2-9-2015
OWWBEWEGINGSDIENST
SAMENVATTING BEVRAGING OBJECTIEF 17-21
VRAAG 1 DE BELEIDSSTRUCTUREN BINNEN OXFAM-WERELDWINKELS/OXFAM FAIR TRADE (OFTWW) ZIJN VERSLETEN.
Ons distributiemodel is sympathiek maar staat haaks op de realiteit van vandaag. Onze variabele openingsuren en beperkt assortiment, de hogere prijzen dan in de supermarkt, de meerkost om artikels te bestellen,... maken ons minder klantvriendelijk. We zouden dus baat hebben bij een soepelere verkoopsstructuur en een verkoopsbeleid dat sneller kan inspelen op ontwikkelingen. Oxfam moet dringend werk maken van de verbeterpunten maar vergeet hierbij niet: Keep it simple! Eerst en vooral stoten we op de opdeling OWW/OFT, die vertragend werkt en zorgt voor een logge, onoverzichtelijke beslissingsname. De energie die we nu verspillen aan de tijdrovende besluitvorming kunnen we beter besteden aan andere dingen. Het bestuur is verouderd, niet flexibel en niet altijd even professioneel o.a. fouten worden gemaakt, moeilijke communicatie of afhandeling van een probleem. Maar ook de winkels zijn intussen wat oubollig geworden en beperkt in hun aanbod. De beleidsstructuren mogen blijven maar we moeten meegaan met de tijd en commercieel denken binnen de fairtrade gedachte. Om de verkoop te stimuleren en meer jeugd naar de wereldwinkel te lokken is er nood aan meer nieuwe en verfrissende ideeën. Enkel klanten met sympathie voor wereldwinkel komen langs maar naarmate de oudere generatie verdwijnt, verdwijnen ook de klanten en vrijwilligers. Enerzijds nemen we een kijkje of de markt nog kan groeien en anderzijds moeten we nadenken hoe we nieuwe mensen kunnen bereiken? Ten tweede komen bij de maandelijkse fysieke algemene vergadering tal van hinderpalen kijken: vrijwilligers dienen hiervoor tijd vrij te maken of zich te verplaatsen voor een ‘droge’ ‘afstandelijke’ vergadering waar ze niet meteen zin in hebben. Geen enkele beleidsstructuur is perfect dus we kiezen niet resoluut voor een tabula rasa gezien dat meestal gepaard gaat met overgangsproblemen en kinderziekten. Een betere optie is de tekortkomingen ervan zoveel mogelijk trachten te remediëren en nadenken over alternatieven of aanvullingen. Laat de algemene vergadering, die voor een vzw trouwens wettelijk verplicht is, daarom bestaan als deel van de totale werking. Het belang 2
van representativiteit is niet te miskennen en bovendien werd de algemene vergadering tot hiertoe steeds goed voorbereid en was er de mogelijkheid om vragen te stellen en ruimte voor kritiek. We kijken wel uit hoe we door middel van andere manieren een frisse wind kunnen blazen in de beleidsstructuren. Denk digitaal, bijvoorbeeld de algemene vergadering op digitale wijze organiseren zonder fysieke aanwezigheid of het evolueren naar een webshop voor Oxfam Wereldwinkels. We behouden de zinvolle structuur maar gaan kijken hoe we de betrokkenheid van de vrijwilligers zowel kwalitatief als kwantitatief kunnen verhogen. Niet alle vrijwilligers hebben namelijk interesse in het beleid of weten er niet veel over en komen niet naar de evenementen, vergaderingen,... omdat ‘winkeltje’ spelen voor hen volstaat. Doorsnee vrijwilligers zijn te herkennen aan hun schommelende periodes van mogelijke tijdsinvestering en steken hun tijd liever niet in het worden van ‘specialist’ in de materie. Hieruit kunnen we opmaken dat de regio een rol zou kunnen spelen in het betrekken van de vrijwilligers. Oxfam schijnt namelijk ver te staan van de vrijwilliger en daarom blijft de band met de winkelmedewerkers een aandachtspunt. Ten tweede zou Oxfam meer open mogen staan tegenover nieuwe vormen van vrijwilligerswerk (éénmalig, korte periode,...) en open vormen van inspraak. Ondanks deze constatatie nemen we de democratische gedragenheid in acht en moet inspraak voor iedereen mogelijk zijn. De vraag rijst aan wie het stemrecht wordt toegekend? Wensen we dat beslissingen worden gedragen door alle individuele medewerkers dan dienen we stemrecht te geven aan ‘elke vrijwilliger afzonderlijk’. Dit kan ervoor zorgen dat de vrijwilliger zich meer betrokken voelt. Als kanttekening hierbij: elke stem is niet altijd even veel waard. Het zijn vaak dezelfde vrijwilligers die op de hoogte zijn van het reilen en zeilen van de organisatie waardoor steeds dezelfde enkeling bepaalt voor velen. Ten tweede houdt dit in dat we iedereen dienen uit te nodigen voor de algemene vergadering. Dit is organisatorisch niet haalbaar en veronderstelt een ‘ombouw’ van de organisatie. Een derde nuance die hier moet gemaakt worden betreft de verhouding van de individuele leden met de winkel. Dit brengt ons bij de optie van ‘proportioneel stemrecht per wereldwinkel’ waar rekening wordt gehouden met het verschil tussen de grote winkels en de kleine. Een groep is echter zo sterk als de zwakste schakel. Kleinere wereldwinkels, kunnen die goed mee? Als kleine winkels er zouden uitvallen, wat betekenen de grote dan nog? Daarom meer nood aan inzet om de kleine winkels sterker te maken zowel in de beweging als in de verkoop. Tenslotte is de huidige toestand, namelijk de keuze voor het ‘stemmen per winkelgroep’, misschien nog het meest aannemelijke. In groep komt een waardevolle discussie tot stand en kom je tot een genuanceerder standpunt omdat groepsleden elkaar kunnen controleren. Het bepalen van de standpunten als winkelgroep mildert de uitspraken van kommaneukers en zorgt voor samenhorigheidsgevoel en 'samen aan iets werken'. Voorwaarde voor het stemmen per winkelgroep: zorgen voor voldoende terugkoppeling naar de achterban en ruimte laten voor kritiek en bedenkingen. De vraag rijst ook hoe het stemmen zal verlopen? De fysieke algemene vergadering op basis van winkelgroepen blijft maar vullen we bijvoorbeeld aan met digitale consultaties. Digitale consultaties fungeren als interessante tussenstop: ze zijn een goed compromis tussen democratie binnen de beweging en 'besluitvaardigheid'. Deze digitale consultaties kunnen de agenda van de algemene vergadering helpen bepalen en mogen enkel bindend zijn als er een lange informatieronde aan vooraf ging. We kennen er eerder een adviserende functie aan toe dan dat we deze dezelfde waarde toekennen als de algemene vergadering. We dienen steeds waakzaam te blijven want digitale enquêtes zijn makkelijk te manipuleren. Belangrijk in het hele plaatje is dat de digitale consultaties worden uitgewerkt op maat van de Beweging. Niet puur digitaal 3
overschakelen want persoonlijk contact op events als het Fair Forum en de algemene vergadering worden als belangrijk ervaren. Ook rekening houden met de ‘oudere’ vrijwilligers. Hiernaast is in beslissingsprocessen ook het gebruik van sociale media een must, om besluitvorming sneller en interactiever te doen verlopen. Houd hier telkens het onderscheid tussen discussie en stemming in het achterhoofd. Bijvoorbeeld naast het vaste magazine een forum of platform aanbieden. Een voorgesteld amendement kan meteen met alle groepen gedeeld worden zodat er kan gereageerd worden en het amendement eventueel verder verfijnd wordt. Alles wat van onderuit kàn beslist worden laat je beter aan de basis gebeuren. Tenslotte zouden we, om tegemoet te komen aan de (des)interesse en mogelijkheden van de vrijwilliger, kunnen beroepen op specialisten voor de uitwerking van het beleid. Experten of representatieve commissies zouden een grotere stem mogen krijgen in het debat om voorbereidend werk te verrichten. Vrijwilligers zijn niet altijd voldoende op de hoogte en stemmen meer uit hun buikgevoel dan objectief. Met als gevolg dat ze vaak opteren om terug te gaan naar de situatie hoe ze was. Wel belangrijk om naast het benutten van expertise binnen de beweging ook voldoende externe experten te consulteren. De adviezen zijn ter informatie en zijn niet beslissend. Een bedenking bij het inschakelen van experts: je dreigt snel te vervallen in bindingen met het één of ander en experten van buitenaf hebben vaak een gebrek aan de nodige voeling. Plus als we het zelf doen hoeft het geen extra geld te kosten en blijft onze basisgedachte beter bewaard. Onafhankelijkheid is het belangrijkste in de hele werking van Oxfam zodat we kunnen blijven opkomen voor de kleine boeren! Daarom beter niet te veel commissies in het leven roepen, want des te meer werkgroepen, des te meer oeverloze discussies en des te minder wordt er actief iets gedaan of worden concrete besluiten genomen. Daarom kan het nuttig zijn om vooraf een bepaald beslissingstraject vast te leggen.
4
VRAAG 2 OXFAM WERELDWINKELS MOET ZELF VEEL ACTIEVER WORDEN IN HET ZUIDEN EN BV MEE INVESTEREN IN / EIGENAAR WORDEN VAN VERWERKINGSFABRIEKEN IN HET ZUIDEN.
We kunnen initiatieven in het Zuiden stimuleren door de boeren op verschillende manieren te ondersteunen. Dat kan in de vorm van financiële steun (middelen zoeken voor financieringsfonds en goedkope kredietverlening), deskundige steun (opleiding, ervaring uitwisselen) of praktische steun (logistiek, kadervorming, mensen sturen). Producenten uit het Zuiden moeten betrokken partij zijn en zélf activiteiten organiseren en daarvoor de verantwoordelijkheid dragen. We helpen hen op weg maar het initiatief en het beleid moet van het Zuiden komen. Belangrijk hierbij is dat de welomschreven doelstelling en/of duidelijk genoemde investering slechts voor een bepaalde tijd mag duren. De interne beslissingsmacht bij de projecten moet buiten Oxfam staan. We willen absoluut geen allures van een multinational uitlokken. Wat wel kan is bijvoorbeeld het doorvoeren van een kritische evaluatie of toezicht houden op partners door regelmatige ondersteuning van een specialist. Maar of we bevoegd zijn voor het toekennen van functies is dan weer een andere vraag. We krijgen een té grote invloed als ons meer inspraak wordt gegeven en dan komen we nauw in het vaarwater van eigenaarschap. Een ruime controle en direct eigenaarschap brengt de investeerder namelijk dichter bij de garantie dat de producten uit het Zuiden het fairtrade label waard zijn. Echter, in geval van eigenaarschap kan je niet meer van ‘partners’ spreken en gaan we de richting uit van paternalisme en zelfs neokolonialisme omdat het gevaar van winstbejag om de hoek loert. Het doel is tenslotte de emancipatie van het Zuiden. We wensen boeren daar een springplank bezorgen zodanig het Zuiden een evenwaardige partij kan worden. We moeten daar terplekke coöperaties opzetten en die versterken, de producten daar in waarde verhogen en daar inkomens genereren. Door bij de boeren meer ownership en onafhankelijkheid te creëren trachten we onszelf uiteindelijk overbodig te maken.
5
Er is nood aan een zuivere hulpverlening met geloof en vertrouwen in de knowhow en de werking van de mensen in het Zuiden. De kerntaak van Oxfam blijft: het Zuiden stimuleren en helpen een eigen business op te zetten. Of anders gezegd, “Schoenmaker, blijf bij je leest” en word niet té groot zodat je imago en je waarden goed bewaard blijven! Oxfam mag daarom niks opstarten in hun plaats. Oxfam kan beter verbindend werken door mee aan de kar te trekken zodat organisaties als Triodos, Alterfin en andere alternatieve financieringsbanken en -organisaties Oxfam hierin kunnen bijstaan. Onze organisatie OWWFT cumuleert echter nu al te veel functies: import apart van wereldwinkels, Oxfam-organisatie nog eens apart,.... We hebben helaas niet voldoende expertise om zoveel branches op te zetten. De grote boodschap luidt: samenwerken en projecten opzetten met andere organisaties zoals NGO’s, Oxfam International, de Europese fairtrade koepels, Trias... in plaats van alles zelf te willen doen. Anderen betrekken, in plaats van te concurreren, want vaak stellen deze organisaties hetzelfde doel voorop. Dat geeft ons tegelijkertijd de ruimte om meer in te zetten op sensibilisering, educatie en actie voeren. Onze partners in het zuiden zijn nog te weinig zichtbaar in de wereldwinkels. Ook het deel van de eerlijke handel dat uiteindelijk effectief terecht komt bij de producenten is niet visibel genoeg. Daarom bewustwording creëren bij de klanten door de korte keten in kaart te brengen. Anderzijds ook sensibiliseren in het Zuiden om ze ervan te overtuigen van een eerlijke handelseconomie. We moeten in het kader van deze vraagstelling de efficiëntie van onze winkelketen in vraag stellen. We vinden nu al moeilijk winkeliers om wat we kunnen goed te doen. Waar gaan we de mensen vinden om actief mee te werken aan projecten in het zuiden, deze te stimuleren en te controleren? OWW moet dus zeker actief blijven in het Zuiden om noden vast te stellen en hierop inspelen door partnerschappen aan te gaan. Investeren in verwerkingsfabrieken betekent middelen met een lange termijnkarakter ter beschikking stellen, wetende dat deze middelen even makkelijk moeten kunnen vrijgemaakt worden om andere, nieuwe partnerschappen te ondersteunen. OWW zou een soort crowdfunding kunnen faciliteren waarbij het publiek mee eigenaar wordt van een verwerkingsfabriek, met een toezichthoudende rol voor OWW. Of invoeren van equal pay trade in plaats van fairtrade?
6
VRAAG 3 WAT WE ZELF DOEN, DOEN WE BETER!
Oxfam is gelukkig geen bedrijf in moeilijkheden, maar blakert ook niet van gezondheid. Het is altijd vechten om uit de rode cijfers te blijven. Het is aan Oxfam om hier een evenwicht te vinden tussen het haalbare en het wenselijke. In een ideale wereld zou een volledige keten in eigen beheer fantastisch zijn, maar dat is niet realistisch noch haalbaar. Een mooi ideaalbeeld, maar het vraagt veel inspanningen. Het zou goed zijn om te beginnen met de hele keten van één of enkele producten, bijvoorbeeld chocolade, volledig te beheersen om aan te tonen dat het anders kàn en dan geleidelijk aan verder te gaan. We moeten de aankoop van fairtrade producten bij andere organisaties niet per sé afbouwen, noch puur investeren in producten waarvan we zelf de ketens in handen hebben. Wat we wel moeten doen, is eraan werken om de ketens die we zelf beheren zo transparant en zuiver mogelijk te maken, ook al betekent dit moeilijkere volumes of duurdere producten. Hier ontstaat echter de tweespalt: tegelijkertijd moet ook naar de goedkoopste oplossing gezocht worden, zodat het grootst mogelijke deel van de kostprijs naar de producenten gaat en dat de consumentenprijs ook niet té hoog wordt. Deze kosten kunnen o.a. geminimaliseerd worden door samen te werken met andere Oxfams en EFTA’s, ook internationaal. We moeten gebruik maken van de knowhow van de andere en ervaring uitwisselen. We moeten als grote Oxfam familie onze Oxfam collega’s, EFTA’s en andere fairtrade organisaties vertrouwen en kiezen om samen te werken en te differentiëren. We hebben tenslotte een gelijklopend doel voor ogen: streven naar rechtvaardige handel. Dankzij die verkiesbare samenwerking kunnen we ook producten van andere organisaties verkopen. Producten van 'anderen' verkopen is dus eerder een voordeel dan een nadeel omdat het toelaat ons aanbod te verruimen. We moeten niet te veel zelf willen doen, maar wel de producten waar we mee kunnen uitpakken versterken door te specialiseren. We moeten dus niet met meer hetzelfde gaan doen maar er van profiteren dat de andere ergens beter in is en op basis daarvan partnerschappen opzetten: L’union fait la force. 7
Deze strategische partnerschappen zijn zeer belangrijk. Als we teveel zelf willen doen, riskeren we ons te overstretchen. Met duidelijke criteria, vertrekkende vanuit onze missie en visie, hebben we een goede leidraad om onze doelstellingen te bewaken. We kunnen met andere fairtrade verspreiders samenwerken als we van hen transparante en zuivere ketens mogen verwachten. Dat wil zeggen dat ze moeten voldoen aan de (50%) fairtrade standaard. Dit is het absoluut minimum percentage dat in een product moet zitten vooraleer van fairtrade kan gesproken worden. Dit geldt voor zowel de samenstelling van het product, als de werkomstandigheden, de manier van telen,... Ook niet te vergeten in het hele plaatje is voldoende stroomlijning. Zorg dat er een goed zicht is op de volledige keten bij de ‘concurrentie’ alvorens structuren van samenwerking op te zetten. Samenvattend mogen we vertrouwen hebben in andere organisaties maar er tegelijkertijd niet te afhankelijk van worden. Het is inderdaad jammer dat ook binnen de fairtrade organisaties een soort concurrentie gaat spelen en dat handelaars in het Zuiden worden aangespoord om steeds meer te gaan produceren. Ze zouden beter in die mate produceren zodat zij er aanvaardbaar van kunnen leven. Er moet ook een afnamegarantie zijn op voorwaarde dat hun producten aan de afgesproken normen voldoen. We moeten tevens zoeken naar complementariteit door gelijkaardige productieketens samen te brengen en te zorgen voor een haalbaar aantal ketens. We kunnen het aantal ketens niet afbouwen, want daar worden de boeren het slachtoffer van. Er mogen echter niet te veel aanvoerketens zijn, want anders ontstaat er harde concurrentie en daar zijn - alweer - de boeren de dupe van. Een oplossing dat ervoor kan zorgen dat de 'kleinen' er niet uitvallen kan zijn door te investeren in plaatselijke verwerkingen!
8
VRAAG 4 LAAT ELKE WINKEL ZELF KIEZEN WAT ER IN HUN REKKEN LIGT.
De wereldwinkels zijn afzonderlijke entiteiten maar maken deel uit van de grote Oxfam werking. Oxfam staat voor een bepaalde filosofie. Het is dus logisch dat we het merk 'Oxfam Wereldwinkels' beschermen en waar mogelijk versterken. Het is goed om een gelijklopend aanbod te hebben, dat is opgebouwd vanuit de Oxfam principes. De kracht van retail –en franchiseketens ligt juist in een herkenbaar en uniform aanbod. Een eenvormig en goed onderbouwd aanbod stuurt een duidelijke boodschap en geeft blijk van een doordacht beleid. Door deze eenduidige positionering naar consumenten toe kan Oxfam naar buiten komen als een sterk merk. Anderzijds lijkt enige uniformiteit ook een waarborg te zijn voor een voldoende afzetmarkt van de boeren in het Zuiden waarmee afspraken werden gemaakt. Doordat OWW voor de klant een begrip is geworden gaat de klant er van uit dat hij overal hetzelfde kan vinden. Het is minder verwarrend en dus een grote meerwaarde als de klant weet dat hij in elke winkel een vast gamma kan vinden. In dat opzicht opteren we voor een 'basispakket’ dat voor alle winkels hetzelfde is en kan bepaald worden van ‘bovenaf’. Omdat onze voeding ook te verkrijgen is in grootwarenhuizen, bieden we beter nog een nevenassortiment aan in de wereldwinkels. Elke winkel kan dan inspelen op de lokale noden door het basisaanbod uit te breiden met bijvoorbeeld artisanaat, bio- of duurzame- of streekproducten. Hier wel oppassen dat door een (te) enge binding de eigenheid niet verloren gaat. Een minimum uniformiteit zetten we als streefdoel maar tegelijkertijd laten we marge aan de winkeliers die ervaringsdeskundige zijn. Bepaalde producten zijn streekafhankelijk en het zijn de winkeliers die het best kunnen inschatten wat (minder) goed verkoopt. Daarbij is er in het bepalen van het aanbod nu al een zekere variatie en dus vrijheid, rekening houdend met de capaciteit van de winkel. Om te bepalen of winkels zelf mogen kiezen wat er in de rekken komt te liggen wijzen we op het onderscheid tussen enerzijds grote winkels die meestal een grote oppervlakte hebben en voldoende omzet halen met een goed roulerende stock en waar het volledige assortiment (verplicht) aanwezig is. Anderzijds kleine winkels waar een beperkt assortiment aanwezig is, zodat zij minder moeten investeren en toch een goed roulerende stock kunnen onderhouden. De invulling en de leefbaarheid van de winkel hangt af van de plaats en doelstelling van de winkel. Een winkel in een winkelstraat moet de voorbijganger trekken terwijl een dorpswinkel eerder de fairtrade koper wil 9
trekken. Bijvoorbeeld: Naast de basiscollectie crafts die in het magazine verschijnt, en die zéker in de winkels moeten liggen, kan de winkel zelf beslissen over het aantal stuks dat wordt aangekocht. Daarnaast kan de winkel zelf beslissen welke producten (optie) zij nog aankoopt. Wanneer we de winkels die ruimte laten, beperken we het risico door goede afspraken te maken. In eerste instantie moeten de producten voldoen aan de fairtrade normen. Ook voor het aanbod van niet Oxfam fairtrade producten in de wereldwinkel zou een (controle)kader moeten bestaan waaraan de producten moeten voldoen. Een instructielijst met goedgekeurde partnerorganisaties waarmee lokale winkels mogen samenwerken en mogen aankopen kan ook nuttig zijn. Het is bij deze vraag ook interessant om enkele zaken vooraf te bekijken: Wat wenst de consument bij ons nog te kopen? Is de prijs/kwaliteit verhouding in evenwicht? Hoe zit het met de winstmarges van de lokale winkels? De specifieke capaciteit van de winkels? De kunde van de vrijwilligers om het aankoopbeleid te voeren? Willen we de vrijwilligers motiveren dan geven we beter meer verantwoordelijkheid en vertrouwen aan de winkels. Anderen zeggen dat de vrijwilligers hun inspraak al krijgen bij de winkelinrichting en in het omgaan met de lokale omgeving,... en dat een basisassortiment voor de vrijwilliger tevens dient als houvast. Geef winkels de middelen om uit te zoeken hoe ze het aangepast assortiment moeten aankopen. Schep mogelijkheden om van elkaar en van experts te leren en geef winkeliers de kans om nieuwe producten te leren kennen. Het kan een idee zijn om de nieuwe producten standaard gedurende een bepaalde periode aan te bieden en dan aan de hand van de verkoopcijfers per winkel bepalen of ze al dan niet in hun assortiment blijven. Om overschotten te voorkomen zou elke winkel telkens de mogelijkheid moeten hebben om een product niet langer aan te bieden. Het overaanbod trachten in te tomen kan door met een op=op principe te werken. Dit valt moeilijk te rijmen met de afnamegarantie die we beloven aan onze boeren in het Zuiden, maar voor lang houdbare producten en artisanaat is dit zeker het overwegen waard. We mogen niet vergeten dat we in de eerste plaats niet zozeer winkelier zijn maar deel uitmaken van een groter project. Door het assortiment globaal te gaan bekijken kunnen winkels onderling op elkaar afstemmen en zo hun voorraad beter beheren. Ook logistiek-gewijs is het hanteerbaarder om te kiezen voor een centraal aankoopbeleid. Ja tegen meer samenwerken met andere winkels in dezelfde regio door verpakkingen te splitsen of door producten (met vervaldatum) waar overschotten of tekorten van zijn onderling uit te wisselen. Of is er eventueel de mogelijkheid om in het algemeen te zorgen voor kleinere verpakkingen van minder roterende producten?
10
VRAAG 5 DE KERNTAAK VAN ONZE BEWEGING IS BELEIDSMENSEN BEÏNVLOEDEN. LATEN WE DE ANDERE ACTIVITEITEN DAN OOK STERK AFBOUWEN EN ONZE ENERGIE RICHTEN OP HET BELEID, OP INDIVIDUELE BEDRIJVEN, ENZ.
Oxfam heeft verschillende taken, waarvan beleidsbeïnvloeding er één is. Maar andere activiteiten zoals vorming, sensibilisering, mediacampagnes en verkoop zijn ook belangrijk. Het vertrouwd winkelmodel afbouwen lijkt soms logisch maar we moeten ons de vraag stellen of Oxfam dezelfde impact zal hebben indien de winkels wegvallen. Ze zijn een uithangbord, een voorbeeldfunctie en vormen een ontmoetingsplaats voor gelijkgezinden. Maar dienen ook als motivatie voor vrijwilligers om zich blijvend te engageren. Oxfam moet doen waar hij goed in is. Een juiste mix maken tussen mensen winnen voor het fairtrade verhaal enerzijds en het helpen van de partners door middel van beleidsbeïnvloeding en verkoop anderzijds. Kortom, we moeten leren een verband zien tussen ons gedrag als consument en het ideaal van rechtvaardige handel. Om beleid te beïnvloeden heb je nood aan goede argumenten en een breed draagvlak. Ideeën worden namelijk gedragen door de maatschappij. Het zijn tenslotte individuen die keuzes maken en de beleidsmakers kiezen. Door hen bewust te maken kunnen zij de verkozenen op hun beurt een zetje geven in de goede richting. Om druk te kunnen uitoefenen op het beleid moeten we daarom eerst invloed uitoefenen op de consument om dit draagvlak te creëren. Deze beweging moet groeien vanuit de samenleving zelf. Liever traag maar zeker: via de fairtrade gemeenten en onze werking in de scholen. Eventueel kunnen we nog andere organisaties aanspreken zoals universiteiten en hogescholen, woon- en zorgcentra. Daarnaast kan het uiteraard ook interessant zijn nog meer in de media te komen en op het politieke forum aanwezig te zijn. Ook de winkels zijn een prima instrument om een groot publiek te bereiken en mondeling te informeren, sensibiliseren en motiveren voor het concept van eerlijke handel. Er zou een soort ‘koopwijzer’ kunnen opgesteld worden om ons verhaal te illustreren. Laat de lokale wereldwinkels dus vooral plaatselijk sensibiliseren en laat het beïnvloeden van beleidsmensen over aan Nationaal. We moeten maar 11
kijken naar de beperkte mate waarin het huidige beleid de bedrijven toont dat ze het ook kunnen redden door keuzes te maken die te rijmen vallen met een zuivere keten. Daarom willen we eerst de mensen aan de basis voor ons verhaal winnen, om het beleid vervolgens automatisch mee te krijgen. Er moet duidelijkheid bestaan over wat precies wordt verstaan onder deze noemer ‘beleid’. Zijn dit politici, overheden, bedrijven, het middenveld,... Er kan bijvoorbeeld meer samengewerkt worden met bedrijven als afnemer van onze producten. Ofwel rechtstreeks ofwel via een cadeaubonsysteem. Het is ook sterk aan te raden om op voorhand de discussie te voeren over welk verhaal je beleidsmensen en bedrijven wil meegeven? De partners in het Zuiden moeten hierin als zelfredzaam eerder dan hulpbehoevend naar voren komen. We kunnen ons afvragen in welke mate de transparantie bewaard blijft bij de verkoop van Oxfams fairtrade producten in de supermarkten. De commerciële aanpak lijkt soms te vloeken met ons politiek en sensibiliserend werk. Doordat grootwarenhuizen nu ook fairtrade producten verkopen zullen de activiteiten vanzelf verschuiven. Het voeren van beleid moet daarom bovenal rijmen met Oxfams andere kerntaken. We hebben altijd de drie pijlers voorop gezet: actie, educatie en verkoop. Juist door deze specifieke werking dwingen we respect af bij beleidsmensen. Maar ook de grootte van de omzet bepaalt in welke mate er naar onze beleidsvoorstellen wordt geluisterd. Daarom is het een goed idee om samen te werken met Oxfam Solidariteit. Het beleid veranderen door lobbyen is een werk van lange adem. De boeren in het Zuiden hebben echter nú hulp nodig. Dit kunnen wij minder bieden als we onze andere activiteiten afbouwen. De kracht van Oxfam zal in de toekomst zeker liggen in het lobbyen: Oxfam als scheidsrechter in de Noord-Zuid match. Maar als we ons enkel gaan richten op beleid worden we een heel andere soort organisatie. Bovendien zijn er ook andere, meer daarop toegespitste organisaties die wegen op het beleid.
12
VRAAG 6 ELKE VRIJWILLIGER MOET EEN OPGELEIDE AMBASSADEUR ZIJN VAN ONZE STRIJD VOOR RECHTVAARDIGE HANDEL. EN DUS MOETEN WE VOORAL ENERGIE STOPPEN IN HET (INHOUDELIJK) VORMEN VAN DEZE VRIJWILLIGERS. ALLE ANDERE ZAKEN MOETEN DAARVOOR GAAN WIJKEN.
Door de veranderende context wordt ons verhaal steeds complexer. Het is belangrijk dat vrijwilligers goed gevormd zijn en weten waarvoor onze organisatie staat en dit ook in hun eigen woorden kunnen vertellen. Anderzijds ‘zijn we geen getuigen van Jehovah’. De vrijwilliger is het uithangbord dat onze boodschap duidelijk moet uitdragen. Willen we meer zijn dan een verkooppunt voor fairtrade producten dan moeten we daar sterk op inzetten. In dit opzicht is opleiding en vorming essentieel maar met mate. Het is belangrijk dat vrijwilligers regelmatig de kans krijgen om inzicht te krijgen in de inhoudelijke details van de strijd voor rechtvaardige handel. Aan de andere kant hoeven niet alle vrijwilligers vurige ambassadeurs te zijn die op de spreekwoordelijke barricaden staan. Naargelang de persoonlijke interesse, tijd en mogelijkheden van de vrijwilligers zullen sommigen zich met graagte verdiepen in de materie van eerlijke handel en inderdaad ambassadeurs zijn. Anderen dragen graag hun steentje bij zonder de behoefte om zich verder te verdiepen in de inhoudelijke details. De verkooppunten moeten tenslotte 'draaien’ omdat we een waardig inkomen willen geven aan de boeren in het Zuiden. Door fairtrade producten te verkopen zijn veel vrijwilligers al goed bezig. Voor sommige betrokken vrijwilligers is vorming zeer wenselijk, maar er moet ook plaats zijn voor mensen met een beperkter engagement. Vele van de vrijwillige medewerkers vinden het fairtrade verhaal van Oxfam belangrijk en kiezen wegens tijdsgebrek bewust voor een afgelijnde taak (Bvb. ‘winkeltje spelen’) maar hebben verder geen interesse om ‘expert’ te worden of voelen zich niet 13
goed in een ‘predikersrol’ op de vloer. Er moet dus plaats blijven voor wie slechts één keer of een paar uren per maand wil inspringen (Bvb. gepensioneerden). Houd er rekening mee dat de vrijwilliger ook op andere domeinen (werk, gezin, hobby’s,...) actief is en de tijd om vormingen te volgen daarom eerder beperkt is. Er moet rekening worden gehouden dat niet iedereen dezelfde interesses, capaciteiten of gedrevenheid heeft. Een ruim aanbod aan vorming is dus wenselijk maar niet iedereen zal er gebruik van maken. Maak van die vorming dus geen verplichting want dan haken medewerkers af of starten potentieel geïnteresseerden niet meer als vrijwilliger. Vrijwilligerswerk moet leuk blijven en in eerste instantie niet draaien rond de vormingen. We moeten het ‘politiek’ denken niet opdringen en mogen niet evolueren naar een elitaire vereniging. Alle vrijwilligers zijn waardevol voor de organisatie: iedereen uit de vrijwilligerspool kan op zijn manier ambassadeur zijn. Ook de poetshulp en de winkelbediende kunnen via hun enthousiasme de fairtrade boodschap uitdragen. Anderzijds is het zijn van een vrijwilliger niet geheel vrijblijvend. Natuurlijk zal iemand die niet weet waarvoor OWW staat zich doorgaans niet aanbieden als vrijwilliger. Plus, wanneer iemand interesse heeft in iets gaat hij zelf op zoek naar die vorming. Sommigen wijzen op een groot gebrek aan bewuste en gerichte coaching. Vrijwilligers hebben soms het gevoel dat ze op zichzelf zijn aangewezen of op de sympathie van een collega-vrijwilliger. Vele vrijwilligers voelen zich dus niet aangesproken of gesteund om opleidingen te volgen. We moeten de opleidingen dus meer op de vloer zien te krijgen met een diverse set van mogelijkheden: opleiding in de winkel zelf of via e-training; naast het magazine een inhoudelijk vormende infobrochure voor alle vrijwilligers; train the trainer waarbij vrijwilligers zélf opleiding geven; naar aanleiding van Fairtrade week één thema inhoudelijk goed uitwerken zodanig toch minstens twee maal per jaar een thema grondig belicht wordt. Maar ook naar aanleiding van acties, de keuze voor product en partner, actualiteit,... Ofwel dienen we gewoonweg een betere algemene begeleiding te voorzien voor vrijwilligers: Hoe ontvangen we vrijwilligers? Hoe gaan we ze opleiden? Hoe creëren we de juiste teamgeest? ...? Anderen merken op dat Nationaal heel wat energie steekt in vormingsinitiatieven maar dat deze niet steeds voor iedereen haalbaar zijn qua tijdstip of locatie. Op die manier heeft niet iedereen de kans om de aangeboden vorming te genieten. De vraag is dus eerder hoe je die vorming tot bij alle vrijwilligers krijgt? Ons verhaal moet tout court interessant genoeg zijn om mee aan de slag te gaan. We moeten het op een aantrekkelijke manier naar de Beweging brengen zodanig zij het zelf willen en kunnen verder vertellen. Daarom moeten we alles eenvoudiger en toegankelijker maken door eventueel te knippen in het assortiment en de thema’s. Het kan leuk zijn om ons verhaal te gaan vertalen op alle niveaus: per leeftijd, per moeilijkheidsgraad,... Maar ook eventueel het verhaal mee te delen via opiniestukken en campagnes. We kunnen de vormingen aanbieden in de mate de vrijwilliger daar interesse en/of behoefte voor/aan heeft. Maar elke vrijwilliger, zeker diegenen die in contact komen met de klant, moet op zijn minst een ‘lightversie’ volgen: over de kennis van de productieketen, de lokale projecten en de oorsprong van de producten. Winkeliers zijn net het moeilijkste publiek om te bereiken met de vormingen want de meerderheid ervan komt niet naar evenementen, vergaderingen, info-avonden,... Om dit probleem gedeeltelijk op te vangen kunnen de vormingen worden gegeven door consulenten meteen na of tijdens vergaderingen zodanig de tijdinvestering door de vrijwilliger op één (extra) moment gebeurd. Naast deze inhoudelijke vorming moet elke winkel over goede documentatie en educatieve activiteiten beschikken. Zo kan elke vrijwilliger indien nodig terug vallen op dit materiaal om de juiste boodschap te brengen. Meestal wordt in de praktijk weinig naar informatie gevraagd. De mensen die naar de wereldwinkel komen kennen het concept, ze zijn al overtuigd of goed op de hoogte. Ons imago zal al eens lijden onder acties of uitspraken van medewerkers met (te) weinig achtergrond, 14
maar alleen goed gevormde medewerkers toelaten is niet realistisch. Daarom zou het voor vrijwilligers wel goed zijn regelmatig inhoudelijke en eventueel commerciële (?) vormingen te volgen om steviger in de schoenen te staan bij kritische vragen en uitspraken van klanten. Het zou vrijwilligers mondiger kunnen maken en leren op een positieve manier om te gaan met dergelijke zaken. Zeker grote winkels moeten met betrekking tot productkennis enkele ‘expert’ vrijwilligers hebben. Bij kleine winkels moet er een basiskennis zijn van wat verkocht wordt. We kunnen bijvoorbeeld wel acties regionaal coördineren zodanig acties hoe dan ook opgemerkt en versterkt worden. Ook wanneer de vrijwilliger met slechts een basiskennis de actie niet tot in detail kan uitleggen. Ook het opentrekken van het beeld van vrijwilligerswerk kan hier een rol in spelen. We moeten weg van het concept winkel-medewerker en vrijwilligers aanspreken op hun engagement voor het Zuiden.
15
VRAAG 7 MET ONZE MISSIE VAN EERLIJKE HANDEL STAAN WE IN DE NGO WERELD VRIJ ALLEEN. ZEKER ALS WE ONZE UNIEKE INVULLING VAN EERLIJKE HANDEL NAAR VOOR SCHUIVEN. OFTWW MOET DAN OOK GEEN ENKEL COMPROMIS SLUITEN MET DERDEN, EN 100% VOOR ZIJN EIGEN VERHAAL GAAN. EN ZICH OOK ZO DURVEN POSITIONEREN? OOK AL BETEKENT DIT OPENLIJK AFSTAND NEMEN VAN ORGANISATIES DIE EEN ANDERE VORM VAN FAIR TRADE AANHANGEN.
We moeten bepalen wat onder ‘eerlijke handel’ en ‘fairtrade’ wordt verstaan! Bijvoorbeeld, minimum 50% van een product moet fairtrade zijn vooraleer het een fairtrade label kan krijgen. Spreken we enkel over Zuid of spreken we over zowel een betere eerlijke handel voor Noord als voor Zuid? We moeten opletten dat de boodschap van OWW niet verloren gaat. Dat doen we door ons te durven profileren en onze eigen identiteit na te streven binnen de waarden van onze missie. Zo zijn we geen meelopers maar échte uitschieters en vormen we een betere afspiegeling van een diverse en complexe maatschappij waarin we nu eenmaal leven. Tegelijkertijd mogen we organisaties die 16
een andere visie hebben maar aansluiten bij ons verhaal, niet links laten liggen. Vermits fairtrade nog niet vanzelfsprekend is en soms helemaal niet gebeurd moeten we samenwerken met andere organisaties. Deze duidelijke positionering hoeft dus niet noodzakelijk in conflict te zijn met anderen en sluit samenwerking niet uit. In de eerste plaats moeten we samenwerken met andere waardevolle organisaties die de fairtrade gedachte aanhangen. Maar ook met NGO’s en bio-organisaties gezien die meestal achter de fairtrade idee staan. Er moet vooraf een goede screening gebeuren naar de kwaliteitseisen rond hun fairtrade beleid. Zodat we met volle zekerheid een ethische speler kunnen zijn op de markt. We mogen niet denken dat we het zelf altijd beter kunnen. We moeten daarentegen open staan voor het verhaal van anderen, dan wordt het geheel boeiender en kunnen we meer mensen aanspreken om een draagvlak te creëren. Met gevolg dat de krachten worden gebundeld en je zo dus groter en sterker wordt. Zeker als die derden een werkwijze hebben die vergelijkbaar is met die van ons. Het gegeven dat je 100% achter je verhaal staat hoeft niet noodzakelijk te betekenen dat je geen compromissen kan sluiten. Het is net goed om samen te overleggen met organisaties met een gemeenschappelijk streefdoel over hoe fairtrade een betere invulling kan krijgen. Zo maken we gebruik van onze expertise om in lijn met ons verhaal op de ontwikkeling van standaarden van anderen te wegen. Ons ‘marktaandeel’ alleen is namelijk niet groot genoeg om op het beleid te wegen. Daarom opteren we voor een en-en verhaal waarin een duidelijke positie samenwerking soms zelfs gemakkelijker maakt. We zouden kunnen spreken van een ‘eenheid in verscheidenheid’ waarbij de eigenheid behouden blijft maar in dialoog wordt getreden, om zo van elkaar te leren. Zo kan het juist interessant zijn om de link te leggen met NGO’s die bijvoorbeeld werken rond de Millenniumdoelstellingen, het klimaatverhaal,... Fairtrade is geen zwartwit verhaal en er is maar één doelstelling: betere leef -en werkomstandigheden voor de boeren in het Zuiden. Daarom zijn alle manieren om dat doel te verwezenlijken welkom, en moeten we alle stappen in de goede richting toejuichen. Sommige grote ondernemingen zouden beter minder uitpakken met een sympathiek project, maar gewoon over de gehele lijn wat duurzamer en humaner werken. Ook bij ons is lang niet alles clean. We moeten dus elkaar niet tegenwerken en initiatieven van partners aanmoedigen want elke vorm van fairtrade kan zinvol zijn (‘Beter een beetje fairtrade dan geen fairtrade?’). Bovendien zijn er vele wegen naar een faire wereld en op lange termijn is coalities sluiten misschien de enige mogelijkheid om die eerlijke handel vol te houden en te verdedigen. Samenwerking moet altijd mogelijk zijn zonder ons verhaal te verloochenen. Fairtrade mag geen schaamlapje zijn of dienen als windowdressing. Zoniet is er de vrees om te verzeilen in een vorm van ‘light fairtrade’ dat geen optie is net nu de wereldwinkels zo zichtbaar zijn. Daarom is een duidelijke en afgestemde communicatie hieromtrent wel nodig. Fairtrade dreigt al te vaak een containerbegrip te worden, waardoor de doelstellingen van Oxfam worden uitgehold. Als we het niet eens zijn met de werking of interpretaties van andere organisaties moeten we daarvoor openlijk durven uitkomen.
17
VRAAG 8 DUURZAAMHEID ZIT IN ONS DNA. MAAR WE SPELEN DAT VEEL TE WEINIG UIT ALS VERKOOPARGUMENT AANGEZIEN WE DE NADRUK LEGGEN OP ONS (VEEL ENGERE) FAIR TRADE VERHAAL. OFTWW MOET ZICH ZO SNEL MOGELIJK EN ZO STERK MOGELIJK PROFILEREN ROND DUURZAAMHEID EN TRANSITIE (BREED) EN DIT IN DE MARKT ZETTEN.
Duurzaamheid zit helemaal in de tijdsgeest o.a. Bio, transitiegroepen, duurzame mobiliteit,... en begint eindelijk wat weerklank te krijgen waardoor we daar nú op moeten inspelen. De wereld zal naar meer duurzaamheid moeten evolueren doordat de aardvoorraden uitgeput raken omdat deze over miljarden mensen verdeeld worden. Duurzaamheid moet hoog in het vaandel worden gedragen en zou de wereldwinkels zeker ten goede komen. Het gaat echter te ver om duurzaamheid als uniek uitgangspunt te nemen. Qua missie en identiteit kunnen we beter bij onze unique selling proposition blijven: eerlijke handel want de fairtrade boodschap is volgens velen nog steeds de kernboodschap. De unieke identiteit van Oxfam dreigt anders verloren te gaan omdat heel veel organisaties de kaart van duurzaamheid trekken. Het is wel goed dat we het eerlijk handelsconcept al kunnen plaatsen binnen een breder kader van duurzaamheid. Oxfam staat dus voor een reële uitdaging. De uitdaging bestaat erin om binnen de veranderende context het duurzaamheidsverhaal samen te brengen met eerlijke handel en te bewijzen dat die twee hand in hand gaan. Deze ‘duurzaamheid’ is echter geen eenduidig begrip. We moeten ons bewust zijn dat de termen ‘ecologisch’, ‘biologisch’ en ‘derde wereld’ niet tegenstrijdig zijn maar wel 18
verschillend. Duurzaamheid heeft immers niet enkel met het ecologische te maken, maar ook met sociale en economische factoren. Bijvoorbeeld partners in het Zuiden lokaal en op een duurzame manier op weg helpen. We moeten hiermee uitpakken en weerwerk bieden tegen het eng geformuleerde idee van ‘voedselkilometers’. Het is belangrijk om deze maatschappelijke evoluties te communiceren naar onze klanten en partners: aan de binnenkant van onze verpakking, naar aanleiding van acties meer reclame op de radio en televisie in plaats van de folders die niemand leest,... Door bijkomend in de kijker zetten hoe de keten van de producten er precies uit ziet kan je zorgen voor duidelijkheid en transparantie. De klant koopt echter niet altijd omwille van de duurzaamheid of fairtrade label van het product maar gewoon omdat het product mooi of lekker is. Het is tevens onze taak om in onze communicatie de link te leggen met het fairtrade verhaal en de voetafdruk in het Zuiden. Omdat we een breed publiek willen aanspreken, waaronder de jeugd, moet Oxfam beide waarden naar voren schuiven. Een duurzame ontwikkeling is misschien wel de meest logische keuze en biedt misschien de beste garantie op eerlijke handel. Fairtrade is op zichzelf al een duurzaam verhaal. Dus eerlijke handel moet sowieso samen gaan met duurzaamheid. We vragen ons hierbij af of Oxfam die duurzaamheid op alle vlakken kan claimen? We verkopen wel duurzame producten en de partners gebruiken agro-ecologische teelmethoden of zijn biologisch gecertificeerd,... Anderzijds kan de kwaliteit van de producten vaak beter. We kunnen een controle inlassen die hier op toeziet. Er is ook nog veel werk op vlak van hergebruik van materialen. We krijgen te veel producten binnen die we kort erna moeten weggooien. Lever dus kokers voor het zenden van affiches, laat winkels affiches enkel bestellen als ze nodig zijn en heb meer aandacht voor de verpakkingen zoals het terugnemen van flessen, het verkopen van losse rijst,... We hebben ook veel producten die niet echt gezond te noemen zijn zoals suiker in snoep, frisdrank,... Ook opvallend is onze grote ecologische voetafdruk aan het eind van de keten: transportkilometers, verpakkingen, winkelconcept,... We zijn uit respect voor de klant en de boeren zo duurzaam mogelijk maar doorstaan de duurzaamheidstest niet, juist doordat we producten van het Zuiden naar hier vervoeren. Ofwel moeten we de producenten reeds in het Zuiden wijzen op duurzaamheid als levervoorwaarde ofwel opteren voor meer producten uit het Noorden. Een idee is om een lokale fairtrade hoek te voorzien in de winkels voor producten van lokale boeren en anderen die duurzaam denken o.a. boeren, tuiniers, fruitkwekers, voedselteams, ecologische zelfoogst tuinen, korte keten,... want eerlijke handel begint tenslotte bij eerlijke producenten en distributeurs. Maar ook samenwerken op lokaal niveau want ons aanbod is beperkt, bijvoorbeeld werken rond kookworkshops, week van de smaak,... Duurzaamheid moet en kan meer naar voren komen maar daarin zijn we al op vooruit gegaan. Het is in de eerste plaats aan de transitiebewegingen die werken rond duurzaamheid om het denken over te nemen. Dankzij de kennis en ervaring van Oxfam bieden wij een antwoord op het duurzaamheidsverhaal over de mondiale handel. Iets wat de transitiebeweging al eens durft te vergeten omdat ze te veel focust op het lokale gebeuren. Door nationaal en internationaal samen te werken met producenten en gelijkgestemde organisaties wil Oxfam wereldwinkels een brede beweging uitbouwen die ijvert voor een andere, duurzame wereld. We verschillen in ons aanbod duidelijk van grote ketens en klanten zijn gecharmeerd door ons ‘andere’ aanbod. Als we dit ‘andere’ kunnen koppelen aan duurzaamheid en dit op een positieve manier naar de klant kunnen overbrengen zijn we goed bezig. We moeten duurzaamheid dus uiten vanuit het fairtrade verhaal. Daarnaast moeten we ook andere initiatieven steunen, maar de invulling van duurzaamheid zit eigenlijk net in die fairtrade gedachte.
19
VRAAG 9 EEN WERELDWINKEL, DAT IS EEN MODEL UIT DE VORIGE EEUW. ONS HANDELINGSMODEL DAT OPGEBOUWD IS ROND DIE KLEINE LOKALE WINKELS MOETEN WE ZO LANG MOGELIJK BEHOUDEN? MAAR TEVENS MOETEN WE VERSNELD OP ZOEK NAAR ANDERE ATTRACTIEVE, TOEKOMSTGERICHTE HANDELINGSMODELLEN ROND (EERLIJKE) HANDEL. LAAT ONS DAAROVER ZO SNEL MOGELIJK BRAINSTORMEN, LAAT ONS ZO SNEL MOGELIJK EXPERIMENTEREN (LOKAAL, NATIONAAL) EN DAT ALLEMAAL ZONDER ENIG TABOE.
Wereldwinkels lijken ouderwets maar blijven een jong en modern publiek aantrekken. Ondanks het (goedkopere) aanbod van de OWW producten in grootwarenhuizen blijven veel mensen liefst naar de wereldwinkel komen. De lokale winkels zijn gekend en nodig en blijven de grootste troef van onze ‘bewegingsorganisatie’. We mogen namelijk niet vergeten dat OWW één van de meest succesvolle organisaties is voor solidariteit in het Zuiden.
20
Het is interessant om te kijken naar de praktijk. Wat wijst de praktijk uit? Concentreren we ons te veel op het open houden van de lokale winkel? Heeft grootverbruik in de grootwarenhuizen tot een hoger verkoopcijfer geleid? We moeten voor onszelf bepalen of we meer handelsgericht willen werken via de winkel of eerder educatie nemen als drijfveer? Gaat het grote bereik via het internet ten koste van de ‘beweging’ in de lokale wereldwinkel? Met als gevolg dat de distributie moet professionaliseren en het vrijwilligerswerk overbodig dreigt te worden? Het behoud van lokale wereldwinkels als verkooppunt moet blijven. Zeker ‘op den buiten’ vanwege het belang dat daar wordt gehecht aan sociaal contact en het verhaal achter de producten. Plaatselijke gemotiveerde vrijwilligers zetten blijkbaar aan tot een grotere verkoop van fairtrade producten. Maar ook in het kader van duurzaamheid en als uithangbord van Oxfam zijn de winkels waardevol. Ons verhaal is niet enkel dat van de winkel, maar via dat kanaal kunnen we het wel naar buiten brengen. De boodschap gaat verloren bij grootwarenhuizen en dat is nu net waar we onze klanten mee binden. Acties om vaste klanten te belonen mogen daarom ook wel eens naar voren komen en dit bijvoorbeeld in de vorm van een klantenkaart. Maar ook acties gericht op studenten via het gebruik van een studentenkaart. Ook onderlinge samenwerking of het samenvoegen van buurtwinkels tot een attractievere winkel kan de slagkracht ten goede komen. Er zouden intern meer samenwerkingsverbanden kunnen zijn en we zouden op zoek moeten durven gaan naar externe alternatieven. Lokale winkels geraken terug ‘in’, als ze tenminste goed bedacht zijn en een kans krijgen om te groeien. Meer regionale sturing (zelfde etalage, affiches, advertenties, campagnes,...) zou ervoor zorgen dat vrijwilligers tijd kunnen spenderen aan het uitdragen van de boodschap. Bijvoorbeeld: lokaal inspelen op het cultureel leven, afhaaldienst en thuislevering, fairtrade op het werk, school, sportevents, een eigen stand in de lokale supermarkt, het concept van de fairtrade gemeente en fairtrade bedrijf. Ook scholenwerking op een fairtrade school blijft zeer belangrijk. Wereldwinkels in secundaire scholen, hogescholen en universiteiten meer uitbouwen om de jeugd via deze weg warm te maken voor eerlijke handel. Het blijft echter moeilijk iets voor meerdere jaren op te bouwen. Alles is afhankelijk van de leerkracht en de leerlingen die zich dit persoonlijk aantrekken. In kleine gemeenten is het soms beter om tijdelijke acties te doen op scholen zoals een chocoladeverkoop. Het is in dat kader misschien een leuk alternatief of aanvulling om de wereldwinkel te zien als een kern van kritisch maatschappelijk denken, eerder dan als een verkooppunt voor eerlijke producten. De markt voor fairtrade heeft zijn grenzen, maar voor sensibilisering en actie voeren is nog veel ruimte. Zorgen voor aanwezigheid in het straatbeeld door: Fairtrade meer bekend maken via lezers van tijdschriften, een Oxfam campagne houden met voordrachten in de bibliotheek van een centrumstad,... We kijken toch naar aanvullende manieren om de huidige infrastructuur van de ‘wereldwinkel speciaalzaak’ beter uit te baten en het klassieke winkelmodel een jonger imago te geven. Een fairtrade supermarkt (Bvb. samenwerken met Colruyt) openen kan een goed initiatief zijn op voorwaarde dat er eenheidsprijzen gehanteerd worden en dat bepaalde producten, bijvoorbeeld het artisanaat, voorbehouden blijft voor de eigen wereldwinkels. Minder drastisch is het herbekijken van de openingsuren en met een inzetbare pool vrijwilligers gedurende één maand alle winkels fulltime openen om te zien wat dat geeft. Andere ideeën zijn: het inrichten van een fairtrade koffie –of leeshoekje in de wereldwinkel, het opstarten van een pop-up shop, een of mobiel markt –of festivalkraam met wisselende staanplaatsen, automaten plaatsen in openbare gebouwen, scholen en stations, complementair samenwerken met andere organisaties zoals Oxfam Solidariteit, maar ook tweedehands kledingzaken en NGO’s als Unicef en 11.11.11, de verkoop aan scholen, ziekenhuizen, rusthuizen en bedrijven stimuleren, het fairtrade gamma uitbreiden voor horecazaken en hun 21
producten online laten bestellen plus ook levering voorzien, een wereldwinkelpakket als geboortegeschenk om ‘de nieuwe wereldburger’ te verwelkomen op aarde. Als organisatie moeten we altijd op zoek gaan naar de beste manieren om onze doelstellingen en visie te realiseren. Tevens moeten we voldoende schwung hebben om OWW te kunnen doorgeven aan de volgende generaties. Niet dat het thema ‘eerlijke handel’ of het wereldwinkelconcept oubollig is. Voor jongeren is het gewoon niet evident om zich aan te sluiten bij een organisatie met een hoge graad van ‘oma- en opa- cultuur’. Als we dit kunnen aanboren door met nieuwe concepten te werken, moeten we dat zeker doen. We moeten durven experimenteren met verkoopkanalen die nú trendy zijn, bijvoorbeeld online shopping. We mogen de boot van een OWW webshop niet missen of kunnen ervoor kiezen om met fairtrade afhaalpunten te werken naast de bestaande winkels. Dit in samenwerking met gelijkgezinde organisaties als kringwinkels, Made by Oya, stations, sociale restaurants of sociale economieprojecten,... Op die manier kan de klant zijn bestelling afhalen op een moment dat het past en hoeft men zich niet per sé naar een niet altijd vlot bereikbare wereldwinkel te snellen. Zo kunnen beide modellen naast elkaar bestaan: enerzijds hopen we meer jonge mensen aan te spreken en fairtrade aankopen te motiveren anderzijds. Herkenbaarheid en aanwezigheid op events, scholen en festivals moet ons tot een vanzelfsprekendheid maken. De nadruk hierbij blijven leggen op de eigenheid, kleinschaligheid en duurzaamheid. Het is daarnaast ook aan te bevelen om een kijkje te nemen naar gebruikte modellen en strategieën bij wereldwinkels in onze buurlanden. Bijvoorbeeld in de UK waar alle wereldwinkels gesloten werden omdat er volledig is over gegaan op verkoop in warenhuizen, bedrijven, horeca e.d. waardoor vrijwilligers konden ingezet worden op actie voeren. Dit was aanvankelijk een gedurfde zet maar het heeft zijn charmes dat je ergens een koffie besteld waarvan de koffie en suiker fairtrade zijn en de melk van bij de lokale boer komt.
22
VRAAG 10 OFTWW MAG ZICH NIET LANGER OPSLUITEN IN HET VERHAAL ROND EERLIJKE HANDEL EN MOET VAN SINGLE PURPOSE ORGANISATIE OVERGAAN NAAR EEN BREDER VERHAAL VAN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING. DAARBIJ KAN HANDEL NOG EEN BELANGRIJK MAAR NIET HET ENIGE SPEERPUNT VOOR ONTWIKKELING ZIJN.
Een breder verhaal van ontwikkelingssamenwerking mag zolang er geen concurrentie komt met andere organisaties. Anderzijds kan te veel hooi op de vork nemen, ertoe leiden dat de uniciteit van Oxfam verloren gaat en dat er nog weinig resultaat wordt bereikt. Fairtrade is een duidelijk begrip: het staat voor een andere manier van handelen en we moeten dit duidelijk als mission statement blijven uitdragen. Eerlijke handel blijft een belangrijke hefboom en spreekt veel mensen aan. Het toont de waardigheid en de kracht van de mensen in het Zuiden. Heel wat landen blijven afgesloten van economische ontwikkeling. Economische ontwikkeling kan pas duurzaam zijn als het tegen een goede prijs gebeurd. Dit verhaal brengt ook 11.11.11 en de Schone Kleren Campagne. Maar dit verhaal moet eveneens op economisch en politiek vlak gebracht worden en niet alleen binnen de boerengroepen. Oxfam blijft beter bij haar duidelijk handelsverhaal gezien er al voldoende NGO’s werken in het veld van de ontwikkelingssamenwerking. We mogen niet opgaan in de versnippering onder de NGO’s omdat mensen zich vragen gaan stellen bij de talrijke, elkaar overlappende organisaties. Deze organisaties wordt wel eens een ‘besmet’ imago toegeschreven. 23
De eerlijke en simpele fairtrade boodschap van OFTWW daarentegen is een verademing in het woud van ontwikkelingssamenwerkingen en schept duidelijkheid voor de ‘gewone’ man in de straat. Dat neemt niet weg dat we voor bepaalde zaken veel beter partnerships kunnen aangaan met andere NGO’s. We moeten aansluiting zoeken met andere organisaties, maar zoveel mogelijk vanuit ons verhaal rond eerlijke handel. Waar wij minder betrokken zijn, laten we andere organisaties beter het voortouw nemen. Samen werken met andere NGO’s, in binnen -en buitenland, kan ervoor zorgen dat de boodschap nog duidelijker wordt! We mogen niet blind blijven voor het bredere verhaal waarbinnen eerlijke handel een belangrijk aspect blijft. We moeten dus een open geest hebben maar ons blijven focussen op eerlijke handel. Ontwikkelingssamenwerking gaat over meer dan handel alleen, eerlijke handel is slechts één aspect voor duurzame ontwikkeling van onze partners. Andere aspecten zoals landbouw, onderwijs en gezondheidszorg zijn ook belangrijk. Andere organisaties kunnen andere aspecten van de ontwikkeling op zich nemen. Het is sterk aan te raden met hen geregeld acties te ondernemen op vlakken waar raakpunten zijn.
24
VRAAG 11 OFTWW MAG ZICH NIET LANGER ENKEL BEZIG HOUDEN MET ONRECHTVAARDIGHEDEN BINNEN DE N-Z HANDELSKETEN? MAAR MOET ZIJN VERONTWAARDIGING UITSCHREEUWEN OVER DE ONRECHTVAARDIGHEDEN IN HANDEL TOUT COURT. N-Z, Z-Z, N-N, Z-Z.
Oxfam is een Noord-Zuid vereniging. Het is logisch dat wij in het navolgen van ons uitgangpunt ook stoten op andere onrechtvaardigheden en die mee gaan betrekken. Door onrecht in andere handelsovereenkomsten aan te klagen, zal dit naar de Noord-Zuid handel een positieve invloed hebben. Maar we moeten vooral een duidelijke boodschap brengen. Er moet rekening gehouden worden met de eigen identiteit en met de draagkracht van de organisatie. Onze klemtoon moet liggen op eerlijke handel in het Zuiden, zonder daarbij de ogen te sluiten voor de problematiek in het Noorden. Ook in het Noorden zijn kleine, familiale producenten het slachtoffer van de globalisering en grote multinationals. De kleine ambachtsman in het Noorden moet meer ondersteund worden en daarbij mag duurzaamheid niet uit het oog verloren worden. De rol van de wereldwinkel is hierbij groot, je kan gerust zijn dat je een fair product aanschaft. Eerlijke handel kent geen grenzen en moet overal zijn. Onze aanklacht rond oneerlijke wereldhandel mag zich bijgevolg niet beperken tot de oneerlijkheden in de geografische zone Noord-Zuid. Dezelfde mechanismen spelen in Noord als in Zuid. Het herkennen van deze parallellen in onze wereld is een vorm van solidariteit. Het is belangrijk dat OFTWW de gevolgen van de onrechtvaardigheden binnen internationale handel benadrukt. Het onrecht in de handelsrelaties is een wereldwijd fenomeen dat meer aandacht moet krijgen. Hoe meer wordt geduid op onrechtvaardigheid in de handel, hoe meer mensen het belang van een eerlijke prijs erkennen. We dienen bewust consequente keuzes te maken bij elke aankoop van 25
producten en moeten indien mogelijk voorrang geven aan lokale producten. Helaas is het een langzaam proces om onrechtvaardigheid te bestrijden. Doordat die onrechtvaardigheden in handel samen hangen, moeten we ze allemaal benoemen. Door nieuwe partners te zoeken kan het verhaal meer open getrokken worden. De boodschap is daarom dat NGO’s elkaar de handen toereiken en hun expertise delen. We opteren voor samenwerking met andere organisaties waarmee we aansluiting vinden. Organisaties moeten niet alles zelf willen doen. Het gevaar bij een bredere focus is dat je op andermans terrein terecht komt. Beter zou zijn dat alle organisaties elk een (andere) corebusiness hebben en elkaar vervolgens helpen. Op die manier kan een groter netwerk worden opgesteld: ofwel specialiseren op geografisch vlak ofwel op basis van competenties. Uiteraard kunnen we de problemen en invloed wereldwijd niet langer negeren omdat onrechtvaardigheden zich niet beperken tot Noord-Zuid relaties. Ondanks dat het verhaal NoordZuid al ingewikkeld en uitdagend genoeg is, blijft de vraag of het de taak is van OWW om de algemene onrechtvaardigheden in de handel te bekampen. Dit is een strategische keuze die door Oxfam moet worden gemaakt. Hoe breder we gaan hoe minder nauwkeurig onze informatie en hoe moeilijker het wordt om dit te laten verdedigen door onze vrijwilligers. Als het te groot wordt zouden we in een toestand kunnen belanden waar we het bos niet meer door de bomen zien. De NoordNoord handel is bovendien een totaal andere situatie. Laat dus andere organisaties de situatie in het Noorden aanklagen. De boeren in het Noorden hebben het ook moeilijk maar ze hebben nog altijd meer middelen en vrijheid om onrechtvaardigheden aan te pakken dan in het Zuiden waar er ook vaak oorlog heerst of gebrek is aan sociale zekerheid, communicatiemiddelen, transport,.. en waar onderdrukking heerst. De kwetsbare boeren in het Zuiden kunnen vanuit hun positie geen grip krijgen op de oneerlijke handelsketen en weinig tot niets afdwingen. Daarom heeft het Zuiden OFTWW nodig en leggen wij als organisatie beter de klemtoon op het Zuiden. Ja er zijn misschien meer organisaties actief bezig rond de onrechtvaardigheden voor de boeren in het Noorden maar aan de andere kant verdienen de boeren nu nog steeds even weinig voor hun aardappelen als pakweg 40 jaar geleden.
26
VRAAG 12 OFTWW MOET ZO SNEL MOGELIJK Z'N GAMMA VERRUIMEN EN NAAST FAIR TRADE ZUIDPRODUCTEN OOK EUROPESE PRODUCTEN VAN EERLIJKE HANDEL VERKOPEN IN ZIJN WINKELS. EN LIEFST OOK NOG EEN RUIM ASSORTIMENT VAN ANDERE DUURZAME PRODUCTEN.
Enerzijds moeten we onze visie aanhouden en anderzijds moeten we realistisch blijven. Het is niet eenvoudig om op deze slappe koord te dansen. Liever opteren voor een winkel met producten uit het Zuiden maar in het denken en de gesprekken al rekening houden met de veranderende situatie in het Noorden. Ons uitgangspunt is en blijft fairtrade, bij voorkeur met partners in het Zuiden. Onze specialiteit moet het zuiden blijven omdat boeren in het Zuiden minder spreekbuizen hebben dan pakweg boeren in Europa. Andere regio’s sluiten we beter niet uit maar hier moeten we nagaan of het huidig aanbod inderdaad te beperkt is en kijken naar de algemene haalbaarheid. Hier dringt de nood aan een degelijke consultatieronde door bijvoorbeeld te kijken hoe dat nu is voor de doorsneewinkel! Als we een speciaalzaak van fairtrade willen zijn moeten we het aandurven ook andere producten van eerlijke handel te verkopen. Indien de winkelruimte of het kapitaal van de winkel het niet toelaat houden we het in de eerste plaats bij fairtrade producten uit het Zuiden. In geval van verruiming van het gamma moet het aanbod beheersbaar blijven en aan die bepaalde criteria voldoen. Maar dan moeten we als fairtrade speciaalzaak eerst ons verhaal van eerlijke handel uitbreiden. Zolang je dat niet doet, zal het toelaten van deze andere producten het verhaal juist verzwakken. Het is mogelijk de aandacht en betrokkenheid van een ruimer publiek los te maken en de leefbaarheid van de wereldwinkels te vergroten door eerlijke lokale producten te verkopen. Maar het streven naar een zo breed mogelijk assortiment moet niet voorop staan (beter kleinschalig blijven). Onze winkels moeten 27
niet meer ‘winkel’ worden, maar eerder lokale actiekernen. De doelen blijven: bewustmaking, opvoeding én het ondersteunen van waardevolle initiatieven ginds in het Zuiden en ook hier in het Noorden. Verruimen naar eerlijke producten is zeker een goed idee maar andere duurzame producten verkopen die geen fairtrade zijn raden we af om voldoende focus te houden. Als er natuurlijk een logische link kan worden gelegd met duurzame producten is het zinvol om die te integreren. De combinatie fairtrade en duurzaamheid zal hier sterk gaan spelen. Duurzame producten zijn misschien wel de meest ‘eerlijke’ omwille van de lage(re) milieu –en sociale impact. Het hangt er natuurlijk van af hoe een duurzaam product wordt gedefinieerd. Duurzaam kan worden ingevuld als ‘korte keten’ maar dan heb je natuurlijk niet in alle wereldwinkels dezelfde producten. Mensen stimuleren om de korte keten te gebruiken en bij de lokale boer te kopen. We moeten er vooral voor zorgen dat het werkbaar blijft voor een vrijwilligersbeweging. Als we te groot worden hebben we dan nog genoeg vrijwilligers om het allemaal waar te maken? Als wij willen dat Colruyt bijvoorbeeld ons assortiment aanbiedt, dan kunnen wij even goed zelf een grotere winkel uitbaten met een verruimd assortiment (bvb. bio en duurzaam). We moeten dus streven naar meer samengestelde producten waarbij een belangrijk deel van de producten uit het Zuiden komt, maar de rest vooral halen bij eerlijke handelsproducenten in het Noorden. In eerste instantie maken we ónze producten best zo eerlijk mogelijk en indien de ingrediënten uit het Zuiden komen moét je ze hier kunnen kopen binnen gestelde criteria. Ook naar het grote publiek is deze boodschap duidelijk.
28
VRAAG 13 WE SPELEN ONZE UNIEKE PLAATS ALS VRIJWILLIGERSORGANISATIE VEEL TE WEINIG UIT ALS VERKOOPARGUMENT. WE MOETEN DIT VEEL DUIDELIJKER IN DE VERF DURVEN ZETTEN AANGEZIEN DIT VOOR VEEL VAN ONZE (POTENTIËLE) KLANTEN EEN EXTRA REDEN IS OM TOT IN DE OXFAM WERELDWINKEL TE KOMEN.
We kunnen ons de vraag stellen of dit iets toevoegt aan ons verhaal. Veel klanten weten niet dat Oxfam een zuivere vrijwilligersorganisatie is. Tegelijk is het al veel te zichtbaar dat we met vrijwilligers werken en dit brengt soms al eens een weinig professionele verkoop tot stand. Er is nog heel wat werk om de vrijwilligers echt in de drivers seat te krijgen (cfr. betrokkenheid). Het is niet gemakkelijk om de werking tussen de vrijwilligers optimaal te laten verlopen doordat sommige vrijwilligers eerder sporadisch komen. Als we dit duidelijk maken aan onze (potentiële) klanten hebben zij misschien meer begrip voor bepaalde zaken zoals verschillende winkeluren tussen de winkels onderling, het niet steeds op de hoogte zijn van bepaalde winkelweetjes of acties,... Klanten komen niet bij ons kopen omdat we met vrijwilligers werken maar wel omdat: de producten er goed uit zien, ze eerlijk en kwaliteitsvol zijn en we een breed gamma hebben. We moeten dus niet inspelen op het verkoopargument maar op het koopargument van onze klanten. De reden om naar de Oxfam winkel te kopen moet zijn: Fair Trade. Daarom moeten we blijven hameren op de eerlijke handel tussen Noord en Zuid en mensen overtuigen van het belang van eerlijke handel. We moeten de nadruk leggen op een positief verhaal, anders doe je beter gewoon aan politiek. Het vrijwilligersverhaal kan dit fairtrade argument zeker versterken, maar kan nooit op zich staan als verkoopargument. Dat we een vrijwilligersorganisatie zijn is geen doel op zich maar een middel. Dat
29
dit zorgt voor sympathie is extra meegenomen, maar geen verkoopargument. Fairtrade is dat wel. Klanten moeten overtuigd zijn van die kernboodschap. Het werken met vrijwilligers maakt de wereldwinkel uniek en we mogen hier best fier op zijn. We moeten durven nadenken en spreken over vrijwilligerswerk. Als we natuurlijk verwachten dat we door ons vrijwilligerswerk meer klanten krijgen en dus meer boeren in het Zuiden kunnen steunen dan moeten we dat doen. Vrijwilligers hier zijn nodig, zolang onze partners er in het Zuiden beter van worden. Maar hoe ga je die klanten bereiken om dit kenbaar te maken en wat als we meer gaan professionaliseren en meer gaan steunen op ‘experts’ en andere ‘betaalde krachten’? Het is echter niet zeker dat dit extra klanten zal opleveren. Het is wel goed om de winkels te ondersteunen in het aantrekken van nieuwe vrijwilligers en om de vrijwilligers extra in de verf te zetten en hun tonen dat ze gewaardeerd worden. Dit argument mag wel naar voren komen als we proberen te overtuigen, als we aan vorming doen,... Hier is het menselijke aspect en de werking als vrijwilliger belangrijk als argument. Misschien moet niet het feit van ‘vrijwillig’ beklemtoond worden maar wel de inhoud van onze taken en de uitbouw van de organisatie. We moeten durven commercieel zijn maar we moeten hier voorzichtig mee omspringen alvorens dit extra uit te spelen. Het werken met vrijwilligers kan ook nadelig zijn. Ten eerste: We hebben veel meer een vrijwilligersimago dan een professioneel imago. We worden soms niet serieus genomen en in het hoekje van de aalmoezen geduwd. Dat kunnen we compenseren door ervoor te zorgen dat de vrijwilligers voldoende gevormd worden. Ten tweede: Door Unizo, sommige lokale boeren en winkeliers wordt vrijwilligerswerk gezien als oneerlijke concurrentie omdat het geen werkgelegenheid verschaft op plaatsen waar volwaardige jobs zouden kunnen gecreëerd worden. Dit moeten we ontkrachten en kaderen door erop te hameren dat we dankzij het engagement van onze vrijwilligers een betere prijs kunnen geven aan onze handelspartners in het Zuiden. Heel opvallend is dat we een belangrijk verkoopargument uit de weg gaan: het vermelden van andere succesrijke fairtrade-initiatieven. We verkiezen - zoals de vaak gehekelde media - nieuws rond fairtrade te filteren en te focussen op het OFT/OWW verhaal. Dit is weinig wervend en niet zo consistent. We krijgen bovendien ook geregeld de opmerking dat fondsenwervers wel betaald worden en CEO’s hoge lonen hebben.
30
VRAAG 14 HEB JE ZELF EEN STELLING OF EEN STANDPUNT TOE TE VOEGEN? EEN IDEE DAT JE HIERBOVEN NERGENS KWIJT KON? AARZEL NIET OM HET HIER TOE TE VOEGEN.
Met betrekking tot de enquête: Dit soort enquêtes vinden we toch een hele boterham. De stellingen zijn niet altijd duidelijk geformuleerd. Maak eerst je waarom duidelijk en ga dan discussiëren over hoe je dit gaat verwezenlijken. Er zijn te veel vragen bij elkaar gezet, en herhalingen binnen stellingen! Graag had ik een meer professionele aanpak gezien... Wat gaan jullie nu in godsnaam doen met al die open antwoorden? Met betrekking tot de visie: anders, duidelijker, transparanter,... De opvattingen over ontwikkelingssamenwerking zijn aan het veranderen, zowel op beleidsvlak als in de publieke opinie. Als wereldwinkels moeten we 'hardop' een antwoord durven geven. OFFT moet zich breder positioneren en verder actief op zoek gaan naar "unfaire" handelssituaties en deze aan de kaak stellen en trachten te verbeteren. Niet enkel op fairtrade gericht maar op 'faire maatschappij' met thema's als duurzaamheid, toekomstgerichtheid,... zowel in Noord als Zuid. Lokale initiatieven aangrijpen, ondersteunen en samenwerken om sociaal weefsel te versterken? Naast een oneerlijke vergoeding voor de boeren is ook het klimaatprobleem een bedreigend thema dat we zouden kunnen opnemen in onze werking, Daarom streven naar een mens- en milieuvriendelijke wereldhandel op een duurzame manier. Het wordt dus tijd om de visies van Oxfam eens goed te herlezen en zien of we nog juist bezig zijn. Momenteel heeft OWW bij mij het imago van iets uit het verleden te zijn dat een langzame dood aan het sterven is.. Het systeem van de wereldwinkels is niet uit de vorige eeuw, de naam wel. Daar kleeft nog altijd een ietwat oudbakken imago aan. Waarom niet Oxfam Fairtrade winkels? Dit dekt de lading ook veel beter. We moeten niet trachten alles in een strak keurslijf te gieten maar veeleer gaan voor een dynamische organisatie die ernaar streeft om onrecht te verbannen en dit doet op een vooruitstrevende en soepele manier! Waarom ligt de focus binnen OWW trouwens zo weinig op samenwerking met derden en nederigheid? Wat mij ook motiveert bij OWW, nog los van de ontwikkelingsproblematiek, is dat de producenten van de producten die we verkopen hun leven in eigen handen hebben genomen. Dit sluit wat aan bij de coöperatieve gedachten. We moeten niet trachten zelf alles te doen of uit te vinden. We kunnen beter beroep doen op gespecialiseerde diensten of producten. Bvb. Webverkoop, boekhoudprogramma, certificering. Met betrekking tot de organisatie: Ten eerste moeten er veel meer en duidelijker afspraken komen tussen NS en de verschillende OWW's. Wederzijdse engagementen en metingen om te zien of ze nagekomen worden. Sommige zaken nationaal aanpakken. Bijvoorbeeld de Sabam en Billijke Vergoeding: een nationale afspraak kan geld besparen. Alle mensen die werken op het NS zouden naast hun job ook vrijwilligerswerk moeten verrichten, naar hun eigen vermogen. Ten tweede moeten we meer inzetten op duidelijke, eenvoudige communicatie naar de ‘buitenwereld’ die niets of niet veel afweet van Oxfam Fairtrade. 90% van de bevolking weet niet wanneer een product Fairtrade is nog minder weet wanneer het product Bio is. Veel meer duiding hierover in openbare berichtgeving. Ten derde zouden we ook opener mogen zijn wat betreft welke vergoeding wordt 31
gegeven aan welke mensen in de organisatie? Ooit zag ik een organigram van de vaste medewerkers. Kan dit nog en kan dit eventueel worden doorgetrokken naar de plaatselijke winkel ? Een winkel met betaalde krachten, zou dit kunnen werken? Zou het helpen indien per vzw een (deeltijds) betaalde beheerder wordt aangesteld die dan meer tijd kan vrijmaken voor zijn vzw? Oxfam Wereldwinkels als beweging en Oxfam Fairtrade als bedrijf elk hun gang laten gaan? Nood aan ondersteuning: Lokale winkels hebben het moeilijk om te overleven. Toch blijven ze een belangrijke schakel naar de klanten, mensen die eerlijke handel niet of onvoldoende kennen. Sensibiliseren is belangrijk en dit kan je doen door eerlijke handel in onze winkel. Laat dit niet verloren gaan. Meer hulp bieden aan startende winkels of winkels die het financieel moeilijk hebben. Misschien moeten wereldwinkels overkoepelend gaan werken maar toch lokaal actief aanwezig blijven!! Sommige winkels zijn verouderd, zowel wat gebouw als wat vrijwilligers betreft: dringend nood aan ondersteuning voor vernieuwing, zeker naar nieuwe jongere vrijwilligers toe. Veel is een kwestie van tijd hebben. Contact met buurtwereldwinkels vind ik belangrijk, maar ik ga zelf niet naar de regionale bijeenkomsten en ben dat ook niet van plan. Ik heb graag wat ondersteuning bij het opstellen van een lokale promotiebrief, maar als de mensen al een nieuwsbrief krijgen van Oxfam zelf, dan weet ik niet of het wel zin heeft. Ik zou graag eens een werkwinkel volgen over het hoe en de zin ervan, met ervaringsdeskundigen en experten. Assortiment wereldwinkels: We hebben het niet gehad over artisanaat, crafts. Soms heb ik mijn twijfels over de duurzaamheid van de verkocht handwerkproducten. Het aanbod artisanaat moet dringend verbeteren (minder ‘rommel’) door een controle te houden op degelijkheid, en de vaste leveringen uitbreiden met 1 of 2 data. Het lijkt me positief om vrijwilligers te bevragen naar voorstellen voor nieuwe producten. Ook al sta ik volledig achter het fairtrade principe lijken de prijzen wel erg snel stijgen de laatste tijd. Doordat supermarkten Colruyt en Bioplanet meer ‘stunts’ doen om klanten te lokken verkopen zij veel ‘nep’ fairtrade. Er gaat zo ook minder winst naar OFTWW en naar zijn producenten. Dat weten veel klanten niet! Ideeën : We moeten fairtrade uitspelen als een middel om de economie terug in functie te stellen van de samenleving. De economie dreigt te fel in functie te komen staan van grootverdieners en multinationals. Economie moet het leven voor iedereen beter maken, niet voor enkelen. De grootverbruikcentrales lijkende een goed vehikel om, mits uitbreiding naar minstens één per provincie, online verkoop op te stoelen. We hebben dringend nood aan kant en klare lespakketten -om de communicatie onder elkaar en met het NS te verbeteren zou een soort messenger functie of elektronisch prikbord interessant zijn.
32