Twaalfde jaargang / nummer 4 / juni 2011
Jaarthema Diaspora: de bedreigde minderheid / Interview met predikantenechtpaar Boiten / Katern InZicht: Tora, dat is leven
Inhoud
Colofon
3 De mythe van de Joods-christelijke traditie 4 Interview met predikantenechtpaar Boiten 6 Ga en leer! Sint-Samuël? 7 Jaarthema Diaspora: de bedreigde minderheid Van jezelf een heiligdom maken 8 Opgeroepen als getuigen 9 De kracht van mijn geloof 10 Filmbespreking ‘Des Hommes et des Dieux’ 11 Synagogen in Nederland: Borculo Een echo uit de synagoge 12 Voorgangers in geloven 13 Bespreking van Vreekamps nieuwe boek 14 Zo doen wij Kerk & Israël in… Amerongen-Leersum 15 Onopgeefbaar verbonden – Meta Floor 16 Te doen onderweg 17 Column 17-18 Boekbesprekingen 19 Lernen met LEV 20 Varia Katern InZicht: Tora, dat is leven Israëlzondag in het teken van ‘Tijd voor vrede’
De Protestantse Kerk in Nederland geeft op de eerste zondag van oktober op een bijzondere manier uiting aan haar verbondenheid met Israël. Het is dan Israëlzondag. In 2011 valt dit op 2 oktober. Voorafgaand is er in de Nederlandse kerken ook aandacht voor de Vredesweek. Dit jaar valt de vredesweek op 17-25 september. Het thema is: 'Elk mens een veilig bestaan'. Onder de titel ‘Tijd voor vrede’ biedt de Protestantse Kerk de gemeenten materiaal om – in de weken rondom Israëlzondag – aan de slag te gaan met ‘onze verbondenheid’ met Joden en Palestijnen. In het septembernummer, dat begin september verschijnt, volgt een artikel over deze koppeling. Zie www.pkn.nl/tijdvoorvrede
Kerk & Israël Onderweg is een uitgave van de Protestantse Kerk in Nederland en verschijnt viermaal per jaar. Vanuit de onopgeefbare verbondenheid van de christelijke gemeente met het Joodse volk wil dit blad een bron van informatie zijn voor allen die geïnteresseerd zijn in of zich verantwoordelijk weten voor de verhouding van Kerk en Israël. Uitgever: Dienstenorganisatie Protestantse Kerk in Nederland Joseph Haydnlaan 2a 3533 AE Utrecht Postbus 8504 3503 RM Utrecht telefoon (030) 880 18 80 e-mailadres
[email protected] website www.pkn.nl/kerkenisrael Hoofdredacteur: Floor Barnhoorn Redactie: René van den Beld, Reinier Gosker, Greetje van der Harst-de Leeuwe, Fred Meijnhardt , Rijk Roelofse, Kees Schakel, Adri van der Wal Eindredacteur: Anja de Zeeuw Vormgeving en druk: Opmaak: Interface Communicatie B.V., Ede Druk: Koninklijke BDU, Barneveld Abonnementsprijzen: Particulier abonnement 7 9,- per jaar (vier nummers) Pakketabonnement 7 4,- per jaar (vier nummers, vanaf 10 exemplaren) Kerk & Israël Onderweg is voor (visueel) gehandicapten ook verkrijgbaar in gesproken vorm op cd-rom (voor de Daisyspeler). Nadere informatie hierover is te krijgen bij de Christelijke Bibliotheek voor Blinden en Slechtzienden (CBB) te Ermelo, telefoon (0341) 56 54 99 Artikelen mogen met bronvermelding overgenomen worden in andere uitgaven. De redactie ontvangt graag een exemplaar van deze uitgaven. Wilt u eigen kopij inzenden? Neemt u dan eerst contact op met de redactie van Kerk & Israël Onderweg:
[email protected]. De redactie kan plaatsing niet garanderen. ISSN 1566-9033
De redactie
Bij de cover: Orthodoxe Joden zijn in veel landen bedreigde minderheden. Foto: Olga Lawende/beeldbank Protestantse Kerk
Juni 2011
Kerk & Israël Onderweg
2
De term ‘Joods-christelijke traditie’ deugt niet meer Is ‘christelijk-Joodse traditie’ beter? ‘Zonder Israël vaart de kerk niet wel. Tegelijkertijd moet gewaarschuwd worden tegen opvattingen, die leiden tot een al te gemakkelijke bagatellisering van de verschillen tussen Jodendom en christendom. Er bestaan gemeenschappelijke wortels, maar de term Joodschristelijke traditie dient vermeden te worden. Er wordt een eenheid verondersteld die er niet is – en die er ook niet kan zijn’, aldus een heldere stelling van emeritus-hoogleraar Cees den Heyer.
Het verbindingsstreepje tussen ‘Joods’ en ‘christelijk’ – je komt het overal tegen. Onlangs schreven negen predikanten een brief aan hun collega’s in de Protestantse Kerk. Ze stelden de vraag: hoe ga je om met oprukkend populisme in de samenleving en in de kerk? De briefschrijvers noemen zijn naam niet, maar het is duidelijk dat ze Geert Wilders op het oog hebben. Tegen de komst van de islam in ons land hanteert Wilders als hoofdargument dat wij in een Joods-christelijke traditie staan. ‘De Partij voor de Vrijheid zet zich in voor de traditionele Joods-christelijke en humanistische waarden die van Nederland het succes hebben gemaakt dat het nu is.’ In antwoord op dit soort populisme willen de predikanten onder meer Joods-christelijke waarden uitdragen. Wat de inhoud betreft, lijken ze met Wilders dus aan hetzelfde front te staan.
De Donar-eik herinnert aan onze heidense traditie.
dan ook betiteld als een vorm van ‘hoger antisemitisme’.
Joden en christenen zijn ‘onherstelbaar’ gescheiden
Negatief ingevuld De medaille heeft ook een keerzijde. Een zeer negatieve interpretatie van de ‘Joodschristelijke’ erfenis is te zien op de website van het odalisme, een filosofie die gebaseerd is op de organische band tussen bloed en bodem. Deze band, zo wordt gesteld, was er voordat het christendom de Germaanse volken bekeerde. ‘Met haar stalen geloof en haar diepe ecologische levenszin vecht het Odalisme terug tegen het exploiterende, slaverige en egaliserende universalisme van het bederfelijke importproduct uit het MiddenOosten, namelijk het joodschristendom.’ De conclusie is glashelder: Europa moet van dat ‘Joods-christelijke gif’ bevrijd worden.
Het verbindingsstreepje De Joods-Amerikaanse auteur Arthur A. Cohen schreef in de jaren zestig van de vorige eeuw een boek over de mythe van de Joods-christelijke traditie, ‘The Myth of the Judeo-Christian Tradition’. De term ‘joods-christelijk’ blijkt eind negentiende eeuw te zijn ingevoerd door Duitse geleerden. Er is sprake van een uitermate polemisch bedenksel. Het ‘Joodse’ is hier ingekapseld als een dimensie van het ‘christelijke’. Van Joodse kant is deze interpretatie
Juni 2011
Er heeft nooit zoiets bestaan als een Joodschristelijke traditie, maakt Cohen overtuigend duidelijk. Dat zou ook niet kunnen. Joden en christenen zijn ‘onherstelbaar’ gescheiden, omdat voor Joden de Messias nog moet komen en voor christenen deze al gekomen is.
De werkelijkheid Christenen houden de uitdrukking ‘Joodschristelijk’ blijkbaar graag in stand. Ze ligt goed in het gehoor. Maar er beantwoordt geen werkelijkheid aan. Erger nog. Een agressief christendom wierp zich op als enige erfgenaam van een afgeschreven Jodendom. In het door ons christendom gedomineerde Europa zijn zes miljoen Joden vermoord. En dan spreken over een gezamenlijke Joods-christelijke erfenis? Dat is wat Joden noemen een gotspe. Zowel historisch als theologisch deugt de term ‘Joods-christelijke traditie’ dus van geen kant. De geschiedenis laat zich niet herschrijven met een verbindingsstreepje. En de theologie al helemaal niet. In welke traditie staan we dan wel? De nuchtere realiteit is dat we historisch gezien vooral in een ‘heidens-christelijke traditie’ staan.
Kerk & Israël Onderweg
Hoe dan wel? Toch zijn we als christenen daarmee niet van het verbindingsstreepje af. Zonder Israël vaart de kerk niet wel. We staan in een christelijke traditie die zonder Israël niet denkbaar zou zijn geweest. AIs we de volgorde nu eens omkeren, bedacht ik na lezing van Cohen. Is het niet beter te spreken van een ‘christelijk-Joodse traditie’? Op deze manier komen christenen er helder voor uit dat ze voor eigen rekening handelen. Maar dat ze juist dan zich onopgeefbaar verbonden weten met het volk Israël. Hoe Joden zich al of niet verbonden weten met christenen, is natuurlijk hun eigen zaak. Cohen stelt voor het verbindingsstreepje een nieuwe, eigentijdse inhoud te geven. Hij wil het laten staan voor iets dat in onze apocalyptische tijd geboren is uit de crisis die de hele mensheid bedreigt. Het wil staan voor vriendschap tussen Joden en christenen. Vriendschap in de heilige Geest, verduidelijkt Cohen. Een uitgestoken hand van Joodse kant. Die zullen christenen toch niet afslaan?
Henk Vreekamp Henk Vreekamp is onder meer oud-medewerker van Kerk en Israël.
3
Interview met predikantenechtpaar Boiten ‘Zonder wortels groeit er niets’ Ds. Ralph Boiten (83) en zijn vrouw Georgine (80) zijn beiden predikant en hebben zich hun hele leven ingezet voor de opvang en ondersteuning van minderheden. Greetje van der Harst zocht hen op in hun huidige woonplaats Waskemeer (Friesland).
Ralph en Georgine Boiten vervulden hun vicariaat in een communistische arbeidersvoorstad van Parijs. Na deze Franse periode vestigden zij zich in de oude binnenstad van Amsterdam, op zoek naar een vorm van modern apostolaat. Toen eind jaren vijftig de Frans-Algerijnse oorlog uitbrak, hielpen ze Algerijnen daar onder te duiken. Die vielen qua uiterlijk niet op, in een vanouds Joodse buurt. ‘Men dacht dat het Joodse Spanjaarden waren.’ Maar het waren uiteraard moslims. Na de onafhankelijkheid van Algerije kwamen geleidelijk aan de gastarbeiders. Ook hen hielpen ze met opvang, huisvesting en wegwijs maken in hun nieuwe omgeving. Deze activiteiten groeiden uit tot het ontstaan van een oecumenische communauteit, Spe Gaudentes (‘zij die zich verheugen in de hoop’), een oecumenische presentie van de kerk als een antwoord op de behoefte van de omgeving. Begonnen in wat destijds een kraakpand was, op de Oudezijds Achterburg wal, wilde de communauteit een open huis van gastvrijheid en hulp zijn. Ook gemarginaliseerden, jongeren en vreemdelingen wisten en weten zich er welkom. Het werd een plek van ontmoeting, verspreid over meerdere huizen. Langs de kapelmuur stroomt het water continu, als symbool van de Jordaan.
Juni 2011
Tijdens de restauratie van een van de huizen ontdekte het echtpaar Boiten een wand die een deur bleek te zijn; erachter was een schuilruimte. Er hing nog een witte doktersjas. Voor de Tweede Wereldoorlog had hier een Joodse arts gewoond, die juist op tijd, het geweld vóór, naar Amerika had kunnen vluchten. ‘Dan realiseer je je hoe onze Joodse landgenoten eigenlijk geleefd hebben in die tijd.’ Er zat een mezoeza1 aan de deur, die de Boitens bewaard hebben.
Integratieschool In die tijd kwamen er veel Marokkaanse gastarbeiders naar Nederland. Eerst voor een paar jaar, maar later arriveerden ook hun vrouwen en kinderen. Vanuit de communauteit ontstond het initiatief voor een vreemdelingensociëteit (Dar es Salam, Huis van de Vrede, geheten), en later kwam er ook een Marokkaans huis voor gezinshereniging. Voor de kinderen was er een school nodig
De Bouschrã-school was open, gericht op ontmoeting met andere culturen en religies op basis van ieders eigen identiteit Sekstheater werd kapel Er waren steeds contacten met de Joodse gemeenschap en ook met Joodse kunstenaars. Een van de aangekochte huizen bleek een sekstheater te zijn geweest. Eind jaren zeventig bedachten ze dat het een veelzeggend beeld voor de buurt zou zijn om deze ruimte om te bouwen tot een kapel. Ze vroegen de Joodse binnenhuis architect Bueno de Mesquita, maar die zei: ‘Nee, ik ben atheïst en communist, van kerken weet ik niets.’ Ze antwoordden: ‘Wij geloven dat je dat goed zou kunnen doen, vanwege je wortels.’ ‘Nou, dan moet jij me maar uitleggen wat een kapel is.’ Een jaar lang voerden ze gesprekken en zo wist hij er uiteindelijk op bijzondere wijze vorm aan te geven: langs de muur van de kapel werd een bedding van keramiek aangebracht met continu stromend water, als symbool van de Jordaan, de dooprivier (zie foto). Boiten verklaart: ‘We wilden de wortels laten zien. Want wij kunnen niet over de kerk spreken zonder Israël. Een keer na een gesprek legde de architect bij de deur plotseling zijn hand op mijn hoofd en hij zei: God zegene je, jongen.’ In deze Allemanskapel vinden nog dagelijks diensten plaats en op alle vrijdagavonden wordt er uit de Tora gelezen, in verbondenheid met het Joodse volk.
Kerk & Israël Onderweg
en omdat Frans de tweede taal was voor deze kinderen, bleek de Franse school bereid om aan de oprichting mee te werken. Zo begon de school met een Frans-Joodse lerares en een Marokkaanse leraar. Toen de school geen aanspraak kon maken op overheidssubsidie, werd er geld beschikbaar gesteld door Joodse ondernemers, zoals de Van Leer Foundation. ‘Na een prijsvraag onder de ouders werd de naam bedacht: de Bouschrã-school. Bouschrã is een Marokkaanse term en betekent: Goed Nieuws (ook: evangelie!). De school was inherent aan het concept van Oudezijds Honderd: internationaal, interreligieus, een plek van ontmoeting. Niet zozeer leerlingen van verschillende religies en ook niet in de zin van christelijk godsdienstonderwijs – het zou niet verantwoord zijn om die kinderen te gaan bekeren tot het protestantisme – maar wel in de samenstelling van de leerkrachten: met een Joodse, christelijke en moslimachtergrond. Er waren moeder-avonden en vader-avonden en zo vond er op het niveau van de volwassenen ontmoeting plaats. ‘Uitgangspunt was de identiteit van het kind. Onze filosofie was: als het kind niet ontworteld wil raken in deze grote stad, zal het een veilig plekje moeten hebben, aansluitend bij wat het thuis gewend is. Het kind moet dus opgevangen worden in het klimaat waaruit het afkomstig is, maar het zal zich ook moeten verdiepen in het klimaat
4
Oudezijds 100 is nog steeds een ontmoetingsplaats in Amsterdam.
waarin het is terechtgekomen. Het onderwijs moet daaraan worden aangepast, zodat het kind als het op school begint in zijn eigen taal wordt aangesproken, maar aan het eind van de schoolperiode in het Nederlands afscheid kan nemen en aansluiting kan vinden bij het vervolgonderwijs in beide landen.’
Israël De school groeide uit tot een school met meer dan driehonderd leerlingen en scoorde bovengemiddeld op de Citotoets. De kinderen kwamen over het algemeen goed terecht.
Maar de buitenwereld reageerde niet altijd even begripvol. ‘Van christelijke kant kregen wij vaak te horen: Jullie steunen moslims in plaats van dat je Israël steunt! Dan zeiden we: Ja lieve mensen, daardóór steunen wij Israël juist! Denk aan biljarten: als je de bal dáár wilt hebben, moet je hem eerst via de band van het biljart spelen. Wij werkten ook direct samen met het Cheider, de orthodox-Joodse basisschool. Directeur Sanders adviseerde, de remedial teacher hielp ook op onze school en anderzijds was onze eigen dochter daar lerares. De leerlingen van beide scholen gingen bij
Ralph en Georgine Boiten. Foto's: Eilert Lubbers
elkaar op bezoek. Samen met stichtingsvoorzitter Cohen gingen we naar onderwijsrecepties: “Hier komen de Joodse school en de Arabische school u gelukwensen.” Arm in arm stonden we daar. Deze omgang heeft mij bewogen: reële samenwerking op basis van eigen identiteit.’
Boekje Het echtpaar Boiten verwijt de Nederlandse overheid nog steeds de neergang van de school. Want die wilde wel fundamentalistisch-islamitische scholen steunen, maar liet de Bouschrã-school door gebrek aan steun wegkwijnen. Een lange tijd van procederen kon niet voorkomen dat de school na bijna dertig jaar gesloten moest worden. ‘Spijtig, want de Bouschrã-school was juist zo open, gericht op ontmoeting en kennismaking met andere culturen en religies op basis van ieders eigen identiteit.’ Ralph Boiten schreef onlangs een boekje over de school. De bedoeling daarvan is ook een boodschap aan de politiek: ‘Denk na, maak van het onderwijs geen politiek, maar ga uit van de vraag van het kind en van de eigen identiteit. Wortels, wortels, wortels… zonder wortels groeit er niets.’ Greetje van der Harst R.G.H. Boiten, ‘Bouschrã is de naam. Over de eerste integratieschool in Nederland’. Uitgeverij Gopher, Amsterdam 2010, 116 blz. ISBN: 9789051797121. Prijs € 15,-.
1
Juni 2011
Kerk & Israël Onderweg
Kokertje aan de deurpost met teksten uit Deuteronomium om te herinneren aan de geboden.
5
Ga en leer! Sint-Samuël? Bij de zalving van David tot koning over Israël zit Samuël er aanvankelijk helemaal naast. Hij ziet in Eliab, de oudste broer van David, degene die de HEER tot koning wil zalven. Samuël gaat af op het voorkomen en de rijzige gestalte van Eliab (1 Samuël 16:6-7). Wat een imponerend figuur! Maar als een hoofdstuk verder Eliab in een boze uitval tegen David aan het woord komt (1 Samuël 17:28), weet je als lezer genoeg: wat laat hij zich gelden! Je blijft wel zitten met een vraag. Hoe kon Samuël zich zo vergissen? De vraag naar het falend inzicht van leiders als Mozes en Samuël heeft ook rabbijnen beziggehouden. In Sifre/Boeken, een oud commentaar op Deuteronomium, worden ze onder het vergrootglas gelegd. Om te beginnen Mozes. Mozes Het volk Israël staat op de drempel van het land Kanaän. Mozes heeft van God gehoord dat hij het land niet mag binnengaan. Dan stelt Mozes, in de vorm van enkele toespraken, zijn geestelijk testament op. Hij begint met het ophalen van herinneringen. Kritieke momenten in de veertig woestijnjaren. Hoe hij, vanwege een dreigende burn-out, niet alléén de leiding kon hebben en daarom
rechters aanstelde (Deuteronomium 1:16-17). In het kader van de kwaliteiten van rechters komt ook het doorverwijzen van een zaak aan de orde. Dan zegt Mozes: ‘Wanneer iets u te moeilijk is, leg het dan aan mij voor en ik zal me erover buigen’ (Deuteronomium 1:17).
In Mozes’ woorden horen rabbijnen een tikje hoogmoed
Rabbijnen beluisteren in deze woorden van Mozes een tikje hoogmoed. Hoe kan hij weten of hij elke zaak kan oplossen? Ze komen met een voorbeeld waaruit blijkt dat ook voor Mozes een zaak te moeilijk is. Het is een erfeniskwestie die de dochters van Selofchad Mozaïek van Samuël op de kathedrale basiliek van Saint Louis (VS). hem voorleggen (Numeri 27:5). Samuël Daarna is Samuël aan de beurt. Ook zijn uitspraken worden op een goudschaaltje gewogen. Wat zei Samuël ook al weer tegen Saul bij hun eerste ontmoeting? Saul is met zijn knecht op zoek naar verdwaalde ezelinnen van zijn vader. Hun zoektocht loopt op niets uit en Saul stelt voor rechtsomkeert te maken. Zijn knecht suggereert een in de nabijheid wonende godsman te raadplegen. Saul en zijn knecht begeven zich naar de stad waar de ziener woont. Ze komen iemand tegen aan wie ze vragen waar het huis van de ziener is. De onbekende blijkt Samuël te zijn.
Juni 2011
Kerk & Israël Onderweg
In de stadspoort sprak Saul Samuël aan en vroeg hem: ‘Kunt u mij zeggen waar het huis van de ziener is?’ ‘Ik ben de ziener,’ antwoordde Samuël’ (1 Samuël 9:18-19). De Heilige, gezegend zij Hij, zei tegen hem: ‘Jij voelt je een ziener – Ik zal je laten weten dat je geen ziener bent.’ Wanneer liet Hij het hem weten? Toen Hij tegen hem zei: ‘Kom, vul je hoorn met olie en ga voor mij naar Isaï in Betlehem, want een van zijn zonen heb ik als koning uitgekozen’ (1 Samuël 16:1). Wat zegt de bijbel nog meer? ‘Bij hun aankomst viel zijn oog meteen op Eliab, en hij zei bij zichzelf: Hij die daar klaar staat is vast en zeker degene die de HEER wil zalven (1 Samuël 16:6). De Heilige, gezegend zij Hij, zei tegen hem: ‘Zei jij niet dat je een ziener was? Ga niet af op zijn voorkomen en zijn rijzige gestalte. Ik heb hem afgewezen’ (1 Samuël 16:7). (Sifre/Boeken op Deuteronomium, paragraaf 17 [Deuteronomium 1:17])
Samuël blijft Samuël Het luistert nu even nauw. Saul vraagt naar een zaak. Een huis. En wat antwoordt Samuël? Hij zegt niet: ‘Ik zal jullie het huis laten zien.’ Hij zegt: ‘Ik ben de ziener.’ Hij vestigt de aandacht op zichzelf. Ik zelf ben de ziener. Ik in eigen persoon ben de ziener. Het Hebreeuws heeft twee woorden voor ‘ik’. Anie, ik, en anochie, ikzelf. Samuël gebruikt het tweede woord, het langere woord, het woord waarmee hij zichzelf in het zonnetje zet. Anochie haroë, ikzelf ben de ziener. De rabbijnen van Sifre leggen de zelfingenomenheid van Samuël fijntjes bloot. In een tijd van opkomend christendom, met de tendens tot heiligenverering, laten ze, tegendraads, zien dat zelfs de groten van Israël niet heilig zijn. In de Joodse traditie is nooit een Sint-Samuël gekomen. Mozes blijft Mozes. Samuël blijft Samuël. Kees Schakel
6
Jaarthema Diaspora – leven als bedreigde minderheid Van jezelf een heiligdom maken Hoe ga je om met de invloed van de jou omringende samenleving? Wat is bedreigend? Wat is verrijkend? Die vragen staan centraal in deze laatste aflevering van het jaarthema ‘Diaspora’. ‘Geïnspireerd door het negatieve dat op me afkomt’, schrijft opperrabbijn Jacobs, ‘voel ik het voorrecht om te tonen dat een mens van zichzelf een heiligdom mag maken.’
Mijn hoed is zwart, mijn baard is grijs, mijn uiterlijk typisch Joods en de mij omringende omgeving is anders. Als het Joodse volk zich nog in de woestijn bevindt na de uittocht uit de Egyptische slavernij krijgen zij de opdracht om een Tabernakel te bouwen: ‘En zij zullen voor Mij een Heiligdom maken’ (Exodus 25:8). De toevoeging ‘voor Mij’ wijst op een opdracht die voor eeuwig is en niet alleen betrekking heeft op het toen. Maar waar staat dat Heiligdom van toen dan? Steeds weer, door de eeuwen heen, heeft de Jood als volk en als individu de opdracht om een Heiligdom te bouwen. En dus zien we, nadat het volk het land Israël is binnengetrokken, uiteindelijk de Tempel verschijnen, waarvan we vandaag nog de westelijke muur, de Kotel, als heilige plaats mogen zien en beleven. Maar, zo werpt zich de vraag op: de Tempel zelf, en zeker het Tabernakel, is er toch niet meer!? Hoe zit het dan met de eeuwigheidswaarde van het gebod: ‘En zij zullen voor Mij een Heiligdom maken?’
Overal een tempel
Een ingegooide ruit leverde een huis vol bloemen op.
steeds zal hij, desnoods van zichzelf, een Heiligdom moeten maken. Er is dus steeds sprake van een entourage en van een individu die in die entourage leeft. En dus is steeds de uitdaging: wat doet de samenleving met mij en wat doe ik met de samenleving?
Nagescholden
Een van de verklaringen is dat het Tabernakel – de Tenttempel ergens in de grond is weggezonken, maar er nog wel is. Een andere uitleg geeft aan dat de Tempel in Jeruzalem, opvolger van de Tenttempel, weliswaar vernietigd is, maar dat de plek waar de Tempel heeft gestaan zijn Heiligheid heeft behouden. Een derde verklaring legt uit dat de aanwezigheid van het Heiligdom vandaag is vervangen door synagogen overal ter wereld. Er is een essentieel verschil tussen de eerste twee verklaringen en de derde: de eerste twee richten zich op de Tempel zelf, zijn Eeuwige aanwezigheid. De derde verklaring spreekt over de bouwer, de Jood, die waar hij zich ook zal bevinden een Tempel moet neerzetten in de vorm van een synagoge. Of, als de Joodse gemeenschap te klein is, zal hij van zichzelf een Heiligdom moeten maken. De opdracht was niet alleen om toen een Tempel te bouwen, maar door de eeuwen heen, waar de Jood zich ook bevindt, welke de situatie ook moge zijn:
‘En zij zullen voor Mij een Heiligdom maken.’ Er gebeurt van alles om me heen. Het antisemitisme neemt zienderogen toe. Bij mij thuis is een ruit ingegooid en het is bijna aanvaardbaar geworden dat ik in de straat word nagescholden. Terwijl in de hele wereld mensen elkaar afslachten en corruptie hoogtij viert, schijnen de Verenigde Naties zich vooral erg op te winden over dat piepkleine landje dat Israël heet. Zelfs aan de vervolging in talrijke landen van christenen wordt door christenen zelf onbegrijpelijk weinig aandacht besteed. Gelijk ik als enkeling en als Jood bovenmatig veel aandacht krijg, zo ook dat kleine landje genaamd Israël, het land van de Bijbel.
Juni 2011
Kerk & Israël Onderweg
om mijn raam te vervangen en de banden met buren uit mijn wijde omgeving zijn aanzienlijk versterkt. En ook probeer ik zelf meer uit te stralen naar mijn omgeving. Ik merk dat ik alerter ben geworden om te groeten, op te staan in trein of tram voor ouderen, behulpzamer te zijn. Ik voel me meer verantwoordelijk voor mijn omgeving. De Tempel was niet alleen een heilige plaats, maar had ook een devote uitstraling. En dus voel ik, geprikkeld en geïnspireerd door het negatieve dat op me afkomt, de noodzaak en het voorrecht om te tonen dat een mens steeds aan zichzelf mag en moet werken. Met het doel om van zichzelf een heiligdom te maken, een lichtend voorbeeld, om zo een bijdrage te leveren aan de verheffing van de samenleving waarin we allen samen op deze aarde mogen vertoeven. Binyomin Jacobs Binyomin Jacobs is opperrabbijn van het Inter
Meer uitstralen Wat doe ik hiermee? Klagen? Protesteren? Depressief worden? Of het mooie ervaren en het goede uitstralen? Dat gat in mijn raam van 8 cm heeft mij een huis vol bloemen opgeleverd! Ontelbare telefoontjes van medeleven, e-mails, het aanbod
provinciaal Opperrabbinaat, voorzitter van het Rabbinaal College voor Nederland en rabbijn van het Rabbinaat van het Sinai Centrum in Amstelveen.
7
Jaarthema Diaspora – leven als bedreigde minderheid Opgeroepen als getuigen Christenen in Nederland behoren tot een minderheid, tenminste als dat begrip een beetje institutioneel wordt gehanteerd. Zo gezien behoor ik tot een minderheid. Ervaar ik mezelf ook als minderheid? Lútsen Kooistra, hoofdredacteur van het Friesch Dagblad, reageert als eerste op het artikel van opperrabbijn Jacobs.
Het besef van het behoren tot de (getalsmatige) minderheid van de christenen in ons land leidt niet automatisch tot een ervaring van die minderheid. De omstandigheden waaronder de meeste christenen in ons land leven geven niet aanstonds reden tot die ervaring. Ook niet op zondagmorgen, in de stille straten op weg naar de kerk. De tamelijk eenzame ervaring van het ter kerke gaan is vergelijkbaar met die van het maken van een wandeling door de velden: niemand te zien. Maar dat er geen andere mensen in die velden zijn, is ook geen reden voor de ervaring van het behoren tot een minderheid. Die komt, waarschijnlijk, pas als anderen zich storen aan mijn kerkgang of wandeling en – om welke reden ook – reden zien om mij te veroordelen vanwege kerkgang of wandeling; of mij daarin hinderen.
Getalsmatig De ervaring van het behoren tot een minderheid hangt vooral samen met de signalen die van een meerderheid uitgaan naar aanleiding van mijn gedrag of kenmerken van mij of die aan mij worden toegedicht. Deze gedachte kan ertoe leiden het begrip minderheid niet in de eerste plaats te zien als een kwantitatief begrip. Tegenover die enkele kerkgangers (minderheid) zijn er duizenden (meerderheid) die nog in bed liggen, zonder dat ik me op straat de mindere voel. Er is zelfs de mogelijkheid dat ik mij op straat of in het veld de meerdere voel: ik ben tenminste zo verstandig om naar de kerk te gaan of te gaan wandelen, tegenover de meerderheid die maar in bed blijft liggen. De kwantitatieve minderheid is aanleiding – en misschien wel reden – om zich kwalitatief de meerdere te voelen. Minderheid is zelfs een constitutief element van het begrip ‘elite’. Andersom kan ook gebeuren: de beleving van het behoren tot de kwantitatieve meerderheid kan gemakkelijk leiden tot een positief kwalitatief oordeel. Denk aan de verschuivingen die hebben plaatsgevonden in de beoordeling van goed en fout in de Tweede Wereldoorlog. Tegenover de zwartwit scheiding hiertussen – in de vorm van oordelen – kwam de gedachte op van het
Juni 2011
Ter kerke gaan is een tamelijk eenzame ervaring. Foto: de Nationale Beeldbank/Joke Jansen
grijs: verreweg de meeste Nederlanders probeerden zo goed en zo kwaad als het kon, de oorlog door te komen. En ja, kun je dat de mensen kwalijk nemen? Het handelen van de grote meerderheid werd tot een norm, die het verschil tussen goed en fout vervaagde. In die zin, dat het zwarte van het foute plaats maakte voor het ‘ongevaarlijke’ grijs.
Gevaarlijke verschuiving We zien iets soortgelijks in het tot in het nabije verleden getolereerde scanderen in het voetbalstadion over Joden die aan het gas moeten. De betekenis van deze zin als zodanig wordt gerelativeerd, omdat zo veel mensen haar zo vaak zeggen. Minderheid en meerderheid als getalsbegrippen zeggen als zodanig niet zo veel. Van belang is de werking die zowel het ene begrip als het andere kan hebben, namelijk die van de verschuiving van het getalsmatige naar het kwalitatieve, naar het morele. Die verschuiving is gevaarlijk. Vrijwel altijd waar dat gebeurt, wordt het kwalitatieve, in de zin van het morele, aangetast. Naar dat gevaar wordt verwezen in de bijbelse uitspraak: gij zult de meerderheid in het kwade niet volgen (Exodus 23:2). De meerderheid kan een verleidelijke macht zijn.
den gekeken naar degene die zichzelf tot meerderheid of minderheid rekent, en naar de context, naar de omstandigheden waarin anderen een rol spelen. De norm voor dat kritische proces is zoiets als het goede, zoals gegeven in de grondwoorden van de humaniteit. De bezinning op die grondwoorden – en op de uitwerkingen daarvan in normen, praktijken en oriëntaties – kan behulpzaam zijn voor denkend-voelen over concrete gebeurtenissen. De uitkomst van die bezinning biedt ook de inspiratie om te volharden in het goede te doen en het kwade te laten. Het ingooien van ruiten en de scheldpartijen waarover opperrabbijn Jacobs spreekt zijn daden van een minderheid, maar die worden getolereerd door een meerderheid. Hier is van toepassing het vervolg op de passage uit Exodus: ‘... gij zult noch in een rechtsgeding getuigenis afleggen met de meerderheid mee, om het recht te buigen.’ Overal waar het recht wordt gebogen – door een minderheid of door een meerderheid – worden wij opgeroepen als getuigen.
Lútsen Kooistra Lútsen Kooistra is hoofdredacteur van het Friesch Dagblad,
Het recht niet buigen De beleving van het behoren tot een minderheid of tot een meerderheid heeft geen algemene noemer. Steeds moet kritisch wor-
Kerk & Israël Onderweg
een uniek regionaal, christelijk en onafhankelijk dagblad. Tevens is hij bestuurder van de FD Holding BV.
8
Jaarthema Diaspora – leven als bedreigde minderheid De kracht van mijn geloof ‘Entourage’ – wat klinkt dat woord mooi in je oren. Toen ik dit de eerste keer hoorde, heb ik meteen de betekenis opgezocht. Eerst in het Nederlands en daarna in mijn moedertaal, het Turks. ‘Omgeving’ – muhit . Zo leer ik als Turkse telkens nieuwe woorden in het Nederlands. Waar je je bevindt op deze wereld is je entourage, vind ik.
Drieëndertig jaar geleden emigreerde ik vanuit Turkije naar Nederland. Taal, geloof, cultuur en zelfs eten waren anders hier. De eerste jaren was ik druk bezig om te wennen aan de veranderingen. Mijn man werkte buitenshuis, maar ik durfde niet alleen naar buiten. Daardoor had ik geen sociaal leven. Dat maakte de periode om aan het leven hier te wennen en me aan te passen, langer. Mijn kinderen werden groot en ze gingen naar school. Zo begon ook mijn sociale leven. Ik voerde gesprekken met andere ouders en leraren. Het waren korte gesprekken, vanwege mijn gebrekkige taalbeheersing. Het ging niet makkelijk, maar toch was het leuk om contact te leggen. Ik zag ook dat de anderen moeite deden om met mij te praten. Dat gaf mij de kracht om de taal beter te leren. Jarenlang deed ik mijn best om zo goed mogelijk om te gaan met de verschillen van mijzelf en anderen in de samenleving. Ik toonde begrip voor anderen, uit liefde en respect voor mensen. Deze gedachte en dit gevoel droegen me, en ze werden door andere mensen met waardering en acceptatie beantwoord.
‘Wat een timing’ In 2004 ging ik naar Mekka en sinds die tijd draag ik een hoofddoek. Ik wilde de regels van mijn geloof zo veel mogelijk nakomen. Dat leverde allerlei reacties van de mensen in mijn omgeving op. Sommigen vonden het niet leuk, sommigen vroegen naar de reden. Onbekend maakt onbemind, heb ik geleerd in Nederland. Dus had ik begrip voor al die reacties. Ik moest zelf ook wennen aan mijn nieuwe ‘ik’ als moslima, met mijn kleding en mijn gedrag. Ik moest ruimte maken voor mijn gevoelens en gedrag, en tegelijk reageren op anderen. Toen beleefde ik de weerslag van de moord op de filmmaker en columnist Theo van Gogh, op 2 november 2004. De reacties op deze moord vielen de moslims in de samenleving erg zwaar. Aanvallende en racistische uitspraken over de islam en moslims brachten me in verwarring. Dat was niet het Nederland waar ik al jaren leefde en waar ik me prettig voelde.
Juni 2011
Ik vergeet nooit dat mijn huisarts tegen mij zei: ’Wat een timing om een hoofddoek te gaan dragen, vind je niet?’
‘Normaal doen’ Op een avond liep ik rond half tien naar huis na een verjaardagsbezoek. Na vijf minuten kwam ik drie of vier jongens van ongeveer 14 tot 16 jaar tegen. Ze liepen luidruchtig pratend mijn kant op. Ik kreeg een naar gevoel van binnen. De jongens kwamen recht op mij af. Ze keken naar mij en begonnen te schelden op mijn hoofddoek. Ik verzamelde alle kracht die ik had en sprak hen toe. ‘Jongens, denken jullie dat het leuk is? Kunnen jullie niet normaal doen?’ Ik bleef staan en keek steeds naar hen. De jongens liepen mopperend verder. En ik liep met schaamte en in verwarring naar huis.
Geduld en begrip Veel mensen stelden vragen over de islam en waarom ik een hoofddoek droeg. In de dertig jaar dat ik in Nederland was, heb ik nog nooit zoveel interesse voor mijn geloof meegemaakt. Ik heb iedere vraag met geduld en begrip beantwoord. Als moslims geloven we dat uit dingen die negatief lijken, iets
positiefs kan ontstaan; andersom kan uit dingen die positief lijken, iets negatiefs ontstaan. Mijn vertrouwen in de Nederlandse samenleving had ik meer dan ooit nodig. Anderszijn, een ander geloof hebben, heeft meerwaarde in de samenleving, heb ik in Nederland ervaren. We moeten liefde en respect hebben voor mensen, omdat Allah ons allemaal heeft geschapen. Dat is een inzicht dat ik door mijn geloof heb gekregen. De sterke kracht van mijn geloof wijst mij de goede weg. Die kan ik volgen. Ieder mens behoort tot een groep in de samenleving en deze samenleving als geheel is de entourage. Met al die verschillen van geslacht, geloof, cultuur en taal. Dilek Çakir-Üyük Dilek Çakir-Üyük (50) werd geboren in Turkije. Ze kwam in 1978 met haar man naar Nederland. Ze woont met haar twee zoons al 33 jaar in Haarlem. Ze volgde een opleiding tot maatschappelijk werker en startte onlangs met de opleiding psychosociale therapie. In maart 2010 is ze met haar eigen praktijk, Mentaal Positief, begonnen in Haarlem. Dilek is lid van de Raad van Religies van Haarlem.
'Toen mijn kinderen naar school gingen, begon mijn sociale leven.' De afgebeelde persoon is niet Dilek Çakir.
Kerk & Israël Onderweg
9
Film ‘Des Hommes et des Dieux’ over geloven als kracht Blijf zitten waar je zit en blijf wie je bent In zijn bijdrage schrijft opperrabbijn Jacobs, na een akelige antisemitische ervaring in Amsterdam: ‘Wat doe ik hiermee? Klagen? Protesteren? Depressief worden? Of het mooie ervaren en het goede uitstralen?’ Hij kiest voor het laatste. Hij blijft zitten waar hij zit en blijft wie hij is, een overtuigde Jood die miskenning door anderen eerder als uitdaging aan zichzelf ziet om ‘van zichzelf een heiligdom te maken’. Bijval van anderen vormt een bevestiging voor zijn weerbare en gelovige stellingname.
De prachtige film van Xavier Beauvois ‘Des Hommes et des Dieux’ – mensen en goden – verwijst op ontroerende en indrukwekkende wijze naar eenzelfde opstelling. Omgevingsfactoren, bedreigend, ook met positieve elementen, bepalen de houding: blijven waar je zit en blijven wie je bent. In het waargebeurde filmscenario betreft het een kloostergemeenschap van acht monniken, die leeft in een trappistenklooster in de bergen van Algerije. We spreken over de jaren negentig van de vorige eeuw. De kijker ziet hoe broeders volgens hun roeping leven mét en ín hun omgeving. Voorbeeld: een van de broeders is dokter, hij leeft de christelijke dienstbaarheid voor aan wie maar een beroep op hem doet. De kloostergemeenschap staat goed bekend en leeft met haar traditie, waarbij de psalmen een grote rol spelen. De film begint met rustige beelden uit de liturgie. Rustig, te midden van de strijd die rondom woedt, zo blijkt al snel.
Vogels op een tak ‘Wel heb ik gezegd: Gij zijt goden, ja, allen zonen des Allerhoogste; nochtans zult u sterven als mensen, als één der vorsten zult u vallen. Sta op, o God, richt de aarde, want Gij bezit alle volken.’ Zo klinkt psalm 82 ontwapenend in de stilte voor de storm in de Algerijnse bergen. Hier is hun plek te midden van een machtsstrijd tussen terroristen (fundamentalisten) en het Algerijnse regeringsleger. Het leger wordt door hen ‘broeders van het dal’ genoemd. Terroristen noemen ze ‘broeders van de bergen’. Met deze gezindheid stellen zij hun Heer present in de omgeving vol dreiging.
Aan ieder wordt gevraagd: blijven of gaan? Foto: PR Lumière Home Entertainment
bovendien dat, mochten deze monniken ooit gedood worden, het een slechte pers zal geven in Frankrijk. De druk om te vertrekken neemt toe. ‘We zijn als vogels op een tak, we weten niet of we weggaan.’ De abt schrijft een brief bij wijze van testament waarin hij laat weten dat als ze de dood zullen vinden, ze op deze plaats geroepen zijn geweest hun Heer te dienen. Aan het einde van de film, als inderdaad zes van de acht monniken zijn weggevoerd en gedood, komt de tekst van deze brief terug.
Stil protest
De film laat indringend zien hoe de monniken worstelen met de vraag: blijven of weggaan? Die vraag wordt ook ingegeven door de autoriteiten die hen ervan verdenken de gewonde terroristen te verplegen. Dat zien ze als hun opdracht. De autoriteiten vrezen
Vóór het zover is heeft de film de innerlijke strijd laten zien die de broeders voeren. Gezeten rond een tafel, die op het affiche te zien is, wordt ieder persoonlijk gevraagd: blijven of gaan? Onvergetelijk om te zien hoe gelaatsuitdrukkingen in deze film voor zichzelf spreken. Zó knap geacteerd, zeker als je weet dat het scenario op waarheid berust. Twee monniken hebben zich schuil weten te houden, de andere zes worden weggevoerd, de mistige en besneeuwde bergen in. Hun einde is de dood. Wie hen heeft meegevoerd is onzeker; het regeringsleger of de fundamentalisten, of beide? De film laat dat open. Ze is om andere
Juni 2011
Kerk & Israël Onderweg
Met hun broederlijke gezindheid stellen ze hun Heer present
reden gemaakt. Of de kogel van links of van rechts komt, een kogel doodt. Deze film is een stil protest tegen geweld en laat de kracht van doorleefde liturgie zien. Er is niets in dat heldendom of martelaarschap wil oproepen. Het belangrijke effect is dat de kijker, die in stilte de bioscoopzaal uitschuifelt, voelt dat geloof een kracht kan zijn. Iemand op internet reageert: ‘Een film die de moeite waard is om te zien omdat hij elke gelovig zoekende confronteert met zijn graad van geloven en zijn gehalte aan vertrouwen dat het begrijpen overstijgt.’ René van den Beld Film ‘Des Hommes et des Dieux’. Regisseur: Xavier Beauvois. Grand Prix Festival de Cannes.
10
Synagogen in Nederland Borculo In deze rubriek komen aspecten van Joodse synagogen in Nederland aan bod.
De Joodse gemeenschap is eeuwenlang een belangrijk deel geweest van de Borculose bevolking. Al in 1642 woonden er Joden in Borculo en door de bouw van de eerste synagoge in 1840 groeide die gemeenschap van ruim 100 personen tot ongeveer 160 rond 1940. In 1877 werd een grotere synagoge gebouwd, die dienst deed tot eind 1941. Als gevolg van brandstichting, geïnspireerd door het nazisme, werd het synagogegebouw onbruikbaar voor gebedsdiensten. De diensten vonden daarna plaats in de toenmalige Joodse school aan de Korte Wal, nu verbouwd tot woonhuis. De diensten werden daar tot 1975 gehouden. De Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog eiste ook in Borculo haar tol. Op een gedenkplaat in de synagoge staan de namen van 87 Joden die om gebracht zijn in de concentratiekampen. Na de oorlog emigreerden veel Joden naar de nieuwe staat Israël, zodat hun aantal in Borculo nog verder terugliep. Synagoge en mikwe (badhuis) deden de laatste jaren voor de restauratie dienst als rookruimte van een slagerij. In 2000 werden synagoge en mikwe door de Historische Vereniging Borculo aangekocht en eind 2008 was de restauratie van beide gebouwen klaar. Op de voormalige vrouwengalerij is een museumpje ingericht met Joodse gebruiksvoorwerpen. Ook is er een interactieve videopresentatie te zien over het voormalige Joodse leven in Borculo. Aansluitend worden dit jaar woonadressen van omgekomen Joodse plaatsgenoten gemarkeerd met ‘struikelstenen’, een initiatief van kunstenaar Gunther Demnig dat internationaal weerklank vindt onder de naam ‘Stolpersteine’. Meer informatie: www.synagogeborculo.nl
Een echo uit de synagoge op elke zondagmorgen Schriftlezingen op Sjabbat en feest- en treurdagen in de synagoge
Juli 2011 2 juli Choekat – De inzetting. Numeri 19:1 - 22:1; Numeri 28:9-15; Jesaja 66:1-24 9 juli Balak – Balak. Numeri 22:2 - 25:9; Micha 5:6 - 6:8 16 juli Pinchas – Pinchas. Numeri 25:10 - 30:1; 1 Koningen 18:46 - 19:21 23 juli Matot – Stammen. Numeri 30:2 - 32:42; Jeremia 1:1 - 2:3 30 juli Masee – Reizen. Numeri 33:1 - 36:13; Jeremia 2:4-28; 3:4 Augustus 2011 6 augustus Devariem – Woorden. Deuteronomium 1:1 - 3:22 Sjabbat Chazon - de sjabbat van het visioen. Jesaja 1:1-27 9 augustus Tisja Beav – negende Av. Deuteronomium 4:25-40 (ochtend) Verwoesting van de tempel. Jeremia 8:13 - 9:23; Exodus 32:11-14; 34:1-10 (middag); Jesaja 55:6 - 56:8 13 augustus Waëtchanan - En ik smeekte. Deuteronomium 3:23 – 7:11 Sjabbat Nachamoe – de sjabbat van vertroosting. Jesaja 40:1-26 20 augustus Ekev – Als gevolg. Deuteronomium 7:12 - 11:25; Jesaja 49:14 - 51:3 27 augustus Reëe – Zie. Deuteronomium 11:26 - 16:17; Jesaja 54:11 - 55:5 September 2011 3 september Sjoftiem – Rechters. Deuteronomium 16:18 - 21:9; Jesaja 51:12 - 52:12 10 september Ki Tetsee – Wanneer je uittrekt. Deuteronomium 21:10 - 25:19; Jesaja 54:1-10 17 september Ki Tavo – Als je komt. Deuteronomium 26:1 - 29:8; Jesaja 60:1-22 24 september Nitsaviem – Aangetreden. Deuteronomium 29:9 - 31:30 Wajelech – En hij ging. Jesaja 61:10 - 63:9 29 september Rosj Hasjana eerste dag Nieuwjaar 5772. Genesis 21:1-34; Numeri 29:1-6; 1 Samuël 1:1 - 2:10 30 september Rosj Hasjana tweede dag. Genesis 22:1-24; Numeri 29:1-6; Jeremia 31:2-20
Kees Schakel
Juni 2011
Kerk & Israël Onderweg
11
De portrettengalerij van Jezus Sirach Voorgangers in geloven Wie de senaatszaal van de Utrechtse Universiteit aan het Domplein binnenkomt, ziet onmiddellijk de talrijke portretten van geleerden uit het verleden. In kerkenraadskamers kun je foto’s van voorgaande predikanten aantreffen. Het deuterocanonieke boek Jezus Sirach bevat in hoofdstuk 44-50 een ‘portrettengalerij’ van oudtestamentische groten. Met deze ‘Lof der vrome mannen’ voert de schrijver omstreeks 200-190 v.Chr. een pleidooi voor een eigen identiteit van Israël in de sterk helleniserende werkelijkheid waarin hij leeft. Het boek Jezus Sirach is vooral bekend door de vertaling die zijn kleinzoon ervan maakte. Enkele jaren nadat deze kleinzoon zich in Egypte vestigde, zal deze vertaling ontstaan zijn. Dat moment van vestiging dateert de kleinzoon nauwkeurig in zijn ‘woord vooraf’ bij zijn vertaling: 132 v.Chr. In Egypte kwam deze kleinzoon in aanraking met ‘voorbeelden van hoge geestelijke ontwikkeling’, zoals hij het noemt in het ‘woord vooraf’. Hij besluit daaraan iets bij te dragen: de vertaling van het wijsheidsboek van zijn grootvader. Deze vertaling maakt het boek toegankelijk ‘ook voor liefhebbers van studie in andere landen die bereid zijn zich in hun zedelijk handelen te richten op de wet.’ Met dat laatste is vanzelfsprekend Tora bedoeld.
De portrettengalerij in de senaatszaal van de Universiteit Utrecht. Foto Ivar Pel
Boek In het boek Jezus Sirach ontwikkelt de auteur een beeld van wat (praktisch) geloven is. Hoofdstuk na hoofdstuk zet hij de principes uiteen van wat hij ziet als gelovig leven. Hij maakt duidelijk dat gelovig leven betekent leven vanuit het verbond tussen God en mens. Hij spreekt bijvoorbeeld over het verbond tussen God en Abraham (Sirach 44:20). Daarmee onderscheidt deze auteur zich van eerdere wijsheidsboeken als Job en Spreuken, waarin deze verbondsgedachte niet voorkomt.1 Jezus Sirach brengt dit thema dus in Israëls wijsheidsdenken in.2 In Sirach 44-50 illustreert hij zijn eerdere betoog over gelovig leven met menselijke voorbeelden. Portretten van mensen maken duidelijk wat hij bedoelt. Sirach noemt onder meer Henoch, Noach, Abraham, Mozes, David, Josia en Jeremia. Zijn doel is: mensen te laten groeien in hun geloven. Mijns inziens hebben deze zeven hoofdstukken een catechetische functie.
Lof der Vaderen Jezus Sirach gebruikt voor zijn portrettengalerij het genre van de hellenistische heldenverhalen.3 Dat kwam in zijn tijd in zwang. Zo sluit hij aan bij zijn omgeving. Hij giet zijn boodschap dus in een vorm die voor mensen in die werkelijkheid herkenbaar was. Daarmee verlaagt hij de drempel
Juni 2011
naar zijn lezers. Aan de andere kant zet hij een inhoudelijke boodschap neer, waarin hij duidelijk aansluit bij bestaande Joodse vormen van geloven. Ik zie Jezus Sirach als een man die erin slaagt om een synthese te maken tussen voorheen gescheiden werelden van geloven. Hij verbindt de wijsheid (à la Spreuken) met liturgisch denken (zie zijn nadruk op Aäron in Sirach 45:6-22 en op de hogepriester Simon in Sirach 50) en vertolkt deze in een voor buitenstaanders herkenbare vorm. Zo draagt hij eraan bij dat zijn boodschap breder ingang kan vinden.
achter mensen van gisteren, achter mensen van toen. Eerdere gelovigen kunnen ons inspireren. Maar zouden in deze tijd ook niet geloofsgetuigen van recenter datum ons kunnen inspireren, mensen die ons ook oproepen om toch vooral in deze wereld het spoor van God, van Tora trouw te blijven? Ook en juist als het moeilijk wordt en mensen het spoor dreigen te verliezen in deze wereld vol stemmen. Adri van der Wal
Hebreeën 11 Deze portrettengalerij van Jezus Sirach krijgt een navolger in Hebreeën 11. Daar wordt een rij geloofsgetuigen ten tonele gevoerd om mensen op te wekken tot standvastigheid (Hebreeën 10:36). Hier belicht de auteur historische gestalten met een ander doel dan in Sirach 44-50. De geschiedenis laat zich op velerlei manier ‘gebruiken’.
Voorgangers Wij zijn de eersten niet die geloven. Velen zijn ons voorgegaan. Wij lopen ergens in de rij,
Kerk & Israël Onderweg
Ook niet in Spreuken 2:17, waar het huwelijk een ‘verbond voor God’ wordt genoemd (als menselijke verbintenis). 2 Zoals hij ook woorden als ‘profeet’, ‘profeteren’ en ‘profetie’ gebruikt die in eerdere wijsheidsboeken niet voorkomen. 3 P. Beentjes, ‘De wijsheid van Jesus Sirach. Een vergeten joods geschrift’. Budel 2006, 149. 1
12
Recensie van Henk Vreekamps nieuwe boek Terug naar huis en op weg naar Jeruzalem Weer heeft Henk Vreekamp een bijzonder boek geschreven! Autobiografischer nog dan ‘Zwijgen bij volle maan’. En geschreven vanuit het besef een nieuwe relatie te moeten zoeken tot het heidendom van zijn voorgeslacht.
Onder de titel ‘Verschijning van God’ doet hij verslag van zijn zoektocht. Hij keert terug naar zijn geboorteplaats Hoevelaken aan de rand van de Veluwe, het dorp van zijn voorgeslacht, waarvan zijn levensweg hem heeft vervreemd. Hij vertelt van zijn overgrootvader, die in het dorp bekend stond als tovenaar; een mens in wie de oude wereld van magie en mythe spring levend blijkt. Van diens zoon – zijn vader – die hij schetst als een bevindelijk christen; een man in wie de wereld van de mystiek zich aandient. Als derde personage voert hij de dorpsdominee ten tonele, de bewaker van het christelijk mysterie. Hij spreekt over zijn voorgeslacht in uitgebreide zin. Over hen die hun stempel op de Veluwse mens hebben gedrukt. Onder hen ook zijn leraren Van Ruler en Dirk Monshouwer.
Een kleine liturgiek Onder de titel ‘Verschijning voor God’ schrijft hij een kleine liturgiek. Eerdere inzichten winnen door het persoonlijke kader aan originaliteit. Maar voordat hij de kerk binnengaat, om de liturgie te vieren, bezint Vreekamp zich. Weet hij buiten de kerk niet al genoeg? Hij deelt zijn vragen met Anastasius Veluanus, de protestants geworden pastoor uit de zestiende eeuw. Aan de orde komen de verschillende onderdelen van de liturgie. Eerst de doop (een levenslange weg), de lofprijzing (met de spannende vraag hoe de kerk toegang krijgt tot het boek van de psalmen) en de Noachitische geboden (om de Tien Woorden aan Israël voorbehouden te laten en als kerk te gaan aan de hand van de Zeven geboden). Dan zijn er de lezing van de Schriften (een wereld om in te wandelen), de prediking (profetie tot gedoopte heidenen) en het belijden van geloof (een vorm van ‘zingend geloven’ is ook het dogma). En ten slotte de voorbereiding op het Avondmaal (daarin over het geweten als ‘een Joodse uitvinding’), de gebeden (tussen de te vele woorden van de heidenen en het zwijgen als keerzijde van het spreken) en de Maaltijd (als het heerlijkste moment onderweg).
Juni 2011
De verdwijning van God Maar juist daar leert Vreekamp hoezeer God verdwijnt. Op de wijze zoals Jezus in Emmaüs: mét dat Hij herkend wordt, is Hij onzichtbaar. En hij weet: God is niet te vinden. Het is omgekeerd: God zoekt de mens. En wie Hem zoekt, doet dat als door Hem gevondene. Is dit niet het mysterie van het christelijk geloof?! Dan verlaat hij zijn dorp: op weg naar Jeruzalem. Uitziend naar de terugkeer van de verloren vader.
Ontmaskeren Vreekamp heeft geen makkelijk boek geschreven. Hij schrijft zo over het heidendom, dat het mij soms verwarde: hoe heb ik het nu met hem, mijn makker op de weg van het leren van Israël? Maar hij wil ons heidendom leren kennen om het te kunnen ontmaskeren in de profetische prediking. En daarbij: hij zoekt zijn weg vanuit diepe verbondenheid met zijn voorgeslacht.
Kerk & Israël Onderweg
Bijna als Mozes, die niet zonder het volk verder wilde gaan. Hij heeft vragen bij mij opgeroepen. Hoe kan ik míjn heidendom leren kennen? Of wij nog wel kinderen kunnen dopen? In hoeverre de gemeente de psalmen met Israël mag meezingen? Maar ik vond ook herkenning van mijn angsten en verwantschap in verlangens en verrukkingen. En daarom ben ik Henk Vreekamp dankbaar voor dit boek. Co Kooman Henk Vreekamp, ‘De tovenaar en de dominee. Over de verschijning van God’. Boekencentrum, Zoetermeer 2010. 320 blz. ISBN 978 90 239 2443 2. Prijs: € 19,90.
13
Zo doen wij Kerk & Israël in… Amerongen-Leersum ‘Het Joodse geloof is moeder van twee kinderen’ De werkgroep Kerk en Israël Amerongen-Leersum hield dit voorjaar in de Johanneskerk te Leersum drie avonden rond het thema ‘Godsbeelden in Jodendom, islam en christendom’. Op de tweede avond vertelde islamoloog Anton Wessels over godsbeelden in de islam. Met ds. Corine Beeuwkes-van Ede, voorzitter van de werkgroep en gespreksleider, praat redactielid Fred Meijnhardt na over die avond. Ook komt de nieuwe koers ter sprake die de werkgroep de afgelopen jaren koos. Toen Corine Beeuwkes zo´n vijf jaar geleden predikant werd in Leersum, trof ze een werkgroep Kerk & Israël AmerongenLeersum aan met veel knowhow en bevlogenheid, maar ook lijdend aan onderwerpmoeheid, tanende belangstelling van kerkleden en veroudering. En dat is te verklaren, zegt ze. ‘De geschiedenis van kerk en Israël wortelt in de ervaringen van de Tweede Wereldoorlog en de bewustwording van het vreselijke lot van de Joden toen. De visie op de plaats van het Joodse volk in de christelijke theologie moest een grondige herziening krijgen. Er was werk aan de winkel. We leerden de Schriften anders te lezen. Niet enkel door die nogal vooringenomen christelijke bril. We leerden meelezen met de Joden. En dat heeft ons veel goeds gebracht. We beseften gaandeweg onze onopgeefbare verbondenheid met het Joodse volk. En dat moet blijven. Die verbonden-
heid, dat meelezen, de dialoog. Maar is dat voor vandaag genoeg?’
Een andere samenleving ‘Want inmiddels zijn we wel in een andere samenleving terechtgekomen. Ook als leden van de kerk leven we nu in een multiculturele maatschappij en worden we geconfronteerd met bijvoorbeeld islamitische medelanders. Met gelovigen behorend tot die derde loot aan de stam van de abrahamitische religies. En die confrontatie vraagt net zo goed dringend om ontmoeting en dialoog.
In deze fase van de samenleving moeten christenen en moslims elkaar ook beter leren verstaan Ook christenen en moslims zullen elkaar beter moeten leren verstaan. Dat is de op-
De Johanneskerk in Leersum.
dracht van de kerk in deze fase van de samenleving. Wat weten we van de Koran? Nauwelijks iets. Dus noem het maar “trialoog”. Daar zullen we ons nu ook voor moeten inspannen. Wat ons betreft is dit hier in Amerongen-Leersum de nieuwe taak van onze werkgroep: dialoog in trialoog.’ Corine Beeuwkes is zich wel bewust dat de concrete trialoog lastig te organiseren is. ‘We weten dat Joden lang niet altijd warmlopen voor het gesprek met de kerk. Bij moslims zal dat niet veel anders liggen. Bovendien wonen in Amerongen-Leersum maar weinig moslims. Daarnaast zal ook in de kerk niet iedereen enthousiast zijn over zo’n uitbreiding van de taakstelling van Kerk en Israël. En toch: we zullen wel moeten, willen we het contact met de werkelijkheid niet verliezen. Het Joodse geloof is een moeder van twee kinderen!’
Drie religies: één verhaal ‘Enig succes is wel te melden: sinds we hier leeravonden organiseren in drieslagvorm – dus één thema, belicht vanuit Joods, islamitisch en christelijk perspectief – is het aantal deelnemers fors gestegen’, vertelt Corine. Dat klopt. Ik was er bij. Ruim dertig mensen telde ik die avond waarop Anton Wessels ons liet zien dat het weliswaar drie religies zijn maar in de kern slechts één verhaal. Het verhaal van een barmhartige God die rechtdoet aan de verdrukten. Een God die Joden, christenen en moslims uitnodigt dat met Hem mee te doen. Fred Meijnhardt
Juni 2011
Kerk & Israël Onderweg
14
Onopgeefbaar verbonden, hoe zie je dat? Geen mensen laten vallen
De Protest antse Kerk in Nederla veelheid a nd an mening en. Zo word kent een ook versch t er in onze illend geda ke cht over ke In deze rub rk en Israë rk riek breng l. t een kerke persoon de lijk be on kerk en Isra opgeefbare verbond trokken enheid van ël onder w oorden.
Cedar Duaybis, bestuurslid van Sabeel, moest als kind vluchten uit Haifa, bij het ontstaan van de staat Israël in 1948. Zij werd vluchteling, samen met haar familieleden, in eigen land. Ze herinnert zich de pijn, het verlies van hun huis, van materiële zaken, van zekerheid, van identiteit. Maar vooral herinnert ze zich hoe ze met vele geloofsvragen worstelde. Westerse christenen kwamen op bezoek in Israël en vertelden haar dat ze moest accepteren dat God het volk Israël had uitverkoren en dat het land aan de Joden toebehoorde. Hoe kon dit? Betekende dit dat Palestijnse christenen tweederangs burgers waren geworden in het koninkrijk van God? Betekende dit dat God koos voor het Joodse volk, ten koste van het Palestijnse volk? Betekende dit dat er in Christus wél Jood en Griek (en Palestijn, en Nederlander) is? Is God dan wel te vertrouwen?
Meta Floor in Jeruzalem.
Met wie verbonden? Vanwege verhalen als dat van Cedar Duaybis vraag ik me af wat onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël betekent. Zegt de kerk hiermee dat zij met sommigen meer verbonden is dan met anderen? Wie wordt bedoeld met het volk Israël? Is dit het Joodse volk waarover we lezen in het Oude Testament? Zijn dit de huidige inwoners van de staat Israël, van wie velen volgens de rabbijnse traditie niet-Jood zijn? Is het een etnische groep? Is het een religieuze groep? Wat betekent deze onopgeefbare verbondenheid voor onze houding ten opzichte van de Joodse staat Israël, die tussen 1948 en 1967 vijfhonderd Palestijnse dorpen vernietigde, en nu nog steeds langzaam maar zeker land overneemt ten koste van Palestijnen? Geloven wij dat een etnische groep, met een claim op de Tenach, recht kan laten gelden op land? Is het niet uitermate gevaarlijk wanneer onopgeefbare verbondenheid geldt voor alle Joodse Israëliërs, omdat religie zo vermengd raakt met etnische en nationale sentimenten?
Met ieder mens op aarde
de Palestijnen verbonden ben met allen, niet alleen met Palestijnse christenen en moslims, maar óók met Israëlische Joden, als het mij behoedt voor 'wij-zij'-denken, als het mij helpt om 'in ieder mens iets van God te zien' zoals het Palestijnse Kairos document zegt, ja, dan ben ik óók met het Joodse volk onopgeefbaar verbonden. Dan kan ik mij uitspreken en verzetten tegen een systeem van bezetting en onderdrukking, zonder dat ik mensen laat vallen.
Heel hard op zoek
Ieder mens is gemaakt naar het beeld van God. Vanuit deze geloofsuitspraak ben ik verbonden, onopgeefbaar, met ieder mens op deze aarde. God heeft in Jezus laten zien hoe lief Hij de wereld heeft, hoe lief Hij ieder mens heeft. Niemand krijgt een voorkeursbehandeling, niemand wordt achtergesteld. Als kerk, als volgelingen van Jezus, hebben wij de opdracht om ieder mens lief te hebben, in het bijzonder de mensen die vertrapt en verdrukt worden, en te werken aan een rechtvaardige vrede. Als 'onopgeefbaar verbonden zijn' betekent dat ik in het conflict tussen Israël en
Ik denk dan aan de woorden van rabbijn Arik Ascherman: ‘Als je een echte vriend wilt zijn, onopgeefbaar verbonden met het volk Israël, kom dan in actie nu je ziet dat je vriend stomdronken achter het stuur zit, slachtoffers maakt, en zelf gevaar loopt.’ Is het zo dat wij door onze eenzijdige nadruk op de onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël, ons niet realiseren wat de staat Israël anderen, maar zeker ook zichzelf, aandoet? Kunnen wij wel écht zien en horen wat Palestijnse broeders en zusters, maar ook Joden als rabbijn Arik
Juni 2011
Kerk & Israël Onderweg
Ascherman, ons vertellen? Zouden wij niet heel hard op zoek moeten gaan naar een theologie waarin we, naast een theologische verbondenheid met het Joodse volk als volk van het verbond, onze onopgeefbare verbondenheid met Palestijnse christenen en moslims verder uitwerken? Een theologie waarin niemand buitengesloten wordt, een theologie die ons als volgelingen van Jezus in beweging zet om te werken aan een wereld waarin een ieder tot zijn of haar recht komt, Jood en Palestijn? Meta Floor Meta Floor werkt als uitgezonden medewerker namens Kerk in Actie bij Sabeel, een oecumenisch centrum voor Palestijnse bevrijdingstheologie in Oost-Jeruzalem. Lees meer op www.metafloor.nl
15
Te doen onderweg Aankondigingen van activiteiten, waaraan lezers dit kwartaal kunnen deelnemen.
In de provincie Drenthe Coevorden. Dagtochtseminar op 22-9 onder leiding van rabbijn Lody B. van de Kamp: ‘Joods Leven van Coevorden tot Westerbork’. De rabbijn neemt belangstellenden mee langs oude synagogen, Joodse begraafplaatsen en monumenten in Coevorden, Emmen, Assen en Westerbork. Inlichtingen: (020) 404 78 33.
In de provincie Noord-Holland Hoofddorp. Classicale werkgroep Kerk en Israël, Marktpleinkerk. Programma Leerhuis Haarlemmermeer 2011-2012. 20-10 dr. J. Dubbink: Israël na de ballingschap: een religieuze gemeenschap tussen angst en openheid. 24-11 de heer M. Aronson: Filmdocumentaire ‘Jiddisjkeit’ over de synagoge Nidche Israël Jechanes, Jodendom vanuit het hart laten spreken.
Vooraankondiging Landelijke Ontmoetingsdag voor vrijwilligers in het Kerk en Israël-werk
Uitgebreide informatie v indt u in de agenda o p onze webs it e, www.pkn.n l/kerkenisra el
19-1-2012 rabbijn mevrouw M. van Praag: Vrouwenemancipatie binnen het Jodendom. 16-2-2012 mevrouw E. Friedmann (CIDI): Antisemitisme. 15-3-2012 ds. A. van der Wal: Uniciteit van de God van Israël. Inlichtingen: (023) 563 09 97 of (023) 564 23 23.
In de provincie Zuid-Holland Oud-Beijerland. Kerkgebouw De Open Hof, W. van Vlietstraat 2a. Van zaterdag 10-9 t/m zondag 9-10: Tentoonstelling 'Visioenen van vrede' met werk van de beroemde Joodse kunstenaar Marc Chagall (1887-1985). Litho's, met als kern de afbeeldingen van de twaalf ramen in de synagoge van het Hadassah-ziekenhuis in Jeruzalem.
Thema: ‘Kerk en Israël: een vernieuwende inzet?’ Woensdag 7 september, Landelijk Dienstencentrum te Utrecht. Zie binnenkort de website voor het programma of mail, schrijf of bel ons (zie het colofon).
Kairosconferentie en internationale gasten Op donderdag 15 en vrijdag 16 september houden het onderzoeksinstituut VISOR (Vrije Universiteit, Amsterdam) en Stichting Kairos-Palestina Nederland de conferentie ‘Uur van de Waarheid’, het Palestijnse Kairosdocument in Nederland. Palestijnse christenen hebben in december 2009 hun Kairosdocument uitgebracht, een schreeuw om recht vanuit het hart van het Palestijnse lijden. Palestijnse christenen roepen christenen wereldwijd op tot kritische bezinning op hun eigen theologie. Hoe bepalen onze Nederlandse geschiedenis, cultuur en theologie onze houdingen en denkbeelden? Dragen deze bij aan vrede en recht, of niet? De conferentie wil een aanzet zijn tot een Nederlandse contextuele theologie en tot hernieuwde bezinning op sociale gerechtigheid in onze samenleving. Meer informatie en opgave via www.kairospalestina.nl Vier sprekers van de conferentie zijn van 18-23 september beschikbaar voor lezingen: dr. Naim Ateek (Palestijns theoloog, Sabeel Jeruzalem), Cedar Duaybis (Sabeel Jeruzalem), dr. Stiaan van der Merwe (Zuid-Afrika) en dr. Mark Braverman (Amerikaanse Jood). Meer informatie bij Meta Floor, e-mail:
[email protected]
Juni 2011
Kerk & Israël Onderweg
De expositie is dagelijks (ook op zaterdag en zondag) van 13.00-17.00 uur geopend. Zie www.pgobl.nl Inlichtingen: (0186) 62 09 33. Volgende uitgave: september 2011 Activiteiten vóór 1 juli opgeven bij de redactie. E-mail:
[email protected] Vermeld tevens datum, plaats en telefoonnummer.
16
Boekbesprekingen
Column Flanelplaat
De weg van het hart De Schriften kunnen op verschillende manieren gelezen worden. In dit boek zet de auteur twee leeswijzen tegenover elkaar: een letterlijk-feitelijke uitleg en een historisch-metaforische-sacramentele lezing. Hij benadrukt dat geen van beide lees wijzen kan claimen de traditie te zijn.
Historisch gezien zijn beiden latere ontwikkelingen. Borg bepleit in dit zeer leesbare boek de tweede leeswijze. Hij beschrijft die als de weg van het hart, relationeel van inslag en bedoeld om mensen te transformeren tot de weg van gerechtigheid. In zijn betoog ontwikkelt Borg ook een visie op Jezus (als Joodse mysticus, pagina 107vv) en omschrijft hij de drie wat hij noemt ‘macro verhalen’ van de Bijbel: het verhaal van de uittocht, het verhaal van de ballingschap en het verhaal van de tempel (pagina 200vv). Hij laat zien hoe het verhaal van Jezus is verworteld in deze drie macroverhalen. Een inspirerend boek met waardevolle inzichten. Adri van der Wal M. Borg, ‘Het hart van het christendom. Modern geloof en de traditie’. Kok, Kampen 2010, 252 blz. ISBN 9789043517454. Prijs € 24,90.
Het zat zo ‘Op de grond van de werkelijkheid groeien de beste verzinsels’, schrijft Meir Shalev in zijn nieuwste boek. Maar dan moet je wel ‘de room der verhalen separeren van de magere melk der feiten’. De hoofdpersoon in het boek, oma Tonja, kan dat. Oma Tonja had namelijk haar eigen methode ‘om uit de familieverhalen een rib te nemen, die leven in te blazen en er een werkelijkheid uit te scheppen’. Over die werkelijkheid gaat het verhaal van de Svieper (sweeper – stofzuiger) die oom Jesjajahoe in 1936 vanuit Los Angeles in Californië opstuurt naar oma Tonja in de mosjav Nahalal op de Vlakte van Jizreël in Palestina. Alle familieleden van de schrijver krijgen de gelegenheid om hún versie van het verhaal over de Svieper en de schoonmaakwoede van oma Tonja te vertellen. Zo vormen de memoires van Shalev een twinkelende ketting van verrassende, anekdotische en ontroerende familieverhalen. Wie wil weten hoe herinneringen gebruikt kunnen worden als grondstof voor het schrijven van een ongelooflijk mooi boek, moet aan de voeten van Meir Shalev gaan zitten en luisteren naar wat hij te vertellen
heeft. De oorspronkelijke titel van het boek luidt ‘Ha-davar haja kacha’, oftewel: ‘Het zat zo…’ Reinier Gosker Meir Shalev, ‘Het zat zo’. Vertaald uit het Hebreeuws door Ruben Verhasselt. Uitgeverij Athos, Amsterdam 2009, 233 blz. ISBN 978 90 414 1477 9. Prijs: € 19,95.
Moet je in Engeland zijn geweest om ‘Pride and Prejudice’ van Jane Austen te kunnen begrijpen? Niet noodzakelijk, maar het helpt wel als je de sfeer van de plekken kent waar het verhaal zich afspeelt. Zo zou iedere predikant tenminste één keer in zijn of haar leven Israël moeten bezoeken en eigenlijk ook elke kerkganger. Zoals een moslim eens in zijn leven de hadj (bedevaart) naar Mekka maakt en pelgrims sinds de Middeleeuwen heilige plaatsen bezoeken. Wat vind je daar dan? Zijn de verhalen er niet allereerst om je op het spoor van een geestelijke reis te zetten, een reis naar binnen? En raak je niet teleurgesteld, omdat de plaatsen na tweeduizend jaar onherkenbaar veranderd zijn? Soms is er een kerk op gebouwd of kan alleen het verhaal van de gids de plek van betekenis voorzien. Dat valt wel mee. De omgeving van bijvoorbeeld het Meer van Tiberias, de Judese woestijn en de Dode Zee ogen heel authentiek. Ook binnen de soek (markt) in Jeruzalem lijkt de tijd stil te staan. Je voorstelling bij het lezen van de verhalen over Jezus op en rond het Meer van Tiberias is nooit meer dezelfde als je er zelf hebt gevaren. De verhalen die zich afspelen in Jeruzalem komen bij elke lezing tot leven als je er door de straatjes hebt gedwaald, en de Klaagmuur hebt gezien. De palm bomen en huizen met platte daken lijken zó van een flanelplaat geplukt. Voeg daaraan toe de vele sites met resten van een indrukwekkende geschiedenis die eeuwen oud is. Als wij wie en wat wij zijn willen laten bepalen door de verhalen uit Tenach en Evangelie, dan voelen we ons verbonden met de plekken die de vertellers inspireerden en hun leefomgeving. Die plekken kunnen ons iets vertellen over de geuren en kleuren, de intensiteit van het licht, het klimaat, het landschap, het eten en de leefgewoonten van de mensen. Ook dat kunnen we in ons verstaan van de verhalen laten meeklinken. Greetje van der Harst
Juni 2011
Kerk & Israël Onderweg
17
Boekbesprekingen De zeven levens van de Protocollen van de Wijzen van Zion Rond 1900 duikt er in Europa een geschrift op over een geheime bijeenkomst van Joodse stamhoofden op de begraafplaats van Praag. Alwaar deze ‘Wijzen van Zion’ plannen zouden hebben beraamd – de zogeheten Protocollen – om de wereldheerschappij in handen te krijgen. Twintig jaar later werd afdoende aangetoond dat het geschrift deels plagiaat, deels verzinsel was. Waarschijnlijk geschreven door een lid van de geheime dienst van het tsaristische Rusland, om de Joden de schuld te kunnen geven van de Russische rampspoed van toen. Het geschrift heeft niettemin zijn eigen ontmaskering lang overleefd. Tot op de huidige dag dient het als koren op de molen van antisemieten. Klaas Smelik, hoogleraar Judaïca in Gent, beschrijft in zijn boek het ontstaan van het document en het politieke misbruik dat heel de twintigste eeuw door werd gemaakt van deze rampzalige vervalsing. Zijn schokkende conclusie: ‘”De Protocollen van de Wijzen van Zion” zullen
Altijd al willen weten Je rijdt geregeld door een straat langs een gevel met een intrigerend opschrift, maar je kunt het niet lezen, want het is Hebreeuws. Dit boekje inventariseert Hebreeuwse opschriften van gevels, monumenten, begraafplaatsen, synagogen et cetera in heel Nederland en voorziet ze van een beschrijving en vertaling. Het boekje is uitgegeven door de Vereniging tot Bevordering van kennis van Hebreeuws (kortweg: de Vereniging Hebreeuws), ter gelegenheid van haar twintigjarig bestaan, als jubileumnummer van het tijdschrift Alef Beet. Rijk geïllustreerd met foto’s. Greetje van der Harst hun weg naar lezers vinden, zolang men overtuigd is dat de Joden het kwaad in de wereld belichamen.’
‘Hebreeuws op straat. Opschriften in het openbaar’, Alef Beet 20, 2. 2010 ISSN
Fred Meijnhardt
1571-1358. Te bestellen door overmaking van € 15,- op ING-
Klaas A.D. Smelik, ‘De zeven levens van de Protocollen
rekeningnummer 437 63 88
van de Wijzen van Zion’. Soesterberg 2010. 206 blz.
t.n.v. Vereniging tot bevordering
ISBN 978 90 5911 403 6. Prijs: € 17,95.
van kennis van Hebreeuws, Zuidhorn, o.v.v. ‘Hebreeuws op straat’ én uw volledige adresgegevens. Het wordt dan thuisgestuurd. Of kijk op www.hebreeuws.org
Dagcursus ‘Verbonden – wat hebben we eraan?’ ‘Het artikel in de kerkorde van de Protestantse Kerk, waarin gesproken wordt over onze “onopgeefbare verbondenheid met het volk Israël” heeft de laatste jaren door allerlei ontwikkelingen steeds meer vragen opgeroepen.’ Zo begon de uitnodiging voor een cursus die uitging van de Protestantse Theologische Universiteit (PThU). En zo is het. Niet dat die vragen allemaal beantwoord werden voor de ongeveer veertig deelnemers aan de cursusdag die 13 april 2011 plaatsvond op Hydepark. Maar het karakter van die verbondenheid kreeg wel meer verheldering in de referaten van de vier inleiders. Prof. dr. Dineke Houtman (specialisme: Jodendom en Joods-christelijke relaties) hielp de deelnemers opnieuw te beseffen dat niet alleen het Eerste, maar ook het Tweede of Nieuwe Testament een voluit Joods geschrift is. Ook herinnerde ze eraan dat de Jezus van de evangeliën een Joodse rabbijn was en niet de eerste christen. In deze schriftelijke bronnen van geloof zijn we dus onmiddellijk verbonden met het geloof van Israël.
Prof. dr. Nico den Bok (dogmatiek) betoogde dat de band tussen christenen en Jezus weliswaar geen etnische verbondenheid is. ‘Al vanaf Abraham is heel de Bijbel door de notie ‘volk van God’ dan ook niet in de eerste plaats gebaseerd op bloedverwantschap, maar op geloof en navolging.’ Betekent dat, dat de kerk primair verbonden is met het gelovige Israël en niet zozeer met het Israël als volk? Dr. Coen Constandse dacht daar anders over. Deze Marquardtkenner omschreef de ‘hoop van Israël’ als een zeer concrete verwachting van herstel van het Koninkrijk van God, zoals ook het betreffende artikel van de Protestantse kerkorde omschrijft. In de toekomstverwachting van de kerk dient Israël als volk dus een concrete plaats te hebben. Prof. dr. Judith Frishman (Jodendom) las de verbondenheid met Israël vooral als een solidariteit van de kerk met de Joodse gemeenschappen van nu. ‘Wat hebben wíj als Joden eraan, aan uw verbondenheid met ons?’ Ze plaatste het in de actualiteit van een Nederland, waarin een verbod dreigt van het ‘sjechten’, het ritueel slachten.
Juni 2011
Kerk & Israël Onderweg
Ga voor de teksten van de referaten naar www.pthu.nl > Agenda > Archief Fred Meijnhardt
18
Lernen met LEV Collectief verantwoordelijk In deze rubriek bespreken medewerkers van de Stichting LEV (Leren en Vernieuwen) gedeelten uit de Tora. Stichting LEV ontwikkelt onder andere studiemateriaal voor leerhuizen en ‘lerngroepen’. In sidra 47, de wekelijkse afdeling Reëe (Deuteronomium 11:26 – 16:17), besteden we aandacht aan Deuteronomium 13:13-18 (in De Nieuwe Bijbelvertaling 13:12-17).
Opdracht: Lees Deuteronomium13:13-18 (12-17). Wat wordt hier precies opgedragen? Wat vindt u van deze opdracht? Deuteronomium 13:13-18 beschrijft een situatie waarin de inwoners van een stad afvallig worden gemaakt en overgaan tot afgodendienst. Zo’n situatie moet je nauwkeurig onderzoeken, en als het klopt dat ‘deze gruwel in je midden wordt gepleegd’ (vers 15), dan zul je de stad met alles en iedereen vernietigen (verzen 16-18). Deze harde straf roept vele vragen op. Vanwaar de zware straf? Kan een gemeenschap verantwoordelijk worden gesteld voor de overtredingen van haar leden?
Afgoden Vanwaar de zware straf? Omdat het om afgodendienst gaat! En met name om de verering van de Baäl en de Moloch. Deze verering ging gepaard met gruwelen als kinderoffers (Jeremia 32:35) en gewijde ontucht. Volgens het Baälsgeloof paarde Baäl, de hemelgod, in de lente met de aardgodin om de aarde te bevruchten. Deze paring werd door de Baälsdienaren ondersteund doordat men Baälspriesters liet paren met jonge maagden. Volgens de Tora is met afgoderij geen compromis mogelijk. Afgodendienst is absoluut onverenigbaar met de voorschriften van de Tora, met de dienst aan de Eeuwige. Vandaar de zware straf.
Collectieve straf? Onze tekst spreekt van een collectieve straf: Wanneer inwoners overgegaan zijn tot afgodendienst, moet de hele stad worden uitgeroeid. De rabbijnen hebben daar moeite mee en daarom stellen ze voorwaarden aan de veroordeling van de afvallige stad. Zo lezen we in de Misjna (samengesteld circa 200 gangbare jaartelling in Israël): Zij [de inwoners van een afvallige stad] mogen enkel gedood worden als de verleiders behoren tot dezelfde stad [...], en enkel als de meerderheid [van de stad] verleid is en als de verleiders mannen zijn. Als het vrouwen [...] zijn die de stad
Juni 2011
Eén enkele mezoeza kan een collectieve straf voor een stad voorkomen. Foto: Ron Oostveen/PR Dierense sjoel
verleiden, als [slechts] een minderheid [van de inwoners] verleid is, of als de verleiders van buiten de stad komen, dan [geldt de opdracht de hele stad uit te roeien niet] [Misjna Sanhedrin 10,4] De rabbijnen worstelen met het probleem van collectieve straf. Zij leggen de tekst van Deuteronomium 13:14 dan ook ‘inperkend’ uit. De verleiders worden daar ‘zonen van Belial’ genoemd; dus, zeggen de rabbijnen, het kunnen geen vrouwen zijn. Er staat ‘uit je midden’; dus de aanstichters komen niet van elders. En er staat ‘de inwoners van de stad’; dat wil zeggen niet slechts een minder heid. Kortom, volgens de rabbijnen mag een collectieve straf alleen worden toegepast als de aanstichters tot afgodendienst uit eigen gelederen komen, het mannen zijn en voor zover de meerderheid afgodendienst bedrijft.
Verdere inperking Elders wordt de mogelijkheid van collectief straffen nog verder ingeperkt. In de Talmoed (4e/5e eeuw, Babylonië) lezen we: R. Eliezer zei: Geen stad met ook maar één mezoeza mag worden veroordeeld [als afvallige stad]. Waarom? Omdat de Schrift zegt [met betrekking tot dit]: ‘en je zult verzamelen in het midden van haar straat al haar roof daarvan en verbranden met vuur (zie Deuteronomium 13:16). Maar als er ook maar een enkele mezoeza is, is dit onmogelijk, omdat geschreven is: ‘[en je zult vernietigen de namen van hen – dat wil zeggen: ‘de afgoden’]
Kerk & Israël Onderweg
Je zult niet zo doen tegen de Eeuwige je God’. [Deuteronomium 12:4] [Babylonische Talmoed, Sanhedrin 71a] Niet alleen kan een stad niet worden veroordeeld voor wat een minderheid doet, zelfs de aanwezigheid van één mezoeza – met daarin de naam van de Eeuwige – redt de stad van veroordeling. Deze uitleg gaat veel verder: Al is er maar één inwoner te vinden in de stad die de naam van God in ere houdt, dan mag de stad – als geheel – niet veroordeeld worden. En als je goed zoekt, goed speurwerk verricht, vind je die éne inwoner heus wel… Het is dan ook niet vreemd dat de Tosefta (letterlijk: toevoegingen, verzameling tanaïtische overleveringen, samengesteld in Israël) stelt: Een afvallige stad is er nooit geweest en zal er nooit zijn. Waarom was dit dan opgeschreven? Om te zeggen: Onderzoek en ontvang loon. [Tosefta Sanhedrin 14,1] De rabbijnen hebben grote moeite met collectieve verantwoordelijkheid en collectief straffen. Ieder mens draagt verantwoordelijkheid voor zijn of haar eigen daden. Leden van een gemeenschap zijn verantwoordelijk voor hun eigen rol daarbinnen. Maar een gemeenschap kan nooit collectief verantwoordelijk worden gesteld voor de wandaden van haar leden, lijken de rabbijnen te zeggen.
Opdracht: Een gemeenschap kan nooit verantwoordelijk worden gehouden voor de overtredingen van de leden. Bent u het met deze stelling van de rabbijnen eens? Motiveer uw antwoord. Henk Scholder Voor meer informatie: www.stichtinglev.nl
19
Varia
Laatste nieuws Gezamenlijke verklaring Joden en protestanten Een medio mei gehouden vijfdaagse conferentie in Nes Ammim van acht leden van de Joodse gemeenschap en acht vertegenwoordigers van de Protestantse Kerk heeft geleid tot een gezamenlijke verklaring over ‘ontmoeting en dialoog’. Deze staat op www.pkn.nl/kerkenisrael
Scriba over ritueel slachtverbod ‘Hoeveel dierenleed passeren we achteloos, wanneer we langs de schappen van onze supermarkten lopen? Hoeveel dierenplezier is er met onze manier van “vleesproductie” de kop ingedrukt? Maar nu schijnen we het licht gezien te hebben en krijgt de
Israëlzondag 2011
Tijd voor vrede. Foto: IKV Pax Christi/Hossam al-Hamalawy
Het materiaal voor de Israëlzondag van dit jaar is opgenomen in het project ‘Tijd voor vrede’. Zie www.pkn.nl/tijdvoorvrede
Studiereis naar Israël en de Palestijnse gebieden Data: 27 oktober t/m 6 november 2011 Met prof.dr. Simon Schoon en Meta Floor, door de Protestantse Kerk in Nederland uitgezonden als medewerker van Kerk in Actie naar Sabeel, een Palestijns theologisch instituut in Oost-Jeruzalem. Zie www.pkn.nl/kerkenisrael > nieuws
Joodse gemeenschap, samen met de moslimgemeenschap, de wacht aangezegd’, aldus scriba Arjan Plaisier van de Protestantse Kerk in zijn ‘Commentaar bij de Tijd’ op de website www.pkn.nl. Hij gaat in dat commentaar in op de discussie
in de Tweede Kamer en het mogelijke verbod op ritueel slachten. Zie www.pkn.nl/kerkenisrael > nieuws Hier staat ook een link naar de oproep van het synodebestuur aan de fracties van de Tweede Kamer.
Bestel extra nummers Het volgende nummer van Kerk & Israël Onderweg (nr. 1 van jaargang 13) heeft een grotere oplage. U kunt – tegen een gering bedrag – extra exemplaren bestellen, bijvoorbeeld om te verspreiden op of rond Israëlzondag. Zie www.pkn.nl/kerkenisrael > nieuws of bel hoofdredacteur Floor Barnhoorn, telefoon 06 15 90 85 58
In het komende nummer • Israëlzondag 2011 • Katern over het thema ‘Israël en de Palestijnen – hopeloos conflict?’ • Nieuw jaarthema: Compassie
Juni 2011
Kerk & Israël Onderweg
20