Jaarthema Onopgeefbaar verbonden – vanwege de Sjoa? • Katern
InZicht: Christenzionisme ter discussie
Inhoud 03 Verslag van de studiedag van
15
Platform Appèl Kerk en Israël
Jaarthema: Reactie van rabbijn Edward van Voolen
Rubrieken
Jaarthema: Reactie van moslim Enis Odaci
09 Column Reinier Gosker Lezersreacties
07 Onopgeefbaar verbonden - Piet Beishuizen
11 Zo doen wij Kerk en Israël in ...
16
Sneek
12 Gedicht door Jehoeda Amichai 18 Jaarthema: Onopgeefbaar verbonden – vanwege de Sjoa?
10 Ga en Leer
Jaarthema: Boekbespreking ’De begraafplaats van Praag’
17 Te doen onderweg 19 Synagogen in Nederland Amsterdam Een echo uit de synagoge
21 Bijbels-theologische bijdrage – 14 Jaarthema: Het goede zoeken voor en met Israël
Het ligt er wel aan hoe je de Bijbel gebruikt
20 Boekbesprekingen 22 LEV 23 Nieuws van de Protestantse Raad
In gesprek met de redactie? Kom naar de Landelijke Ontmoetingsdag op 26 maart en ga tijdens een workshop ’s middags rond de tafel met enkele redactieleden van Kerk & Israël Onderweg. Om kennis te maken, met elkaar in gesprek te gaan en mee te denken over het nieuwe jaarthema. Meer informatie op de achterpagina.
24 Varia
De redactie
04
08
Interview met Michael Schwartz
Katholieke Raad verandert zijn naam
Rabbijn zet zich in voor genoeg schoon water in de Jordaan voor Israëli en Palestijnen
’Voor Israël’ wordt ’voor Kerk en Jodendom’ >
>
22 >
Nieuwe serie van LEV Joodse feesten toegelicht; dit keer Jom Hasjoa
2
Kerk & Israël Onderweg
| maart 2013
Katern >
Katern InZicht Christenzionisme ter discussie
Verslag van de studiedag van Platform Appèl Kerk en Israël
Genade is nog geen recht ’Alle nadruk leggen op je eigen recht kan genadeloos uitpakken voor de ander, maar te veel genade doet afbreuk aan legitieme rechten.’ Zo luidde een van de stellingen die tijdens een studiedag van het Platform Appèl Kerk en Israël ter discussie stonden.
D
e bijeenkomst vond eind vorig jaar plaats in de synagoge van Deventer. Het ging die dag over de spanning tussen recht en genade, gezien vanuit de Joodse en de christelijke traditie.
’Omstreden gebieden’ Dat het geen theoretische vraagstelling was, bleek uit de bijdragen van rabbijn Tzvi Marx en van jurist Matthijs de Blois. Wat betreft land en vrede illustreerde Tzvi Marx hoe Tenach en rabbijnse traditie bereid zijn tot het sluiten van compromissen. Maar hoe deze traditie vruchtbaar gemaakt kan worden in het conflict tussen Israël en de Palestijnen bleef onduidelijk. Matthijs de Blois relativeerde het internationaal recht als een menselijke instelling ’die nooit het einde van alle tegenspraak kan zijn’. Onder verwijzing naar het Palestina Mandaat uit 1922 en de grenzen van de wapenstilstand van 1948 wilde hij niet spreken over ’bezette gebieden’ maar over ’omstreden gebieden’.
Spelbreker In een van de gespreksgroepen waarin ik later op de dag verzeild raakte, werd aan de deelnemers gevraagd of zij konden instemmen met de stelling dat ’Judea en Samaria (inclusief Oost-Jeruzalem) géén bezette gebieden zijn en dat Joodse burgers het recht hebben zich daar te vestigen’. Toen bleek dat alle deelnemers aan het gesprek ermee konden instemmen, voelde ik me geroepen om spelbreker te zijn. Zo evident liggen de zaken volgens mij niet. Ik moest denken aan de turbulente geschiedenis van Palestina ten tijde van het Britse Mandaat (1922-1948), waarover de Israëlische historicus Tom Segev een boeiend, lezenswaardig en informatief boek geschreven heeft. Weinigen zullen het kennen, want het is merkwaardig genoeg niet in het Nederlands vertaald. Ik kocht het in Duitsland en las het met rode oren: ’Es war einmal ein Palästina. Juden und Araber vor der Staatsgründung Israels’.1 Zou er in onze kringen voorzichtiger geoordeeld worden als het werk van Tom Segev meer bekend was?
Ethische categorie Met bewondering luisterde ik naar de voordracht van filosoof Marc de Kesel. Het monotheïsme (als religiekritiek) stelt niet de verhouding van de mens tot God centraal, maar richt zich op de
Van links naar rechts: Tzvi Marx, Matthijs de Blois, Marc de Kesel en dagvoorzitter Hans Vermeulen, bestuurslid van het Platform Appèl.
horizontale dimensie, op de houding naar de medemens, ’bemin uw naaste als uzelf’. Het bijbelse Land van belofte is dan ook een ethische categorie, hoorde ik hem zeggen. Het bestaat bij gratie van het recht dat aan rechtelozen gedaan wordt!
Bijzondere gemeente Als verrassing gaven Sanne Terlouw (schrijfster) en Tom Fürstenberg (chazan) na afloop van de bijeenkomst spontaan een presentatie van de Joodse Gemeente in Deventer. Beth Shoshanna (Huis van de Roos) werd ruim twee jaar geleden opgericht. Het is een bijzondere gemeente, zonder bestuur, zonder leden, zonder rabbijn. Ze is niet aangesloten bij een (overkoepelend) Joods kerkgenootschap en wil graag onafhankelijk blijven. Het gaat om sfeer en saamhorigheid. De gemeente telde begin dit jaar zo’n veertig personen die geregeld samenkomen in de synagoge aan de Golstraat. Reinier Gosker Meer informatie (en de lezingen) op www.appelkerkenisrael.nl/actueel
1 Engelse vertaling: ‘One Palestine, Complete: Jews and Arabs Under the British Mandate’. Metropolitan Books, New York 2000, ISBN-13: 978-0805065879.
Kerk & Israël Onderweg
| maart 2013
3
In het Jodendom bestaat geen grote milieubeweging
Michael Schwartz: ‘De Jordaan is misschien wel de beroemdste rivier ter wereld. Denk maar aan de vele liederen erover.’ • Foto’s: Rick Keus
4
Kerk & Israël Onderweg
| maart 2013
interview
Interview met rabbijn Michael Schwartz
De Jordaan: symbool van scheiding of samenwerking? Rabbijn Michael Schwartz is een van de projectleiders van Friends of the Earth in the Middle East (FoEME), een internationale organisatie in Israël en een aantal buurlanden. De organisatie ontwikkelt projecten die het behoud van de aarde en het milieu tot doel hebben. In dit gebied is dat verweven met vredesopbouw. Tijdens een bezoek aan Nederland vertelde rabbijn Schwartz Hans Schravezande en Greetje van der Harst over FoEME. Is het milieu een belangrijk thema in Israël?
Israël is nog steeds bezig met het wordingsproces van een staat: hoe leven we, hoe geven we de maatschappij vorm vanuit de waarden van onze traditie? We hebben 2000 jaar lang geen eigen land gehad. Ik denk dat Israël nog een lange weg te gaan heeft om die proef te kunnen doorstaan. Je zou verwachten dat er in het Jodendom een grote milieubeweging zou bestaan, maar die is er niet, bij orthodoxen noch liberalen. De halachische wet kun je op verschillende manieren uitleggen, met veel tot weinig zorg voor het milieu. Sommige mensen willen niet afwassen op sjabbat en gebruiken daarom elke week wegwerpservies. Aan de andere kant: er is geen land ter wereld waar
één dag per week geen auto’s rijden! Er is niet één bepaalde milieuvisie, het wordt bediscussieerd. Ook over het houden van het jubeljaar is er een voortgaand debat.
Water vloeit over grenzen heen en vormt ook zelf een grens
Wat is en doet FoEME?
F
oEME is opgericht in 1994. Vroeger heette ze Ecopeace. Jordanië, Israël en de Palestijnse gebieden participeren in FoEME. Egypte deed ook mee, tot president Mubarak het Egyptische kantoor eind jaren negentig sloot. Misschien schuiven ooit Libanon en Syrië aan. Milieuproblemen kun je alleen samen oplossen, is de overtuiging van FoEME. Samenwerking vraagt om vertrouwen, communicatie, begrip en delen van de hulp-
bronnen en het management daarover. Als je niet samenwerkt, veroorzaak je problemen, niet alleen voor je vijand, maar ook voor jezelf. Het doel van FoEME is erop toezien dat in de genoemde regio de natuurlijke hulpbronnen gedeeld worden. Vooral water, want dat vloeit over grenzen heen en vormt ook zelf een grens.
»
Kerk & Israël Onderweg
| maart 2013
5
interview
Kunnen christenen en Joden samenwerken vanuit deze religieuze concepten rond moderne vraagstellingen?
Absoluut. Er is een menselijk streven om omstandigheden te verbeteren, maar daarbij dreigen natuurlijke hulpbronnen uitgeput te raken. Onze beide tradities laten zien dat we verantwoordelijk zijn voor wat we nalaten aan toekomstige generaties. Eén keer per week een autoloze zondag of een jaar vrij nemen kan een geweldige invloed hebben op de maatschappij. Het gaat om een systeem waarin verantwoordelijkheid centraal staat. Dat is ook waar het Jezus volgens mij om te doen was: niet zomaar geboden opvolgen, maar leven volgens een morele code. Wat mij betreft is dit het waar het in religie om gaat: verbinding, in actie komen. Dat is volgens mij ook de boodschap van de Bijbel over dit speciale land: het is heel bijzonder, maar als je er niet op een góede manier woont, zul je er helemáál niet wonen ... Óf we overleven daar sámen, of níemand overleeft daar. De rivier de Jordaan is al meer dan duizend jaar belangrijk voor
Te weinig Jordaanwater De rivier de Jordaan vormt een grens tussen Jordanië, Israël en de Palestijnse gebieden. Helaas is de Jordaan ernstig vervuild en door natuurlijke verdroging stroomt er veel minder water doorheen dan vroeger. Jordanië en Syrië gebruiken veertig procent van het water en Israël zestig procent. De meeste toevoer komt uit het Meer van Galilea. Enkele kilometers naar het zuiden wonen jaarlijks 600.000 christenen een doopceremonie bij. Nog iets zuidelijker is een dam aangelegd, waar het water wordt opgepompt en gebruikt voor drinkwater en irrigatie. Dat is schokkend, want zo is de toevoer naar de Palestijnse gebieden minimaal. FoEME streeft ernaar meer water te brengen in de Jordaan en een eerlijker verdeling te bewerkstelligen. Met hulp vanuit de hele wereld is een aantal rioolwaterzuiveringsinstallaties gebouwd bij Jericho, Shona in Jordanië, Beit Shean in Israël en dichtbij het Meer van Galilea. Zo gaat er geen vervuild water naar de rivier en gebruiken de boeren in plaats van schoon rivierwater het gezuiverde rioolwater voor irrigatie. Onlangs heeft de Israëlische regering beloofd 30 miljoen kubieke meter water per jaar toe te laten in de Jordaan. Maar de rivier heeft 300 miljoen kubieke meter nodig om gezond te zijn.
De Dode Zee valt droog De zuidelijke Jordaanvallei is op dit moment voor niemand toegankelijk, het is een afgesloten militaire zone. De Dode Zee valt droog. De Palestijnen hebben geen toegang tot de Jordaan en zijn voor watertoevoer volledig afhankelijk van Israël. FoEME werkt aan een project voor de vallei waarbij plannen van Jordanië, Israël en de Palestijnse gebieden worden geïntegreerd tot één plan. Dat plan moet vervolgens worden overgenomen door de regeringen. Hier wringt de schoen, want de regeringen zijn bang om water op te moeten geven. Het recht op water is een wezenlijk recht van mensen. Alle overeenkomsten met betrekking tot water komen echter van de Oslo-akkoorden en dat zijn interim-overeenkomsten. Het systeem van watermanagement heeft nooit gewerkt. Israël heeft een veto met betrekking tot alle beslissingen die de Palestijnen nemen. Op dit moment gebruikt Israël tachtig procent van het gedeelde water en de Palestijnen krijgen slechts twintig procent.
6
Kerk & Israël Onderweg
| maart 2013
Joden, christenen en moslims. Het is misschien wel de beroemdste rivier ter wereld, denk alleen maar aan de vele liederen die erdoor werden geïnspireerd. Als we die rivier niet kunnen behouden, waarover moeten we dan zingen? En misschien kan juist deze grens symbool worden van samenwerking, vrede en herstel van de aarde. Het werk van rabbi Michael Schwartz doet ons denken aan een bekende negrospiritual die ervoor symbool kan staan: Michael, row the boat ashore, hallelujah, Michael, row the boat ashore, hallelujah, River Jordan is deep and wide, hallelujah, Milk and honey on the other side, hallelujah! Greetje van der Harst en Hans Schravesande Meer informatie op http://foeme.org Leestip: Jeremy Bernstein, ’The Way into Judaism and the Environment’.
De meeste Palestijnen hebben niet genoeg water. Ze moeten ervoor betalen, Israël controleert de toevoer en een deel van het water gaat verloren door lekkende pijpleidingen. De Palestijnen vervuilen het water waarvan ze afhankelijk zijn. Palestijnen hebben meer water nodig en een betere infrastructuur. Israeli’s hebben belang bij minder vervuiling. Palestijnen en Israeli’s moeten samenwerken om de problemen op te lossen.
Goede waterburen FoEME heeft het project ’Goede waterburen’ opgezet met gemeenten die waterbronnen delen met buurgemeenten aan de andere kant van de grens. Inmiddels doen er 28 gemeenten mee: 11 Palestijnse, 9 Jordaanse en 8 Israëlische. Educatieve programma’s voor kinderen en volwassenen ontwikkelen bewustwording in de omgang met water. Daarnaast zijn er crossborder-activiteiten, zodat mensen begrijpen hoe hun omgang met water de buurgemeente kan beïnvloeden. Schwartz: ’Bij een schoolproject brachten kinderen de omgeving van hun school in kaart en beschreven alle milieuvervuiling die ze daarbij tegenkwamen. De resultaten brachten ze naar hun burgemeester met de vraag: “Wat kunnen wij eraan doen?” Soms duurt het jaren voordat de burgemeesters elkaar ontmoeten, maar als dat gebeurt zien ze in dat ze gedeelde problemen hebben en tekenen ze een samenwerkingsovereenkomst. Dat zijn de echte vredestichters! Natuurlijk is er ook sprake van sabotage en frustratie, vanwege de grotere politieke belangen. Maar uiteindelijk realiseren burgemeesters zich dat het hun mensen zijn die de prijs betalen voor de tegenwerking van hun regeringen. Zo wordt het een mechanisme voor vredesopbouw.’ Een ander plan is het opzetten van een vredespark op een eilandje in het gebied waar de Jordaan en de Jarmoekrivier samenvloeien. Het eilandje was beurtelings in het bezit van Jordanië en Israël. Jordaniërs en Israëli’s hebben geen visum nodig om erheen te kunnen, dus is het een ideale plek voor ontmoetingen en voor toerisme. De Jordaanse overheid heeft inmiddels toestemming gegeven een treinstation (in Bauhausstijl!) te restaureren en de Israëlische regering heeft 500.000 dollar toegezegd voor de aanleg van infrastructuur.
De Protestantse Kerk in Nederland kent een veelheid aan meningen. Zo wordt er in onze kerk ook verschillend gedacht over kerk en Israël. In deze rubriek brengt een kerkelijk betrokken persoon de onopgeefbare verbondenheid van kerk en Israël onder woorden.
Onopgeefbaar verbonden, hoe zie je dat?
Alleen godsdienstige verbondenheid De kerk is ’geroepen gestalte te geven aan haar onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël’, volgens artikel 1.7 van de Kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland. Een enigszins tijdgebonden stelling, waarvan de mogelijke draagwijdte in de loop van de tijd misschien niet helemaal is overdacht.
W
elk Israël bedoelt de Kerkorde in dit artikel? Het huidige volk van de huidige staat Israël? En moet de kerk als gevolg daarvan achter het volk Israël in zijn bestaan als natie in het Midden-Oosten staan, of slaat die verbondenheid op het volk Israël van weleer? In dát geval rijst de vraag: moet de kerk zich meer in de relìgie van het Joodse volk verdiepen, en in welke religie dan? Die van het oude volk of die van de huidige generatie? Sommige schrijvers zien een één-op-één-relatie tussen het oude volk Israël met zijn religie én de staat Israël met zijn religie. Dit maakt een dialoog tussen hen en andersdenkenden moeilijk. In mijn optiek is de verbinding tussen volk en godsdienst inmiddels echter achterhaald. De Hebreeuwse Schrift betoogt voldoende dat de Joodse religie ook aanhangers uit andere volken zou kunnen krijgen. Het heeft weliswaar eeuwen geduurd voor dit gebeurde, namelijk pas na het optreden van een Joodse man, Jezus van Nazareth. Hij was een zuiver mens, die een geweldige uitstraling had en een groot aantal volgelingen kreeg. Alhoewel hij zich, evenals de grote profeten voor hem, tot zijn landgenoten richtte, hebben zijn volgelingen zijn boodschap en daarmee in feite de Joodse religie ook buiten het Joodse volk verspreid.
Dogma’s vergeten Dat deze godsdienst een andere naam heeft gekregen (christendom) doet niets af aan het feit dat beide religies hun startpunt hebben in de God uit de Hebreeuwse Schrift. Om die reden kan de kerk ’gestalte geven aan de onopgeefbare verbondenheid’ door samen met Joodse theologen die Schrift te bestuderen, de bedoeling ervan te achterhalen, en er richtlijnen uit te destilleren voor het leven in de huidige tijd. Dan moeten er natuurlijk wel Joodse theologen zijn die hiertoe bereid zijn en het belang ervan inzien. Van christelijke theologen op hun beurt mag worden verwacht dat zij zich kunnen verplaatsen in de gedachten van de eerste, anders denkende – Joodse – gelovigen en dat zij de later ontstane dogma’s even vergeten.
Schaamte Tussen toen en nu is de parmantige, christelijke vervangingstheologie inmiddels losgelaten. Echter, de discriminatie en vervolging van afstammelingen van het volk van Israël door de eeuwen heen kunnen niet meer worden teruggedraaid. Een mea culpa hierover doet geen recht aan dit verschrikkelijke gebeuren. We schamen ons er diep over dat de kerk als instituut haar volgelingen op dit dwaze spoor van pogroms en uitroeiing van de Europese Joden heeft gezet. Ligt deze schaamte niet mede ten grondslag aan het kerkordeartikel 1.7? En daarmee komt de huidige situatie ter tafel. Naar mijn mening moet het ’gestalte geven aan de onopgeefbare verbondenheid’ zich uitsluitend beperken tot de godsdienst. Een religieuze gemeenschap komt in een moeilijke positie wanneer zij zich verbindt met een natie (politieke organisatie). De Protestantse Kerk als kerk verbindt zich toch ook niet met een politieke organisatie als de Staat der Nederlanden? De kerk moet vrij zijn om vanuit haar roeping te wijzen op het kwaad in de wereld en op de rechten van de mens.
Veroordeling In dit verband kan aan de relatie met het volk van Israël geen andere status worden toegekend dan aan die met andere volken. Israël heeft recht op het hem door de VN in 1948 toegewezen gebied (een deel van het mandaatgebied Palestina). Een veroordeling van degenen die dat recht niet erkennen, met name islamitische volkeren, is op zijn plaats. Maar ook de inwoners van het overige deel van het mandaatgebied hebben rechten. Net als bij andere landen die na een oorlog land bezet houden, kan de kerk ook de ogen niet sluiten voor de bezettingsmacht van Israël op de westelijke Jordaanoever, alle resoluties van de VN uit 1948 ten spijt.
Piet Beishuizen Piet Beishuizen is theoloog, lid van de Protestantse gemeente te Geldrop en secretaris van de commissie Vorming en Toerusting aldaar.
Kerk & Israël Onderweg
| maart 2013
7
Katholieke Raad voor Israël verandert zijn naam
’Voor Kerk en Jodendom’ De Katholieke Raad voor Israël (KRI) heeft zijn naam gewijzigd. Katholieke Raad voor Kerk en Jodendom heet voortaan de organisatie, die zich sinds 1951 binnen de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland bezighoudt met de Joods-christelijke dialoog.
D
e KRI wil de kennis van het Jodendom onder katholieken vergroten en ontmoeting met Joden stimuleren, ten dienste van elkaar en van de samenleving. Dit doet hij onder meer met een ’Dag van het Jodendom’, die jaarlijks op 17 januari wordt gehouden.
van de staat Israël wierp weer nieuwe vragen op over het wezen van het Jodendom en de verhouding Joden-christenen.
Kardinaal Willebrands In de loop der jaren heeft de KRI zich ontwikkeld tot dé roomskatholieke instantie voor dialoog met het Jodendom in Nederland. Sinds 1994 is de Raad, die zetelt in Utrecht, daarom een officieel kerkelijk adviesorgaan. De Raad verzorgt studie, ontmoeting en publicaties, waaronder vier maal per jaar het informatiebulletin Kroniek. De KRI beschikt over een adviescommissie Kerk en Samenleving en een werkgroep Leren en Vieren. Sinds 2006 organiseert de Raad Kardinaal Willebrandslezingen. Willebrands was oud-voorzitter van de Pauselijke Commissie voor de Religieuze Relaties met de Joden en nauw betrokken bij de totstandkoming van ‘Nostra Aetate’. Daarin is, tijdens het Tweede Vaticaans Concilie, de verbondenheid met de Joodse traditie duidelijk verwoord.1 ’Deze en andere soortgelijke kerkelijke documenten gelden voor de KRI als richtinggevend’, zegt Rouwhorst.
Eyeopener KRI-voorzitter prof.dr. G.A.M. Rouwhorst
Stoorzender Reden van de naamswijziging is ’dat de aanduiding Israël in de loop der jaren voor veel mensen een andere klank heeft gekregen dan in 1951 het geval was’, vertelt de voorzitter van de KRI, prof. dr. G.A.M. Rouwhorst. ’Voor de KRI heeft de term altijd voor het hele Joodse volk gestaan. Na verloop van tijd is de term echter steeds meer en steeds exclusiever geassocieerd met de staat Israël. Dit beschouwen wij als een verenging. Bovendien werkt het in de communicatie als een stoorzender, te meer omdat er ook nog weer eens de neiging bestaat om de naam met bepaalde politieke partijen in Israël te associëren.’
Grote schok Oprichters van de KRI hielden zich al voor de Tweede Wereldoorlog bezig met de relatie tussen het Jodendom en de RoomsKatholieke Kerk. Zij bogen zich over de vraag wat het bestaan van het Joodse volk voor de Kerk en de katholieke theologie betekende. Maar de echte aanzet tot de oprichting van de Raad werd gegeven na de Sjoa. De moord op miljoenen Joden had een grote schok teweeg gebracht. Groepen christenen ook binnen de Rooms-Katholieke Kerk, vroegen zich af hoe deze misdaad in christelijk Europa had kunnen gebeuren. De stichting
8
Kerk & Israël Onderweg
| maart 2013
’Dat het christelijk geloof een Joods hart heeft, is voor veel katholieken nog steeds een onwennig gegeven’, aldus de KRI op zijn website. ’Maar de ontmoeting met het levende Jodendom is een eyeopener. Zij geeft een nieuwe kijk op het eigen geloof en leert respect te hebben voor dat van de ander.’ Voor de KRI staat het bestaansrecht van de staat Israël niet ter discussie, benadrukt Rouwhorst. ’Wel denkt men over het algemeen in de richting van een twee-staten-oplossing, zoals ook het Vaticaan doet. Maar unanieme ’belijdenissen’ kennen wij op dit punt niet.’ De KRI wijst in ieder geval de substitutiegedachte (de Kerk vervangt het Joodse volk) af, evenals anti-judaïsme en antisemitisme. Ook voor de KRI geldt dat er een blijvende band is met het Joodse volk, volgens de uitspraak van Johannes Paulus II in 1980 in Mainz dat God het verbond met het Joodse volk niet heeft opgezegd. Beatrice L. Jongkind Meer informatie: www.kri-web.nl en www.dagvanhetjodendom.nl
1 Verklaring van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) over de verhouding van de Rooms-Katholieke Kerk tot de nietchristelijke godsdiensten. De centrale stelling luidt: De RoomsKatholieke Kerk wijst niets af van wat er aan waars en heiligs is in deze godsdiensten. (…) (Bron: Wikipedia)
column
Lezersreacties
Niet-weten als perspectief
EA’s gaan naar Sderot Op de achterpagina van het septembernummer van Kerk & Israël Onderweg stond een artikel over het werk van EAPPI (Ecumenical Accompaniment Programme in Palestine and Israel). In december publiceerde u een lezersreactie daarop. Die EAPPI-waarnemers (EA’s) zouden ook maar eens naar Sderot moeten gaan, suggereert de briefschrijver. En hij besluit: ’... als in een blad van de Protestantse Kerk over “Palestina en Israël” wordt gesproken, behoort de andere kant van het verhaal ook aan de orde te komen. We zijn toch “onlosmakelijk met Israël verbonden?”’ Alle EA’s gaan tijdens hun verblijf naar Sderot en hebben er een ontmoeting in een coöperatieve landbouwgemeenschap en spreken daar met The Other Voice. Dit is een Israëlische organisatie die het vijanddenken wil doorbreken en aandacht heeft voor het lot van de Palestijnen in Gaza, zie: www.othervoice.org Het ’onopgeefbaar verbonden’ van onze Kerkorde mag volgens ons geen argument zijn om voorbij te gaan aan de ongelijke situatie tussen Israël als bezettende macht en de Palestijnse bevolking. Het is waardevol dat we dankzij die verbondenheid beter inzicht krijgen in de Tora. Veel van wat wij als EA’s hebben waargenomen vinden we niet in overeenstemming met de Tora en het inter-nationaal recht. Hans Kapteyn en Wim Minnaard, EAPPI-waarnemers in 2012
’Synagoge en Kerk Onderweg’ Bijna drie jaar maak ik deel uit van de commissie Kerk en Israël Vleuten, De Meern, Leidsche Rijn-Oost. Vanaf het begin heb ik mij verzet tegen de naamgeving van deze commissie, plaatselijk en landelijk. Dit heb ik kenbaar gemaakt op de eerste landelijke ontmoetingsdag in Utrecht waar ik aanwezig was. 'Kerk en Israël' roept weerstand op vooral bij jongeren. Toen onze zoon hoorde dat ik in die commissie ging zitten was zijn reactie: ’Hè, mam, hoe kun je dat doen!’ Blij werd ik weer toen ik het artikel las van ds. Jolien Nak in het laatste nummer van Kerk & Israël Onderweg, waarin zij schreef over de verstandhouding tussen synagoge en kerk. Daar gaat het toch volgens mij om? En dan niet kerk en synagoge, maar synagoge en kerk. Wat zou het goed geweest zijn als ook de naam van ons blad was veranderd bij de laatste vernieuwing, waarover trouwens mijn complimenten. ’Synagoge & Kerk Onderweg’, dat zou toch heel mooi zijn. Wie weet komt het nog eens zover. Ali van der Schrier, Vleuten
K
ort geleden kreeg ik een boek toegestuurd: ’De stille stem. Niet-weten als levenshouding’. Het betrof een essay over openheid, geschreven door de uitgever en publicist Jan Oegema. De schenker van het boek was de dochter van een overleden gemeentelid, wiens begrafenis ik indertijd had geleid. De wijze waarop ik haar vader recht gedaan had getuigde volgens haar van grote openheid. Dat was de reden van dit onverwachte geschenk. Niet alle geschenken die ik krijg passen bij mij. Maar ditmaal was het raak. Een schot in de roos! De eerste pagina maakte mij al duidelijk dat ’de zin van het leven bestaat in de ontdekking dat je je eigen ik niet, of niet ten volle kunt kennen’. Wat een opluchting! Verrassend vond ik de visie van de auteur op ’De man zonder eigenschappen’. Ooit probeerde ik dat monsterachtig dikke boek van Robert Musil over de nadagen van de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie te lezen, maar bleef erin steken. Jan Oegema gaf me echter een sleutel tot verstaan in handen, zodat ik er opnieuw aan begon. Met succes! En passant genoot ik van de ontwapenende generaal Stumm von Bordwehr ’met zijn buikje en zijn borsteltje op zijn lip in plaats van een snor’. Niet-weten als levenshouding. Wat is dat? Zo’n houding kenmerkt zich door verwondering over het bestaan. Door nieuwsgierigheid naar wat zich afspeelt aan de randen van het menselijk weten, waar zwijgen zich aandient en stilte. Het kenmerkt zich door het aandurven van onzekerheid en het toelaten van twijfel. Door behoedzaamheid bij het uitdragen van je levensovertuiging en door voorzichtigheid bij het formuleren van je levensbeschouwelijke identiteit. En last but not least door haperingen bij het gebruik van de eerste persoon enkelvoud. Als ik miljonair was zou ik alle lezers van Kerk & Israël Onderweg een exemplaar van dit boek schenken, zoals ik het ook zelf geschonken kreeg. Reinier Gosker
De titel is ontleend aan de bundel ’Meervoudig verbonden. Nieuwe perspectieven op vragen rond kerk, Israël en Palestijnen’.
Kerk & Israël Onderweg
| maart 2013
9
Ga en Leer
Op welke dag stierf Mozes? Is het niet verbazingwekkend dat we wel weten hoe oud Mozes is geworden, maar vrijwel niets vernemen over de precieze datum van zijn overlijden?
H
et christendom kent Goede Vrijdag en de islam heeft Iedul-Maulid, de herdenking van de geboorte en de dood van Mohammed, dit jaar op 24 januari. Maar waarom staat het Jodendom nauwelijks stil bij de dood van zijn grootste profeet? Mozes heeft een gezegende leeftijd bereikt. Hij werd honderdtwintig jaar oud (Deuteronomium 34:7). Mankementen? ’Tot het laatst toe waren zijn krachten niet afgenomen en zijn ogen niet verzwakt’ (Deuteronomium 34:8). Mozes liep, om zo te zeggen, zonder stok, had geen leesbril nodig, en bleef scherp van geest. Het is dan ook niet vreemd dat in Joodse kring bij een verjaardag iemand wordt gefeliciteerd met: ’Ad mea weësriem sjana!’ (’Tot 120 jaar!’) Dat is niet zomaar een oppervlakkige overdrijving. Het is een oprechte wens dat de jaren die iemand nog ten deel zullen vallen, iets weerspiegelen van de manier waarop Mozes oud mocht worden. Zo oud worden, is een zegen.
Op een Joodse verjaardag wordt gefeliciteerd met ’Tot 120 jaar!’ Witz Er is echter ook een limit aan een lange levensduur. Honderdtwintig jaar is de grens (Genesis 6:3). Dit getal behoeft geen aanvulling. Het wordt onnavolgbaar uitgedrukt in een witz die mij onlangs, na afloop van een synagogedienst, werd verteld. ’Weet je wat je zegt als iemand jarig is? Natuurlijk! Ad mea weësriem sjana! Maar wat zeg je als iemand ook echt 120 jaar geworden is?’ Ik zocht mijn geheugen af naar een passende uitdrukking. Het moest wel iets heel bijzonders zijn. Mijn gesprekspartner keek me guitig aan en zei: ’Dan zeg je: Have a nice day!’
10
Kerk & Israël Onderweg
| maart 2013
'Dood van Mozes', gravure Schnorr von Carolsfeld. Bron: www.bijbelbeeldbank.nl © Nederlands Bijbelgenootschap
Op zoek naar een datum Uiteraard is ook in het Jodendom geprobeerd de sterfdag van Mozes te achterhalen. De Tora noemt dag noch uur, maar het boek Jozua biedt mogelijkheden op zoek te gaan naar de overlijdensdatum van Mozes (Jozua 1:1-2,11; 3:1-3; 4:19). Na de dood van Mozes krijgt Jozua de opdracht met het volk Israël de Jordaan over te trekken om het land te beërven. Jozua stuurt in het geheim twee spionnen erop uit. Volgens de traditie vertrekken ze op 5 of 6 nisan, ergens in maart/april, naar Jericho. Na een kort verblijf bij Madame Rachab, die de beide mannen van een wisse dood redt, houden ze zich op haar advies drie dagen schuil in het gebergte, waarna ze op 8 of 9 nisan bij Jozua terugkeren. Enige dagen later viert het volk Israël dan het eerste Paasfeest in Kanaän (Jozua 5:10-12). Op grond van deze data, waarbij de dertig dagen rouw over de dood van Mozes ook meetellen (Deuteronomium 34:8), heeft de traditie de sterfdatum van Mozes bepaald op 7 adar, ergens in februari/maart (Babylonische Talmoed Megilla/Rol 13b). De Zohar, het omstreeks 1275 verschenen heilige boek van de Kabbala, weet zelfs de dag van de dood van Mozes. Het was een sabbat, tegen de avond (Zohar/Glans II, 156a).
Goede Zaterdag? Het is opmerkelijk dat 7 adar niet veel meer dan een voetnoot in de Joodse traditie is gebleven. Nergens wordt de dag een Goede Zaterdag of iets van dien aard genoemd. Mozes’ naam blijft voor altijd verbonden met de Tora (Maleachi 3:22, alternatieve nummering 4:4), maar zijn persoon krijgt geen dag waarop wordt stilgestaan bij zijn leven en sterven. Het lijkt wel of er alles aan wordt gedaan om elke vorm van verering of aanbidding van de grote leider van de uittocht tegen te gaan. In de haggada, de vertelling op Sederavond – met uitzondering van de Bijbel en het gebedenboek het meest populaire Joodse boek – komt de naam van Mozes zelfs niet voor! Hebben de rabbijnen ermee willen benadrukken dat God, en Hij alléén, bevrijding bracht uit Egypte? (Deuteronomium 26:8). Hoe het ook zij, 7 adar (dit jaar op 17 februari) blijft in de Joodse agenda vrijwel blanco. Op deze dag wordt in Israël enkel stilgestaan bij de dood van de Israëlische soldaten wier laatste rustplaats, net als die van Mozes, onbekend is. Kees Schakel
Zo doen wij Kerk en Israël in ...
Sneek De Commissie Kerk en Israël Sneek baseert zich op het christendom als een loot aan de olijfboom Israël met dezelfde wortels en bron, de Tenach waaruit de Jood Jezus dagelijks putte, en bezint zich dus op wat Hij en zijn volk geloofden en geloven.
v
olgens de Kerkorde is er een onopgeefbare band met het volk Israël. Sneek geeft er een ruimere betekenis aan: geloof, volk, land en staat. Deze werd eerder verwoord in een ’missie’, opgenomen in de gemeentegids.
Werkwijze De commissie vergadert elke zes weken en tracht ook tijd te vinden voor verdieping en studie. Tevens woont zij regionale en landelijke studiebijeenkomsten bij. Zij heeft zich ook verdiept in het alefbeet – de symboliek van de Hebreeuwse letters is in het kerkblad PS behandeld. Per seizoen belegt de commissie zes thema-avonden waarvoor deskundige sprekers met christelijke of Joodse achtergrond worden aangetrokken. In een eigen activiteitengids, het kerkblad, de zondagsbrief en de publieke media verschijnen aankondigingen van en toelichtingen op deze avonden. Ook belangstellende niet-kerkleden ontvangen de gids. De avonden worden goed bezocht.
Waken voor eenzijdigheid Verbondenheid met het Joodse geloof, dat is wat de commissie toont in de keuze van sprekers voor de thema-avonden. Rabbijnen belichten de Joodse visie op Tenach, Talmoed en dergelijke; predikanten geven uitleg over de grondtekst van de Bijbel. Verbondenheid is er ook met het land en het volk van Israël en evenzo met de staat Israël. Politieke discussies worden vermeden, maar zijn bestaansrecht staat niet ter discussie. De commissie waarschuwt tegen anti-judaïsme, antisemitisme en vooral ook antizionisme en islamisme, die Israëls bestaansrecht ontkennen. Toch waakt zij voor eenzijdigheid: ook Israël-critici worden als sprekers uitgenodigd.
Andere activiteiten In 2011 en 2012 heeft de commissie in belangrijke mate meegewerkt aan een aantal activiteiten rond de vroegere Joodse gemeenschap in Sneek. Zij sloot daarbij aan bij de plaatsing van een herinneringsmonument van de Sneker kunstenaar Dirk Hakze, dat werd ingewijd door opperrabbijn Jacobs. In het verlengde daarvan heeft zij, samen met de stichting Boete en Verzoening, de Joodse begraafplaats opgeknapt, wat regionaal en landelijk reacties opleverde. Als laatste activiteit heeft onze commissie, in samenwerking met de gemeente Súdwest-Fryslân en een groot aantal sponsors, een stadsoverkoepelende tentoonstelling georganiseerd met het thema ’Sporen van Joods leven in Sneek’. Dit ging gepaard met een fraai informatieboekje, een wandelroute langs deze ’sporen’
Ds. Maarten Mook helpt de Joodse begraafplaats in Sneek opknappen.
(onder andere langs de Stolpersteine van Gunter Demnig) en twee exposities, in de Martinikerk en in kunstgalerie BAS. In de kerk hingen foto’s en gedichten door de stadsdichter, daarnaast gaven scholieren uit de bovenbouw van de beide vwo-scholen er hun eigen visie op Joden en Jodendom in tekeningen, sculpturen en andere kunstuitingen. In galerie BAS 22 gaven professionele kunstenaars hún visie. Beide exposities werden een overweldigend succes. Een permanente website verzamelt alle nog inkomende informatie over vroegere Sneker Joodse vrienden en familieleden. Ds. Maarten Mook Maarten Mook is predikant van de Protestantse gemeente te Sneek en voorzitter van de commissie Kerk en Israël Sneek. Meer informatie: www.sporenjoodslevensneek.nl
Kerk & Israël Onderweg
| maart 2013
11
Toevoeging aan het visioen van vrede En wanneer de zwaarden zijn omgesmeed tot ploegscharen, houd niet op. Houd niet op! Ga door met het omsmeden. Maak er muziekinstrumenten van. Wie weer oorlog wil voeren, zal deze eerst weer moeten maken tot werktuigen. Tekst: Jehoeda Amichai (Israëlisch dichter, 1924-2000) ‘Let Us Beat Swords into Ploughshares’, Beeld van de Russische beeldhouwer Evgeny Vuchetich bij het hoofdkwartier van de Verenigde Naties in New York. • Foto: UN Photo/Milton Grant
12
Kerk & Israël Onderweg
| maart 2013
13
jaarthema
Onopgeefbaar verbonden - vanwege de Sjoa?
Het goede zoeken voor en met Israël Als de kerk in de 21e eeuw uitspreekt dat zij zich onopgeefbaar verbonden weet met Israël, zal zij zich tegelijkertijd bewust zijn van haar gebrek aan verbondenheid – en erger – in eeuwen daarvoor. Tot en met het absolute dieptepunt: de Sjoa.
A
ls er iets in staat tussen de kerk en Israël, dan is het wel de barre geschiedenis van het anti-judaïsme. Dat de meest vernietigende uitbarsting daarvan uitgerekend in ’christelijk’ Europa plaatsvond, blijft een niet te meten schuld en schande. Het wekt dan ook geen verbazing dat Joden van nu niet bepaald staan te trappelen om ook de christelijke kerk als bondgenoot en gesprekspartner in het geloof te verwelkomen. Eeuwenlang zijn Joden in Europa beschouwd als vijanden van het ware geloof, als ketters die met harde hand bekeerd moesten worden. Niet zelden was het: de doop of de dood. Zelfs Renaissance en Reformatie ’hebben de jood jood gelaten, dief, moordenaar, woekeraar’, zoals Jacques Presser ooit heeft gezegd.
Motieven Wat waren de wortels van dit vernietigende Europese antisemitisme? Er was een etnisch motief: de vreemdeling in ons midden, die zelden met open armen ontvangen wordt aangezien hij ’anders’ is. Een economisch motief: Joden wisten zich, veroordeeld als ze waren tot (geld)handel drijven omdat ze geen toegang hadden tot de gilden, tot zekere welstand op te werken. Wat de nodige jaloezie wekte. Het psychologische zondebok-motief: de spanningen in de eigen groep of zelfs in het individu – de zelfhaat – worden afgereageerd op de vreemde ander. Zoals de Jood Hans Keilson in zijn indrukwekkende boek ’In de ban van de tegenstander’ schreef over Hitler: ’De dwaas, hij heeft in mij gevochten tegen wat hij in zichzelf nooit onder ogen durfde zien.’ En niet in de laatste plaats, het motief van de kerkelijke leer. De kerk in Europa hield er eeuwenlang een uitgesproken antisemitische theologie op na. De Joden waren het volk dat zijn Messias zou hebben verworpen en vermoord en zo de vloek over zichzelf afriep. Vervolgens zou het oude volk Gods in zijn positie van uitverkorene ’vervangen’ zijn
14
Kerk & Israël Onderweg
| maart 2013
oudste zoon is en blijft van de Eeuwige en dat de christelijke kerk ’erbij’ gekomen is. En dat Jezus – om een bekend statement te citeren – een Joodse rabbi was en niet de eerste christen.
Kopschuw Gedenkplaat in het centrum van de Duitse stad Cochem.
door het nieuwe Godsvolk, de Kerk. Sterker nog, zelfs tot ná de Sjoa verklaarden sommigen dat de grote vernietiging inderdaad op een verborgen wijze de vervulling van de goddelijke vloek zou zijn. De ’catechese der verguizing’.
Het Jodendom is en blijft de oudste zoon van de Eeuwige Jezus niet de eerste christen Hoe Joden dit alles hebben ervaren is indrukwekkend weergegeven door de Jood Ernie in de roman van Schwarz-Bart, ’De laatste der rechtvaardigen’, als hij tegen zijn verloofde Golda zegt: ’De christenen zeggen dat ze Jezus liefhebben, maar ik geloof dat ze hem haten zonder dat ze het zelf weten; daarom nemen ze het kruis bij het andere eind vast en maken er een zwaard van, en daar slaan ze ons mee!’ Welnu, de Kerk zal zich in haar verbondenheid en haar gesprek met Israël bij voortduur realiseren dat haar theologie – en dus ook zijzelf – medeschuldig is geweest aan de Sjoa. Deze bewustwording heeft ertoe geleid dat na de Tweede Wereldoorlog de mainstream protestantse Israël-theologie zichzelf op dit punt diepgaand corrigeerde. Het inzicht groeide dat het Jodendom de
De kerk dient zich in haar theologie en praktijk bij voortduur zo op te stellen ’dat Joden voor het christendom niet meer bang hoeven te zijn’, zoals de Duitse theoloog Marquardt het treffend formuleerde. Vooral de kerk zal weten hoezeer de Joden met wie zij zich verbonden weet, de overlevenden van de Sjoa zijn. Overlevenden niet zozeer in de letterlijke zin, want de meesten van de weinige overlevenden zijn inmiddels ook gestorven, maar in historisch-psychologische zin. Het volk Israël van nu is in zijn geheel ’survivor’. In het onbewuste van dit volk ligt als een oerervaring opgeslagen: ’Wij mogen er blijkbaar niet zomaar zijn’. Dat maakt velen onder hen kopschuw voor kritische bevraging, zeker als die de landpolitiek van de Israëlische regering betreft. En ook al worden die vragen gesteld door vrienden. Ook daarvoor zal de kerk begrip moeten hebben.
Tranen zien en benoemen Toch moeten die vragen gesteld worden aan Israël, ook door de kerk. Ze is het juist verplicht omdat ze in haar verbondenheid het goede wil zoeken voor Israël en met Israël. De herinnering aan de Sjoa kan geen argument zijn om daden van de staat Israël, die eventueel in strijd zijn met zowel het internationaal recht als met de gerechtigheid waartoe de profeten hebben opgeroepen, niet te benoemen. Dit laatste is een zin uit het boekje van Johan Snoek, ’Joodse en Palestijnse tranen’. Er zijn Joodse tranen en er zijn ook Palestijnse tranen. Beide soorten tranen hebben het recht gezien en benoemd te worden. Fred Meijnhardt
jaarthema
Onopgeefbaar verbonden - vanwege de Sjoa?
Kerk en Israël onopgeefbaar verbonden? ’Kerk en Israël onopgeefbaar verbonden’. Dat klinkt mooi, maar is niet zo simpel. Wat vinden Joden daarvan? Wat verbindt ons? Tanach, de Hebreeuwse Bijbel, het Oude Testament?
B
elangrijker dan de afwijkende namen en de volgorde van de bijbelboeken is het verschil waarmee Joden en christenen eeuwenlang die Bijbel lezen. De Eeuwige, God, de Heer? De vertaling van de vierletterige Naam is al een probleem: christenen noemen hem anders dan Joden. Zij hebben bovendien een bijzondere relatie met Jezus – Joden niet. Jezus is dan wel Joods en het Nieuwe Testament ontstond onder zijn Joodse aanhangers, maar hun uiteenlopende opvattingen hebben al snel tot twee verschillende religies geleid. Jodendom en christendom zijn de afgelopen tweeduizend jaar uit elkaar gegroeid in leefregels, theologie en wereldbeschouwing. Goed dat christenen zich nu bewust zijn van hun Joodse wortels en van de ’catechese der verguizing’, van het anti-judaïsme – of moeten we zeggen: het antisemitisme? – dat het christendom zo lang heeft gekenmerkt.
De Kerk heeft nauwelijks goede papieren tegenover de staat Israël Maar dat was wel na de moord op miljoenen Joden in de Tweede Wereldoorlog, mede als gevolg van de vervangingsleer en preken die deze leer verspreidden, en met behulp van kunst die het beeld versterkte van Joden als hardnekkig weigerachtige monsters. Pas toen heeft de Kerk schuld en verantwoordelijkheid bekend. (De seculiere rassenleer gaf de Kerk het laatste zetje richting massamoord. Ik spreek over de Kerk als instituut, en niet over individuen die conform christelijke normen Joden onbaatzuchtig hebben geholpen.)
In Yad Vashem worden de miljoenen vermoorde Joden jaarlijks herdacht.
Eenzijdig Onopgeefbare verbondenheid bestaat dus pas kort en is eenzijdig christelijk. Er is nog veel nodig om vertrouwen bij Joden te herstellen. Een van de struikelblokken is Israël. Kerk en Israël verwijst volgens mij naar het Joodse volk, maar wordt steeds meer betrokken op de staat Israël. Het christelijk enthousiasme van de eerste decennia maakt nu plaats voor kritiek. De Kerk heeft echter niet de beste papieren en is voor Joden en Israëli’s niet de meest geloofwaardige partner – zie boven. Kwalijker is het wanneer christenen Joden in Nederland aanspreken op het politieke beleid van de staat: ik ben niet stemgerechtigd, ik dien niet in het leger. Ook ik heb kritiek, maar die deel ik met vertrouwden en die bespreek ik in Israël – maar altijd met de woorden: ik woon er niet, ik sta niet bloot aan de dreigingen en onzekerheden, ik dien niet in jullie leger. Ik zit veilig in Nederland.
En dan die vragen die de Kerk meent te moeten stellen aan de staat Israël en die ’Joodse en Palestijnse tranen’ die christenen gaan benoemen: dank u! Waarom kiezen christenen juist voor die combinatie, en niet voor Ierland, of hun geloofsgenoten in islamitische landen, of Angolezen en Soedanezen? Onomstotelijk staat vast dat wij als Joden en christenen vanuit ons eigen religieuze perspectief solidariteit moeten betonen met de onderdrukten in onze geteisterde wereld, waar dan ook. Met uitzondering van prachtige initiatieven zoals Nes Ammim, heeft de Kerk nauwelijks goede papieren tegenover de staat Israël. Het contact met de Joden bevindt zich pas in de kinderschoenen. Voor mij is er van een verbondenheid met de Kerk na de Sjoa nog niet echt sprake – wel met vele fantastische christenen die ik ondanks alles werkelijk vertrouw.
Ierland
Edward van Voolen
Problematisch vind ik de laatste twee alinea’s van de bijdrage van ds. Meijnhardt. Kleine correctie: de kinderen van overlevenden zijn geen survivors, maar hebben vaak wel de idee dat ook wij er niet hadden mogen zijn. Hoezo veilig voelen?
Rabbijn drs. Edward van Voolen is werkzaam als conservator van het Joods Historisch Museum en is verbonden aan het Abraham Geiger Kolleg in Berlijn/Potsdam.
Kerk & Israël Onderweg
| maart 2013
15
jaarthema
Onopgeefbaar verbonden – vanwege de Sjoa?
Groeven in het gezicht Nooit heeft mijn auto me in de steek gelaten. Tot die ongelukkige dag dat op mijn dashboard een fel oranje lampje brandde. Een van de cilinders had de geest gegeven. De dealer moest de auto een weekend bij zich houden en ik was weer aangewezen op het openbaar vervoer. Lang geleden – reizen met de trein. Ik keek op tegen de drukte tijdens spitsuren en besloot daarom vooral ’s avonds te reizen. De stem van de omroepster galmde tegen alle muren van de stationshal. ’s Avonds valt de galm zoveel meer op. De intercity van Den Haag CS naar Hengelo stond op het punt te vertrekken. Keurig op tijd. Ik trok de riemen van mijn rugtas strak en zocht naar een rustige coupé om te zitten. Krant onder mijn arm. In een hoekje met vier zitplaatsen waren er drie leeg. Volkomen overbodig vroeg ik of er een plaatsje vrij was. ’Natuurlijk’, zei zij, glurend over haar versleten montuur. Ik heb niet naar haar leeftijd gevraagd, maar kon er wel naar raden. Zij was een bijzonder oude en tengere dame, ik schat in de tachtig. Diepe groeven in haar gezicht herbergden een levensverhaal waar ik slechts naar kon raden. We zaten schuin tegenover elkaar en ik begon de krant te lezen. Ik las over gevallen kabinetten en nieuwe regeringen, over Arabische revoluties en over de spanningen tussen Israël en Palestina. ’U bent moslim, nietwaar?’, klonk het vanachter de krant. Ik wist mij even geen houding te geven. ’Eh …ja?’, antwoordde ik zacht, terwijl onze blikken elkaar vonden. Zij pikte mijn vragende toon op en als vanzelf gaf ze antwoord op mijn niet-gestelde vraag. ’U vindt het niet fijn dat ik u als moslim aanspreek, nietwaar?’ En weer moest ik twijfelend, maar beamend antwoorden. Kent mijn inburgering ooit een einde, vroeg ik mij af. Zij glimlachte en keek naar de treinreizigers aan de overzijde van het gangpad. Daar keek ze vertederd naar een klein jochie met kroeshaar dat op de schoot van zijn moeder op de beslagen ruit tekende. Een lachend gezichtje. Ik volgde haar blik en legde mijn krant neer. Israël en Palestina konden wachten. ’Mevrouw’, vroeg ik nieuwsgierig, ’waarom stelt u deze vraag?’ Zij was blij met de vraag, want de glimlach werd ietsje breder. ’Weet u, elke keer als ik in een trein zit, ga ik terug naar vroeger. Naar de oorlog met de Duitsers.’ Trein. Oorlog. Duitsers. Het muntje viel. ’Bent u Joods?’
16
Kerk & Israël Onderweg
| maart 2013
Zij knikte met gesloten ogen. De groeven in haar gezicht vertelden dus dát verhaal. Ik probeerde nog een keer: ’Waarom wilt u weten of ik moslim ben?’ Zij pakte met een trillende hand een oude foto uit haar tas en gaf die aan mij zonder iets te zeggen. Op de foto twee jonge dames. De een met hoofddoek, de ander zonder. Ik kon wel raden dat de jonge vrouw zonder hoofddoek mijn gesprekspartner was. Wat was ze mooi, als een filmster uit de jaren zestig. De twee dames lachten beiden breeduit terwijl zij elkaars handen vasthielden.
’Dat bent u, samen met een islamitische vrouw.’ De oude vrouw zweeg, keek somber en ze vroeg of ik de foto terug wilde geven. Ze keek nogmaals opzij naar het jongetje met het kroeshaar en weer volgde ik haar blik. Ditmaal tekende hij een huilend gezichtje: een allochtone variant van Jantje lacht, Jantje huilt. Een zucht. ’Weet u, mijnheer, ik heb van die vriendin geleerd dat wij familie zijn van elkaar.’ Op mijn vraag of zij Joden en moslims bedoelde, knikte ze lichtjes. Door gelijktijdig lichtjes haar hand op te tillen begreep ik dat ik haar niet meer moest onderbreken. En dus luisterde ik. ’Die vriendin noemde mij altijd ”moeder”. Niet omdat zij haar eigen moeder verloren had. Nee, zij vond dat het Jodendom de moeder is van zowel christendom als islam. Altijd draag ik die foto bij me. Om niet te vergeten dat u en ik familie zijn, wat er ook gebeurt. Wat er ook gebeurt.’ Even was ze stil om te zien hoe ik zou reageren. Ik draaide me naar haar toe en vouwde de krant op, als stille aanmoediging om vooral verder te vertellen. Ik heb de rest van de reis ademloos geluisterd, af en toe alleen instemmend knikkend. Alles wat ik gelezen had over Sjoa werd in de ogen en woorden van deze
vrouw tastbaar. Angst, verschrikkingen, eenzaamheid, diepe pijn, een onzeker lot, de politieke realiteit, de grote persoonlijke verliezen. Maar toch ook hoop en vertrouwen. En toen vroeg zij: ’Mijnheer, vergeeft het u mij dat ik niet naar uw naam gevraagd heb. Wilt u mijn verhaal vertellen aan uw medemoslims?’ Toen de trein schuddend en piepend tot stilstand kwam, nam ik haar hand en begeleidde haar voorzichtig de trein uit. We wensten elkaar een behouden thuiskomst. En terwijl ik haar kleine stapjes gadesloeg, totdat zij uit mijn zicht verdwenen was, beloofde ik mezelf haar verhaal altijd na te vertellen. Omdat zij mijn moeder was.
Enis Odaci Ir. Enis Odaci is voorzitter van de stichting Humanislam, waarbij hij zich vooral richt op het verbindende humanum in de dialoog tussen godsdiensten. Hij is van beroep verkeerskundig adviseur en directeur van Odaci Advies. Samen met ds. Herman Koetsveld heeft hij in 2010 de stichting Koetsveld & Odaci opgericht om de christelijke-islamitische dialoog met lezingen, cursussen, mediaoptredens en opinieartikelen in landelijke en regionale media vorm te geven. Meer informatie op www.koetsveld-odaci.nl
Te doen onderweg
Volgende uitgave: juni 2013 Activiteiten vóór 20 maart opgeven bij de redactie. E-mail:
[email protected] Vermeld tevens datum, plaats en telefoonnummer.
Activiteiten waaraan lezers kunnen deelnemen. Uitgebreide informatie staat op de website www.pkn.nl/kerkenisrael > Agenda
In de provincie Utrecht Utrecht. Spoorwegmuseum, Maliebaanstation. 21-4 Avondwake (Jom Hasjoa), georganiseerd door het Utrechts Beraad Kerk en Israël (UBKI). Inlichtingen:
[email protected]
Wassenaar.
Hendrik-Ido-Ambacht.
NPB-gebouw, Lange Kerkdam 46. Oecumenische Commissie Kerk en Israël. 17-4 B. Siertsema: ‘God en geloof in Joodse kampdagboeken’. Inlichtingen: (070) 511 19 70.
Elimkerk, Jan Wissenslaan 7. 3-4 Dr. Henk Vreekamp: ’Hij werd één van ons’. Inlichtingen: (078) 681 65 01.
In de provincie Zuid-Holland Den Haag. Christus Triumfatorkerk, Juliana van Stolberglaan 154/hoek Laan van Nieuw Oost-Indië. Genootschap Nederland-Israël. 8-5 Vilde Katschke: Viering van Jom Haätsmaoet, Israël 65 jaar. Muziek en voordracht. Inlichtingen: (070) 385 86 11 of (070) 360 42 94.
Het monument 'Torah' bij Yad Vashem, het Holocaustmuseum in Jeruzalem.
Kerk & Israël Onderweg
| maart 2013
17
jaarthema
Onopgeefbaar verbonden - vanwege de Sjoa?
Boekbespreking ’De begraafplaats van Praag’ Het antisemitisme is een gif dat de geschiedenis doortrekt. Boekenkasten zijn erover volgeschreven en vooroordelen in allerlei versies buitelen over elkaar heen. Het dieptepunt hiervan is bereikt in de Sjoa. er niet deugt, moet er lekker gegeten worden. Dat maakt het boek ook curieus en geestig.
Een curieus en geestig boek
I
n ’De begraafplaats van Praag’ beschrijft Umberto Eco op onnavolgbare wijze hoe het gif van het antisemitisme woekert in de geschiedenis. Het woord onnavolgbaar gebruik ik, omdat het veel moeite kost de lijn van de roman te volgen. Enerzijds moet je als lezer veel weten van de geschiedenis van het einde van de negentiende eeuw in Europa. Alles komt voorbij: occultisme, vrijmetselarij, Garibaldi, jezuïeten, het Vaticaan, de protocollen van Zion en de Dreyfuss-affaire. Anderzijds is de hoofdpersoon een gespleten persoonlijkheid. Dat maakt het volgen van de verhaallijn lastig.
Lekker eten De hoofdpersoon heeft een bric-à-brac-zaakje in Parijs. Hij vervalst daar op verzoek akten en documenten en geeft ze een notariële status. Daarmee is de roman gethematiseerd: vervalsing is altijd aan de orde van de dag. De vele vervalsingen worden afgewisseld met gastronomische beschrijvingen. Bij alles wat
18
Kerk & Israël Onderweg
| maart 2013
Parijs, voorjaar 1897. De hoofdpersoon ontleedt zich in Italiaans dubbelspion Simone Simonini, die van zijn opa het antisemitisme heeft ingezaaid gekregen, zonder ooit een Jood te hebben ontmoet. Als Simonini vermomt hij zich: beplakt met snor en kapiteinspet loopt hij door Parijs. Op een dag vindt hij een soutane in zijn huis. Op de bijbehorende krabbel staat: abt Della Piccola. De hoofdpersoon vermoedt dat hij en de abt één zijn. Beider dagboekaantekeningen vormen dan de rest van het boek. De ’ander in mij’ is wezensvreemd aan het eigen ik. Dokter Froid – we herkennen in die naam de Joodse psychiater Sigmund Freud – bespiegelt de gebeurtenissen. De mens is gespleten in zijn gedrag en in zijn waarnemingen.
’Dertiende stem’ Simonini is de man die in het boek de macht van Garibaldi in Sicilië ondermijnt. Della Piccola, zijn andere ik, is de christen die met christelijke argumenten het Jodendom in diskrediet brengt. Een van de kernmomenten in het boek is de vondst van een oud document. Het betreft een document van de kehila (Joodse gemeente) in Minsk van 1794 tot 1830. Daarin staat te lezen over een ontmoeting op de begraafplaats van Praag. Eens per eeuw roept een ’dertiende stem’ twaalf rabbijnen samen uit twaalf Europese steden: Amsterdam, Toledo, Worms, Pest, Krakow, Rome, Lissabon, Parijs, Constantinopel, Londen, Berlijn en Praag. Ze komen samen rond het graf van de heilige rabbijn Simeon ben Jehoeda. Allen dragen de namen van één van de zonen van
Jacob. Op de Praagse begraafplaats verenigen ze zich ’om iets zeggen dat gemakkelijk te begrijpen was, met een grote reikwijdte, iets nieuws, niet weer de rituele kindermoord waar al eeuwen over werd gesproken zodat de mensen erin waren gaan geloven – net als in heksen – en hun kinderen angstvallig weghielden bij het getto’ (p. 231). Elke rabbijn geeft zijn visie op het vormgeven van het wereldjodendom. De dertiende stem sluit de bijeenkomst af met: ’… Goud mag dan de eerste macht van deze wereld zijn, de pers is de tweede. We moeten ervoor zorgen dat de onzen aan het hoofd komen te staan van de directie van alle kranten in elk land. Zodra we de pers in onze macht hebben, kunnen we de publieke opinie betreffende eer, deugd en rechtschapenheid beïnvloeden en de eerste aanval openen op het instituut familie … en elk van die catastrofes zal ons dichter bij ons doel brengen: heersen over de wereld, zoals beloofd was aan onze aartsvader Abraham …’(p. 234).
Hoe regeert de leugen? Umberto Eco, bekend van de verfilmde roman ’In de Naam van de Roos’, is een geniale schrijver. Dat hij zijn hoofdpersoon een gespleten persoonlijkheid laat zijn, staat model voor de verwarring: wat is waar en hoe regeert de leugen? Mensen en hun opiniemakers verdraaien altijd de waarheid om hun eigen vooroordeel te rechtvaardigen. Het maakt de lezer ervan bewust niet alles te geloven wat geschreven staat of in Journaalbeelden wordt voorgeschoteld. Na lezing van dit moeilijke maar toch fascinerende boek, besluit ik zelf opnieuw dichtbij die Joodse man Jezus te willen blijven, die staande voor machthebber Pilatus zei: ’Wat is waarheid?’ (Johannes 18:38). René van den Beld Umberto Eco, ’De begraafplaats van Praag’. Uitgeverij Prometheus, Amsterdam 2012. 486 pagina’s.
Synagogen in nederland
Amsterdam D
e Uilenburger Synagoge is een van de oudste synagogen van Nederland. Ze bevindt zich – iets verscholen – in de Nieuwe Uilenburgerstraat, in een van de oudste delen van Amsterdam, vlakbij het Waterlooplein en op een steenworp afstand van diamantfabriek Gassan Diamonds. De synagoge werd gebouwd in 1765-1766. Kenners noemen het mooie gebouw ook wel ’de Uil’. Vanaf het eind van de zeventiende eeuw vestigden zich in Amsterdam arme Joden uit Oost-Europa op de nieuw aangelegde eilanden van de stadsuitbreiding, zoals Uilenburg. Zij hebben er eeuwen gewoond en gewerkt. Het is deze groep Joden geweest die de Uilenburger synagoge heeft gebouwd. Het monumentale gebouw staat dus midden in het gebied dat ooit het hart van Joods Amsterdam was: hier woonde en leefde tot en met de bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog het Joodse proletariaat. Meer dan vijfhonderd mensen in de synagoge tijdens hoogtijdagen was heel gewoon. Het moet een gekrioel zijn geweest, vol devotie. Maar ook de plek voor het uitwisselen van nieuwtjes en roddel, het leggen van contacten en het zoeken naar huwelijkskandidaten. Bijna twee eeuwen lang. Toen de nazi’s het gebied tot getto hadden verklaard, veranderde dat drastisch. Na de oorlog stond het gebouw er nog, maar het was volledig leeggeroofd, de ruiten kapotgeslagen. Een restauratie in 1982 heeft het gebouw gered, al is het inmiddels weer aan groot onderhoud toe. Het gebouw wordt voor allerlei activiteiten verhuurd, maar het is vooral de plek waar de progressieve Joodse gemeente Beit Ha’Chidush synagogediensten houdt, Joodse feestdagen viert en Joodse lessen organiseert. Zo blijft de geest van de Uil leven, ook in deze tijd.
Mickey Hahn Mickey Hahn is secretaris van de Joodse gemeente Beit Ha’Chidush in AmsterdamUilenburg. Meer informatie: www.beithachidush.nl
Een echo uit de synagoge Schriftlezingen op Sabbat en feest- en treurdagen in de synagoge APRIL 2013 1 april Pesach zevende dag. Exodus 13:17 - 15:26; Numeri 28:19-25; 2 Samuël 22:1-51 2 april Pesach achtste dag. Deuteronomium 15:19 - 16:17; Numeri 28:19-25; Jesaja 10:32 - 12:6 13 april Tazria - Zij geeft zaad. Leviticus 12:1 - 13:59; Metsora - ’Melaatse’. Leviticus 14:1 - 15:33; 2 Koningen 7:3-20 20 april Acharee Mot - Na de dood. Leviticus 16:1 - 18:30; Kedosjiem - Heilig. Leviticus 19:1 - 20:27; Amos 9:7-15 27 april Emor - Zeg. Leviticus 21:1 - 24:23; Ezechiël 44:15-31
mei 2013 4 mei Behar - Op de berg. Leviticus 25:1 - 26:2; Bechoekotai - In mijn inzettingen. Leviticus 26:3 - 27:34; Jeremia 16:19 - 17:14 11 mei Bemidbar - In de woestijn. Numeri 1:1 - 4:20; Hosea 2:1-22 15 mei Sjavoeot eerste dag. Exodus 19:1 - 20:23; Numeri 28:26-31 Wekenfeest. Ezechiël 1:1-28; 3:12 16 mei Sjavoeot tweede dag. Deuteronomium 15:19 - 16:17; Numeri 28:26-31 Wekenfeest. Habakuk 3:1-19 18 mei Naso - Neem op. Numeri 4:21 - 7:89; Rechters 13:2-25 25 mei Behaälotcha - Wanneer je ontsteekt. Numeri 8:1 - 12:16; Zacharia 2:14 - 4:7
juni 2013 1 juni Sjelach Lecha - Zend jij. Numeri 13:1 - 15:41; Jozua 2:1-24 8 juni Korach - Korach. Numeri 16:1 - 18:32; Numeri 28:9-15; Jesaja 66:1-24 Kees Schakel
• Foto’s: Chris McKnight
Kerk & Israël Onderweg
| maart 2013
19
boekbesprekingen
Israëls volkstaal
D
at Hebreeuws de voertaal is in het huidige Israël is minder vanzelfsprekend dan het lijkt. Daarbij zijn het ideaal en het doorzettingsvermogen van één man zeer belangrijk geweest: Eliëzer ben Jehoeda (1858-1922). Hij begreep hoe het zionistische ideaal alleen kon slagen als er ook een gezamenlijke taal zou zijn. Zijn ideaal was het Hebreeuws, de taal van de Schrift en de liturgie, geschikt te maken voor alledaags gebruik. Nadat deze Wit-Rus in 1881 in Palestina, toen nog Turks gebied, was beland heeft hij tot zijn dood
aan dit ideaal gewerkt. Hij moest vele nieuwe woorden ontwikkelen. Met gebruikmaking van een periodiek verspreidde hij zijn gedachten. Hij werkte aan een woordenboek. Ben Jehoeda kreeg het verwijt van ontheiliging van de heilige taal, maar kreeg ook veel bijval. Veel pioniers gingen de taal hanteren. Dit levensverhaal van Eliëzer ben Jehoeda verscheen al in 1952, maar is nu in het Nederlands vertaald. Het geeft naast een tijdsbeeld van de gebeurtenissen in Palestina in de decennia na 1881 ook een beeld van het bewogen leven van Ben Jehoeda. Het boek leest plezierig. Adri van der Wal Robert St. John, ’Profetenmond. Het levensverhaal van Eliëzer ben Jehoeda’. Uitgeverij Barnabas, Heerenveen 2010. 320 blz. ISBN 978 90 8520 176 2. Prijs: € 19,95.
Land van mensen
Hier gebeurde het toen
Met ’Land’ in de titel van zijn boek bedoelt de schrijver het land Israël, waar al jaren twee bevolkingsgroepen, Joden en Palestijnen, en op z’n minst drie religies: Jodendom, christendom en islam moeizaam samenleven. Zijn er in die drie religies aanknopingspunten te vinden voor een denken, dat een vredig en rechtvaardig met elkaar leven in dit land ondersteunt? Daartoe beklopt Ten Berge de verschillende religieuze opvattingen en posities die er onder Joden, christenen en moslims bestaan ten opzichte van dit ’land’ en de daarop gevestigde ’Joodse’ staat. Het levert een brede en buitengewoon interessante staalkaart van opvattingen en standpunten op die hij met elkaar confronteert. Opvattingen die variëren tussen de uitersten van ’het land is van oudsher en nog steeds door de Eeuwige exclusief aan het Joodse volk gegeven’, tot meer universalistische standpunten als: ’het land is een thuisland voor ieder die daar woont, zonder onderscheid naar etniciteit, ras en godsdienst’. Ten Berge heeft mijns inziens een unieke en diepgravende studie afgeleverd, die laat zien hoe complex niet enkel de politieke maar ook de religieuze werkelijkheid in dat ’land van mensen’ in elkaar steekt. Tegelijkertijd toont hij aan dat er in de drie religies wel degelijk dwarsverbanden te vinden zijn, die een gedeelde, inclusieve en multi-etnische visie op het land mogelijk maken. Gied ten Berge is werkzaam geweest in vredesorganisaties en is nu nog voorzitter van het Steuncomité Israëlische Vredes- en Mensenrechtenorganisaties.
Op een college bijbelse archeologie was ik verrast te horen dat de stad Jericho op de Dam in Amsterdam inpasbaar was geweest. Niks geen reusachtige stad waar het volk Israël zeven dagen omheen trok, maar een nagenoeg verlaten stadje met een oppervlakte van enkele hectaren! In ’Hier gebeurde het toen’ wil oud-geschiedenisleraar Johan Knigge laten zien dat archeologische vondsten de betrouwbaarheid van de bijbelse geschiedschrijving ondersteunen. Expedities die na 1900 de ruïnes van Jericho onderzochten, kwamen tot schrale conclusies, maar recente aardewerkvondsten tonen aan dat het stadje 3500 jaar geleden is gevallen. Het stuk muur waartegen het huis van Rachab was aangebouwd staat er nog! Knigge bestrijdt oudheidkundigen die stellen dat er geen archeologische gegevens zijn die verhalen als die over de aartsvaders, de uittocht uit Egypte en de verovering van Kanaän ondersteunen. Hij kiest voor archeologen die werken met de spade in de ene hand en de – letterlijk genomen – Bijbel in de andere hand. Het fraai uitgegeven boek telt vele illustraties.
Kees Schakel Fred Meijnhardt Gied ten Berge, ’Land van mensen’. Uitgeverij Valkhof Pers, Nijmegen 2011. 226 blz. ISBN 978 90 5625 358 5. Prijs: € 19,95.
20
Kerk & Israël Onderweg
| Maart 2013
Johan Knigge, ’Hier gebeurde het toen. Archeologische sporen van de Bijbel’. Uitgeverij Buijten & Schipperheijn Motief, Amsterdam 2012. 160 blz. ISBN 978 90 5881 633 7. Prijs: € 15,-.
Bijbels-theologische bijdrage
Het ligt er wel aan hoe je de Bijbel gebruikt De Bijbel speelt een belangrijke rol in het debat rond Israël. Dat moet ook zo zijn. Het maakt echter wel verschil op welke manier de Bijbel ter sprake wordt gebracht.
D
at viel mij weer op in de discussie bij de aanbieding van het boek ’Meervoudig verbonden’ op 1 november. In deze discussie viel herhaaldelijk de term ’de landbelofte’. Deze massief klinkende term werd niet nader gepreciseerd, alsof het voor iedereen direct duidelijk is wat daarbij gedacht moet worden. Vanuit het Oude Testament kan dat niet volgehouden worden. Daaruit moet men constateren dat het gebied dat Israël in oudtestamentische tijden in bezit had en bewoonde, zeer variabel is geweest. De grenzen van Israël wisselden sterk. Het is niet moeilijk vanuit het Oude Testament tenminste een negental verschillende omvangen van het gebied van Israël te reconstrueren. In een lezing op een Israël-bijeenkomst in maart 2006 in het Landelijk Dienstencentrum heb ik die gedachte verdedigd. Meerdere tekstplaatsen in het Oude Testament spreken over de belofte van ’dit land’ (Genesis 12:7; 15:7), zonder dat nader te omschrijven. Ook de omranding van het land in Numeri 34 is niet in alle opzichten duidelijk. Daarnaast is uit het Oude Testament inzichtelijk te maken dat Israël dat gebied van Numeri 34 niet volledig heeft bewoond. Dat geldt zeker voor de ’grote’ omschrijvingen in Genesis 15:18 en Deuteronomium 1:7, waar het land in het noorden wordt doorgetrokken tot de Eufraat. Dan worden ook grote delen van wat nu Syrië en Irak vormt erbij betrokken die Israël slechts korte tijd in bezit heeft gehad.
Twee aspecten Als in het Oude Testament over het land wordt gesproken, dan zijn daar twee belangrijke aspecten aan verbonden. Ik benoem ze kort.
• Profeten Israëls profeten leggen een nauw verband tussen het onderhouden van het verbond met God en het bezit van het land. Wie zich niet houdt aan het verbond, verliest het bezit van het land. Amos bijvoorbeeld is daar zeer helder in. Als deze profeet uit de achtste eeuw v.Chr. koning Jerobeam II de mantel heeft uitgeveegd, spreekt hij van een komende ballingschap (Amos 7:17). Jeremia, die in denken en woordgebruik zoveel met Amos gemeen heeft, is daar al even helder en scherp in. In Jeremia 25 zijn woorden van de profeet bewaard die gedateerd worden in het jaar 605 v.Chr. Daarin schetst de profeet dat God geduld had met zijn volk door telkens profeten te sturen die opriepen tot omkeer; wanneer men luisterde zou men in het land blijven (Jeremia 25:5). Maar omdat men weigerde te luisteren (’Mij geen gehoor gegeven’, Jeremia 25:7), gaat het volk in ballingschap; het land wordt tot een verlatenheid (Jeremia 25:11). • Verlangen De teksten uit Genesis en Numeri die ik hierboven noemde, maken deel uit van het grote Deuteronomistische geschiedwerk: Genesis tot en met 2 Koningen. In de ballingschap in Babel kijken de Judeeërs terug op de geschiedenis en stellen zich de vraag hoe men in Babel is gekomen. Men typeert de geschiedenis als een geschiedenis van falen (vergelijk Klaagliederen 1:8 en14). Grote figuren als Abraham, Mozes en David deelden evenzeer in dat vrijwel collectieve falen. Men constateert steeds weer dat God ondanks dat herhaalde falen door is gegaan met zijn wereld, zijn volk. Dat gaf hoop. Vanuit dat perspectief van ver weg
Deze kaart van Israël tekent de ideaalsituatie van Jozua 1-12. Jozua 13:1 relativeert deze tekening. • Foto: www.zionism-israel.com
klinkt dan het verlangen, de hoop ooit weer op eigen grond te wonen. De belofte in Genesis, de omranding in Numeri 34 staan tegen de achtergrond van het gemis van het land. Men verlangt weer een plaats te hebben waar men de God van Israël voluit en trouw dienen kan.
Tot besluit 'Land’ is in het Oude Testament zowel een geografisch als een theologisch begrip. Bij het spreken over ’de landbelofte’ moet dat wel verdisconteerd worden. Adri van der Wal
Kerk & Israël Onderweg
| maart 2013
21
Feesten met lev
In deze rubriek bespreken medewerkers van stichting LEV een aantal minder bekende Joodse feesten.
Jom Hasjoa Deze keer staat Jom Hazikaron laSjoa ve-laGevoera, gewoonlijk afgekort tot Jom Hasjoa, centraal: de dag van het herinneren van de Sjoa en het heldhaftige verzet.
Dank voor ’Leren met LEV’ Deze aflevering van ’Feesten met LEV’ is de eerste van een nieuwe serie, na de lange reeks ’Leren met LEV’ die begon in 1999. De redactie bedankt de medewerkers van LEV hartelijk voor hun vele leerzame bijdragen aan dit blad.
T
ussen Pesach en Sjavoeot na de Tweede Wereldoorlog en na de stichting van de staat Israël hebben drie nieuwe gedenkdagen in het Jodendom vorm gekregen. Jom Hasjoa, Jom Hazikaron (de herdenking van de gevallenen voor de staat Israël) en Jom Haätsmaoet (de onafhankelijkheidsdag van Israël). Gedenkdagen die behoren tot wat genoemd wordt ’de seculiere religie’. Jom Hasjoa is de dag van het herdenken van de moord op miljoenen Joden in Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het herdenken daarvan riep en roept bijna onoplosbare dilemma’s op. Op welke manier is het herinneren van een dergelijke onvoorstelbare catastrofe een vorm te geven die bij benadering recht kan doen aan deze gebeurtenis? Tegelijkertijd is het onmogelijk niet te herinneren. De moderne geschiedenis van Israël werd en wordt nog steeds bepaald door het gigantische trauma dat de Sjoa heeft teweeggebracht.
Traditionele vormen De discussies rond de instelling van deze dag tonen iets van dat dilemma: hoe en wanneer kan het herdenken plaatsvinden? In de traditie van het Jodendom kennen we dagen die de catastrofen uit de Joodse geschiedenis in het bijzonder gedenken: de tiende van tevet – na het Cha-
22
Kerk & Israël Onderweg
| maart 2013
noeka-feest, waarop het beleg van Jeruzalem door Nebukadnezar herdacht wordt: het begin van de vernietiging van de Tempel van Salomo. In 1949 bepaalde het opperrabbinaat van Israël dat deze dag als herdenkingsdag voor de slachtoffers van de Sjoa zou dienen. Ook de rouwdag, Tisja Beav – in de zomer – wordt gebruikt als de tijd waarop de Sjoa herdacht wordt. De vormen waarop dit gebeurt zijn traditioneel. Ondanks pogingen te komen tot een eigen liturgie voor het herdenken van de Sjoa in de synagoge is dat tot op de dag van vandaag niet gelukt.1
Opstand van het getto De religieuze wijze van gedenken beantwoordde niet aan de behoeften van vele seculiere Israëli de Sjoa een mogelijke plaats van herinneren in hun leven te geven. In 1953 werd door de Knesset Jom Hazikaron laSjoa ve-laGevoera op de 27e nisan (april/mei) vastgesteld. De naam laat zien hoe men in de begintijd van de staat Israël worstelde met de visie op de Sjoa: naast de ondergang moest de nadruk ook vallen op het (heldhaftige) verzet. Het voorstel was de dag op de datum van het uitbreken van de opstand van het Warschauer getto te vieren, de 14e nisan. Dit is de dag vlak voor Pesach, en het herdenken van de ondergang van het Europese Jodendom vlak voor het feest van de bevrijding uit de slavernij stuitte op grote weerstand. Een compromis werd bereikt door de datum vast te stellen zo dicht mogelijk bij die van de 14e nisan. En dat werd de dag die voor het Jodendom de belangrijkste gedenkdag is geworden om de Sjoa te memoreren.
Het partizanenpanorama in Yad Vashem eert de Joodse verzetsstrijders.
Sirenes en twee minuten stilte Bij zonsondergang vindt op het grote Warschauplein in Yad Vashem de openingsplechtigheid plaats. ’s Ochtends om tien uur klinken de sirenes en staat de hele natie twee minuten lang stil. In Lochame Hagettaot, in het noorden van Israël, wordt de dag met een ceremonie afgesloten. Deze wijze van gedenken is traditie geworden in Israël en wordt door vele Joden in de wereld meebeleefd. Nog steeds wordt de discussie gevoerd over de wijze en de tijd van Jom Hasjoa (meestal wordt het woord Gevoera weggelaten). Is de maand nisan – de maand van de bevrijding – wel de tijd om ondergang te gedenken? Krijgt een nieuwe seculiere traditie een vaste plaats wanneer het religieuze Jodendom zoveel vormen en tijden kent om te gedenken?2
Vraag: Zijn officiële herdenkingsplechtigheden voor de moderne/seculiere mens betere vormen om te gedenken dan de religieuze vaste liturgieën met de vertrouwde woorden? Douwe van der Sluis
1 http://www.jpost.com/Features/Article. aspx?id=99553 2 Zie ook: Ophir Yarden: ’Mount Herzl and Independence day’. In D. Houtman e.a.: ’Sanctity of Time and Space in tradition and Modernity’. Leiden, 1998. p. 317-348.
Nieuws van de Protestantse Raad voor Kerk en Israël
Hulde aan de vrijwilligers Veel tijd heeft de Protestantse Raad de afgelopen maanden geïnvesteerd in het bezoeken van de provinciale werkgroepen Kerk en Israël. Er werden bezoeken afgelegd van Goes tot Zuidlaren en van Angerlo tot Schiedam.
D
e Raad heeft zo een goed beeld gekregen van de vele activiteiten die deze werkgroepen ontplooien. De verwachtingen ten opzichte van de Raad zijn ook helderder geworden. In de toekomst zal de Protestantse Raad duidelijker als klankbord voor deze werkgroepen gaan functioneren. De werkgroepen zullen ook meer betrokken worden bij de vervaardiging van het materiaal dat op Israëlzondag wordt gebruikt.
Gevaar Ik ben onder de indruk van het werk dat door vele vrijwilligers in het land wordt verzet. Zij allen proberen invulling te geven aan de roeping van de kerk zoals deze is verwoord in de Kerkorde. In artikel 1.7 staat: ’De kerk is geroepen gestalte te geven aan haar onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël’ en ’zij zoekt het gesprek met Israël inzake het verstaan van de Heilige Schrift, in het bijzonder betreffende de komst van het Koninkrijk van God.’ De kerk krimpt en vergrijst. Dit heeft onder andere tot gevolg dat steeds minder mensen kennis hebben van het Jodendom en de relatie Kerk-Israël. Waar deze afneemt, loopt de kerk het gevaar dat ze los komt te staan van haar wortels. In 1988 merkte dr. Henk Vreekamp, secretaris van de Raad voor de verhouding van Kerk en Israël van de Hervormde Kerk, op: ’We zullen in de gemeente ons bewust moeten zijn dat we inderdaad zonder Israël niet volgroeid zijn.’ 1 Vijfentwintig jaar later moet ik helaas constateren dat deze bewustwording nog niet is doorgedrongen in de breedte van de Protestantse Kerk. Daarom is er voor de provinciale werkgroepen en de Raad nog veel werk te verzetten.
Prioriteiten Drie prioriteiten van de Raad voor dit jaar zijn: • het verder uitwerken van een studiereis voor predikanten naar Israël en de Palestijnse gebieden in het kader van de permanente educatie; • het samenstellen van makkelijk toegankelijke folders over het Jodendom en de relatie kerk en Israël; • het verbeteren van de toegankelijkheid van de website van Kerk en Israël.
In Winterswijk informeren vrijwilligers kinderen onder andere over de geschiedenis van Joodse families, in het kader van het project ’Leren van de oorlog’. Op 4 mei plaatsten zij een gedenkkrans bij het kunstwerk, gemaakt door Jip Wijngaarden, ’Sjofar’. www.werkgroeplvdo.com Foto: PR Werkgroep LVDO
Door bovengenoemde prioriteiten hopen we een bijdrage te leveren aan een grotere kennis van het Jodendom en de relatie Kerk-Israël. De inzet van de vrijwilligers in de provinciale werkgroepen blijft daarbij onmisbaar. Derk Blom Derk Blom is voorzitter van de Protestantse Raad voor Kerk en Israël van de Protestantse Kerk. Meer informatie: www.pkn.nl > Actief in de kerk > Werkvelden > Kerk en Israël > Protestantse Raad
1 Dr. H. Vreekamp, ’Zonder Israël niet volgroeid. Visie op de verhouding tussen kerk en joodse volk van hervormde zijde’, p. 109, Kampen, 1988.
Kerk & Israël Onderweg
| maart 2013
23
Varia Afscheid Meta Floor
Dagtochtseminar Antwerpen Rabbijn Lody van de Kamp organiseert op donderdag 3 oktober weer een dagtochtseminar naar Antwerpen met als thema: ’In de voetstappen van het verleden … Antwerpen, het Jodendom van België’. Meer informatie op www.jehoedaservices.com; opgeven via
[email protected]
Meta Floor, uitgezonden door Kerk in Actie, en werkzaam bij Sabeel in Jeruzalem, nam op zondag 16 december afscheid tijdens een kerkdienst in Stompetoren. Izak was – in de afbeelding van Taizé – zowel bij de intrede als bij haar afscheid aanwezig. Rood, de kleur van de liefde en gedrevenheid. Ook ’Kerk en Israël’ bedankt Meta voor haar tomeloze inzet voor gerechtigheid en vrede!
Benoeming nieuwe projectmedewerker Dr. Eeuwout van der Linden (1962) wordt met ingang van 1 juni 2013 projectmedewerker voor Kerk en Israël (0,3 fte). Hiermee is de vacature die ontstaan is door het vertrek van Marieke den Braber vervuld. Van der Linden is momenteel predikant in Goes (0,7 fte).
Landelijke Ontmoetingsdag Op dinsdag 26 maart wordt de Landelijke Ontmoetingsdag voor Kerk en Israël gehouden op het Landelijk Dienstencentrum te Utrecht. In de morgen zal Dick Boer, oud-docent voor de geschiedenis van de theologie in de 19e en 20e eeuw aan de Universiteit van Amsterdam, spreken over ’Onopgeefbare verbondenheid in de praktijk. Voetangels en klemmen’. ’s Middags zijn er diverse workshops. Het is ook mogelijk om rond de tafel te zitten met redactieleden van dit blad. Zie de website www.pkn.nl/kerkenisrael > Agenda Aanmelden kan via
[email protected] of per post (Dienstenorganisatie, zie colofon).
volgend nummer • Jaarthema Onopgeefbaar verbonden • Interview met Dick Pruiksma van de ICCJ • Emeritus-hoogleraar Niek Schuman over ’Dat ene volk en heel de wereld’
Colofon Kerk & Israël Onderweg is een uitgave van de Protestantse Kerk in Nederland en verschijnt viermaal per jaar. Doelstelling van het blad is: de Joodse wortels van het christelijk geloof theologisch doordenken, en allen die geïnteresseerd zijn in of zich verantwoordelijk weten voor de verhouding van Kerk en Israël informeren, inspireren en meningen bieden. De basis hiervoor is artikel I van de Kerkorde:
24
1. De Protestantse Kerk in Nederland is overeenkomstig haar belijden gestalte van de ene heilige apostolische en katholieke of algemene christelijke Kerk die zich, delend in de aan Israël geschonken verwachting, uitstrekt naar de komst van het Koninkrijk van God. (…) 7. De kerk is geroepen gestalte te geven aan haar onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël.
Kerk & Israël Onderweg
Als Christus-belijdende geloofsgemeenschap zoekt zij het gesprek met Israël inzake het verstaan van de Heilige Schrift, in het bijzonder betreffende de komst van het Koninkrijk van God. Onder ’Israël’ wordt verstaan: het Israël dat wij ontmoeten in de Bijbel en van daaruit in de geschiedenis tot op vandaag.
Uitgever: Dienstenorganisatie Protestantse Kerk in Nederland Joseph Haydnlaan 2a, 3533 AE Utrecht Postbus 8504, 3503 RM Utrecht telefoon (030) 880 18 80 e-mailadres
[email protected] website www.pkn.nl/kerkenisrael
| maart 2013
Hoofdredacteur: Floor Barnhoorn Redactie: Reinier Gosker, Greetje van der Harst-de Leeuwe, Beatrice L. Jongkind, Fred Meijnhardt, Rijk Roelofse, Kees Schakel, Adri van der Wal. Eindredacteur: Anja de Zeeuw
VORMGEVING EN DRUK Opmaak: Ladenius Communicatie, Houten Ontwerp: Reprovinci, Schoonhoven Druk: De Groot Drukkerij, Goudriaan
Abonnementen Particulier abonnement € 9,- per jaar (vier nummers) Pakketabonnement € 4,- per jaar (vier nummers, vanaf 10 exemplaren) Vraag via het mailadres van de redactie een gratis proefnummer aan. Kerk & Israël Onderweg is voor (visueel)
gehandicapten ook verkrijgbaar in gesproken vorm op cd-rom (voor de daisyspeler). Nadere informatie hierover is te krijgen bij de Christelijke Bibliotheek voor Blinden en Slechtzienden (CBB) te Ermelo, telefoon (0341) 56 54 99 Artikelen mogen met bronvermelding overgenomen worden in andere uitgaven. Neem voor een Wordbestand van de artikelen contact op met de redactie:
[email protected]. De redactie ontvangt graag een exemplaar van deze uitgaven. Het verpakkingsfolie is milieuvriendelijk en kan weggegooid worden in de biobak. ISSN 1566-9033