Kennisnet 2
Advies infrastructuur Kennisnet na 2003
© 2002 Kennisnet.nl
Samenvatting In 1997 is de overheid gestart met de aanleg van Kennisnet, de internet-basisinfrastructuur voor het Nederlandse onderwijs. Kennisnet is de hoogwaardige infrastructurele voorziening voor het Nederlandse onderwijsveld. Dit jaar is in principe het gehele Nederlandse onderwijs daadwerkelijk voorzien van een breedbandige infrastructurele basisvoorziening. Hiermee heeft het onderwijs toegang tot educatieve content en Internet. Met deze infrastructuur is het noodzakelijke fundament voor de inzet van ICT in het onderwijs gerealiseerd: leerlingen kunnen via Kennisnet onder mee onderling communiceren en informatie delen. Het voorzieningenniveau is overigens sober te noemen, zowel in capaciteit als functionaliteit. Ter vergelijking: de Surfnet standaard capaciteit voor een individuele thuisaansluiting ligt beduidend hoger dan de typische capaciteit zoals binnen Kennisnet op instellingsniveau geboden worden. Omdat de contractuele basis die aan de huidige infrastructurele voorziening ten grondslag ligt in principe per 2004 ophoudt te bestaan, is er nu een natuurlijk moment ontstaan om de architectuur, organisatie en financiering van de huidige voorziening te herijken. Doel hierbij is om voor de toekomst opnieuw voor de optimale invulling en organisatie van de basisvoorziening te kiezen. Uitgangspunten hierbij zijn basisprincipes als kwaliteit en veiligheid zoals die aan de huidige nu gerealiseerde voorzieningen ten grondslag liggen. Bovendien zijn eisen en wensen geformuleerd die enerzijds ingegeven zijn door de ervaringen van de instellingen met de huidige voorziening en anderzijds door de veranderingen die de (aanbieders)markt in technologische en andere opzichten sinds 1997 heeft doorgemaakt. De minister van OCenW heeft Stichting Kennisnet gevraagd in nauw overleg met het onderwijs een advies op te stellen over de toekomstige infrastructuur van Kennisnet. Bij het opstellen van dit advies is een veelheid aan partijen geconsulteerd. Zo is gesproken met het onderwijsveld, het ministerie van OCenW, operators, de huidige leverancier en vertegenwoordigers van marktpartijen. Onderwijsinstellingen hebben hierbij met name aangeven behoefte te hebben aan een grotere mate van flexibiliteit mits de basisvoorziening, zoals die de afgelopen vijf jaren is gerealiseerd, behouden blijft. Kijkend naar de markt is een aantal aspecten van belang. Er is (in tegenstelling tot wat in 1997 gedacht werd) geen enkele partij in Nederland opgestaan die kosteneffectief breedbanddiensten in geheel Nederland aanbiedt. Wel zijn er regio's waar concurrerende aanbieders van connectiv iteit actief zijn. Een ander belangrijk punt is dat de markt de komende jaren nog geen interconnectiefunctie met kwaliteitswaarborgen tussen de verschillende aanbieders van connectiviteit zal bieden. Om de kwaliteitsgaranties zoals nu aanwezig binnen Kennisnet te continueren moet een aggregatieplatform ingericht worden. Zowel technisch als financieel is dit mogelijk. Bovendien hebben marktpartijen met veel interesse kennis genomen van de (commerciële) mogelijkheden wanneer instellingen in staat gesteld worden om bepaalde voorzieningen op de vrije markt te kopen. Er is dus sprake van een kans om de huidige situatie te evolueren tot een nieuwe omgeving die: 1.
Optimaal recht doet aan de roep om flexibiliteit van de instellingen
2.
Optimaal gebruik maakt van de ontwikkelingen in de markt
3.
Incrementeel in te voeren is.
I
Gezien bovenstaande punten past continuering van het huidige collectieve contract niet bij de wensen van het onderwijs en de beleidsuitgangspunten, bijvoorbeeld op het gebied van de introductie van concurrentie en de wens van instellingen voor meer keuzevrijheid. Instellingen nu reeds voor de gehele voorziening op grote schaal aan de vrije markt over laten is onder meer door het verliezen van kwaliteitsgaranties en schaalvoordelen ook geen optie. Uitgaande van deze lijnen heeft stichting Kennisnet het volgende advies 'Kennisnet 2' geformuleerd: §
Keuzes maximaal bij de instellingen leggen en vrijlaten van de local loop1;
§
Inrichten van aggregatieplatform voor borging van kwaliteit;
§
Middelen reserveren voor behoud van het gelijke speelveld.
Het onderwijs kan hierdoor optimaal gebruik maken van aanwezige lokale mogelijkheden terwijl kwaliteit op basis van het aggregatieplatform gegarandeerd blijft. Daarnaast is een voorziening noodzakelijk om alle instellingen een gelijk speelveld te blijven bieden: de markt biedt niet in alle delen van Nederland tegen dezelfde kosten breedband oplossingen aan. Door instellingen in de duurdere delen een oplossing (bijvoorbeeld op basis van satelliettechnologie) te bieden worden achterstandsituaties voorkomen. Zo wordt bovendien optimaal van schaalvoordelen geprofiteerd. Daarnaast worden instellingen in de vorm van keurmerken geassisteerd bij het selecteren van geschikte aanbieders. Een belangrijk element van het advies is het niet meer exclusief aan één partij gunnen van een allesomvattend contract. In plaats hiervan is ervoor gekozen de voorziening langs logische lijnen te splitsen. Vervolgens is per onderdeel gekeken naar de optimale organisatievorm. Op deze wijze kan voor de daarvoor geschikte delen, zoals de verbinding met Internet, optimaal van schaalvoordelen gebruik gemaakt worden. Dit brengt de flexibiliteit met betrekking tot de andere delen zoals de local loop niet in gevaar. Tevens wordt de afhankelijkheid van één bepaalde leverancier voorkomen. De basisvoorziening voor de instellingen blijft volledig intact, maar heeft wel in belangrijke mate aan de onder meer door de instellingen gewenste flexibiliteit en daarmee toekomstvastheid gewonnen. Door de geadviseerde opzet, die veel meer in lijn is met vergelijkbare op onderwijs gerichte ICT voorzieningen zoals Surfnet/Gigaport, is het daarbij mogelijk meer synergie te bereiken. Met de voorgestelde opzet is in de periode 2004 – 2007 gemiddeld €84,4 miljoen per jaar gemoeid. Dit is een daling van het huidige uitgavenniveau, terwijl een duidelijke kwaliteitsslag voor de basisvoorziening Kennisnet gemaakt wordt. Deze kwaliteitsslag zit met name in een verhoging van de capaciteit per instelling (kwantitatief) en de mogelijkheid om vanuit de individuele wensen van een instelling voor de beste provider te kiezen (kwalitatief). Van dit bedrag is ongeveer 80% op instellingsniveau beschikbaar. Het aggregatieplatform kan voor 20% van de totale begroting geëxploiteerd worden. Met de geadviseerde inrichting zijn in 2003 eenmalig ongeveer €20 miljoen euro omstelkosten gemoeid. Realisatie is daadwerkelijk haalbaar in de beschikbare tijd. Bovendien sluit de geadviseerde opzet goed aan bij de onderwijsparagraaf in het strategisch akkoord van het huidige kabinet. Dit is met name het geval voor §
De eigen verantwoordelijkheid van leraren, ouders en leerlingen om de school en de opleiding optimaal in te richten
§
Het voornemen financiële bevoegdheden zoveel mogelijk bij scholen neer te leggen en
§
De primaire verantwoordelijkheid van de overheid om kaders vast te stellen waarbinnen scholen hun eigen invulling mogen geven.
1
Ook vaak aangeduid als 'last mile' of 'first mile'.
II
Advies inrichting infrastructuur Kennisnet Instellingen aan zet §
Een instelling maakt zélf de keuze welke diensten bij wie afgenomen worden
§
Daarbij kan een instelling desgewenst beroep doen op ondersteuning (keurmerken, telefonische ondersteuning)
§
Overstappen per 1 januari 2004 is niet verplicht: de overeenkomsten van een instelling met de huidige leverancier blijven onverkort van kracht
§
Om de instellingen daadwerkelijk zelf te laten kiezen krijgen zij ook zelf de beschikking over het benodigde budget.
Technisch-inhoudelijk §
Vrijgeven local loop
§
Gezamenlijke inkoop Internetverbinding
§
Realiseren aggregatieplatform voor borging kwaliteit en schaalvoordelen
§
Uniforme afspraken maken op aggregatieniveau voor aansluiten dienstenaanbieders
§
Flexibiliteit voor de standaarddiensten
§
Uniformiteit voor basis-supportsystemen
Organisatorisch §
Minister van OCenW: vaststellen beleid en beschikbaar stellen middelen
§
Onderwijsinstellingen: keuzes gebruik ICT
§
Stichting Kennisnet: strategisch / tactisch beheer aggregatieplatform, centrale diensten
§
Leveranciers: operationeel beheer verbindingen, aanvullende diensten
§
Nl.tree: afstemmingsrelatie tijdens migratie, verder één van de genoemde leveranciers
Financieel §
Voldoende koopkracht naar scholen overhevelen
§
Collectieve voorziening voor duurdere gebieden inrichten
§
Middelen voor aggregatielaag en benodigde supportsystemen beschikbaar stellen
Vervolgstappen §
Algemene besluitvorming over herinrichting in 4e kwartaal van 2002.
§
Implementatievraagstuk rond behoud gelijk speelveld in de loop van 2003 afhandelen.
§
Voorbereidende werkzaamheden uiterlijk in 4e kwartaal van 2002 starten.
III
Inhoudsopgave 1 Inleiding 1 1.1 Kennisnet in vogelvlucht 1 1.2 Adviesaanvraag 1 1.3 Afbakening 3 1.4 Karakter advies 3 1.5 Gesprekspartners 4 1.6 Leeswijzer 4 2 Ontwikkelingen in context van Kennisnet 5 2.1 Ontwikkelingen binnen het onderwijs 5 2.2 Ontwikkelingen op de markt voor breedband en technologie 6 2.3 Ontwikkelingen in politieke context 7 2.4 Verworvenheden 8 3 Oplossingsrichtingen 9 3.1 Twee extremen 9 3.2 Centrale inkoop: huidige opzet voldoet niet meer 9 3.3 Volledig vrije markt: onvoldoende waarborgen 10 3.4 Conclusie 11 4 Eisen aan Kennisnet 2 12 4.1 Vertaling wensen en uitgangspunten 12 4.2 Basisvoorziening Kennisnet 12 4.3 Ontwikkeling capaciteitsbehoefte 13 4.4 Borging kwaliteit, behoud schaalvoordelen: aggregatieplatform noodzakelijk 15 5 Advies Kennisnet 2 18 5.1 Algemeen 18 5.2 Technisch-inhoudelijk 18 5.3 Organisatorisch 19 5.4 Financieel 20 5.5 Kennisnet 2 in vogelvlucht 22 Bijlage A
Achtergronddocumenten adv iesaanvraag 24
Bijlage B
Mogelijke invulling Basispakket Kennisnet 31
Bijlage C
Reacties op toekomst.kennisnet.nl 32
Bijlage D
Plan van aanpak adviestraject 33
Bijlage E
Gebruikersovereenkomsten 35
Bijlage F
Dekking ADSL 36
Bijlage G
Verslag workshop NLIP 37
Bijlage H
Gesprekspartners 41
Bijlage I
Ontwerp architectuur op hoofdlijnen 42
Bijlage J
Begroting Kennisnet 2 46
Bijlage K
Aspecten voor keurmerken 49
Bijlage L
Opties voor verevening 50
IV
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
1
Inleiding
1.1
Kennisnet in vogelvlucht
1
Op 17 juni 2002 zijn vrijwel alle instellingen in primair onderwijs (PO), voortgezet onderwijs (VO) en de beroeps- en volwasseneneducatie (BVE) aangesloten op Kennisnet. Hiermee is de uitrol van één van de grootste communicatienetwerken van Nederland voltooid en beschikt geheel lerend én onderwijzend Nederland over toegang tot Kennisnet en Internet. Kennisnet staat voor het geheel aan infrastructuur, diensten en content voor het onderwijs: de gebruiker ziet de educatieve content op het scherm, de infrastructuur draagt zorg voor het bereikbaar zijn van de content en de diensten maken het mogelijk de content op een aantrekkelijke en doeltreffende manier te benaderen. Daarbij is de stichting Kennisnet de organiser. De uitrol van Kennisnet-infrastructuur en diensten is gerealiseerd door een consortium van kabelbedrijven opererend onder de naam nl.tree. Nl.tree verzorgt niet alleen de daadwerkelijke aansluiting van instellingen op Kennisnet, maar levert in opdracht van instellingen ook diensten als email en webhotels. Stichting Kennisnet is namens de staat gevolmachtigd toezichthouder op naleving van het contract door nl.tree. Met nl.tree is na een openbare aanbesteding in 1999 een contract gesloten voor een breedbandig en veilig netwerk met een voor alle scholen gelijk basisaanbod. Voor scholen die hun voorziening niet op eigen kracht hadden kunnen realiseren heeft dit contract goed gewerkt. Internationaal is de prestatie die in Nederland wordt geleverd nauwelijks geëvenaard. Aansluiting van onderwijsinstellingen op het Internet vindt vrijwel nergens op een gelijkwaardige wijze plaats als in Nederland, zowel qua schaalniveau als breedbandigheid. Kennisnet omvat ruim 10.000 locaties en biedt ruim 3,5 miljoen potentiële gebruikers beveiligde, gegarandeerde toegang tot educatieve content en Internet. Daarmee is deze voorziening onmiskenbaar een impuls voor het gebruik van ICT in het onderwijs. Het contract met nl.tree loopt in principe op 31 december 2003 af.2 De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen3 wil vóór 1 januari 2003 bepalen hoe de infrastructuur van Kennisnet er na 2003 uit zal zien.4 Instandhouding van de infrastructuur van Kennisnet op de huidige wijze, te weten middels een collectief aanbestede voorziening, is hierbij geen vanzelfsprekendheid. De functionele, architectonische en organisatorische invulling van Kennisnet heeft voor een groot deel plaatsgevonden in 1997. Met de destijds beschikbare (technische) mogelijkheden is een, ook voor die tijd, ambitieus ontwerp voor Kennisnet gemaakt. In de vijf jaren die achter ons liggen heeft zich zowel binnen als buiten het onderwijs een aantal ontwikkelingen voorgedaan. Deze ontwikkelingen hebben mogelijkheden geschapen die bij de start van Kennisnet niet voorzienbaar of niet haalbaar waren. In het licht van deze ontwikkelingen én de beëindiging van het contract met de huidige leverancier is de vraag hoe de basisvoorziening Kennisnet gecontinueerd kan worden. 1.2
Adviesaanvraag Gezien de genoemde ontwikkelingen is het de vraag of een centrale, sturende rol van de overheid nog steeds de gewenste, toegevoegde waarde heeft. Immers, het onderwijs zelf ontdekt alterna-
2
3 4
Eind 2001 i s het huidige contract tot 2004 verlengd. Hierbij hebben de overheid en de huidige leverancier besloten dat het huidige contract (“Overeenkomst Dienstverlening”) na 2003 ophoudt te bestaan. Het gaat hierbij niet om de individuele overeenkomsten tussen instellingen en de huidige leverancier. Verder: de minister Onderwijs On line, eindrapportage, p. 5
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
2
tieve mogelijkheden in een rijpere markt en maakt hier soms ook al gebruik van. Daarnaast zijn er grenzen aan de mate waarin het ICT-beleid centraal uitgevoerd kan worden. De pluriformiteit van het onderwijs speelt hierbij zeker ook een rol. In de “Eindrapportage Onderwijs On line” heeft de overheid aangegeven de mogelijkheden voor een meer faciliterende rol te willen onderzoeken.5 Hierbij doet zich wel een spanningsveld voor: “Aan de ene kant moeten de scholen ook op het terrein van de infrastructuur de ruimte krijgen om eigen prioriteiten te stellen en keuzes te maken. Aan de andere kant moet de (fysieke) toegankelijkheid tot deze infrastructuur wel gewaarborgd blijven. Ook de scholen in gebieden waar nauwelijks geïnvesteerd wordt in infrastructuur moeten toegang tot de infrastructuur behouden, zeker wanneer het primaire onderwijsproces steeds meer afhankelijk wordt van deze toegang tot het netwerk.”6 Uit bovenstaand citaat blijkt de verantwoordelijkheid van de overheid waar het gaat om toegankelijkheid tot de infrastructuur. In een verkennend onderzoek is bovendien aangegeven welke uitgangspunten moeten gelden voor de periode na 2003. Deze uitgangspunten worden over het algemeen door het onderwijs onderschreven. De minister heeft de adviesaanvraag7 als volgt geformuleerd: “Mijn verzoek aan [stichting Kennisnet] is na een brede discussie met alle betrokken partijen voor 1 september een advies uit te brengen over een architectuur voor de infrastructuur die recht doet aan de […] vastgelegde uitgangspunten. Ik ga er vanuit dat u daarbij ook expliciet ingaat op de rol van verschillende partijen; met name het ministerie van OCenW en [stichting Kennisnet], maar ook andere partijen als bijvoorbeeld nl.tree en Gigaport/Surf.”
5 6 7
Eindrapportage Onderwijs On line, p. 51 Eindrapportage Onderwijs On line, p. 51 De adviesaanvraag van de minister is opgenomen in 0 .
3
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
1.3
Afbakening Kennisnet staat voor het geheel van infrastructuur, diensten en educatieve content (Figuur 1).
diensten
educatieve content
infrastructuur
Figuur 1 Elementen Kennisnet
Infrastructuur, diensten en educatieve content kunnen niet los van elk aar gezien worden: een netwerk is weinig waardevol als hierlangs geen (educatieve) content bereikbaar is. Diensten als Entree van Kennisnet8 verhogen de gebruikersvriendelijkheid en daarmee de bruikbaarheid van educatieve content. De adviesaanvraag heeft primair betrekking op de toekomst van de infrastructuur. De infrastructuur is, hoe belangrijk ook, geen doel op zich maar een middel om de toegevoegde waarde van educatieve diensten en content optimaal tot zijn recht te laten komen. Diensten en content ste llen eisen aan de infrastructuur, niet andersom: een verbinding dient bijvoorbeeld beveiligd te zijn tegen onbevoegd gebruik. Tevens is een zekere beschikbaarheidgarantie gewenst, juist bij gebruik van ICT in het primaire onderwijsproces. Bovendien stelt bepaalde content (zoals bewegende beelden) eisen aan de capaciteit van een verbinding. Minstens zo belangrijk als de technische haalbaarheid van dit advies is de organisatorische en financiële inbedding van het voorstel. Daarom is bij het opstellen van dit advies ook aandacht besteed aan: §
De organisatorische consequenties van dit advies;
§
De financiële consequenties van dit advies;
§
De wijze waarop in eerste aanleg invulling moet worden gegeven aan uitvoering van dit advies (beheersbare migratie et cetera).
1.4
Karakter advies Dit advies is in eerste aanleg algemeen van karakter: een advies over welke (infra)structuur dan ook kan in dit stadium, namelijk dat van strategische planvorming, geen gedetailleerde blauwdruk bevatten van de bij het advies behorende technische oplossing. Waar mogelijk is uiteraard wel al een eerste uitwerking (ook in financiële zin) gegeven van de geadviseerde oplossingsrichting.
8
Onder de Entreedienst wordt verstaan de ontwikkeling van één digitale sleutel die toegang verschaft tot educatieve content van verschillende aanbieders.
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
1.5
4
Gesprekspartners De werkzaamheden voor dit advies vielen deels samen met de zomervakantie. Desondanks zijn alle relevante partijen geconsulteerd. Zo hebben ICT-coördinatoren via de site toekomst.kennisnet.nl mee kunnen denken over de 9
toekomst. De aard van onderwerpen varieerde in deze discussie van beleidsmatig via financieel tot technisch.
Betrokkenheid In de loop van het adviestraject ontving Stichting Kennisnet uit onverwachte hoek een bijdrage aan het advies. Clyde Waal, scholier 5 VWO en werkzaam als assistent-ICT-coördinator op zijn school, verraste met een geheel uitgeschreven (technisch) advies. Dit
Tevens is het ministerie van OCenW betrokken geweest bij het opstellen van dit advies. De betrokkenheid van het ministerie betrof in eerste instantie de procedurele gang van zaken rond het advies. Daarnaast is met het ministerie gesproken over de te verwachten beleidslijnen voor de komende jaren voor wat betreft ICT in het onderwijs. Veel informatie over het verwachte beleid op hoofdpunten is ook te vinden in 10
diverse publieke documenten.
advies vertoont grote overeenkomsten met het nu voorliggende advies. De bijdrage van Clyde toont aan dat ICT in het onderwijs steeds meer is gaan leven en dat ook leerlingen betrokken kunnen worden bij het denken over de Kennisnet-voorziening. Er heeft inmiddels een gesprek plaatsgevonden waarin Clyde zijn advies heeft toegelicht.
Daarnaast is gesproken met partijen uit de industrie die in een mogelijk nieuwe opzet een rol gaan spelen. Denk hierbij aan organisaties als Internet Service Providers, Access Providers, SURFnet en telecomoperators. Ook de huidige leverancier van Kennisnet, nl.tree behoort tot deze groep. Het volledige plan van aanpak is opgenomen in Bijlage D. 1.6
Leeswijzer De opbouw van de rest van dit advies is als volgt: Hoofdstuk 2 schetst de ontwikkelingen in de omgeving van Kennisnet. Deze ontwikkelingen
§
maken heroverweging van de huidige inrichting van Kennisnet noodzakelijk. Er is aandacht voor ontwikkelingen binnen het onderwijs, de markt en de politiek. Voor de inrichting van Kennisnet 2 zijn twee extremen mogelijk die in hoofdstuk 3 behandeld
§
worden. Hierbij wordt beargumenteerd waarom geen van beide extremen voldoet aan de wensen van het onderwijs en de uitgangspunten van de minister. In hoofdstuk 4 wordt aangegeven welke eisen aan de toekomstige inrichting van de infra-
§
structuur gesteld worden. De bevindingen uit hoofdstuk 2 vormen de basis voor deze eisen. Hoofdstuk 5 bevat, op basis van voornoemde eisen, het advies over de toekomstige inrich-
§
ting van de infrastructuur. Hierbij komen technisch/inhoudelijke, organisatorische en financiële aspecten aan de orde.
9
De reacties op de site toekomst.kennisnet.nl zijn, inclusief een korte toelichting, opge nomen in bijlage Bijlage C. Bijvoorbeeld “ICT na 2002” (discussienota OCenW), diverse brieven aan de Tweede Kamer der StatenGeneraal, strategisch akkoord voor kabinet CDA, LPF, VVD
10
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
2
5
Ontwikkelingen in context van Kennisnet In de omgeving van Kennisnet hebben zich de afgelopen jaren vele ontwikkelingen voorgedaan. Deze ontwikkelingen maken dat de gekozen inrichting van Kennisnet niet meer optimaal voldoet. Achtereenvolgens worden de ontwikkelingen binnen het onderwijs en in de markt voor breedbanddiensten geschetst. Een nieuw ontwerp voor de infrastructuur van Kennisnet zal in elk geval aan de hieronder genoemde ontwikkelingen tegemoet moeten komen.
2.1
Ontwikkelingen binnen het onderwijs Door de aanleg van Kennisnet is ICT op vrijwel alle instellingen geïntroduceerd. Deze introductie heeft ontegenzeggelijk bijgedragen aan een verhoogde belangstelling voor en daadwerkelijk gebruik van ICT in het onderwijs. Tegelijkertijd is sprake van een professionaliseringsslag: ICT wordt steeds meer in het primaire onderwijsproces ingezet. Hierdoor wordt ook de differentiatie in behoeften steeds duidelijker: een instelling is niet noodzakelijkerwijs het best gebaat bij precies hetzelfde pakket als een willekeurig andere instelling. De behoefte aan en aanwezige kennis over ICT verschillen per sector en zelfs binnen de sectoren. Deze verscheidenheid heeft gevolgen voor de manier waarop instellingen centraal ondersteund kunnen worden bij inzet van ICT in het onderwijs. Het huidige centrale contract wordt door sommige instellingen als een ‘keurslijf’ ervaren. Daarnaast merken steeds meer instellingen op dat er, door ontwikkelingen in de markt, alternatieven zijn voor de huidige Kennisnet-aansluitingen. Deze alternatieven kunnen beter toegesneden zijn op de specifieke behoefte van een instelling dan de huidige voorziening. Bovenstaande ontwikkelingen hebben geleid tot de volgende wensen van het onderwijs. Flexibiliteit In zijn algemeenheid is gebleken dat instellingen de huidige vormgeving van het basispakket als een beknellend keurslijf kunnen ervaren. Dit is enerzijds te wijten aan maatregelen die op centraal niveau getroffen zijn om de veiligheid van het netwerk te kunnen garanderen. Een voorbeeld hiervan is de centrale firewall functionaliteit, waardoor sommige communicatie met Internet bemoeilijkt wordt. Beheer van een schoolnetwerk vanaf Internet is zonder aanvullende maatregelen bijvoorbeeld lastig. Met andere woorden: de functionele flexibiliteit van Kennisnet laat op dit moment te wensen over. Daarnaast is er in zijn algemeenheid ook sprake van een wens voor meer dienstenflexibiliteit. Zo betalen sommige instellingen voor diensten die zij niet of nauwelijks gebruiken. Een voorbeeld hiervan is de functionaliteit voor benadering van nieuwsgroepen of de automatische adressering van computers op het schoolnetwerk.11 Een voorgedefenieerd dienstenpakket kan voor sommige instellingen richtinggevend werken. Dit pakket mag echter niet de individuele invulling van dit dienstenpakket op functioneel- en dienstenniveau dicteren. Flexibiliteit is gewenst opdat een instelling de voor haar ideale invulling van het basispakket Kennisnet kan samenstellen. Keuzevrijheid Hoewel formeel keuzevrijheid bestaat, wordt het beeld van een keurslijf versterkt door de wijze van financiering: een instelling is weliswaar vrij om een andere leverancier dan de huidige te kiezen, maar ‘verspeelt’ daarbij een groot deel van de bijdrage die de overheid rechtstreeks aan nl.tree betaalt. Keuzevrijheid kan pas werkelijkheid worden wanneer instellingen zelf de vrije beschikking krijgen over het voor ICT beschikbare budget.
11
Automatische adressering (het uitdelen van IP-adressen aan computers) vindt plaats middels DHCP.
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
6
Stabiliteit en continuïteit Enigszins haaks op de voorgaande wens staat de behoefte aan continuïteit bij sommige instellingen. Deze tegenstelling legt één van de verschillen tussen de sectoren bloot. Waar de ene sector (BVE) het liefst zo spoedig mogelijk toegang heeft tot keuzevrijheid, is een andere (PO) gemiddeld genomen gebaat bij continuïteit. Ook in de praktijk is dit verschil te zien: de BVE is actief op zoek naar verbeteringen van of alternatieven voor de huidige dienstverlening, terwijl men binnen het PO gemiddeld genomen (redelijk) tevreden is met de huidige voorziening. Ondersteuning In het algemeen zijn instellingen voorstander van de introductie van daadwerkelijke keuzevrijheid. Ze geven daarbij afhankelijk van hun grootte al dan niet aan dat enige begeleiding bij het maken van een keuze gewenst is. Een BVE-instelling is doorgaans dusdanig groot dat zij voltijds personeel voor ICT-zaken in dienst heeft. Anders ligt dit voor de kleinere instellingen, met name in het PO en delen van het VO. De ICT-coördinatoren van die instellingen geven gemiddeld genomen aan graag wegwijs gemaakt te worden bij de introductie van keuzevrijheid. Inhoudelijke ontwikkelingen Misschien wel de belangrijkste ontwikkeling van de afgelopen jaren is het daadwerkelijke, inhoudelijke gebruik en toepassing van ICT in het onderwijs. Kernwoorden zijn daarbij een grotere diversiteit aan toepassingen. Toepassingen die ook steeds meer eisen stellen als het gaat om capaciteit van zowel verbindingen als centrale diensten. De hiervoor geconstateerde professionalisering zal zich voortzetten waarbij ICT een steeds zwaardere rol in het primaire onderwijsproces zal krijgen. Deze ontwikkeling stelt eisen aan beschikbaarheid, betrouwbaarheid en beveiliging. Met andere woorden: de inhoudelijke invulling van de ‘basisvoorziening ICT’ is niet statisch, maar zal in de tijd evolueren. Dit betekent dat de vertaling van de begrippen bandbreedte, beveiliging en beschikbaarheid in concrete specificaties aan verandering onderhevig is. 2.2
Ontwikkelingen op de markt voor breedband en technologie Op de markt voor breedband springt vooral het breed beschikbaar komen van nieuwe technologieën voor aansluitingen in het oog. Voorbeelden hiervan zijn de DSL-technologieën12 en toegang tot netwerken via satellietverbindingen. Daarnaast is op het gebied van breedbandige internettoegang een kwaliteitsslag gemaakt. De verbindingen blijken van steeds hogere kwaliteit, zowel qua beschikbaarheid als bandbreedte. Desalniettemin kan de markt (nog) geen gegarandeerde voorzieningen bieden op de schaal van Kennisnet. Dit geldt met name voor bandbreedtegaranties. Technisch gezien is dit evenwel realiseerbaar. Bovendien zijn sommige diensten, zoals een centrale authenticatie- en authorisatiedienst voor grote aantallen (miljoenen) gebruikers met de huidige stand van de techniek wél te realiseren. Dit was vijf jaar geleden nog ondenkbaar. Naast technologische ontwikkelingen is ook de markt gewijzigd. Zo nam in de periode 1997 tot en met 2000 het aantal telecommunicatiebedrijven met ruim 64 procent toe.13 Deze toename illustreert dat de markt de afgelopen jaren meer concurrerend geworden is. De laatste tijd is de sector echter onmiskenbaar in een tumultueuze fase beland: berichten over de financiële problemen in de sector zijn niet van de lucht en hier en daar zijn reeds faillissementen uitgesproken. De investeringsruimte voor breedbanddiensten en -toepassingen als Fiber To The Home (glasvezel tot thuis, FTTH) is hierdoor kleiner geworden. Grootschalige uitrol van glasvezel door markt-
12
13
DSL staat voor Digital Subscriber Line. Met DSL zijn toegangssnelheden tot enkele megabits per seconde mogelijk. Van 475 bedrijven in 1997 naar 780 in 2000 (Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek)
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
7
partijen wordt nu deels binnen lokale en regionale initiatieven ingevuld, al dan niet met ondersteuning van de overheid. Voorbeelden van initiatieven zijn Gigaport en Kenniswijk. 2.3
Ontwikkelingen in politieke context Ook in politiek opzicht is de context van Kennisnet gewijzigd. Dit heeft deels te maken met het aantreden van een nieuw kabinet. De nieuwe samenstelling van het kabinet heeft ook gevolgen voor de wijze waarop de overheid haar plaats in de samenleving inneemt en welke verantwoordelijkheden zij daarbij neemt. In de onderwijsparagraaf van het “Strategisch akkoord voor kabinet CDA, LPF, VVD” wordt hierover het volgende opgemerkt:14 §
“Binnen de specifieke eigen situatie van een school weten leraren, ouders en leerlingen samen doorgaans het beste hoe de school en de opleiding moeten worden ingericht om goed te functioneren. Zij moeten daar de ruimte en het vertrouwen voor krijgen.”
§
“Ook financiële bevoegdheden zullen zoveel mogelijk worden neergelegd bij scholen.”
§
“De overheid is primair verantwoordelijk voor het vaststellen van de kaders waarbinnen scholen hun eigen invulling mogen geven.”
§
“Minder centrale sturing en administratieve lasten maken het mogelijk dat scholen meer doen met de huidige budgetten.”
In vergelijking met 1997, toen een begin met Kennisnet werd gemaakt, spreekt hier een terughoudende rol van de overheid uit die tegelijkertijd haar verantwoordelijkheid niet ontloopt. Bij het opstellen van het advies heeft de minister onderstaande uitgangspunten meegegeven.15 Deels betreft het hier de nog steeds geldende uitgangspunten uit 1999, waarvan het wenselijk is dat deze behouden blijven: 1. “De instellingen blijven, op non-discriminatoire voorwaarden, toegang tot Kennisnet hebben. Dit betekent onder meer dat elke instelling, ongeacht haar geografische locatie, toegang moet kunnen krijgen tot Kennisnet. 2. Voorzien wordt in een basisvoorziening voor voldoende bandbreedte, beschikbaarheid van bandbreedte en diensten en beveiliging tegen onbevoegd gebruik. 3. De basisvoorziening van deze drie elementen (bandbreedte, beschikbaarheid en beveiliging) is nu centraal uitgewerkt voor alle instellingen. De bedoeling is in de toekomst instellingen meer ruimte te geven of voor deze drie elementen hun eigen samenstelling te bepalen. Hierbij kiest de één voor meer bandbreedte en de ander voor betere beveiliging, zonder dat de keuze van de ene instelling de beveiliging of beschikbaarheid van de ander in gevaar mag brengen. 4. De beheerslast voor de scholen dient beperkt te zijn. Nieuwe uitgangspunten in vergelijking met 1999 zijn: 5. Waar mogelijk wordt rekening gehouden met de verschillen tussen de onderwijssectoren primair onderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs en volwasseneneducatie en groen onderwijs. Dit uit zich niet alleen in andere behoeften maar ook in de mate waarin het beheer in eigen hand kan worden genomen of juist niet. 6. Voor dat gedeelte van de basisvoorziening waarvoor voldoende vraag en aanbod in de markt bestaat dient bekeken te worden in hoeverre concurrentie mogelijk is. 7. De infrastructuur en de aan te bieden diensten moeten zoveel mogelijk onafhankelijk van elkaar functioneren. 8. Reeds gedane investeringen in Kennisnet blijven, ook in een eventuele nieuwe opzet, maximaal behouden. 9. De te kiezen constructie dient duurzaam (toekomstvast) te zijn.”
14
15
“Werken aan vertrouwen, een kwestie van aanpakken”, strategisch akkoord voor kabinet CDA, LPF en VVD, 3 juli 2002, p. 12 Eindrapportage Onderwijs On line, p. 51
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
2.4
8
Verworvenheden Door de aanleg van Kennisnet is een omgeving gecreëerd waarvan een aantal elementen zeker behouden moeten blijven: 1.
De voorziening die Kennisnet heet stelt leerlingen, leraren, ouders en managers in staat om op hoogwaardige wijze toegang tot onder meer educatieve content te krijgen. Deze voorziening heeft met name vorm gekregen door de Kennisnet-portal. Daarnaast kunnen de deelnemers via Kennisnet onderling communiceren. Dit gebeurt bovendien op een eigen, beveiligd netwerk, waarin zekere kwaliteitsgaranties gegeven kunnen worden.
2.
Bovendien hebben instellingen al naar gelang hun grootte en hun sector op dezelfde voorwaarden (met name de prijs) toegang tot een zekere basisvoorziening (zie paragraaf 4.2). Hierbij kunnen zij rekenen op voldoende (financiële) ondersteuning van de overheid. Hierdoor kunnen ook inste llingen in gebieden waar met name de infrastructuur meer kost dan bijvoorbeeld in de Randstad van de basisvoorziening gebruik maken.
3.
Door bepaalde voorzieningen voor het gehele onderwijs gezamenlijk in te kopen zijn schaalvoordelen behaald. Voorbeelden hiervan zijn de verbinding met Internet en centrale diensten als een adresboek, e-mail en een authenticatie- en authorisatiedienst. Deze schaalvoordelen dienen behouden te blijven.
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
3
Oplossingsrichtingen
3.1
Twee extremen
9
Bij het zoeken naar de juiste inrichting van de infrastructuur van Kennisnet zijn veel oplossingen denkbaar. In dit hoofdstuk worden twee extremen beschreven. Het eerste extreem is centrale inkoop van de infrastructuur en bijbehorende diensten. In grote lijnen is dit de wijze waarop het huidige Kennisnet ingericht is. Het andere extreem is dat instellingen alle voorzieningen van de vrije markt betrekken. In dit hoofdstuk is aangegeven waarom beide vormen in extremo onvoldoende tegemoet komen aan de wensen van het onderwijs en de uitgangspunten van de minister. 3.2
Centrale inkoop: huidige opzet voldoet niet meer De manier waarop Kennisnet op dit moment georganiseerd is heeft het gewenste effect gehad: van 1999 tot medio 2002 zijn vrijwel alle instellingen aangesloten op dit onderwijsnetwerk, waarmee de integratie van ICT in het onderwijs een belangrijke stap voorwaarts heeft gemaakt. Zonder de gehanteerde aanpak was realisatie van dit project niet geslaagd. Juist door de inzet van het onderwijs, de overheid en de huidige leverancier is het vliegwiel van ICT in het onderwijs op gang gebracht. De gekozen opzet, waarbij onder meer een nadrukkelijke hoofdrol voor de overheid en de huidige leverancier was weggelegd, voldoet echter niet meer optimaal: 1.
Instellingen ervaren de op collectief niveau gemaakt afspraken soms als een beknellend keurslijf: de behoeftes in het onderwijs worden steeds meer gedifferentieerd. Juist in de huidige marktomstandigheden zijn alternatieven voorhanden die beter op de specifieke situatie van een instelling toegesneden kunnen zijn. Het collectief afgesloten contract voorziet niet in de mogelijkheid om van deze alternatieven gebruik te kunnen maken.
2.
Tevens kan de huidige inrichting ervaren worden als gedwongen winkelnering: de huidige financieringswijze bevat een sterke prikkel om bij de huidige leverancier bandbreedte en diensten in te kopen. Een instelling kan ervoor kiezen bij een andere dienstverlener te kopen, maar kan in dit geval geen aanspraak maken op een substantieel deel van de rijksbijdrage. Deze financieringswijze is bij een collectief afgesloten overeenkomst min of meer noodzakelijk, maar daarom niet minder beknellend.
3.
De rol van de overheid is bij de realisatie van Kennisnet onmisbaar geweest: op collectief niveau kon de staat voor het gehele onderwijs met een leverancier afspraken maken over de te leveren diensten en infrastructuur. Nu de voorziening vrijwel geheel voltooid is, rijst de vraag of deze sterk sturende rol van de overheid nog de gewenste meerwaarde heeft. De overheid is immers geen leverancier van Internet en moet dat ook niet willen zijn. Een meer terughoudende rol van de overheid wordt ook door de minister als reële optie gezien.
4.
Juist in een dynamische markt als die van de telecommunicatie betekent concurrentie tussen leveranciers voordelen voor afnemers. Deze voordelen kunnen op het gebied van prijzen liggen, maar ook op kwaliteit en het innovatief gehalte van de aangeboden diensten. Aanbieders maken –terecht– hun eigen financieel-economische afwegingen bij het al dan niet aanbieden van bepaalde diensten. Door de te leveren diensten voor een langere periode aan één leverancier te gunnen ontbreekt elke concurrentieprikkel. Dat de gunning in principe in concurrentie plaatsvindt (namelijk door middel van een aanbesteding) doet hier niets aan af.
Collectieve inkoop van alle elementen voor het gehele onderwijs voldoet dus niet meer in de huidige situatie.
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
3.3
10
Volledig vrije markt: onvoldoende waarborgen Tegenover de huidige aanpak staat een model waarbij het onderwijs zonder verdere onderste uning en begeleiding diensten op de vrije markt inkoopt. In eerste aanleg lijkt dit een aantrekkelijk model, maar er kleven belangrijke nadelen aan: 1. Verlies gelijk speelveld: hoewel overal in Nederland de voor Kennisnet benodigde bandbreedte verkrijgbaar is16 kost deze niet overal evenveel. Een instelling die niet kan aansluiten op kabel, xDSL of glas is aan een satellietverbinding doorgaans een factor vijf tot zes meer kwijt dan een instelling die wel voornoemde toegang heeft. Dit betekent dat instellingen niet meer onder dezelfde (prijs)voorwaarden toegang hebben tot Kennisnet. Indien voor behoud van een gelijk speelveld wordt gekozen dient een decentrale aanpak in een verevening of omslagstelsel in de bekostiging van de basisvoorziening te voorzien. 2. Ondersteuning onderwijs onder druk: voor veel instellingen geldt dat enige ondersteuning op het moment waarop keuzevrijheid geïntroduceerd wordt gewenst is. Dit betekent dat de markt op de een of andere manier transparant gemaakt moet worden. Instellingen zouden desgewenst bij een organisatie aan moeten kunnen kloppen voor enige begeleiding. 3. Stabiliteit en continuïteit in gevaar: de vorderingen die instellingen de afgelopen jaren hebben gemaakt voor wat betreft ICT in het onderwijs lopen sterk uiteen. Sommige instellingen hebben al uitgebreid ervaring opgedaan, anderen hebben enkele weken geleden de aansluiting opgeleverd gekregen en beginnen net kennis met ICT in het onderwijs te maken. Juist voor deze laatste groep instellingen is enige rust en continuïteit in hun onlangs gerealiseerde voorziening gewenst. Een overstap naar de vrije markt dient de belangen van deze instellingen niet. Dit geldt des te meer indien geen ondersteuning verleend wordt. 4. Verantwoordelijkheid voor basisvoorziening: de overheid dient een kwalitatief goede basisvoorziening beschikbaar te stellen en te garanderen. Indien de basisvoorziening zonder nader te stellen eisen en randvoorwaarden aan de vrije markt over wordt gelaten kan de overheid zijn verantwoordelijkheid voor een goede basisvoorziening niet waarmaken. 5. Ontbreken noodzakelijke voorzieningen: de industrie voorziet voor een netwerk van deze schaal nog niet in een manier om met een bepaalde beschikbaarheid en capaciteit instellingen via diverse ISPs toegang tot educatieve content te verlenen. Technisch zijn deze mogelijkheden er wel, maar de markt heeft hier nog niet om gevraagd. De enige manier om deze voorziening te creëren is de vraag van de instellingen over de ISPs heen te bundelen. Om deze voorziening daadwerkelijk te realiseren is een aanjager nodig die namens het onderwijs kan spreken. 6. Publieke taak wordt aan markt over gelaten: Kennisnet kent op dit moment een aantal voorzieningen en diensten die zich niet lenen voor uitvoering door commerciële partijen. Enerzijds komt dit door het vertrouwelijke karakter van sommige diensten, bijvoorbeeld een centraal register met e-mail adressen van (vaak minderjarige) leerlingen. Anderzijds brengt het bij commerciële partijen beleggen van centrale diensten het risico van monopolievorming met zich mee.
7. Verlies schaalvoordelen: wanneer elke instelling apart op de vrije markt inkoopt, gaan de voordelen van een gebundelde vraag verloren. Enerzijds liggen deze voordelen op financieel gebied. Anderzijds kan een grote, gebundelde vraag naar bepaalde voorzieningen het voor marktpartijen interessant maken deze voorzieningen te gaan leveren.
16
Zie bijlage Bijlage F .
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
3.4
11
Conclusie Aan de hand van bovenstaande bezwaren is duidelijk dat noch een volledig vrije markt, noch een centrale aanloop (waaronder het alsnog verlengen van het huidige contract) wenselijk is. Door de wens om meer flexibiliteit en keuzevrijheid ligt de oplossingsrichting echter dicht bij een model voor de vrije markt. Hierbij dienen echter wel maatregelen genomen te worden om voornoemde nadelen te ondervangen.
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
4
Eisen aan Kennisnet 2
4.1
Vertaling wensen en uitgangspunten
12
In hoofdstuk 2 zijn de wensen van de instellingen en de uitgangspunten van de minister genoemd. De wensen van de instellingen en de uitgangspunten van de minister overlappen deels met elkaar. Om een overzichtelijk geheel aan eisen te krijgen zijn de wensen en uitgangspunten als volgt vertaald: 4.1.1
Toegang tot basisvoorziening op gelijke voorwaarden Kennisnet is als basisvoorziening opgezet. De minister heeft bij diverse gelegenheden aangegeven onverkort aan dit standpunt vast te houden. Dit betekent dat, ook in een nieuwe opzet, alle instellingen op gelijke voorwaarden recht hebben op een bepaalde basisvoorziening. De overheid stelt hierbij voldoende middelen beschikbaar zodat daadwerkelijk toegang tot de basisvoorziening wordt verkregen.
4.1.2
Ondersteuning, stabiliteit, continuïteit en beperkte beheerslast voor instellingen Instellingen dienen ondersteund te worden bij migratie naar een eventueel nieuwe opzet. Migratie is, in elk geval voor de duur van de door de instelling afgesloten overeenkomst met de huidige leverancier, niet verplicht. Dit garandeert de stabiliteit en de continuïteit van de huidige voorziening. Door de beheerslast voor de instellingen te beperken kunnen zij zich richten op hun primaire onderwijsproces.
4.1.3
Flexibiliteit, keuzevrijheid, verschillen tussen sectoren De introductie van flexibiliteit en keuzevrijheid is gewenst. Enerzijds wordt hiermee tegemoet gekomen aan de verschillen tussen sectoren. Anderzijds schept dit ook ruimte voor op maat gesneden dienstverlening binnen sectoren. Binnen sectoren kan de aard en omvang van het gebruik van ICT immers ook sterk uiteen lopen.
4.1.4
Introductie concurrentie op zowel infrastructuur als diensten De infrastructuur en diensten zijn in de huidige oplossing collectief ingekocht. Dit lag tijdens de start van Kennisnet ook voor de hand. De nieuwe inrichting van de infrastructuur van Kennisnet moet de introductie van concurrentie voor zowel infrastructuur als diensten kunnen faciliteren. Voorbeelden van diensten zijn e-mail en afgeschermde koppeling van twee of meerdere vestigingen van een instelling.
4.1.5
Behoud rendement van reeds gedane investeringen, toekomstvaste constructie In ICT in het onderwijs is de afgelopen jaren terecht veel geïnvesteerd. Het gebruik van ICT in het onderwijs heeft hierdoor onmiskenbaar een grote impuls gekregen. Een eventueel nieuwe organisatie van Kennisnet dient zoveel mogelijk voort te bouwen op de reeds gedane investeringen. Deze investeringen zitten met name in de centrale Kennisnet-voorzieningen. Om gedane investeringen ook duurzaam te behouden, dient de te kiezen constructie toekomst vast te zijn: bij voorkeur zijn nieuwe inzichten en technologieën op eenvoudige en kosteneffectieve wijze te implementeren.
4.2
Basisvoorziening Kennisnet De minister heeft bij diverse gelegenheden aangegeven instellingen te bekostigen om van een ‘Basispakket Kennisnet’ gebruik te maken.17 In de uitgangspunten die met de adviesaanvraag zijn meegegeven wordt gesproken over een basisvoorziening op het gebied van bandbreedte, beschikbaarheid en beveiliging. Concreet betekent dit:
17
Bijvoorbeeld bijlage bij brief d.d . 19 januari 2001 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
13
1. Een beveiligde en gegarandeerde verbinding naar educatieve content op Kennisnet en Internet van voldoende capaciteit te realiseren; 2. Faciliteiten waarlangs leerlingen, leraren, managers en ouders met elkaar kunnen communiceren (bijvoorbeeld door e-mail); 3. Faciliteiten waarmee instellingen en individuen zelf content aan kunnen bieden of zichzelf kunnen presenteren (bijvoorbeeld door een webhotel). Het is aan de individuele instelling zelf om te kiezen hoe concrete invulling wordt gegeven aan het begrip ‘Basispakket Kennisnet’. In bijlage Bijlage B zijn voorbeelden gegeven van de wijze waarop een ‘gemiddelde’ instelling in het PO, VO en BVE invulling kan geven aan het begrip ‘Basispakket Kennisnet’. 4.3
Ontwikkeling capaciteitsbehoefte Bij de start van Kennisnet kon in 1999 voor 7.838 instellingen nog worden volstaan met verbindingen van maximaal 256 kilobit per seconde (kbps). Na de recente bandbreedteverhoging geldt dit nog voor slechts 4.844 instellingen (zie Tabel 1). Tabel 1 Ontwikkeling bandbreedte Kennisnet in de tijd Bandbreedte
# instellingen # instellingen
# instellingen
(kbps)
(1999)
(2002)
(2004)
128
3.516
0
0
256
4.322
4.844
0
384
0
2.994
0
512
1.898
1.898
4.844
1.024
375
375
4.892
2.048
216
216
375
4.096
16
16
216
8.192
4
4
16
16.384
1
1
4
32.768
36
36
1
65.536
0
0
36
Het is om meerdere redenen noodzakelijk de toename te continueren. In 2004, het jaar waarin de in dit advies voorgestelde inrichting van start gaat, zal de gemiddelde downstream capaciteit iets meer dan verdubbeld moet zijn (1 megabit per seconde) om nog effectief van ICT in het onderwijs gebruik te kunnen maken. Deze noodzaak om de bandbreedte daadwerkelijk te verdubbelen is op de volgende waarnemingen gebaseerd: Toenemend en veranderend gebruik ICT door instellingen Kennisnet heeft het gebruik van ICT in het onderwijs ontegenzeggelijk doen toenemen. Dit komt enerzijds tot uiting in een verhoogde afhankelijkheid van het onderwijs waar het gaat om beschikbaarheid van de voorziening: tijdens lesuren dient Kennisnet bij voorkeur 100% beschikbaar te zijn. De toename van ICT in het onderwijs komt echter ook tot uitdrukking in de behoefte aan meer bandbreedte. Dit komt doordat instellingen steeds meer met Kennisnet (zijn) gaan doen: naast ‘surfen’ op Kennisnet en Internet en e-mailen liggen ook kansen voor administratieve handelingen via Kennisnet, bijvoorbeeld in samenwerking met CFI. Uit recent onderzoek onder gebruikers van Kennisnet is dan ook gebleken dat meer bandbreedte de meest genoemde suggestie is voor verbetering van de bruikbaarheid van Kennisnet.18
18
Rapport “Beleving dienstverlening omtrent Kennisnet”, NIPO, mei 2002
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
14
Rijkere methodesites In aanvulling op bovenstaande worden methodesites steeds ‘rijker’. In plaats van ‘platte tekst’ die relatief snel ontvangen kan worden, wordt steeds meer gebruik gemaakt van plaatjes, bewegende beelden en interactieve elementen. Als de beschikbare bandbreedte
Illustratie bandbreedtebehoefte
per instelling niet toeneemt kan de
Vijftien VO leerlingen gebruiken, in aanvulling op hun
(door)ontwikkeling van educatieve
methode, de bijbehorende methodesite. Tijdens de
content in gevaar komen. Uitgevers
start (gedurende 10 minuten) van de les roepen de
zullen namelijk niet geneigd zijn
leerlingen de site op. De gemiddelde grootte van een
content te ontwerpen die functio-
interactieve methodesite is 6 megabyte.
neel/didactisch beter is, maar door
De bandbreedtebehoefte wordt nu als volgt bere-
beperkte bandbreedte niet door leer-
kend:
lingen bekeken en gebruikt kan wor-
§
den.
10 minuten §
Ontwikkelingen in de markt Ook bewegingen in de markt onderstrepen dat de bandbreedtebehoefte,
15 personen halen 90 megabyte (15 x 6) op in Dit is 9 megabyte per minuut ofwel 9 x 8 bits = 72 megabit per minuut.
§
Per seconde komt dit neer op 72 / 60 = 1,2 megabit per seconde
of althans het daadwerkelijk aanbod, in de tijd groeit. Illustratief hiervoor is de recent aangekondigde verhoging van de bandbreedte van de standaardvariant van ADSL. Begin 2003 zal een aanbieder de downstream capaciteit van de basis en ‘Extra’ varianten met 50% verhogen.19 De basisvariant gaat van 512 kbps naar 768, Extra van 1.024 kbps naar 1.536. De upstream capaciteit wordt vergelijkbaar verhoogd. Hierdoor ontstaat de situatie dat een leerling van een kleinere school thuis meer bandbreedte tot zijn beschikking heeft dan zijn school als geheel. In diverse onderzoeken wordt de verwachting uitgesproken dat de hoeveelheid Internetverkeer het komende decennium verdubbelt.20 Dit beeld wordt versterkt door de hoeveelheid Internetverkeer die door het Nederlandse knooppunt van Internet providers loopt: van mei 2001 tot en met augustus 2002 is de hoeveelheid verkeer van 2 gigabit21 per seconde naar ruim 7 gigabit per seconde gestegen (Figuur 2).
Figuur 2 Internetverkeer op Amsterdam Internet Exchange, mei 2001 – augustus 2002 (bron: AMS-IX, augus tus 2002)
19 20 21
Zie http://www.kpn- corporate.com/nl/pers/pers/selectie.php?id=379&start=0 Zie onder meer “Internet growth: Is there a “Moore’s Law” for data traffic?”, Coffman & Odlyzko, AT&T Labs – Research, juni 2001 Één gigabit per seconde is gelijk aan ruim 1 miljoen kilobit per seconde. De gemiddelde aansluitcapaciteit op Kennisnet bedraagt 512 kilobit per seconde
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
15
Conclusie De bandbreedte voor instellingen dient aanmerkelijk verhoogd te worden om effectief gebruik te (blijven) maken van ICT in het onderwijs. Deze claim is gebaseerd op §
Toenemend en veranderend gebruik van ICT door instellingen
§
Rijkere methodesites
§
Ontwikkelingen op de markt voor breedbandverbindingen
Juist nu instellingen gemiddeld genomen steeds meer en beter kennis maken met ICT zullen de ontwikkelingen op de markt in kwantitatief opzicht minimaal geëvenaard worden. Niet uitbreiden van de bandbreedte zal de integratie van ICT in het onderwijs, onder meer door het uitblijven van rijkere methodesites, daadwerkelijk frustreren. Gezien de geschetste ontwikkelingen in de markt moeten de bandbreedtes in 2004 ten opzichte van huidige capaciteit minimaal verdubbeld zijn. 4.4
Borging kwaliteit, behoud schaalvoordelen: aggregatieplatform noodzakelijk Het reguliere postsysteem kent een gedistrubueerde aanpak: burgers en bedrijven posten hun brieven in de dichtstbijzijnde postbus, van waaruit de post in de loop van de avond verzameld wordt. De verzamelde post gaat naar een sorteercentrum (‘aggregatieplatform), van waaruit de verdere distributie van de post plaats vindt. Op een sorteercentrum zijn uiteraard meerdere postbussen ‘aangesloten’. Door dit principe kan iedereen zijn of haar post toch versturen, zonder naar een (regionaal) sorteercentrum te hoeven gaan. Bij de postbezorging zijn dus meerdere opsta ppunten (brievenbussen) voor het verzenden van post. Analoog aan het postsysteem is een dergelijke voorziening ook binnen Kennisnet wenselijk. In de volgende paragrafen wordt hierop verder ingegaan.
4.4.1
Technische redenen Instellingen hebben in de huidige opzet de beschikking over een beveiligde en gegarandeerde verbinding naar educatieve content. Bij de definitie van de basisvoorziening Kennisnet in de vorige paragraaf is aangegeven dat dit ook in een nieuwe opzet zo moet blijven. De voor te stellen opzet zal in elk geval meer flexibiliteit en keuzevrijheid voor instellingen betekenen. Hierbij ligt het voor de hand dat instellingen uit diverse aanbieders van diensten en verbindingen kunnen kiezen. Hierbij is de vraag hoe een beveiligde en gegarandeerde verbinding over meerdere leveranciers van verbindingen gewaarborgd kan blijven. In kwalitatief opzicht dienen de volgende kenmerken van de basisvoorziening in elk geval behouden te blijven: §
Er is sprake van een verbinding met een zeker vastgestelde bandbreedte .
§
Deze verbinding kent een zekere vastgestelde beschikbaarheid.
§
Tevens is de verbinding beveiligd tegen onbevoegd gebruik.
§
Om de beheerslast voor de instellingen zoveel mogelijk te beperken dient er een aangrijpingspunt voor beheer te zijn.
Waar sprake is van de introductie van keuzevrijheid en –dus– meerdere aanbieders van verbindingen en diensten is het behoud van voorgaande elementen geen vanzelfsprekendheid. Op enige plek in het netwerk dient afstemming te zijn om bandbreedte, beschikbaarheid, beveiliging en beheer inzichtelijk en beheersbaar te maken. De vraag is nu op welke wijze dit kan geschieden. Dit vraagstuk is in een workshop aan diverse aanbieders voorgelegd. Hierbij is gebleken dat het technisch gezien goed mogelijk is de voornoemde kwalitatieve elementen over diverse aanbieders heen te garanderen. Een dergelijke mechanisme is in de praktijk echter nog niet geïmplementeerd, omdat er nog geen vraag naar was. De huidige platformen waarop ISPs onderling verkeer uitwisselen (zogenaamd ‘Internet Exchanges’) voldoen dus niet op dit punt. Derhalve is het in de architectuur van Kennisnet 2 opnemen van een aggregatieplatform een vereiste.
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
16
Op het aggregatieplatform (Figuur 3) kunnen diverse aanbieders van diensten aansluiten. Zij kunnen tegen vergoeding (bijvoorbeeld op basis van kostprijs) toegang tot dit platform krijgen, waarbij afspraken worden gemaakt over de te leveren kwaliteit (bijvoorbeeld qua beveiliging, beschikbaarheid). Het aggregatieplatform wordt daarmee een ‘Internet Exchange ++’, vanwege de toegevoegde kwaliteitsafspraken. Instellingen behouden dus, ook wanneer zij via andere aanbieders van verbindingen op Kennisnet aansluiten, de vertrouwde kwaliteit.
Figuur 3 Functie aggregatieplatform
Bij de introductie van keuzevrijheid en flexibiliteit voor instellingen is een aggregatieplatform een noodzakelijke voorwaarde. Het aggregatieplatform is technisch verder uitgewerkt in Bijlage I. 4.4.2
Toegevoegde waarde aggregatieplatform De aanwezigheid van een aggregatieplatform is dus op technische gronden noodzakelijk. Een dergelijke voorziening kent echter ook nog belangrijke voordelen: §
Stimulering aanbod diensten en content. Het aggregatieplatform zal zoveel mogelijk op basis van open standaarden ingericht worden. Op deze manier weet elke (potentiële) aanbieder van diensten en verbindingen hoe aan het platform gekoppeld kan worden. Omdat de toegang tot het onderwijs op deze manier transparant wordt, stimuleert het platform naar verwachting het aanbod van diensten. Toezicht op naleving van onder andere het Handvest Kennisnet door stichting Kennisnet garandeert dat van deze transparante toegang geen misbruik gemaakt wordt.
§
Aangrijpingspunt beveiliging. Het platform biedt een centraal aangrijpingspunt om in het geval van calamiteiten (bijvoorbeeld een grootschalige virusaanval) het onderwijs op een centraal punt te kunnen beschermen.
§
Behoud schaalvoordelen. Een voorziening als het aggregatieplatform is bovendien noodzakelijk om schaalvoordelen te behouden. Internetcapaciteit kan immers alleen gezamenlijk ingekocht worden wanneer het verkeer van en naar Internet op een centraal punt geaggregeerd wordt. Ook diensten als webhotel en webmail kunnen, zeker voor de instellingen die dit niet zelf kunnen of willen regelen, uit kostenoogpunt het best centraal geregeld worden.
Een aggregatieplatform is dus om technische redenen noodzakelijk en door de toegevoegde waarde ook wenselijk. 4.4.3
Keurmerken: gegarandeerde kwaliteit en zichtbare toegevoegde waarde Een aggregatieplatform is dus technisch noodzakelijk en vanwege de toegevoegde waarde wenselijk. Voor instellingen is de wetenschap dat er een aggregatieplatform is echter nog geen garantie voor adequate en betrouwbare dienstverlening. Een dienstverlener kan, zoals in de voorgaande paragraaf aangetoond is, slechts de voor het onderwijs benodigde kwaliteit leveren als hij gebruik maakt van het aggregatieplatform.
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
17
Door de introductie van keurmerken voor aanbieders van diensten en verbindingen wordt voor de instellingen duidelijk dat zij van houders van dit keurmerk een bepaalde kwaliteit kunnen verwachten. De keurmerken worden in overleg met het onderwijs en de branche opgesteld en concreet uitgewerkt. Keurmerken worden niet eeuwigdurend afgegeven. Een aanbieder kan zijn keurmerk verliezen indien niet meer voldaan wordt aan de eisen die aan het keurmerk ten grondslag liggen. 22 Keurmerken zijn dus noodzakelijk om de gegarandeerde kwaliteit en toegevoegde waarde van aansluiting op het aggregatieplatform zichtbaar te maken voor de instellingen. Omgekeerd geldt dat keurmerken zonder aanwezigheid van een aggregatieplatform én periodieke vernieuwing papieren tijgers zijn. Het aggregatieplatform en de keurmerken vormen dus een integraal en onlosmakelijk onderdeel van de keten die ICT in het onderwijs vormt.
22
Zie Bijlage K voor aspecten waarop keurmerken van toepassing kunnen zijn.
18
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
5
Advies Kennisnet 2
5.1
Algemeen De nieuwe technische, organisatorische en financiële invulling van de infrastructuur moet aan een aantal voorwaarden voldoen: 1.
De wensen van het onderwijs (paragraaf 4.1)
2.
De uitgangspunten van de minister (paragraaf 4.1)
3.
Het wegnemen van de geïdentificeerde nadelen van een collectieve overeenkomst voor het gehele onderwijs (paragraaf 3.2)
4.
Het behoud van de verworvenheden van Kennisnet (paragraaf 3.2).
De door het onderwijs gewenste keuzevrijheid en flexibiliteit dicteert een maatgesneden benadering, maar tegelijkertijd nog steeds (kleinere) centrale functies. Kennisnet beweegt dus van een collectief aangelopen en centraal ingerichte voorziening naar ‘Kennisnet 2’ (Figuur 4): een instelling kan naar eigen inzicht en mogelijkheden de optimale voorziening afnemen, zonder daarbij essentiële schaalvoordelen te verliezen. De continuïteit van de basisvoorziening blijft hierbij, ook in financieel opzicht, gegarandeerd. Kennisnet nu Collectief
Kennisnet 2 Maatwerk
Figuur 4 Van Kennisnet naar Kennisnet 2
Op technisch-inhoudelijk, organisatorisch en financieel gebied ontstaat het volgende advies: 5.2
Technisch-inhoudelijk Flexibiliteit local loop Instellingen kunnen in de geadviseerde architectuur zelf kiezen op welke wijze ze toegang tot het Kennisnet-netwerk krijgen. Zo kan de kabel voor een instelling interessanter zijn dan satelliet of ADSL, bijvoorbeeld vanwege lagere kosten. Deze flexibiliteit zorgt tevens voor de toekomstvastheid van de gekozen oplossing: al naar gelang aanbieders met andere of nieuwe technieken voor de local loop op de markt komen kunnen, deze technieken ingepast worden. Voorwaarde hierbij is dat de instelling door de aanbieder op uniforme wijze aan de rest van Kennisnet gekoppeld wordt. Genoemde flexibiliteit biedt ook de mogelijkheid om vanaf thuis toegang te krijgen tot Kennisnet. Uniformiteit op aggregatieniveau Instellingen dienen door de aanbieder op uniforme wijze aan het aggregatieplatform gekoppeld te worden. Hiertoe worden transparante en in de industrie gangbare eisen aan de aanbieders van diensten en verbindingen. Op deze wijze wordt de kwaliteit en de toegankelijkheid van het aggregatieplatform in het bijzonder en Kennisnet in het algemeen gegarandeerd. Een voorbeeld van een eis is dat een aanbieder van verbindingen Kennisnet-verkeer middels het gangbare Internet Protocol en met een bepaalde maximale vertraging op het aggregatieplatform aflevert. Flexibiliteit voor de standaarddiensten Voorbeelden van standaarddiensten zijn e-mail, webhotels en de automatische adressering van computersystemen van instellingen. Deze diensten worden niet meer per definitie door alle scholen afgenomen. Een instelling kan, analoog aan de huidige situatie, er bijvoorbeeld voor kiezen email in eigen beheer uit te voeren óf van een centraal punt af te nemen. Onderdeel van deze
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
19
flexibiliteit is ook de loskoppeling van infrastructuur en diensten: het is mogelijk wél een verbinding af te nemen bij een aanbieder, maar diensten als e-mail in eigen beheer te nemen. Uniformiteit voor basis-supportsystemen Een voorbeeld van een supportsysteem is het centrale adresboek. Ook de authenticatie- en authorisatiedienst is een supportsysteem. Kenmerkend voor deze systemen is dat ze een centrale positie in Kennisnet hebben: implementatie is zinvol en interessant wanneer dit voor het onderwijs als geheel gebeurt. Hiervoor is uniformiteit vereist, zodat leveranciers van diensten en de instellingen zelf weten op welke wijze ze aan deze systemen kunnen koppelen. 5.3
Organisatorisch Instellingen De instellingen krijgen in het voorstel de mogelijkheid om zelf hun basispakket naar eigen wensen en eisen vorm te geven. Hierbij worden zij ondersteund in de vorm van keurmerken. Keurmerken maken de kwaliteit en toegevoegde waarde die het aggregatieplatform levert voor instellingen zichtbaar. Aan de hand van deze keurmerken kan een instelling zien of het aanbod van een bepaalde leverancier daadwerkelijk aan zekere (kwaliteits)eisen voldoet.23 Het wordt de verantwoordelijkheid van de instellingen zelf een keuze te maken tussen de voorziening die op dit moment geboden wordt óf zelf voorzieningen op de vrije markt in te kopen. Hierbij worden zij desgewenst ondersteund door de stichting Kennisnet. Overheid De overheid, in casu de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, doet een stapje terug waar het gaat om betrokkenheid bij de operationele uitvoering van de basisvoorziening. Zij is echter wél eindverantwoordelijk voor een goed functionerende basisvoorziening. Het toezicht op het goed functioneren van de basisvoorziening kan zij, conform de huidige rolverdeling, bij externe partijen beleggen. Daarnaast is het de taak van de overheid om:
•
Op hoofdlijnen het beleid rond ICT in het onderwijs vorm te geven;
•
Voldoende middelen aan het onderwijs ter beschikking te stellen om een zekere basisvoorziening te kunnen realiseren.
Stichting Kennisnet Kennisnet kan en wil in Kennisnet 2 ten behoeven van het onderwijs de volgende taken verrichten: §
Inrichten van het aggregatieplatform
§
Het organiseren van een centrale aanbesteding ten behoeve van de scholen die geen vrije keuze voor hun local loop provider hebben
§
Het organiseren van een centrale aanbesteding voor de inkoop van internationale capaciteit (Internet uplink) in samenspraak met SURFnet
§
Het strategisch en tactisch beheer van het Kennisnet serverpark
§
Begeleiding van instellingen bij overgang naar Kennisnet 2.
Stichting ICT op School Instellingen zijn binnen Kennisnet 2, meer nog dan in de huidige opzet, kritische afnemers van diverse dienstenaanbieders. De instellingen worden hierbij weliswaar ondersteund door keurmerken, maar een kritische consumentenorganisatie als ICT op School is van aantoonbare waarde: de stichting kan een kritisch volger zijn van bijvoorbeeld de organisatie van het aggregatieplatform en de keurmerken. Tevens kan zij informatie over het functioneren van de basisvoorziening verzamelen.
23
Zie Bijlage K voor aspecten waarop keurmerken van toepassing kunnen zijn.
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
20
Nl.tree Nl.tree heeft als huidige leverancier van diensten en infrastructuur de verantwoordelijkheid en de taak om de overeenkomsten met individuele instellingen uit te dienen. Dit is met name van belang voor die instellingen die niet onmiddellijk gebruik willen of kunnen maken van de geboden keuzevrijheid. Bovendien dient nl.tree bij een eventuele migratie naar een nieuwe opzet van de infrastructuur conform de gesloten overeenkomsten haar medewerking te verlenen. 5.4
Financieel Voldoende koopkracht naar scholen Om de gewenste keuzevrijheid voor scholen en flexibiliteit in de samenstelling van de basisvoorziening te bereiken moeten scholen zelf de beschikking krijgen over voldoende middelen. Hierbij is, om het huidige voorzieningenniveau en de koploperspositie die Nederland heeft te behouden, minimaal handhaving van de huidige budgetruimte noodzakelijk. Behoud gelijk speelveld Bandbreedte kost niet overal even veel in Nederland. Afhankelijk van de locatie van een instelling kan dezelfde bandbreedte tot een factor 5 duurder zijn dan in bijvoorbeeld de Randstad. Dit verschijnsel wordt veroorzaakt door het feit dat andere technieken benodigd zijn, bijvoorbeeld sate lliet in plaats van het goedkopere ADSL. Om toch alle instellingen op gelijke kwalitatieve en financiële voorwaarden toegang te geven tot Kennisnet is een extra voorziening nodig. Deze voorziening stelt instellingen in duurdere gebieden24 in staat om via een collectieve aanbesteding voor die gebieden tegen dezelfde prijs toegang te krijgen tot het netwerk. Middelen voor aggregatieplatform en benodigde supportsystemen Kennisnet biedt op dit moment onder meer centrale voorzieningen voor koppeling met Internet, een adresboek en een authenticatie- en authorisatiedienst. Tevens kan op centraal niveau contentfiltering aangeboden worden door leveranciers. Ook biedt het centraal beleggen van bepaalde componenten de mogelijkheid om kwaliteitsgaranties af te geven. In dit advies krijgen instellingen via diverse leveranciers toegang tot bepaalde voorzieningen. Overleg met de ICT-sector25 heeft uitgewezen dat in de markt nog geen voorzieningen zijn om kwaliteitsgaranties over diverse aanbieders van verbindingen af te geven. Hoewel technisch gezien mogelijk is een dergelijke voorziening nog niet gerealiseerd. Om ook in de nieuwe opzet kwaliteitsgaranties én diensten als een adresboek en authenticatie & authorisatie effectief te continueren dient een dergelijke aggregatielaag gerealiseerd te worden. In bijlage Bijlage I is de gedachte rond deze voorziening verder uitgewerkt.
24 25
Volgens schattingen van Kennisnet gaat het om ongeveer 85% van de i nstellingen. Zie Bijlage G .
21
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
5.4.1
Begroting Met de voorgestelde opzet is in de periode 2004 – 2007 gemiddeld €84,4 miljoen per jaar gemoeid. Dit is een daling van het huidige uitgavenniveau, terwijl toch een duidelijke kwaliteitsslag voor de basisvoorziening Kennisnet gemaakt wordt. Van dit bedrag wprdt ongeveer 80% op instellingsniveau uitgegeven. Het aggregatieplatform kan voor 20% van de totale begroting geëxploiteerd worden. Met de geadviseerde inrichting zijn in 2003 eenmalig ongeveer €20 miljoen euro omstelkosten gemoeid. In onderstaande tabel is de begroting voor de jaren 2003 – 2007 op hoofdlijnen uitgewerkt. Zie Bijlage J voor een nadere specificatie van de financiering van Kennisnet 2 na 2003. Tabel 2 Begroting Kennisnet 2 (2003 - 2007) Post
2003
2004
2005
2006
2007
2,1
€ 51,0
€ 52,7
€ 53,9
€ 53,1
1.1 Migratie instellingen
€
€
€
1.2 Exploitatie
€ 49,6
€ 51,3
€ 52,5
€ 53,1
€ 18,7
€ 15,0
€ 12,5
€ 11,2
€ 18,7
€ 15,0
€ 12,5
€ 11,2
€ 17,8
€ 18,0
€ 17,0
€ 16,9
€
1,8
€
1,4
1 Basisverbindingen instellingen
€
1.3 Projectorganisatie
€
2,1
2 Behoud gelijk speelveld
€
1,5
2.1 Exploitatie & beheer 2.2 Projectorganisatie 3 Aggregatiepunt 3.1 Totale initiële kosten
€
1,4
1,4
1,4
1,5
€ 16,3 € 12,5
3.1.1 Netwerkondersteuningsdiensten
€
4,5
3.1.2 Basisdiensten
€
0,4
3.1.3 Aggregatiepunt
€
2,1
3.1.4 Ondersteuning & helpdesk
€
4,2
3.1.5 Internet uplink
€
1,4
€
1,2 €
4,1
€
4,6
€
5,1
€
5,0
€
1,0
€
3,9
€
3,9
€
3,9
€
3,9
3.5 Exploitatie & beheer programmakosten €
1,6
€
8,0
€
8,0
€
8,0
€
8,0
4 Programmamanagement
€
0,9
TOTAAL
€ 20,8
3.2 Projectorganisatie 3.3 Afschrijvingen 3.4 Exploitatie & beheer organisatie
€ 87,4
€ 85,7
€ 83,4
€ 81,3
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
5.5
22
Kennisnet 2 in vogelvlucht Het in de voorgaande paragrafen gepresenteerde advies komt concreet op het volgende neer (Figuur 5):
Figuur 5 Overzicht Kennisnet 2
§
Instellingen betrekken van de vrije markt verbindingen naar het Kennisnet aggregatieplatform. Op de markt zijn diverse aanbieders van verbindingen actief. De instelling kiest die aanbieder en die verbinding die het beste bij haar past. Daar waar geen keuze is kunnen instellingen profiteren van de voordelen van een collectief afgesloten contract. Instellingen worden desgewenst door de stichting Kennisnet ondersteund bij het maken van een keuze voor een geschikte aanbieder. Zij hebben daadwerkelijk keuzevrijheid doordat de zeggenschap over de benodigde financiële middelen direct bij de instellingen ligt.
§
Op het aggregatieplatform, dat collectief voor het gehele onderwijs ingericht is, wordt het verkeer van en naar instellingen, met behoud van beveiliging, voldoende bandbreedte en beschikbaarheid, gebundeld.
§
Via het aggregatieplatform is Internet bereikbaar. De koppeling met Internet wordt voor het gehele onderwijs ingekocht, eventueel in samenwerking met SURFnet.
§
Vanuit het aggregatieplatform is ook het Kennisnet serverpark bereikbaar. Via dit serverpark zijn Kennisnet-diensten als webmail, webhotels en Entree te benaderen. Daarnaast kunnen ook marktpartijen diensten aanbieden vanuit het serverpark. Denk hierbij aan een uitgever die educatieve content aan instellingen aan wil bieden.
Met Kennisnet 2 wordt daar waar mogelijk keuzevrijheid en flexibiliteit geïntroduceerd. Tegelijkertijd profiteert het onderwijs van schaalvoordelen, bijvoorbeeld door de gezamenlijke inkoop van Internetcapaciteit.
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
BIJLAGEN
23
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
Bijlage A
Achtergronddocumenten adviesaanvraag
ADVIESAANVRAAG MINISTER
24
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
25
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
26
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
27
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
28
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
29
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
30
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
Bijlage B
31
Mogelijke invulling Basispakket Kennisnet
De minister heeft bij diverse gelegenheden aangegeven instellingen te bekostigen om van een ‘Basispakket Kennisnet’ gebruik te maken.26 In de uitgangspunten die met de adviesaanvraag zijn meegegeven wordt gesproken over een basisvoorziening op het gebied van bandbreedte, beschikbaarheid en beveiliging. De vraag is nu hoe een basispakket er concreet uitziet. Naast de vier elementen bandbreedte, beschikbaarheid, beveiliging en beheer zijn ook andere elementen nodig om efficiënt gebruik te kunnen maken van de voorziening. De overheid moet voldoende middelen beschikbaar stellen aan een instelling om daadwerkelijk de basisvoorziening aan te kunnen schaffen. Redelijkerwijs bestaat de basisvoorziening in elk geval uit: 1.
Een beveiligde en gegarandeerde verbinding met Kennisnet en Internet. De capaciteit van deze verbinding is afhankelijk van het aantal leerlingen en de sector van een inste lling. De capaciteit van de verbinding wordt verhoogd met een opslag voor gebruik door docenten en managers voor bijvoorbeeld administratieve doeleinden. Periodiek dient bekeken te worden of deze bandbreedte aanpassing behoeft. Aanpassing kan bijvoorbeeld nodig zijn door meer of ander gebruik (bijvoorbeeld meer multimediale content in plaats van e-mail) of veranderingen in de markt. Tevens is de verbinding beveiligd tegen onbevoegd gebruik en is de verbinding gegarandeerd. De verbinding moet met name gegarandeerd zijn tijdens les- en contacturen.
2.
Een e-mailvoorziening voor leerlingen, docenten en managers om berichten uit te wisselen. Een e-mail adres voor elke leerling, docent en manager maakt sta ndaard deel uit van het basispakket. Toegang tot een centraal adresboek behoort ook tot de mogelijkheden.
3.
Een voorziening voor leerlingen, docenten en managers om zelf content aan te bieden. Hierbij kan gedacht worden aan webhotels met een bepaalde hoeveelheid opslagruimte.
Met bovenstaand lijstje is aangegeven in welke elementen de overheid op infrastructureel gebied redelijkerwijs dient te voorzien. Hiertoe stelt ze aan de instellingen voldoende budget beschikbaar om deze voorzieningen te (laten) realiseren. Hierbij maakt de individuele instelling de afweging in welke verhouding het beschikbare budget over de basiselementen verdeeld wordt. Een voorbeeld is dat een instelling minder middelen investeert in een webhotel ten faveure van meer bandbreedte. Een instelling die ondersteuning wenst bij het samenstellen van pakketten kan deze vinden in de vorm van suggesties voor een geschikte combinatie waarbij rekening gehouden is met de sector en de grootte van de instelling.
26
Bijvoorbeeld bijlage bij brief d.d. 19 januari 2001 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
Bijlage C
32
Reacties op toekomst.kennisnet.nl
In het adviestraject heeft stichting Kennisnet op persoonlijke titel ruim achtduizend ICTcoördinatoren gevraagd mee te denken over de toekomst van de infrastructuur. Via de website http://www.toekomst.kennisnet.nl hebben zij op een aantal stellingen kunnen reageren. In tota al zijn 55 serieuze reacties op de stellingen ontvangen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen reacties uit het PO, VO en BVE. Opvallend is dat vanuit de BVE-sector weinig reacties via de website binnen zijn gekomen. Apart vermeldenswaardig is de bijdrage van Clyde Waal. Clyde is een 17-jarige scholier uit Leiden die op zijn school de ICT-coördinator assisteert. Clyde heeft naar aanleiding van de site toekomst.kennisnet.nl een advies opgesteld voor de toekomst van de infrastructuur van Kennisnet. Zijn advies is te vinden op http://www.xs4all.nl/~clydew/knet/ Algemeen komt op toekomst.kennisnet.nl het volgende beeld naar voren: §
Het PO hecht in het algemeen aan een centrale beveiligingsvoorziening, waar VO overwegend de wens uit om hier wat meer vrijheid in te hebben.
§
Op het gebied van de aangeboden diensten is het beeld zeer divers: zowel binnen PO als VO zijn instellingen die prima uit de voeten kunnen met de aangeboden diensten. Andere inste llingen voelen zicht belemmerd in het uitvoeren van bepaalde projecten en het opzetten van eigen voorzieningen. De diversiteit aan reacties onderstreept de behoefte aan keuzevrijheid en flexibiliteit.
§
Op de stelling dat het op maat aanbieden van Kennisnetdiensten voorziet in een behoefte wordt alom positief gereageerd. De vrijheid om bijvoorbeeld minder centrale diensten af te nemen ten faveure van meer bandbreedte wordt als gewenst gezien.
§
Als laatste vraagstuk is voorgelegd of instellingen bij de introductie van keuzevrijheid begeleid willen worden in de vorm van bijvoorbeeld keurmerken voor aanbieders en onderste uning bij het maken van keuzes. Algemeen werd hierop positief gereageerd.
De binnengekomen reacties zijn tot 31 december nog te raadplegen op http://www.toekomst.kennisnet.nl.
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
Bijlage D
Plan van aanpak adviestraject
33
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
34
35
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
Bijlage E
Gebruikersovereenkomsten
In de huidige opzet is om diverse redenen besloten om ook op het niveau van een individuele instelling een overeenkomst met de huidige leverancier te sluiten. In deze overeenkomst (‘Gebruikersovereenkomst’) worden de wederzijdse rechten en plichten tussen instelling en leverancier vastgelegd. Voornoemde overeenkomsten kennen in principe een looptijd van drie jaar. Na deze periode is een instelling gerechtigd om de overeenkomst zonder boete eenzijdig op te zeggen, met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden. In het kader van de migratie van een centrale naar een meer decentrale aanpak speelt ook de vraag wanneer instellingen, gezien de gebruikersovereenkomsten, zonder boete voor een andere leverancier kunnen kiezen. In onderstaande grafiek is te zien hoe op welk moment in de tijd de gebruikersovereenkomsten van een bepaald aantal instellingen af is gelopen (Figuur 6).
10000 9000 8000 7000 6000 5000 4000 3000 2000 1000
1-3-05
1-2-05
1-1-05
1-12-04
1-11-04
1-10-04
1-9-04
1-8-04
1-7-04
1-6-04
1-5-04
1-4-04
1-3-04
1-2-04
1-1-04
1-12-03
1-11-03
1-10-03
1-9-03
0
Figuur 6 Aflopen gebruikersovereenkomsten
Uit de figuur blijkt dat op 1 januari 2004 (verticale lijn) de overeenkomsten van ongeveer 1.000 instellingen af zijn gelopen.27 Zestien maanden later geldt dit voor ruim 9.000 instellingen en in juni 2005 zijn alle gebruikersovereenkomsten afgelopen. Inste llingen kunnen bij het niet verlengen van de Overeenkomst Dienstverlening met nl.tree hun Gebruikersovereenkomsten boetevrij per 31 december 2003 opzeggen. Uit bovenstaande figuur blijkt bovendien dat ruim 9.000 instellingen na deze datum nog wel gebruik kunnen maken (op dezelfde voorwaarden!) van de met nl.tree gesloten overeenkomsten. Dit maakt een eventuele migratie beheersbaar, aangezien naar verwachting niet alle instellingen van de mogelijkheid tot opzeggen gebruik zullen maken.
27
De instellingen waarvan het contract voor 1 januari 2004 afloopt zijn voor het grootste deel voorhoedes c holen.
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
Bijlage F
36
Dekking ADSL
Breedbandige toegang tot computernetwerken is inmiddels veel ruimer beschikbaar op de vrije markt dan vijf jaar geleden. Eigen onderzoek van Kennisnet heeft uitgewezen dat juni 2002 63% van de instellingen toegang heeft tot een ADSL-dienst. Concreet betekent dit dat ruwweg 7.000 instellingen in de vorm van ADSL een alternatief voor de huidige verbinding met Kennisnet hebben. Of een instelling al dan niet toegang heeft tot ADSL is tot op zekere hoogte geografisch gebonden: instellingen die in een grotere stad liggen hebben doorgaans wel toegang, hoewel hierop ook uitzonderingen zijn. Instellingen die in meer rurale gebieden gelegen zijn hebben doorgaans geen toegang in de vorm van ADSL. Om een indicatie te geven van de grootte en spreiding van de groep instellingen is in de linkerkaart weergegeven waar in Nederland educatieve instellingen gevestigd zijn. In de rechterkaart zijn de gebieden weergegeven die in de vorm van ADSL een alternatief voor huidige toegang hebben.
Figuur 7 Spreiding instellingen
Figuur 8 Toegang tot ADSL
De door Kennisnet gevonden dekkingsgraad van 63% is vrijwel conform de dekkingsgraad van 65% die KPN voor de situatie in juli 2002 opgeeft. De planning van KPN28 is per 1 januari 2003 een dekkingsgraad van 85% te hebben. Aangezien de geadviseerde herinrichting per 1 januari 2004 van start gaat, is in de financiële berekening de opgave van KPN gebruikt. Naar verwachting is het percentage instellingen dat daadwerkelijk keuzevrijheid heeft nog iets hoger, omdat het bereik van kabel en ADSL elkaar niet geheel overlappen.
28
Zie http://www.webwereld.nl/nieuws/12002.phtml, d.d. 2 augustus 2002
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
Bijlage G
Verslag workshop NLIP
37
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
38
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
39
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
40
Na de workshop is nog apart twee grotere aanbieders gesproken. Deze gesprekken dienden om de resultaten van de workshop nogmaals te toetsen. De aanbieders onderschreven de resultaten van de workshop én de in dit advies voorgestelde aanpak.
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
Bijlage H
Gesprekspartners
Onderwijs §
AVS
§
Besturenorganisaties
§
BVE-raad
§
GGVO
§
ICT-coördinatoren
§
Klankbordgroep Stichting Kennisnet
§
Koning Willem I College, Den Bosch
§
Mondriaan College
§
ORION samenwerkingsverband middelbare scholen, regio Eindhoven
§
Raad van Toezicht Stichting Kennisnet
§
ROC Amsterdam
§
ROC Eindhoven
§
Stichting ICT op School
§
Stichting TOWN
§
VSWO-beraad
§
VVO
§
Zadkine Rotterdam
ICT-sector / ICT-partners §
Cisco
§
KPN
§
NLIP
§
Nl.tree (incl. Raad van Commissarissen)
§
SURFnet
§
Versatel
Bestuur en politiek §
Inspectie van het Onderwijs
§
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
§
Vereniging VNO - NCW
41
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
Bijlage I
42
Ontwerp architectuur op hoofdlijnen
Definitie aggregatieplatform Op het aggregatieplatform komen de local loop providers, de serverfarm, internet en het NL.Tree netwerk samen. Functionele beschrijving aggregatieplatform De functie van het aggregatieplatform is schematisch weergegeven in Figuur 9. In het midden van de figuur is de aggregatiefunctie getekend die ervoor zorgt dat diverse aanbieders met een bepaald kwaliteitsniveau diensten aan kunnen bieden aan de instellingen. Instellingen krijgen via aanbieders van verbindingen via het aggregatieplatform to egang tot reeds bestaande Kennisnet-diensten, Internet, aanbieders van content en aanbieders van andere diensten (zoals bijvoorbeeld beheer op afstand). Op deze manier kan ook een verbinding met SURFnet gerealiseerd worden. Ook is het mogelijk op deze wijze initiatieven als Kenniswijk en Gigaport te koppelen. Tevens bestaat op deze wijze de mogelijkheid Kennisnet ook vanaf thuiswerkplekken of stageplekken bereikbaar te maken.
Figuur 9 Aggregatiefunctie
Het aggregatieplatform fungeert als het ware als een Internet exchange, met dit verschil dat partijen die op deze exchange aankoppelen dit met bepaalde kwaliteitsgaranties kunnen doen. Deze toegevoegde waarde wordt aangeduid met de term “Internet exchange ++” Fysiek kan het aggregatieplatform de vorm krijgen van een switches / routers in één van de reeds bestaande Internet exchanges. Het aggregatieplatform dient onder toezicht van een onafhankelijke partij te staan. Geïnteresseerde aanbieders krijgen tegen een kostendekkende vergoeding toegang tot het aggregatieplatform.
43
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
Architectuur §
Bij de architectuur is rekening gehouden met de volgende punten:
§
Schaalbaarheid
§
Redundantie
§
Conformiteit met industriestandaarden
§
Betrouwbaarheid
Gezien het belang van het aggregatieplatform is dit over 2 locaties verdeeld om Single Points of Failure te voorkomen. Alle gebruikte apparatuur is dubbel uitgevoerd om een zo hoog mogelijke beschikbaarheid te garanderen. Er is voorzien in dubbele links naar Internet en NL.Tree. Er wordt uitgegaan van een koppelvlak op basis van standaard Ethernet technologie variërend van snelheden op 10 Mb tot 10 Gbps. Om al het verkeer goed te reguleren wordt gebruik gemaakt van het standaard routeringsprotocol op Internet, BGP. Technische Architectuur
Internet
n Beveiliging Beveiliging Aggregatiepunt NL.Tree
Provider
Provider
Provider
Provider
Beveiliging Instellingen
Instellingen
Technische eisen aggregatieplatform In het aggregatieplatform wordt verkeer van de local loop aanbieders via switches uitgewisseld. De serverfarm wordt direct op deze apparatuur aangesloten; meerdere serverfarms kunnen worden aangesloten. Ter bescherming van de beheersomgeving is voorzien in meerdere firewalls. Internet wordt gekoppeld met meerdere firewalls van voldoende capaciteit. Hiervoor is een AS-nummer (Autonomous System nummer; lees: identificatiecode op Internet) en een aantal klasse-C IP-reeksen benodigd. De gebruikte Layer2/3 switches moeten minimaal aan de volgende technische eisen voldoen: §
Ondersteuning van de routeringsprotocollen BGP, OSPF, IS-IS, MBGP
§
Koppelvlakken bieden van Gigabit Ethernet, Fast Ethernet en mogelijkheid tot 10 Gigabit Ethernet.
§
Multicast ondersteuning via M-BGP, PIM en IGMP V3 snooping
§
Redundant (voeding/supervisor/backplane/Clockmodules)
44
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
§
MPLS ondersteuning
§
Ondersteunt RMON/SNMP en verkeersanalyses zoals bijvoorbeeld Netflow
§
Ondersteuning voor QoS/CoS
§
Wire-speed routing
§
Private VLAN ondersteuning (Security)
Functionele eisen aggregatieplatform Om de kwaliteit van de aangesloten providers te controleren en het correct functioneren van het aggregatieplatform te waarborgen worden de volgende rapportage-eisen gesteld: §
Beschikbaarheidsrapportage van de switches, interfaces
§
Bandbreedterapportage van interfaces/huurlijnen
§
Rapportage van verkeerstypen (met bijvoorbeeld Netflow)
§
Overzicht van verkeersstromen naar diverse providers (bijvoorbeeld. Netflow met AS aggregatie)
§
Responstijden rapportage op bijv. LDAP, diverse applicaties
Op dit moment zijn er diverse rapportage tools op de markt verkrijgbaar, waaronder een groot aantal Open Source applicaties. Een voorbeeld hiervan is de RRD suite die ook door Service Providers wordt gebruikt. De rapportage wordt gepresenteerd in web formaat op basis van standaard Internet technologie. Beveiliging Het huidige beveiligingsmodel bestaat uit 2 lagen: de centrale firewalls en een access-list op de instellingsrouter. In het nieuwe security model is het centrale punt niet meer aanwezig en kan de instelling zelf de mate van beveiliging bepalen (al dan niet via de Provider) Een instelling die een Kennisnet verbinding nieuwe stijl afneemt heeft de volgende keuze mogelijkheden voor een Firewall. De volgende tabel geeft een overzicht van de voor- en nadelen: Tabel 3 Overzicht mogelijkheden beveiliging
Oplossing
Voordeel
Nadeel
Eigen firewall & eigen beheer
Meeste flexibiliteit
Veel kennis vereist
Eigen apparatuur
Meeste beheersinspanning
Eigen firewall & uitbesteed beheer
Minder kennis vereist
Firewall dienst afnemen bij provi-
Minste beheersinspanning instel-
der
ling, weinig tot geen kennis ver-
Investering school Extra apparaat op locatie Minder flexibiliteit
eist De firewall moet minimaal aan de volgende eisen voldoen: §
Stateful inspection
§
DHCP (client en server)
§
PPPoE als optie
Content filtering Op dit moment wordt Content filtering aangeboden als optionele dienst en wordt per instelling individueel geregeld. In de nieuwe architectuur moeten de contentfiltering leveranciers aan het aggregatieplatform zijn aangesloten. Het is technisch niet mogelijk om de huidige servers te gebruiken nadat een Instelling een aansluiting nieuwe stijl heeft afgenomen (Dit in verband met de bestaande beveiligingsbeleid). Contentfiltering kan ook in het nieuwe model per instelling individueel worden geregeld. Wanneer een instelling zelf op locatie wil filteren is dit mogelijk op de Firewall mits de Firewall dit ondersteunt.
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
Confidentieel verkeer tussen instellingen onderling is mogelijk door gebruik te maken van VPN technologie en IPsec tunnels.
45
46
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
Bijlage J
Begroting Kennisnet 2
Aan de begroting voor de uitvoering van dit advies liggen de volgende aannames ten grondslag: Kwalitatief De basisvoorziening is §
Een beveiligde verbinding
§
Met een gegarandeerde beschikbaarheid
§
En een adequate bandbreedte
§
Met een aangrijpingspunt voor beheer.
Kwantitatief In kwantitatief opzicht zijn de volgende cijfers gebruikt: §
Migratie instelling in periode 2004 – 2006 (ongeveer 3.500 instellingen per jaar)
§
Bandbreedte (downstream) van gemiddelde 520 kbps nu naar gemiddeld 1.120 in 2004. Upstream naar gemiddeld 256 kbps.
§
Percentage instellingen zonder keuzevrijheid neemt af van 15% (2004) tot 9% (2007)
§
Migratiekosten per instelling € 300,=
Met de geadviseerde opzet is in de periode 2004 – 2007 een structureel bedrag van gemiddeld €84,4 miljoen per jaar gemoeid. Dit bedrag is structureel lager dan het huidige uitgavenniveau, terwijl toch een aanzienlijke kwalitatieve en kwantitatieve vooruitgang wordt geboekt. Van het genoemde bedrag wordt ongeveer 80% op instellingsniveau uitgegeven. De overige 20% zijn benodigd voor het aggregatieplatform. De begroting voor de voorbereidende werkzaamheden in 2003 beloopt €20,8 miljoen. De begroting geeft een overzicht van de totaal benodigde middelen. Tabel 4 Prijzen in miljoenen euros, waar van toepassing inclusief 19% BTW, prijsniveau 2002 Post
2003
2004
2005
2006
2007
2,1
€ 51,0
€ 52,7
€ 53,9
€ 53,1
1.1 Migratie instellingen
€
€
€
1.2 Exploitatie
€ 49,6
€ 51,3
€ 52,5
€ 53,1
€ 18,7
€ 15,0
€ 12,5
€ 11,2
€ 18,7
€ 15,0
€ 12,5
€ 11,2
€ 17,8
€ 18,0
€ 17,0
€ 16,9
€
1,8
€
1,4
1 Basisverbindingen instellingen
€
1.3 Projectorganisatie
€
2,1
2 Behoud gelijk speelveld
€
1,5
2.1 Exploitatie & beheer 2.2 Projectorganisatie 3 Aggregatiepunt 3.1 Totale initiële kosten
€
1,4
1,4
1,4
1,5
€ 16,3 € 12,5
3.1.1 Netwerkondersteuningsdiensten
€
4,5
3.1.2 Basisdiensten
€
0,4
3.1.3 Aggregatiepunt
€
2,1
3.1.4 Ondersteuning & helpdesk
€
4,2
3.1.5 Internet uplink
€
1,4
€
1,2 €
4,1
€
4,6
€
5,1
€
5,0
€
1,0
€
3,9
€
3,9
€
3,9
€
3,9
3.5 Exploitatie & beheer programmakosten €
1,6
€
8,0
€
8,0
€
8,0
€
8,0
4 Programmamanagement
€
0,9
TOTAAL
€ 20,8
3.2 Projectorganisatie 3.3 Afschrijvingen 3.4 Exploitatie & beheer organisatie
€ 87,4
€ 85,7
€ 83,4
€ 81,3
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
47
Beknopte toelichting op de begroting 1.
Basisvoorziening instellingen De totale migratie-, exploitatie- en projectorganisatiekosten om de geadviseerde opzet te implementeren en te exploiteren. 1.1. Migratie instellingen In 2004 – 2006 migreren ieder jaar gemiddeld 3.500 instellingen. Hiermee is per instellinge gemiddeld €300,= gemoeid. Dit bedrag is met name benodigd om de beveiliging en het beheer op afstand te faciliteren. 1.2. Exploitatie Kosten voor inkoop capaciteit (verbindingen, e-mail, webhotel) ten behoeve van basisvoorziening 1.3. Projectorganisatie De projectorganisatie voor de voorbereiding van de herinrichting. Met name kosten voor voorlichting en communicatie richting instellingen.
2.
Behoud gelijk speelveld Om alle instellingen op gelijke voorwaarden toegang tot de basisvoorziening te geven dienen extra maatregelen getroffen te worden. Kosten voor deze maatregelen zitten met name in het creëren van een voorziening waarop instellingen in duurdere gebieden aan kunnen sluiten. 2.1. Exploitatie & beheer Kosten voor inkoop capaciteit en het beheren van de voorziening waarop instellingen in duurdere gebieden aangesloten worden. 2.2. Projectorganisatie De projectorganisatie voor de voorbereiding van de voorziening voor het behoud van een gelijk speelveld. Middelen voor aanbesteding zijn in de post inbegrepen.
3.
Aggregatiepunt Totale kosten om aggregatiepunt in te richten en te exploiteren en beheren. 3.1. Totale initiële kosten 3.1.1. Netwerkondersteuningsdiensten Aanschaf apparatuur voor netwerkondersteuningsdiensten als DNS, DHCP, LDAP en beveiliging. 3.1.2. Basisdiensten Gefaseerde aanschaf apparatuur voor basisdiensten als e-mail en webhotels. Aanschaf geschiedt gefaseerd omdat bij herinrichting niet onmiddellijk voor gehele doelgroep capaciteit gereserveerd moet worden (gefaseerde migratie instellingen) 3.1.3. Aggregatiepunt Aanschaf apparatuur en verkeerscapaciteit voor aggregatiepunt. 3.1.4. Ondersteuning en helpdesk Inrichtingskosten ondersteuning en helpdesk (aanschaf registratiesysteem, telefonie, koppeling met systemen ISPs, Customer Self Service voorziening etc.) 3.1.5. Internet uplink Apparatuur voor koppeling aggregatieplatform met Internet. 3.2. Projectorganisatie De projectorganisatie voor de voorbereiding en inrichting van het aggregatiepunt. Middelen voor aanbesteding zijn in de post inbegrepen. 3.3. Afschrijvingen Drie-jarige, lineaire afschrijvingen op gedane investeringen in apparatuur. 3.4. Exploitatie & beheer organisatie Personeel voor beheer aggregatiepunt, bemensing helpdesk etc. 3.5. Exploitatie & beheer programmakosten Inkoop Internet capaciteit, co-locatie systemen en connectiviteit.
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
4.
48
Programmamanagement Inrichting en personeel van programmateam. Programmateam noodzakelijk om onderdelen 1, 2 en 3 uit begroting technisch-inhoudelijk en organisatorisch op elkaar aan te laten sluiten.
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
Bijlage K
49
Aspecten voor keurmerken
In dit advies is aangegeven dat aanbieders van diensten (bijvoorbeeld verbindingen en e-mail) in aanmerking kunnen komen voor een keurmerk. Het werken met keurmerken dient twee doelen: 1. Enerzijds bieden keurmerken de mogelijkheid om met de aanbieders van diensten afspraken te maken over het te behalen kwaliteitsniveau. Ook biedt dit de mogelijkheid om industriebreed tot bepaalde definities te komen omtrent termen als beschikbaarheid , veiligheid en een gegarandeerde doorvoercapaciteit. 2. Daarnaast maken keurmerken de markt voor de instellingen transparant. Bij de overweging om al dan niet een aanbieder te selecteren mag een instellingen aan de hand van het keurmerk van een bepaald kwaliteitsniveau uit gaan. De precieze eisen voor keurmerken worden in nauw overleg met de industrie en stichting ICT op School opgesteld. Enerzijds garandeert samenwerking met de industrie dat haalbare eisen worden gesteld. Samenwerking met de stichting ICT op school draagt zorg voor een goede aansluiting van de aangeboden diensten op de specifieke wensen en eisen van instellingen.29 Bij keurmerken kan in elk geval aan de volgende aspecten gedacht worden:
•
Ondersteuning van een instelling bij migratie
•
Een gezonde financiële positie
•
Goede bereikbaarheid van de helpdesk.
•
Ondersteuning van routering door BGP/OSPF
•
Rapportages over beschikbaarheid
•
Een bepaalde beschikbaarheid van de verbinding
•
Garanties met betrekking tot de capaciteit van de verbinding
Zoals gezegd moet in samenwerking met de industrie en stichting ICT op School nadere concrete invulling aan de keurmerken gegeven worden.
29
De stichting ICT op School heeft onlangs een intentieverklaring getekend om met leveranciers van ICTproducten en – diensten tot een keurmerk te komen. Zie http://www.ictopschool.net/actueel/prs020702.html
Kennisnet.nl ? Kennisnet 2 ? Advies infrastructuur Kennisnet per 2003
Bijlage L
50
Opties voor verevening
In dit advies is op diverse plekken aan de orde geweest dat bij gebruikmaking van de vrije markt niet meer alle instellingen tegen dezelfde prijs verbindingen kunnen kopen. Een aansluiting is in bepaalde (dichtbevolkte) gebieden nu eenmaal duurder dan in andere. Aangezien als uitgangspunt door de minister ook de wens tot behoud van een gelijk speelveld is meegegeven ontstaat de vraag hoe dit vereveningsvraagstuk opgelost dient te worden. Stichting Kennisnet is van mening dat het ministerie de aangewezen instantie is om de definitieve afweging hierin te maken: het departement zal immers een grote rol spelen bij de bekostiging van instellingen. Het vereveningsvraagstuk alleen bij de fysieke verbindingen tussen een inste lling en Kennisnet. Voor aanvullende diensten als e-mail en educatieve content maakt het immers niet uit of een school in een landelijk gebied of in een stad ligt. De servers met e-mail en content staan immers vaak op een centrale plek (bijvoorbeeld het aggregatieplatform van Kennisnet). Deze plek is zowel vanuit de stad als vanuit landelijke gebieden even goed te bereiken. 1. Gemiddelde prijs met toegang tot collectieve voorziening In dit model wordt voor een gemiddelde school, afhankelijk van haar grootte en sector, een gemiddelde prijs van de basisvoorziening over heel Nederland bepaald. Deze gemiddelde prijs wordt periodiek aangepast aan ontwikkelingen in de markt en de behoeften van instellingen. Instellingen krijgen een tegemoetkoming ter grootte van deze gemiddelde prijs ongeoormerkt overgemaakt. In sommige gebieden zal dit gemiddelde wel voldoende zijn om de basisvoorziening aan te schaffen. In andere objectief vast te stellen ‘duurdere’ gebieden zal dit onvoldoende zijn. Voor instellingen die in deze ‘duurdere’ gebieden gelegen zijn bestaat de mogelijkheid om aan te sluiten op een collectieve voorziening. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van een mantelovereenkomst met een leverancier van satellietverbindingen. 2. Gemiddelde prijs met tot nul afnemende compensatie Een variant op de vorige optie is wel te werken met een gemiddelde prijs, maar duurdere gebieden niet meer extra te compenseren. De ratio hierachter is dat de prijzen van vastgoed ook niet overal in Nederland gelijk zijn en dat hiervoor niet of nauwelijks gecompenseerd wordt. Om een al te bruuske overgang naar een andere bekostiging te voorkomen kan in eerste instantie wel compensatie worden verleend, maar neemt deze in enkele jaren af naar nul. Zoals opgemerkt is het de verantwoordelijkheid van de minister om een keuze te maken voor een oplossing voor het vereveningsvraagstuk: het combineren van een decentrale aanpak met de wens om een gelijk speelveld te behouden leidt onherroepelijk tot een vereveningsvraagstuk. Voorkeur De voorkeur gaat uit naar variant 1 Gemiddelde prijs met collectieve voorziening: introductie van keuzevrijheid zonder een extra collectieve voorziening leidt tot een ongewenste situatie. Instellingen in de duurdere gebieden zullen middelen te kort komen om dezelfde voorzieningen als instellingen in goedkope gebieden aan te schaffen. Bij kleine variaties is dit nog wel op te vangen door een instelling. In het geval van de voor Kennisnet benodigde verbindingen gaat het echter om een factor vier tot vijf. Zonder compensatie hiervoor ontstaat een onevenredig grote ongelijkheid en vervalt de mogelijkheid om instellingen op gelijke voorwaarden toegang te geven volledig. De administratieve afhandeling van instellingen die van de collectieve voorziening gebruik maken kan door de stichting Kennisnet plaatsvinden. Overigens heeft oplossing van het vereveningsvraagstuk niet de hoogste prioriteit: uiterlijk 31 december 2003 moet hier een uitwerking en implementatie voor gevonden zijn.