Elfde jaargang / nummer 2 / December 2009
Jaarthema De Noachitische geboden / Het werk van de Protestantse Raad / Katern InZicht: lezingen studiemiddag ICI
Inhoud
3 4 6 7 8 9 10 11 12 14 15 16 17 17 18 18 18 20
Colofon
Ontmoetingen nodigen uit om te veranderen Interview met Laurence Alpay Ga en leer! Afgodendienst: het gouden kalf Jaarthema De Noachitische geboden – Vreemde goden dienen Seksualiteit als afgoderij? Afgodendienst in Coetzees ‘In ongenade’ Een echo uit de synagoge Matteüs 1:1 in De Nieuwe Bijbelvertaling Ook onderweg: de Protestantse Raad Vrouwe Wijsheid of Gods leerling Boekbesprekingen Te doen onderweg Boekbesprekingen Column Kerk & Israël in… Gast-huis Amsterdam Boekbespreking Lernen met LEV Varia
De nieuwe hoofdredacteur stelt zich voor Dertig jaar geleden fietste ik door Israël, met het boek ‘Zal Jezus Joden en christenen verenigen?’ van Willem Duvekot in de hand. Voor mij ‘heilig’ land(schap). Bijbelverhalen komen tot leven, hier heeft Jezus gelopen. Of in de woorden van mijn gereformeerde traditie: ‘Hier koos de Heer zich vaste voet’.1 Die fascinatie voor Israël, het Jodendom en de oorsprong van de kerk heeft me nooit verlaten. Onder de indruk van wat er in de geschiedenis is gebeurd, voel ik me persoonlijk sterk betrokken bij alles wat te maken heeft met ‘het Joodse volk’, met de Joden. Dus ook bij de staat Israël. Juist daarom vind ik het goed als Kerk & Israël haar ogen niet sluit voor problemen, maar volop aandacht geeft aan het conflict in en rondom Israël en Palestina. Na een baan in het onderwijs werk ik als gemeenteadviseur voor de Protestantse Kerk in Oost-Gelderland. Sinds kort dus ook – landelijk, één dag in de week – voor Kerk en Israël. Ik woon in Doetinchem, ben getrouwd, we hebben drie kinderen. Reizen en fietsen doe ik graag, maar dat begreep u al. Floor Barnhoorn 1
Vanuit de onopgeefbare verbondenheid van de christelijke gemeente met het Joodse volk wil dit blad een bron van informatie zijn voor allen die geïnteresseerd zijn in of zich verantwoordelijk weten voor de verhouding van Kerk en Israël. Uitgever: Dienstenorganisatie Protestantse Kerk in Nederland Joseph Haydnlaan 2a 3533 AE Utrecht Postbus 8504 3503 RM Utrecht telefoon (030) 880 18 80 e-mailadres
[email protected] website www.pkn.nl/kerkenisrael Hoofdredacteur: Floor Barnhoorn Redactie: René van den Beld, Reinier Gosker, Greetje van der Harst-de Leeuwe, Co Kooman, Rijk Roelofse, Kees Schakel, Adri van der Wal Redactieraad: Jan Finnema, Anne-Wil Meeuwissen, Jacobi Vlaming Eindredacteur: Anja de Zeeuw Vormgeving en druk: Opmaak: Interface Communicatie B.V., Ede Druk: Koninklijke BDU, Barneveld Abonnementsprijzen: Particulier abonnement 7 8,50 per jaar (vier nummers) Pakketabonnement 7 3,55 per jaar (vier nummers, vanaf 10 exemplaren) Met ingang van het volgende nummer (2010) wordt de abonnementsprijs verhoogd van 7 8,50 naar 7 9,-. Het pakketabonnement gaat van 7 3,55 naar 7 4,-. Kerk & Israël Onderweg is voor (visueel) gehandicapten ook verkrijgbaar in gesproken vorm op cd-rom (voor de Daisyspeler). Nadere informatie hierover is te krijgen bij de Christelijke Bibliotheek voor Blinden en Slechtzienden (CBB) te Ermelo, telefoon (0341) 56 54 99 Artikelen mogen met bronvermelding overgenomen worden in andere uitgaven. De redactie ontvangt graag een exemplaar van deze uitgaven. Wilt u eigen kopij inzenden? Neemt u dan eerst contact op met de redactie:
[email protected]. De redactie kan plaatsing niet garanderen. ISSN 1566-9033 Bij de cover: ‘Sintflut’, schilderij van Sieger Köder©. Foto: Schwabenverlag AG
"
Zo luidt de titel van wijlen Okke Jagers meditatieve verslag van zijn reis door Israël en Jordanië.
December 2009
Kerk & Israël Onderweg is een uitgave van de Protestantse Kerk in Nederland en verschijnt viermaal per jaar.
Kerk & Israël Onderweg
!!! # !
2
Waardering voor Nes Ammim als plek van dialoog Ontmoetingen nodigen uit om te veranderen Nes Ammim wordt als plek van ontmoeting en dialoog door groepen vaak erg gewaardeerd, omdat het in zekere zin ‘neutraal’ is: een ‘vrijplaats’ in Israël. Dat ervaren de nieuwe protestantse predikanten voor Nes Ammim, Annemarie van Andel en Frans van der Sar. Ze werken sinds half februari in dit dorp in het noorden van Israël.
In het atrium van het Huis van Gebed en Studie in Nes Ammim staat een eenvoudige maar indrukwekkende beeldengroep. Joden, christenen en moslims zijn in gebed, rondom een ‘midden’ dat vanuit het perspectief van elk hetzelfde is. Vaak ontlokt het kunstwerk discussie aan bezoekende Europese groepen: doet deze beeldengroep recht aan de onderlinge verhouding tussen de drie geloven?
Doet dit kunstwerk recht aan de verhouding tussen de geloven?
Ieder is te gast Regelmatig komen er ook dialooggroepen in Nes Ammim. Zo kwam er op een vrijdagmiddag een groep van zestien meisjes uit Jeruzalem: acht Joodse en acht Arabische, vrolijk, levenslustig en sweet sixteen. Ook met hen bezochten we dit gebouw en ze bekeken de beeldengroep. Die ontlokte ook hen onmiddellijk een gesprek over de wijze van bidden in de drie tradities. Ze waren als YMCA-groep al langer bij elkaar en ze wilden zich in Nes Ammim voorbereiden op een reis naar Canada. Daar zouden ze gekoppeld worden aan een Canadese meisjesgroep. In Nes Ammim moesten ze zich beraden op een gezamenlijke presentatie aan deze andere groep. Dat bleek geen gemakkelijke opdracht. Later hoorden we dat ze het er in Canada goed vanaf brachten. Ze hebben het in Nes Ammim erg naar hun zin gehad. Nes Ammim wordt als plek van ontmoeting en dialoog door groepen vaak gewaardeerd, omdat het in zekere zin ‘neutraal’ is: een ‘vrijplaats’ in Israël. Ieder die er komt is er te gast: gelijk aan de ander en nooit te gast bij een ander. Dat geldt ook voor de vrijwilligers hier. Het geeft aan Nes Ammim een unieke identiteit: een plek die openstaat voor ieder die er in vrede komen wil. Ook ons Huis van Gebed en Studie draagt dat uit. We spreken niet van onze ‘kerk’. Je ziet er geen religieuze symbolen die het nadrukkelijk zouden claimen voor één bepaalde traditie.
sjabbatviering, voorafgaand aan de maaltijd. Het was van tevoren aan hen uitgelegd. Toch reageerden sommige Arabische begeleidsters met bezwaren. Niet op de viering zelf en de zegenspreuken die daarbij werden gesproken – die vonden ze mooi. Maar sommige liederen die werden gezongen vonden ze vreselijk. Het is een ervaring die in Nes Ammim vaker voorkomt, zowel binnen de dialooggroepen als bij vrijwilligers in ontmoetingen met mensen van dit land. Je bent je niet of onvoldoende bewust van de emoties van een ander. Je begrijpt ze niet en je kunt soms onaangenaam worden verrast door hun reacties. Zulke ontmoetingen stellen je voor vragen. Hoeveel ruimte heb je in jezelf voor zulke emoties, die je in eerste instantie vreemd Het atrium van het Huis van Gebed en Studie in Nes Ammim.
zijn? Hoeveel openheid? Het zijn ervaringen waarin de ander ineens heel duidelijk anders blijkt te zijn. Het kunnen ontmoetingen zijn die uitnodigen tot verandering. Wie in dialoog gaat met anderen moet de bereidheid hebben om die mogelijkheid serieus te nemen. Anders heeft dialoog geen zin. Gelukkig zie je hier mensen vaak veranderen. Wijzelf veranderen ook. En Nes Ammim is in de loop van zijn bestaan eveneens veranderd. Een proces dat doorgaat, omdat ieder die hier komt, er alleen maar te gast is en omdat elke nieuwe ontmoeting blijft uitnodigen tot bezinning en verandering.
Annemarie van Andel en Frans van der Sar Annemarie van Andel en Frans van der Sar zijn door de Generale Synode van de Protestantse Kerk aangesteld als predikanten voor Nes Ammim. Nes Ammim is in 1960 opgericht als internationale woon- en werkgemeenschap om de kloof tussen Joden en christenen te overbruggen. Meer informatie op www.nesammim.org
Emoties Zo’n openheid moet niet alleen worden gedragen door gebouwen, maar ook door mensen. En dan zijn er vaak toch beperkingen. Dat merkten we ’s avonds toen de meisjesgroep te gast was bij de traditionele Erev-
December 2009
Kerk & Israël Onderweg
3
Joods-christelijke dialoog aan de keukentafel ‘Evenwicht bieden aan onze kinderen’ Laurence Alpay heeft een Frans-Joodse achtergrond en haar partner Robert van der Zwan is Nederlander en protestant. Ze hebben een zoon, Michiel van 12, en een dochter, Céline van 7. Arme kinderen? Greetje van der Harst ging op de koffie bij Laurence. Dit interview is het tweede in de serie over mensen met een Joods-christelijke relatie.
In wat voor gezin ben je opgegroeid? Ik ben opgegroeid in een Joods gezin in Parijs. We waren thuis niet orthodox, maar meer traditioneel. Op zondagen ging ik naar Joodse les, ik bezocht een openbare basisschool en daarna een Joodse middelbare school. Alle kinderen daar hadden een Joodse achtergrond, orthodox en niet-orthodox. Het was een strenge school, dus meisjes mochten geen broek aan en moesten een lange jas aan. Tijdens de Joodse les waren jongens en meisjes gescheiden. Maar thuis was het anders: mijn ouders gingen alleen naar de synagoge voor Jom Kippoer of Rosj Hasjana. Met Pesach brachten we voor de Seider een bezoek aan oma, we kochten vlees bij de koosjere slagerij en we aten geen ham, maar wel iets met vlees en daarna met melk. Ik heb ook vaak de sjabbatkaarsen aangestoken, maar het was niet zo streng. Het was meer Joods-zijn door betrokken te zijn bij Israël, geld in te zamelen, een Joods blad te lezen, de menora in huis te hebben en zo. School en thuis waren twee werelden. Ik ging ook mee op een Joodse groepsvakan-
tie, maar ik had altijd een gevoel van: ik doe het wel, maar vanbinnen was het echt moeilijk. Ik herinner me dat ik lange tijd dichtklapte na een vraag tijdens Joodse les: ‘Hoe weet je dat God bestaat?’ Het was een intern conflict. Toen vond je een niet-Joodse partner. Toen ik 23 was, heb ik drie, vier jaar in Israël gewerkt en informatica gestudeerd. Daarna ging ik naar Engeland voor een masteropleiding en een promotie. Tijdens mijn werk daar leerde ik Robert kennen. We hebben in Engeland gewoond, maar uiteindelijk besloten we in Nederland te gaan wonen. In Israël heb ik orthodoxe familieleden; toen ik daar woonde was ik lid van de liberale synagoge. Maar het was me duidelijk dat ik niet paste in het traditionele profiel van Joods meisje. Mijn ouders wel en dat kan ik begrijpen. Tegelijkertijd is de achtergrond van mijn vaders familie ook niet honderd procent Joods. Van mijn drie nichten zijn er twee met een religieuze man getrouwd en een met een moslim.
Laurence Alpay
Robert, mijn partner, is opgegroeid als protestant. We hebben goed nagedacht over wat we met de kinderen zouden doen. We hebben gezegd dat we hen evenwicht willen geven. Ze gaan nu naar een samenwerkingsschool. Daar zitten katholieke, protestantse en moslimkinderen op. Ze vieren er christelijke feesten. Thuis doe ik veel met de Joodse feesten. We zijn lid van de Liberaal Joodse Gemeente Den Haag, want het is voor mij belangrijk dat de kinderen leren de andere kant te zien.
We proberen een positieve indruk te geven van twee religies. Dus niet zeggen dat de ene beter is dan de andere. Maar Michiel – hij is twaalf – heeft geen brit mila (besnijdenis) gehad en hij is evenmin in de kerk gedoopt, omdat ik het niet fair vind als hij het ene heeft en het andere niet. De kinderen weten dat ik Joods ben en dat Robert niet-Joods is, en op school leren ze over Jezus. Hij was óok Joods. Het zijn twee religies die goed zijn, dus je probeert de goede kanten van beide te laten zien. Ik heb ook met Michiel gepraat over de oorlog, over wat er met mijn opa en oma gebeurd is: de Holocaust is ook zíjn geschiedenis. De kinderen hebben boeken over het Nieuwe Testament, met verhalen over Jezus. Ik probeer de kinderen te leren wat Rosj Hasjana is, Jom Kippoer en Chanoeka. Daarom denk ik dat de liberale synagoge een goede omgeving is. Maar Michiel wordt over een jaar dertien en wat doen we dan, wel of geen bar mitswa (zoon van het gebod, het ritueel in de synagoge dat de volwassenheid van jongens markeert)? Hoe reageren de kinderen zelf? Ik zie geen conflict, maar ik kan me voorstellen dat ze later denken: wat doe ik? We proberen een positieve indruk te geven van twee religies. Dus niet zeggen dat de ene beter is dan de andere. Ik heb nooit gezegd: ‘Ik geloof niet in Jezus.’ Ik heb wél eens
December 2009
Kerk & Israël Onderweg
4
Céline en Michiel
twee moeilijke feesten. We gaan alleen voor het laatste gedeelte naar de synagoge. Michiel begrijpt het wel, maar Céline wil niet zo lang stilzitten. En hoe vindt Robert dat? Hij vindt het prima wat ik met de kinderen doe. Ik koop voor Sinterklaas cadeautjes, voor Chanoeka één cadeautje, voor Rosj Hasjana, Poerim, Pesach óók een cadeautje, de kinderen vinden het leuk. We zingen een liedje, we knutselen, ik lees een verhaal. Het belangrijkste is dat je liefde overdraagt aan de kinderen. En de dingen die voor joú belangrijk zijn. gezegd dat Joodse mensen niet geloven dat Jezus is opgestaan. Mijn schoonouders spelen ook een goede rol. Ze hebben nooit gezegd dat ik iets niet goed doe met de kinderen. Met Kerstmis gaat Robert met zijn moeder naar de kerk en Michiel gaat mee. En waarom ook niet? Ik vind het niet fair om te zeggen, ik ga wel voor Jom Kippoer en niet voor Kerstmis. Toen ik naar de Liberaal Joodse Gemeente
Het belangrijkste is dat je liefde overdraagt aan de kinderen. ging heb ik kennisgemaakt met rabbijn Soetendorp. Hij zei: ‘Je moet kiezen.’ Maar hij is rabbijn natuurlijk… Michiel denkt wel na. Ik kan hem alleen de achtergrond meegeven. Hij is deels Joods en deels niet-Joods. Ik kan niet zeggen: ik ben beter dan die anderen. Alleen de toekomst kan zeggen of het goed was. Wat hoop je zelf?
Krijgt Michiel ook Joodse les? Nee, dat doe ik thuis. Over de feesten; ik doe iets met knutselen of vertellen, ik heb ook materiaal met Hebreeuwse letters. En dan de synagoge, vooral met Rosj Hasjana, Jom Kippoer, Poerim, Chanoeka, Pesach. Hier in Den Haag voel ik me echt welkom. Ik ga niet zo vaak naar de synagoge, het is meer om de kinderen een omgeving te bieden, te laten zien: het is niet alleen iets van thuis, het gebeurt écht. Wat spreekt hen aan? Chanoeka. En Poerim natuurlijk, de Seider is ook leuk. Rosj Hasjana en Jom Kippoer zijn
Ja, dat denk ik wel. Ik ben iemand die veel met andere mensen heeft gesproken en met veel mensen bevriend is, ik probeer ook altijd mensen te begrijpen die anders zijn en ik ben niet bang. Ik heb geleerd en probeer ook mijn kinderen te leren dat je moet openstaan voor anderen. Als je iets niet kent kun je bang worden, xenofoob. Dus dialoog vind ik goed zolang respect op de eerste plaats komt en als je weet wat het doel is; maar het is moeilijk te zeggen wie de waarheid heeft. Rabbijn Soetendorp laat zien wat dialoog kan doen. Greetje van der Harst
Abonnement/Proefnummer
Afzender
Geef u op voor een abonnement of proefnummer
Mevrouw/de heer *
met behulp van deze bon. Een particulier abonne-
(doorstrepen wat niet van toepassing is)
✁
ment kost € 9,- per jaar; u ontvangt voor de betaling een acceptgirokaart. Pakketabonnementen zijn mogelijk. Nadere informatie kunt u krijgen bij de
Misschien zegt Michiel later: ik wil Joods worden, of protestants, of helemaal niets. Maar ik wil wel dat hij zich bewust is van de geschiedenis, wat er met de Joodse mensen gebeurd is, de Holocaust. We willen ook met de kinderen naar Israël toe. Ik hoop niet dat hij helemaal niets te maken wil hebben met de Joodse kant, dat hij zich ervoor afsluit. We gaan niet elke zondag naar de kerk, maar we praten wel met de kinderen over vragen als ‘Geloven jullie in God?’ En op school praten ze ook over verhalen uit het Oude Testament.
Vind je de dialoog belangrijk?
Voorletter(s)
abonnementenadministratie van Kerk & Israël Onderweg, tel. (030) 880 17 25, e-mail
[email protected].
Achternaam
(Kruis aan wat van toepassing is) 0 Ik abonneer me op Kerk & Israël Onderweg voor € 9,- per jaar.
Straat en huisnummer
0 Stuur mij het eerstvolgende nummer van Kerk & Israël Onderweg als gratis proefnummer. 0 Informeer mij over een cadeau-abonnement.
Postcode en woonplaats
Kopieer deze bon of knip hem uit, vul uw gegevens in en stuur de bon in een envelop zonder postzegel op naar: Kerk & Israël Onderweg
Datum
t.a.v. de servicedesk Antwoordnummer 53019 3503 VB UTRECHT
December 2009
Kerk & Israël Onderweg
Handtekening
5
Ga en leer! Afgodendienst: het gouden kalf Hoe gaat het volk Israël om met de zwarte bladzijde uit zijn geschiedenis die beschreven wordt in Exodus 32? Hoe dient het de gnuivende volken van repliek? Talmoedleraar Hoena legt de bal terug bij de volken. En bij God. Een grotesk verhaal uit de midrasjim. Dat een volk zo diep kan zinken!
Er zijn van die – onbekende – verhalen die een diepe indruk maken. Zoals het verhaal van Talmoedleraar Hoena (216-297) die commentaar levert op een dieptepunt in de geschiedenis van het Joodse volk – het verhaal van het gouden kalf. Hoe is dit verhaal door de volken aangegrepen om het lage zedelijke peil van Joden breed uit te meten! Dat een volk zo diep kan zinken! En dat nog wel vlak na de openbaring van God op de Sinai! Nee, dan de volken, zij zijn in moreel opzicht beslist superieur aan de Joden. Wat doet Hoena nu? Hij komt als pleitbezorger van het Joodse volk wel zeer onverwacht uit de hoek!
Beeldengroep ‘Dans om het gouden kalf’ van kunstenaar Fri Heil. Foto: Paola Sitta
U liet de hele wereld voor wat hij is en legde uw zonen enkel werk op in Egypte, waar ze lammetjes dienen, en uw zonen leerden van hen en ook zij maakten een kalf! Weet vanwaar u hen deed uitgaan!’ (Exodus Rabba 43:7).
Spotten met afgoderij Mozes houdt het overzicht. Heeft God zelf niet de kat op het spek gebonden door zijn volk juist in Egypte tot slaaf te maken? Hoena buit dit gegeven ten gunste van Israël uit. Het voorbeeld van de vader die voor zijn puberzoon een parfumeriezaak opent in een hoerenbuurt spreekt boekdelen. Het verhaal stelt de vraag waar de vader eigenlijk mee bezig is. Is zijn woede wel terecht?
Lichtpuntjes Hoena heeft het verhaal van het gouden kalf gespeld en gespeurd naar lichtpuntjes. Hij ontdekt in vers 11 een opmerkelijke bewoording van Mozes. Hoog op de berg zijn God en Mozes een verbale vechtpartij aangegaan over de vraag van wie het volk, daar op de begane grond, eigenlijk is. Is het Gods volk? Is het het volk van Mozes? In de bijbeltekst neemt God afstand van zijn volk. Hij zegt tegen Mozes: ‘Ga terug naar beneden, want jouw volk, dat je uit Egypte hebt geleid, misdraagt zich’ (Exodus 32:7). Mozes laat de woede van God over zich heengaan en zwijgt. Als God het vervolgens heeft over dit volk (Exodus 32:9), klinkt er opnieuw afstand tot zijn volk door. Mozes probeert God milder te stemmen en herinnert God er fijntjes aan dat het zijn volk is dat Hij uit Egypte heeft doen uitgaan. ‘Wilt u dan uw toorn laten woeden tegen uw eigen volk, HEER, dat u uit Egypte hebt doen uitgaan?’ (Exodus 32:11). Waarom brengt Mozes – zo vraagt Hoena zich af – hier de uittocht uit Egypte ter sprake? Wat is Egypte voor een land? Een toonbeeld van reine, zuivere godsdienst? Integendeel! Zijn het daar niet allemaal lamaanbidders? (vergelijk Ezechiël 20:7).
Rabbi Hoena zei: ‘Het kan worden vergeleken met een wijze man die voor zijn zoon een parfumeriewinkel opende in een hoerenbuurt. Het straatje (de plaats van de winkel) had invloed op hem, het ambacht had invloed op hem, en zijn jeugdige leeftijd had invloed op hem – hij geraakte op het slechte pad. Toen zijn vader kwam en hem met een hoer betrapte, begon de vader te schreeuwen en zei: ‘Ik vermoord je!’ Daar was ook zijn vriend. Hij zei hem: ‘Jij hebt de jongen te gronde gericht en nu schreeuw je tegen hem?! Je liet alle ambachten voor wat ze zijn en leerde hem enkel een parfumeur te zijn. Je liet alle plaatsen voor wat ze zijn en opende voor hem enkel een winkel in een hoerenbuurt.’ Zo zei Mozes: ‘Heer van de wereld!
December 2009
Kerk & Israël Onderweg
Het verhaal van Hoena laat niet veel heel van de kritiek van de volken op Israël. In die zin past het in de Joodse traditie van spotten met afgoderij. Spot geeft doorgaans geen pas, maar spot over afgodendienst is volgens de Talmoed toegestaan (bMegilla 25b). Zelfspot – in de vorm van een grotesk verhaal – blijkbaar ook! Kees Schakel
6
Jaarthema De Noachitische geboden Vreemde goden dienen Het deel van de Talmoed dat over afgodendienst gaat, het boek ‘Awoda Zara’, viel in de middeleeuwen en vroegmoderne tijd onder de christelijke censuur. In veel gevallen werd het in zijn geheel verboden en vernietigd. Sloeg de afgodendienst op het christendom vanwege de Drie-eenheid?
Wanneer ‘Awoda Zara’ (te vertalen als ‘Vreemde dienst’) wel beschikbaar was, werden belangrijke passages geschrapt of sterk veranderd. Zelfs in de standaarduitgave van dit deel van de Talmoed, de versie die nu in gebruik is, zijn de sporen van de censuur nog te zien: bepaalde passages zijn zichtbaar weggehaald. De reden voor de censuur was blijkbaar het idee bij de christelijke censors dat het boek handelde over christendom.
Het verbond van God en mens vraagt een toewijding als van man en vrouw. Foto van een Hebreeuwse trouwring.
Kinderoffers Centraal in de Tora staat de opdracht de Éne God te dienen, de God die ons uit het slavenhuis heeft bevrijd. Het Sjema benadrukt de eenheid en uniekheid van God. De Eeuwige noemt zich in de Tien Geboden een jaloerse God. De relatie tussen God en mens is als het ware die tussen twee geliefden. Het verbond vraagt om een absolute toewijding, zoals die van man en vrouw. Tegelijkertijd is er een verbod andere goden te dienen of beelden te maken die goden voorstellen, ongeacht of het een afbeelding zou zijn van de Éne, of van andere goden. Afgodendienst wordt gekoppeld aan onjuist handelen. De godsdienst van Kanaän wordt geassocieerd met een lage seksuele moraal en bij uitstek met kinderoffers. Verschillende psalmen maken afgodendienaars belachelijk: het zijn dienaren van beelden die een mond hebben, maar niet kunnen spreken, benen hebben, maar niet kunnen lopen.
Dubbel gevoel Ik werk onder meer als geestelijk verzorger bij het psycho-medisch centrum Parnassia in Den Haag. In ons geestelijk centrum hebben wij, geestelijk verzorgers van verschillende signatuur, ieder een kamer ingericht waar wij voor onze geloofsgroep herkenbaar zijn. Er is een kapel, een kleine moskee, een humanistische ruimte, een Joodse gebedskamer (meer een soort huiskamer dan een synagoge) en een kleine hindoetempel. In de tempel staat een altaar met een beeld van Annapuna. Omdat wij een goed team hebben en nieuwsgierig zijn ten opzichte van elkaar, nemen wij geregeld deel aan elkaars rituelen. Ik ervaar daarbij de liefde
December 2009
en zorgzaamheid waarmee onze pandit het altaar en de beeltenis omgeeft. De rituelen zijn mooi om te zien, er is gezang, aantrekkelijke geuren. Tegelijkertijd weet ik dat mijn traditie heel negatief staat tegenover wat daar gebeurt. Het gedicht van Moshe Lavee dat hierbij is geplaatst, verwoordt dit gevoel van dubbelheid veel beter dan ik dat kan. Volgens de Talmoed heeft de Eeuwige een verbond gesloten met Noach, waarbij hij hem en zijn nageslacht opdracht gaf zich te houden aan zeven basisregels. Omdat alle mensen op aarde volgens de Bijbel afstammen van Noach, moet iedereen zich ten minste aan deze regels houden. Daaronder valt het verbod om afgoden te houden, niet het gebod om God te dienen.
Merkwaardige vorm Net zoals het Jodendom benadrukt de islam het één zijn van God. De houding van de islam ten opzichte van gesneden beelden is minstens zo streng als die van het Jodendom. Vanuit het Jodendom werd en wordt daarom de islam gewoonlijk niet gezien als een vorm van afgodendienst. De verhouding met het christendom is ingewikkelder. De nadruk op de Drie-eenheid wordt in het Jodendom niet altijd begrepen en het gebruik van afbeeldingen, vooral in de RoomsKatholieke en Orthodoxe Kerk, roept sterke reminiscenties op aan het Romeinse heidendom. In de praktijk lijken vooral middeleeuwse Joodse geleerden die in de islamitische wereld leefden, christendom te zien als een vorm van afgodendienst. Geleerden uit Europa wisten blijkbaar meer van de theologie van het christendom. Ze beschreven het christelijk geloof als een geloof in één God, zij het wel met een merkwaardige vorm. Gezien de nadruk van de censuur op het boek ‘Awoda Zara’, blijft voor mij de vraag over hoe het middeleeuwse christendom zichzelf in de ogen van het Jodendom zag. Onderstaand een gedicht van Moshe Lavee, docent aan de Universiteit van Haifa, in mijn eigen vertaling.
Een lied in Gods kader God en ik reisden naar India om andere goden te ontmoeten. God was nerveus, speelde steeds met zijn trouwring. En ik, heel mijn mannelijkheid gespannen, de levende, stille beelden te zien. God verwonderde zich, wat zie ik toch in die beelden, dwazenwerk? En ik hield mij stil, Hij begrijpt het toch niet, Hij begrijpt het toch niet, God.
Albert Ringer Albert Ringer is krijgsmachtrabbijn, Joods geestelijk verzorger bij psycho-medisch centrum Parnassia in Den Haag en rabbijn van de Liberaal Joodse Gemeente Rotterdam.
Kerk & Israël Onderweg
7
Jaarthema De Noachitische geboden Seksualiteit als afgoderij? Het Joodse levensgevoel is altijd sterk doordrenkt geweest met de gedachte van de eenheid van ziel en lichaam. Het heeft daarbij de ‘passiones’ (emoties, driften) geduid als afgoderij, betoogt de protestantse emeritus hoogleraar Henri de Knijff in een korte verkenning over dit onderwerp.
Voor de christelijk-Europese cultuur valt als permanent antropologisch gegeven op: de tegenstelling (het antagonisme) tussen natuur en geest, oftewel: tussen lichaam en ziel. Vanaf de Grieken heeft de beleving van de seksualiteit in het teken gestaan van de beheersing ervan. De seksualiteit is in de Griekse cultuur een van de grote 'passiones' van de mens. De antieke filosofie heeft er haar handen vol aan gehad deze aan banden te leggen. Verslingerd te zijn aan de hartstochten leek de antieke filosoof een gruwel. Het gaat hem om de waardigheid van de mens als persoon, als geestelijk wezen. Het is opvallend dat dit antagonisme van geest en zinnen in de hele geschiedenis van de Europese moraalleer een hoofdthema blijft. Het is ook opmerkelijk dat dezelfde tegenstelling in vele niet-christelijke culturen (de Indische voorop) als grondschema overheerst. Blijkbaar is het niet zomaar weg te verklaren en heeft het zijn wortels in de menselijke structuur als kennend en willend wezen.
Opvoeding
Seksualiteit die zich als volmaakte onschuld kan presenteren, denk aan Hooglied. Beeld van Lika Tov uit ‘Mijn lief – Hooglied uit De Nieuwe Bijbelvertaling’, uitgave NBG/Jongbloed Heerenveen
'eigenlijk en enkel lichaam'. De antropologische eenheid van lichaam en ziel komt in beide gevallen niet tot haar recht.
Volmaakte onschuld Het Joodse levensgevoel is altijd sterk doordrenkt geweest met de gedachte van de eenheid van ziel en lichaam. Het heeft daarbij de bovengenoemde ‘passiones’ niet zozeer antropologisch als wel theologisch geduid: als afgoderij. In de strijd tegen de Baäls en Astartes ontworstelt Israël zich aan het naturalisme. Het creëert een schepselmatige natuurlijkheid in een seksualiteit die zichzelf zelfs als volmaakte onschuld kan presenteren (Hooglied).
Tegenover de dwang van de geest staat nu teugelloze vrijheid van de lichamelijkheid.
Nieuwe dwangmatigheid
Steeds gaat het om de vraag hoe de mens de driftmatige natuur van de seksualiteit zal beteugelen. Men kan wel trachten de mens als eenheid te zien, maar men stoot dan onvermijdelijk op de tweeheid van een sturend 'ik' en een voorgegeven lichamelijkheid die niet zomaar aan de wil van dat 'ik' wenst te beantwoorden. Denk bijvoorbeeld aan de opvoeding, die er eveneens van uitgaat het kind te leren de baas te worden over zijn onbeheerste luimen en driften. Deze schematiek pakt voor de seksualiteit vaak negatief uit, maar dat is niet noodzakelijkerwijs het geval. In de christelijke ethiek zijn ook duidelijk pogingen gedaan om de lichamelijkheid instrumenteel op te vatten; de 'ziel' wordt dan gezien als het leidend beginsel dat de werkelijkheid van het lichaam in zijn dienst stelt en door maatgevoel tot zijn recht wil laten komen. Men ziet dan de mens meer als eenheid van ziel en lichaam, waarbij de ziel zich in het lichamelijke uitdrukt.
Toch is het de vraag of het negatieve grondschema van ‘het lichaam als vijand van de geest’ zich niet steeds weer doorzet. Dat lijkt inderdaad in de Europese cultuur het geval te zijn: zij is in hoge mate bepaald geweest door het schema van de onderwerping van de seksualiteit. In de twintigste eeuw wilde zij een streep zetten onder deze erfenis: de lichamelijkheid eiste als het ware haar rechten op. Wat daarvan is terechtgekomen, laat het droeve panorama van onze huidige sekscultuur zien: tegenover de dwang van de geest is nu teugelloze vrijheid van de lichamelijkheid bepalend geworden. Heeft de antagonistische moraalleer hiermee gelijk gekregen? Misschien eerder het tegendeel: de tegenstelling zelf is de eeuwen door zodanig als een onwrikbaar schematisme gehanteerd, dat de keuze voor de vrijheid is ontaard in een nieuwe dwangmatigheid. In plaats van 'eigenlijk en enkel geest' wordt de mens nu
December 2009
Kerk & Israël Onderweg
Het Joodse denken heeft in de theologische en kerkelijke ontwikkelingen van de twintigste eeuw een aanzienlijke rol gespeeld bij de formulering van een nieuwe seksualiteitsleer. Daarmee is de traditionele 'westerse' antropologie nog niet in één klap gefalsificeerd. De hele Europese geestesgeschiedenis kan men wel tekenen als een strijd tussen geest en lichaam; filosofisch (kentheoretisch) gezien is het ook helemaal geen eenvoudig vraagstuk. Maar zonder de Israëlitische 'idealiteit' van het lichamelijke als elementaire menselijke werkelijkheid – en de betekenis van het gebod (en niet alleen het Noachitische) hierbij – kunnen wij het niet stellen. H.W. de Knijff Prof.dr. H.W. de Knijff was hoogleraar dogmatiek aan de theologische faculteit van de Rijksuniversiteit Utrecht.
8
Jaarthema De Noachitische geboden Afgodendienst in Coetzees ‘In ongenade’ Een naakte zwarte vrouw ligt op haar zij. Vaal licht valt naar binnen. Geen broeierige sfeer, maar eerder raadselachtigheid typeert de omslag van ‘In ongenade’. Dit boek, een vertaling van ‘Disgrace’, werd geschreven door John Maxwell Coetzee, Zuid-Afrikaan en Nobelprijswinnaar voor de literatuur. René van den Beld las het als een midrasj bij het Noachitische verbod op afgoderij.
In de Talmoed staat: ‘Ieder die afgoderij afzweert, wordt een Judeeër genoemd.’ (bMegila 13a). Maleachi schrijft: ‘Mijn naam staat bij alle volken in aanzien.’ Mogen we dat lezen als: álle volken kunnen weten wat afgoderij is? Is afgoderij niet ten diepste immoreel gedrag dat LEVEN schaadt, en daarmee straf over zichzelf afroept? Bewustwording ervan brengt bezinning op gang over de staat ‘van ongenade’ waarin iemand leeft.
Betaalde seks Zo ook de hoofdpersoon uit het boek ‘In ongenade’, David Lurie, docent taalwetenschappen aan de Kaapse Technische Hogeschool. Hij verklaart: ‘Ik ben in een staat van ongenade gevallen waaruit ik mezelf niet gemakkelijk zal kunnen oprichten. Het is niet een straf die ik heb geweigerd. Ik klaag er niet over. Integendeel, ik onderga hem dag na dag en probeer die schande als mijn lot te aanvaarden. Denkt u dat het voor God voldoende is, dat ik voor onbepaalde tijd in ongenade leef?’ (pagina 149). Hoe David in de staat van ongenade terechtgekomen is? Door wekelijks betaalde seks te hebben met Soraya. Hij voldoet de rekening na bewezen diensten. Op een dag komt hij haar tegen met een kind. Blikken passeren elkaar, schaamte valt als een schaduw tussen hen in. Het contact is over. Met zijn studente Melanie Isaäcs (Grieks: melanos = zwart) heeft David seks. Zij komt, in gezelschap van een zwart vriendje, vertellen dat ze geen examen doet. David beseft in welke staat van ongenade hij zichzelf gebracht heeft. Het is voorbij.
Geen aanklacht Na zijn ontslag gaat hij wonen bij zijn dochter Lucy. Zij bewoont een boerderij. De zwarte knecht Petrus leeft met zijn gezin op een aanpalend stuk grond. Drie zwarte jongens plegen een overval op de boerderij. David wordt in het toilet opgesloten, met spiritus overgoten en in brand gestoken. De overvallers verkrachten Lucy. Een van hen blijkt een neefje van Petrus te zijn. Deze ontkent dit aanvankelijk. Lucy voelt weinig voor een aanklacht, maar raakt wél in een
December 2009
diepe depressie. Als ze zwanger blijkt, is ze niet bereid dit kind te laten wegnemen. David kan zijn dochter hierin niet meer volgen. Ze lijkt meer ontdaan te zijn van de haat van zwarten dan van de verkrachting. De ene generatie begrijpt de andere niet meer. Zo keert David terug naar Kaapstad, maar bezoekt eerst de ouders van Melanie Isaäcs. Vader Isaäcs voert God op als degene die hem hier bracht. Voor David Lurie was het zijn eigen geweten: ‘Plechtstatig zakt hij op zijn knieën en buigt zich tot zijn voorhoofd de grond raakt. Is het zo voldoende? denkt hij. Volstaat dit? Zo niet, wat dan nog meer?‘ (pagina 149).
Open einde In Kaapstad vindt David zijn huis compleet geplunderd. Hij keert terug naar Lucy. Petrus wil wel met Lucy trouwen. Zij zou zijn derde vrouw worden. Trouwen in ruil voor bescherming én land? Verzoening tussen blank en zwart, Lucy’s ideaal? Of is het berekening? Vanaf een heuveltop ziet David zijn zwangere dochter tussen de bloembedden en mijmert: ’En uit haar zal een nieuw leven zijn voortgekomen, dat als het meezit even stevig, even duurzaam zal zijn. Zo zal het doorgaan, een lijn van levens, waarin zijn aandeel, zijn gave, onontkoombaar steeds kleiner zal worden tot het net zo goed vergeten kan worden. Een grootvader. Een Jozef. Wie had dat gedacht!’ (pagina 186). Het boek heeft een open einde. De staat van ongenade, door de begeerte ongeremd te laten heersen, verschuift in de richting van de staat der genade, als de relatie met Lucy zich herstelt. Lucy, de lijdende die boete wil doen voor wat het blanke geslacht gedaan heeft, is zij een rechtvaardige, draagster van de komende wereld binnen de natie die de regenboog van Noach als symbool heeft? Raadselachtig! René van den Beld J.M. Coetzee, ‘In ongenade’. Amsterdam 2001 ‘Disgrace’ is verfilmd; de film draait in verschillende film-
Jaarthema Het thema voor deze jaargang is: de Noachitische geboden. Dit zijn voorschriften uit de Tora voor niet-Joden. De meeste zijn te vinden in Genesis. Ze luiden als volgt: 1. het verbod van afgodendienst 2. het verbod van godslastering 3. het verbod van moord 4. het verbod van bloedschande 5. het verbod van diefstal 6. het verbod een lidmaat van een levend dier af te snijden 7. het gebod van rechtspraak. In het septembernummer stonden de verboden van moord en diefstal centraal. In dit nummer gaat het over afgoderij; daarna volgen nog de onderwerpen ‘levend dier’ en ‘het recht’. Telkens belichten een Joodse en een christelijke auteur het gekozen gebod. Ook gaat een redactielid in op een kunstuiting over het onderwerp.
huizen en is op dvd verkrijgbaar.
Kerk & Israël Onderweg
9
Synagogen in Nederland Aalten In deze rubriek komen aspecten van Joodse synagogen in Nederland aan bod.
Foto: Wim Hofs
Al ruim 150 jaar staat er in Aalten een synagoge. In het Gelderse dorp wonen nauwelijks Joden meer en al helemaal niet voldoende om minjan (tien mannen van 13 jaar of ouder, het minimale aantal voor een Joodse gebedsdienst) te vormen, maar zo nu en dan worden er toch (orthodoxe) diensten gehouden. De voorzitter van de Joodse gemeenschap in Aalten, de veehandelaar Sallo van Gelder, heeft namelijk connecties met Israëlische slachters. Deze komen enkele malen per jaar naar Aalten om daar in de kalverslachterij koosjer te slachten voor de vleesexport naar Israël. Hun aanwezigheid biedt de gelegenheid om diensten te houden. De sjoel is eigendom van de Stichting Vrienden van de Aaltense synagoge. Ze staat in de eerste plaats ten dienste van de Joodse gemeenschap. Daarnaast worden er exposities en lezingen gehouden, komt het leerhuis van de protestantse gemeente er samen en worden er rondleidingen gegeven. Alle in de sjoel gehouden activiteiten hebben een relatie met het Jodendom. Voor de oorlog telde Aalten ongeveer 80 Joodse inwoners. In 1945 bleef daarvan nog de helft over. Door emigratie naar Israël en de Verenigde Staten, vertrek naar Amsterdam en door overlijden is hun aantal drastisch teruggelopen.
Schriftlezingen op Sjabbat en feest- en treurdagen in de synagoge
Januari 2010 2 januari Wajechí - En hij leefde. Genesis 47:28 - 50:26; 1 Koningen 2:1-1. 9 januari Sjemót - Namen. Exodus 1:1 - 6:1 Jesaja 27:6 - 28:13; 29:22-23. 16 januari Wa’erá - Ik ben verschenen. Exodus 6:2 - 9:35; Numeri 28:9-15 Jesaja 66:1-24. 23 januari Bo - Kom. Exodus 10:1 - 13:16; Jeremia 46:13-2. 30 januari Besjalàch - En hij had laten gaan. Exodus 13:17 - 17:16; Rechters 4:4 - 5:31. Februari 2010 6 februari Jitro - Jetro. Exodus 18:1 - 20:23 Jesaja 6:1 - 7:6; 9:5-6. 13 februari Misjpatíem - Rechtsregels. Exodus 21:1 - 24:18 2 Koningen 11:17 - 12:17. 20 februari Teroemá - Heffing. Exodus 25:1 - 27:19 1 Koningen 5:26 - 6:13. 27 februari Tetsavè - Je zult gebieden. Exodus 27:20 - 30:10 1 Samuël 15:2-3. 28 februari Poeriem - Lotenfeest. Exodus 17:8-16. Maart 2010 6 maart Ki Tiessà - Wanneer je opneemt. Exodus 30:11 - 34:35; Ezechiël 36:16-38. 13 maart Wajakheel - En hij liet samenkomen. Exodus 35:1 - 40:38 13 maart Pekoedé - De berekeningen. Ezechiël 45:16 - 46:18. 20 maart Wajikrá - En Hij riep. Leviticus 1:1 - 5:26 Jesaja 43:21 - 44:23. 27 maart Tsav - Gebied. Leviticus 6:1 - 8:36 Jeremia 7:21- 8:3; 9:22-23. 30 maart Pesach eerste dag. Exodus 12:21-51; Numeri 28:19-25 Jozua 5:2 - 6:1. 31 maart Pesach tweede dag. Leviticus 22:26 - 23:44; Numeri 28:19-25 2 Koningen 23:1-9; 21-25.
Kees Schakel
Hans de Boer
December 2009
Een echo uit de synagoge op elke zondagmorgen
Kerk & Israël Onderweg
10
De stamboom vertelt een verhaal Matteüs 1:1 in De Nieuwe Bijbelvertaling Niet het oudste evangelie – dat is waarschijnlijk Marcus – maar een later evangelie staat voorop in het Nieuwe Testament. De reden daarvan is volgens Adri van der Wal dat Matteüs nog meer dan Marcus de brug slaat naar het Oude Testament. Wat is daarvan merkbaar in De Nieuwe Bijbelvertaling?
Matteüs benadrukt Jezus’ Jood-zijn door hem aan het begin van zijn evangelie expliciet in te bedden in zijn Joodse voorgeschiedenis. In Jezus’ genealogie (Matteüs 1:2-16) noemt Matteüs vijf moeders, evenveel als de boeken van de Tora. Het is van grote waarde dat alle middelen van de evangelist om zijn doel te dienen in de vertaling bewaard blijven. Dat gebeurt niet in De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV). Een lezer van de NBV zal geen verband leggen tussen Genesis 5:1 en Matteüs 1:1.
Genealogieën Familielijnen, stamverbanden zijn in het oude Israël van veel belang geweest om de eigen plaats in de wereld te bepalen. Familielijnen zijn evenzeer van betekenis voor veel mensen van nu. Velen proberen tegenwoordig hun stamboom te reconstrueren en trachten hun herkomst te achterhalen. Want ieder mens is een schakel aan een ketting. In talrijke genealogieën in de Bijbel komt dat besef tot uitdrukking. Genesis 5 is de eerste daarvan. Daar worden tien generaties getekend, Noach als tiende geslacht vanaf de schepping. In Genesis 11:10vv wordt duidelijk hoe tien generaties later Abra(ha)m op het toneel verschijnt. Stambomen vertellen een verhaal. Dat een mens in de geschiedenis staat, gold ook voor Jezus. Na de inleidende zin in Matteüs 1:1 plaatst Matteüs Jezus in een lange afstammingslijn, die hij laat beginnen bij Abraham (Matteüs 1:2). Abraham was al genoemd in vers 1, evenals David. Van beiden heeft Jezus veel weg, van Abraham die door Joden avinoe, ’onze vader’, wordt genoemd, en van David die in het Jodendom malkenoe, ‘onze koning’, wordt genoemd. Matteüs zal zijn lezers ook duidelijk maken dat Jezus veel weg heeft van Mozes, rabbenoe, ‘onze leraar’; hij wordt niet genoemd in de geslachtslijst in Matteüs 11.
Toespeling Matteüs begint zijn evangelie met een toespeling. Hij ‘leent’ als het ware het zinnetje waarmee Genesis 5:1 in de Griekse vertaling (de Septuaginta) begint. Daar staat: ‘Dit is het boek van de genesis (wording) der
December 2009
mensen.’ Parallel daarmee begint Matteüs zijn evangelie met de woorden: ‘Boek van de genesis van Jezus Christus …’ Het woord ‘genesis’ in dit verband kan ook begrepen worden als een toespeling op het eerste bijbelboek in zijn geheel, beresjiet geheten in de Hebreeuwse versie, Genesis in de Griekse. Zoals Matteüs aan het slot van zijn boek over Jezus, in Matteüs 28:18-20, een expliciet verband legt met de laatste woorden van Tenach, het edict van Cyrus in 2 Kronieken 36:23.
De stamboom van Jesse, te zien op de kathedraal van Beauvais.
Getal veertien Matteüs legt een tweede verband met Genesis 5 door het frequente gebruik van het werkwoord ‘verwekken’, zoals dat daar veelvuldig klinkt. Matteüs verdeelt de voorgeschiedenis van Jezus in drie ‘blokken’ van elk veertien geslachten (Matteüs 1:17). Dat getal veertien is de (Hebreeuwse) getalswaarde van de naam David. Deze legt Matteüs ten grondslag aan zijn interpretatie van de voorgeschiedenis van Jezus. In totaal komt hij uit op drie keer veertien, tweeënveertig, generaties. Ook dat getal zal wellicht niet zomaar gekozen zijn. In Numeri 33 zijn er tweeënveertig etappes op de reis van Israël van Egypte naar Kanaän2. Op die reis doet Israël veertig pleisterplaatsen aan. In Matteüs 1:216 gebruikt Matteüs veertig keer het werkwoord ‘verwekken’, negenendertig keer in de actieve zin ‘A verwekte B’. De veertigste keer staat het werkwoord in de passieve vorm: ‘uit wie Jezus verwekt werd’. De uit-
eindelijke verlossing blijft/blijkt Gods werk, zoals dat ook in het boek Jozua duidelijk wordt. Jezus is voor Matteüs de nieuwe Jozua die mensen het nieuwe beloofde land van Gods Koninkrijk binnenleidt. Liepen de genealogieën in Genesis 5 en 11 uit op een Godsgetrouwe, zo ook in Matteüs 1. Adri van der Wal
1
2
Maar staat wel op de achtergrond van Matteüs 2 (de bedreigde geboorte); 5:1, et cetera. H. Jagersma, Numeri deel III, Serie: De Prediking van het Oude Testament, Nijkerk 1990, 127.
Verzending septembernummer verliep niet naar wens De verzending van het septembernummer van Kerk & Israël Onderweg is helaas niet naar wens verlopen. Met name de pakketabonnees die meer dan vijf exemplaren horen te ontvangen, hebben daar hinder van ondervonden. De ene abonnee kreeg te veel exemplaren, de ander te weinig. De meesten die teveel exemplaren ontvingen, waren gelukkig bereid deze terug te sturen. Zodoende konden degenen die er
Kerk & Israël Onderweg
tekort kwamen alsnog voorzien worden. Voor zover we kunnen nagaan, hebben de meeste pakketabonnees uiteindelijk het goede aantal exemplaren in de bus gekregen. De oorzaak lag in een programmeerfout. De uitgever betreurt dat de distributie van het septembernummer menigeen extra tijd en moeite heeft gekost. Ze biedt hiervoor haar excuses aan. Inmiddels zijn maatregelen genomen om herhaling te voorkomen.
11
Interview met voorzitter Drost en secretaris Wesseling Ook onderweg: de Protestantse Raad voor Kerk en Israël De Protestantse Raad voor Kerk en Israël werkt sinds dit voorjaar met een nieuw beleidskader. Wat staat de Raad voor ogen en wat motiveert de negen leden van de Raad voor dit vrijwilligerswerk in de kerk? Een interview met dr. André Drost en Jan Wesseling, respectievelijk voorzitter en secretaris van de Raad.
Wat hebben jullie met ‘Kerk’ en ‘Israël’? Jan Wesseling: ‘Als kind kwam ik op weg van en naar school vier keer per dag langs de synagoge. De (dorps)verhalen die eraan kleefden, de families die erbij hoorden, de stijl van het gebouw, het feit dat wij niet naar dat gebouw gingen, dat riep allemaal vragen op. En natuurlijk kreeg ik de standaard antwoorden van die tijd, ik groeide op in de jaren veertig.’ Maar jij hield vragen over? Jan: ‘Ja. De antwoorden die ik kreeg voldeden niet voor mij, ook al was ik geboren in een kerkgetrouwe familie. Want hoe zit dat nu met al die stromingen in de kerk en daarbuiten? Hebben al die “anderen” er niets van begrepen, en zijn ze inderdaad allemaal reddeloos verloren? Waarom staan er op de synagoge en de Joodse begraafplaats woorden die we niet kunnen lezen? Op zondagmorgen hoorde je de kerkklokken van het Duitse buurdorp! De vijand (van toen)! Achter dikke rollen prikkeldraad! Maar ze
gingen duidelijk wél naar de kerk. Kon dat wel “de goede” zijn?’ Wat heb je toen gedaan? Jan: ‘Ik zei tegen mezelf: Als je ’t wilt weten – laat dan de tekst spreken, in zijn eigen taal. Dan is er maar één weg. Leer Hebreeuws en laat je door Joden aan de hand meenemen. Niet leren om te vertalen! Dat hoeft niet, dat is al tig keer gedaan. Maar leren om niet te vertalen, maar te voelen, te “bevatten”. Zelf de associaties te vinden. Zelf de klank, de speelsheid en de wijsheid te ontdekken, uit de eerste hand. Dat is voor mij van meet af aan een thuiskomen geweest. Het betreden van een kamer waar alles op z´n plaats staat en vertrouwd aanvoelt. En het geeft zeeën van ruimte. Ruimte zonder zweverigheid. Ruimte die geen angst inboezemt. Natuurlijk worden met je eerste woordje Hebreeuws niet meteen alle vragen beantwoord. Natuurlijk moet je moeite doen. Maar wat je geeft – aan inspanning bijvoorbeeld – komt per kerende post jezelf ten goede.‘
André, hoe ging dat bij jou? André Drost: ‘Heel anders, maar ik herken wat Jan zegt over het laten spreken van de tekst. Voor mij betekende dat: kritisch bijbellezen; kijken of er staat wat anderen zeggen dat er staat. En dan vooral waar het om Israël ging en gaat. Ik debatteerde met vrienden die de kerk als het nieuwe, geestelijke Israël beschouwden. Dat wilde er bij mij nooit in. Zou God zijn onvoorwaardelijke beloften aan Abraham ooit opgeven? Dan zou hij ontrouw zijn aan zichzelf! Maar aan de andere kant: hoe zat het dan met al die andere volken? Waren dat vijanden van God? Dat klopte toch ook niet met de belofte van zegen voor alle volkeren met Abraham en zijn nageslacht samen?’ Hoe heb jij antwoord gekregen op je vragen? André: ‘Ik ben theologie gaan studeren en heb me gericht op de dogmatiek. Ik heb dus gekozen voor het binnenkerkelijke debat, terwijl Jan vooral het gesprek met het Jodendom is aangegaan.’
Links secretaris Jan Wesseling, rechts voorzitter André Drost van de Protestantse Raad voor Kerk en Israël.
December 2009
Kerk & Israël Onderweg
12
Wat heeft het je gebracht? André: ‘Het besef dat je nooit over Israël kunt praten zonder het perspectief van de andere volkeren erin te betrekken. En omgekeerd, dat je nooit over de Kerk als gelovigen uit de heidenvolkeren kunt praten zonder daar Israël in te betrekken.’ In 2007 ben je gepromoveerd op een onderzoek naar de theologen Miskotte, Van Ruler en Berkhof. Wat kwam daaruit naar voren? André: ‘Met het belijden van de God van Israël als Heer, erkennen we ook de bijzondere relatie van God met Israël. Miskotte, Van Ruler en Berkhof dachten daarover langs een theologische lijn, via de godsleer. Aanvullend op hen vraag ik aandacht voor het doordenken van de relatie van God met Israël langs een historische lijn, door de geschiedenis heen. Dit leidt tot een kritische doordenking van de ecclesiologie, dus van de positie die de kerk zichzelf heeft toegekend ten opzichte van Israël.’ Hoe werkt jullie vragende en kritische houding door in het werk van de Raad? Is daar ruimte voor in de Dienstenorganisatie en bij de synode? André: ‘Ja, die ruimte is er, meer dan mensen soms denken. Wij hebben als Raad het verschijnen van de nota over Israël en de Palestijnen1 (de ‘IP-nota’) benut als moment voor een duidelijker profilering, niet alleen in onze reactie naar de synode, maar ook daarna. Vorig jaar speelde ook de transformatie van de Dienstenorganisatie, waarbij bezuinigd werd op het aantal fte’s voor het werkveld Kerk en Israël.’ Jan: ‘Uit het land bereikten ons ondertussen veel signalen van bezorgdheid, zowel over de IP-nota als over de transformatie. Daar wilden we wat mee. En gelukkig met positief resultaat, al moeten we het niet idealiseren.’ André: ‘Inderdaad blijven de middelen beperkt. Maar de openheid voor onze inbreng is wel van belang voor wat we willen doen.’
contact zoeken met hun gemeenteadviseur. Zij zijn er ook voor dit werkveld.’ Jan: ‘Verder gaan we het contact met de provinciale werkgroepen meer vormgeven, zodat we signalen kunnen meenemen naar de Dienstenorganisatie.’ Hoe werken jullie theologische visies door? André: ‘De Raad bestaat uit negen leden, die elk een eigen specialisme en achtergrond inbrengen, zoals luthers (Willy Metzger), Nes Ammim (Stien van der Hout-Slagmolen), de PThU (Dineke Houtman) en het Centrum voor Israëlstudies (Michael Mulder). We hoeven als Raad niet een bepaalde visie op Kerk en Israël te ontwikkelen. Wel staan we gezamenlijk voor het besef, dat we een Raad voor “Kerk” en “Israël” zijn. Primair gaat onze aandacht uit naar de verbondenheid van de kerk met Israël, zoals verwoord wordt in de
Kerkorde. Het gaat dan om de ontmoeting met het Jodendom, kennis van de wortels van de kerk en verzet tegen antisemitisme. We hebben daarnaast ook aandacht voor ontwikkelingen in de kerk en oecumene. Daarom bezochten we in het najaar van 2008 tijdens een studiereis naar Israël ook enkele Palestijnse kerkleiders. We willen er als Raad aan bijdragen binnenkerkelijk een brug te slaan tussen wie meer “kerk-gericht” en hen die meer “Israël-gericht” zijn. Want we zijn Raad voor Kerk én Israël.’ André Drost en Jan Wesseling
1
'Het Israëlisch-Palestijns conflict in de context van de Arabische wereld van het Midden-Oosten'
Award voor Daniel Rossing Partner van Kerk in Actie en Kerk & Israël Daniel Rossing (foto), directeur van het Jerusalem Center for Jewish-Christian Relations (de JCJCR) ontving op 25 oktober in Jeruzalem de Mount Zion Award. De Mount Zion Award is een rooms-katholiek initiatief, samen met de Universiteit van Luzern. De prijs wordt eens in de twee jaar uitgereikt aan mensen die zich bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt voor de bevordering van dialoog tussen godsdiensten en culturen en wederzijds begrip tussen Joden, christenen en moslims in het Heilige Land. Daniel Rossing heeft een lange staat van dienst in Israël. Hij diende diverse instituten voor dialoog en de Israëlische overheid. Hij doceert aan het Oecumenisch Instituut in Tantur in Jeruzalem, aan het St. George Anglican College, het Jerusalem University College en aan het Hamline University program. Zijn organisatie, de JCJCR, organiseert in Israël ontmoetingen van Joodse en christelijke leerlingen in de hogere klassen van het lager onderwijs en gezamenlijke activiteiten voor scholieren van lagere en middelbare scholen die elkaar anders niet zouden ontmoeten. De JCJCR is een onmisbare participant in de succesvolle website van de Protestantse Kerk in Nederland: www.holyswitch.nl
Wat is dan het beleidskader waarbinnen jullie werken? André: ‘De Raad is een advies- en klankbordorgaan voor de Dienstenorganisatie en via de Dienstenorganisatie ook voor de synode. We geven gevraagd en ongevraagd advies. We denken mee met de gemeenteadviseurs voor Kerk en Israël die op het Dienstencentrum werken – Marieke den Braber en Floor Barnhoorn – en met de gemeenteadviseurs in de rest van het land.‘ Jan: ‘Daarom hebben we vorig jaar workshops gegeven op de “zomerschool” voor de gemeenteadviseurs. Voor sommigen was het een kennismaking met het werkveld.’ André: ‘Daarom hopen we ook dat plaatselijke en regionale werkgroepen Kerk en Israël
December 2009
Kerk & Israël Onderweg
13
Kanttekeningen bij Israëls wijsheidsliteratuur (2) Vrouwe Wijsheid of Gods leerling Zo gemakkelijk is het menselijk leven niet. Het vergt karaktervorming en stuurmanskunst om de weg te vinden in het leven. Israëls wijzen wilden daar hun steentje aan bijdragen. In Israëls wijsheidsliteratuur (Job, Spreuken, Prediker, Jezus Sirach, de ‘Spreuken der Vaderen’ enzovoorts) ligt hun onderwijs voor het leven opgeslagen. We besteden in alle nummers van deze jaargang aandacht aan een aspect van deze wijze literatuur. Dit keer staat Spreuken 8 centraal.
Verwondering doet mensen zingen. Ook in Israëls wijsheidsliteratuur. Wijsheidsleraren zingen in Spreuken 8:22-31 een lied op Vrouwe Wijsheid. Dit lied is onder meer gebruikt in theologisch denken over de Drieeenheid. Maar daar is dit lied niet op gemaakt. Het is een ode aan Gods eerste schepsel. In Spreuken 8 wordt de wijsheid eerst als opvoedster en lerares bezongen en daarna als raadgeefster. Daarna volgt het lied over haar oorsprong.
Teken van Gods nabijheid Veelbetekenend is de opbouw van dit lied. In Spreuken 8:22 begint het met de eigennaam van Israëls God, JHWH, ‘Hij zal er zijn (voor jou)’. In Spreuken 8:31 is het laatste woord van dit lied het woord ‘mens’. Daartussen gaat het over de wijsheid. De wijsheid is daarmee de verbindende schakel tussen God en mens. In de wijsheid wordt de nabijheid van God tastbaar. Sterker nog: zij is een blijvend teken van Gods nabijheid. Dat wordt door Spreuken 8:30 gesuggereerd, maar zeker door Sirach 24:9: Vóór de wereld, al in het begin, heeft Hij mij geschapen en zolang de wereld duurt verdwijn ik niet. Duidelijk hoorbaar klinkt hier een echo van Spreuken 8:22-23. In Sirach 24 wordt de wijsheid met de Tora vereenzelvigd. De Tora geldt elders als Gods eerste schepping. Ook in het begin van het lied van Johannes 1:1-18 is een echo van Spreuken 8:22 hoorbaar. Daar is sprake van het Woord, dat bij God was en mens geworden is in Jezus. Ook het Woord was er, zingt de evangelist, vóór de schepping.
8:22vv overeenkomsten met Genesis 1 en met het begin van Job 38. Was de wijsheid daarbij alleen als toeschouwer of was zij actief betrokken? Het begrip uit Spreuken 8:30 dat in de NBG-vertaling 1951 met ‘troetelkind’ en in De Nieuwe Bijbelvertaling met ‘lieveling’ vertaald is, wordt door de Willibrordvertaling editie-1995 met ‘uitvoerster’ weergegeven. Mogelijk betekent dit Hebreeuwse begrip ten diepste ‘leerling’. Zo kan Vrouwe Wijsheid actief bij Gods schepping betrokken zijn.
Een weg naar heelheid Zij weet van de geheimen van de schepping. In zijn wijsheid grondvestte God de aarde (Spreuken 3:19). In Psalm 104 wordt de heerlijkheid van de schepping bezongen. Daar klinkt dezelfde uitdrukking (vers 24): Alles hebt U met wijsheid gemaakt. Daar is de wijsheid Gods instrument. Zoals ook de bouwers van de tabernakel, Besaleël en Oholiab, mensen van wijsheid waren (Exodus 31:2,6). De wijsheid zingt over Gods goede begin. Dat zingt zij tegen de verscheurdheid van de alledaagse wereld in. In Spreuken 8 is immers ook sprake van ‘onnozele mensen’ en ‘dwazen’ (vers 5). In Spreuken 8 wordt duidelijk dat de ontreddering van de huidige wereld niet aan God kan liggen. Hij biedt in de wijsheid een uitweg, een weg naar harmonie en heelheid.
Jezus’ gaven Vrouwe Wijsheid is vreugdevol. Zij verheugt zich over Gods goede gaven. In de verzen 30-31 wordt tot vier keer toe over vreugde gesproken. Dat is haar gereedschap om God en mens te verbinden. Zij verheugt zich over het feit dat zij Gods troetelkind en leerling mag zijn en zij verheugt zich over Gods schepping. Een dubbele vreugde dus. Deze vreugde weerspiegelt zich in de vreugde van de schepping zoals die klinkt in Job 38:7: terwijl de morgensterren samen jubelden en Gods zonen het uitriepen van vreugde. Die vreugde klinkt ook in de Koningspsalm 98 (vers 7): Laat bruisen de zee en alles wat daar leeft, laat juichen de wereld en haar bewoners. Zij weerspiegelt zich ook in de aardse liturgie, zoals Jeremia die tekent (30:19): Dansend komen de mensen naar buiten, met een lofzang op de lippen. Spreuken 8:22-31 bezingt aldus de wijsheid als Gods eerste schepping, zijn troetelkind, zijn leerling. Zou dit ook een echo hebben in Paulus’ woorden over Jezus’ gaven in 1 Korintiërs 1:30, als hij daar de wijsheid als eerste noemt? Adri van der Wal
Vrouwe Wijsheid was bij de schepping, verbeeld door Michelangelo in de Sixtijnse kapel.
Toeschouwer? De wijsheid is Gods eerste schepsel (Spreuken 8:22), in de oertijd ‘geweven’ (Spreuken 8:23). Die beide termen komen ook voor in Psalm 139:13: Ja, U hebt mijn nieren geschapen, geweven mij in de schoot van mijn moeder. Vrouwe Wijsheid was erbij toen God zijn scheppend werk deed. Men ontdekt in de tekening van de schepping in Spreuken
December 2009
Kerk & Israël Onderweg
14
Boekbesprekingen Een schreeuw om recht Dit boek is wat de titel zegt: een schreeuw om recht voor het Palestijnse volk. Het werd geschreven door de voormalige minister van justitie en latere premier van Nederland, Dries van Agt. Hij schreef het uit verontwaardiging over ‘de bijna kritiekloze aanhankelijkheid aan Israël’ van het Nederlandse kabinet en het grootste deel van het parlement. In dertig thematische hoofdstukjes belicht hij het Israëlisch-Palestijns conflict, gezien vanuit de onderliggende partij. Dat resulteert in scherpe kritiek op de staat Israël. Daarbij valt op hoe Van Agt zich als jurist kwijt van zijn taak. Zijn invalshoek is het internationale recht, ‘aan welks ontwikkeling en versteviging onze globaliserende wereld een vitale behoefte heeft’. Het boek is helder geschreven, maar vanwege de thematische opzet valt de schrijver nogal eens in herhaling. Zoals elke ‘schreeuw om recht’ iets ongenuanceerds heeft, zo ook dit boek. Voordeel is dat een schreeuw gehoord wordt en om reactie vraagt.
Van Agt verklaart de pro-Israëlhouding van veel Nederlanders met een verwijzing naar de holocaust én naar de christelijke opvoeding die velen in de vezels zit. Voor hen heeft het streven van de staat Israël naar gebiedsuitbreiding een bijbelse fundering, schrijft de auteur (pagina 23). Elders in het boek klinkt zijn verwijt scherper: ‘Menigeen in ons land en daarbuiten merkt de vestiging en uitbreiding van de staat Israël aan als de tenuitvoerlegging van de beloften van Jahweh. Door dat laatste wordt God te schande gemaakt. Als christen wijs ik de pretentie af die in het beroep op de hier bedoelde Bijbelse noties besloten liggen. Wat ondernomen wordt om deze pretenties te realiseren ontheiligt Gods naam. Ik verzet mij niet tegen Gods plan maar tegen wat anderen zich veroorloven Gods plan te noemen’ (pagina 261). Het is duidelijk dat Van Agt in deze alinea’s fundamentele bijbels-theologische zaken aan de orde stelt. Het is jammer dat hij er niet meer woorden aan wijdt.
Mock en Poorthuis bieden een eigensoortige vertolking (door hen ‘creatieve navolging’ genoemd) van de wijsheid van het Misjnatraktaat ‘Pirke Avot’. Geïnspireerd door de Amerikaanse rabbijn Rami Shapiro vertolken zij deze als universele wijsheid: in ‘Pirke Avot’ worden alle wijsheidszoekers aangesproken. Ten opzichte van de oorspronkelijke teksten hebben zij verwijzingen naar Israël en Jodendom in andere termen omgezet. Zo wordt de beginregel ‘Mozes ontving de Tora van Sinaï’ in 1:1 tot ‘De Ziener ontving Wijsheid op de dorre berg’. In 6:10 (drukfout op pagina 109) en in de spreuk die aan het
Chava Pinchas-Cohen is een van de belangrijkste hedendaagse dichters in Israël. Haar werk is vaak bekroond en vertaald, en verschijnt nu voor het eerst in het Nederlands. Leuk is dat de Hebreeuwse tekst ernaast staat. Chava groeide op in Jaffo te midden van Bulgaars, Ladino, Jiddisch, Russisch en Hebreeuws. Haar ouders waren Bulgaarse immigranten. In Jeruzalem studeerde ze Hebreeuwse literatuur en kunstgeschiedenis. Ze richtte een literair tijdschrift op en ze is columniste van dagblad Maäriev. Ze kreeg les van David Flusser. Chava leeft orthodox-religieus. Toch is de thematiek in haar gedichten niet specifiek Joods, maar ook christelijk. Zo vinden we
December 2009
het Palestijnse volk’. De Bezige Bij, Amsterdam 2009, 368 blz. ISBN 978 90 234 5483 0. Prijs € 19,50.
Reinier Gosker
Spreuken over de fundamenten
Door het vlees stroomt het verlangen
Dries van Agt, ‘Een schreeuw om recht. De tragedie van
eind van ‘Pirke Avot’ toegevoegd is, wordt Israël tot model voor ‘alle Wijsheidszoekers’. Verder vullen Mock en Poorthuis vanuit hun omgang met de ‘commentaren van eeuwen her’ vele verklarende opmerkingen toe, veelal ingeleid met ‘want’. Hun taalgebruik is modern. Als hun aanpak de verspreiding en het gebruik van ‘Pirke Avot’ kan dienen, dan geef ik daarvoor graag mijn aanbeveling. Adri van der Wal L. Mock/M. Poorthuis, ‘Spreuken over de fundamenten. Joodse wijsheid voor de mensheid’, Amphora Books, Amsterdam 2009, 112 blz. ISBN 978 90 6446 058 6. Prijs € 15,-.
in een van de gedichten het beeld van een piëta. De gedichten gaan vaak over dood en verlies (van de partner) en de pijn van dit verlies. Bijzonder is dat ze alledaagse situaties verbindt met diepreligieuze symboliek. Ook voor wie geen Hebreeuws kent is dit verrukkelijke poëzie. Greetje van der Harst Chava Pinchas-Cohen, ‘Door het vlees stroomt het verlangen. Gedichten, een bloemlezing’. Met een interview door Bart Wallet en een inleiding door Yaniv Hagbi, docent Hebreeuwse literatuur aan de Universiteit van Amsterdam. Amphora books, Amsterdam 2009, ISBN 978 90 6446 057 9. Prijs € 17,50.
Kerk & Israël Onderweg
15
Te doen onderweg Aankondigingen van activiteiten, waaraan lezers dit kwartaal kunnen deelnemen.
Uitgebreide info op onze web rmatie vindt u in de age n site, www.p kn.nl/kerken da israel.
In de provincie Drenthe Emmen. Kerk en Israël. Centrale Bibliotheek, Noorderplein 3-3-2010 dr. J.C. Vaessen: Joodse spiritualiteit en mystiek. Inlichtingen: (0591) 61 07 94.
In de provincie Flevoland Emmeloord. Samen op Wegkerk, Cornelis Dirkszplein 10 4-1-2010 Tamarah Benima: Joden in Nederland na de Tweede Wereldoorlog. 2-2-2010 Bloeme Evers-Emden: Het Poerimfeest oftewel Gods wegen zijn ondoorgrondelijk! 1-3-2010 Simon Schoon: Jezus is een Jood. Vijf stellingen. Inlichtingen: (0527) 61 20 52.
In de provincie Gelderland Arnhem. Het Arnhemse Leerhuis. Wijkcentrum De Bakermat 11-1, 25-1, 8-2, 8-3, 12-4 en 26-4-2010. Met rabbijn Tzvi Marx wordt verdergegaan met lernen over Jesaja. 2-5-2010 ter afsluiting van het Leerhuisseizoen een studiedag. Inlichtingen: (0318) 63 06 86.
In de provincie Utrecht Loosdrecht. Wijkgebouw Eikenlaan 17a 8-2-2010 Ds. B. Gijsbertsen: Het eerstelingschap van Israël/de structuur van het boek Genesis. Inlichtingen: (035) 582 39 34. Houten. Kerk en Israëlavonden 21-1 en 23-3-2010 met resp. ds. W. Glashouwer en rabbijn L.B. van de Kamp. Lernen-Joods leerhuis 8-2, 22-2, 8-3 en 22-3-2010. Gezinsreis naar Israël 2 t/m 9-5-2010. Excursie naar Joods Amsterdam 13-6-2010. Inlichtingen: (030) 637 72 66.
8-2-2010 dr. René Süss: Een joodse visie op Paulus. 15-3- 2010 dr. H. Mintjes: Paulus en de trialoog. Inlichtingen: (0318) 47 17 15.
In de provincie Zuid-Holland Voorhout. De Verdieping, Aletta Jacobslaan 9 De Kring Zoektocht houdt vier avonden over Jezus, tekenaar van God: 25-1-2010 prof.dr. C.J. den Heyer over de Jezuswetenschap. 1-2-2010 dr. Marcus van Loopik over Joodse aspecten van de gelijkenissen. 22-2-2010 dr. Eric Ottenheijm over Jezus en de wet. 8-3-2010 vicaris Tim van der Griend over Jezus door de ogen van kunstenaars. Inlichtingen: (0252) 23 34 66. Oud-Beijerland. Thomaskerk, Margrietstraat 2 21-1-2010 rabbijn J.J.P. Boosman over de Noachitische geboden. 18-2-2010 dr. G.H. Cohen Stuart over zijn boek ‘Joodse feesten en vasten’. 18-3-2010 Wim Kortenoeven van het CIDI. 12-1, 26-2 en 2-2-2010 Cursus ‘Leren met de rabbijnen’ o.l.v. drs. S. Martel. Inlichtingen: (0186) 61 44 79. Dordrecht. Genootschap Nederland-Israël. Maranathakerk, Gravensingel 19 18-1-2010 dr. G.H. Cohen Stuart: Hoe Joods is Jeruzalem? 8-3-2010 prof.dr. C.J. den Heyer: De betekenis van de Qumranrollen. 26-4-2010 rabbijn mr. M. ten Brink: Het scheppingsverhaal in Bereesjiet (Genesis) versus de evolutietheorie van Darwin. Inlichtingen: (078) 616 67 91.
Amerongen/Leersum. Johanneskerk te Amerongen 11-1-2010 prof.dr. C.J. den Heyer: Paulus: een man van twee werelden.
Leiden. Genootschap Nederland-Israël. Synagoge Levendaal 14 (hoek Korevaarstraat) 27-1-2010 prof.dr. A. van der Heide: Jeruzalem in de laatste 200 jaar. 24-3-2010 drs. R. Hoff: De veranderingen in de Arabische wereld (de goede en de slechte). 12-5-2010 drs. B.T. Wallet: Waarom je met Pesach een puddingbroodje mag eten, of: de integratie van Joden in Nederland. Inlichtingen: (023) 564 23 23.
December 2009
Kerk & Israël Onderweg
‘s-Gravenhage. Genootschap NederlandIsraël. Triumfatorkerk; Juliana van Stolberglaan 154/hoek Laan van Nieuw Oost-Indië 13-1-2010 dr. G.H. Cohen Stuart: Hoe werkt de Talmoed? 3-3-2010 drs. L. Evers: Purim en het bijbelboek Esther. Een feministe? 29-4-2010 Faiga Szmulewicz: Gemisjpoochel in New York, Bagdad, Nederland en België. Voordracht over gedoe in de familie. Viering van Jom Ha’atsmaoet. Inlichtingen: (070) 385 86 11 of (070) 385 60 66.
In de provincie Noord-Brabant Eindhoven. Adventskerk, Camphuysenstraat 4 19-1, 2-3 en 13-4-2010 Leerhuis voor predikanten, pastores en andere geïnteresseerden onder leiding van rabbijn Tzvi Marx. Eigen ervaringen vanuit pastoraat en gemeente opbouw verbinden met de teksten vanuit de Joodse traditie. Inlichtingen: (040) 252 25 75.
Bezinningsmiddag
Op woensdag 3 maart 2010 wordt weer een bezinningsmiddag gehouden in het Protestants Landelijk Dienstencentrum, Joseph Haydnlaan 2, Utrecht. Dr. M. van Loopik en prof.dr. C.J. den Heyer zullen spreken over het Koninkrijk van God, naar aanleiding van Kerkorde-artikel I,1 ‘... die zich, delend in de aan Israël geschonken verwachting, uitstrekt naar de komst van het Koninkrijk van God’. Voor nadere informatie: zie de website (‘Nieuws’) of bij ds. Wybrand Ganzevoort,
[email protected], (030) 699 00 95.
Volgende uitgave: maart 2010. Activiteiten vóór 21 december opgeven bij de redactie. E-mail:
[email protected]. Vermeld tevens datum, plaats en tele foonnummer. Postadres: Postbus 8504, 3503 RM Utrecht.
16
Boekbesprekingen De Bijbel vertelt Bijbelse verhalen worden gelezen om hun religieuze betekenis, maar zijn daarnaast geweldige vormen van literatuur. Het is daarom de moeite waard ze ook eens vanuit literair oogpunt te bekijken. Hoe zit het met het vertelperspectief, de karakterbeschrijvingen, de structuur van de handeling, met tijd en ruimte en het gebruik van stijlmiddelen, zoals herhalingen? Shimon Bar-Efrat laat zien dat de verhalen zorgvuldig zijn gecomponeerd en dat ogenschijnlijk onbelangrijke elementen wel degelijk een functie hebben. Dit kan ons inzicht in de verhaalbetekenis
De filosofie van het scheppingsverhaal Deze publicatie is een uitvoerig pleidooi om Genesis 1:1-2:3 niet te lezen als historische of theologische, maar als filosofische tekst. De auteur beschouwt deze universalistische introductie van de Tora als praktische filosofie, als ethisch-moreel betoog: hoe moet de mens zich verhouden tot de schepping, de gemeenschap en zichzelf? Van ’t Riet constateert dat de Tora een positieve waardering heeft ten opzichte van de schepping. Genesis 1 ontstaat in debat met de Babylonische scheppingsmythe en de Griekse filosofie en verschilt ingrijpend daarvan. In Genesis 1 wordt de mens getekend als beeld van God, als Gods partner. Het gaat om de humanisering van de gemeenschap. Tegen deze achtergrond brengt Van ’t Riet vele maatschappelijke thema’s ter sprake.
Het gebod van de hoop Het boek leest als een ladder. Eenmaal boven ben je de moeite van het klimmen vergeten. Er ontvouwt zich een perspectief waarin de contouren zichtbaar worden van een (plaatselijke) kerk als een morele gemeenschap. Haar levensstijl wordt gekenmerkt door een open beraad over het belang van moraal en maatschappelijke vragen in de geloofspraxis van de gemeente. Het boek is een bijdrage aan het debat over de verhouding tussen eschatologie en ethiek: welke invloed heeft wat christenen hopen op wat christenen doen? ‘Eschatologie’ wordt hier niet verstaan als de traditionele leer van de laatste dingen, maar als de leer van Gods beloften en de daardoor in ons gewekte hoop. Ter discussie staat de eschatologie van Friedrich-Wilhelm Marquardt met zijn voorstel om te komen tot een ‘evangelische halacha’. Daarmee bedoelt Marquardt een concrete (geboden) levenswandel van christenen, zoals de Joodse halacha – maar dan anders. Hoe anders? Het
December 2009
verdiepen. Eén verhaal wordt nauwkeurig geanalyseerd: het verhaal van Amnon en Tamar. Het boek is zeer leesbaar en vormt interessant materiaal voor gespreksgroepen. Shimon Bar-Efrat is geboren in Nederland en emigreerde naar Israël. Hij is voormalig hoofd Biblical Studies aan de Hebrew University Secondary School te Jeruzalem.
Column ‘Witte Synagoge’
Greetje van der Harst Shimon Bar-Efrat, ‘De Bijbel vertelt; literaire kunst in oudtestamentische verhalen’. Vertaald uit het Hebreeuws. Kok, Kampen 2008, 336 blz. ISBN 978 90 435 1519 1. Prijs € 23,50.
De auteur onderbouwt zijn project met een uitvoerige waardevolle vers-voor-vers bespreking van Genesis 1:1-2:3, waarin hij ook vele rabbijnse commentaren aanhaalt. Op zich spreekt deze aanpak mij aan. Een soortgelijke benadering vindt men bij B.L. Visotzky, ‘Genesis als ethiek’ (Baarn 1997), door Van ’t Riet niet genoemd. In de feestbundel van prof. G.A. van der Wal (2000) heb ik zelf een vergelijkbare aanpak gehanteerd door Genesis 1-11 te lezen vanuit het thema ‘verantwoordelijkheid’. Genesis 1:1-2:4a blijft daarnaast wel beracha, lofprijzing. Dat is in dit boek te veel uit beeld. Adri van der Wal P. van ’t Riet, ‘De filosofie van het scheppingsverhaal. Genesis 1 opnieuw belicht’, Kok, Kampen 2008, 304 blz. ISBN 978 90 435 1560 3. Prijs € 27,50.
boek van Constandse is een verslag van zijn speurtocht naar het antwoord op die vraag. Stevige kost die smaakt naar méér! Reinier Gosker Coen Constandse, ‘Het gebod van de hoop. Een bijdrage aan het debat over eschatologie en ethiek vanuit het werk van F.-W. Marquardt’, Uitgeverij Eburon, Delft 2009, 384 blz. ISBN 978 90 5972 312 2. Prijs € 34,90.
Deze zomer stond ik in Regensburg op de Neupfarrplatz bij de resten van een synagoge die in 1519 was afgebroken op bevel van het stadsbestuur. Keizer Maximiliaan – als keizer de beschermheer van minderheden in het rijk – stierf op 12 januari 1519. Kort daarna werd de Joodse gemeenschap uit Regensburg verdreven. Binnen twee uur moest zij de synagoge ontruimd hebben en binnen vijf dagen de stad verlaten. Op de plek waar de synagoge neergehaald werd, liet het stadsbestuur een houten kerkje bouwen. Vier weken na de pogrom van 21 februari vond de inwijding van het altaar plaats. Het stadsbestuur had haast, want het wilde de nieuwe keizer vóór zijn. Het creëerde een wonderbaarlijke genezing van een handwerker die bij de werkzaamheden gewond raakte en dankte dit wonder aan Maria. Het houten kerkje werd al gauw een ‘Wallfahrtskapelle zur schönen Maria’ waar duizenden bezoekers kwamen. Dat de gewonde handwerker datzelfde jaar nog overleed, kon niet schelen. De nieuwe keizer had het nakijken. Heel deze geschiedenis werd tien jaar geleden blootgelegd bij graafwerkzaamheden ten behoeve van de nieuwe vormgeving van het plein. De Israëlische architect Dani Karavan maakte met witte stenen blokken het grondpatroon van de voormalige synagoge zichtbaar. Midden in de stad, onder de blote hemel, lopen of zitten tegenwoordig dagjesmensen in wat ik maar even noem de ‘Witte Synagoge’. Ook ik ben er gaan zitten en voelde hoe goed het is om het verleden niet te verzwijgen, maar aan het licht te brengen. Reinier Gosker
Kerk & Israël Onderweg
17
Zo doen wij Kerk & Israël in … Werkplaats Gast-huis Amsterdam ‘Je mag niet alléén studeren’ Adriaan Boer is al jarenlang actief als coördinator in de Werkplaats Gast-huis Amsterdam. Gehuisvest in een buurtcentrum in Oud-West, brengt deze gemeente mensen samen vanuit de hele stad en ver daarbuiten. Adriaan vertelt over een nieuw model kerk en de band met Israël.
‘De Gasthuisgemeente is ontstaan uit de gemeente Parkkerk, waar ooit ds. J.G. Geelkerken stond die werd veroordeeld voor zijn controversiële uitspraken (‘Heeft de slang gesproken?’), en na de oorlog J.J. Buskes en K.H. Kroon. Kroon legde de link met Kerk en Israël, hoewel hij tijdens de oorlog van 1967 kritisch stond tegenover Israël. Met de komst van René Süss in de jaren tachtig werd de Israël-lijn opnieuw opgepakt. Ik las al jaren David Flusser, de Joodse nieuwtestamenticus. Mijn enige band met de Bijbel was de belangstelling voor het Nieuwe Testament in de context van het Jodendom. René Süss heeft me teruggelokt naar de kerk. Ik heb hem meegemaakt in zijn ontwikkeling terug naar zijn Joodse wortels. De gemeente voelde zich wel beroofd van degene die de lijntjes uitzette, maar ook gestimuleerd om de dingen zelf ter hand te nemen.
Schriften wordt gehanteerd, bij ons binnen. Later kwam dominee Kees Schakel de uitleg op woensdagavond als vrijwilliger doen. Dit trok veel mensen van buiten aan. Er ontstond een nevencircuit, sommige mensen uit dit circuit kwamen ook in de kerk, andere niet. Onze identiteit is erdoor verschoven. Bijbellezen werd weer leuk, doordat je die enorme extra bron kreeg van wat erover gezegd is in de loop der jaren. Ook het principe dat alle tegenstrijdige meningen mogen meetellen. Ketters moeten de kerk uit, maar dit is een heel andere benadering. Naast de Sidra-avonden zijn er lessen Hebreeuws in de Gasthuisgemeente. De mensen komen ervoor uit Den Haag, Lelystad en Noord-Holland; de avondgroep trekt ook jongeren. Adriaan Boer: ‘Door de Sidra-lezing werd bijbellezen weer leuk.’
Lessen Hebreeuws Roy Carton, pastoraal theoloog en psychotherapeut, zette ons op het spoor van de Sidra-lezing, de tekst die gelezen wordt in de synagoge. In de diensten namen we het rooster uit de synagoge als uitgangspunt, de nieuwtestamentische lezing was secundair. Elke woensdagavond bespraken we met een groep mensen een stuk uit de Sidra. Op die manier kwam de mondelinge Tora, de uitleggeschiedenis die door de Joden naast de
Trialoog De dochter van een Marokkaanse imam bezoekt regelmatig de Sidra-avond. Ze is heel open. Het gebeurt op minischaal, maar het is toch wezenlijke trialoog, omdat ze als iemand van moslim-zijde interesse heeft in de roots. Er is contact met de Joodse gemeenten: een aantal mensen schrijft regelmatig in ons blad. De vorige cursus sloten we af met een bezoek aan de Russische sjoel1 in de Nieuwe Kerkstraat. Ik ben wel bang dat het draagvlak voor Kerk & Israël in de kerken miniem wordt. Ook door een kritische houding tegenover de politiek van Israël. Voor gemeenten die daarmee worstelen is het een moeilijke tip, maar: haal die mondelinge traditie binnen! Het blad Tenachon van de B. Folkertsmastichting voor Talmudica is daar bruikbaar voor… Creëer voor jezelf een veilige plek. Alles wat theologisch correct is, is secundair. Het uitgangspunt is: hoe beleef ík de tekst? In zo’n avond ben je meeveranderd in het groepsproces. Het raakt je hart. Dus: eigenlijk mag je niet alléén studeren!’ Greetje van der Harst Gast-huis Werkplaats, Arie Biemondstraat 103, 1054 PD Amsterdam, tel. (020) 689 11 97, e-mail:
[email protected] 1
De Nidche Israël Jechanes Synagoge, zie Kerk & Israël Onderweg december 2008
Boekbespreking Verlossing uit de slavernij In de traditie van de Amsterdamse school beschrijft Dick Boer de grondlijnen van een bijbelse theologie. Niet als taaie academische kost, maar levensecht. De auteur vindt in de moderne bevrijdingsbeweging een taal waarin hij de actualiteit van de Bijbel tot uitdrukking kan brengen. Natuurlijk moet hij dan het mislukken van zulke bewegingen, inclusief de teloorgang van het OostEuropese socialisme, een plek geven. Na kernbegrippen als uittocht, verbond, schep-
ping (inclusief antropologie) én intocht te hebben neergezet, worden de ‘voorste profeten’ (Jozua t/m Koningen) beschreven als een kritische periode van het ‘reëel bestaande Israël’. Datgene wat ná Tenach komt wordt op zakelijke gronden ‘Postscriptum’ genoemd, en vormt misschien wel het spannendste deel van het boek. Het gaat over de strategie van Paulus, die in Jezus een grenzenloze solidariteit (agapè) had leren kennen. Als enig begaanbare weg in het Imperium Romanum zag hij het organiseren van heerschappijvrije communes van Joden en gojim, die déze agapè in
December 2009
Kerk & Israël Onderweg
praktijk zouden brengen. Zulke communes moeten wel onderscheiden worden van de Tora-republiek (Israël). Het betreft ‘twee wegen’, die pas in het Godsrijk ‘opgeheven’ worden: God alles in allen. Of Paulus’ strategie gewerkt heeft? Men leze het boek. Reinier Gosker Dick Boer, ‘Verlossing uit de slavernij. Bijbelse theologie in dienst van de bevrijding’, Uitgeverij Skandalon, Vught 2009. Vertaald uit het Duits door de auteur. 386 blz. ISBN 978 90 76564 78 4. Prijs € 29,50.
18
Lernen met LEV In deze rubriek bespreken medewerkers van de Stichting LEV (Leren en Vernieuwen) gedeelten uit de Tora. Stichting LEV ontwikkelt onder andere studiemateriaal voor leerhuizen en ‘lerngroepen’. In de 40e Sidra (afdeling van de week Balak – Numeri 22:2-25:9) staan we stil bij de rol van Bileam. Was hij een tovenaar of profeet?
Opdracht: Lees Numeri 22-24. Is Bileam een echte profeet (zie Numeri 24:4) of is hij een gewone tovenaar (zie Jozua 13:22)?
'Kom toch' In Numeri 22:6 lezen we hoe Bileam, een magiër uit Mesopotamië, door de Moabitische koning Balak wordt geroepen: ‘Kom toch, vervloek mij dit volk [Israël], want het is mij te machtig. Misschien zal ik dan in staat zijn het een slag toe te brengen en het uit het land te verdrijven. Want ik weet: wie jij zegent, is gezegend en wie jij vervloekt, is vervloekt.’ Na enig tegenstribbelen gaat Bileam mee, maar in plaats van Israël te vervloeken, zegent hij het, tot driemaal toe. Want, zo zegt hij in zijn eerste spreuk: ‘Hoe kan ik [dit volk] vervloeken terwijl God [het] niet vervloekt? Hoe kan ik verwensen terwijl de Eeuwige niet verwenst?’ (23:8)
Engel of vishaak Voordat Bileam zijn eerste spreuk over Israël uitspreekt, staat er: ‘De Eeuwige legde Bileam vervloekt Israël niet, maar zegent het volk driemaal. Foto: Collectie Nederlands Tegelmuseum Otterlo
December 2009
een woord in de mond van Bileam’ (23:5). Hoe deed Hij dat? De Talmoed zegt: Rabbi Eliëzer zei: Met een engel. Rabbi Jochanan zei: Met een vishaak. (Sanhedrin 105b) Volgens rabbi Eliëzer stuurt God een engel om Bileam te vertellen wat hij moet zeggen. Hij staat, als echte profeet, open voor het woord van God en laat zich daardoor leiden. Maar volgens rabbi Jochanan ‘sleurt’ God hem, tegen zijn zin, in de richting die hij gaan moet. Bileam wil helemaal niet, maar hij wordt gedwongen, als een vis aan de haak. Voor beide opvattingen valt wat te zeggen. Bileam beslist niet zelf, maar zegt tegen de afgezanten: ‘Ik zal jullie antwoord geven, zoals de Eeuwige tot mij spreken zal’ (22:8). En als God hem duidelijk maakt dat hij niet mag meegaan om Israël te vervloeken (22:12), weigert hij te gaan (22:13). Maar als Balak een tweede gezantschap stuurt en hem rijkdom belooft, gaat Bileam nogmaals de Eeuwige raadplegen (22:15-19). Hij wil kennelijk toch heel graag meegaan en al die rijkdom verdienen. Tegen Balak zegt Bileam dat hij alleen zal kunnen spreken ‘het woord dat de Eeuwige hem in de mond legt’ (22:38). Maar hij zegt niet expliciet dat hij Israël niet zal kunnen vervloeken, zoals Balak wil. En tot drie keer toe laat hij Balak voorbereidingen treffen: hij laat hem zeven altaren bouwen en offert daarop zeven stieren en zeven rammen, kennelijk met de bedoeling God gunstig te stemmen (23:1v; 23:14v; 23:29v) en tot een andere beslissing te brengen. Daarover zegt de midrasj:
Kerk & Israël Onderweg
‘God ontmoette Bileam’ (23:4) en zei tegen hem: Booswicht, wat ben je aan het doen? Bileam antwoordde: ‘Ik heb zeven altaren gereed gemaakt’ (23:4). Dat lijkt op een geldwisselaar die met valse gewichten werkte. De marktopzichter kwam en betrapte hem. Hij zei tegen hem: Je werkt met valse gewichten! Daarop antwoordde de geldwisselaar: Ik heb toch al een geschenk naar je huis gestuurd! Evenzo was het met Bileam. God zei tegen hem: Booswicht, wat ben je aan het doen? En hij antwoordde: Ik heb toch zeven altaren gereed gemaakt! (Numeri Rabba 20:18)
Ontwikkeling Bileam gaat naar Balak om Israël te vervloeken, ook al had God hem gezegd dat niet te doen. Hij zette zijn tovernaarskunsten in om God te manipuleren. Hij is – tegen zijn zin – gedwongen om Israël te zegenen in plaats van te vervloeken. Maar als hij op het punt staat een derde poging te wagen, verandert er iets: ‘En Bileam zag dat het goed was in de ogen van de Eeuwige om Israël te zegenen. Toen ging hij niet, zoals de vorige keren, met tovenarij aan de gang, maar wendde zijn gezicht naar de woestijn. En Bileam […] zag Israël […] en de geest van God kwam over hem’ (24:1-2). Hirsch (Duitsland 1808-1880) zegt hierbij: ‘Wat zijn mond de beide vorige keren had uitgesproken, had zich nu als waarheid in zijn hart genesteld.’ Bileam is niet langer een manipulerende tovenaar, die zijn profetische gaven misbruikt voor zijn eigen gewin en God tracht te manipuleren, maar een waarachtige profeet!
Opdracht: Is het mogelijk dat iemand eerst iets doet omdat iemand anders dat opdraagt, maar dat uiteindelijk uit eigen – innerlijke – overtuiging gaat doen? Kent u hier een voorbeeld van? Dodo van Uden Voor meer informatie: www.stichtinglev.nl
19
Varia
Reis geeft inzicht in conflict
From Jerusalem with Love
Thema: ‘Gerechtigheid, vrede en vreugde’ (Romeinen 14:17). Van 8-18 april 2010 vindt er een boeiende studie- en ontmoetingsreis plaats naar Israël en de Palestijnse gebieden. Deze reis zal inzicht geven in het conflict. Het programma bevat veel ontmoetingen met vertegenwoordigers van Palestijnse en Israëlische organisaties. De bezoekers zien wat de invloed van het conflict op het dagelijks leven is. De leiding is in handen van Simon Schoon (Nes Ammim) en Meta Floor (Kerk in Actie/Sabeel). Meer informatie op: www.pkn.nl/kerkenisrael (>Nieuws) Meta Floor is een van de reisleiders.
Tentoonstelling in de vorm van een fascinerende reis door het Heilige Land met kunst, foto’s en souvenirs. Bijbels Museum Amsterdam. In ‘From Jerusalem with Love’ vertellen unieke objecten en foto’s het verhaal van de bijzondere relatie tussen het negentiende en vroeg-twintigste-eeuwse Palestina en Europese Joden en christenen. Het Bijbels Museum toont een grote selectie uit de omvangrijke en bijzondere collectie van de filmer en collectioneur Willy Lindwer. Een schat aan kunst, souvenirs, foto’s en ceremoniële voorwerpen uit het Heilige Land is voor het eerst voor het publiek te zien. De tentoonstelling duurt van 10 december 2009 t/m 5 september 2010. Zie www.bijbelsmuseum.nl Unieke objecten in het Bijbels Museum Amsterdam.
Leren & Vieren Weekend 2010 Van 19-21 februari 2010 (vrijdagavond 17.30 uur tot zondag 14.00 uur) wordt het 26e Leren & Vieren Weekend van OJEC gehouden in conferentieoord Mennorode in Elspeet. Het weekend staat open voor ieder die de relatie Joden-christenen na aan het hart ligt. Doel: Joden en christenen ontmoeten elkaar, leren met elkaar en zijn elkaars gast bij het vieren van sjabbat en zondag.
Bureau OJEC nu in Deventer
Prijs: circa € 185,-. Thema: Omgaan met de profeten; hoe wordt Elia/Elijahu gehoord door Joden en christenen? Nadere informatie en aanmelden bij Ria Kemper, e-mail:
[email protected]; of bij het OJEC-bureau, zie voor het adres het bericht hieronder.
De nieuwe plek van het OJEC-bureau.
Het bureau van OJEC – Overlegorgaan van Joden en Christenen in Nederland – is verhuisd. Het statige pand van de B. Folkertsma Stichting voor Talmudica aan de Lambooylaan 18 in Hilversum, waar OJEC een zolderruimte huurde, is verkocht. OJEC vond een nieuw onderkomen in de oude binnenstad van Deventer, in het bijgebouw van de voormalige synagoge, nu eigendom van de plaatselijke Christelijke Gereformeerde Kerk. Nieuw adres: Golstraat 23, 7411 BN Deventer, telefoon: 06-53 99 84 00, e-mail:
[email protected], website: www.ojec.org. Het bureau heeft een beperkte personele bezetting.
December 2009
In het komende nummer • Interview met Coen Constandse • Sabeelconferentie ‘Ons huis staat in brand’ • Leo Mock over een Noachitisch gebod
Kerk & Israël Onderweg
20