CENTRUM VOOR INSTRUCTIEPSYCHOLOGIE EN -TECHNOLOGIE KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN VESALIUSSTRAAT 2 B-3000 LEUVEN
PC/KD®-project: Resultaten op basis van de bevraging 200220031 Samenvatting
Geraldine Clarebout Jan Elen
Centrum voor Instructiepsychologie en -technologie
September 2004
1
Met dank aan Lieselotte Boussauw en Rebecca Léonard voor het invoeren en de assistentie bij de verwerking van de gegevens.
3
Inleiding Dit rapport is reeds het vierde evaluatierapport van het meerjarig actieprogramma ®
PC/KD . PC/KD® werd in 1998 gestart door de Vlaamse regering om vernieuwing in het onderwijs aan te moedigen door de integratie van informatie en –communicatiemiddelen. De bedoeling van dit project was om tegen het einde van 2002 in de hoogste jaren van het lager onderwijs en in het volledig secundair onderwijs 1 PC per 10 leerlingen te hebben. Sinds 2001 is er echter een bijsturing van de doelstellingen van het PC/KD® project en dit met het oog op zoveel mogelijk gelijkschakeling van de doelen voor het basis- en het secundair onderwijs. Voor het basisonderwijs werd er een nieuwe doelgroep bepaald, met name de kleuters vanaf 4 jaar en de eerste 3 jaar van het lager onderwijs. In 2002 werd er nog een uitbreiding gedaan naar de centra voor basiseducatie, het volwassenenonderwijs en het deeltijds kunstonderwijs2. Om het streefdoel van 1 PC per 10 leerlingen te bereiken krijgen alle Vlaamse scholen die binnen de doelgroep vallen een jaarlijkse subsidie per leerling die kan worden gehanteerd voor alle ICT-gerelateerde uitgaven. Voor het schooljaar 2002-2003 was dit in het basisonderwijs 16,44 Euro en in het secundair onderwijs 10,53 Euro. In deze samenvatting worden bondig de resultaten weergegeven van de bevraging van 2002-2003. Voor methodologische bemerkingen en een vergelijking met de voorgaande jaren wordt verwezen naar het eigenlijk rapport (Clarebout & Elen, 2004).2
Uitgaven met PC/KD®- en met eigen middelen. In het gewoon basisonderwijs geven scholen aan dat ze 90% van de ontvangen subsidie uitgeven. In het buitengewoon basisonderwijs is dit 106,58%. Met deze subsidie bekostigen de gewoon basisonderwijsscholen 80% van de ICT-gerelateerde uitgaven, in het buitengewoon basisonderwijs is dit slechts 64%. Het gewoon basisonderwijs geeft gemiddeld 20,57 Euro uit per leerling aan ICT-gerelateerde uitgaven, in het buitengewoon basisonderwijs geeft men 36,94 Euro uit per leerling.
2
Zie ook omzendbrief GD/2002/06 gericht aan de directies, schoolbesturen/inrichtende machten van de scholen voor basisonderwijs, secundair onderwijs, deeltijds kunstonderwijs en de centra voor volwassenenonderwijs en de coördinatoren van de centra voor basiseducatie (2002-07-15) 2 Clarebout, G., & Elen, J. (2004). PC/KD®-project: Resultaten op basis van de bevraging 2002-2003. Leuven: K.U.Leuven / C.I.P.&T.
4 Als wordt gekeken naar het aankooppatroon dan kan uit Figuren 1 en 2 worden afgeleid dat de aankoop van computers het grootste deel uitmaakt van de besteding, gevolgd door de aankoop van randapparatuur.
2,50%
12,43% 4,15%
44,85%
9,57%
9,60% 16,91%
Computers
Randapparatuur
Netwerkinfrastructuur
Software
Servicecontract
Internet
Nascholing
Figuur 1: Proportionele verdeling van de ICT-gerelateerde aankopen voor de verschillende categorieën voor het gewoon basisonderwijs
4,80%
9,66%
2,42% 43,20%
9,62%
8,92% 21,39%
Computers
Randapparatuur
Netwerkinfrastructuur
Software
Servicecontract
Internet
Nascholing
Figuur 2: Proportionele verdeling van de ICT-gerelateerde aankopen over de verschillende categorieën voor het buitengewoon basisonderwijs
In het secundair onderwijs valt op dat zowel het gewoon als het buitengewoon onderwijs meer uitgeeft dan de gegeven subsidie. In het gewoon secundair onderwijs geven scholen aan dat ze 127,46% uitgeven van hun subsidie, in het buitengewoon onderwijs is dit
5 155,65%. Met deze subsidie bekostigt het gewoon secundair onderwijs 44,31% van de ICTgerelateerde uitgaven, in het buitengewoon secundair onderwijs is dit 52,33%. Per leerling besteedt het gewoon secundair onderwijs 43,69 Euro, in het buitengewoon onderwijs is dit 46,92 Euro. Uit Figuren 3 en 4 kan worden afgeleid dat ook hier de grootste proportie gaat naar de aankoop van computers, gevolgd door de aankoop van randapparatuur.
6,10% 4,70%
2,96% 9,82%
49,00%
9,47% 17,95%
Computers
Randapparatuur
Netwerkinfrastructuur
Software Nascholing
Servicecontract
Internet
Figuur 3: Proportionele verdeling van de ICT-gerelateerde aankopen over de verschillende categorieën voor het gewoon secundair onderwijs
11,95%
4,11%
6,54%
40,10%
11,47% 7,46%
18,37%
Computers
Randapparatuur
Netwerkinfrastructuur
Software
Servicecontract
Internet
Nascholing
Figuur 4: Proportionele verdeling van de ICT-gerelateerde aankopen over de verschillende categorieën voor het buitengewoon secundair onderwijs
6
Leerling/PC ratio Als wordt gekeken naar de lln/PC ratio kan worden vastgesteld dat het streefdoel van het PC/KD®-project in het basis- en secundair onderwijs bereikt werd. In het gewoon basisonderwijs delen gemiddeld 10 leerlingen 1 PC. In het buitengewoon basisonderwijs wordt 1 PC gedeeld door ongeveer 5 leerlingen. Het streefdoel van PC/KD® wordt over alle netten en schoolgroottes heen gehaald in het basisonderwijs (Figuur 5). Voor het secundair onderwijs werd dit streefdoel reeds in de voorgaande jaren behaald. Eén PC wordt in het gewoon secundair onderwijs door 5 leerlingen gedeeld, in het buitengewoon secundair onderwijs is dit door 4,7 leerlingen (Figuur 6). 14 12 Gemiddelde 10
GO OGO
8
VGO 6
Klein Midden
4
Groot 2 0 Gewoon basis
Buitengewoon basis
Figuur 5: Lln/PC ratio voor het basisonderwijs 14 12 Gemiddelde 10
GO OGO
8
VGO 6
Klein Midden
4
Groot 2 0 Gewoon secundair
Buitengewoon secundair
Figuur 6: Lln/PC ratio voor het secundair onderwijs
7
Buiten het gewoon basisonderwijs wordt de ratio van 1 PC voor 10 leerlingen zelfs gehaald wanneer enkel naar de Pentium PC’s wordt gekeken. In het buitengewoon basisonderwijs en het gewoon secundair onderwijs wordt één Pentium gedeeld door 6 leerlingen, in het buitengewoon secundair onderwijs is dit door 5,4 leerlingen. In het gewoon basisonderwijs daarentegen wordt 1 Pentium computer nog gedeeld door bijna 17 leerlingen. Als wordt gekeken naar de PCInternet/10lln ratio kan worden vastgesteld dat in het gewoon basisonderwijs 1 PC met internetaansluiting door gemiddeld 19 leerlingen moet worden gedeeld, in het buitengewoon basisonderwijs is dit door 12,6 leerlingen. In het gewoon secundair onderwijs is de toestand beter. Eén PC met internetaansluiting wordt daar door 6,6 leerlingen gedeeld en in het buitengewoon secundair onderwijs is dit door 8 leerlingen.
Soorten computers In de Vlaamse scholen kan worden vastgesteld dat er een modernisering is van het computerpark. De IBM computer moet plaats ruimen voor de Pentium PC’s. In het gewoon basisonderwijs neemt de Pentium II computer de grootste proportie in, voor het buitengewoon basisonderwijs is dit de Pentium I computer (Figuur 7). In het gewoon secundair onderwijs neemt de Pentium III computer de grootste proportie in en in het buitengewoon secundair onderwijs de Pentium I computer (Figuur 8).
8
35 30 IBM
25
Pentium I 20
Pentium II
15
Pentium III Pentium IV
10
Andere
5 0 Gewoon basis
Buitengewoon basis
Figuur 7: Soorten PC’s in het basisonderwijs 30 25 IBM 20
Pentium I Pentium II
15
Pentium III Pentium IV
10
Andere 5 0 Gewoon secundair
Buitengewoon secundair
Figuur 8: Soort PC’s in het secundair onderwijs
Plaatsing van de PC’s In het gewoon en buitengewoon basisonderwijs worden PC’s voornamelijk in een klaslokaal geplaatst (Figuur 9), gevolgd door de plaatsing in een computerlokaal. In het gewoon secundair onderwijs daarentegen worden de PC’s voornamelijk in computerlokalen geplaatst gevolgd door plaatsing in het klaslokaal. Het buitengewoon secundair onderwijs is de verdeling over computer- en klaslokalen bijna gelijk (respectievelijk 43,5% en 48,6%) (Figuur 10).
9
100 90 80 70
klaslokaal
60
computerlokaal
50
bibliotheek
40
geen vaste plaats
30
elders
20 10 0 Gewoon basis
Buitengewoon basis
Figuur 9: Plaatsing van de computers in het basisonderwijs 100 90 80 70
klaslokaal
60
computerlokaal
50
bibliotheek
40
geen vaste plaats
30
elders
20 10 0 Gewoon secundair
Buitengewoon secundair
Figuur 10: Plaatsing van de computers in het secundair onderwijs
Netwerken en aansluiting op het internet In het gewoon basisonderwijs heeft gemiddeld 89,2% van de scholen een internetaansluiting, heeft 64,3% een eigen website en beschikt 51,2% over een intern netwerk. Om de internetverbinding tot stand te brengen wordt voornamelijk een ADSL-lijn gebruikt (59,6%) en een kabelverbinding (23,8%). In het buitengewoon basisonderwijs heeft gemiddeld 73,3% van de scholen een internetaansluiting, die ook hier grotendeels door een ADSL-lijn wordt gerealiseerd (60,2%).
10 In het buitengewoon basisonderwijs heeft 56,7% van de scholen een eigen website en beschikt 39,4% over een intern netwerk. Figuur 11 geeft een overzicht. 100 90 80 70 60
internet
50
website
40
intern netwerk
30 20 10 0 Gewoon basis
Buitengewoon basis
Figuur 11: Internetaansluiting, eigen website en intern netwerk in het basisonderwijs
In het gewoon secundair onderwijs hebben nagenoeg alle scholen een internetaansluiting (99,6%) en een eigen website (97,1%). 77,5% beschikt bovendien over een intern netwerk. In het buitengewoon secundair onderwijs beschikt 90,6% van de scholen over een internetaansluiting en heeft 65,6% een eigen website. 56,5% beschikt hier over een intern netwerk. Figuur 12 geeft een overzicht. Zowel in het gewoon als buitengewoon secundair onderwijs wordt de internetaansluiting voornamelijk (respectievelijk, 47,5% en 50,6%) door een ADSL verbinding.
11
100 90 80 70 60
internet
50
website
40
intern netwerk
30 20 10 0 Gewoon secundair
Buitengewoon secundair
Figuur 12: Internetaansluiting, eigen website en intern netwerk in het secundair onderwijs
Suggesties voor verdere bevragingen De PC/KD®- vragenlijst is een poging om de ICT-infrastructuur in de scholen in kaart te brengen. De vragenlijst geeft in die zin een zicht op een aantal feitelijk gegevens, zoals hoeveel PC’s er zijn, hoeveel scholen internetaansluiting hebben etc. Een groot tekort is echter dat deze bevraging niet toelaat om zicht te krijgen hoe ICT wordt gehanteerd tijdens de lessen. Ook in de “Beleidsevaluatie ICT in het onderwijs”, wordt aangehaald dat er nood is aan een meetsysteem en kwaliteitscontrole om de ICT-integratie in de leercontext te volgens. Om meer zicht te krijgen op dit gebruik zou men, naast het opvragen van de meer kwantitatieve gegevens, kunnen opteren om bijvoorbeeld over de duur van 10 jaar, telkens 1 extra aspect te bevragen, naast de inventarisatie van de ICT infrastructuur. Hierdoor behoudt men inzicht in de ICT-infrastructuur, gekoppeld aan een dieptestudie van een bepaald aspect. Men zou hiervoor een steekproef kunnen nemen, zonder rekening te houden met netten of groottes, aangezien de verschillen die hiertussen worden aangetroffen voor wat betreft de ICT-infrastructuur vrij klein zijn. Dit zou de steekproefgrootte aanzienlijk reduceren. Hierbij zou men het ene moment het didactisch gebruik van ICT kunnen nagaan door bijvoorbeeld observaties te doen in de scholen, interviews te doen met leerkrachten en de verschillende observaties / interviews te analyseren en met elkaar te vergelijken. Tegelijkertijd zou men kunnen nagaan wat de didactische expertise is van leerkrachten om ICT doeltreffend aan te wenden. Bij de daarop volgende bevraging (2 jaar later), zou men de focus kunnen leggen op de percepties van leerlingen, leerkrachten en
12 ouders van het gebruik van ICT voor leren. Na vier jaar zou men dan weer bijvoorbeeld ICT en kansengelijkheid nauwer kunnen bestuderen, of aandacht kunnen schenken aan de opvattingen van de directies / ICT-coördinatoren met betrekking tot motieven voor de invoering van ICT, het onderhoud van de ICT-infrastructuur en dergelijke. Dergelijke bevraging over een langere periode en met een kleinere steekproef laat toe om meer inzicht te krijgen in de kwaliteit van het ICT-gebruik ipv een loutere inventarisatie.