Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
Kind en Gezin afdeling Kinderopvang oktober 2004
Dankwoord Het maken van dit rapport was niet mogelijk zonder de medewerking van de lokale besturen. Wij danken de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten voor haar medewerking aan dit initiatief. Wij danken ook de gemeentebesturen en de OCMW’s voor het bezorgen van hun gegevens.
INHOUD Inleiding
5
1 Begripsomschrijving
7
2 Methode van onderzoek
9
3 De bespreking van de resultaten
11
3.1 Kinderopvanginitiatieven
11
3.1.1 Het organiseren en/of ondersteunen van kinderopvanginitiatieven
11
3.1.2 Het organiseren van kinderopvanginitiatieven
12
3.1.3 Het ondersteunen van kinderopvanginitiatieven die het lokaal bestuur niet organiseert
14
3.2 Vrijetijdsactiviteiten voor kinderen
18
3.2.1 Naar vrijetijdsactiviteit
18
3.2.2 Naar provincie en grootte
18
3.3 Tegemoetkoming aan ouders voor een vakantieactiviteit
20
3.4 Subsidiekanalen
20
3.5 Verruimd aanbod
21
3.6 Beleidsbevoegdheden
24
3.6.1 Beleidsbevoegdheden in de gemeente
24
3.6.2 Beleidsbevoegdheden in het OCMW
25
3.6.3 Apart budget voor de ondersteuning van kinderopvang
25
3.7 Het Lokaal Overleg
27
3.7.1 De aanwezigheid van het Lokaal Overleg in de gemeenten
27
3.7.2 De ondersteuning van het Lokaal Overleg door het lokaal bestuur
28
3.7.3 De vertegenwoordiging van het lokaal bestuur in het Lokaal Overleg
28
3.7.4 Het informeren van de burger over het opvanglandschap in de gemeente
29
3.7.5 Het Lokaal Overleg en de aanwezigheid van een initiatief buitenschoolse opvang
29
4 Synthese
31
Lijst met tabellen
32
Bijlagen
35
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
3
Inleiding “Kind en Gezin wil, samen met haar partners, voor elk kind, waar en hoe het ook geboren is of opgroeit, zoveel mogelijke kansen creëren.” Met deze missie maakt Kind en Gezin duidelijk dat het kind op een centrale plaats dient te staan. Als we het over kinderen hebben, wordt daar bijna automatisch kinderopvang aan verbonden. Kind en Gezin heeft al een duidelijk beeld van het formele opvanglandschap in Vlaanderen (dit zijn de kinderdagverblijven, de diensten voor opvanggezinnen, de zelfstandige opvangvormen en de buitenschoolse opvang). Kind en Gezin weet ook dat er in het kader van het gemeentelijk beleid tal van andere opvanginitiatieven genomen worden en dat gemeenten vrijetijdsactiviteiten voor kinderen organiseren. In dit rapport willen we graag deze inspanningen van de gemeente zichtbaar maken.
In een eerste hoofdstuk beschrijven we de begrippen die we in dit rapport meermaals gebruiken. Daarna bespreken we onze onderzoeksmethode. In het derde hoofdstuk presenteren we de bevindingen van het onderzoek. We bespreken er eerst welke formele kinderopvanginitiatieven en welke vrijetijdsactiviteiten voor kinderen het lokaal bestuur in de gemeente organiseert. Daarna geven we weer welke subsidiekanalen het lokaal bestuur aanwendt om de kinderopvanginitiatieven die het organiseert, te financieren. Vervolgens schetsen we het extra aanbod dat het lokaal bestuur in de gemeente voorziet. Daarna brengen we de beleidsbevoegdheden op het vlak van kinderopvang binnen het gemeentebestuur en OCMW in kaart. Ten slotte behandelen we de resultaten met betrekking tot het Lokaal Overleg Kinderopvang. Het vierde hoofdstuk vormt de synthese. Het is belangrijk om mee te geven dat dit rapport steunt op gegevens van eind 2003.
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
5
1.
Begripsomschrijving In dit rapport gebruiken we een aantal begrippen die we hier inhoudelijk definiëren. Het lokaal bestuur: Gemeentebestuur en/of OCMW van een gemeente. Kinderopvanginitiatieven: Dit zijn de formele kinderopvangvoorzieningen en de opvang binnen de schoolmuren. Formele kinderopvangvoorzieningen: • kinderdagverblijf: Het gaat om opvang in groepsverband, erkend en gesubsidieerd door Kind en Gezin. Er zijn twee soorten kinderdagverblijven. Ten eerste zijn er de crèches. Zij voorzien in dagopvang van kinderen voor ze naar de basisschool gaan en in de overgangsperiode tussen kinderopvang en basisschool. Ze hebben een minimumcapaciteit van 23 plaatsen. Daarnaast zijn er een beperkt aantal peutertuinen voor kinderen vanaf 18 maanden voor ze naar de basisschool gaan en in de overgangsperiode. Peutertuinen hebben een minimumcapaciteit van 20 plaatsen. • buitenschoolse opvang in aparte lokalen van een kinderdagverblijf: Sommige kinderdagverblijven hebben een bijkomend aanbod van buitenschoolse kinderopvang, ofwel in dezelfde lokalen (kinderen uit de kleuterschool), ofwel in aparte lokalen (kinderen uit de basisschool). • dienst voor opvanggezinnen: Het gaat om opvang in gezinsverband, georganiseerd vanuit een dienst die erkend en gesubsidieerd wordt door Kind en Gezin. Deze dienst groepeert minimaal 14 onthaalouders. Elke onthaalouder kan maximaal acht kindjes gelijktijdig opvangen en gemiddeld 4 voltijds. Deze onthaalouders kunnen ook buitenschoolse opvang verzorgen voor kinderen uit de basisschool. • initiatief buitenschoolse opvang: Deze zijn specifiek en exclusief gericht op de buitenschoolse opvang van kinderen uit de basisschool. Ze kunnen opvang aanbieden voor en na schooltijd, op woensdagnamiddag, op schoolvrije dagen en gedurende de schoolvakanties. • mini-crèches en zelfstandige kinderdagverblijven: Het gaat om opvang in groepsverband, waarbij het onderscheid tussen beide wordt gemaakt
op basis van de capaciteit: mini-crèches hebben een capaciteit van 8 tot 22 plaatsen, zelfstandige kinderdagverblijven hebben een capaciteit van minstens 23 plaatsen. • zelfstandige onthaalouders: Het gaat om opvang in gezinsverband. Een zelfstandige onthaalouder mag tot 7 kinderen gelijktijdig opvangen. Vrijetijdsactiviteiten: sportactiviteiten, taalkampen, speelpleinwerking, grabbelpas, culturele activiteiten (muziekacademie, tekenacademie, theater, …), activiteiten voor kansengroepen, busvervoer naar een van deze activiteiten of naar de kinderopvang. Organiserend bestuur: Een bestuur dat in aanmerking komt om de organisatie van een voorziening op zich te nemen. Het dagelijks bestuur en de verantwoordelijkheid liggen bij deze organisatie. Ondersteunen: geven van financiële en/of materiële middelen. Kinderen met specifieke zorg: Kinderen met een specifieke zorgbehoefte hebben door medische en/of psychische problemen meer intensieve zorg nodig (bijvoorbeeld: kinderen met een ontwikkelingsachterstand, astmapatiëntjes, …). Lokaal Overleg: Iedereen die bij de opvang van schoolgaande kinderen betrokken is, neemt deel aan het Lokaal Overleg (vertegenwoordigers van scholen, van jeugdwerk, van alle opvanginitiatieven, van ouders, van gemeentebestuur en van OCMW). Het heeft als opdracht: - de mogelijkheden van kinderopvang in de gemeente in kaart te brengen en oplossingen voor tekorten te zoeken; - de kwaliteit van het opvangaanbod te bespreken; - een beleidsplan voor de komende jaren op te maken. Men neemt hierbij alle mogelijke buitenschoolse kinderopvang mee. (Niet alleen de voorzieningen die onder toezicht staan van of erkend zijn door Kind en Gezin, maar ook andere, zoals opvang door scholen, grabbelpas, speelpleinwerking, …); - de ouders te informeren over de verschillende mogelijkheden van buitenschoolse opvang die binnen de gemeente bestaan.
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
7
2.
Methode van onderzoek 2.1 Algemeen Begin oktober 2003 verstuurden we 654 gestandaardiseerde vragenlijsten naar alle gemeentebesturen en OCMW’s in Vlaanderen en Brussel. Eind januari hadden we slechts 56,9% ingevulde vragenlijsten in ons bezit. Nadat we een herinneringsbrief en een nieuwe enquête opstuurden, liep onze respons op tot 84,9% of 555 ingevulde vragenlijsten.
2.2 Respons uit het Vlaams Gewest Naar de lokale besturen in het Vlaams Gewest stuurden we in totaal 616 vragenlijsten. 542 vragenlijsten werden ons ingevuld teruggezonden. Van 236 gemeenten beschikken we over twee vragenlijsten. Uit 70 gemeenten bereikte ons één vragenlijst (31 van gemeentebesturen en 39 van OCMW’s). Van twee gemeenten in het Vlaams Gewest hebben we geen enkel gegeven.
2.3 Respons uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Van de 38 vragenlijsten die we naar de gemeenten in
Brussel stuurden, kregen we er dertien ingevuld terug. Van één Brusselse gemeente kregen we twee vragenlijsten. Van acht gemeenten bereikte ons enkel de vragenlijst van het gemeentebestuur. Van drie gemeenten hebben we enkel de vragenlijst van het OCMW.
2.4 Gegevens die we opgenomen hebben bij de verwerking De verwerking van de gegevens gebeurde met het statistische programma SPSS. Bij de verwerking namen we enkel de enquêtes van het Vlaams Gewest in aanmerking. De gemeenten uit het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn niet opgenomen in de verwerking wegens de lage respons (34%). Onze resultaten zijn dus gebaseerd op 542 vragenlijsten uit 306 gemeenten uit het Vlaams Gewest. Bij het bespreken van de resultaten nemen we het lokaal bestuur van een gemeente als uitgangspunt. Dit wil zeggen dat we de resultaten van het OCMW en het gemeentebestuur samen nemen. We maken dus geen onderscheid of het initiatief uitgaat van het OCMW dan wel van het gemeentebestuur.
Tabel 1: Het aantal opgestuurde en ontvangen enquêtes, in aantallen en procenten, naar gewest en lokaal bestuur
Vlaams Gewest N = 308
Brussels Hoofdstedelijk Gewest N = 19
gemeentebestuur
OCMW
Totaal
gemeentebestuur
OCMW
N
%
N
%
N
%
N
%
N
%
Opgestuurde enquêtes
308
100,0
308
100,0
19
100,0
19
100,0
654
100,0
Ontvangen enquêtes
275
89,3
267
86,7
4
21,1
9
47,4
555
84,9
Tabel 2: Het aantal ontvangen enquêtes van het OCMW en gemeentebestuur in het Vlaamse en Brussels Hoofdstedelijk gewest, in aantallen
Vlaams Gewest N = 308
Brussels Hoofdstedelijk Gewest N = 19
Totaal
236
1
237
Enquête van OCMW
39
3
42
Enquête van gemeentebestuur
31
8
39
Enquête van OCMW en gemeentebestuur
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
9
3.
Bespreking van de resultaten 3.1 Kinderopvanginitiatieven
3.1.1 Het organiseren en/of ondersteunen van kinderopvanginitiatieven
In dit hoofdstuk bekijken we eerst in hoeveel gemeenten het lokaal bestuur kinderopvanginitiatieven ondersteunt en/of organiseert. Daarna schetsen we in hoeveel gemeenten dit lokaal bestuur organisator is van een kinderopvanginitiatief. Vervolgens zien we in hoeveel gemeenten het lokaal bestuur andere kinderopvanginitiatieven die ze niet zelf organiseert, ondersteunt. We maken hierbij het onderscheid tussen het geven van financiële middelen en het ter beschikking stellen van materiële middelen.
We stellen vast dat in 93,2% van de gemeenten het lokaal bestuur initiatieven uit de formele opvangvoorzieningen en/of opvang binnen de schoolmuren zelf organiseert en/of ondersteunt. In de provincies Antwerpen en Limburg gebeurt dit het meest (95,7% en 95,5%). In West-Vlaanderen het minst (89,1%). Ook de grootte van de gemeente speelt een rol. Hoe groter de gemeente hoe meer kans dat in deze gemeente het lokaal bestuur iets organiseert en/of ondersteunt. In alle grote gemeenten organiseert en/of ondersteunt het lokaal bestuur bepaalde opvanginitiatieven.
Tabel 3: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvanginitiatieven organiseert en/of ondersteunt, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte
Organiseren en/of ondersteunen van kinderopvanginitiatieven Aantal gemeenten Totaal
%
N = 308
287
93,2
Antwerpen
N = 70
67
95,7
Vlaams-Brabant
N = 65
61
93,8
West-Vlaanderen
N = 64
57
89,1
Oost-Vlaanderen
N = 65
60
92,3
Limburg
N = 44
42
95,5
Kleine gemeenten (1)
N = 145
126
86,9
Middelgrote gemeenten (2)
N = 151
149
98,7
Grote gemeenten (3)
N = 12
12
100,0
Provincie
Grootte
(1): kleine gemeenten: minder dan 13.000 inwoners (2): middelgrote gemeenten: tussen 13.000 en 55.000 inwoners (3): grote gemeenten: meer dan 55.000 inwoners
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
11
3.1.2 Het organiseren van kinderopvanginitiatieven In dit deel komen we te weten in hoeveel gemeenten het lokaal bestuur een kinderopvanginitiatief organiseert. We gaan kijken of er op dit vlak verschillen zijn tussen de provincies en de grootte van de gemeenten. Daarna zien we of het lokaal bestuur de initiatieven die het zelf organiseert extra financiële steun geeft. Tabel 4: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvanginitiatieven organiseert, in aantallen en procenten, naar voorziening
Organiserend bestuur van een kinderopvanginitiatief Aantal gemeenten Formele kinderopvangvoorzieningen
%
207
67,2
44
14,3
3
1,0
72
23,4
150
48,7
Mini-crèche
9
2,9
Zelfstandig kinderdagverblijf
7
2,3
104
34,0
Kinderdagverblijf Buitenschoolse opvang in aparte lokalen van een kinderdagverblijf Dienst voor opvanggezinnen Initiatief buitenschoolse opvang
Opvang binnen de schoolmuren
3.1.2.1 Naar voorziening Het lokaal bestuur organiseert in 67,2% van de gemeenten uit het Vlaams Gewest een of meerdere formele kinderopvangvoorzieningen. In 104 gemeenten, of 34,0%, organiseert het een opvang binnen de schoolmuren. Wanneer we naar de verschillende kinderopvangvoorzieningen kijken, dan stellen we vast dat een initiatief buitenschoolse opvang het meest georganiseerd wordt. In bijna één gemeente op twee (48,7%) is dit het geval. In 72 gemeenten organiseert het lokaal bestuur een dienst voor onthaalgezinnen. Voorzieningen uit de zelfstandige sector organiseert het lokaal bestuur veel minder frequent.
12
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
Tabel 5: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvangvoorzieningen organiseert, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte
Organiserend bestuur van een formele kinderopvangvoorziening Aantal gemeenten
%
Provincie Antwerpen
N = 70
51
72,9
Vlaams-Brabant
N = 65
42
64,6
West-Vlaanderen
N = 64
34
53,1
Oost-Vlaanderen
N = 65
47
72,3
Limburg
N = 44
33
75,0
Kleine gemeenten (1)
N = 145
81
55,9
Middelgrote gemeenten (2)
N = 151
115
76,2
Grote gemeenten (3)
N = 12
11
91,7
Grootte
(1): kleine gemeenten: minder dan 13.000 inwoners (2): middelgrote gemeenten: tussen 13.000 en 55.000 inwoners (3): grote gemeenten: meer dan 55.000 inwoners
3.1.2.2 Naar provincie en grootte van de gemeente
3.1.2.3 Extra financiële bijdragen
Limburg telt – procentueel gezien – het grootste aantal gemeenten waarin het lokaal bestuur organisator is van één of meerdere kinderopvangvoorzieningen. 75,0% van de gemeenten heeft minstens één formele kinderopvangvoorziening die georganiseerd wordt door het lokaal bestuur. In West-Vlaanderen is in 53,1% van de gemeenten het lokaal bestuur organisator van minstens één opvangvoorziening. Daarnaast stellen we vast dat hoe groter de gemeente is, hoe meer kans we hebben er een lokaal bestuur te vinden dat organisator is van een formele kinderopvangvoorziening. In 55,9% kleine gemeenten organiseert het lokaal bestuur minstens één kinderopvangvoorziening. In grote gemeenten is dit 91,7 procent.
In de tabel op de volgende bladzijde zien we in hoeveel gemeenten het lokaal bestuur, bovenop de subsidiëring door Kind en Gezin, extra bijdraagt in de kosten voor het personeel, de werking en de infrastructuur van de opvangvoorzieningen die het zelf organiseert. We stellen vast dat in de meeste gemeenten het lokaal bestuur de kinderopvangvoorziening(en) die het zelf organiseert, extra financieel ondersteunt. In negen gemeenten op tien gebeurt dit voor de initiatieven buitenschoolse opvang en de kinderdagverblijven. In ruim acht gemeenten op tien doet het lokaal bestuur dit voor de diensten voor opvanggezinnen. Bijna in al de gemeenten (op één na) waarin het lokaal bestuur een mini-crèche en/of een zelfstandig kinderdagverblijf organiseert, draagt het lokaal bestuur bij in hun kosten. Wanneer het lokaal bestuur organisator is van opvang binnen de schoolmuren, draagt het in 86,5% van de gemeenten bij in de personeelskosten en in 78,8% van de gemeenten in de werkingskosten.
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
13
Tabel 6: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur bijdraagt in personeels-, werkings- en infrastructuurkosten van de kinderopvanginitiatieven die het zelf organiseert, in aantallen en procenten, naar voorziening
Personeelskosten Werkingskosten
Infrastructuurkosten
N
%
N
%
N
%
Formele kinderopvangvoorzieningen Kinderdagverblijf
N = 44
42
95,5
43
97,7
41
93,2
Dienst voor opvanggezinnen
N = 72
62
86,1
59
81,9
61
84,7
Initiatief buitenschoolse opvang
N = 150
137
91,3
138
92,0
134
89,3
Mini-crèche
N=
9
9
100,0
9
100,0
9
100,0
Zelfstandig kinderdagverblijf
N=
7
6
85,7
6
85,7
6
85,7
Opvang binnen de schoolmuren
N = 104
90
86,5
82
78,8
3.1.3 Het ondersteunen van kinderopvanginitiatieven die het lokaal bestuur niet organiseert Naast het zelf organiseren van kinderopvangvoorzieningen kan het lokaal bestuur in de gemeente andere opvanginitiatieven die het niet zelf organiseert, ondersteunen. Dit kan gebeuren door financiële middelen te geven en/of door in materiële middelen te voorzien. In hoeveel gemeenten dit gedaan wordt, komen we in een eerste punt te weten. Daarna gaan we na op welke manier het al dan niet organiseren van een kinderopvangvoorziening samenhangt met het al dan niet ondersteunen van een kinderopvanginitiatief. In een derde punt bespreken we aan welke initiatieven het lokaal bestuur van de gemeenten financiële steun geeft. Voor welke doeleinden het deze financiële middelen geeft, lezen we in punt vier. Ten slotte geven we weer welke materiële middelen het lokaal bestuur ter beschikking stelt van de initiatieven.
3.1.3.1 Financiële en materiële ondersteuning van kinderopvanginitiatieven die het lokaal bestuur in de gemeenten niet zelf organiseert In 48,7% van de gemeenten voorziet het lokaal bestuur in een financiële ondersteuning van kinderopvanginitiatieven die het zelf niet organiseert. In Limburg gebeurt dit in 60,5% van de gemeenten.
14
/
Zij scoren hiermee het hoogst. In Oost-Vlaanderen bedraagt dit percentage 30,8%. Wanneer we naar de grootte van de gemeenten kijken, stellen we vast dat in 56,0% van de middelgrote gemeenten het lokaal bestuur kinderopvanginitiatieven financieel ondersteunt. In de kleine én de grote gemeenten bedraagt dit 41,7%. Het lokaal bestuur geeft in 55,2% van de gemeenten materiële middelen ter ondersteuning. In bijna zeven gemeenten op tien in West-Vlaanderen voorziet het lokaal bestuur in materiële steun. Oost-Vlaanderen telt het minste aantal lokale besturen die materiële steun aanbieden (in 44,6% van de gemeenten). Hoe groter de gemeente is, hoe meer ze voorziet in materiële ondersteuning. In 47,2% van de kleine gemeenten biedt het lokaal bestuur materiële ondersteuning. In de grote gemeenten loopt dit op tot 83,3%. Als we beide vormen van ondersteuning vergelijken naar grootte van de gemeente, dan stellen we vast dat in de drie onderscheiden groepen er relatief meer materiële steun wordt gegeven dan financiële steun. In de grote gemeenten is het verschil tussen beide vormen van ondersteuning het grootst. Er wordt ongeveer in dubbel zoveel grote gemeenten materiële ondersteuning geboden dan financiële steun.
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
Tabel 7: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvanginitiatieven financieel en materieel ondersteunt, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte
Ondersteuning van kinderopvanginitiatieven Financiële ondersteuning
Materiële ondersteuning
N
%
N
%
N = 306
149
48,7
169
55,2
Antwerpen
N = 70
32
45,7
43
61,4
Vlaams-Brabant
N = 65
36
55,4
31
47,7
West-Vlaanderen
N = 63
35
55,6
43
68,3
Oost-Vlaanderen
N = 65
20
30,8
29
44,6
Limburg
N = 43
26
60,5
23
53,5
Kleine gemeenten (1)
N = 144
60
41,7
68
47,2
Middelgrote gemeenten (2)
N = 150
84
56,0
91
60,7
Grote gemeenten (3)
N = 12
5
41,7
10
83,3
Totaal
Provincie
Grootte
(1): kleine gemeenten: minder dan 13.000 inwoners (2): middelgrote gemeenten: tussen 13.000 en 55.000 inwoners (3): grote gemeenten: meer dan 55.000 inwoners
3.1.3.2 Verschilt het geven van ondersteuning naar gelang van het feit of men zelf organiserend bestuur is of niet? In 44,2% van de gemeenten waarin het lokaal bestuur zelf organisator is van minstens één voorziening, geeft het een financiële toelage aan andere voorzieningen die het zelf niet organiseert. Wanneer het lokaal bestuur in een gemeente geen organisator is van een opvangvoorziening, biedt het in 58,0% van de gemeenten financiële ondersteuning aan andere voorzieningen.
Als het lokaal bestuur geen kinderopvangvoorziening organiseert, biedt het in 52,0% van de gemeenten materiële ondersteuning aan kinderopvanginitiatieven. We kunnen dus besluiten dat zij die organiserend bestuur zijn eerder materiële middelen ter ondersteuning geven. Als het lokaal bestuur geen organisator is van een voorziening, blijkt het andere initiatieven eerder financieel te ondersteunen.
In 56,8% van de gemeenten waar het lokaal bestuur organisator is van een kinderopvangvoorziening, geeft het materiële steun aan andere initiatieven die het niet zelf organiseert.
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
15
Tabel 8: Het al dan niet organiserend bestuur zijn van een formele kinderopvangvoorziening en de financiële en materiële ondersteuning van initiatieven waarvan men geen organiserend bestuur is, in aantallen en procenten
Gemeente organiserend bestuur van een formele kinderopvangvoorziening? nee N = 100
ja N = 206 N
%
N
%
Financiële toelage voor kinderopvanginitiatieven die ze niet zelf organiseert?
ja
91
44,2
58
58,0
Materiële ondersteuning voor kinderopvanginitiatieven die ze niet zelf organiseert?
ja
117
56,8
52
52,0
Tabel 9: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvanginitiatieven financieel ondersteunt, in aantallen en procenten, naar voorziening
Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur een initiatief financieel ondersteunt (a) N = 306 N Totaal
%(1)
Aantal gemeenten dat het initiatief op haar grondgebied heeft dat niet georganiseerd wordt door het lokaal bestuur van de gemeente (b) N = 308 N
%(2)
149
48,7
35
11,4
95
30,8
9
2,9
18
5,8
Dienst voor opvanggezinnen
60
19,6
81
26,3
Initiatief buitenschoolse opvang
57
18,6
57
18,5
Mini-crèche
17
5,6
203
65,9
Zelfstandig kinderdagverblijf
17
5,6
56
18,2
Zelfstandige onthaalouders
23
7,5
234
76,0
Opvang binnen de schoolmuren
53
17,3
Kinderopvanginitiatief Kinderdagverblijf Buitenschoolse opvang in aparte lokalen van een kinderdagverblijf
(a): gegevens op basis van ons onderzoek (b): gegevens van Kind en Gezin (1): N/306 (2): N/308
16
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
/
3.1.3.3 Financiële ondersteuning naar voorziening Zoals reeds vermeld, geeft in bijna de helft van de gemeenten (48,7%) het lokaal bestuur financiële middelen aan kinderopvanginitiatieven die het niet zelf organiseert. Zij die financiële steun geven, geven dit vooral aan voorzieningen in de gesubsidieerde sector. Het lokaal bestuur ondersteunt vooral de initiatieven buitenschoolse opvang en de diensten voor opvanggezinnen. Daarna volgen de kinderdagverblijven en de zelfstandige kinderdagverblijven. Mini-crèches en zelfstandige onthaalouders steunt men veel minder. Tabel 10: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvanginitiatieven die het zelf niet organiseert, financieel ondersteunt, in aantallen en procenten, naar specifieke doeleinden
Voor welke doeleinden zijn deze financiële middelen? N = 306 Aantal gemeenten
%
Subsidies voor vorming
12
3,9
Subsidies voor kwaliteitsverbetering
20
6,5
Subsidies voor- en naschoolse opvang in scholen
46
15,0
Subsidies voor opvang specifieke zorg
16
5,2
4
1,3
Personeelskosten
25
8,2
Werkingskosten
43
14,1
Infrastructuurkosten
36
11,8
Tussenkomst voor ouders t.a.v. vakantieactiviteit
3.1.3.4 Voor welke doeleinden worden deze financiële middelen gebruikt?
3.1.3.5 Welke materiële middelen biedt het lokaal bestuur aan ter ondersteuning?
In vijftien procent van de gemeenten geeft het lokaal bestuur subsidies aan de voor- en naschoolse opvang in de scholen. In 14,1% van de gemeenten worden subsidies gegeven voor de werkingskosten. Het lokaal bestuur biedt in 11,8% van de gemeenten financiële steun voor de infrastructuurkosten. In enkele gemeenten geeft het lokale bestuur subsidies voor vorming (12) en voor de opvang van kinderen met een specifieke zorg (16).
Zoals eerder vermeld, geeft in 55,2% van de gemeenten het lokaal bestuur materiële middelen aan voorzieningen. Meestal stelt men infrastructuur ter beschikking (42,5% van de gemeenten). In 80 gemeenten (26,1%) organiseert men vorming. In 76 gemeenten (24,8%) wordt materiaal ter beschikking gesteld.
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
17
Tabel 11: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvangvoorzieningen die het zelf niet organiseert materieel ondersteunt, in aantallen en procenten, naar middelen
Materiële ondersteuning van andere kinderopvangvoorzieningen N = 306 Aantal gemeenten
%
169
55,2
130
42,5
Materiaal
76
24,8
Organiseren van vorming
80
26,1
Gemeentepersoneel
46
15,0
PWA’ers
36
11,8
Totaal
Middelen Infrastructuur
3.2 Vrijetijdsactiviteiten voor kinderen
3.2.1 Naar vrijetijdsactiviteit
In dit deel bekijken we welke vrijetijdsactiviteiten het lokaal bestuur in de gemeenten organiseert voor kinderen. We verdelen dit soort initiatieven onder in de volgende categorieën: - sportactiviteiten (sportkampen, sport op woensdagnamiddag, …); - taalkampen; - speelpleinwerking; - grabbelpas; - culturele activiteiten (muziekschool, tekenacademie, theater, workshops, …); - activiteiten naar kansengroepen; - busvervoer (bijvoorbeeld van school naar sportkamp). We zullen eerst beschrijven in hoeveel gemeenten een bepaalde activiteit georganiseerd wordt door het lokaal bestuur. Daarna bekijken we de resultaten per provincie en naar grootte van de gemeenten.
Uit de enquête blijkt dat in 85,9% van de gemeenten het lokaal bestuur een of meerdere van deze activiteiten organiseert. Het organiseert vooral speelpleinwerking (70,3%), sportactiviteiten (69,9%) en culturele activiteiten (59,8%). Taalkampen worden in 3,6% van de gemeenten georganiseerd door het lokaal bestuur.
18
3.2.2 Naar provincie en grootte Tussen de verschillende provincies zijn geen noemenswaardige verschillen te vinden. Wel stellen we vast dat hoe groter de gemeente is, hoe meer kans er is dat het lokaal bestuur er vrijetijdsactiviteiten voor kinderen organiseert. In alle grote gemeenten is het lokaal bestuur hiervan organisator.
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
Tabel 12: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur vrijetijdsactiviteiten voor kinderen organiseert, in aantallen en procenten, naar activiteit
Organiserend bestuur van vrijetijdsactiviteiten voor kinderen Aantal gemeenten Totaal
N = 306
%
263
85,9
214
69,9
11
3,6
Speelpleinwerking
215
70,3
Grabbelpas
161
52,6
Culturele activiteiten
183
59,8
8
2,6
72
23,5
Soort vrijetijdsactiviteit Sportactiviteiten Taalkampen
Activiteiten naar kansengroepen Busvervoer
Tabel 13: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur vrijetijdsactiviteiten voor kinderen organiseert, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte
Organiserend bestuur van vrijetijdsactiviteiten voor kinderen Aantal gemeenten
%
Provincie Antwerpen
N = 70
60
85,7
Vlaams-Brabant
N = 65
55
84,6
West-Vlaanderen
N = 63
56
88,9
Oost-Vlaanderen
N = 65
56
87,5
Limburg
N = 43
36
83,7
Kleine gemeenten (1)
N = 144
112
77,7
Middelgrote gemeenten (2)
N = 150
139
92,6
Grote gemeenten (3)
N = 12
12
100,0
Grootte
(1): kleine gemeenten: minder dan 13.000 inwoners (2): middelgrote gemeenten: tussen 13.000 en 55.000 inwoners (3): grote gemeenten: meer dan 55.000 inwoners
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
19
3.3 Tegemoetkoming aan ouders voor een vakantieactiviteit In 46,2% van de gemeenten verleent het lokaal bestuur een tegemoetkoming aan ouders voor hun kinderen die deelnemen aan een vakantieactiviteit. In Antwerpen gebeurt dit in 56,5% van de gemeenten. In Limburg bedraagt dit percentage 34,9%. Hoe groter de gemeente is, hoe meer kans de ouders hebben om een tegemoetkoming te ontvangen. Dit gebeurt in 83,3% van de grote gemeenten, tegenover 39,4% in de kleine gemeenten.
3.4 Subsidiekanalen Wanneer een kinderopvanginitiatief erkend is, of een attest van toezicht heeft, kan het een subsidie of een kostenvergoeding van Kind en Gezin ontvangen. Initiatieven voor buitenschoolse opvang en kinderdagverblijven ontvangen soms ook financiële middelen van het Fonds voor Collectieve Uitrusting en Diensten (FCUD). Wij vroegen ons af welke andere subsidiekanalen het lokaal bestuur van een gemeente aanspreekt, om de voorziening die het zelf organiseert te financieren.
Tabel 14: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur een tegemoetkoming verleent aan ouders voor een vakantieactiviteit van hun kinderen, naar provincie en grootte
Tegemoetkoming voor ouders voor vrijetijdsactiviteit Aantal gemeenten
%
N = 303
140
46,2
Antwerpen
N = 70
39
56,5
Vlaams-Brabant
N = 65
27
42,9
West-Vlaanderen
N = 64
32
50,8
Oost-Vlaanderen
N = 65
27
41,5
Limburg
N = 44
15
34,9
Kleine gemeenten (1)
N = 142
56
39,4
Middelgrote gemeenten (2)
N = 149
74
49,7
Grote gemeenten (3)
N = 12
10
83,3
Totaal
Provincie
Grootte
(1): kleine gemeenten: minder dan 13.000 inwoners (2): middelgrote gemeenten: tussen 13.000 en 55.000 inwoners (3): grote gemeenten: meer dan 55.000 inwoners
20
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
De verschillende subsidiekanalen hebben we onderverdeeld in de volgende categorieën: - Gemeente- en stedenfonds (het vroegere SIF); - Provinciale steun (PCBO, …); - Steun van de Vlaamse Gemeenschap (VIPA, …); - Federale steun (FCUD, …); - Europese steun (ESF, EFRO, …); - Tewerkstellingsmaatregelen (gesco, weerwerk, sociale maribel, …). In zes gemeenten waar het lokaal bestuur een kinderdagverblijf organiseert, financiert het die door het Gemeente- en stedenfonds. Nog eens in zes gemeenten waar het lokaal bestuur een kinderdagverblijf organiseert, wordt een beroep gedaan op tewerkstellingsmaatregelen. In veertien gemeenten waar het een initiatief voor buitenschoolse opvang organiseert, maakt men gebruik van de provinciale middelen. In 22 gemeenten gebruikt het de subsidies van tewerkstellingsmaatregelen. In zeven gemeenten ontvangt het lokaal bestuur Europese steun om hun initiatief voor buitenschoolse opvang te financieren.
3.5 Verruimd aanbod Omdat de vraag naar een verruimd aanbod in de kinderopvang steeds groter wordt, wilden we een zicht krijgen op wat het lokaal bestuur in de gemeente aan extra aanbod organiseert. We peilden of het lokaal bestuur een aanbod had van specifieke opvanguren (voor 7 uur en na 18 uur), opvang tijdens het weekend, opvang van zieke kinderen, nachtopvang, urgente opvang, opvang voor kinderen met een specifieke zorg, middagopvang en opvang verbonden aan winkelcentra. Flexibele opvang blijkt het meest georganiseerd te worden (in 53,6% van de gemeenten). Opvang voor kinderen met een specifieke zorg wordt in 37,4% van de gemeenten georganiseerd. Daarna volgen middagopvang (31,6%) en urgente opvang (25,8%). Nachtopvang, opvang voor zieke kinderen en weekendopvang worden minder georganiseerd.
Tabel 15: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur extra subsidies aantrekt voor de financiering van de kinderopvanginitiatieven die het zelf organiseert, in aantallen, naar subsidiekanaal
Subsidiekanalen Gemeente- en Provinciale Vlaamse Federale Europese Tewerkstellingsstedenfonds middelen gemeenschap steun steun maatregelen N
N
N
N
N
N
Kinderdagverblijf
6
2
2
0
0
6
Buitenschoolse opvang in aparte lokalen van een kinderdagverblijf
0
0
0
0
0
1
Dienst voor opvanggezinnen
1
0
1
0
0
1
Initiatief buitenschoolse opvang
4
14
1
1
7
22
Mini-crèche
2
0
0
0
0
0
Zelfstandig kinderdagverblijf
0
0
0
0
0
1
Opvang binnen de schoolmuren
2
0
0
0
0
2
Kinderopvanginitiatief
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
21
We hebben meer kans dat we de meeste van deze opvangvormen vinden in de grote gemeenten. Enkel nachtopvang komt meer voor in de middelgrote gemeenten. In de tabel op de volgende bladzijde zien we de resultaten en de gedetailleerde bespreking krijgt u hier.
Het zijn vooral de lokale besturen in Oost-Vlaanderen die nachtopvang organiseren (16,9%), in veel mindere mate de lokale besturen in Limburg (2,3%). In 17,3% van de middelgrote gemeenten organiseert het lokaal bestuur nachtopvang. In de grote en kleine gemeenten organiseert men deze opvang veel minder.
3.5.1 Opvang voor 7 uur en na 18 uur
3.5.5 Urgente opvang
We stellen vast dat in 53,6% van de gemeenten het lokaal bestuur opvang voor 7 uur en na 18 uur organiseert. In ruim twee derde van de gemeenten in Oost-Vlaanderen organiseert het lokaal bestuur deze opvang, tegenover in 44,3% van de gemeenten in Antwerpen. In 66,7% van de grote gemeenten organiseert het lokaal bestuur opvang voor 7 uur en na 18 uur. In de middelgrote gemeenten en de kleine gemeenten is dit respectievelijk 61,3% en 44,4%.
In 25,8% van de gemeenten in het Vlaams Gewest organiseert het lokaal bestuur urgente opvang. Ook hier spant Oost-Vlaanderen de kroon. Het lokaal bestuur organiseert deze opvang in 41,5% van de gemeenten. In Limburg engageren de lokale besturen zich -wat urgente opvang betreft- het minst (in 11,6% van de gemeenten). Hoe groter de gemeente is, hoe meer kans er is dat urgente opvang in voorzieningen aangeboden wordt.
3.5.2 Opvang tijdens het weekend In 15,0% van de gemeenten organiseert het lokaal bestuur opvang tijdens het weekend. Grote verschillen tussen de provincies zien we niet, alleen ligt het percentage in de provincie Limburg (11,6%) wat lager dan in de andere provincies (rond 15,5%). In de meerderheid van de grote gemeenten (58,3%) organiseert het lokaal bestuur weekendopvang. In de kleine gemeenten is dit 5,6%.
3.5.3 Opvang van zieke kinderen In 12,1% van de gemeenten organiseert het lokaal bestuur opvang voor zieke kinderen. Tussen de provincies zijn er grote verschillen. In Vlaams-Brabant organiseert het lokaal bestuur in 30,8% van de gemeenten opvang voor zieke kinderen tegenover in 1,6% van de gemeenten in West-Vlaanderen. Ook hier stellen we vast dat lokale besturen van grotere gemeenten deze opvang meer in hun aanbod hebben dan die van kleinere gemeenten.
3.5.4 Nachtopvang
3.5.6 Opvang voor kinderen met een specifieke zorg In 37,4% van de gemeenten organiseert het lokale bestuur opvang voor kinderen met een specifieke zorg. In bijna de helft van de gemeenten in Oost-Vlaanderen organiseert het lokaal bestuur deze opvang. In West-Vlaanderen wordt deze opvang in 23,8% van de gemeenten georganiseerd. In drie grote gemeenten op vier, in één middelgrote gemeente op twee en in één kleine gemeente op vijf, organiseert het lokaal bestuur opvang voor kinderen met specifieke zorg.
3.5.7 Middagopvang Middagopvang wordt in 31,6% van de gemeenten georganiseerd door het lokaal bestuur. In Oost-Vlaanderen organiseert het lokaal bestuur in bijna de helft van de gemeenten middagopvang. In Limburg is dit in 9,3% van de gemeenten. In 75,0% van de grote gemeenten organiseert het lokaal bestuur middagopvang. In middelgrote (31,5%) en kleine gemeenten (28,0%) organiseert men deze opvang veel minder.
Nachtopvang wordt in 10,5% van de gemeenten georganiseerd door het lokaal bestuur.
22
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten
Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
23
33
44
22
West-Vlaanderen
Oost-Vlaanderen
Limburg
(1): kleine gemeenten: minder dan 13.000 inwoners (2): middelgrote gemeenten: tussen 13.000 en 55.000 inwoners (3): grote gemeenten: meer dan 55.000 inwoners
8
92
Middelgrote gemeenten (2)
Grote gemeenten (3)
64
Kleine gemeenten (1)
Grootte
34
31
164
Vlaams-Brabant
Antwerpen
Provincie
Totaal
66,7
61,3
44,4
51,2
67,7
52,4
52,3
44,3
53,6
7
31
8
5
10
10
10
11
46
58,3
20,7
5,6
11,6
15,4
15,9
15,4
15,7
15,0
%
N
N %
Weekendopvang
Flexibele opvang
5
22
10
1
10
1
20
5
37
N
41,7
14,7
6,9
2,3
15,4
1,6
30,8
7,1
12,1
%
Opvang zieke kinderen
1
26
5
1
11
5
7
8
32
N
8,3
17,3
3,5
2,3
16,9
7,9
10,8
11,4
10,5
%
Nachtopvang
6
51
22
5
27
10
17
20
79
N
50,0
34,0
15,3
11,6
41,5
15,9
26,2
28,6
25,8
%
Urgente opvang
9
76
29
15
30
15
24
30
114
N
75,0
50,7
20,3
34,9
46,2
23,8
37,5
42,9
37,4
%
Opvang specifieke zorg
9
47
40
4
30
16
22
24
96
N
75,0
31,5
28,0
9,3
46,9
25,4
34,4
34,3
31,6
%
Middagopvang
Tabel 16: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur een verruimd aanbod organiseert, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte
4
0
0
1
1
2
0
0
4
N
33,3
0,0
0,0
2,3
1,5
3,2
0,0
0,0
1,3
%
Winkelcentra
3.5.8 Opvang verbonden aan een winkelcentrum In vier gemeenten organiseert het lokaal bestuur opvang verbonden aan winkelcentra. Twee gemeenten bevinden zich in West-Vlaanderen, de andere twee zijn gelegen in Limburg en Oost-Vlaanderen. Het zijn enkel de lokale besturen van grote gemeenten die dit organiseren.
3.6 Beleidsbevoegdheden In dit hoofdstuk krijg je achtereenvolgens het antwoord op de volgende vragen: ‘Wie heeft kinderopvang onder zijn bevoegdheid?’, ‘Is er in de gemeente een kinderopvangambtenaar aanwezig?’, en ‘Voorziet men in een apart budget ter ondersteuning van de kinderopvang?’
3.6.1 Beleidsbevoegdheden in de gemeente In 19,9% van de gemeentebesturen in het Vlaams Gewest blijkt er een schepen te zijn die de bevoegdheid ‘kinderopvang’ in zijn/haar titel draagt. In Limburg blijkt er in 26,3% van de gemeentebesturen een schepen met ‘kinderopvang’ in de titel te zijn, tegenover in 12,5% van de gemeentebesturen in Oost-Vlaanderen. In kleine gemeenten is er minder kans dat men in het gemeentebestuur een dergelijke schepen vindt dan in middelgrote en grote gemeenten. In de gemeenten waar het gemeentebestuur geen schepen heeft die de bevoegdheid ‘kinderopvang’ in zijn/haar titel draagt, neemt in 69,5% van de gemeentebesturen de schepen van gezin, welzijn, sociale zaken, cultuur, jeugd of onderwijs deze taak op zich. In vijf gemeentebesturen is het de burgemeester, de schepen van huisvesting of de schepen van financiën die hiervoor bevoegd is.
Tabel 17: Aantal gemeenten waar het gemeentebestuur een schepen heeft met de bevoegdheid ‘kinderopvang’ in titel, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte
Schepen met specifieke titel ‘kinderopvang’ Aantal gemeenten Totaal
%
N = 266
53
19,9
Antwerpen
N = 61
12
19,7
Vlaams-Brabant
N = 55
13
23,6
West-Vlaanderen
N = 56
11
19,6
Oost-Vlaanderen
N = 56
7
12,5
Limburg
N = 38
10
26,3
Kleine gemeenten (1)
N = 117
17
14,5
Middelgrote gemeenten (2)
N = 137
33
24,1
Grote gemeenten (3)
N = 12
3
25,0
Provincie
Grootte
(1): kleine gemeenten: minder dan 13.000 inwoners (2): middelgrote gemeenten: tussen 13.000 en 55.000 inwoners (3): grote gemeenten: meer dan 55.000 inwoners
24
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
Tabel 18: Functietitel van de schepen bevoegd voor kinderopvang, in aantallen en procenten
Functietitel
N
%
Kinderopvang
53
19,9
185
69,5
5
1,9
23
8,6
266
100,0
Gezin, welzijn, sociale zaken, cultuur, jeugd Overige Geen antwoord Totaal
Tabel 19: Functietitel van de ambtenaar die zich bezighoudt met kinderopvang in het gemeentebestuur, in aantallen en procenten
Functietitel
N
%
Kinderopvangambtenaar
18
6,8
Ambtenaar (jeugdconsulent, cultuurambtenaar, …)
77
28,9
IBO-coördinator
61
22,9
Ambtenaar én IBO-coördinator
48
18,0
OCMW-ambtenaar
4
1,5
Overige
4
1,5
54
20,3
266
100,0
Geen gegevens Totaal In 79,7% van de lokale besturen is er een ambtenaar die zich bezighoudt met kinderopvang.
weten ons te melden dat een ambtenaar binnen het OCMW zich bezighoudt met kinderopvang.
3.6.2 Beleidsbevoegdheden in het OCMW
3.6.3 Apart budget voor de ondersteuning van kinderopvang
In 19,8% van de gemeenten meldt het OCMW dat kinderopvang er een kernactiviteit is. Ook hier blijkt dat er in Limburg meer OCMW’s zijn die kinderopvang als een kernactiviteit beschouwen (25,7%). In West-Vlaanderen bedraagt dit percentage 14,8%. De grootte van de gemeente doet er weinig toe. De percentages situeren zich rond het algemeen gemiddelde. Daarnaast vroegen we of de bevoegdheid ‘kinderopvang’ toegewezen is aan een lid van het vast bureau. Dit blijkt in vier OCMW’s het geval te zijn. In drie middelgrote gemeenten en in één kleine gemeente blijkt deze bevoegdheid aan een lid van het vast bureau toegewezen te zijn. 23 OCMW’s
In 72,6% van de gemeenten beschikt het lokaal bestuur over een apart budget voor kinderopvang. In Limburg heeft het lokaal bestuur in bijna vier gemeenten op vijf in een apart budget voorzien, in Antwerpen is dit 63,8%. In ongeveer 75% van de grote en 75% van de middelgrote gemeenten heeft het lokaal bestuur een apart budget voor de ondersteuning van kinderopvang. In de kleine gemeenten bedraagt dit percentage 69,1 %.
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
25
Tabel 20: Aantal gemeenten waar het OCMW kinderopvang als kernactiviteit beschouwt, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte
Kinderopvang een kernactiviteit van OCMW Aantal gemeenten Totaal
%
N =257
51
19,8
Antwerpen
N = 62
12
19,4
Vlaams-Brabant
N = 52
11
21,2
West-Vlaanderen
N = 54
8
14,8
Oost-Vlaanderen
N = 54
11
20,4
Limburg
N = 35
9
25,7
Kleine gemeenten (1)
N =119
21
17,6
Middelgrote gemeenten (2)
N =127
28
22,0
Grote gemeenten (3)
N = 11
2
18,2
Provincie
Grootte
(1): kleine gemeenten: minder dan 13.000 inwoners (2): middelgrote gemeenten: tussen 13.000 en 55.000 inwoners (3): grote gemeenten: meer dan 55.000 inwoners
Tabel 21: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur een apart budget heeft ter ondersteuning van de kinderopvang, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte
Apart budget ondersteuning van de kinderopvang Aantal gemeenten Totaal
%
N = 299
217
72,6
Antwerpen
N = 69
44
63,8
Vlaams-Brabant
N = 63
49
77,8
West-Vlaanderen
N = 62
44
71,0
Oost-Vlaanderen
N = 63
47
74,6
Limburg
N = 42
33
78,6
Kleine gemeenten (1)
N = 139
96
69,1
Middelgrote gemeenten (2)
N = 148
112
75,7
Grote gemeenten (3)
N = 12
9
75,0
Provincie
Grootte
(1): kleine gemeenten: minder dan 13.000 inwoners (2): middelgrote gemeenten: tussen 13.000 en 55.000 inwoners (3): grote gemeenten: meer dan 55.000 inwoners
26
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
Tabel 22: Aanwezigheid Lokaal Overleg in de gemeenten, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte
Aanwezigheid Lokaal Overleg Aantal gemeenten Totaal
%
N = 308
259
84,1
Antwerpen
N = 70
67
95,7
Vlaams-Brabant
N = 65
43
66,2
West-Vlaanderen
N = 64
56
87,5
Oost-Vlaanderen
N = 65
52
80,0
Limburg
N = 44
41
93,2
Kleine gemeenten (1)
N = 145
113
77,9
Middelgrote gemeenten (2)
N = 151
135
89,4
Grote gemeenten (3)
N = 12
11
91,7
Provincie
Grootte
(1): kleine gemeenten: minder dan 13.000 inwoners (2): middelgrote gemeenten: tussen 13.000 en 55.000 inwoners (3): grote gemeenten: meer dan 55.000 inwoners
3.7 Lokaal Overleg Het Lokaal Overleg is een instrument om kinderopvang te optimaliseren. In wat volgt geven we een antwoord op de volgende vragen: ‘Hoeveel gemeenten hebben een Lokale Overleggroep?’, ‘Op welke manier ondersteunt het lokaal bestuur het Lokaal Overleg?’, ‘Wie vertegenwoordigt het lokaal bestuur in het Lokaal Overleg?’, ‘Informeert het lokaal bestuur de bevolking over het kinderaanbod?’, en ‘Hoeveel gemeenten met Lokaal Overleg hebben een initiatief buitenschoolse opvang?’
1: aantal actieve overleggroepen, de officieel stopgezette overleggroepen zijn niet meegeteld 2: (5+8+3+33)/(263+249) 3: (5+8)/263 4: (3+33)/249
3.7.1 De aanwezigheid van het Lokaal Overleg in de gemeenten Op basis van de registratiegegevens bij Kind en Gezin is er in 84,1%1 van de gemeenten in het Vlaams Gewest een Lokaal Overleg Kinderopvang. Antwerpen heeft het grootste aantal gemeenten met een Lokaal Overleg, namelijk 95,7%. In Vlaams-Brabant hebben 66,2% van de gemeenten een Lokaal Overleg Kinderopvang. Hoe groter de gemeente is, hoe meer kans we hebben om er een Lokaal Overleg te vinden. 9,6%2 van alle OCMW’s en alle gemeentebesturen antwoordde anders dan verwacht in vergelijking met de registratie van Kind en Gezin. Bij de gemeentebesturen lag dit percentage op 4,9%3, bij de OCMW’s op 14,5%4 . Het valt op dat de grote meerderheid van zij die de vraag anders invulden, ons meldde dat er geen Lokaal Overleg is, terwijl er wel één aanwezig is. Hiervoor zien we twee verklaringen. Ofwel is het
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
27
Tabel 23: Vergelijking gegevens aanwezigheid Lokaal Overleg - Kind en Gezin met gegevens aanwezigheid Lokaal Overleg - enquête
Aanwezigheid Lokaal Overleg onze gegevens Aanwezigheid Lokaal Overleg - enquête
ja
nee
222
5
227
8
28
36
230
33
263
ja
183
3
186
nee
33
30
63
216
33
249
ja
OCMW
nee
Totaal OCMW Gemeentebestuur
Totaal
Totaal gemeentebestuur
Lokaal Overleg in die gemeente sinds geruime tijd niet meer samengekomen en beschouwen deze lokale besturen het Lokaal Overleg als stopgezet. Ofwel zijn de lokale besturen niet voldoende ingelicht over het bestaan van een Lokaal Overleg.
3.7.2 De ondersteuning van het Lokaal Overleg door het lokaal bestuur In de gemeenten waar het lokaal bestuur een Lokaal Overleg heeft, zorgt 89,6% voor ondersteuning. Deze ondersteuning gebeurt op de volgende manier: - 11,2% van de gemeenten waar het lokaal bestuur een Lokaal Overleg heeft, verleent jaarlijks een toelage voor de werking; - 42,6% van de gemeenten waar het lokaal bestuur een Lokaal Overleg heeft, verleent een toelage in functie van specifieke doeleinden;
- 56,1% van de gemeenten waar het lokaal bestuur een Lokaal Overleg heeft, financiert de enquête om de behoeften aan kinderopvang bij ouders en kinderen te peilen; - 94,2% van de gemeenten waar het lokaal bestuur een Lokaal Overleg heeft, stelt personeel ter beschikking voor de werking van het Lokaal Overleg; - 53,8% van de gemeenten waar het lokaal bestuur een Lokaal Overleg heeft, stelt personeel ter beschikking voor de verwerking van de enquête.
3.7.3 De vertegenwoordiging in het Lokaal Overleg We gingen na of de schepen die bevoegd is met ‘kinderopvang’ ook vertegenwoordigd is in het Lokaal Overleg. In 74,3% van de gemeenten met Lokaal Overleg is dit ook het geval. 10,4% van de
Tabel 24: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur het Lokaal Overleg ondersteunt, in aantallen en procenten
Aantal gemeenten
%
Jaarlijkse toelage
25
11,2
Toelage i.f.v. specifieke doeleinden
95
42,6
Financiert de enquête
125
56,1
Terbeschikkingstelling voor werking
210
94,2
Personeel voor de verwerking van de enquête
120
53,8
Ondersteuning
28
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
3.7.5 Het Lokaal Overleg en de aanwezigheid van een initiatief buitenschoolse opvang
schepenen die bevoegd zijn voor kinderopvang, laat zich vervangen door een andere schepen, een ambtenaar of door de burgemeester.
3.7.4 Het informeren van de burger over het opvanglandschap in de gemeente Uit ons onderzoek blijkt dat in 92,8% van de gemeenten het lokaal bestuur de burger informeert omtrent het kinderopvangaanbod. In 77,9% van de gemeenten gebeurt dit in samenspraak met het Lokaal Overleg. Het lokaal bestuur gebruikt hiervoor het gemeentelijk informatieblad (in 87,6% van de gemeenten), folders (79,1%) en de gemeentelijke website (70,6%). In 33,0% van de gemeenten gebruikt het lokaal bestuur affiches om de burgers te informeren
Voor de oprichting van een initiatief buitenschoolse opvang heeft het organiserend bestuur altijd de goedkeuring van het Lokaal Overleg nodig. Uit onderstaande tabel blijkt dat in 77,6% van de gemeenten met een Lokaal Overleg, de gemeente minstens één initiatief buitenschoolse opvang op haar grondgebied heeft.
Tabel 25: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur de burger informeert over het kinderopvangaanbod, in aantallen en procenten, naar informatiekanalen
Burger informeren over kinderopvangaanbod
%
Aantal gemeenten Totaal
N = 306
284
92,8
Gemeentelijk informatieblad
268
87,6
Gemeentelijke website
216
70,6
Folders
223
72,9
Affiches
101
33,0
Informatiekanalen
Tabel 26: Het Lokaal Overleg en de aanwezigheid van een initiatief buitenschoolse opvang, in aantallen en procenten
Aanwezigheid Lokaal Overleg ja
Aanwezigheid initiatief buitenschoolse opvang
Totaal
ja nee
N
201
%
77,6
N
58
%
22,4
N
259
%
100,0
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
29
4.
Synthese In 93,2% van de gemeenten organiseert en/of ondersteunt het lokaal bestuur formele kinderopvangvoorzieningen en/of opvang binnen de schoolmuren. Het lokaal bestuur organiseert in 67,2% van de gemeenten een formele kinderopvangvoorziening. Initiatieven buitenschoolse opvang en diensten voor opvanggezinnen zijn het populairst. Deze worden in respectievelijk 48,7% en in 23,4% van de gemeenten georganiseerd. In 34,0% van de gemeenten organiseert het lokaal bestuur opvang binnen de schoolmuren. Bovenop de enveloppenfinanciering van Kind en Gezin, draagt in de meeste gemeenten het lokaal bestuur bij in de personeels-, werkings- en infrastructuurkosten van de kinderopvangvoorzieningen en de opvang binnen de schoolmuren die het zelf organiseert. Het lokaal bestuur ondersteunt financieel in 48,7% van de gemeenten kinderopvanginitiatieven die het niet zelf organiseert. In 55,2% van de gemeenten stelt het lokaal bestuur materiële middelen ter beschikking van kinderopvanginitiatieven waarvan het niet zelf organisator is. Het lokaal bestuur dat in de gemeente zelf een formele kinderopvangvoorziening organiseert, zal aan andere kinderopvanginitiatieven die het niet organiseert eerder materiële middelen geven. In de gemeenten waar het lokale bestuur geen organiserend bestuur is van een formele kinderopvangvoorziening, zal het andere kinderopvanginitiatieven eerder financieel ondersteunen. Van het verruimde aanbod blijkt flexibele opvang het meest georganiseerd te worden (in 53,6% van de gemeenten). Opvang voor kinderen met een specifieke zorg wordt in 37,4% van de gemeenten georganiseerd. Daarna volgen middagopvang (31,6%) en urgente opvang (25,8%). Nachtopvang, opvang voor zieke kinderen en weekendopvang worden minder georganiseerd.
Naast het organiseren en ondersteunen van kinderopvanginitiatieven kan het lokaal bestuur van een gemeente vrijetijdsactiviteiten voor kinderen organiseren. In 85,9% van de gemeenten blijkt dit het geval te zijn. Hier scoren speelpleinwerking en sportactiviteiten het best. In ruim 70,3% van de gemeenten organiseert het lokaal bestuur speelpleinwerking. In 69,9% van de gemeenten organiseert het sportactiviteiten. Wat de beleidsbevoegdheden op het vlak van kinderopvang betreft, stellen we vast dat in bijna één gemeente op vijf (19,9%) er in het gemeentebestuur een schepen aanwezig is met de bevoegdheid ‘kinderopvang’. In de andere gevallen neemt de schepen van gezin, welzijn, sociale zaken, cultuur of jeugd deze taak op zich. In één gemeente op vijf blijkt kinderopvang een kernactiviteit van het OCMW te zijn. In 84,1% van de gemeenten is er, volgens de gegevens van Kind en Gezin, een Lokaal Overleg aanwezig. We stelden echter een discrepantie vast tussen onze gegevens en de gegevens uit de enquête. 9,6% van de OCMW’s en gemeentebesturen vulde deze vraag anders in dan we verwachtten. Bij het OCMW lag dit percentage op 14,5%, bij de gemeentebesturen was dit 4,9%. In 89,6% van de gemeenten met een Lokaal Overleg zorgt het lokaal bestuur voor verdere ondersteuning. Deze ondersteuning kan gebeuren door het verlenen van een jaarlijkse toelage, een toelage in functie van specifieke doeleinden, het financieren van de enquête die de noden aan kinderopvang in de gemeente in kaart brengt én het ter beschikking stellen van personeel. Het Lokaal Overleg is in het leven geroepen om de initiatieven buitenschoolse opvang op te richten. In 77,5% van de gemeenten met een Lokaal Overleg, treffen we een initiatief buitenschoolse opvang aan.
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
31
LIJST VAN TABELLEN Tabel 1:
Het aantal opgestuurde en ontvangen enquêtes, in aantallen en procenten, naar gewest en lokaal bestuur
9
Tabel 2:
Het aantal ontvangen enquêtes van het OCMW en gemeentebestuur in het Vlaamse en Brussels Hoofdstedelijk gewest, in aantallen
9
Tabel 3:
Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvanginitiatieven organiseert en/of ondersteunt, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte
11
Tabel 4:
Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvanginitiatieven organiseert, in aantallen en procenten, naar voorziening
12
Tabel 5:
Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvangvoorzieningen organiseert, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte
13
Tabel 6: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur bijdraagt in personeels-, werkings- en infrastructuurkosten van de kinderopvanginitiatieven die het zelf organiseert, in aantallen en procenten, naar voorziening
14
Tabel 7:
Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvanginitiatieven financieel en materieel ondersteunt, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte
15
Tabel 8:
Het al dan niet organiserend bestuur zijn van een formele kinderopvangvoorziening en de financiële en materiële ondersteuning van initiatieven waarvan men geen organiserend bestuur is, in aantallen en procenten
16
Tabel 9: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvanginitiatieven financieel ondersteunt, in aantallen en procenten, naar voorziening
16
Tabel 10: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvanginitiatieven die het zelf niet organiseert, financieel ondersteunt, in aantallen en procenten, naar specifieke doeleinden
17
Tabel 11: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur kinderopvangvoorzieningen die het zelf niet organiseert materieel ondersteunt, in aantallen en procenten, naar middelen
18
Tabel 12: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur vrijetijdsactiviteiten voor kinderen organiseert, in aantallen en procenten, naar activiteit
19
Tabel 13: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur vrijetijdsactiviteiten voor kinderen organiseert, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte
19
Tabel 14: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur een tegemoetkoming verleent aan ouders voor een vakantieactiviteit van hun kinderen, naar provincie en grootte
20
Tabel 15: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur extra subsidies aantrekt voor de financiering van de kinderopvanginitiatieven die het zelf organiseert, in aantallen, naar subsidiekanaal
21
Tabel 16: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur een verruimd aanbod organiseert, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte
23
32
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
Tabel 17: Aantal gemeenten waar het gemeentebestuur een schepen heeft met de bevoegdheid ‘kinderopvang’ in titel, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte
24
Tabel 18: Functietitel van de schepen bevoegd voor kinderopvang, in aantallen en procenten
25
Tabel 19: Functietitel van de ambtenaar die zich bezighoudt met kinderopvang in het gemeentebestuur, in aantallen en procenten
25
Tabel 20: Aantal gemeenten waar het OCMW kinderopvang als kernactiviteit beschouwt, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte
26
Tabel 21: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur een apart budget heeft ter ondersteuning van de kinderopvang, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte
26
Tabel 22: Aanwezigheid Lokaal Overleg in de gemeenten, in aantallen en procenten, naar provincie en grootte
27
Tabel 23: Vergelijking gegevens aanwezigheid Lokaal Overleg - Kind en Gezin met gegevens aanwezigheid Lokaal Overleg - enquête
28
Tabel 24: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur het Lokaal Overleg ondersteunt, in aantallen en procenten
28
Tabel 25: Aantal gemeenten waar het lokaal bestuur de burger informeert over het kinderopvangaanbod, in aantallen en procenten, naar informatiekanalen
29
Tabel 26: Het Lokaal Overleg en de aanwezigheid van een initiatief buitenschoolse opvang, in aantallen en procenten
29
BIJLAGEN Bijlage 1: Vragenlijst Lokaal Overleg Gemeentebesturen
35
Bijlage 2: Vragenlijst Lokaal Overleg OCMW’s
50
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
33
Bijlage 1:
HET LOKAAL KINDEROPVANGBELEID WELKE INITIATIEVEN ONDERNEEMT EEN GEMEENTEBESTUUR5 BINNEN HET RUIME DOMEIN VAN DE KINDEROPVANG?
“Kind en Gezin wil, samen met haar partners, voor elk kind, waar en hoe het ook geboren is of opgroeit, zoveel mogelijke kansen creëren.” Met deze missie maakt Kind en Gezin duidelijk dat het kind op een centrale plaats dient te staan. Als we het over kinderen hebben, wordt daar bijna automatisch kinderopvang aan verbonden. Kind en Gezin heeft reeds een duidelijk beeld van het formele opvanglandschap in Vlaanderen (dit zijn de kinderdagverblijven, de diensten voor opvanggezinnen, de zelfstandige opvangvormen en de buitenschoolse opvang). Kind en Gezin weet ook dat in het kader van het gemeentelijk beleid tal van andere initiatieven genomen worden die de kinderopvang binnen de gemeente ten goede komen. Met bijgevoegde vragenlijst willen we graag deze extra inspanningen van het Gemeentebestuur zichtbaar maken. De vragenlijst is onderverdeeld in de volgende vier luiken: • LUIK 1 gaat na of het Gemeentebestuur zelf een of andere vorm van kinderopvang organiseert. De vragen worden gesteld voor de verschillende opvangvormen. Daar waar relevant, wordt het onderscheid gemaakt tussen enerzijds dagopvang en anderzijds buitenschoolse opvang. Met dit luik willen we vooral een zicht krijgen op wat de extra initiatieven zijn die een Gemeentebestuur neemt ten aanzien van de formele opvang. • LUIK 2 bevraagt of het Gemeentebestuur naast het organiseren van kinderopvang nog andere initiatieven onderneemt ten behoeve van de kinderopvang. Bijvoorbeeld het ter beschikking stellen van financiële middelen, van infrastructuur, van materiaal en dergelijke meer. • LUIK 3 voorziet in vragen over de beleidsbevoegdheden. • LUIK 4 behandelt vragen omtrent het Lokaal Overleg Kinderopvang.
Hierbij willen wij u alvast bedanken voor uw bereidwillige medewerking!
Will Verniest Afdelingshoofd Kinderopvang
5: Wanneer we in deze vragenlijst de term ‘Gemeentebestuur’ aanhalen, bedoelen we uiteraard ook de Stadsbesturen
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
35
Identificatiegegevens: Gemeente/Stad
......................
Contactpersoon
......................
Telefoon
...................................
E–mailadres
............................
Gelieve de ingevulde vragenlijst zo vlug mogelijk terug te sturen naar: Kind en Gezin t.a.v. Sylvia Walravens Hallepoortlaan 27 1060 Brussel Alle begrippen opgenomen in de vragenlijst zullen ter verduidelijking op het einde omschreven worden in een verklarende woordenlijst.
36
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
LUIK 1: Organiseert het Gemeentebestuur zelf initiatieven die een of andere opvangfunctie vervullen? Met andere woorden is het Gemeentebestuur zelf organiserend bestuur van kinderopvang?
1.1 BASISAANBOD In dit onderdeel bevragen we het basisaanbod kinderopvang. Het basisaanbod bestaat uit de kinderdagverblijven, de buitenschoolse opvang in aparte lokalen van een kinderdagverblijf, de diensten voor opvanggezinnen, de mini-crèches, de zelfstandige kinderdagverblijven, de initiatieven voor buitenschoolse opvang en de opvang binnen de schoolmuren. Daar waar relevant, maken we nog de opdeling tussen dagopvang en buitenschoolse opvang. In dit luik willen we vooral een zicht krijgen op datgene wat buiten het formele opvanglandschap gebeurt. De verschillende extra inspanningen die door het Gemeentebestuur geleverd kunnen worden, willen we graag in kaart brengen.
1.1.1 Kinderdagverblijven (KDV, erkend door Kind en Gezin) Is het Gemeentebestuur organiserend bestuur van een KDV? O Nee O Ja Indien ja: Draagt het Gemeentebestuur bij in de personeelskosten van het KDV? (bovenop de enveloppenfinanciering van Kind en Gezin) Ja O Nee O Draagt het Gemeentebestuur bij in de werkingskosten van het KDV? (bovenop de enveloppenfinanciering van Kind en Gezin) Ja O Nee O Draagt het Gemeentebestuur de infrastructuurkosten van het KDV? Nee O Ja O Zo ja, draagt het die kosten O volledig? O gedeeltelijk? Zijn er andere subsidiekanalen, andere dan Kind en Gezin, die worden aangesproken om de kosten van het KDV te financieren (zoals Gemeentefonds en Stedenfonds – VIPA – EFRO – …)? Zo ja, welke? ...............................................
1.1.2 Buitenschoolse opvang in aparte lokalen van een KDV (BOKDV’s) Is het Gemeentebestuur organiserend bestuur van BOKDV? O Nee O Ja
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
37
Indien ja: Draagt het Gemeentebestuur nog bijkomende kosten van de BOKDV? Ja O Nee O Zijn er andere subsidiekanalen, andere dan Kind en Gezin, die worden aangesproken om de kosten van de BOKDV te financieren? Zo ja, welke? ...............................................
1.1.3 Diensten voor opvanggezinnen (DVO, erkend door Kind en Gezin) Is het Gemeentebestuur organiserend bestuur van een DVO? O Nee O Ja Indien ja: Draagt het Gemeentebestuur bij in de personeelskosten van de DVO? (bovenop de enveloppenfinanciering van Kind en Gezin) Ja O Nee O Draagt het Gemeentebestuur bij in de werkingskosten van de DVO? (bovenop de enveloppenfinanciering van Kind en Gezin) Ja O Nee O Draagt het Gemeentebestuur de infrastructuurkosten van de DVO? Nee O Ja O Zo ja, draagt het die kosten O volledig? O gedeeltelijk? Zijn er andere subsidiekanalen, andere dan Kind en Gezin, die worden aangesproken om de kosten van de DVO te financieren (zoals Gemeentefonds en Stedenfonds – VIPA – EFRO – …)? Zo ja, welke? ...............................................
1.1.4 Mini-crèche (MC, attest van toezicht van Kind & Gezin) A. Is het Gemeentebestuur organiserend bestuur van een MC die dagopvang6 aanbiedt? O Nee O Ja Indien ja: Draagt het Gemeentebestuur bij in de personeelskosten van de MC? Ja O Nee O 6: Opvang van niet-schoolgaande kinderen van 0 tot 3 jaar
38
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
Draagt het Gemeentebestuur bij in de werkingskosten van de MC? Ja O Nee O Draagt het Gemeentebestuur de infrastructuurkosten van de MC? Nee O Ja O Zo ja, draagt het die kosten O volledig? O gedeeltelijk? Zijn er andere subsidiekanalen, andere dan de kostenvergoeding van Kind en Gezin, die worden aangesproken om de kosten van de MC te financieren (zoals Gemeentefonds en Stedenfonds – VIPA – EFRO – …)? Zo ja, welke? ...............................................
B. Biedt deze MC, naast dagopvang, ook buitenschoolse opvang7 aan? O Ja O Nee C. Is het Gemeentebestuur organiserend bestuur van een MC die uitsluitend buitenschoolse opvang aanbiedt? O Nee O Ja Indien ja: Draagt het Gemeentebestuur bij in de personeelskosten van de MC? Ja O Nee O Draagt het Gemeentebestuur bij in de werkingskosten van de MC? Ja O Nee O Draagt het Gemeentebestuur de infrastructuurkosten van de MC? Nee O Ja O Zo ja, draagt het die kosten O volledig? O gedeeltelijk? Zijn er andere subsidiekanalen, andere dan de kostenvergoeding van Kind en Gezin, die worden aangesproken om de kosten van de MC te financieren (zoals Gemeentefonds en Stedenfonds – VIPA – EFRO – …)? Zo ja, welke? ...............................................
1.1.5 Zelfstandig kinderdagverblijf (ZKDV, attest van toezicht van Kind en Gezin) A. Is het Gemeentebestuur organiserend bestuur van een ZKDV dat dagopvang aanbiedt? O Nee O Ja
7: Opvang van schoolgaande kinderen van 2,5 tot 3 jaar
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
39
Indien ja: Draagt het Gemeentebestuur bij in de personeelskosten verbonden aan het ZKDV? Ja O Nee O Draagt het Gemeentebestuur bij in de werkingskosten verbonden aan het ZKDV? Ja O Nee O Draagt het Gemeentebestuur de infrastructuurkosten verbonden aan het ZKDV? Nee O Ja O Zo ja, draagt het die kosten O volledig? O gedeeltelijk? Zijn er andere subsidiekanalen, andere dan de kostenvergoeding van Kind en Gezin, die worden aangesproken om de kosten van het ZKDV te financieren (zoals Gemeentefonds en Stedenfonds – VIPA – EFRO – …)? Zo ja, welke? ...............................................
B. Biedt dit ZKDV, naast dagopvang, ook buitenschoolse opvang aan? O Ja O Nee C. Is het Gemeentebestuur organiserend bestuur van een ZKDV dat uitsluitend buitenschoolse opvang aanbiedt? O Nee O Ja Indien ja: Draagt het Gemeentebestuur bij in de personeelskosten verbonden aan het ZKDV? Ja O Nee O Draagt het Gemeentebestuur bij in de werkingskosten verbonden aan het ZKDV? Ja O Nee O Draagt het Gemeentebestuur de van het ZKDV? Ja O Nee O Zo ja, draagt het die kosten O volledig? O gedeeltelijk? Zijn er andere subsidiekanalen, andere dan de kostenvergoeding van Kind en Gezin, die worden aangesproken om de kosten van het ZKDV te financieren (zoals Gemeentefonds en Stedenfonds – VIPA – EFRO – …)? Zo ja, welke? ...............................................
40
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
1.1.6 Initiatieven voor Buitenschoolse Opvang (IBO’s, erkend door Kind en Gezin) Is het Gemeentebestuur organiserend bestuur van een IBO? O Nee O Ja Indien ja: Draagt het Gemeentebestuur bij in de personeelskosten van het IBO (bovenop de subsidiëring door Kind en Gezin en/of FCUD8) Ja O Nee O Draagt het Gemeentebestuur bij in de werkingskosten van het IBO (bovenop de subsidiëring door Kind en Gezin en/of FCUD)? Ja O Nee O Draagt het Gemeentebestuur de infrastructuurkosten voor het IBO? Nee O Ja O Zo ja, draagt het die kosten O volledig? O gedeeltelijk? Zijn er andere subsidiekanalen, andere dan Kind en Gezin en/of het FCUD, die worden aangesproken om de kosten van het IBO te financieren (zoals Gemeentefonds en Stedenfonds – VIPA – EFRO – …)? Zo ja, welke? ...............................................
1.1.7 Opvang binnen de schoolmuren9 Organiseert het Gemeentebestuur opvang binnen de schoolmuren van een gemeenteschool? O Nee O Ja Indien ja: Draagt het Gemeentebestuur de personeelskosten voor de opvang binnen de schoolmuren? Nee O Ja O Zo ja, draagt het die kosten O volledig? O gedeeltelijk? Draagt het Gemeentebestuur de werkingskosten voor de opvang binnen de schoolmuren? Nee O Ja O Zo ja, draagt het die kosten O volledig? O gedeeltelijk? Zijn er andere subsidiekanalen die worden aangesproken om de kosten verbonden aan de opvang binnen de schoolmuren te financieren (zoals Gemeentefonds en Stedenfonds – VIPA – EFRO – …)? Zo ja, welke? ............................................... 8: Het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten 9: D.w.z. opvang op school, niet gesubsidieerd als IBO
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
41
1.2 VERRUIMD AANBOD Door de vraag naar de flexibele inzet van arbeidskrachten is er naast basisopvang steeds meer nood aan een verruimd opvangaanbod. In dit gedeelte willen we een zicht krijgen op datgene wat een Gemeentebestuur aan extra aanbod voorziet. Let wel: meerdere antwoorden zijn mogelijk! 1. Organiseert het Gemeentebestuur opvang vóór 7u en na 18u? O Nee O Ja Indien ja, via welke opvangvormen10? KDV DVO MC ZKDV O O O O Andere O
Welke?
IBO O
Opvang binnen de schoolmuren O
......................................................................
2. Organiseert het Gemeentebestuur opvang tijdens het weekend? O Nee O Ja Indien ja, via welke opvangvormen? KDV DVO MC ZKDV O
O
O
O
IBO
Andere
O
O
Welke?
............................................
3. Organiseert het Gemeentebestuur opvang van zieke kinderen? O Nee O Ja Indien ja, via welke opvangvormen? KDV DVO MC ZKDV O
O
O
O
IBO
Andere
O
O
Welke?
............................................
4. Organiseert het Gemeentebestuur opvang verbonden aan winkelcentra (“babyparking”)? O Nee O Ja Indien ja, welke?
......................................................................
5. Organiseert het Gemeentebestuur middagopvang? (onder middagopvang verstaan we opvang van schoolgaande kinderen tijdens de middagpauze) O Nee O Ja Indien ja, welke?
......................................................................
10: KDV = kinderdagverblijf, DVO = dienst voor opvanggezinnen, MC = minicrèche, ZKDV = zelfstandig kinderdagverblijf, IBO = initiatief voor buitenschoolse opvang
42
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
6. Organiseert het Gemeentebestuur nachtopvang? O Nee O Ja Indien ja, via welke opvangvormen? KDV DVO MC ZKDV O O O O
Andere O Specifieer welke (bv. kinderhotel): ..............................................................
7. Organiseert het Gemeentebestuur urgente opvang? (onder urgente opvang verstaan we de onverwachtse nood aan opvang van korte duur) O Nee O Ja Indien ja, via welke opvangvormen? KDV DVO MC ZKDV O
O
O
O
Andere
O Welke?
....................................................................
8. Organiseert het Gemeentebestuur opvang van kinderen met een specifieke zorg? O Nee O Ja Indien ja, via welke opvangvormen? KDV DVO MC ZKDV O
O
O
O
IBO
Andere
O
O Welke?
..............................................
1.3 ANDERE INITIATIEVEN Organiseert het Gemeentebestuur andere initiatieven voor de doelgroep 2,5- tot 12-jarigen? O Nee => Ga verder met luik 2 op de volgende pagina. O Ja => Duid aan welke initiatieven dit dan zijn: Gemeente Sportkampen
O
Taalkampen
O
Speelpleinwerking
O
Grabbelpas (voor kinderen van 6 tot 12 jaar) Muziekacademie
O
Tekenacademie
O
Busvervoer (bijvoorbeeld van school naar sportkamp) Andere:
O
O
...............................................................................................................................................................................
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
43
LUIK 2: Wat doet het Gemeentebestuur naast het organiseren van kinderopvang? Op welke andere manieren investeert het Gemeentebestuur in kinderopvang naast de kinderopvang die het zelf organiseert? Het Gemeentebestuur kan ondermeer een extra subsidie, materiaal of infrastructuur ter beschikking stellen van een opvanginitiatief. Duid aan in de volgende vragen wat dit juist voor uw gemeente inhoudt.
2.1 Stelt het Gemeentebestuur een financiële toelage ter beschikking van kinderopvanginitiatieven waarvan het zelf geen organiserend bestuur is? O Nee => Ga verder met vraag 2.2 O Ja Indien ja: A. Voor welke initiatieven doet zij dit dan? (Er zijn meerdere antwoorden mogelijk!) O Kinderdagverblijven
O Diensten voor opvanggezinnen O IBO’s
O BOKDV’s
O Zelfstandig kinderdagverblijf O Mini-crèche
O Zelfstandige onthaalouders
O Subsidies voor voor- en naschoolse opvang georganiseerd in scholen O Subsidies voor opvang van kinderen met een specifieke zorg O Andere, specifieer welke:
......................................................................
B. In welke vorm wordt deze financiële toelage dan gegeven? O O
Een vast bedrag met de vrijheidskeuze van besteding Een gegeven bedrag voor welbepaalde doeleinden Voor welke doeleinden kan dit dan zijn? O Subsidies voor vorming van zowel personeel, onthaalmoeders als ouders O Subsidies voor projecten ter verbetering van kwaliteit O Huursubsidie
O Tussenkomst in de leningslast O Subsidies voor poetsdienst
O Subsidies voor tuinonderhoud
O Tussenkomst ten aanzien van ouders voor vakantieactiviteiten O Andere, specifieer welke:
44
......................................................................
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
2.2 Voorziet het Gemeentebestuur in een tegemoetkoming ten aanzien van de ouders voor vakantieactiviteit? O Nee O Ja Indien ja, op welke manier?
......................................................................
2.3 Stelt het Gemeentebestuur nog andere middelen (andere dan financiële) ter beschikking ten behoeve van kinderopvanginitiatieven waarvan het zelf geen organiserend bestuur is? Ja
Nee
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
O
• Een ruim publiek (iedereen die met kinder-
O
O
• Personeel van kinderopvang
O
O
O
O
(zoals voor de klusjesdienst, keuken, …)
O
O
(zoals poetsen, tuinonderhoud) in alle initiatieven
O
O
Ter beschikking stellen van infrastructuur: • Grond van de gemeente
• Gebouwen van de gemeente
• Oprichting van een spelotheek • Andere:
......................................................................
Ter beschikking stellen van materiaal: • Spelmateriaal, spelkoffers • Bedjes
• Andere:
......................................................................
Organiseren van vorming voor:
opvang bezig is: ouders, diensten, …)
• Andere:
......................................................................
Ter beschikking stellen van gemeentepersoneel PWA’ers inschakelen voor bijkomende opdrachten
2.4 Informeert het Gemeentebestuur de burger omtrent kinderopvang? O Nee O Ja Indien ja: Is het Lokaal Overleg hierbij betrokken?
Ja
Nee
O
O
Welke kanalen worden voor de verspreiding van informatie gebruikt? O Gemeentelijk informatieblad O Gemeentelijke website O Folders
O Affiches O Andere:
......................................................................
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
45
LUIK 3: Waar liggen de beleidsbevoegdheden op het vlak van kinderopvang?
3.1 Is er in het Gemeentebestuur een schepen met de specifieke titel ‘kinderopvang’ aanwezig? O Ja O Nee Indien nee, welke schepen heeft de kinderopvang onder zijn bevoegdheid? O Schepen van tewerkstelling en sociale zaken O Schepen van cultuur O Schepen van gezin
O Schepen van onderwijs O Schepen van welzijn O Andere:
......................................................................
3.2 Beschikt het Gemeentebestuur over een kinderopvangambtenaar? O Ja O Nee Indien nee, wie engageert zich voor kinderopvang? O IBO-coördinator
O een ambtenaar van sociale zaken
O een jeugd-, sport-, cultuurambtenaar O een ambtenaar van gezin en welzijn O een ambtenaar onderwijs O Andere:
......................................................................
3.3 Werd er in de gemeentebegroting van 2003 in een apart budget voorzien voor de ondersteuning van kinderopvang? O Ja O Nee
46
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
LUIK 4: Lokaal Overleg Kinderopvang Heeft de gemeente een Lokaal Overleg Kinderopvang? O Ja O Nee Indien nee: Kan je aangeven waarom er in de gemeente geen Lokaal Overleg Kinderopvang is? O Het Lokaal Overleg werd nooit opgestart. O Andere:
......................................................................
Indien ja: A. Wie vertegenwoordigt het Gemeentebestuur in het Lokaal Overleg Kinderopvang? (Hier zijn uiteraard meerdere antwoorden mogelijk.) O Schepen, specifieer welke:
......................................................................
O Gemeentelijke ambtenaar O Andere:
......................................................................
B. Voorziet het Gemeentebestuur in een ondersteuning voor het Lokaal Overleg Kinderopvang? O Ja O Nee Zo ja, op welke manier? O Het Gemeentebestuur verleent een jaarlijkse toelage voor de werking van het Lokaal Overleg Kinderopvang.
O Het Gemeentebestuur verleent een toelage in functie van specifieke doeleinden (zoals voor folders, voor het organiseren van vorming, het verzenden van uitnodigingen, verslaggeving, …).
O Het Gemeentebestuur financiert de enquête om de behoeften aan kinderopvang bij ouders en/of kinderen te peilen.
O Het Gemeentebestuur stelt personeel ter beschikking voor de werking van het Lokaal Overleg Kinderopvang (zoals het verzenden van de uitnodigingen, verslaggeving, …).
O Het Gemeentebestuur stelt personeel ter beschikking voor de verwerking van de enquête.
Alvast bedankt voor uw bereidwillige medewerking! Bijlage: begrippenkader
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
47
Begrippenkader:
Kinderdagverblijven
Crèches en peutertuinen11
Crèches
Dit zijn kinderdagverblijven die voorzien in dagopvang van kinderen voor ze naar de basisschool gaan en in de overgangsperiode tussen de kinderopvang en de basisschool. Ze kunnen, in dezelfde lokalen, kinderen uit het kleuteronderwijs buitenschools opvangen12.
Peutertuinen
Dit zijn kinderdagverblijven die voorzien in dagopvang van kinderen voor ze naar de basisschool gaan en in de overgangsperiode tussen de kinderopvang en de basisschool, en dit voor kinderen vanaf 18 maanden. Ze kunnen, in dezelfde lokalen, kinderen uit het kleuteronderwijs buitenschools opvangen13.
Diensten voor opvanggezinnen
Zij voorzien in dagopvang van kinderen in opvanggezinnen voor ze naar de basisschool gaan en in de overgangsperiode tussen de kinderopvang en de basisschool. Ze kunnen ook kinderen van de basisschool buitenschools opvangen14 . Initiatief voor Buitenschoolse Opvang. Dit initiatief richt zich specifiek en exclusief op buitenschoolse opvang van kinderen in het basisonderwijs, en met name op de volgende functies: • voor- en naschoolse opvang; • opvang op woensdagnamiddag; • opvang gedurende schoolvrije dagen en gedurende één of meer vakantieperiodes.
IBO’s
Een initiatief is ’s morgens uiterlijk om 7 uur open en ’s avonds tot minstens 18 uur. Op woensdagmiddag opent het initiatief na het beëindigen van de schooltijd. De minimumcapaciteit van een initiatief bedraagt 21 plaatsen. Deze capaciteit kan gerealiseerd worden over verschillende vestigingsplaatsen, die elk een capaciteit van minstens 8 plaatsen hebben15. Zelfstandig kinderdagverblijf
Twee of meer personen, een vereniging of instantie die op bestendige wijze zorgen voor de gelijktijdige opvang van minstens 23 kinderen16.
Zelfstandige mini-crèche
Één of meer personen, een vereniging of instantie die op bestendige wijze zorg(t)(en) voor de gelijktijdige opvang van minstens acht kinderen en maximaal 22 kinderen17.
11: Besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen (BS 19 april 2001) 12/13/14: ibidem 15: Besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van initiatieven voor buitenschoolse opvang (BS 27 april 2001) 16: Besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende regeling van de melding aan de instelling Kind en Gezin van de opvang op bestendige wijze van kinderen (BS 9 september 1997) 17: ibidem
48
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
De persoon die op bestendige wijze zorgt voor de gelijktijdige opvang van maximaal zeven kinderen beneden de twaalf jaar, eigen kinderen beneden de zes jaar meegerekend18.
Zelfstandige onthaalouder
Iedereen die bij de opvang van schoolgaande kinderen betrokken is, neemt deel aan dit overleg (vertegenwoordigers van scholen, van jeugdwerk, van alle opvanginitiatieven, van ouders, van gemeentebestuur en van het OCMW). Het heeft als opdracht: • de mogelijkheden van kinderopvang in kaart te brengen en oplossingen voor tekorten te zoeken; • kwaliteit van het opvangaanbod bespreken; • opmaak van beleidsplan van de komende jaren, men neemt hierbij alle mogelijke buitenschoolse kinderopvang mee. Niet enkel onder toezicht staan van of erkend zijn door Kind en Gezin, maar ook andere, zoals opvang door scholen, Grabbelpas, speelpleinwerking, …); • de ouders informeren over de verschillende mogelijkheden van buitenschoolse opvang die binnen de gemeente bestaan19.
Lokaal Overleg
Babyparking
Een kinderopvang waarin voorzien is aan de winkel zelf, zoals bij de Makro-vestigingen.
Kinderen met een specifieke zorg
Kinderen met een specifieke zorgbehoefte hebben door medische en/of psychische problemen meer intensieve zorg nodig. Bijvoorbeeld kinderen met een ontwikkelingsachterstand, astmapatiëntjes, …20
Flexibele opvang
Dit is kinderopvang tijdens de vroege of late uren, ’s nachts, tijdens weekends of op onregelmatige tijdstippen21.
Occasionele opvang
Dit is opvang die slechts af en toe nodig is of slechts een beperkt aantal uren22.
18: Besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende regeling van de melding aan de instelling Kind en Gezin van de opvang op bestendige wijze van kinderen (BS 9 september 1997) 19: Handleiding Lokaal Overleg, Verklarende woordenlijst p. 27 20: Handleiding Lokaal Overleg, Verklarende woordenlijst p. 28 21: ibidem p. 27 22: Handleiding Lokaal Overleg, Verklarende woordenlijst p. 28
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
49
Bijlage 2:
HET LOKAAL KINDEROPVANGBELEID WELKE INITIATIEVEN ONDERNEEMT EEN OCMW BINNEN HET RUIME DOMEIN VAN DE KINDEROPVANG?
“Kind en Gezin wil, samen met haar partners, voor elk kind, waar en hoe het ook geboren is of opgroeit, zoveel mogelijke kansen creëren.” Met deze missie maakt Kind en Gezin duidelijk dat het kind op een centrale plaats dient te staan. Als we het over kinderen hebben, wordt daar bijna automatisch kinderopvang aan verbonden. Kind en Gezin heeft reeds een duidelijk beeld van het formele opvanglandschap in Vlaanderen (dit zijn de kinderdagverblijven, de diensten voor opvanggezinnen, de zelfstandige opvangvormen en de buitenschoolse opvang). Kind en Gezin weet ook dat in het kader van het gemeentelijk beleid tal van andere initiatieven genomen worden die de kinderopvang binnen de gemeente ten goede komen. Met bijgevoegde vragenlijst willen we graag deze extra inspanningen van het OCMW zichtbaar maken. De vragenlijst is onderverdeeld in de volgende vier luiken: • LUIK 1 gaat na of het OCMW zelf een of andere vorm van kinderopvang organiseert. De vragen worden gesteld voor de verschillende opvangvormen. Daar waar relevant wordt het onderscheid gemaakt tussen enerzijds dagopvang en anderzijds buitenschoolse opvang. Met dit luik willen we vooral een zicht krijgen op wat de extra initiatieven zijn die een OCMW neemt ten aanzien van de formele opvang. • LUIK 2 bevraagt of het OCMW naast het organiseren van kinderopvang nog andere initiatieven onderneemt ten behoeve van de kinderopvang. Bijvoorbeeld het ter beschikking stellen van financiële middelen, van infrastructuur, van materiaal en dergelijke meer. • LUIK 3 voorziet in vragen over de beleidsbevoegdheden. • LUIK 4 behandelt vragen omtrent het Lokaal Overleg Kinderopvang.
Hierbij willen wij u alvast bedanken voor uw bereidwillige medewerking!
Will Verniest Afdelingshoofd Kinderopvang
50
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
Identificatiegegevens: Gemeente/Stad
......................
Contactpersoon
......................
Telefoon
...................................
E–mailadres
............................
Gelieve de ingevulde vragenlijst zo vlug mogelijk terug te sturen naar: Kind en Gezin t.a.v. Sylvia Walravens Hallepoortlaan 27 1060 Brussel Alle begrippen opgenomen in de vragenlijst zullen ter verduidelijking op het einde omschreven worden in een verklarende woordenlijst.
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
51
LUIK 1: Organiseert het OCMW zelf initiatieven die een of andere opvangfunctie vervullen? Met andere woorden is het OCMW zelf organiserend bestuur van kinderopvang?
1.4 BASISAANBOD In dit onderdeel bevragen we het basisaanbod kinderopvang. Het basisaanbod bestaat uit de kinderdagverblijven, de buitenschoolse opvang in aparte lokalen van een kinderdagverblijf, de diensten voor opvanggezinnen, de mini-crèches, de zelfstandige kinderdagverblijven, de initiatieven voor buitenschoolse opvang en de opvang binnen de schoolmuren. Daar waar relevant, maken we nog de opdeling tussen dagopvang en buitenschoolse opvang. In dit luik willen we vooral een zicht krijgen op datgene wat buiten het formele opvanglandschap gebeurt. De verschillende extra inspanningen die door het Gemeentebestuur geleverd kunnen worden, willen we graag in kaart brengen.
1.4.1 Kinderdagverblijven (KDV, erkend door Kind en Gezin) Is het OCMW organiserend bestuur van een KDV? O Nee O Ja Indien ja: Draagt het OCMW bij in de personeelskosten van het KDV? (bovenop de enveloppenfinanciering van Kind en Gezin) Ja O Nee O Draagt het OCMW bij in de werkingskosten van het KDV? (bovenop de enveloppenfinanciering van Kind en Gezin) Ja O Nee O Draagt het OCMW de infrastructuurkosten van het KDV? Nee O Ja O Zo ja, draagt het die kosten O volledig? O gedeeltelijk? Zijn er andere subsidiekanalen, andere dan Kind en Gezin, die worden aangesproken om de kosten van het KDV te financieren (zoals Gemeentefonds en Stedenfonds – VIPA – EFRO – …)? Zo ja, welke? ...............................................
1.4.2 Buitenschoolse opvang in aparte lokalen van een KDV (BOKDV’s) Is het OCMW organiserend bestuur van BOKDV? O Nee O Ja
52
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
Indien ja: Draagt het OCMW nog bijkomende kosten van de BOKDV? Ja O Nee O Zijn er andere subsidiekanalen, andere dan Kind en Gezin, die worden aangesproken om de kosten van de BOKDV te financieren? Zo ja, welke? ...............................................
1.4.3 Diensten voor opvanggezinnen (DVO, erkend door Kind en Gezin) Is het OCMW organiserend bestuur van een DVO? O Nee O Ja Indien ja: Draagt het OCMW bij in de personeelskosten van de DVO? (bovenop de enveloppenfinanciering van Kind en Gezin) Ja O Nee O Draagt het OCMW bij in de werkingskosten van de DVO? (bovenop de enveloppenfinanciering van Kind en Gezin) Ja O Nee O Draagt het OCMW de infrastructuurkosten van de DVO? Nee O Ja O Zo ja, draagt het die kosten O volledig? O gedeeltelijk? Zijn er andere subsidiekanalen, andere dan Kind en Gezin, die worden aangesproken om de kosten van de DVO te financieren (zoals Gemeentefonds en Stedenfonds – VIPA – EFRO – …)? Zo ja, welke? ............................................... ...............................................
1.4.4 Mini-crèche (MC, attest van toezicht van Kind en Gezin) A. Is het OCMW organiserend bestuur van een MC die dagopvang23 aanbiedt? O Nee O Ja Indien ja: Draagt het OCMW bij in de personeelskosten van de MC? Ja O Nee O 23: Opvang van niet-schoolgaande kinderen van 0 tot 3 jaar
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
53
Draagt het OCMW bij in de werkingskosten van de MC? Ja O Nee O Draagt het OCMW de infrastructuurkosten van de MC? Nee O Ja O Zo ja, draagt het die kosten O volledig? O gedeeltelijk? Zijn er andere subsidiekanalen, andere dan de kostenvergoeding van Kind en Gezin, die worden aangesproken om de kosten van de MC te financieren (zoals Gemeentefonds en Stedenfonds – VIPA – EFRO – …)? Zo ja, welke? ...............................................
B. Biedt deze MC, naast dagopvang, ook buitenschoolse opvang24 aan? O Nee O Ja C. Is het OCMW organiserend bestuur van een MC die uitsluitend buitenschoolse opvang aanbiedt? O Nee O Ja Indien ja: Draagt het OCMW bij in de personeelskosten van de MC? Ja O Nee O Draagt het OCMW bij in de werkingskosten van de MC? Ja O Nee O Draagt het OCMW de infrastructuurkosten van de MC? Nee O Ja O Zo ja, draagt het die kosten O volledig? O gedeeltelijk? Zijn er andere subsidiekanalen, andere dan de kostenvergoeding van Kind en Gezin, die worden aangesproken om de kosten van de MC te financieren (zoals Gemeentefonds en Stedenfonds – VIPA – EFRO – …)? Zo ja, welke? ...............................................
1.4.5 Zelfstandig kinderdagverblijf (ZKDV, attest van toezicht van Kind en Gezin) A. Is het OCMW organiserend bestuur van een ZKDV dat dagopvang aanbiedt? O Nee O Ja
24: Opvang van schoolgaande kinderen van 2,5 tot 3 jaar
54
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
Indien ja: Draagt het OCMW bij in de personeelskosten verbonden aan het ZKDV? Ja O Nee O Draagt het OCMW bij in de werkingskosten verbonden aan het ZKDV? Ja 0 Nee 0 Draagt het OCMW de infrastructuurkosten van het ZKDV? Nee O Ja O Zo ja, draagt het die kosten O volledig? O gedeeltelijk? Zijn er andere subsidiekanalen, andere dan de kostenvergoeding van Kind en Gezin, die worden aangesproken om de kosten van het ZKDV te financieren (zoals Gemeentefonds en Stedenfonds – VIPA – EFRO – …)? Zo ja, welke? ...............................................
B. Biedt dit ZKDV, naast dagopvang, ook buitenschoolse opvang aan? O Ja O Nee C. Is het OCMW organiserend bestuur van een ZKDV dat uitsluitend buitenschoolse opvang aanbiedt? O Nee O Ja Indien ja: Draagt het OCMW bij in de personeelskosten verbonden aan het ZKDV? Ja O Nee O Draagt het OCMW bij in de werkingskosten verbonden aan het ZKDV? Ja O Nee O Draagt het OCMW de infrastructuurkosten van het ZKDV? Nee O Ja O Zo ja, draagt het die kosten O volledig? O gedeeltelijk? Zijn er andere subsidiekanalen, andere dan de kostenvergoeding van Kind en Gezin, die worden aangesproken om de kosten van het ZKDV te financieren (zoals Gemeentefonds en Stedenfonds – VIPA – EFRO – …)? Zo ja, welke? ...............................................
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
55
1.4.6 Initiatieven voor Buitenschoolse Opvang (IBO’s, erkend door Kind en Gezin) Is het OCMW organiserend bestuur van een IBO? O Nee O Ja Indien ja: Draagt het OCMW bij in de personeelskosten van het IBO (bovenop de subsidiëring door Kind en Gezin en/of FCUD25)? Ja O Nee O Draagt het OCMW bij in de werkingskosten van het IBO (bovenop de subsidiëring door Kind en Gezin en/of FCUD)? Ja O Nee O Draagt het OCMW de infrastructuurkosten voor het IBO? Nee O Ja O Zo ja, draagt het die kosten O volledig? O gedeeltelijk? Zijn er andere subsidiekanalen, andere dan Kind en Gezin en/of FCUD, die worden aangesproken om de kosten te financieren (zoals Gemeentefonds en Stedenfonds – VIPA – EFRO – …)? Zo ja, welke? ...............................................
1.4.7 Opvang binnen de schoolmuren26 Organiseert het OCMW opvang binnen de schoolmuren van een gemeenteschool? O Nee O Ja Indien ja: Draagt het OCMW de personeelskosten voor de opvang binnen de schoolmuren? Nee O Ja O Zo ja, draagt het die kosten O volledig? O gedeeltelijk? Draagt het OCMW de werkingskosten voor de opvang binnen de schoolmuren? Nee O Ja O Zo ja, draagt het die kosten O volledig? O gedeeltelijk? Zijn er andere subsidiekanalen die worden aangesproken om de kosten verbonden aan de opvang binnen de schoolmuren te financieren (zoals Gemeentefonds en Stedenfonds – VIPA – EFRO – …)? Zo ja, welke? ...............................................
25: Het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten 26: D.w.z. opvang op school, niet gesubsidieerd als IBO
56
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
1.5 VERRUIMD AANBOD Door de vraag naar de flexibele inzet van arbeidskrachten is er naast basisopvang steeds meer nood aan een verruimd opvangaanbod. In dit gedeelte willen we een zicht krijgen op datgene waarin een OCMW aan extra aanbod voorziet. Let wel: meerdere antwoorden zijn mogelijk! 9. Organiseert het OCMW opvang vóór 7u en na 18u? O Nee O Ja Indien ja, via welke opvangvormen27? KDV DVO MC ZKDV O O O O Andere O Welke:
IBO O
Opvang binnen de schoolmuren O
......................................................................
10. Organiseert het OCMW opvang tijdens het weekend? O Nee O Ja Indien ja, via welke opvangvormen? KDV DVO MC ZKDV O O O O
IBO O
Andere O Welke:
......................................................................
11. Organiseert het OCMW opvang van zieke kinderen? O Nee O Ja Indien ja, via welke opvangvormen? KDV DVO MC ZKDV O O O O
IBO O
Andere O Welke:
......................................................................
12. Organiseert het OCMW opvang verbonden aan winkelcentra (“babyparking”)? O Nee O Ja Indien ja, welke?
......................................................................
13. Organiseert het OCMW middagopvang? (onder middagopvang verstaan we opvang van schoolgaande kinderen tijdens de middagpauze) O Nee O Ja Indien ja, welke?
......................................................................
27: KDV = kinderdagverblijf, DVO = dienst voor opvanggezinnen, MC = minicrèche, ZKDV = zelfstandig kinderdagverblijf, IBO = initiatief voor buitenschoolse opvang
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
57
14. Organiseert het OCMW nachtopvang? O Nee O Ja Indien ja, via welke opvangvormen? KDV DVO MC ZKDV O O O O
Andere O Specifieer welke (bv. kinderhotel): .............................................................
15. Organiseert het OCMW urgente opvang? (onder urgente opvang verstaan we de onverwachte nood aan opvang van korte duur) O Nee O Ja Indien ja, via welke opvangvormen? KDV DVO MC ZKDV O O O O
Andere O Welke?
......................................................................
16. Organiseert het OCMW opvang van kinderen met een specifieke zorg? O Nee O Ja Indien ja, via welke opvangvormen? KDV DVO MC ZKDV O O O O
IBO O
Andere O Welke?
......................................................................
17. Doet het OCMW een beroep op bepaalde subisidiekanalen om de kosten van het verruimde aanbod te financieren? O Nee O Ja Indien ja, welke? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
1.6 ANDERE INITIATIEVEN Organiseert het OCMW andere initiatieven voor de doelgroep 2,5- tot 12-jarigen? O Nee => Ga verder met luik 2 op de volgende pagina. O Ja => Duid aan welke initiatieven dit dan zijn: OCMW Sportkampen
O
Taalkampen
O
Speelpleinwerking
O
Grabbelpas (voor kinderen van 6 tot 12 jaar) Muziekacademie
O
Tekenacademie
O
Busvervoer (bijvoorbeeld van school naar sportkamp) Andere:
58
O
O
....................................................................................
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
LUIK 2: Wat doet het OCMW naast het organiseren van kinderopvang? Op welke andere manieren investeert het OCMW in kinderopvang naast de kinderopvang die het zelf organiseert? Het OCMW kan ondermeer een extra subsidie, materiaal of infrastructuur ter beschikking stellen van een opvanginitiatief. Duid aan in de volgende vragen wat dit juist voor uw OCMW inhoudt.
2.5 Stelt het OCMW een financiële toelage ter beschikking voor kinderopvanginitiatieven waarvan het zelf geen organiserend bestuur is? O Nee => Ga verder met vraag 2.2. O Ja Indien ja: A. Voor welke initiatieven doet het dit dan? (Er zijn meerder antwoorden mogelijk!) O O O O O O O O O O
Kinderdagverblijven Diensten voor opvanggezinnen IBO’s BOKDV’s Zelfstandig kinderdagverblijf Mini-crèche Zelfstandige onthaalouders Subsidies voor voor- en naschoolse opvang georganiseerd in scholen Subsidies voor opvang van kinderen met een specifieke zorg Andere, specifieer welke: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
B. In welke vorm wordt deze financiële toelage dan verleend? O O
Een vast bedrag met de vrijheidskeuze van besteding Een gegeven bedrag voor welbepaalde doeleinden Voor welke doeleinden kan dit dan zijn? O O O O O O O
Subsidies voor vorming van zowel personeel, onthaalmoeders als ouders Subsidies voor projecten ter verbetering van kwaliteit Huursubsidie Tussenkomst in de leninglast Subsidies voor poetsdienst Subsidies voor tuinonderhoud Andere, specifieer welke: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
2.6 Voorziet het OCMW in een tegemoetkoming ten aanzien van ouders voor vakantieactiviteit? O Nee O Ja Indien ja, op welke manier?
......................................................................
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
59
2.7 Stelt het OCMW nog andere middelen (andere dan financiële) ter beschikking ten behoeve voor kinderopvanginitiatieven waarvan het zelf geen organiserend bestuur is? Ter beschikking stellen van infrastructuur: • Grond • Gebouwen • Oprichting van een spelotheek • Andere: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ter beschikking stellen van materiaal: • Spelmateriaal, spelkoffers • Bedjes • Andere: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Organiseren van vorming voor: • Een ruim publiek (iedereen die met kinderopvang bezig is: ouders, diensten, …) • Personeel van kinderopvang • Andere: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ter beschikking stellen van OCMW-personeel (zoals voor de klusjesdienst, keuken, …) PWA’ers inschakelen voor bijkomende opdrachten (zoals poetsen, tuinonderhoud) in alle initiatieven
Ja
Nee
O O O O
O O O O
O O O
O O O
O
O
O O O
O O O
O
O
Ja O
Nee O
2.8 Informeert het OCMW de burger omtrent kinderopvang? O Nee O Ja Indien ja: Is het Lokaal Overleg hierbij betrokken? Welke kanalen worden voor de verspreiding van informatie gebruikt? O O O O O
60
Gemeentelijk informatieblad Gemeentelijke website Folders Affiches Andere: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
LUIK 3: Waar liggen de beleidsbevoegdheden op het vlak van kinderopvang?
3.4 Is kinderopvang een kernactiviteit van het OCMW? O Ja O Nee
3.5 Is de bevoegdheid “Kinderopvangbeleid” toegewezen aan een lid van het vast bureau van het OCMW? O Ja O Nee
3.6 Beschikt het OCMW over een kinderopvangambtenaar? O Ja O Nee
3.7 Werd in de OCMW-begroting van 2003 in een apart budget voorzien voor de ondersteuning van kinderopvang? O Ja O Nee
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
61
LUIK 4: Lokaal Overleg Kinderopvang Heeft de gemeente een Lokaal Overleg Kinderopvang? O Ja O Nee Indien nee: Kan je dan aangeven waarom in de gemeente geen Lokaal Overleg Kinderopvang werd opgestart? O Het Lokaal Overleg werd nooit opgestart O Andere:
......................................................................
Indien ja: A. Wie vertegenwoordigt het OCMW in het Lokaal Overleg Kinderopvang? ...............................................
B. Voorziet het OCMW in een ondersteuning voor het Lokaal Overleg Kinderopvang? O Nee O Ja Indien ja: op welke manier? O O O O O
Het OCMW verleent een jaarlijkse toelage voor de werking van het Lokaal Overleg Kinderopvang. Het OCMW verleent een toelage in functie van specifieke doeleinden (zoals voor folders, voor het organiseren van vorming, het verzenden van uitnodigingen, verslaggeving, ...). Het OCMW financiert de enquête om de behoeften aan kinderopvang bij ouders en/ of kinderen te peilen. Het OCMW stelt personeel ter beschikking voor de werking van het Lokaal Overleg Kinderopvang (zoals het verzenden van de uitnodigingen, verslaggeving, ...). Het OCMW stelt personeel ter beschikking voor de verwerking van de enquête.
Alvast bedankt voor uw bereidwillige medewerking! Bijlage: begrippenkader
62
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
Begrippenkader:
Kinderdagverblijven
Crèches en peutertuinen28
Crèches
Dit zijn kinderdagverblijven die voorzien in dagopvang van kinderen voor ze naar de basisschool gaan en in de overgangsperiode tussen de kinderopvang en de basisschool. Ze kunnen, in dezelfde lokalen, kinderen uit het kleuteronderwijs buitenschools opvangen29.
Peutertuinen
Dit zijn kinderdagverblijven die voorzien in dagopvang van kinderen voor ze naar de basisschool gaan en in de overgangsperiode tussen de kinderopvang en de basisschool, en dit voor kinderen vanaf 18 maanden. Ze kunnen, in dezelfde lokalen, kinderen uit het kleuteronderwijs buitenschools opvangen30.
Diensten voor opvanggezinnen
Zij voorzien in dagopvang van kinderen in opvanggezinnen voor ze naar de basisschool gaan en in de overgangsperiode tussen de kinderopvang en de basisschool. Ze kunnen ook kinderen van de basisschool buitenschools opvangen31. Initiatief voor Buitenschoolse Opvang. Dit initiatief richt zich specifiek en exclusief op buitenschoolse opvang van kinderen in het basisonderwijs, en met name op de volgende functies:
IBO’s
• voor- en naschoolse opvang; • opvang op woensdagnamiddag; • opvang gedurende schoolvrije dagen en gedurende één of meer vakantieperiodes. Een initiatief is ’s morgens uiterlijk om 7 uur open en ’s avonds tot minstens 18 uur. Op woensdagmiddag opent het initiatief na het beëindigen van de schooltijd. De minimumcapaciteit van een initiatief bedraagt 21 plaatsen. Deze capaciteit kan gerealiseerd worden over verschillende vestigingsplaatsen, die elk een capaciteit van minstens 8 plaatsen hebben32.
Zelfstandig kinderdagverblijf
Twee of meer personen, een vereniging of instantie die op bestendige wijze zorgen voor de gelijktijdige opvang van minstens 23 kinderen33.
Zelfstandige mini-crèche
Één of meer personen, een vereniging of instantie die op bestendige wijze zorg(t)(en) voor de gelijktijdige opvang van minstens acht kinderen en maximaal 22 kinderen34 .
28: Besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen (BS 19 april 2001) 29/30/31: ibidem 32: Besluit van de Vlaamse regering van 23 februari 2001 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van initiatieven voor buitenschoolse opvang (BS 27 april 2001) 33: Besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende regeling van de melding aan de instelling Kind en Gezin van de opvang op bestendige wijze van kinderen (BS 9 september 1997) 34: ibidem
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
63
Zelfstandige onthaalouder
De persoon die op bestendige wijze zorgt voor de gelijktijdige opvang van maximaal zeven kinderen beneden de twaalf jaar, eigen kinderen beneden de zes jaar meegerekend35. Iedereen die bij de opvang van schoolgaande kinderen betrokken is, neemt deel aan dit overleg (vertegenwoordigers van scholen, van jeugdwerk, van alle opvanginitiatieven, van ouders, van gemeentebestuur en van het OCMW). Het heeft als opdracht: • de mogelijkheden van kinderopvang in kaart te brengen en oplossingen voor tekorten te zoeken; • kwaliteit van het opvangaanbod bespreken; • opmaak van beleidsplan van de komende jaren, men neemt hierbij alle mogelijke buitenschoolse kinderopvang mee. Niet enkel onder toezicht staan van of erkend zijn door Kind en Gezin, maar ook andere, zoals opvang door scholen, Grabbelpas, speelpleinwerking, …); • de ouders informeren over de verschillende mogelijkheden van buitenschoolse opvang die binnen de gemeente bestaan36.
Lokaal Overleg
35: 36: 37: 38: 39:
Babyparking
Een kinderopvang waarin voorzien is aan de winkel zelf, zoals bijvoorbeeld bij de Makro-vestigingen.
Kinderen met een specifieke zorg
Kinderen met een specifieke zorgbehoefte hebben door medische en/of psychische problemen meer intensieve zorg nodig. Bijvoorbeeld kinderen met een ontwikkelingsachterstand, astmapatiëntjes, …37
Flexibele opvang
Dit is kinderopvang tijdens de vroege of late uren, ’s nachts, tijdens weekends of op onregelmatige tijdstippen38.
Occasionele opvang
Dit is opvang die slechts af en toe nodig is of slechts een beperkt aantal uren39.
Besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende regeling van de melding aan de instelling Kind en Gezin van de opvang op bestendige wijze van kinderen (BS 9 september 1997) Handleiding Lokaal Overleg, Verklarende woordenlijst p. 27 Handleiding Lokaal Overleg, Verklarende woordenlijst p. 28 ibidem p. 27 Handleiding Lokaal Overleg, Verklarende woordenlijst p. 28
64
Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
Overname met bronvermelding toegestaan.
Bespreking van de resultaten van de bevraging bij de lokale besturen
Verantwoordelijke uitgever: Lieven Vandenberghe - Hallepoortlaan 27 - 1060 Brussel
Vlaamse openbare instelling
66
[email protected] Kinderopvang en vrijetijdsactiviteiten www.kindengezin.be
02/2005
Kind en Gezin Hallepoortlaan 27 1060 BRUSSEL Tel.: 02 533 12 11 Fax: 02 544 03 10
D/2005/4112/1
��������������